Een goede orthodontist heeft een goede restauratieve tandarts nodig

Een goede orthodontist heeft een goede restauratieve tandarts nodig

Vaak gaan orthodontie en restauratieve tandheelkunde hand in hand. Het is belangrijk dat de (restauratief)tandarts weet wat de orthodontist kan en dat de orthodontist weet wat de tandarts wil. Verslag van de lezing van dr. Domingo Martin, orthodontist, en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over hun manier van werken.

Bij behandeling van patiënten met complexe gebitsmutilaties heb je alle tandheelkundige disciplines nodig om tot een goed behandelresultaat te komen. Vaak gaan de orthodontie en de restauratieve tandheelkunde hierbij hand in hand. Het is belangrijk dat de (restauratief)tandarts weet wat de orthodontist kan en dat de orthodontist weet wat de tandarts wil. Verslag van de lezing van dr. Domingo Martin, orthodontist, en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over hun manier van werken.

Dr. Domingo Martin

Belang van teamwork voor slagen behandeling

Teamwork is enorm belangrijk om een behandeling te laten slagen. Het is van belang om bij een patiënt zowel de functie als de esthetiek te beoordelen. Als er alleen naar esthetiek gekeken wordt, focust men zich vaak op de voorste zes elementen.  Patiënten zien alleen de esthetiek, maar esthetiek zonder functie is altijd een faillure.  Dr. Domingo en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, werken 200 kilometer uit elkaar, maar werken veelvuldig samen. Dit werkt omdat mensen tegenwoordig bereid zijn om afstand af te leggen als ze daarvoor een betere kwaliteit krijgen.

Tijdens de lezing spraken ze het protocol waarvan zij gebruik maken in hun samenwerking. Beiden hebben hun eigen protocol, maar ze komen altijd samen voor de behandeling.

Dr. Maria Jesus Prevedo

Situatie begrijpen

Het is van belang om bij een nieuwe patiënt niet alleen naar de elementen te kijken, maar ook naar het grotere plaatje. Kijk naar hoe de elementen in de mond staan, hoe de mond in het gezicht staat, het gezicht in het gehele hoofd en uiteindelijk zelfs naar het hoofd ten opzichte van het lichaam. Bekijk het gehele systeem en kijk dus niet alleen naar de voorste zes elementen.
We moeten naar de functie kijken en hiervoor moeten we een aantal vragen stellen:
De eerste vraag: wat is de hoofdklacht? Wat is de reden van het bezoek?
Dit moeten we weten om de patiënt uiteindelijk tevreden te kunnen stellen. We moeten weten of hij pijn heeft en zo ja, waar die pijn precies zit.

Daarna moeten we onszelf drie vragen stellen:

  • Wat is er gebeurd?
  • Waarom gebeurt het?
  • Hoe kunnen we de situatie veranderen?

We moeten de situatie eerst begrijpen voordat we de problemen kunnen aanpakken. Doen we dit niet, dan behalen we alleen korte termijn resultaten, terwijl we juist zoeken naar een oplossing voor de lange termijn.

We bespreken de casus van Eduardo

Eduardo’s hoofdklacht is last hebben van zijn nek. Hij loopt veel triatlons en denkt zelf dat het hierdoor komt. Hij is meerdere malen naar de fysiotherapeut geweest hiervoor.

We beginnen met de eerste vraag: wat gebeurt hier?

Op de gemaakte portret foto’s is duidelijk te zien dat Eduardo zijn hoofd scheef houdt. Hierdoor staat zijn ene oog hoger dan de andere en staan zijn lippen scheef.  En niet alleen zijn hoofd staat scheef, maar ook zijn schouders lopen niet gelijk. Dit is een van de eerste dingen die we aan moeten pakken: de spieren moeten behandeld worden, zodat de nek ten opzichte van de nekwervels weer in de juiste positie komt te staan.

Daarnaast zien we dat de ene kant van het gezicht meer ontwikkeld is dan de andere kant. Het zou kunnen zijn dat hij niet helemaal symmetrisch is. Het kan ook dat dit komt doordat zijn hoofd wat geroteerd en geïnclineerd staat.
Bij een foto vanaf sagittaal zien we dat zijn hoofd ten opzichte van zijn nek naar voren staat. Hierdoor worden de spieren van de nek en schouders veel zwaarder belast: wel tot tien keer zo zwaar!

Als de positie van het hoofd in kaart gebracht is, gaan we verder naar de elementen. Hoeveel dental show is er in rust en met lachen? Hoeveel gingiva is er zichtbaar? Is de lach symmetrisch? Bij Eduardo blijkt dat hij veel meer gingiva toont met lachen aan de ene kant dan aan de andere kant.

Daarna gaan we verder naar intra-oraal. We kijken naar de proporties van de tanden. Er is in dit geval duidelijk slijtage zichtbaar.  Er wordt gekeken naar de occlusie: hier een klasse 2 occlusie met een midline shift en daarnaast een kruisbeet rechts. De tandboog vanaf occlussaal wordt beoordeeld.
Er worden vervolgens modellen gemaakt welke in CR (centrale relatie) in de articulator gezet worden.
Dan wordt er gekeken naar de functie. Hoe bewegen de kaken ten opzichte van elkaar. We zien dat er bij protrusie posterieure interferenties zijn. Ook bij articuleren naar links en naar rechts zijn er interferenties en is er geen disclusie in de zijdelingse delen. Dit lijkt de oorzaak te zijn van de slijtage en zorgt ervoor dat er geen goede functie meer aanwezig is.
De verticale relatie in MO (maximale occlusie)  wordt vergelijken met de CR. Hiertussen is één millimeter verschil.

De volgende vraag die beantwoord moet worden is: waarom gebeurt dit?

Hiervoor gaan we verder onderzoek doen. We palperen de spieren en het blijkt dat deze flink samentrekken en niet op de juiste manier functioneren. Bij verschillende bewegingen wordt beoordeeld hoeveel pijn dit opwekt en zo zoeken we naar de spieren die betrokken zijn.
Er wordt altijd een CBCT gemaakt om de craneomandibulaire structuren te beoordelen. Hieruit kan vervolgens een OPT en een Ceph gehaald worden.

Op de CBCT van Eduardo is terug te zien dat zijn hoofd geroteerd en geïnclineerd staat. De condyli worden beoordeeld om in te schatten of er TMD klachten aanwezig zijn. De condyli staan in dit geval op de juiste plek, waardoor geconcludeerd kan worden dat de klachten voornamelijk spier gerelateerd zijn. Wel is te zien dat de condylus links iets lager staat dan rechts, maar dit is te verklaren door de schuine positie van het hoofd. Daarnaast zien we dat het neusseptum scheef staat. Dit kan gerelateerd zijn aan de functie, omdat dit obstructie van de luchtweg geeft.

In het geval van het verkrijgen van een goede functie en goede esthetiek is het van belang om van achter naar voren te werken. Daarom moet ook de ruggengraad op de CBCT staan. Eerst moet het hoofd en de nek gestabiliseerd worden, eventueel met behulp van een fysiotherapeut en osteopaat die ook in het behandelteam zitten. Als de nek en het hoofd niet stabiel zijn dan is het gebit dit ook niet. Daarom wordt het volledige hoofd-halsgebied beoordeeld en ook het craniale deel van de nek.

Uiteindelijk volgt de vraag: hoe kunnen we dit veranderen?

Hiervoor moeten we terug naar de juiste positie van het hoofd en van de nek. Hiermee zorgen we dat hij pijnvrij is. Daarna gaan we het gebit behandelen.

Een belangrijke stap hierbij is splint- en fysiotherapie.  Hiermee wordt de positie van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak veranderd en daarmee ook de positie van de condylus.

Als dit achter de rug is, staat het hoofd weer op de juiste (rechte) positie. Eduardo is pijnvrij en heeft geen last meer van zijn nek en schouders. Op deze manier is het veel makkelijker om de elementen mooi te krijgen.

Dit alles behoort tot de diagnostische fase. Vervolgens wordt de patiënt naar de orthodontist gestuurd.

Dr. Domingo Martin

Bij de orthodontische behandeling wordt de verkeerde beet aangepakt. De occlusie die er nu is, is al veranderd ten opzichte van de begin situatie door het dragen van de splint. Het is belangrijk dat patiënten goed ingelicht worden voordat ze starten met deze splint therapie. Het doel is het stabiliseren van de condylus in de juiste positie, maar er zijn ook bijkomstigheden zoals een open beet. Daarnaast moeten we oppassen dat de patiënt niet te asymmetrisch wordt door het dragen van de splint. Dit kan als gevolg hebben dat er orthognatische chirurgie nodig is. De risico’s met betrekking tot het dragen van de splint moeten van te voren goed uitgelegd worden.

Esthetische analyse

Dr. Domingo begint met de esthetische analyse. Hij kijkt naar de gebitselementen en de lippen. Eduardo is iets lipincompetent en er is sprake van lichte faciale asymmetrie. Dit ontstaat als de mandibula scheef groeit. De maxilla groeit dan automatisch scheef mee. Zijn onderste 1/3 deel van zijn gelaat is iets langer. Er is lichte hypoplasie van de maxilla en ook de mandibula ligt iets terug. In de regio van Spanje waar dr. Domingo Martin en dr. Maria Jesus Prevedo werken, komt dit veel voor. Het gevolg is een dunne en vlakke bovenlip. Zowel onder- als bovenlip liggen ten opzichte van de lijn subnasale iets terug.

Breedte van de maxilla en mandibla

De breedte van de maxilla en mandibla wordt gemeten. Hieruit kan afgeleid worden of een kaak verbreed moet worden. Om een juiste interdigitatie te krijgen weten we dat de maxilla drie tot vijf millimeter breder moet zijn. In het geval van Eduardo zijn maxilla en mandibulla ongeveer even breed en dus zal de maxilla verbreed moeten worden.

Uit de Ceph blijkt dat er geen skelataal probleem is. De nekpositie is ook goed te beoordelen en daarnaast wordt aandacht gegeven aan de luchtweg. Als de luchtweg vernauwd is, worden er extra testen gedaan en vragen gesteld. Zo kunnen eventuele patiënten met apneu problemen eruit gefilterd worden.
Verder blijkt dat er sprake is van een klasse II occlusie rechts en klasse I occlusie links. Er is slijtage aanwezig en de gingivalijn is niet optimaal. Er is een kruisbeet zichtbaar, de elementen zijn iets aan de kleine kant en er is een midline shift.

Esthetische veranderingen

Dr. Domingo is van mening dat het behandelen van volwassenen nooit een 100% tevreden patiënt oplevert mits je ook iets veranderd aan de gebitselementen zelf. De patiënten zijn op zoek naar esthetische veranderingen. Niet alleen willen ze de elementen netjes hebben staan, maar ze willen vaak ook de morfologie en de kleur van de elementen veranderd zien. De elementen moeten de juiste proporties hebben. Daarom past hij ook altijd de voorste vier elementen aan, zodat de tanden breder en langer worden en iets witter.

Daarom lijnt hij de gingiva op, maar laat ook ruimtes open om de tanden te verbreden en te verlengen. Dit is ook van belang voor de juiste overbeet en de juiste wisselwerking tussen functie en esthetiek. Het materiaal wat hij hier meestal voor gebruikt is composiet. Door de juiste positie van de condylus slijt dit niet zo veel als verwacht. Daarom wordt er altijd voor de behandeling splinttherapie toegepast.

In het geval van Eduardo is het nodig om de bovenkaak drie tot vijf millimeter te verbreden. Orthodontisch kan dit maar één millimeter. Daarom zal dit middels een corticotomie plaats moeten vinden. Hierbij is het mogelijk om 1,5 mm per kant te winnen. In dit geval is dat net voldoende.

Bij Eduardo wordt ook een implantaat geplaatst regio 16. De orthodontist bepaalt waar het implantaat geplaatst moet worden. In het geval van Eduardo wil hij het implantaat zo veel mogelijk buccaal hebben. Zo kan hij het implantaat gebruiken om de maxilla breder maken. Implantaten zijn perfect om orthodontische krachten op uit te oefenen.  De positionering van het implantaat wordt bepaald middels 3D-scans .

Juiste kauwbewegingen

Na het dragen van de splint, staat de condylus op de juiste plek en hierdoor is het weer mogelijk om de juiste kauwbewegingen te maken. Van origine zijn wij gemaakte om verticale kauwbewegingen te maken en niet horizontaal. Alleen op het moment dat er posterieure contacten, slijtage of andere interferenties zijn, gaan we horizontale kauwbewegingen maken. Om deze horizontale kauwbewegingen uit te voeren moeten we veel grotere bewegingen maken, met daarbij een veel groter risico op eventuele TMD-achtige klachten.

De splint zorgt er voor dat de juiste kauwbewegingen weer mogelijk zijn. Alleen klopt de occlusie niet meer op het moment dat de patiënt stopt met het dragen van de splint. Dit wordt in het geval van Eduardo orthodontisch aangepast.

Het is belangrijk om tijdens de orthodontie de condylus in de juiste positie te behouden. Dit kan gedaan worden door de patiënten een splint in de bovenkaak te laten dragen, terwijl de orthodontische behandeling in de onderkaak wordt uitgevoerd.

Splint/bijtplaat

Nadat de orthodontie in de onderkaak voor het grootste deel is uitgevoerd, wordt een splint/bijtplaat voor in de onderkaak gemaakt en wordt de orthodontie in de bovenkaak uitgevoerd. Het implantaat regio 16 wordt wederom gebruikt in de orthodontische behandeling. Nu om te distaliseren. Daarna worden alle elementen in de bovenkaak opgelijnd.  Vervolgens wordt de juiste manier van dicht bijten mogelijk gemaakt middels een soort bijtblokjes. Hierdoor is er aan beide kanten even veel contact. Dit is het moment om de cortocotomie uit te voeren. Het duurt ongeveer drie maanden om het maximale resultaat te bereiken. Dit wordt gedaan middels kruisbeet elastieken en een dikke draad.

Tijdelijke opbouw

Vervolgens worden de ruimtes in de bovenkaak geopend en gaat de patiënt naar dr. Maria Jesus Prevedo. De brackets worden van de vier incisieven afgehaald. Zij maakt een tijdelijke opbouw om ook de occlusie te bepalen. Nadat de orthodontie volledig afgerond is, komt de patiënt terug voor de definitieve opbouw.

Op het moment dat de definitieve opbouw gemaakt wordt, staan zowel de condylus als de elementen precies op de goede plek, waardoor de prosthodontist de meest ideale uitgangspositie heeft.

Dr. Domingo geeft nog als tip dat het handig is om tekeningen te maken voor de patiënt om duidelijke uitleg te geven. Op het moment dat je alleen spreekt dan is het voor de patiënt veel minder goed te begrijpen.

 

Dr. Maria Jesus Prevedo geeft aan dat ze na de orthodontie nogmaals een nieuwe splint en nieuwe wax up maakt. Dit om een zo stabiel mogelijke situatie te behalen. Daarna gaat ze pas verder met het afmaken van de behandeling. Omdat er nu nog maar minimale aanpassingen nodig zijn, is het makkelijk  om de optimale occlusie te verkrijgen.

Dr. Domingo Martin is een internationale autoriteit op het gebied van gecombineerde orthodontische en tandheelkundige behandelingen.

Dr. Maria Jesus Prevedo is restauratief tandarts.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van dr. Domingo Martin en dr. Maria Jesus Prevedo tijdens het NVVRT-congres Resto meets ortho.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
parodontale-therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie: Factoren die bepalend zijn voor het succes

Parodontitis wordt ook wel een complexe ziekte genoemd omdat er niet één enkele oorzaak voor is. We weten echter dat de klinische behandeling van parodontitis heel succesvol is als we de therapie richten op de bestrijding en het onder controle brengen van de mondbacteriën. Welke factoren zijn bepalend voor dit succes?

Omdat er voor parodontitis niet één enkele oorzaak is, is er ook geen enkele bacterie in de subgingivale biofilm primair of alleen de oorzaak van de parodontale afbraak. Wat we wel zeker weten is dat de parodontale ontsteking veroorzaakt wordt door de bacteriën, dat is experimenteel zeer overtuigend aan te tonen voor zowel gingivitis als peri-implantaire mucositis. Echter hoe nu precies de overgang optreedt van deze marginale parodontale ontsteking naar parodontitis waarbij verlies van het parodontale ligament en het alveolaire kaakbot optreedt, is tot op de dag van vandaag onduidelijk.

Desondanks weten we dat de klinische behandeling van parodontitis heel succesvol is als we de therapie richten op de bestrijding en het onder controle brengen van de mondbacteriën. Dat wil zeggen als een grondige professionele supra- en subgingivale gebitsreiniging wordt uitgevoerd in combinatie met het inzetten van een goede plaquebeheersing door de patiënt. Echter voor een geslaagde uitkomst van deze therapie gelden een paar cruciale randvoorwaarden, alle met een biologische grondslag. Als de behandelaar deze factoren onderkent en daarnaar handelt is iedereen in staat om parodontitispatiënten succesvol te behandelen. In de meeste gevallen volstaat mechanische therapie, maar soms is ondersteuning met systemische antibacteriële middelen noodzakelijk. Daarnaast kunnen lifestyle-veranderingen ingezet worden om de microbiële status in balans te brengen.

Voorwaarden parodontale therapie

  • Motivatie is voorwaardelijk voor het volgen van het paroprotocol
  • Patiënt ziet het belang in en heeft vertrouwen in de verandering
  • Patiënt is zelf verantwoordelijk en zelf oplossend
  • Patiënt kiest eigen weg vanuit intrinsieke motivatie
  • Behandelaar geeft deskundige begeleiding
  • Behandelaar werkt samen op basis van gelijkwaardigheid

Motiveren patiënt

De Baderstenstudies hebben laten zien dat het allereerst motiveren en instrueren van de patiënt heel goed werkt; zij voorkwamen namelijk daarmee de rekolonisatie van de (sterk) verdiepte pockets direct na afloop van de subgingivale scaling. Voor de parodontale genezing is het van cruciaal belang dat tijdens de herstelperiode voorkómen wordt dat het subgingivale milieu opnieuw bevolkt wordt met paropathogenen.

Uit studies is gebleken dat als er niks gedaan wordt aan het motiveren van patiënten voor het ontwikkelen van een goede plaquebeheersing, de behandeling veel minder aanslaat. In deze studies is aangetoond dat de rekolonisatie van sterk verdiepte pockets binnen 6 tot 8 weken optreedt na diep subgingivale scaling indien er gen supragingivale plaquecontrole plaatsvindt. De zogen. 6-weekse controle na afloop van de niet-chirurgische parodontale behandeling is van deze studies afgeleid. Hierbij wordt door het controleren en bijsturen van de mondhygiëne en het reinigen van het gebit geïnvesteerd in de verdere parodontale genezing.

Een ander voordeel van het vooraf motiveren en instrueren van patiënten voor een goede plaquebeheersing is dat er binnen een paar weken reductie van de marginale gingiva optreedt. Hierdoor is de curatieve therapie effectiever en efficiënter, omdat het aanwezige subgingivale tandsteen zichtbaar wordt voor de behandelaar. Afhankelijk van de mate van marginale ontsteking, de pocketdiepte en het type hulpmiddel dat geadviseerd wordt voor de interdentale reiniging, kan er een reductie van maar liefst 2 mm en zelfs meer optreden.
Daarom stelt Fokkema dan ook voor om voorafgaande aan de curatieve therapie en het starten van het paroprotocol, allereerst te beginnen met preventie! Deze suggestie is ook opgenomen in het nieuwe paroprotocol.

Paroprotocol of preventietraject

Bovenstaande betekent dan ook dat je niet met iedereen die (sterk) verdiepte pockets heeft het paroprotocol hoeft in te gaan; het is veel doeltreffender om eerst een patiënt te motiveren in het veranderen van zijn mondhygiënische (en life style) gedrag dan het gebit ofwel de pockets te reinigen. Daarnaast zou een patiënt met een incidenteel probleem ook het paroprotocol niet in moeten gaan om onnodige kosten en overbehandeling te voorkomen. In het nieuwe protocol is verder opgenomen dat bij lokale problemen geanalyseerd dient te worden of het wel een echt paroprobleem is en als dit niet het geval blijkt te zijn kan er volstaan worden met het volgen van het preventietraject middels M-codes.

Reinigen diep subgingivale worteloppervlakken

Uit de Baderstenstudies is verder gebleken dat de behandelaars gemiddeld 7 minuten per gebitselement bezig waren met het reinigen van sterk verdiepte pockets. Dit betekent zoals doorgaans gebruikelijk is binnen de parodontologie dat voor een initiële behandeling waarbij sprake is van gegeneraliseerd sterk verdiepte pockets per kwadrant, ėėn uur wordt gehanteerd. Het is met andere woorden heel belangrijk voldoende tijd te plannen voor het reinigen van diep subgingivale worteloppervlakken om een doeltreffend resultaat te kunnen bereiken.

Verschil tussen ultrasone- en handinstrumenten

Daarnaast is in de Baderstenstudies onderzocht of er een verschil is tussen ultrasone- en handinstrumenten bij de subgingivale reiniging van sterk verdiepte pockets. De parodontale verbeteringen blijken geheel vergelijkbaar te zijn en de reiniging van de diep subgingivale oppervlakken is hetzelfde. Echter omdat men in die tijd nog te hard sondeerde weten we niet zeker of de mate van pocketdieptereductie voor handinstrumenten en ultrasone apparatuur vergelijkbaar is. Namelijk of er een verschil is tussen de mate van epitheliale aanhechting tussen beide behandelmethodes. De Baderstenstudies hebben uiteindelijk enkel aangetoond dat het herstel van de bindweefselaanhechting op de bodem van de pocket hetzelfde is voor hand en ultrasone instrumenten. Het is uit andere studies wel gebleken dat na ultrasone reiniging relatief ruwere worteloppervlakten worden nagelaten maar het is nog onduidelijk of dit gunstig of juist ongunstig is voor de epitheliale aanhechting. Ultrasoon heeft echter wel meerdere voordelen zoals minder fysieke belasting, een beter werkveldoverzicht en dat het gemakkelijker hanteerbaar is.

Furcatieproblemen

Als er sprake is van furcatieproblemen dan blijkt uit onderzoek dat de parodontale therapie minder goed aanslaat en chirurgie vaak noodzakelijk is. Echter chirurgie is lang niet in al dit soort gevallen nodig. Voor enkelwortelige elementen of anatomisch gladde vlakken van meerwortelige elementen geldt dat vaak de niet-chirurgische therapie afdoende is.

Als de motivatie van de patiënt daarentegen erg hoog is hoeft chirurgie niet nodig te zijn bij furcatieproblemen.

Dr. Schelte Fokkema laat dit zien aan de hand van een casus waarbij zelfs reductie van sterk toegankelijke en doorgankelijke furcatiegradaties optrad en er een stabiele situatie werd verkregen.

Effect van een antibioticumkuur bij parodontitis?

Fokkema zet verder meerdere kanttekeningen bij studies die onderzoek doen naar het effect van een antibioticumkuur bij parodontitis. Statistische analyse van klinische data is veelal dubieus en klinisch niet relevant ofwel ontoepasbaar, omdat er in het algemeen gemiddelde pocketdieptes worden gepresenteerd. Als clinicus wil je weten of persisterende sterk verdiepte pockets baat hebben bij een aanvullende antibioticumkuur en hiervoor is het zinvoller om in studies per pocketdiepte het effect te tonen. Daarnaast wisselt de kwaliteit van de niet-chirurgische parodontale behandeling sterk, waardoor onduidelijk is of de reductie van de pocketdiepte het effect is van de antibioticumkuur of de supra- en subgingivale reiniging. Verder zijn er weinig lange termijn evaluaties gepubliceerd en zijn de patiëntengroepen vaak onvoldoende vergelijkbaar, waardoor uiteindelijk appels met peren worden vergeleken.

Echter als patiënten daadwerkelijk gemotiveerd zijn in het ontwikkelen en het handhaven van een goede plaquebeheersing en er een grondige reiniging plaats vindt van de diep subgingivale worteloppervlakken waarvoor voldoende tijd is genomen, dan heeft Metronidazol als monotherapie geen additioneel effect is gebleken uit onderzoek.

Of de combikuur, de gelijktijdige toediening van Amoxicilline en Metronidazol die beide driemaal daags worden ingenomen gedurende een week, hetzelfde effect heeft is nog onvoldoende bekend. In het algemeen zorgt de combikuur gemiddeld voor 0,5 mm meer aanhechtingswinst ten opzichte van de groep zonder de kuur. Echter voor een patiënt met multipele persisterende sterk verdiepte pockets na afloop van de parodontale therapie is een dergelijke beperkte en klinisch irrelevante reductie onvoldoende doeltreffend en wordt klinisch nog steeds geen stabiele en controleerbare situatie bereikt.
Vanwege het ontbreken van voldoende bewijs voor de oorzakelijke factoren voor persisterende verdiepte pockets na de behandeling is er geen duidelijke indicatie voor een combikuur te stellen enkel dan op basis van klinische en daarmee empirische afwegingen. Echter indien het resultaat van de therapie tegenvalt, dan dient altijd eerst de bijdrage van de mondhygiëne en die van de curatie ontsloten te worden. Helaas zijn deze twee zaken klinisch moeilijk te analyseren aangezien de aanwezigheid van supragingivale plaque een momentopname is en de subgingivale worteloppervlakken met het oog niet te inspecteren zijn.

De vraag is of alternatieve vormen van parodontale therapie de oplossing zijn, zoals

  • Laser voor het verwijderen van verkalkte en onverkalkte bacteriën
  • Fototherapie voor het doden van bacteriën
  • Airflow om onverkalkte bacteriën te verwijderen
  • 24-12 uurs behandeling om de immuunrespons te verhogen
  • Lokale antibiotica of antiseptica om bacteriën te doden of in groei te remmen
  • Probiotica om invloed uit te oefenen op de biofilmsamenstelling
  • Voeding en voedingssupplementen die invloed op het immuunsysteem en celfuncties hebben.

Tot op heden blijkt er geen enkele therapie superieur te zijn boven een goede plaquebeheersing en een professionele scaling om de supra- en subgingivale biofilm te beheersen en daarmee parodontale genezing te bewerkstelligen. Daarom is het inzetten op gedragsverandering en een gezonde lifestyle de enige oplossing, omdat hiermee de minste kans op rekolonisatie aanwezig is en daarmee de terugkeer van parodontale ontsteking.

Omdat het voorkomen van rekolonisatie van mondbacteriën van essentieel belang is, is het slagen van de parodontale behandeling een kwestie van teamwork, waarbij ieder lid van het tandheelkundige team, van balieassistent, preventieassistent tot mondhygiënist en tandarts, een taak heeft en waarvoor één en dezelfde visie noodzakelijk is om succesvolle uitkomsten van de therapie te verkrijgen.

Conclusie: “supragingivale reiniging door de patiënt zelf is de belangrijkste factor voor een succesvol resultaat.”

Dr. Schelte Fokkema is tandarts-parodontoloog, maar ook mondhygiënist en is in 2002 gepromoveerd op het gebied van de immunopathogenese van parodontitis. Al ruim 20 jaar voert hij een verwijspraktijk voor parodontologie in Den Bosch en coacht hij mondzorgprofessionals op het gebied van de klinische parodontologie. Hij heeft een scholingsreeks van acht dagcursussen ontwikkeld die vallen onder NVM-educatie mondhygiënisten. Schelte heeft jarenlang gedoceerd bij de opleidingen Mondzorgkunde en is verantwoordelijk voor de in 2014 geaccrediteerde post-HBO opleiding ‘Leergang Parodontologie’. Hij is auteur van diverse wetenschappelijke publicaties in de (inter)nationale literatuur, heeft beleidsnota’s opgesteld en heeft regelmatig zitting (gehad) in commissies, adviescolleges en besturen.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Schelte Fokkema tijdens het congres Paro2019 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
ISDH-congres 2019 - over grenzen heen kijken vergroot je visie

ISDH-congres 2019: over grenzen heen kijken vergroot je visie

Het International Symposium on Dental Hygiene (ISDH) werd dit jaar in Brisbane (Australië) gehouden. Aan dit internationale congres voor mondhygiënisten namen 1200 vakgenoten uit 35 landen deel. Drie Nederlandse deelnemers vertellen over hun ervaringen.

International Symposium on Dental Hygiene

Het ISDH werd tot nu toe elke drie jaar op een andere plaats in de wereld gehouden. Vanaf 2022 is dat elke twee jaar. Tijdens het congres zijn er lezingen en posterpresentaties over allerhande onderwerpen op het gebied van mondhygiëne. Dit jaar in Brisbane waren de Nederlandse mondhygiënisten Esther Reyerse, Dagmar Else Slot en Yvonne Buunk-Werkhoven erbij. Ze beantwoordden vragen over het congres en hun visie op het vak van mondhygiënist.

Wanneer zijn jullie afgestudeerd als mondhygiënist, en wat was jullie reden of motivatie om naar het ISDH in Brisbane te gaan?

Esther Reyerse:
“In 1989 ben ik afgestudeerd als mondhygiënist (Utrecht). Direct na mijn opleiding heb ik één jaar in Zwitserland gewerkt in twee verschillende algemene praktijken (stad/platteland) en tevens schoolkinderen voorlichting gegeven en behandeld (gebitsreiniging en sealants aanbrengen). Na dat jaar ben ik teruggekeerd naar Nederland en heb ik bij de ParoPraktijk Utrecht gewerkt én als klinisch onderzoeker bij het ACTA (afdeling Parodontologie/industrial division) gewerkt. Eind 1995 besloot ik om een soort sabbatical jaar te nemen en ben ik als duikinstructeur op Curaçao en later ook als onderwatervideograaf op Bonaire gaan werken. Mijn sabbatical jaar duurde uiteindelijk 3,5 jaar.
Sinds 1999 werk ik als mondhygiënist in een algemene praktijk op Curaçao.
In samenwerking met de Universiteit van Curaçao hebben Yvonne Buunk-Werkhoven, Kirsten Kortleve en ik (kwantitatief en kwalitatief) onderzoek gedaan naar “Oral Health Determinants” onder tieners op Curaçao. Naar aanleiding van dat onderzoek hebben wij een abstract geschreven (dat geaccepteerd werd) en een poster plus “oral rapid fire”-presentatie ingediend voor het ISDH 2019. De presentatie van onze poster is mede ondersteund door het ministerie van Gezondheid Milieu en Natuur van Curaçao. Wij hopen nu voor deze doelgroep een gerichte mondzorginterventie op te zetten.”

Dagmar Else Slot:

“In 1997 ben ik afgestudeerd als mondhygiënist in Utrecht van het driejarig programma. Later in 2006 heb ik ook de bachelor mondzorgkunde gehaald. Daarnaast heb ik nog een pedagogische en een didactische opleiding gedaan, een master Evidence Based Practice en ben ik gepromoveerd. Nu ben ik bezig met een MBA gericht op healthcare. Ik ben werkzaam op ACTA bij de secties parodontologie, oral radiologie en kindertandheelkunde.
Ik ben uitgenodigd door de organisatie van de ISDH om samen met drie andere mondhygiënisten (Ron Kevel een Nederlander in Australie, Mel Hayes een Australische en Mario Rui Araujo) de openingskeynote vorm te geven. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van het congresthema LEAD: leaderschip, empowerment, advances and diversity. Dit hebben we opgehangen aan de quote van filosoof Rumi: Be a lamp, or a lifeboat, or a ladder.
Daarnaast heb ik ook nog een lezing gegeven met de associate editors van het International Journal of Dental Hygiene. Dit ging vooral over hoe je wetenschappelijke literatuur kunt lezen en welke conclusies je kan trekken. Dit onder het mom van ‘fake news’.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Met ruim 20 jaar ervaring als praktizerend mondhygiënist in de algemene praktijk, in de parodontologie, binnen de THK/MZK onderwijs- en stafteampraktijk in Groningen en in de forensische psychiatrie, promoveerde ik in 2010 als sociaal psycholoog en mondhygiënist. Zo’n 15 jaar focus ik me binnen mijn onderzoeken op Determinanten en promotie van mondzorggedrag in diverse contexten. Ik heb een index ontwikkeld, waarmee mondhygiënegedrag kan worden vastgesteld en geëvalueerd. Deze index wordt toegepast binnen de theorie van gepland gedrag, in relatie tot het gedragsverandering-fasenmodel en andere psychologische gedragstheorieën en modellen in onderzoeksprojecten. Momenteel ben ik als zelfstandig gedragswetenschapper (onderzoeker/adviseur) op internationaal en nationaal niveau betrokken bij promotie- en preventiemaatregelen, gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering.

Als voormalig bestuurslid van NVM-mondhygiënisten (portefeuille Onderwijs, Scholing & Wetenschap) was ik zes jaar als ‘House of Delegates member’ betrokken bij de IFDH. Tijdens het ISDH 2019 heb ik een poster en rapid fire-presentatie gegeven over het Gouden Boekje Wiwi Wit, het leven van een kindertand, dat op initiatief en onder inhoudelijke verantwoordelijkheid van Dagmar en mij in 2017 gepubliceerd is.”

Hoe kijken jullie terug op het internationale symposium? Wat waren jullie verwachtingen toen jullie er heen gingen en zijn die uitgekomen?

Esther Reyerse:
“Het symposium was goed georganiseerd. Ik vond de openingsceremonie met Aboriginalzang, muziek en dans indrukwekkend. De openingspresentatie door de vier keynote-speakers Dagmar Else Slot, Ron Knevel, Mario Rui Araujo en Melanie Hayes amuseerde en was inspirerend. Er was een grote verscheidenheid aan sprekers op het symposium en ook op de expositie waren verschillende fabrikanten vertegenwoordigd.
Er zijn bijna 100 posters en abstracts ingediend. Mijns inziens hadden ze deze beter op onderwerp kunnen indelen. De locatie van de ‘oral poster presentations’ was iets te rumoerig of had op een andere manier georganiseerd moeten worden. Als extra aanmoediging was een ‘posterprijs’ misschien een leuk initiatief geweest. Met veel plezier kijk ik terug op het gehele symposium, als ook de periode voor en na het symposium. Ik vond het vooral bijzonder om het samen met Yvonne en Dagmar ‘upclose and personal’ te beleven.”

Dagmar Else Slot:

“Het ISDH-congres is het internationale congres voor en door mondhygiënisten. Het is bijzonder om eens in de drie jaar bij elkaar te komen met collega’s die overal op de wereld werken. Naast de inhoudelijke lezingen zijn de vele ontmoetingen en kleine gesprekjes het leukste. Ik geniet er enorm van om te horen waar iemand anders vandaan komt en hoe deze het vak mondhygiënist vormgeeft. Het is bijzonder om te horen wat individuele drijfveren zijn, barrières en welke creatieve oplossingen er zijn gevonden.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Naast het feit dat Esther en ik als vriendinnen en jaargenoten gezamenlijk mondonderzoek onder de jeugd hebben uitgevoerd en Esther deze mocht presenteren met ondersteuning van het Ministerie van Gezondheid Milieu en Natuur van Curaçao, was het ISDH voor mij persoonlijk vooral een warm weerzien met vele HoD-members en collega-mondhygiënisten. Het ISDH-bezoek heeft me een totale update gegeven van de stand van mondzorgzaken en het niveau vanuit mondhygiënistenperspectief wereldwijd.”

Hoe zien jullie de rol van de mondhygiënist in internationale context? Ook in relatie tot de huidige ontwikkelingen in Nederland (het experiment van de taakherschikking)?

Esther Reyerse:

“Internationaal zie je verschillen hoe invulling aan het beroep mondhygiënist wordt gegeven. Het lijkt soms zo dat in landen waar de middelen beperkt zijn, men wel creatiever is in het vinden van oplossingen voor ‘problemen’ en men beter samenwerkt. In Australië heb je de ‘Dental Therapist, Dental Hygienist and Oral Health Therapist’, ieder met eigen bevoegdheden. Dat lijkt mij vooral erg verwarrend voor de patiënt.
De World Health Organisation zegt: “Despite great achievements in oral health of populations globally, problems still remain in many communities all over the world”. ‘Public health’ en ‘Social responsibility’ zijn denk ik internationaal gezien verbindende werkvelden en werkgebieden.
Zelf vind ik dat de mondhygiënist zich vooral bezig zou moeten houden met voorlichting (aan individuele patiënten, maar ook aan een groter publiek of groepen), verschillende aspecten van preventie en behandeling van parodontitis.
De tandarts waar ik mee samenwerk vindt het prima als ik eenvoudige curatieve taken zou overnemen, maar in de praktijk komt het erop neer dat ik als mondhygiënist het te druk heb met bovengenoemde taken. Het is fijn hoe hij ons werk als mondhygiënist waardeert en ondersteunt waardoor ik mijzelf beroepsmatig en persoonlijk verder kan ontwikkelen.”

Dagmar Else Slot:

“Nederland heeft als positionering van de mondhygiënist een zeer vooruitstrevende rol. Dat is mooi, de keerzijde is echter dat wij als beroepsgroep met elkaar wel de verantwoordelijkheid hebben het ook goed te doen. Alleen op die manier kun je deze rol succesvol vormgeven, ik vind dat we ons dat niet altijd voldoende bewust zijn. Enige vorm van zelfreflectie kan helpen om de samenwerking binnen de mondzorg op alle niveaus vorm te geven. Het overschreeuwen van jezelf als beroepsgroep is voor niemand goed, niet voor de individuele mondzorgverlener, noch voor de context op landelijk of internationaal niveau.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Thema’s waarmee alle (mond)zorgprofessionals, en dus ook de mondhygiënist, hedendaags en in de toekomst te dealen heeft, zijn: bewustwording en het belang van mondgezondheid en mondzorggedrag als onderdeel van de algemene gezondheid, de patiënt centraal, shared decision, gedrag en gedragsverandering, evidence based practice, practise based evidence, public health, sociaal-maatschappelijke en culturele context. Ook interprofessional education and collaborative practice zijn nog steeds hot topics. Ik ben van mening dat er meer naar de zorgsituatie en de inhoudelijke kanten van de (mond)gezondheidszorg en leefstijlfactoren gekeken moet worden, dan naar de posities van wie doet wat. Pas dan kan er optimale onderlinge afstemming worden bewerkstelligd. Ik maak me (internationaal beschouwend) zorgen over het ingezette model in Nederland.”

In 2022 is het ISDH in Dublin; hebben jullie suggesties om collega-mondhygiënisten te stimuleren en motiveren om over grenzen te kijken?

 Esther Reyerse:

“Ik zou iedereen willen aanmoedigen om deel te nemen aan ISDH 2022 in Dublin. (Het is om de hoek van Nederland.) Gediplomeerde mondhygiënisten, maar vooral ook docenten én studenten (de Hogeschool Arnhem-Nijmegen was goed vertegenwoordigd in Brisbane!). Om nieuwe ideeën en inspiratie op te doen, ervaringen uit te wisselen óf misschien wel je (afstudeer)onderzoek in de vorm van een posterbijdrage te presenteren. Wie weet ontmoeten we elkaar daar!?”

Dagmar Else Slot:

“Het bezoeken van congressen en het doen van cursussen vind ik altijd inspirerend. De internationale context geeft daar echt nog een surplus op. Het is nu nog drie jaar, zet het in de agenda, bespreek hoe het financieel haalbaar is. De verrijking is deze planning meer dan waard!”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Ik ben selectief in het bezoeken van internationale congressen; pas als ik aansluiting vind in de doelgroep en het onderwerp gerelateerd aan mijn activiteiten overweeg ik te participeren. Over grenzen –durven- kijken vergroot daadwerkelijk je visie en daarbij ontmoet je saillante andere professionals en wetenschappers, die je helpen je horizon te verbreden. Voor ISDH 2022 in Dublin zou ik zeggen: Ga, ervaar en geniet!“

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Opinie

Dentaal trauma: de initiële behandeling en de problemen op de langere termijn

Een acuut tandentrauma vereist snel EHBO-ingrijpen. Onder tijdsdruk moeten bij de initiële traumabehandeling beslissingen genomen worden die van invloed kunnen zijn op het esthetisch eindresultaat direct en op de lange termijn. Wat te doen bij het eerste consult?

Struikelen, vallen met de fiets maar helaas ook een boxbeugel kan de reden zijn dat iemand naar de tandarts moet voor spoedbehandeling. De beslissingen die worden genomen bij behandeling van dentaal trauma zijn van invloed op het esthetische resultaat op korte, maar ook op de lange termijn. Bij een trauma is snel handelen vereist, Voor jonge kinderen is dit in de middag, voor jongeren is het
s’ avonds dat de tandarts naar de praktijk moet komen voor het trauma. Zelden is de initiële behandeling ook de definitieve behandeling en betekent een traumatand vaak levenslang onderhoud.
Endodontologe, Els Duijst, en restauratief tandarts, Rian Buursen, laten in de lezing meerdere casussen die zij samen behandeld hebben de revue passeren waarbij het belang van de multidisciplinaire behandeling centraal staat.

Wat te doen bij tandentrauma tijdens het eerste consult?

  • Hoe is het trauma ontstaan?
  • Welk trauma? Avulsie, luxatie, intrusie, (on)gecompliceerde kroonfractuur
  • Tijdstip van het trauma
  • Zijn er losse tanden of fragmenten? En hoe zijn deze bewaard?
  • Röntgenfoto’s; ook van de weke delen als niet alle losse fragmenten van de tand zijn teruggevonden
  • Zo snel mogelijk terugplaatsen van de elementen in de alveole
  • Occlusie beoordelen; obstructies uit occlusie halen, eventueel beetverhogen
  • Dentine wonden bedekken
  • Loszittende tanden (indien nodig) spalken
  • Andere medische omstandigheden; bv. Hersenschudding / fragment in lip / tetanus
  • Direct selfie van het trauma
  • Ook een foto sturen/vragen van voor het trauma met een lach waarop tanden goed zichtbaar zijn.

Contusie

Tik tegen de tand. Is deze niet mobiel? Monitoren

Infractie

Barst of scheur in het glazuur; afdekken met bonding en composiet. Meestal is er geen endodontische behandeling nodig.

Glazuur chipping komt vaak voor bij jonge mensen. Ook in het geval van een kleine chipping liever niet afslijpen maar bijplakken.

Ongecompliceerde kroonfractuur

Altijd breukvlak provisorisch afdekken, zeker bij jonge kinderen. Indien het fragment nog aanwezig is, dit terugplakken. Anders een composietopbouw of een porseleinen facing met incisale overkapping maken.

Gecompliceerde kroonfractuur

Afhankelijk van de leeftijd, bij kinderen liefst een pulpotomie met MTA. Bij ouderen afhankelijk van de situatie een pulpotomie of en endodontische behandeling

Tandfragment bewaard

Is het tandfragment bewaard? Plaats dit dan terug.
Zeg ook bij het telefonisch consult: ‘’Bewaar het afgebroken stukje tand vochtig’’, in een vochtige omgeving met water of fysiologisch zout of een afgesloten plastic zakje

Procedure hoe het fragment terug te plaatsen?

  •  Preparatie breuk vlakken
  •  Alleen adhesief bevestigen met composiet sterkte 37% bij weinig weefselverlies: bonding (gevuld/ongevuld) niet uitharden, geeft vormverandering
    Bij veel weefselverlies: bonding (gevuld/ongevuld) wel uitharden
  •  Geen onderlagen m.u.v. directe pulpa-overkapping/ pulpotomie
  • Aanvullende preparaties zijn noodzakelijk:
    1. glazuur bevels vooraf aan terugplaatsen als de pasvorm slecht is
    2. externe chamfer na terugplaatsen: 62% van oorspronkelijke sterkte
    3. v-vormige bevel na terugplaatsen
    4. interne dentine groef: 90% van oorspronkelijke sterkte
    5. overcontour (facing buccaal en palatinaal): 97% van oorspronkelijke sterkte
  • Probeer de pulpa, eventueel partiëel, vitaal te houden bij een open apex zodat de radix zich af kan vormen en zo streven naar botbehoud. Laat mensen regelmatig terugkomen voor controle.

Verkleuring na traumabehandeling

Soms ontstaat er verkleuring door gebruik van MTA na een traumabehandeling. Als een orthodontische behandeling nog nodig is, kan aan de orthodontist gevraagd worden om het trauma element meer naar palatinaal te plaatsen om zo ruimte te creëren voor een facing zonder beslijping. Een andere mogelijkheid die endodontoloog Els van Duijst gaf, is het MTA verwijderen, daarna intern bleken en weer opvullen met een opaak composiet.

Na trauma zie je regelmatig een geel verkleurde voortand ontstaan. Dit is geen pathologie, maar een neurologische ontregeling van odontoblasten. Er ontstaat dan veel tertiair dentine, deze dentine afzetting beïnvloedt de licht-transmissie waardoor een andere opaciteit ontstaat. De sensibiliteit vermindert, maar zonder een ontsteking is er geen indicatie om een endodontische behandeling te starten.

Veel minder vaak ontstaat een grijs verkleurde tand. Grijsverkleuring kan ontstaat als gelijktijdig een hematoom en een bacteriële infectie ontstaat; door de vorming van ijzersulfide door de interactie tussen het ijzer in het heem en bacteriële afvalproducten. Grijs verkleurde elementen ontwikkelen eerder een periapicale laesie dan geel verkleurde elementen.

Element diep afgebroken

Soms kan het zijn dat bij een gecompliceerde kroonfractuur het element diep is afgebroken. Om het element te kunnen restaureren kan het element geëxtraheerd worden, 180 graden draaien om de lengte as en weer terugplaatsen en fixeren. Eventueel kan gebruikt gemaakt worden van een Benex extractieapparaat voor een a-traumatische extractie. Daarna kan het opgebouwd worden.

180° draaien van element

Röntgen opname vooraf en drie maanden later

Eindresultaat 180 graden draaien van een palatinaal diep afgebroken element

Een andere behandelmogelijkheid bij een diepe fractuur is orthodontische extrusie en daarna opbouwen.

Soms is het element niet meer te redden, dan kan bij volgroeide patiënten gekozen worden voor immediate implantation. Als het implantaat delayed geplaatst moet worden kan als tijdelijke voorziening een etsbrug worden gemaakt.

Een andere oplossing bij diepe fractuur: ‘’buy time voor botbehoud’’ door radix submerge (inkorten tot 1 mm onder bot en dan overhechten), dus de wortel in situ te laten. En voor opvulling van het diasteem kan dan bijvoorbeeld een etsbrug gemaakt worden.

Horizontale wortelfractuur

Bij verplaatsing van het coronale deel is eerst repositie nodig. Behandeling: vier weken spalken met een flexibele splint en daarbij monitoren volgens traumaprotocol.

Bij een ontsteking is het nodig om een endodontische behandeling uit te voeren in het coronale deel van de rad.

Bij een hoge fractuur, net onder het botniveau, kiezen voor submerge radix om kaakbot te behouden. Een behandeloptie kan dan autotransplantatie zijn. Bij het opbouwen van een autotransplantaat, pak je de restauratieve behandeling aan alsof het een hoekopbouw betreft. Let op, niet slijpen aan het autotransplantaat.

Intrusie

Wat te doen bij intrusie?

< 3mm

Bij volgroeide elementen spontaan laten erupteren. Chirurgische of orthodontische repositie als er na 3 weken geen eruptie is.

3-7 mm

Chirurgische of orthodontische repositie.

> 7 mm

Chirurgische repositie.

Een flexibele splint gedurende vier weken

De pulpa zal waarschijnlijk necrotisch worden. Els Duijst gaf aan dat de endodontische opening eventueel ook vanaf incisaal kan om het dentine in het cervikale kroongedeelte te behouden. Markeer dan de contour van de wortel op gingiva niveau met een rubberdam klem bucco-linguaal en wigjes mesiaal en distaal en richt de boor op het midden van de vierhoek. De incisale rand is goed te restaureren.

Aangeven contour van de wortel op cervikaal niveau voorkomt een fausse route.

Wees bedacht op ankylose, waarschuw ouders en grijp op tijd in als ankylose plaats vindt om het kaakbot op niveau te behouden, bij negeren van ankylose kan de groei van het kaakbot achterblijven. Decoronisatie kan verlies aankaak hoogte voorkomen.

Decoronatie bij zichtbaar hoogteverlies voor behoud van bothoogte, het diasteem invullen met een etsbrug.

Intrusie bij open apex

Wat te doen? Spontaan laten erupteren. Als dit niet gebeurt na enkele weken orthodontische repositie of extrusie. Er is kans op necrose van de pulpa, ankylose en obliteratie van het kanaal.
Als er ankylose is en het element is 2 mm korter dan het buurelement dan ingrijpen, of door een autotransplantaat of door decoronatie Bij een decoronatie wordt de kroon verwijderd, de radix ingekort tot 1 mm onder botniveau, het kanaal wordt open gelaten/gemaakt en overhecht.

Luxatie met extrusie

Wat te doen? Reponeer het element behoedzaam, daarna 2 weken flexibel spalken. Bij symptomen van pulpa necrose is het advies een kanaalbehandeling starten. Er bestaat een kans dat obliteratie ontstaat.

Avulsie

Wat te doen? De beste eerste hulp is de tand direct terugplaatsen in de kaak door ouders of omstanders, vasthouden en naar de tandarts gaan. Indien dit niet mogelijk is, dan de tand laten bewaren in melk of lenzenvloeistof en alsnog de patiënt direct, zo snel mogelijk naar de tandarts verwijzen.
Flexibel spalken voor 2 tot 4 weken, afhankelijk van de conditie van het PDL. Het beste is om dan binnen 2 week de wortelkanaalbehandeling te starten. Bij een ver open apex monitoren, ingroei van bloedvaten is dan nog mogelijk. Eventueel antibioticum toedienen en eventueel naar de huisarts verwijzen voor een tetanus injectie.

Factoren voor succesvol resultaat

Werken in een teamverband is belangrijk voor het resultaat. De samenwerking van Rian en Els is daar een goed voorbeeld van. Verder zijn er ook nog andere factoren van invloed voor een succesvol resultaat, zoals: compliance van patiënt en ouders, terugkomen op controleafspraken, de mondhygiëne op peil houden, het tijdig betrekken van een endodontoloog en besef dat botbehoud prioriteit heeft.

Vertel patiënten dat een traumatand een levenslang onderhoud nodig heeft omdat er secundaire pathologie kan optreden op een later tijdstip, denk aan recidiverende verkleuringen, cervikale resorptie en fracturen, naast het normale tandheelkundige onderhoud.

Take home message

  • Geef advies om uitgevallen tanden direct terug te plaatsen
  • Als dit niet mogelijk is, dan de tanden laten bewaren in melk of in de mond
  • Direct laten komen en gerust stellen
  • Maak lichtfoto’s, röntgenfoto’s en vraag oude foto’s van vóór het ongeluk
  • Diagnose bepaalt de behandeling
  • Afdekken van breukvlakken bij vitale elementen
  • Getraumatiseerde tanden behoeven een leven lang monitoren
  • Als verwezen wordt, beschrijf het hele verhaal in de verwijsbrief
  • Patiënten uitleggen dat ze een leven lang bezig zijn met dit trauma

Aangeraden website: dentaltraumaguide.org

Aangeraden app bij trauma: ToothSOS

De International Association of Dental Traumatology (IADT) heeft de app ToothSOS geïntroduceerd. Deze app geeft in stappen aan hoe te handelen bij een tandheelkundig ongeval.

Els Duijst-van Cruchten behaalde haar tandartsdiploma in 1986 aan ACTA en was daar vervolgens werkzaam op de afdeling Orale Functieleer tot 1989. In 1990 startte Els haar eigen praktijk, waarin ze full-time werkte. Van 2000 tot 2003 volgde ze de Master of Science opleiding in de endontologie aan ACTA en na het behalen van dit diploma verbond ze zich aan de Verwijspraktijk voor Tandheelkunde Amsterdam.

Rian Buursen behaalde haar tandarts diploma in 1998 aan ACTA en ging aansluitend werken in de algemene praktijk. Sinds 2001 is Rian verbonden aan de Verwijspraktijk voor Tandheelkunde in Amsterdam. Door Hein de Kloet en Abe ten Have werd Rian opgeleid in de restauratief esthetische tandheelkunde en sinds 2003 is Rian docent en verzorgt ze cursussen en hands-on trainingen voor onder andere Quality Practice ( ACTA Dental Education) en DCM.

Al geruime tijd behandelen Els Duijst en Rian Buursen in het kader van een multidisciplinaire behandeling, gezamenlijk dentale trauma patiënten.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Els Duijst & Rian Buursen tijdens het NVvE-congres Trauma… Oh nee! Wat nu?

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Chirurgische kroonverlenging voor betere functie en esthetiek

Chirurgische kroonverlenging voor betere functie en esthetiek

Wat zijn de belangrijkste indicaties voor een chirurgische kroonverlenging? Met uitleg over de functionele en esthetische kroonverlenging. Verslag van de lezing van Giles de Quincey.

Indicaties voor een chirurgische kroonverlenging

  • Het verkrijgen van voldoende retentie en resistentie (ferrule) voor een kroon of brug
  • Het elimineren van pseudopockets
  • Esthetische verbetering van voortanden

Functionele kroonverlenging

Een klinische kroonverlenging kan bijdragen aan de levensduur van een restauratie. Voor een kroon of brug heb je voldoende ferrule nodig. Ferrule is erg belangrijk voor een duurzame restauratie. Vaak werd gezegd dat het niet wenselijk was dat de outline van de preparatie in de ‘’Biological width’’ ligt. Tegenwoordig wordt de benaming ‘’biological with’’ vervangen door de benaming ‘’supracrestale bindweefselaanhechting’’.

Uit de literatuur blijkt dat je minimaal 2 mm ferrule nodig hebt boven de supercrestale bindweefselaanhechting. Soms kun je niet dieper prepareren, bijvoorbeeld bij diepe cariës of wanneer een fractuur van het element tot het bot reikt. Om te voorkomen dat de outline van de preparatie niet in de supracrestale connective tissue ligt of voor herstel van adequate connective tissue attachment, kun je een klinische kroonverlenging uitvoeren.

Opbouw van de supracrestale bindweefselaanhechting

  • 07 mm bindweefselaanhechting
  • 97 epitheliale aanhechting
  • 69 mm sulcus

De supracrestale bindweefselaanhechting is gemiddeld 2-3 mm van preparatie outline tot bot. Deze supracrestale bindweefselaanhechting blijkt in de praktijk variabel te zijn.

Esthetische kroonverlenging

Een chirurgische kroonverlenging kan de esthetiek verbeteren.

Wanneer bepaal je of je wel of geen botcorrectie moet doen?

Door transgingivaal sonderen kun je voelen waar de botrand ligt. Hiermee kun je bepalen of je wel of geen botcorrectie moet doen. Indien de afstand van de marginale gingiva tot het bot minder dan 3 mm bedraagt, is een botcorrectie nodig voor een kroonverlenging. Bedraagt de afstand van marginale gingiva tot het bot meer dan 3 mm dan is een kroonverlenging mogelijk zonder botcorrectie. Let hierbij dan wel op de de afstand van de marginale gingiva tot de botrand na de kroonverlenging circa 3mm is.

Gingivahyperplasie

Wanneer treedt gingivahyperplasie op? Er zijn verschillende groepen van hyperplasie; plaque-gerelateerd versus anatomische bepaald. Vaak zijn het jongere mensen die hyperplasie van de gingiva hebben.

  • Passieve eruptie. Vaak bij jonge mensen waarbij de element eruptie nog niet is afgerond. Er wordt een onderscheid gemaakt van verschilde stadia bij passieve eruptie. Het kan zijn dat daar afwijkingen optreden, hierin wordt een onderscheid gemaakt in vier verschillende types gewijzigde passieve eruptie. Het is per type gewijzigde passieve eruptie welke behandeling uitgevoerd wordt.

Gingivahyperplasie

  • Reactie op ortho apperatuur kan ook zorgen voor gingivahyperplasie. Ook plaqueretentieve restauraties.

Een laserkroonverlenging wordt vaak gecombineerd met een frenectomie. Bij gepigmenteerde gingiva, is het belangrijk om rekening te houden met de soort therapie. Of flap of laser.

Een kroonverlenging blijkt vaak zinvol, ook bij behandeling van jonge patiënten. Er zijn verschillende manieren om een chirurgische kroonverlenging uit te voeren.

  • Kroonverlenging met scalpel (flap) versus laser (diode)
  • Met/zonder botcorrectie
  • Boor versus piezochirurgie

Multidisciplinaire samenwerking is hierbij belangrijk om het doel te kunnen bereiken.

Smile analyse

Een smile analyse gaat bij de Quincey vooraf aan elke behandeling in het zichtbare deel van de dentitie, de esthetische zone. Iets om rekening mee te houden volgens de Quincey is dat bij een spontane lach vaak veel hoger is dan als je vraagt te lachen. Daarnaast is het belangrijk om de esthetische hulpvraag serieus te nemen anders gaan ze ergens anders naartoe waar ze het verprutsen. Als het complexer wordt geef dan uitleg over wat de risico’s zijn. Werk bovendien met een mock-up. Dit een een zeer efficiënt middel om met de patiënt, de tandtechnicus en medebehandelaars te communiceren. Bovendien is dit heel handig voor de behandelaar zelf.

Voor de mock-up kan gekozen worden voor de direct of indirecte methode. Direct kan met wit of roze composiet in de praktijk. Bij de indirecte techniek kan dit aan de hand van een smile analyse en opwas door het laboratorium.

Uit het proefschrift van Meijering blijkt dat patiënten die cosmetische behandeling ondergaan daarna ook beter gaan poetsen.

Gummy smiles classsificatie

  • Vertraagde passieve eruptie= negatieve recessie
  • Verticale uitgroei in combinatie met slijtage
  • Verticale uitgroei ten gunste van maloccusie
  • Maxillair exces
  • Hypermobiele bovenlip
  • Combinaties

Bij de chirurgische behandeling ga je vanuit zenith ene kant op en andere kant op. Belangrijk is: je komt niet aan de papil.

Giles de Quincey is in 1987 afgestudeerd als tandarts aan de KU Nijmegen. Na een korte tijd als algemeen-practicus in Eindhoven gewerkt te hebben, is hij in 1988 een 2-jarige Post-graduate opleiding Parodontologie begonnen aan de University of Southern California in Los Angeles. Na succesvolle afronding hiervan is Giles in 1990 een verwijspraktijk voor Parodontologie en Implantologie in ‘s-Hertogenbosch gestart. Sinds 2009 is de praktijk ook uitgebreid met endodontie op verwijzing. In 1994 is Giles erkend als Diplomate of the American Academy of Periodontology, verder heeft hij ook zitting gehad in het Consilium Parodontologicum van de NVvP. Sinds 1992 is Giles verbonden als docent aan de destijds EFP-erkende Post-graduate opleiding voor Parodontologie in Nijmegen.  Na terminatie van het Post-graduate onderwijs is hij kort betrokken geweest bij het chirurgisch profiel in de master fase van tandheelkunde. Sinds begin 2017 is hij Assistant Clinical Professor in de EFP-erkende Post-graduate opleiding Parodontologie aan de Universiteit van Bern, Zwitserland. Giles is actief lid van de Dutch Academy of Esthetic Dentistry en heeft in binnen- en buitenland nascholing gegeven, waarbij zijn voorliefde uitgaat naar parodontale plastische regeneratieve chirurgie en multidisciplinaire casuïstiek.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Giles de Quincey tijdens het congres Chirurgie van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Cosmetische tandheelkunde, Kennis, Thema A-Z
Meer duidelijkheid over invulling nieuwe beroepsgroep “mondhygiënist” in België

Recessiebedekkende chirurgie

Terugtrekkend tandvlees wordt door zowel de patiënt als de tandarts als een probleem gezien. De vaak ontsierende blootliggende tandhalzen kunnen pijnklachten veroorzaken en poetsdefecten in de hand werken. Het is daarom van belang een goede inschatting te kunnen maken wat de etiologie en de prognose van deze recessie is. Met de juiste parodontale chirurgische technieken kan in veel gevallen het verloren/missende tandvlees worden hersteld.

Waarom lijken recessies toe te nemen?

Enkele oorzaken: evolutie, biotypes tandvlees, meer orthodontie, kaken worden steeds kleiner, spieren worden kleiner. We hoeven het minder te gebruiken daardoor atrofie.

De alveolaire ontwikkeling blijft achter, echter de elementen blijven even groot waardoor er meer crowding is in gebitten.

Er is aangetoond dat er bij een niet-goede neusademhaling malocclusie kan ontstaan. Dit blijkt uit een studie bij apen uit Noorwegen. De studie werd uitgevoerd door een orthodontist die bij aapjes de neus dichtmaakte.

Een recessie kan ook ontstaan door een draad van spalk geplaatst na een orthodontische behandeling. Bij orthodontisch behandelde patiënten wordt meer recessie gezien d an bij onbehandelde patiënten. Bij 2.7% van de patiënten met twisflexdraad krijgt verschuivingen van met name ondertanden.

Waarom recessietherapie?

  1. Esthetiek
  2. Dentine sensitiviteit
  3. Preventie cervicale abrasie/erosie
  4. Vereenvoudiging tandpreparatie
  5. Behoud element!

Miller classificatie

  1. Gingivarecessie die begrensd wordt door gekeratiniseerde gingiva
  2. Gingivarecessie voorbij mucogingivale grens (omslagplooi)
  3. Interdentale papil degenereert, er is sprake van een bepaald proces (bijvoorbeeld parodontitis)
  4. Interdentale papil is volledig afwezig

Miller classificatie 3 is nog wel goed te behandelen. Bij Miller classificatie 4 is het chirurgisch niet meer mogelijk een papil te creëren.

Er is nu in plaats van Miller een nieuwe classificatie.

Orthodontie kan goed samengaan met recessiebedekking. Door middel van strippen en torquen kun je interdentaal weefsel terugkrijgen. Staat het element buiten de ‘’biologic envelope’’? Met orthodontische verplaatsing verdwijnt recessie dan soms al.

Intake en diagnose

Intake

  • Hoe snel is het ontstaan?
  • Hoe lang al?
  • Gevoeligheid?
  • Medische en tandheelkundige anamnese
  • Lifestyle (roken, piercings)

 Lichtfotografie: buccaal en incisaal

Röntgenopname

Korte beoordeling smile dynamics

DPSI (parodontitis uitsluiten)

Beoordeling mondhygiëne

Voorlopig behandelplan

Etiologie

  • Traumatisch tandenpoetsen
  • Restauratieve tandheelkunde, gingivaretractie
  • Excessieve scaling en rootplaning
  • Chronische marginale parodontitis
  • Endodontisch aanhechtingsverlies

Risicofactoren

  • Biotype
  • Buccale botdehiscentie
  • Frenulumaanhechting
  • Piercings

Bij een recessie is het biotype vaak het probleem. Dun tandvlees is gevoeliger voor recessies dan een dikker biotype. Voorkomen van recessies is beter dan genezen. Het is daarom belangrijk om naar de preventie-assistente te gaan. Veel recessies ontstaan namelijk door een poetstrauma.  Daarnaast kan een recessie door een buccale botdehiscentie na orthodontie (eenvoudiger) ontstaan. Ook tractie van een frenulumaanhechting kan resulteren in een recessie. Piercings zijn ook een risicofactor omdat deze de gingiva kunnen beschadigen.

Chirurgische technieken

Er zijn verschillende chirurgische technieken die voor recessiebedekking worden toegepast.

De Quincey laat aan de hand van veel casussen de mogelijkheden zien, met ook met lange termijn resultaten. Door goede diagnostiek en behandeling is het resultaat erg stabiel. Ook door gebruik van microchirurgie, onder andere eigen ontwikkelde microblades, kan erg nauwkeurig gewerkt worden en zijn de succespercentages van de ingrepen hoger.

Bij een recessie linguaal wordt vaak ook tongriemcorrectie uitgevoerd. Te veel tractie van de tongriem kan namelijk ook een recessie in de hand werken.

Amelogenine kun je aanbrengen bij de behandeling. Dit zorgt voor een mooi resultaat en bevordering van de parodontale wondgenezing.

Je wilt niet alleen recessie bedekken, je wilt ook nieuw parodontium. Bij parodontale regeneratie zijn er drie eisen: nieuw cement, nieuw parodontaal ligament en nieuw kaakbot.

De nieuwe technieken met scannen zorgen ervoor dat je beter kunt meten hoe succesvol je behandeling is. Je kunt bijvoorbeeld een voor-scan met een eind-scan vergelijken.

Er zijn ook mogelijkheden voor andere materialen dan het het autologe bindweefseltransplantaat voor de recessiebedekking. Een indicatie hiervoor zou kunnen zijn als je veel tanden moet bedekken. Het trauma is dan erg groot voor het oogsten van autoloog materiaal. Naar deze nieuwe materialen wordt nog veel onderzoek gedaan.

Meestal is het goed om zes maanden te wachten voordat je prothetisch gaat behandelen na een recessiebedekking.

Giles de Quincey is in 1987 afgestudeerd als tandarts aan de KU Nijmegen. Na een korte tijd als algemeen-practicus in Eindhoven gewerkt te hebben, is hij in 1988 een 2-jarige Post-graduate opleiding Parodontologie begonnen aan de University of Southern California in Los Angeles. Na succesvolle afronding hiervan is Giles in 1990 een verwijspraktijk voor Parodontologie en Implantologie in ‘s-Hertogenbosch gestart. Sinds 2009 is de praktijk ook uitgebreid met endodontie op verwijzing. In 1994 is Giles erkend als Diplomate of the American Academy of Periodontology, verder heeft hij ook zitting gehad in het Consilium Parodontologicum van de NVvP. Sinds 1992 is Giles verbonden als docent aan de destijds EFP-erkende Post-graduate opleiding voor Parodontologie in Nijmegen.  Na terminatie van het Post-graduate onderwijs is hij kort betrokken geweest bij het chirurgisch profiel in de master fase van tandheelkunde. Sinds begin 2017 is hij Assistant Clinical Professor in de EFP-erkende Post-graduate opleiding Parodontologie aan de Universiteit van Bern, Zwitserland. Giles is actief lid van de Dutch Academy of Esthetic Dentistry en heeft in binnen- en buitenland nascholing gegeven, waarbij zijn voorliefde uitgaat naar parodontale plastische regeneratieve chirurgie en multidisciplinaire casuïstiek.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Giles de Quincey tijdens het congres Chirurgie van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Cosmetische tandheelkunde, Kennis, Thema A-Z
apps - social media

#motivatie: de kracht van “social media” in de mondzorg

Er wordt door zowel zorgprofessionals, als patiënten, uitgebreid gebruik gemaakt van social media. Patiënten gebruiken social media vooral voor het vergaren van informatie en voor sociale steun. Wat zijn de voor- en nadelen van social media voor zowel patiënten als zorgprofessionals? Hoe zet je social media in?

Verslag van de lezing van tandarts-parodontoloog Elmira Boloori tijdens het NVvP-congres Dentech.

Voor het laten slagen van een behandeling is het van groot belang de patiënt gemotiveerd te krijgen.

Factoren voor motivatie

  • Bewustwording van consequenties van gedrag. Patiënt kan óf succes zoeken, óf mislukking vermijden.
  • Keuzes. Het hebben van keuzes zorgt voor een gevoel van controle. Omgekeerd werkt dit ook; als je geen keuzes hebt, zorgt dit ervoor dat je je gecontroleerd voelt.
  • Gemeenschap: Sociale steun. Steun uit de omgeving van de patiënt is belangrijk, juist ten tijde van tegenslagen.
  • Bekwaamheid: Zorg als zorgprofessional voor feedback en aanmoediging, en geef de patiënt complimenten. Zet samen kleine stapjes vooruit.

Social media

Er wordt door zowel zorgprofessionals, als patiënten, uitgebreid gebruik gemaakt van social media. Echter, de social media die de patiënten raadplegen, zijn van andere origine dan de social media die tandartsen inzetten; patiënten zitten vooral op Twitter en Facebook, zorgprofessionals zitten vooral op LinkedIn en Twitter. Zorgprofessionals gebruiken social media vooral voor marketingdoeleinden, en voor communicatie met collega’s. Patiënten gebruiken social media vooral voor het vergaren van informatie en voor sociale steun.

Voordelen social media

Patiënten

  • Uitwisseling van informatie
  • Beter begrip van de ziekte/aandoening
  • Meer zelfvertrouwen
  • Betere communicatie patiënt – arts
  • In gesprek gaan met lotgenoten

Zorgprofessionals

  • Meer betrokkenheid van patiënt bij de behandelingen en zelfzorg
  • Meer aanmoediging patiënt
  • Betere communicatie patiënt – arts
  • Inspringen bij onduidelijkheden patiënt
  • Beter begrip van problemen en obstakels van patiënt

Nadelen social media

Patiënten

  • Privacy
  • Onbetrouwbare informatie
  • Geen behoefte aan

Zorgprofessionals

  • Inefficiënt
  • Gebrek aan vaardigheden
  • Legale redenen (geen vergoeding)
  • Inefficiënt (teveel informatie, kost teveel tijd)
  • Privacy
  • Geen behoefte aan

Sociale steun

Social media werken voor de patiënt goed op het gebied van sociale steun:

  • Emotionele steun: gevoel van warmte en betrokkenheid, verhoogt zelfbekwaamheid
  • Steun in zelfvertrouwen: verhoogt zelfbekwaamheid
  • Informatieve steun (adviezen): verbetert de gezondheid
  • Tastbare steun: verbetert de gezondheid

Hoe kan een zorgprofessional social media inzetten?

  • Focus op een specifieke doelgroep
  • Zorg voor een duidelijk doel, de patiënt moet succes willen gaan nastreven
  • Wees begripvol, betrek de patiënt erbij
  • Gebruik interactieve middelen, filmpje is educatiever en werkt beter dan een stuk tekst.

Elmira Boloori is in 2004 afgestudeerd voor de opleiding mondhygiëne; vervolgens heeft zij in 2013 succesvol de opleiding tandarts algemeen practicus afgerond. In 2017 is ze cum laude geslaagd voor specialisatie opleiding voor parodontologie aan Academisch centrum voor tandheelkunde Amsterdam (ACTA).

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor Dental INFO van de lezing van Elmira Boloori, tandarts-parodontoloog, tijdens het congres Dentech, innovatie in de parodontologie van de NVVP.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis
Luxaties van tanden als gevolg van dentaal trauma

Luxaties van tanden als gevolg van dentaal trauma

Luxaties van tanden als gevolg van trauma komen vaak voor en kunnen variëren van een op het oog onschuldige subluxatie tot een hopeloos lijkende avulsie. Bij de behandeling ervan is afwachten vaak een goede keus. In andere gevallen is razend snel ingrijpen juist van doorslaggevend belang. Michiel de Cleen liet in deze lezing zien hoe u als tandarts snel en betrouwbaar de schade aan parodontium en pulpa in kaart kunt brengen en hoe u op grond van de beschikbare diagnostische informatie de juiste behandeling op het juiste moment kunt uitvoeren.

Tandletsel

Niet alle tandletsels komen even vaak voor. Kroonfracturen komen het vaakst voor (26-76%), gevolgd door subluxaties (21%), laterale luxaties (11%) en extrusie luxaties (7%).  Wortelfracturen (0,5-7%), avulsies (0,5-3%) en intrusie luxaties (0,3-1,9%) komen het minst vaak voor. Tijdens zijn lezing ging Michiel de Cleen vooral in op de luxaties.

Luxaties

Er bestaan verschillende soorten luxaties:

  1. Contusie

Er is sprake van kneuzing van het parodontaal ligament, zonder mobiliteit van het element.

  1. Subluxatie

Er is sprake van kneuzing van het parodontaal ligament, met mobiliteit van het element.

  1. Extrusie luxatie

Het element is verplaatst úit de tandkas.

  1. Laterale luxatie

Het element is zijwaarts verplaatst in de tandkas.

  1. Intrusie luxatie

Het element is ín de tandkas verplaatst.

  1. Avulsie

Het element is in zijn geheel uit de tandkas.

Welke weefsels raken beschadigd bij een (laterale) luxatie?

Bij een luxatie is het element vaak zelf onbeschadigd maar zijn de volgende omringende weefsels wel degelijk beschadigd:

  • Parodontale vezels. Deze vezels genezen binnen paar dagen tot 2-3 weken.
  • Wortelcement kan afstropen/afbreken. Dit heeft als consequenties dat het dentine bloot komt te liggen. Cement kan wel weer terugkomen, cementoblasten zijn echter wel trager dan fibroblasten.
  • Alveolair bot. Bot is goed in staat te herstellen.
  • Pulpa. De pulpa ligt veilig beschermd in het element en daarom is er bij een luxatie dus geen direct letsel aan de pulpa. Er is echter wel sprake van indirect letsel door het kneuzen van vaatzenuwstreng en mogelijk ook door barsten in kroon waardoor bacteriën de pulpa kunnen bereiken door blootliggende tubuli.

Overleving van de pulpa na luxatie

De overleving van de pulpa verschilt per soort luxatie (Andreasen et al. 1985):

  • Contusie: 95-100%
  • Subluxatie: 75-98%
  • Extrusie luxatie: 40-95%
  • Laterale luxatie: 20-95%
  • Intrusie luxatie: 0-40%

Laterale luxatie

Bij de laterale luxatie is de overlevingsrange erg breed. Dit komt omdat de overleving van de pulpa sterk afhankelijk is van de mate van wortel-afvorming. Hoe meer de wortels zijn afgevormd, hoe slechter de prognose. De overleving van de pulpa is dus afhankelijk van zowel het type luxatie als de mate van wortel-afvorming.

Daarnaast is er vaak sprake van een combinatie van letsels. Lauridsen et al. (2012) heeft dit onderzocht en concludeerde dat de mate van ernst van het letsel aan de kroon de kans op pulpanecrose vergroot. Waarbij er ook een grote verschil was tussen elementen met en zonder afgevormde wortels.

Bij een laterale luxatie is de kroon van het element naar palatinaal verplaatst, dit betekent automatisch dat de wortel naar vestibulair is verplaatst. Het element kan het beste worden gereponeerd met twee vingers: één bij de apex en één vinger bij de kroon. Het is goed om te beseffen dat het element vlak na het trauma meestal niet op de koude-test reageert (dit is niet verwonderlijk, het heeft immers een enorme klap gehad) maar dat de pulpa zich nog wel kan regenereren.

Mogelijkheden om de genezing na luxatie positief te beïnvloeden

Welke factoren hebben mogelijk een positieve invloed op de genezing na een luxatie?

  1. Vermijden uitstel van behandeling

Uit onderzoek van Andreasen et al. (2002) bleek dat, met uitzondering van avulsies(!), het verreweg bij de meeste trauma’s niet uitmaakt of u binnen of na 24 na het trauma het element behandelt. Voor de patiënt is het echter vaak wel prettiger om het op dezelfde dag te behandelen. Het vermijden van uitstel heeft dus alleen positieve invloed wanneer er sprake is van een avulsie.

  1. Goede repositie

Uit onderzoek van Andreasen et al. (2019) blijkt dat het goed repositioneren van een element niet van belang is voor de genezing. Een goede repositie is echter wel van belang voor het eindresultaat: wanneer het element niet goed gerepositioneerd is dan geneest het namelijk niet in de goede positie. In veel gevallen kan dit op een later moment orthodontisch hersteld worden.

  1. Antibiotica

Antibiotica dragen niet bij aan de genezing (Andreasen et al. 2006). Antibiotica hoeven alleen voorgeschreven te worden bij patiënten met bijvoorbeeld hartproblemen waarbij normaliter een endocarditis profylaxe geïndiceerd is.

  1. Spalken

Het spalken van elementen draagt niet bij aan een betere genezing. Het kan echter wel bijdragen aan een slechte genezing! Zorg er dus voor dat uw spalk goed zit, de patiënt moet er goed mee kunnen eten en de spalk moet goed reinigbaar zijn. Vraag uzelf dus altijd af of een spalk essentieel is voor de genezing. Daarnaast is het meestal voldoende om één element aan weerszijde van het getraumatiseerde element te spalken. Dit voorkomt (onnodig) etsen van de buurelementen en ook is er geen kans op schade bij het verwijderen van het composiet.

De bovenstaande vier factoren hebben dus vrijwel geen invloed op de genezing. Geconcludeerd kan worden dat de genezing hoofdzakelijk bepaald wordt door de aard van de luxatie en het stadium van wortel-afvorming.

Diagnostiek en follow-up

Koude-test en röntgenonderzoek – reproduceerbaarheid

Patiënten moeten meerdere malen terugkomen na een dentaal trauma. De koude-test moet dan herhaald worden en ook worden er opnieuw röntgenfoto’s gemaakt. Het is sterk aan te raden om daarom zo reproduceerbaar mogelijk te werken. Hiervoor is het verstandig om gebruik te maken van instelapparatuur bij het maken van röntgenfoto’s. Ook kan er het beste voor één merk koude-test gekozen worden omdat de gevoelstemperatuur per merk verschilt.

Fotografie

Fotografie is essentieel voor de diagnostiek en de follow-up. Foto’s geven veel informatie. Na een trauma kan een tand verkleuren, om deze verkleuring goed te monitoren is het aan te raden om gestandaardiseerde lichtfoto’s te maken.

Transiet apical breakdown (TAB)

Soms is er vlak na een trauma een zwarting zichtbaar aan de apex terwijl de sensibiliteitstest positief en/of twijfelachtig is. In dat geval kan er sprake zijn van ‘transiet apical breakdown (TAB)’. Het is dan goed om eerst niets te doen aangezien dit defect zich vanzelf kan herstellen. Bij twijfel is het aan te raden om te overleggen met een endodontoloog.

Mogelijke gevolgen na luxatie

  • Verkleuring element

Andreasen et al. (1988) heeft in haar onderzoek gekeken naar wat een verkleuring precies betekent voor het element: moet u wel of geen wortelkanaalbehandeling uitvoeren?

Wanneer een element is verkleurd dan is dit op zich geen reden voor het uitvoeren van een wortelkanaalbehandeling. Ook een verkleurd element dat niet reageert op een koude-test is geen reden voor een wortelkanaalbehandeling. Dit is anders wanneer het element na drie tot vier maanden na het trauma nog steeds niet reageert op een koude-test. Uit het onderzoek kwam namelijk naar voren dat in dat geval in 90% van de gevallen sprake is van een dode pulpa. Bij een verkleurd element met een apicale zwarting is er nooit sprake van twijfel en moet er altijd een wortelkanaalbehandeling gestart worden.

  •  Obliteratie

Een obliteratie kan worden ontdekt door nieuwe röntgenfoto’s met oude te vergelijken. Daarnaast kan de pulpaholte van het getraumatiseerde element ook met die van een buurelement worden vergeleken.

De kans op een obliteratie van de pulpa holte na luxatie is vooral groot bij subluxatie van elementen met een open apex (Andreasen et al. 1987). Bij minder dan 10% treedt er pulpanecrose op na een kanaalobliteratie (Robertson et al. 1996). Een CBCT kan behulpzaam zijn bij het opsporen van een kanaal wanneer er sprake is van een obliteratie. Ook bestaat tegenwoordig de mogelijkheid om een boormal te printen aan de hand van het beeld op de CBCT.

  • Oppervlakteresorptie

Het optreden van oppervlakteresorptie kan geen kwaad. Het beeld op de röntgenfoto ziet er vaak anders uit en daarom kan oppervlakte resorptie gezien worden als een ‘litteken’. Typerend voor oppervlakteresorptie is dat de parodontaal-spleet gewoon doorloopt.

  • Externe ontstekingresorptie

Externe ontstekingsresorptie is een snel voortschrijdend proces en is altijd het gevolg van zowel een geïnfecteerde pulpa als een beschadigd worteloppervlak. Wanneer er dus sprake is van een vitale pulpa, kan er geen sprake zijn van externe ontstekingsresorptie. Het is dus goed om bij elke controle na trauma de volgende twee vragen te stellen:

  • Hoe zit het met de vitaliteit van pulpa?
  • Wat was de schade aan het worteloppervlakte tijdens het trauma?

Bij een intrusie luxatie is er veel schade aan het worteloppervlak waardoor er een grotere kans bestaat op ontstekingsresorptie in vergelijking met andere luxaties. Ontstekingsresorptie treedt al in snel op na een trauma. Uit onderzoek van Andreasen et al. (2018) blijkt dat na 3 maanden 68% van de gevallen zichtbaar zijn en na 6 maanden al 79%. Het (kunnen) optreden van ontstekingsresorptie is dan ook hoofdzakelijk de reden dat u vooral in de beginperiode na een trauma de patiënt vaak terug moet zien. Als er na een jaar geen problemen zijn opgetreden dan kunt u er wat meer gerust op zijn dat er geen ontstekingsresorptie op zal treden. Daarnaast is het goed om te beseffen dat cementoblasten externe ontstekingsresorptie kunnen repareren wanneer het defect klein is.

Michiel de Cleen is tandarts-endodontoloog te Amsterdam. Naast zijn werkzaamheden in de praktijk geeft hij regelmatig lezingen en cursussen op het gebied van de endodontologie. Zijn bijzondere belangstelling gaat uit naar de diagnostiek en behandeling van tandletsels.


Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het NVvE-congres Trauma… Oh nee! Wat nu?

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
‘De tandtechniek heeft ingeboet aan kwaliteit’

Kraak de code: hoe gaan mensen hun mondgezondheid belangrijk vinden?

Tijdens het SCEM-symposium Mondzorg bij het kind IX sprak Dagmar Vriends onder de titel ‘Kraak de code’ over motiverende gespreksvoering. Op welke manier kun je mensen aanzetten tot gedragsverandering, bijvoorbeeld om hun mond beter te verzorgen? Hierbij een verslag van haar presentatie

Mensen in beweging krijgen

De presentatie begon met een filmpje, waarin iemand heel hard om hulp riep. Wat bleek het geval? De roltrap stond stil… De meeste problemen zijn makkelijk op te lossen door zelf in beweging te komen. Hoe krijg je mensen in beweging vanuit een interne motivatie zonder te manipuleren? Dat was de vraag die centraal stond in de presentatie.

Externe versus interne motivatie

Een van de manieren om mensen in beweging te krijgen is via externe prikkels. Maar als de externe prikkel verdwijnt, verdwijnt ook de goede gewoonte. Zo is het krijgen van een flossdraad een soort ‘Oprah-Winfrey-momentje’. Je patiënt gaat hier wellicht enkele dagen enthousiast mee aan de slag. Maar dit enthousiasme verdwijnt. Daarom is de vraag hoe je iemand intern gemotiveerd krijgt in plaats van extern. Hoe zorg je ervoor dat mensen zelf hun gebit echt belangrijk gaan vinden?

Bedenk zelf eens wanneer je iets bent gaan doen wat je in eerste instantie niet wilde doen. Waarom ben je het gaat doen? Wat heeft je gemotiveerd? Zo houd je misschien helemaal niet van sporten, maar ben je gemotiveerd geraakt omdat je spieren moest krijgen omdat je rugpijn kreeg. Motivatie bestaat uit:

  • wens;
  • mogelijkheden;
  • redenen;

De code

Het interessante is dat voor iedereen motivatie anders is, dat is zijn code. De een heeft een wens en doet het gelijk en een ander heeft tien redenen. maar doet het niet. Je kent vast ook patiënten die redenen genoeg hebben om hun gedrag aan te passen, maar het niet doen. Of waarbij het zelfs noodzakelijk is, maar er niks gebeurt. Deze mensen hebben vaak het vertrouwen niet dat het gaat lukken of ze hebben de mogelijkheden niet. Zo kan het gebeuren dat mensen die dreigen dood te gaan doordat ze roken, toch niet stoppen met roken, zelfs artsen. Niet omdat ze niet willen, maar omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze het niet kunnen. Deze code kun je kraken door goed te luisteren.

Stop met overtuigen

We vragen onze patiënten constant om iets te doen wat ze niet gewend zijn. Dat voelt oncomfortabel. Dus je hoeft ze niet meer te overtuigen van het nut. Mensen veranderen niet door wat andere mensen zeggen, maar door wat ze zelf bedenken en door wat ze zelf zeggen. “Als de tandarts tegen mij zegt dat het beter is om twee keer tanden te poetsen, dan zeg ik nee. Ik poets maar een keer per dag, maar heb geen gaatjes. Maar als ik mezelf hoor zeggen dat mijn kinderen wel eens klagen dat ik niet fris ruik, dan raak ik gemotiveerd. Als je me dat laat zeggen, dan trek je mijn triggers open.” Ontlokken van verandertaal van de patiënt is een van de belangrijkste dingen die je moet doen in een motiverend gesprek.

Ontlok verandertaal

Hoe ontlok je verandertaal bij mensen? Door open vragen te stellen, te reflecteren en te bekrachtigen. Door het Google-brein te gebruiken. Iedereen heeft een Google-brein. Stel bijvoorbeeld de vraag: “Hoe belangrijk is het voor je en geef een dit een cijfer.” Vraag dan niet waarom die 8 geen 9 is, maar speel met de cijfers. Vraag juist hierbij waarom het geen 6 is. Dan krijg je al het positieve te horen in plaats van al het negatieve. Vraag naar oplossingen in plaats van problemen. Dus als iemand je vertelt dat ze in elk geval wel een keer daags poetsen, omdat ze dat belangrijk vinden, vraag dan waarom ze dat zo belangrijk vinden. En vraag toestemming of je mag meedenken.

Omzeil weerstand

Mensen zijn eigenlijk altijd bereid om te veranderen. De een natuurlijk wel veel meer dan de ander. Ze staan hierbij voor de keuze om wel of niet te veranderen. Die twijfel is er continu. Zo wil men graag afvallen, maar ook heel graag lekker chocola eten. Deze mensen vinden zichzelf al een ‘loser’ omdat ze niet trouw naar de sportschool gaan, dus dat hoef je er niet meer in te wrijven. Als je dat gaat doen, dan zet je enkel de patiënt in de weerstand. Je pusht als je probeert te overtuigen. Neem patiënten serieus in wat ze te vertellen hebben door te herhalen wat ze zeggen en stel vervolgens een vraag. Dus bijvoorbeeld: “Wat ik zie, is tandplak en ik maak me er zorgen over.” De patiënt reageert met: “Maar dat hoeft niet, want…” Je kunt reageren met: “U vindt dat het goed gaat en maakt zich geen zorgen om de hoeveelheid tandplak!” Hiermee zorg je dat de patiënt het zichzelf gaat afvragen. Vraag vervolgens of je iets mag vertellen vanuit je expertise.

Wat kun je vanaf morgen doen?

  1. Stop met overtuigen.
  2. Ga van adviseren naar motiveren; onderzoek de ambivalentie.
  3. Kraak de code: wens, mogelijkheden, reden en noodzaak.
  4. Stel bewust vragen, maak gebruik van het Google-brein.
  5. Laat het de ander zeggen!

Dagmar Vriends is eigenaar, hoofdtrainer en -coach van Siss trainingen. Zij is gecertificeerd trainer in Agression Replacement Training (ART), Trainer Huiselijk Geweld (BORG), Cognitieve Vaardigheden (CoVa), Cognitieve Vaardigheden voor mensen met een licht verstandelijke beperking (CoVa+), Sociale Vaardigheden (SoVa) en Gedragstrainer.

 Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing Kraak de code – De volgende stap in motiverende gespreksvoering van Dagmar Vriends tijdens het SCEM-symposium Mondzorg bij het kind IX.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
De toegevoegde waarde van 3D-beeldvorming en 3D-printing

De toegevoegde waarde van 3D-beeldvorming en 3D-printing

“3D printing en 3D-beeldvorming zijn de toekomst in de tandheelkunde en ook in de parodontologie voor patiënt-specifieke oplossingen. Ik denk wel dat we goed moeten nadenken dat we over innovatie spreken: goedkoper, beter en sneller. Als we dat in ons achterhoofd houden kunnen we de patiënt echt beter helpen en de zorg goedkoper maken”, zei Thomas Maal als terugblik op zijn lezing tijdens het NVvP-congres.

Doelen 3D-lab

  •  Faciliteren en implementeren van technologische innovaties in 3D-beeldvorming en 3D-printing in de dagelijkse klinische praktijk.
  • Verbeteren van patiëntenzorg door het bieden van patiënt-specifieke oplossingen.
    Het is belangrijk om als tandarts deze nieuwe mogelijkheden en technologische innovaties te omarmen, en in te zetten in het voordeel van de patiënt.

Cone Beam CT-scan

Het vooraf vervaardigen van een CBCT-scan kan van belang zijn bij diverse tandheelkundige behandelingen. Zo kan het zinvol zijn vooraf een CBCT-scan te vervaardigen bij het bepalen van de nervus-relatie bij extractie van M3’s in de onderkaak. De scan kan vervolgens gebruikt worden bij uitleg aan de patiënt waarom een bepaalde behandeling wordt voorgesteld.
Ook kunnen met de CBCT-scan cysten worden beoordeeld, intra-orale botdefecten en botdefecten ter plaatse van furcaties. De scan kan daarnaast dienen als educatie voor de patiënt.

Hoewel een CBCT-scan erg nuttig kan zijn, mag deze nooit routinematig worden vervaardigd; er moet altijd worden voldaan aan het ALARA-principe. Hierbij geldt dat de CBCT-scan alleen vervaardigd mag worden, indien conventionele röntgenfoto’s niet genoeg informatie verschaffen én er moet bij het vervaardigen van de scan gebruik worden gemaakt van een hoge resolutie en een laag volume. Elke 5 jaar moeten deze richtlijnen worden herzien.
Gelukkig zijn de scanners de afgelopen 10 jaar sterk verbeterd; hierdoor is er een stralingsreductie van 60%. Dit komt grotendeels omdat de computers beter in staat zijn te reconstrueren.

3D-scannen & 3D-printen

De intra-orale scanner en printer maakt een grote opmars. Het 3D scannen en printen kan (in de nabije toekomst) gebruikt worden voor:

  • 3D geprinte kronen, er kunnen geen fouten ontstaan bij uitgieten van afdrukken, modellen kunnen niet kapot vallen of kwijt raken, alles wordt digitaal opgeslagen.
  • D geprinte immediaat-prothese op implantaten, de steg wordt volledig door de computer ontworpen. Hierdoor dalen de kosten met 60%, en is het voor meer patiënten financieel haalbaar.
  • 3D geprinte gebitselementen, die direct na extractie geplaatst worden in de alveole.
  • 3D geprinte boormal voor plaatsen van implantaten; hierdoor is er geen volledige opklap meer nodig en worden de implantaten nauwkeuriger geplaatst.
  • 3D geprinte onderkaak of deel van schedel, na verwijdering tumor. Deze past als een puzzelstukje op het defect, waardoor de operatietijd fors afneemt.
  • 3D gescande weke en harde delen, waarmee een voorbeeld gemaakt kan worden hoe de patiënt er na orthodontische chirurgie uit gaat zien, waardoor patent mee kan beslissen.
  • 3D geprinte mallen bij complexe endodontische behandelingen. Door vooraf de computer o.a. de openingsrichting te laten bepalen, gaat er minder weefsel van het element verloren.

Toekomstbeeld

In de toekomst is er een grote rol voor computer intelligence weg gelegd. Zo kan met behulp van een hololens virtueel een complexe operatie worden geoefend, of bijvoorbeeld het reanimeren van een baby.
Bio-printing komt uit de stamcel technologie. Je oogt en kweekt dentale stamcellen, deze worden terug geplaatst in de buik van de patiënt waar het doorbloed raakt en groeit, en zo kun je je eigen kaak maken. Dit kan ook met huid gedaan worden, en ook nieuwe retinacellen oogsten en terug plaatsen waardoor iemand die blind is in ieder geval weer licht kan zien.
Verder zullen er horloges op de markt worden gebracht die een ECG kunnen maken, en deze met behulp van computers kunnen scannen op mogelijke afwijkingen.
Tot slot wordt het in potentie mogelijk om via details in iemands stem, vocal biomarkers, Parkinson, psychische aandoeningen en coronaire hartziekten in een vroeg stadium te diagnosticeren.

Prof. dr. Thomas Maal is associate professor en coördinator van het Radboudumc 3D Lab. Hij houdt zich bezig met de allernieuwste 3D technologieën in de gezondheidszorg. In het 3D Lab staat voortdurend de vraag centraal hoe we met 3D-technologie de zorg voor de patiënt kunnen verbeteren.
In 1984 studeerde hij af als tandarts en kreeg zijn erkenning tot parodontoloog NVvP in 1990.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, van de lezing van prof. dr. Thomas Maal tijdens het NVvP-congres Dentech innovatie in de parodontologie.

 

 

Lees meer over: 3D-printen, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
Hoe laat u het telefonisch contact met uw patiënt goed verlopen?

Hoe laat u het telefonisch contact met uw patiënt goed verlopen?

Het eerste contact met een patiënt gaat vaak via de telefoon. Hoe laat u dit contact goed verlopen? En wat doet u als afspraken op het laatst afgebeld worden of als een patiënt helemaal niet komt opdagen? Alex Nottingham sprak hierover tijdens het seminar Dental Practice Excellence.

Goede telefoontechnieken van wezenlijk belang

Als praktijk wilt u mensen zo goed mogelijk helpen. U komt maar moeizaam aan nieuwe patiënten of er wordt maar weinig gebruik gemaakt van uw behandelopties. Toch zijn er patiënten genoeg en uw behandelopties zijn wel degelijk in trek. U mist dus kansen. Toch liggen deze recht voor u, namelijk aan de telefoon. Optimaliseer uw telefoontechnieken en uw praktijk bloeit als nooit tevoren.

Als er iemand naar de praktijk belt, dan is er een hulp- of zorgvraag. Deze persoon heeft deze voor zichzelf geformuleerd, heeft de moeite genomen om het telefoonnummer op te zoeken en speciaal voor u tijd gemaakt om de telefoon te pakken. En dan krijgt hij u niet te pakken, of hij krijgt geen antwoord op zijn vraag. We zien nu dat slechts 35% van de bellers een afspraak maakt. Reken maar eens uit hoeveel uw omzet zou stijgen als 100% van de bellers uiteindelijk een afspraak maakt. En hoeveel zou het over een jaar kosten als u één beller per dag zou missen? Dat is een belachelijk hoog bedrag!

Great Call Process

De oplossing is: The Great Call Process (GPC), met de nadruk op Great. Uw manier van telefoneren is ontzettend belangrijk, want dit is de eerste indruk die een patiënt van uw praktijk krijgt. En u weet: u krijgt nooit meer een tweede kans voor een eerste indruk. GCP houdt het volgende in:

  • Greeting;
  • Rapport;
  • Engage;
  • Ask for appointment;
  • Take information.

GREAT dus!

Greeting

Neem aan met de naam van de praktijk en uw eigen naam. Zorg er vervolgens voor dat u gelijk de naam van uw beller verstaat en onthoudt.

Rapport

Dit is een stap die vaak vergeten wordt, maar essentieel is. Herhaal de naam van uw beller. Dus: “Goedemorgen meneer Janssen.” Want de eigen naam horen is iets, wat we het heerlijkste geluid schijnen te vinden, welke taal we ook spreken. Ook horen we graag wat we net zelf hebben gezegd. Parafraseer dus en herhaal wederom de naam van de beller. Maak niet de vergissing dat u de beller interrumpeert, ook niet als u allang begrepen heeft wat de situatie is of wat de beller wil vragen. Maar voorkom ook dat hij zichzelf gaat herhalen. Maak duidelijk dat u echt een en al oor bent naar de beller zelf en ga dus niet typen tijdens het bellen en maak ook niet meerdere belletjes tegelijkertijd. Wees dus niet onbeschoft.

Engage

U bent niet onbeschoft, maar wel ASO:

  • Answering common questions;
  • Sharing the sizzle;
  • Overcoming objections.

U beantwoordt de vraag door het speerpunt er in te verwerken. Dit is uw Unique Selling Point (USP), hetgeen wat u onderscheidt van andere praktijken. Op de vraag “Kan ik niet gewoon een controle krijgen in plaats van een gebitsreiniging?” zou uw antwoord kunnen zijn: “U krijgt een controle bij uw gebitsreiniging. De tandarts kan dan uw gebit uitstekend beoordelen zonder dat tandsteen het zicht wegneemt. Bovendien hoeft u dan niet nog eens extra terug te komen voor de gebitsreiniging. Voor de gebitsreiniging wordt door onze mondhygiënist extra tijd ingepland, zodat de behandeling bij u zo aangenaam mogelijk verloopt. Uw gebit wordt bijvoorbeeld ook gepolijst, zodat het straks extra glad en wit is. De mondhygiënist vormt een paar extra ogen, zodat er werkelijks niks aan de aandacht kan ontglippen. Zo is er bijvoorbeeld extra aandacht voor beginnende problemen, zodat dure behandelingen voorkomen worden.” Hiermee haalt u de bezwaren van de patiënt weg.

Ask for appointment

Vraag niet of u een afspraak zal maken, maar zeg: “Laten we een afspraak inplannen. Wilt u in de ochtend of in de middag een afspraak?” Zorg ervoor dat de beller hierbij begrijpt waarom hij zal moeten komen en waarom op deze termijn. Zeg bijvoorbeeld dat het druk is in de agenda, maar dat u speciaal voor deze beller ergens nog een plekje op korte termijn heeft gevonden. Wees ook duidelijk wat er dan gebeurt. Bijvoorbeeld dat de beller voor een intake zal komen en niet voor een behandeling. Als de beller een behandeling verwacht, dan is hij teleurgesteld en zelfs boos dat hij slechts een intake heeft gehad.

Take information

Zorg ervoor, dat u dit niet te vroeg doet en wees ook volledig hierin. Zorg dat u gegevens van uw beller verzamelt, zoals zijn telefoonnummer. Noteer voor de behandelaar ook wat precies de vraag is van uw beller en wat u beloofd heeft.

Het voordeel van GREAT is, dat uw patiënt goed voorbereid naar de praktijk komt en weet wat hem te wachten staat. Hij weet waar hij zijn geld naar toe gaat brengen en is dus ‘willing to pay’. Bovendien zal de patiënt ook daadwerkelijk op de afspraak verschijnen. De patiënt zal als boter in uw handen zijn.

Een voorbeeld

Een eerste telefoontje kan er als volgt uit zien:

“Dank voor het bellen naar mondzorgpraktijk De Vries, u spreekt met Maria, waarmee kan ik u helpen?”

“Hallo Maria, met Bert, ik zou graag willen weten wat Smile Design bij jullie kost.”

“Hallo Bert, voordat ik uw vraag beantwoord, zou ik u eerst wat vragen mogen stellen, zodat ik u beter kan helpen?”

“Ja natuurlijk, wat wilt u weten?”

“U heet Bert met de voornaam en verder? Klopt het dat u nog niet ingeschreven staat?”

“Dat klopt.”

“Prima, Bert, zou ik even uw telefoonnummer mogen hebben, mocht de verbinding worden verbroken? En Bert, hoe heeft u ons gevonden?”

“Nou, ik heb even gegoogeld…”

“Ah, super Bert. Mag ik vragen of u zelf wilt tandenbleken of gaat het om iemand anders?”

“Het is voor mijzelf.”

“Oké, zou u me iets meer kunnen vertellen? Waarom wilt u precies Smile Design hebben?”

“Nou, ik ben altijd al ontevreden geweest over het uiterlijk van mijn gebit. Mijn tanden lijken gebarsten en ik heb spleetjes tussen mijn tanden.”

“Ah, dus u zou ze meer in de rij willen hebben, Bert?”

“Dat klopt.”

“En hoeveel tanden zou u mooier willen hebben?”

“Het gaat om acht voortanden.”

“Acht tanden en heeft u het hier al eens eerder met een tandarts over gehad?”

“Nee, ik ben een beetje aan het rondbellen.”

“Oké, dus nog geen enkele tandarts heeft bekeken of het wel of niet bij u zou kunnen?”

“Klopt, ik weet niet zeker of het wel kan.”

“Dan is het het beste dat u even kennis komt maken met de tandarts, hier. U vroeg wat het kostte. Als de tandarts u ziet, dan kan zij bekijken wat de mogelijkheden en de kosten zouden kunnen zijn. Ik kan het wel grofweg aangeven, zou u die prijsindicatie al willen weten?”

“Ja, graag, ik hoef nu nog geen specifieke prijs te horen, maar ik wil wel een beetje weten waar ik aan toe ben.”

“Dat begrijp ik helemaal – vertelt de indicatie – tandarts De Vries werkt al 35 jaar en heeft hier veel ervaring mee. We hebben al veel patiënten hiermee geholpen en het wordt altijd prachtig, kan ik u vertellen. Bij uw eerste afspraak wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn voor u, vindt u dat een goed plan?”

“Ja, dat klinkt goed.”

“Fantastisch, laten we een afspraak maken.”

Afbellen

Dus de manier waarop u potentiële patiënten te woord staat, is iets waar veel te winnen valt. Waar nog meer kansen liggen, zijn de afspraken die afgebeld worden of verzet. Dit heeft echt consequenties voor de omzet. Het is funest als de patiënt een afspraak heeft staan en de behandelaar zelf is er niet. Dus wees altijd op tijd, plan goed in, laat nooit zien dat u gehaast bent en als u uitloopt, excuseert u zich. Als patiënten willen afbellen, vraag dan altijd waarom. Maak daarbij duidelijk dat u dit verbaast, want die afspraak is superbelangrijk. Vraag dus: “Wat is er aan de hand?” Maak duidelijk, dat u zich ongerust maakt. Zeg dat u de patiënt heel graag had willen zien. Ga dan op zoek naar een plek in de agenda en daar mag u even tijd insteken. “Even zien …, hier geen tijd…, hier ook niet…., ik zit al in juli…, nee ook niet…, oei oei….” Vertel dat het minstens nog 4 tot 6 weken zal duren. Zeg dan nogmaals dat u zich ongerust maakt wanneer de patiënt niet op zijn afspraak zal verschijnen en dat u de patiënt graag had willen zien. Vertel dan wanneer de volgende afspraakmogelijkheid precies is. Dus u bestraft de patiënt niet, maar u voedt de patiënt wel op.

Niet komen

Op het moment dat uw patiënt niet is komen opdagen of te laat afbelt, schiet hem dan niet gelijk af. Wees wel duidelijk dat dit niet gewenst is. “Misschien zijn wij er nog niet duidelijk over geweest, maar gewoonlijk brengen we een gemiste afspraak in rekening. Ik zal nu een uitzondering maken, maar ik noteer het wel in uw dossier.” Belt de patiënt voor de tweede keer te laat af, vertel dan dat dit een nadelig effect heeft voor andere patiënten. Zij moeten langer wachten als mensen niet komen opdagen. Ook kunt u vertellen dat u op zo’n korte termijn geen andere patiënt meer kan inroosteren. Vraag dan na of het echt nodig is om af te bellen en of het echt niet mogelijk is om nog te komen. Maar er dus een ‘big deal’ van, maar zonder de patiënt het gevoel te geven dat hij op zijn donder krijgt. Probeer het toch zo positief mogelijk te houden.

Alex Nottingham van All-Star Dental Academy is coach en consultant voor tandartsen in de Verenigde Staten. Hij is auteur van het boek ‘Dental Practice Excellence’, coauteur van het boek ‘the E-Myth revisted’ en internationaal spreker.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna van de lezing Time management/Reducing broken appointments and cancellations door Alex Nottingham tijdens het seminar Dental Practice Excellence van Dentiva.

Lees meer over: Communicatie, Congresverslagen, Kennis, Ondernemen
Van diagnose naar behandelplan

Parodontitis: Van diagnose naar behandelplan

Door te screenen op pocketdiepte wordt er een onderscheid gemaakt tussen pluis, mogelijk niet pluis (pluizig), niet pluis. Op basis van de literatuur is de inschatting dat de eerste twee categorieën voornamelijk overeenkomen met gezondheid en gingivitis en de laatste categorie mogelijk met (beginnende) parodontitis. Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden.

Voor de eerste twee categorieën (0-5mm) is zorg met als doel preventie van parodontale problemen de eerste aangewezen stap in professionele tandheelkundige zorg. Op de laatste situatie, niet-pluis met pockets meer dan 6 mm, is het paro-protocol van toepassing waar in de lezing verder op doorgegaan werd.

Henry Schein tabel

Voordat een patiënt het paro-protocol binnengerold wordt, is het belangrijk dat eerst de motivatie om een dergelijk behandeltraject te willen doorlopen wordt afgetast. De patiënt moet wel gemotiveerd zijn om hierin met de behandelaar mee te gaan wil het doelmatige zorg zijn. Het advies is dat hier een aparte afspraak voor wordt gemaakt en dit aspect niet in een korte afspraak van een periodiek mondonderzoek wordt gepropt. Leg daarom aan de patiënt uit dat tijdens de controle het tandvlees nauwkeurig werd onderzocht en mogelijk problemen zijn geconstateerd. Geef aan dat er een nieuwe afspraak nodig is om dit uitgebreider te onderzoeken om een passend advies te geven en met elkaar te bespreken wat er aan te doen is. Het huidige tariefsysteem biedt voldoende ruimte om daar tijd en aandacht aan te besteden. De rest van de lezing werd mede daarom opgehangen aan de omschrijving die de algemene bepalingen van de NZA aan de code T12 ‘Onderzoek het tandvlees met een parodontiumstatus’ heeft gekoppeld. In het veld heeft Van der Weijden gemerkt dat er het misverstand bestaat dat het maken van een parodontiumstatus de strekking van code T12 dekt.

T12: Het afnemen van een tandheelkundige, medische en psychosociale anamnese

Met betrekking tot dit deel van het onderzoek kan aan de hand van de volgende vragen met de patiënt in gesprek worden gegaan.

Tandheelkunde anamnese:

  • Wat is de klacht en hoe lang bestaat die al?
  • Wat is er tot nu toe aangedaan en heeft dit effect gehad?

Medische anamnese:

  • Is er sprake van systemische aandoeningen waardoor bijvoorbeeld de afweer verlaagd is?
  • Is er sprake van medicatie die van invloed is op het tandvlees? Bijvoorbeeld calciumantagonisten die als bijwerking gingivavergroting hebben.
  • Zijn er lifestyle aspecten die de conditie van het tandvlees negatief beïnvloeden? Bijvoorbeeld roken of een tekort aan vitamines.

Psycho-sociale aspecten:

  • Interfereert de psyche met een succesvolle therapie? Denk daarbij bijvoorbeeld aan een patiënt met smetvrees die een partiële prothese moet gaan dragen.
  • Ligt de psyche mogelijk ten grondslag aan het probleem (bijvoorbeeld het ontstaan van necrotiserende parodontale aandoeningen door veel stress).

T12: Exploratief sonderen van de pocketdiepte rondom alle aanwezig elementen via zespuntsmeting

De gegevens die genoteerd worden in een parodontiumstatus geven samen het beeld van een plattegrond van het tandvlees. Voor het opmeten van de pocketdiepte zijn er verschillende soorten pocketsondes beschikbaar. Veel gebruikt is de sonde met een ‘Williams markering’ waarbij over een lengte van 10 mm de millimeterstreepjes p 4 en 6 mm afwezig zijn om de sonde makkelijker te kunnen aflezen. Sommige behandelaars geven de voorkeur aan een 15 mm sonde waarbij op 5, 10 en 15 mm de markering dikker is dan bij de overige millimeters. Voor het screenen is de WHO-sonde bij uitstek geschikt omdat de markering overeenkomt met pluis, pluizig en hoogstwaarschijnlijk niet pluis. De pocketdiepte wordt afgerond op het dichtstbijzijnde millimeterstreepje.

Een ander instrument dat niet kan ontbreken bij het invullen van een parodontiumstatus is de furcatiesonde. Van der Weijden vertelde dat hij in het verleden bij het uitpakken van een nieuwe sonde deze altijd iets openboog om de curve vlakker te maken. Tegenwoordig is deze standaard te koop als PQ2NM waarbij de ‘M’ voor modified staat. Furcaties worden internationaal gescoord ‘Licht toegankelijk’ Graad I (minder dan 3 mm), ‘Toegankelijk’ Graad II (meer dan 3 mm) en ‘Doorgankelijk’ Graad III.

Wat voor informatie geeft het opmeten van de diepte van de pocket ons?

Het geeft ons niet zozeer informatie over hoe ernstig de ‘ontsteking’ van het tandvlees is. Als metafoor gebruikt Van der Weijden het voorbeeld van een patiënt die met een fikse ontsteking op zijn arm naar de dokter gaat. Het is dan niet gebruikelijk dat de dokter een meetlat pakt om de ontsteking op te meten (of nog erger: die in de tijd volgt en bekijkt of die stabiel blijft qua afmetingen). Pocketdiepte geeft informatie voor de lange termijn. Het is een risico inschatting voor de toekomst en is een voorspellende factor voor aanhechtingsverlies. Onderzoek heeft laten zien dat bijvoorbeeld pockets van 7 mm of dieper een verhoogd risico vormen op aanhechtingsverlies.

ad 1) (of nog erger de ontsteking in de tijd gaat vervolgen of deze stabiel blijft qua afmetingen).

T12: Het noteren van de locaties met bloeding na sonderen

Bij het bepalen van de bloedingsneiging is het van belang dat de pocketsonde contact houdt met het tandoppervlak. Als de pocketsonde namelijk in het tandvlees geduwd wordt in plaats van langs de tand in de pocket geschoven, treedt er bloeding op die niet gerelateerd is aan de ontsteking van het tandvlees. Wat voor informatie geeft de bloedingsneiging ons?

De klassieke symptomen van ontsteking zijn Dolor (lokale pijn), Calor (locale warmte), Tumor (lokale zwelling), Rubor (lokale roodheid), functio laesa (functieverlies). Bij een parodontale ontsteking kunnen symptomen van roodheid en zwelling gebruikt worden, echter de afwezigheid ervan sluit een ontsteking niet uit. Of roodheid en zwelling zichtbaar zijn is namelijk sterk afhankelijk van de dikte van de marginale gingiva. Gecombineerd klinisch en histologisch onderzoek heeft laten zien dat de bloedingsneiging een betrouwbaarder symptoom is van een ontstoken pocket dan roodheid en zwelling. Als we functio laesa toepassen op ontstoken tandvlees dan is het vooral de tonus van het tandvlees dat minder wordt. Vrij vertaald: het bindweefsel elastiekje dat om de tand zit, ligt minder vast.

Uit onderzoek van Klaus Lang et al. waarbij over een periode van 4 jaar gekeken werd naar de frequentie van het optreden van bloeding gerelateerd aan aanhechtingsverlies, bleek dat als de pocket 4 keer van de 4 keer dat deze onderzocht is bloeding na sonderen vertoont, de kans op aanhechtingsverlies 30% is. Bloedt de pocket van de 4 keer onderzoek nooit, dan is die kans maar 1,5%. De informatie die we halen uit bloeding van het tandvlees is dus vooral dat als het niet bloedt, de kans erg klein is dat er in de toekomst aanhechtingsverlies optreedt. Mede op basis van deze onderzoeksgegevens wordt er wel geringschattend gedaan over bloedend tandvlees en in de praktijk heeft dit in vergelijking met pocketdiepte minder aandacht van de tandheelkundige professional. Uit longitudinaal onderzoek blijkt echter dat tanden en kiezen met een gezonde of licht ontstoken gingiva 8,4 keer minder risico hebben om verloren te gaan dan die met ernstige gingivitis.

Onder zijn studenten merkt Van der Weijden op dat mobiliteit van een tand vaak als iets ernstigs wordt gezien. Echter in geval van parodontale afbraak is door het verlies van steunweefsel de hefboomwerking bij occlusale krachten groter met als gevolg toegenomen mobiliteit. Dit hoeft geen probleem te zijn en zeker niet direct een aanleiding voor extractie. Als behandelaar moeten we ons vooral zorgen maken als de mobiliteit progressief is of als het element indrukbaar is.

T12: het inschatten van de prognose per element

Om een goede inschatting te maken zijn loodrecht ingeschoten gedetailleerde röntgenfoto’s onmisbaar. Interpretatie van wat zichtbaar is op deze foto’s geeft vooral informatie over de geschiedenis wat er gebeurd is met de patiënt en niet of er op dat moment sprake is van een ontsteking. Daarvoor zijn de klinische metingen onmisbaar. Een OPT is door overprojectie en vertekening niet geschikt om de mate van botverlies vast te stellen. Maak in geval van parodontale problemen bij voorkeur een röntgenanalyse met apicale foto’s en bite-wings. In reactie op een complete röntgenstatus wordt er tegenwoordig onterecht ‘ALARA’ geroepen. Pas nadat de behandelaar besloten heeft om de röntgenfoto te maken gaat het principe in om deze te maken met zo min mogelijk stralingsbelasting. Van der Weijden verwijst voor de geïnteresseerden naar het artikel dat hij samen met Erwin Berkhout schreef: De gerechtvaardigde röntgenfoto uit Dentista.

Om de mate van botverlies goed te kunnen bepalen moet de röntgenfoto loodrecht worden ingeschoten. In geval van parodontitis worden er daarom bij voorkeur verticale bite-wings gemaakt om dit goed te kunnen beoordelen. In de gezonde situatie ligt het botniveau approximaal gemiddeld 1 mm onder de glazuurcement grens. Als er sprake is van botverlies dan kan op basis van de röntgenfoto bepaald worden of dit gelijkmatig of angulair botverlies is. In dit laatste geval is er sprake van een infrabony defect. Ook kunnen furcatieproblemen zichtbaar zijn op röntgenfoto’s hoewel de betrouwbaarheid bij bovenmolaren door overprojectie een stuk minder is dan bij ondermolaren.

Samengevat

Samengevat kunnen we op basis van de verzamelde gegevens de volgende complicerende factoren vaststellen:

  • Angulaire defecten; Pockets blijven vaak dieper en zijn lastiger te reinigen.
  • Furcatietoegankelijkheid; de nachtmerrie van de parodontoloog omdat dit als een onvoorspelbaar tijdbommetje kan opspelen.
  • Meer dan 1/3 botverlies (1/3 komt door de conische vorm van een gebitselement overeen met ongeveer 50% aanhechtingsverlies).

T12: Het stellen van de diagnose

Een diagnose geeft in het algemeen antwoord op de volgende vragen:

  • Wat is er aan de hand? – Dat lukt bij parodontale problemen meestal nog wel om te beantwoorden
  • Waar komt het vandaan? – Lastig in te schatten
  • Waar gaat het naar toe? – Moeilijk in te schatten

In de parodontologie spreken we daarom van ‘classificatie’ in plaats van ‘diagnose’. Voor de volledigheid zou in de algemene bepaling van T12 het stellen van de diagnose gewijzigd moeten worden in: Het classificeren van de parodontale aandoening.

Waar men internationaal voorheen onderscheid maakte tussen agressieve en chronische parodontitis is dit met de recente nieuwe classificatie nu vereenvoudigd tot ‘parodontitis’. Wel wordt daarbij het stadium aangegeven van; weinig, gemiddeld, veel of heel veel (Stage I t/m IV). Mochten er daarbij ook gegevens uit het verleden beschikbaar zijn, dan kan er een inschatting gemaakt worden van de progressie: langzaam, gemiddeld of snel (Grade A,B,C).

Vrijwel alle medische aandoeningen zijn multifactorieel. De causale componenten die ziekte veroorzaken hoeven niet bij elke patiënt dezelfde te zijn. Er is in het causale mechanisme dat ten grondslag ligt aan het ontstaan van de aandoening altijd één factor aanwezig die nodig is om de ziekte te veroorzaken, ook wel necessary cause genoemd (Rothman, 1976). Het verwijderen van deze factor zorgt voor genezing. Het elimineren van andere factoren kan helpen om de ziekte onder controle te krijgen. Denk daarbij in het kader van parodontitis aan het stoppen met roken. Het is de uitdaging voor iedere behandelaar om een inschatting te maken welke causale componenten een rol spelen bij de patiënt die hij/zij behandelt (denk aan lifestyle factoren, genetische aspecten, de aanwezigheid van specifieke micro-organismen, (lokale) anatomische factoren, etc.). De manier waarop Rothman met dit model tegen de wereld aan kijkt helpt om parodontitis beter te begrijpen. Als plaque de ‘necessary cause’ is voor parodontale ontstekingen, dan is ook duidelijk waarom dit zo moeilijk te behandelen is, omdat vrijwel niemand zijn mond 100% plaque-vrij weet te houden. De meesten hebben daarom de ondersteuning van een mondhygiënist nodig om de parodontale conditie stabiel te houden

T12: Het opstellen van een pardontaal behandelingsplan en het bespreken met de patiënt

Om de patiënt mee te krijgen om het behandeltraject te ondergaan is een gestructureerd informatief gesprek nodig over de consequenties van therapie, zoals onder andere zelfzorg, gevolgen van de behandeling (denk aan recessie), financiële consequenties en de (levenslange) noodzaak voor nazorg. Van der Weijden gebruikt hiervoor al jaren een collage met duidelijke plaatjes die als geplastificeerde kaart via het secretariaat van de NVvP besteld kan worden, via e-mail secretariaat@nvvp.org. Ook maakt hij gebruik van een gebitsdiagram waar hij met verschillende kleurtjes op aangeeft wat er bij de patiënt aan de hand is. Dit geeft hij na afloop van het gesprek aan de patiënt mee naar huis. Zoals het spreekwoord zegt: Een beeld zegt meer dan duizend woorden.

De laatste jaren wordt er vanuit diverse organisaties op aangedrongen voor iedere patiënt duidelijk te hebben wat het zorgdoel is en wat het behandelplan en zorgplan zijn om dat doel te bereiken en te behouden. Dit wordt mooi beschreven in de KNMT-richtlijn voor het behandeljournaal: “Het zorgplan geeft voor de individuele patiënt een overzicht van de diagnostische en ondersteunende, preventieve en/of curatieve behandelingen die moeten leiden tot het behalen van het zorgdoel. Het geeft bij voorkeur de achtergronden van deze handelingen: de uitgangssituatie, risicoanalyse en prognose. Het zorgplan wordt opgesteld door de hoofdbehandelaar, die daarbij aanspreekpunt is voor het gehele behandeltraject. Het zorgplan omvat het behandelplan, de nazorgfase en vermeldt de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken behandelaars. In het zorgplan worden ook de plichten van de patiënt genoemd.”

Aan de ACTA-student wordt onderwezen dat in samenspraak met de patiënt de wensen en de mogelijkheden worden afgestemd om te komen tot een gezamenlijk doel. Het hieronder bijgevoegde schema geeft het model weer dat in het onderwijs gehanteerd wordt. Belangrijk is dat gezamenlijk (informed consent) tot een behandeltraject wordt besloten om problemen te herstellen en daarna een traject wordt ingezet om problemen te voorkomen met als insteek: eerst genezen, dan verzorgen (cure en care).

Om dit makkelijker te begrijpen kan het als volgt voorgesteld worden. Er meldt zich bijvoorbeeld een patiënt met 10 caviteiten. Dit kunnen we restaureren en de patiënt zonder verdere actie na een jaar terug laten komen voor een periodiek mondonderzoek. Het risico is dan groot dat er opnieuw 10 caviteiten aanwezig zijn. Het behandelplan zou moeten zijn: herstel van de caviteiten, maar daaraan gekoppeld zou een zorgplan moeten zitten van bezoek aan preventieassistent of mondhygiënist om de zelfzorg te verbeteren en voedingsgewoontes aan te passen. Belangrijk in het onderstaande schema is ook dat er regelmatig een herbeoordeling plaatsvindt om te kijken of het zorgdoel nog haalbaar is of dat dit bijgesteld moet worden. Bijvoorbeeld zoals eerder genoemd, dat als er bij een patiënt ondanks alle behandelingen nog steeds pockets van 7 mm of dieper aanwezig zijn, de prognose van deze elementen niet past bij een zorgdoel waarin maximaal behoud wordt nagestreefd. Aanpassing van het zorgdoel in gezamenlijk overleg met de patiënt is dan de volgende stap.

Als tandheelkundig zorgprofessional is een risicoschatting en regelmatig evalueren essentieel om samen met de patiënt een prettige tandheelkundige toekomst tegemoet te gaan waarbij verwachtingen en mogelijkheden op elkaar zijn afgestemd.

t12

Klik hier voor de vergrote afbeelding

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. In september 2016 werd dit door ACTA omgezet in een reguliere leerstoel met dezelfde leeropdracht.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

Bekijk ook het interview met prof. dr. Fridus van der Weijden

Wij interviewden prof. dr. Fridus van der Weijden kort na zijn lezing Van diagnose naar behandelplan. Hij spreekt over de stappen voor vervolgonderzoek bij parodontitis, over wanneer je kunt spreken van succes van een paro-behandeling en de nieuwe richtlijn parodontologie. Ook geeft hij zijn advies voor de taakverdeling tussen tandarts en mondhygiënist voor parodontologie en preventie en de rol van de preventie-assistent hierin.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Dentaal trauma: de eerste opvang van een traumapatiënt

Dentaal trauma: de eerste opvang van een traumapatiënt

Niets kan uw werkdag in de praktijk zo verstoren als een ‘vers’ trauma. En tegelijkertijd is er geen behandeling waarbij de beslissingen die u op dat moment neemt, zo’n grote invloed hebben op de uitkomst. Wat is belangrijk bij de eerste opvang van een traumapatiënt? Welke verschillende typen fracturen zijn er?

Logistiek – stap 1

  1. Intake – bewustzijn

Wanneer u te maken krijgt met een patiënt met een dentaal trauma in uw praktijk dan is het belangrijk dat u in eerste instantie rust creëert en uw planning aanpast zodat u genoeg tijd hebt om de betreffende patiënt op te vangen en eventueel te behandelen. Als eerste is er aandacht voor neurologie: u beoordeelt of de patiënt voldoende bij bewustzijn is en dus of u de patiënt überhaupt mag gaan behandelen. Dit betekent dat de patiënt voldoende alert is (patiënt reageert adequaat op vragen) en dat hij/zij goed aanspreekbaar is (patiënt opent ogen als hij/zij aangesproken wordt). Indien dit niet het geval is dan bent u niet de eerste behandelaar. Indien u twijfelt, mag u eerst alleen de essentiële tandheelkundige handelingen uitvoeren om vervolgens de patiënt beter te laten onderzoeken door een specialist.

  1. Intake – tetanus

U moet altijd nagaan of uw patiënt een tetanus profylaxe booster nodig heeft. Bij patiënten jonger dan twintig jaar kunt u er vanuit gaan dit in orde is. Bij patiënten ouder dan twintig moet u er rekening mee houden dat de kans groot is dat er een booster nodig is. U kunt hiervoor altijd de site van het RIVM checken

  1. Behandeling

Hierbij is het van belang dat u de checklist voor dentale trauma’s handhaaft. U voert eerst uw onderzoek volledig uit voordat u daadwerkelijk start met behandelen.

  1. Follow-up – recall

Nadat u de patiënt behandeld heeft, is het van belang om recall afspraken te maken met de patiënt (KNMT richtlijn: 1 week, 3 week, 6 week, 3 maand, 6 maand, 1 jaar, 2 jaar).

Diagnostiek – stap 2

Lichtfoto’s

Begin altijd (ook al is de situatie erg hectisch) met het maken van lichtfoto’s van zowel de extra-orale als de intra-orale situatie. Dit is van belang omdat u dan een nulmeting heeft en daarnaast kan het eventueel handig zijn voor bijvoorbeeld de verzekering.

Klinisch onderzoek

Het uitvoeren van het klinische onderzoek bestaat uit acht stappen. Het is aan te raden om de onderstaande volgorde te handhaven en geen stappen over te slaan.

  1. Extra-orale wonden en palpatie van de botranden
  2. Wonden aan de orale mucosa/gingiva
  3. Kroonfracturen, pulpa-expositie, kleurverandering
  4. Verplaatsing van elementen
  5. Occlusiestoornissen
  6. Mobiliteit van tanden en/of processus alveolaris
  7. Percussiepijn en percussiegeluid
  8. Reactie op sensibiliteitstest

Röntgendiagnostiek

Hierbij is het van belang dat alle mogelijk betrokken delen op de foto worden gezet. In de meeste gevallen is bij een dentaal trauma het bovenfront aangedaan. Omdat de kans groot is dat het onderfront ook een gedeelte van de klap heeft moeten opvangen is het goed om te overwegen om ook een of meerdere foto’s van het onderfront te maken.

Maak bij röntgenonderzoek gebruik van een parallele techniek. Eventueel kunt u aanvullend, afhankelijk van het soort trauma, overwegen om een CBCT te laten maken.

Weke delen letsel

Prevalentie

Wanneer er een patiënt bij u binnenloopt met een dentaal trauma dan betreft het in een derde van de gevallen ook om een weke delen letsel.

Behandeling

Wanneer er sprake is van een laceratie dan is het belangrijk om ook een röntgenfoto van de weke delen te nemen. Op deze manier komt u er achter of er bijvoorbeeld een stuk tand of straatvuil aanwezig is in de wond. Voor de weke delen geldt in regel een belichtingstijd van 25% van die van een reguliere röntgenfoto. Het behandelen van een laceratie bestaat uit de volgende stappen:

  • Het toedienen van lokale anesthesie
  • Reinigen – het vuil dient goed verwijderd te worden
  • Wondtoilet
  • Hemostase
  • Sluiten van de wond – gebruik hiervoor altijd geschikt hechtdraad (5×0 of 6×0)
  • Nazorg

Wie behandelt een weke delen letsel?

In principe geldt “bekwaam maakt bevoegd”. De keuze is ook afhankelijk van de uitgebreidheid van het letsel. Wanneer er sprake is van weefselverlies moet de patiënt naar de plastisch chirurg verwezen worden. Anders zou u ook kunnen verwijzen naar een huisarts of kaakchirurg.  Tijdens het klinisch onderzoek geldt: van buiten naar binnen. Dus eerste de weke delen onderzoeken en daarna de gebitselementen. Voor het behandelen geldt het tegenovergestelde: van binnen naar buiten. Dus u moet eerst de gebitselementen behandelen voordat u begint met hechten omdat er anders te veel tractie komt op de wond.

Letsel melkelementen

Voor letsel aan melkelementen geldt in de meeste gevallen dat extractie de beste therapie is. U kunt hierop een uitzondering maken wanneer het kind erg coöperatief is en/of het trauma niet te ernstig is. Bij kinderen is het altijd van belang dat u alert bent op huiselijk geweld. In de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld leest u wat u kunt doen.

Soorten fracturen

Kroonfracturen

  1. Infractie: barst in glazuur – behoeft geen behandeling
  2. Glazuurfractuur: er mist een klein stukje van het element – weinig consequenties, behandeling bestaat uit het restaureren of hoekje terug plaatsen van de betreffende tand.
  3. Glazuur-dentinefractuur: dentine ligt boot – dit trauma kan wel consequenties hebben voor het element, behandeling bestaat uit het restaureren van het element. Het is van belang dat het traumaprotocol gehandhaafd wordt.
  4. Gecompliceerde glazuur-dentinefractuur: er is sprake van pulpa-expositie – Bij voorkeur wordt de pulpa zo snel mogelijk afgedekt. Bij een kleine expositie kunt u er voor kiezen om een pulpa-overkapping uit te voeren, hierbij is het van belang dat het element niet te veel vervuild is. Grotere exposities of exposities die langer bestaan kunnen beter behandeld worden door middel van een partiële pulpotomie. Bij voorkeur wordt er Biodentine gebruikt om de pulpa af te dekken omdat dit materiaal voor minder verkleuring zorgt dan MTA. Ook hier moet het traumaprotocol gehandhaafd worden.

De prognose van al de hierboven genoemde kroonfracturen zijn vrij goed.

  • Bij ongecompliceerde fracturen
    • Nauwelijks complicaties
    • Pulpanecrose 0-6%
    • Overleving element vrijwel 100%
  • Bij gecompliceerde fracturen
    • Afhankelijk van duur expositie en gekozen behandeling/ materiaal
    • Pulpanecrose 5-20%
    • Overleving element vrijwel 100%

Kroon-wortelfracturen

Een kroon-wortelfractuur kan zowel gecompliceerd als ongecompliceerd zijn. Een gecompliceerde fractuur waarbij de breuk aan de buccale zijde hoog ligt en aan de palatinale zijde laag (onder het bot) komt het meeste voor. De prognose van het element is afhankelijk van de restaureerbaarheid. Wanneer een element niet of slecht restaureerbaar is dan kan het element eventueel geëxtrudeerd worden zodat restaureren weer mogelijk wordt. Vanuit de literatuur is er onvoldoende data over prognose van kroon-wortelfracturen.

Wortelfracturen

Een wortelfractuur loopt meestal horizontaal. Bij een wortelfractuur is er zowel schade aan de tand als aan het parodontaal ligament. Dit maakt het trauma gecompliceerd en zorgt voor een ongunstige prognose.

De prognose bij een wortelfractuur is onder andere afhankelijk van de locatie van de fractuur: hoe meer coronaal de breuk, hoe minder gunstig. In 20-40% van de gevallen treedt er pulpanecrose op. Ook is er kans op obliteratie (69-73%) en wortelresorptie (60%). Daarbij is de kans op oppervlakteresorptie het grootst (deel van de genezing) en treden ontstekingsresorptie en ankylose zeer zelden op.

Bij een wortelfractuur kunnen er drie soorten genezing optreden.

  1. Het optreden van calcificatie, deze kans is het grootst als het element goed gerepositioneerd is.
  2. Ingroei van bindweefsel
  3. Ingroei van bot, deze kans is het grootst wanneer het coronale deel niet goed te repositioneren is.

 

Kathelijn Voet studeerde tandheelkunde aan ACTA. Na haar afstuderen in 2004 ging zij aan de slag bij de Koninklijke Marine, waar zij als algemeen militair tandarts werkte in Den Helder, in het Caribisch gebied en aan boord van verschillende schepen. In 2012 voltooide Kathelijn de opleiding tot endodontoloog aan ACTA. Op dit moment is zij regiomanager van defensielocatie Den Helder, waar zij ook als endodontoloog werkzaam is.

Bart van den Heuvel studeerde tandheelkunde aan ACTA en vervulde aansluitend zijn dienstplicht bij de Koninklijke Marine als tandarts bij het Korps Mariniers. In 1995 verliet hij de dienst om de opleiding tot endodontoloog te volgen. Naast de opleiding werkte hij in diverse tandartspraktijken, waarna hij terugkeerde bij de Marine als Hoofd Tandheelkunde Den Helder en later als Hoofd Tandheelkundige Dienst Zeemacht. Sinds de oprichting van de Defensie Tandheelkundige Dienst in 2016 is Bart commandant van deze dienst.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Kathelijn Voet en Bart van den Heuvel tijdens het NVvE-congres Trauma… Oh nee! Wat nu?

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
https://www.dentalinfo.nl/thema-a-z/rontgen-digitale-tandheelkunde/modjaw-jaw-motion-tracker-system/

MODJAW: Jaw motion tracker system

Voor het probleem met de beetregistratie is het MODJAW systeem ontwikkeld. Dit is een digitaal systeem voor het bepalen van de kaakbewegingen. Nadat het systeem de bewegingen vastgelegd heeft, produceert het een generated surface. Dit is gelijk aan het pad dat de mandibula volgt bij articulatie. Eigenlijk is dit te vergelijken met de envelope of function.

Bij het uitvoeren van een complexe en uitgebreide behandeling is het vaak lastig om de relatie tussen de onder-  en de bovenkaak te bepalen, terwijl bij lokaal functieverlies het makkelijk is om gebruik te maken van een aantal vaste punten die niet aangetast zijn. Wanneer er echter sprake is van verlies van beethoogte of als er elementen verloren zijn, verliezen we ook deze referentiewaarden.

Tegenwoordig wordt voor uitgebreide rehabilitatie casussen regelmatig gekozen voor monolytisch zirkonium.  Door het monolytisch karakter worden bij het gebruik van dit materiaal fouten in de beetregistratie niet vergeven. Er zal geen stukje afchippen zoals bijvoorbeeld bij metaal porselein, maar ergens in de constructie zal een breuk optreden.

Dat is de reden dat de beetbepaling  hierbij extra belangrijk is. Veel patiënten hebben geen hele stabiele occlusie en kunnen niet altijd de juiste beet vinden.

MODJAW systeem

Voor het probleem met de beetregistratie is het MODJAW systeem ontwikkeld. Dit is een digitaal systeem voor het bepalen van de kaakbewegingen. Nadat het systeem de bewegingen vastgelegd heeft, produceert het een generated surface. Dit is gelijk aan het pad dat de mandibula volgt bij articulatie. Eigenlijk is dit te vergelijken met de envelope of function.

Uit dit generated surface blijkt vaak dat articulatie naar links en rechts asymmetrisch is. Dit is iets wat vaak ook terug komt in de kauwfunctie. We weten uit de literatuur dat wanneer sprake is van frontgeleiding tijdens het kauwen, dit vaak pijnklachten oplevert. Daarom vermijden patiënten frontcontact ook zo veel mogelijk tijdens het kauwproces. De kiezen daarentegen zijn met name gemaakt om deze kauwfunctie op zich te nemen.

Extra onderzoek

Deze bevindingen werden ondersteund door een extra onderzoek uitgevoerd door Bassam Hassan. Hierbij werden patiënten, terwijl ze in een fMRI scanner lagen, gevraagd om dicht te bijten: eerst op de voortanden, daarna op de cuspidaten en vervolgens op de premolaren. Er bleek dat verschillende regio’s van het brein gestimuleerd werden bij het bijten op verschillende elementen.

Figuur van Possel

Daarnaast is het middels het MODJAW systeem ook mogelijk om een figuur van Possel te maken en kan gecontroleerd worden hoe dit patroon tot stand komt. Interferenties kunnen zo opgespoord worden en verholpen.

Mocht het nodig blijken om de beet te verhogen om deze interferenties  te voorkomen dan moet dit altijd dusdanig gedaan worden dat de condylus zich nog in een positie van rotatie en niet van translatie bevindt.

Scans samenvoegen

Een laatste handige optie is dat het ook mogelijk is om twee scans samen te voegen. Zo kan een combinatie gemaakt worden van een scan voordat de preparaties gemaakt zijn en een scan van de situatie daarna. Zo is het digitaal mogelijk om het ontwerp te testen.

Dit onderzoeksgebied is nog geen onderdeel van de evidence based tandheelkunde, maar het is een new field of study.

Cursus over deze technologie

Als u zich meer wilt verdiepen in deze technologie dan kunt u op 6 en 7 juni de 4D dentistry Course in Amsterdam volgen.

 

Dr. Bassam Hassan is een tandarts gespecialiseerd in orale implantologie, prothetische en restauratieve tandheelkunde. Hij studeerde als tandarts af aan de Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en hij heeft zijn PhD naar de digitale implantologie planning m.b.v. CBCT aan de vrije universiteit te Amsterdam behaald. Hij beschikt tevens over een master diploma in orale diagnostiek van de katholieke Universiteit Leuven en over een master In Prosthodontics van de Universiteit van Wenen, Oostenrijk. Hij is parttime verbonden als gast hoogleraar prothetiek aan UCM Universiteit te Madrid en Medische Universiteit Wenen. In de afgelopen 12 jaar heeft hij meer dan 50 publicaties in geciteerde internationale tijdschriften geproduceerd en hij heeft meer dan 70 voordrachten in het binnen en buitenland gehouden. In 2017 heeft hij de eerste prijs bij de Europese vereniging van prosthodontie voor zijn onderzoek naar de digitale implantaten planning van edentate patiënten gewonnen.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van dr. Bassam Hassan tijdens het NVVRT-congres Resto meets ortho.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Hoe kun je verzuim voorkomen?

Hoe kun je verzuim voorkomen?

Iedere werkgever krijgt wel een keer te maken met een zieke werknemer. Sommige ziekten zijn niet te voorkomen, maar aan andere ziektegevallen kun je als werkgever wel degelijk iets doen. Diana in den Bosch-Hoornik, operationeel manager bij Jeugdtandarts Waalsprong en Beuningen, vertelde op Praktijk Anno Nu over verzuimbeleid.

Wit, grijs en zwart verzuim

Bij verzuim is er onderscheid te maken in wit, grijs en zwart verzuim. Onder wit verzuim vallen de gebroken benen en andere ziektebeelden waaraan zowel werknemer als werkgever niet zo veel kan doen. Grijs is de categorie ‘je niet zo lekker voelen’, waarbij niet altijd duidelijk is of er nog doorgewerkt kan worden. Bij zwart verzuim zijn er altijd andere oorzaken in het spel. Volgens het CBS zijn er 765.000 langdurige ziektemeldingen per jaar. Bij slechts 30% van deze meldingen is sprake van een duidelijke medische reden, dus 535.000 ziekmeldingen per jaar hebben geen zuiver medische oorzaak.

Wat kun je als praktijk doen?

Een praktijk is verplicht om een verzuimprotocol te hebben. Hierin zijn zaken rondom verzuim vastgelegd, bijvoorbeeld bij wie en hoe laat je je ziek moet melden.

Als een medewerker voor langere tijd ziek is, is het belangrijk om een reïntegratieplan op te stellen. Dit gebeurt in de driehoek arbodienst/bedrijfsarts – werkgever – medewerker. Hierbij moet een evaluatie plaatsvinden en een plan opgesteld worden, waardoor de medewerker kan terugkeren naar de werkvloer.

Arboarts of bedrijfsarts

De meeste tandartspraktijken zijn aangesloten bij een arbodienst. Bij een langdurige zieke werknemer moet dan contact opgenomen worden met de arboarts om deze werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Arboartsen hebben echter vaak een zeer lange wachtlijst. Je kunt ook een bedrijfsarts inschakelen. Deze heeft vaak een kortere wachtlijst en de lijnen met de bedrijfsarts kunnen korter zijn. Ook verwijst deze gemakkelijker door naar bijvoorbeeld een psycholoog of orthopeed.

Teambuilding

Teambuilding is van belang om het ziekteverzuim omlaag te brengen. Bij een goed team heb je een laag ziekteverzuim. Het is daarom belangrijk als praktijkmanager de werkvloer op te gaan en de sfeer te proeven. Zorg dat je weet wat er speelt en toon betrokkenheid. Het tonen van empathie is van grote invloed op het verzuim. Iedereen heeft wel eens een aai over zijn bol nodig.

Als een medewerker problemen heeft, is het de kunst deze aan het werk te houden. Geef bijvoorbeeld een medewerker met jonge kinderen die gaat scheiden, de ruimte. Laat weten dat ze eerder naar huis kan als ze geen kinderopvang heeft. Zo vergroot je de kans dat ze zich niet ziek meldt. Vertel dat als het een dag niet goed gaat, ze dat kan aangeven, waarna er een oplossing wordt gezocht.

Evaluatie

Evaluatie met medewerkers is erg belangrijk. Je moet steeds blijven communiceren. Bij problemen met medewerkers moet je het gesprek aangaan. Je kunt vragen of er iets is, of je ergens mee kunt helpen. Een goede vraag is: “Heb je het hier nog naar je zin?” Benadruk dat je iemand wilt helpen.

Achter de medewerker zit een mens en die moet je benaderen. Voordat problemen ontstaan, moet je iemand al vertellen dat hij erg belangrijk is. Als er punten spelen, kun je die in jaargesprekken aan de orde stellen en in een verslag vastleggen. Ook als je alles goed voor elkaar hebt, kan het soms toch mis gaan. Het kan voorkomen dat je van iemand afscheid moet nemen als hij niet op zijn plaats zit.

Diana in den Bosch-Hoornik is operationeel manager bij Jeugdtandarts Waalsprong en Beuningen. Zij heeft een bedrijfskundige achtergrond en is arbeids- en organisatiepsychologe.

Verslag door Yvette in ’t Velt van de lezing door Diana in den Bosch-Hoornik ‘Bestrijden van verzuim’ op Praktijk Anno Nu.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Personeel
De beste voeding voor baby’s en peuters

De beste voeding voor baby’s en peuters

Tijdens het symposium Gezonde Peutermonden hield Jellie Zuidema een lezing over voedingsadviezen voor kinderen vanaf 8 maanden. Zij liet haar toehoorders kiezen uit een aantal onderwerpen. Er werd gekozen voor ‘aanleren van gezond eetgedrag’ en ‘borst en flesvoeding’. Hier haar tips en trics over deze onderwerpen.

Aanleren van gezond eetgedrag

Bij het aanleren van gezond eetgedrag van een kind speelt u als mondzorgverlener een grote rol. U kent vast de opmerking: “Mijn kind lust dit niet.” Hoe kunt u ouders aanzetten tot ander eetgedrag als een kind gewend is om voornamelijk zoet te eten? Het aanleren van andere voedingsgewoontes van jonge kinderen kan even duren. De baby heeft van nature een voorkeur voor zoet. Borst- en flesvoeding zijn ook zoet. Met het introduceren van bijvoeding introduceert men tevens andere smaken, zoals bitter en zuur. Deze verandering vraagt tijd. Kinderen moeten nieuwe voedingsmiddelen soms wel tien tot vijftien keer proeven voordat ze de smaak leren waarderen. Als u kinderen zoet wil laten afwennen, kost dat ook tijd. Ondersteun daarom de ouders hierin door aan te geven nieuwe voeding te blijven aanbieden en niet te snel op te geven. Ouders gaan er vaak snel in mee dat een kind iets niet lust. Vertel ouders dan dat ze even moeten doorzetten omdat kinderen tijd daarvoor nodig hebben.

Vaste voeding

Realiseer u dat een baby al vanaf 4 à 6 maanden bijvoeding krijgt. Als u kinderen voor het eerst ziet na doorbraak van hun eerste melkelementen, is er al een start gemaakt met de introductie van vaste voeding naast de melkvoeding. Vaak krijgen zij dit eerst in de vorm van een prakje of gepureerd. Dit hoeft niet persé, maar het wordt vaak wel zo gedaan. Naar mate de zuigeling ouder wordt, krijgt zij steeds grovere voeding. Dit is goed voor de vorming van de kaakspieren en zo leren zij goed te kauwen. Sluit hierbij aan met uw advies.

Ik ben twee en zeg nee

Kinderen van een jaar of twee hebben vaak een periode dat ze voeding niet accepteren. Hiervoor voelen ze zich één met de moeder, maar met twee jaar leren ze dat ze een individu zijn. Zo hoort een ouder vaak ‘nee’. Dit machtspelletje wordt vaak uitgevochten met voeding. Het beste kan de ouder hier met humor en zonder al te veel dwang mee omgaan. Dit hoort er nu eenmaal bij en gaat weer over. Laat de ouder er geen stressmoment van maken.

Aan tafel

Ouders moeten het goede voorbeeld geven. Laat de ouder dus bijvoorbeeld ook water drinken. Jonge kinderen leren namelijk het meeste van observeren. Een ontspannen sfeer aan tafel is heel erg belangrijk om te kunnen zorgen dat er ruimte en rust is om goed gedrag aan te leren. Dit kan niet als ouders niet op een lijn zitten. Een kind voelt dit gelijk aan.

Laat ouders niet belonen of straffen met eten. Bijvoorbeeld: “Als je je groenten niet opeet, dan krijg je geen toetje.” Zo krijgt groente juist een negatief imago.

Ondergewicht

Hoe zit het bij kinderen met ondergewicht? Wat doe je dan met het aantal eet- en drinkmomenten? Advies geven over voeding is dan niet geheel aan de mondzorgverlener. Overleg in dat geval met een deskundige zoals de consultatiebureau-arts, de consultatiebureau-verpleegkundige of een diëtist.

Borst- en flesvoeding

Bij het tweede onderwerp van deze bijeenkomst ‘borst- en flesvoeding’ kwam als eerste een vraag uit de zaal over nachtvoeding: “Als een kindje in slaap valt aan de borst, hoe maak je dat bespreekbaar?” Het zou voor de mondgezondheid niet goed zijn. Volgens Jellie Zuidema is het in slaap vallen aan de borst nooit schadelijk voor het gebit. Borstvoeding zou altijd gestimuleerd moeten worden, zeker bij een jonge baby.

Borstvoeding belangrijk voor het gebit

Borstvoeding bevat ontzettend veel belangrijke stoffen voor zowel de algemene afweer als voor de mond. Stoffen als calcium, lactoferrine, eiwit en fosfaat. Daarnaast is de techniek waarmee de baby aan de borst zuigt niet slecht. De tepel zit achterin de mond en het kindje moet eerst slikken voordat het de volgende slok melk uit de borst kan halen. De melk komt niet in contact met de voortanden. Bij het voeden met een fles is dat anders. Bij borstvoeding geldt: vraag is aanbod. Naar mate een kindje vraagt, wordt er vanzelf voldoende borstvoeding geproduceerd. Als je een moeder vraagt minder te geven, dan wordt er ook minder aangemaakt. Dat is jammer, want het kindje krijgt dan minder dan dat hij of zij nodig heeft. Zuidema adviseert mondzorgverleners altijd borstvoeding op verzoek van het kindje aan te moedigen.

Borstvoeding kan ook cariës veroorzaken

Over het onderwerp op verzoek borstvoeding geven, kwamen veel reacties uit de zaal. Menig mondzorgverlener merkt dat borstgevoede kindjes wel (veel) cariës kunnen ontwikkelen. Dat de borstvoeding meetelt in het aantal zoetmomenten zodra er bijgevoed wordt. Volgens de spreekster zal een kindje niet meer dan vijf eet- en/of drinkmomenten op een dag hebben en is er dan nog ruimte om twee keer per dag borstvoeding te geven. Mondzorgverleners merken echter dat bij voeding ‘on demand’ er regelmatig veel vaker borstvoeding wordt gegeven. Zeker bij kinderen die aan de borst in slaap vallen. De schade die hierdoor ontstaat, wordt dagelijks gezien. Vanuit de zaal wordt gezegd, dat hier ook bewijs voor is. Kinderen die op verzoek borstvoeding krijgen zouden meer cariës ontwikkelen dan kinderen die niet op verzoek borstvoeding krijgen. Ook de melk zou wat terugkomen en zo langer in de mond blijven.

Het verhaal kent dus twee kanten. Het is van belang dat mondzorgverleners hierover in gesprek gaan met medewerkers van het consultatiebureau om zo eenduidige informatie aan ouders te kunnen geven.

Hongerige kinderen

Aan ouders met kinderen die flesvoeding krijgen en om meer vragen gedurende de nacht, kun je het advies geven om de kinderen voor het slapen melk te laten drinken waaraan verdikkingsmiddelen zijn toegevoegd. Ook kan gedurende de nacht steeds meer water aan de melk worden toegevoegd tot het enkel water is. Het is belangrijk dat kinderen niet te lang aan de fles of tuitbeker blijven. Drinken uit een beker is beter voor de ontwikkeling van de motoriek. Ook helpt het drinken uit een beker tegen te veel zoetmomenten. Uit een beker drinkt een kind het sneller in een keer op.

Jellie Zuidema is onderwijscoördinator Vakgroep Voeding, hogeschooldocent Voedingsleer, auteur en diëtist.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing van Jellie Zuidema tijdens het symposium Peutermonden georganiseerd door Hogeschool Utrecht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Speeksel, van diagnostische waarde!

Speeksel, van diagnostische waarde!

Met speekseltesten zijn allerlei metingen te verrichten die vroeger alleen met bloedtesten mogelijk waren. Het afnemen van speeksel is daarbij simpel en goedkoop. Dr. A.J.M. Ligtenberg ging tijdens het Congres Ivoren Kruis  in op de huidige stand van zaken op het gebied van speekseltesten.

Voordelen speekseltest

Een speekseltest heeft grote voordelen ten opzichte van een bloedtest. Het grootste voordeel is dat er geen naalden nodig zijn. Hierdoor verdwijnt de kans op prikaccidenten en er is geen getraind personeel nodig dat bevoegd is om bloed af te nemen. Daarnaast is speeksel afnemen pijnloos, eenvoudig en goedkoop.

Nadeel van speeksel is dat het ziekten kan verspreiden, zoals tuberculose en ebola.

Diverse methoden

Er zijn diverse methoden om speeksel te verzamelen. De meest effectieve en simpele methode is de patiënt in een bekertje van polypropyleen laten spugen, terwijl hij rechtop zit. Omdat patiënten  aanvankelijk enige schroom hebben om dit te doen, zijn andere methoden ontwikkeld waarbij speeksel in de mond door een sponsachtige stof wordt geabsorbeerd.

Wat kun je met speeksel aantonen?

Mondvloeistof bestaat uit speeksel, epitheelcellen, bacteriën en creviculaire vloeistof.

In speeksel kun je virussen, drugs, alcohol, hormonen en infectieziekten aantonen. Voor elke component moet wel vooraf de verhouding speeksel-plasma worden bepaald, omdat hydrofiele componenten niet gemakkelijk vanuit het bloed de mond in diffunderen.

Hiv-test

Verspreiding van aids en hepatitis B vindt niet via speeksel plaats. Daarom kan speeksel veilig gebruikt worden om besmetting met het HIV virus aan te tonen. Er is een zeer veilige en simpele ja/nee-speekseltest ontwikkeld, waarbij met een spateltje langs het tandvlees wordt gewreven. Door deze wrijving komen er bloedeiwitten vrij die worden opgezogen. Er wordt vervolgens getest of deze bloedeiwitten antilichamen tegen hiv bevatten.

Meting cortisol

Meting van het stresshormoon cortisol werkt in het speeksel zelfs beter dan in het bloed. Door bloedafname raken veel mensen vooraf in meer of mindere mate gestrest waardoor de meting minder betrouwbaar wordt. Onder invloed van stress stijgt de eiwitconcentratie in speeksel, met als voornaamste eiwit het enzym amylase. Daarom wordt amylase gebruikt om stress te meten.

De concentratie amylase in rust kan echter sterk verschillen per individu. Ook bij testosteron en cortisol is er sprake van een grote individuele variatie. In het ideale geval zou daarom bij iedereen een standaardwaarde voor de gezonde toestand bepaald moeten worden.

Sport

Ook in de sportwereld is er veel voordeel te halen uit speekseltesten. Zo is speeksel inzetbaar om vermoeidheid en overtraining aan te tonen bij (top)sporters. De output van amylase en eiwitten in speeksel stijgt sterk bij een hoge inspanning.
Daarnaast daalt de speekselsecretie sterk bij hogere omgevingstemperaturen en uitdroging. Hoe minder speeksel een topatleet aanmaakt, des te groter de kans op een luchtweginfectie is.

De opmars van apps en smartphones maakt het meer en meer mogelijk om eenvoudig en frequent metingen te doen, deze digitaal te verwerken en zo te bekijken wanneer een sporter in topconditie is.

Dr. A.J.M. Ligtenberg is Universitair hoofddocent Orale Biochemie aan het ACTA.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing ‘Speeksel: met mondvloeistof meet je meer’ van dr. A.J.M. Ligtenberg tijdens het Congres Ivoren Kruis 2017 ‘Bijzondere mond, bijzondere aandacht!’

Lees meer over: Congresverslagen, Diagnostiek, Kennis, Thema A-Z
Autotransplantatie: kleine chirurgie met grote resultaten

Autotransplantatie: kleine chirurgie met grote resultaten

Het herstel na tandletsel vraagt veel creativiteit van de tandarts. Dit geldt ook bij de vervanging van aangeboren ontbrekende gebitselementen. Omdat het in beide gevallen vaak om jonge patiënten gaat, is implantologie niet de aangewezen oplossing. Door het lichaamseigen materiaal, en een vitaal parodontaal ligament, bieden autotransplantaten in zulke gevallen veel onverwachte voordelen. Deze zeer succesvolle vervanging ondersteunt bovendien de groei van kaak en gingiva.

Verslag van de lezing van dr. Dick Barendregt, parodontoloog en implantoloog.

Autotransplantatie is misschien wat vergeten, maar zeker niet nieuw. In 1967 schreef Hovinga in Nederland al over autotransplantatie. Tijdens de lezing maakte Dick Barendregt meer dan duidelijk dat autotransplantatie een onmisbare tool is in de toolbox van de tandarts, zeker bij diagnostiek in de praktijk. Keywoorden voor de behandeling zijn:

  • Voorzichtigheid
  • Teamwork
    o Parodontologie
    o Endodontologie
    o Restauratief
    o Orthodontie

Het allerbelangrijkste wat deze behandeling zo succesvol maakt is het parodontaal ligament. Het parodontaal ligament zorgt ervoor dat tanden en kiezen meegroeien.

Inmiddels is er genoeg evidence te krijgen voor de behandelingen, 533 Artikelen beschrijven iets over autotransplantaties. Er zijn alleen geen RCT’s beschikbaar.

Indicaties autotransplantaties

Bij implantaten zie je dat het dento gingivale complex niet mee ontwikkeld met ouder worden. Er ontstaat vaak een step; de elementen op implantaten komen vaak in infrapositie te staan gezien het kaakbot daar niet mee ontwikkeld. Daarom bij een leeftijd onder de 30 jaar moet je na denken of je überhaupt wel implantaten wil zetten. Doordat bij autotransplanteren een parodontaal ligament is, heb je dit probleem hierbij niet. Transplanteren kan op elke leeftijd. Op jonge leeftijd zijn de radices (tandwortels) nog niet afgevormd en is een endodontische behandeling niet nodig. Indien de radices zijn afgevormd moet er voor transplanteren een endodontische behandeling worden gedaan. Dan na 6 weken functioneel belasten om ankylose te voorkomen.

Agenesie

Is er sprake van aangeboren ontbrekende gebitselementen bij een kind? Belangrijk om op tijd te verwijzen! Meestal tussen de 10 en 11 jaar naar de orthodontist.

In Nederland is bij de meeste mensen sprake van een disto-relatie, daarom zie je dat dan vaak premolaren uit de bovenkaak naar de onderkaak worden getransplanteerd. De beste periode is bij een radix afvorming van 2/3 tot ¾ van de totale lengte, blijkt uit onderzoek van Andreasen. Een endodontische behandeling is dan niet nodig, je krijgt obliteratie van de pulpakamer.

Overtollige elementen

Een verstandskies (M3) is vaak een overtollig en ook een a-functioneel element. In het geval dat een eerste molaar (M1) vanwege bijvoorbeeld resorptie of een afwijking geëxtraheerd moet worden, is het gunstig om de M3 naar de plek van de M1 te transplanteren. Hierbij geldt ook de open-apex regel. Een open apex is altijd voordelig omdat er geen endodontische behandeling hoeft te worden gedaan. Voorkeur is tussen de 16-18 jaar: een goede start van de radix 2/3 of de furcatie moet gevormd zijn.

In tegenstelling tot implantologische behandelingen is primaire stabiliteit onbelangrijk bij autotransplantaties. Bot is dus niet erg belangrijk, het parodontaal ligament zorgt voor dit grote voordeel.

Trauma

Door trauma kan het zijn dat er vervangingsresorptie optreedt en een voortand geëxtraheerd moet worden. Soms is er daarbij ook sprake van ankylose: de eigen tand blijft achter en wordt heel lang, dat is esthetisch niet fraai. De voortand kan dan vervangen worden door een premolaar met autotransplantatie. Door deze autotransplantatie techniek kun je gingiva weer op gelijk niveau krijgen.

Ook toonde Dick Barendregt voorbeelden waarbij een volledig verdwenen processus door trauma weer hersteld kan worden door autotransplantatie zonder ingewikkelde chirurgie. De volledig verdwenen processus kan dan weer terug gekregen worden door het getransplanteerde element te extruderen door middel van orthodontie. Door extrusie groeit het bot mee dankzij het parodontaal ligament.

Chirurgie

Belangrijk is dat de chirurgie atraumatisch is, de extractietang mag de glazuurcement grens niet beschadigen. Daarna wordt het donorelement opgemeten en weer voorzichtig teruggezet in de extractie-alveole. Dan kan gestart worden met de voorbereidingen van de donorlocatie. In het geval dat een premolaar naar de plek van een incisief wordt getransplanteerd is de premolaar in bucco-palatinale positie breder. Een incisief is gemiddeld 7mm en een premolaar gemiddeld 10mm. Vaak moet de buccale lamel weg anders past premolaar niet. Maar dankzij het parodontaal ligament is het adaptieve vermogen zo groot, dat dit zelden tot problemen leidt. Het getransplanteerde element wordt gefixeerd met een zogenoemde ‘Cortellini’ hechting en platte matras lus eroverheen.

Na een periode 6 weken kan de buccale knobbel van de premolaar worden uitgebouwd tot incisief. De opbouw moet staan in richting van de as element radix. Daarna start de orthodontische behandeling.

Chirurgische planning

In sommige gevallen wordt gebruik gemaakt van een 3D behandelplanning met cone beam. Daarbij wordt de een afdruk gecombineerd met de beelden van de cone beam opname.

Met het transplanteren wil je het PDL niet beschadigen, daarom wordt er vaak een fractie groter geprepareerd. Door een ‘paselement’ te gebruiken van pmma kan de preparatie nauwkeurig gedaan worden zonder het PDL te beschadigen.
Na chirurgie is de zachtweefsel sluiting belangrijk. Na 3 en 6 weken vindt een controle plaats, gecombineerd met een mondhygiëne check en gebitsreiniging.

Uit meerdere onderzoeken en ook de praktijkresultaten uit Rotterdam blijkt autotransplantatie een zeer succesvolle en voorspelbare behandeling te zijn met een slagingspercentage van ongeveer 93%. Als er failures zijn, ontstaan deze vaak in het begin, belangrijk is de belasting van het element na 6 weken. Geconcludeerd kan worden dat autotransplantatie van een tand op elke leeftijd een behandeloptie is en soms nog een betere behandeloptie dan een implantaat.

Dr. Dick Barendregt is parodontoloog (NVvP) en implantoloog (NVOI). Studeerde in 1988 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 1991 startte hij een post-academische opleiding parodontologie aan ACTA. Deze opleiding rondde hij in 1994 af. In 1996 werd door hem de Kliniek voor Parodontologie Rotterdam opgericht. Daar houdt hij zich naast de parodontologie bezig met de implantologie. De laatste 18 jaar is in dat kader de nadruk komen te liggen op patiëntenbehandeling in een interdisciplinair teamverband (Proclin Rotterdam) met collega- tandartsen zoals orthodontisten, endodontologen, restauratieve tandartsen, kaakchirurgen en tandtechnici. In 2009 promoveerde op zijn proefschrift “Probing around teeth” aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is betrokken bij verschillende postacademische cursussen in binnen- en buitenland.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Dick Barendregt tijdens het congres Chirurgie van Bureau Kalker

Lees meer over: Chirurgie, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
Fluoride, hoe hoger hoe beter?

Fluoride, hoe hoger hoe beter?

Als beroepsgroep moeten we steeds beter antwoord kunnen geven op het belang van fluoride. Er zijn mensen die sceptisch zijn over fluoride en het aanduiden als ‘giftig’. En er zijn mensen die zich zorgen maken over de mogelijke schade bij overmatige inname. Verslag van de lezingen over fluoride tijdens het Ivoren Kruis congres.

We weten al meer dan 100 jaar dat fluoride een positief effect heeft op de cariësactiviteit. Ook recent onderzoek geeft ons opnieuw het inzicht dat naast waterfluoridering (hetgeen in Nederland niet aan de orde is), tandpasta’s, gels en lakken ook positief effect hebben.

Deze onderzoeken zijn op de website van Cochrane te raadplegen, de plek waar alle systematische reviews gepubliceerd zijn. Alleen deze database is niet de eerste website die ouders vinden als zij Googlen nadat zij via via hebben gehoord dat fluoride in tandpasta vergif zou zijn. Bij googelen op ‘fluoride’ krijgen ze binnen een halve seconde meer dan 2 miljoen hits. Daarbij zitten de meest verschrikkelijke artikelen waarin gezegd wordt dat je IQ met 7 punten daalt bij gebruik van fluoride. Dit zijn slecht uitgevoerde onderzoeken en de artikelen spelen enorm op de emotie. Het heeft er voor gezorgd dat er een hele nieuwe, en groeiende markt is ontstaan met fluoridevrije tandpasta. Vervolgens worden deze via slimme marketing trucjes aan de man gebracht. Tijd dat we als professionals meer duidelijkheid geven hoe het precies zit. Zeker nu er recent een tandpasta op de markt is gekomen met een nog hoger fluoridegehalte.

Verslag van de inleiding van Erik Vermaire, tandarts-onderzoeker bij TNO Child Health, tandarts-angstbegeleiding op de afdeling Bijzondere Tandheelkunde van de Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar en onderzoeker aan het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMCG in Groningen.

Hoe gaat glazuur in oplossing?

Glazuur lost op en slaat neer van het zout hydroxy-apatiet. Als je zout in water plaatst, dan gaat dat voor een deel in oplossing totdat de oplossing verzadigd is. De mate van oplosbaarheid van een vaste stof is een eigenschap van die stof. In een verzadigde oplossing zit een bepaald aantal ionen. Het ionactiviteitsproduct geeft het aantal ionen in de oplossing weer. Op het moment dat de oplossing verzadigd is, dan heeft het ionactiviteitsproduct een bepaald niveau en dat heet het oplosbaarheidsproduct. Als de oplossing verzadigd is, maar er nog een aantal onoplosbare ionen aanwezig zijn, dan is er een neiging tot neerslaan van die vaste stof. Het is niet altijd zo dat er daadwerkelijk neerslag ontstaat.

Speeksel is oververzadigd ten opzichte van hydroxyapatiet, maar bepaalde proteïne zorgen dat het niet neerslaat. Zo kan speeksel dus stabiel zijn. Proteïne kan dus er ook voor zorgen dat demineralisatie niet (voldoende) plaatsvindt. Ondanks dat proteïne roet in het eten gooit in de strijdt tegen cariës, zou het onwenselijk zijn als er steeds hydroxyapatiet zou neerslaan. Dat zou betekenen dat de tand continue zou aangroeien.

Op het moment dat er een zure omgeving ontstaat, gaat er meer in oplossing. De protonen vanuit het zuur vangen de hydroxyl weg: de OH en de H2 worden H2O. Door het zuur ontstaat er meer oplosmiddel. Het ionactiviteitsproduct verandert en zo gaat er meer in oplossing. Er ontstaat demineralisatie. De oplosbaarheid van glazuur is zo dus afhankelijk van de hoogte van de pH. Er is veel remineralisatietijd nodig om demineralisatie tegen te gaan. Als demineralisatie de overhand heeft, ontstaat er cariës.

Fluoride maakt tandmateriaal minder oplosbaar

Tijdens het poetsen ontstaat fluorapatiet. Daarbij is het hydroxy- ion vervangen door een fluoride- ion. Dit is een stabieler kristal en dat betekent dat het minder oplosbaar is. Dus bij een lagere pH dan bij hydroxyapatiet gaat fluorapatiet in oplossing. Fluoride vertraagt het proces van demineralisatie. Tanden worden dus niet sterker van fluoride, maar minder oplosbaar. Maar stel, je tanden zouden helemaal van fluorapatiet bestaan, dan nog kan er cariës ontstaan.

Vanaf welke plek werkt fluoride?

Fluoride moet daar zijn waar de demineralisatie gebeurt. En dan is een heel klein beetje ter plaatse al genoeg. Al vanaf 0,01 ppm is het al serieus remmend op het demineralisatieproces. Een paar uur na het poetsen is er iets minder dan 1 ppm aanwezig in de mond. Misschien ook door ingeslikt fluoride wat door speekselsecretie weer ter plaatse komt. Hoeveel er achter blijft (achtergrondconcentratie), hangt af van de concentratie van bijvoorbeeld tandpasta. Bij concentratie hoger dan 1500 ppm ziet men nog minder cariësincidentie. Dit is niet te manipuleren door de hoeveelheid van de tandpasta op de borstel zelf te verdubbelen.

Wat is het effect van 5000 ppm fluoride?

Op het moment van hoog cariës risico wordt er vaak meer fluoride ingezet. Bijvoorbeeld door vaker fluoride op een dag te gebruiken. Liever niet door nog vaker poetsen, want dit zou de gingiva kunnen schaden, maar door middel van een fluoride spoelmiddel. Fluoridekappen waarin gel kan, worden vaak ingezet tijdens chemo. Ook kennen we de vernissen, lakken en gels die we in de praktijk gebruiken.

Met de bijzondere zelfzorgproducten gaan we aardig in de richting van de professionele producten. Nu komt er de nieuwe tandpasta met 5000 ppm fluoride op de markt. Deze ligt qua hoogte in dezelfde regio als de gel die we bij hoog-risico patiënten gebruiken, maar worden wel vaker gebruikt. Waarschijnlijk wordt de achtergrondconcentratie door deze tandpasta sterk verhoogd. Dit is belangrijk, in de optiek van de spreker, omdat dentine gevoeliger is voor cariës.

Wortelcariës

Ouderen hebben vaak wortelcariës. Om deze cariës te stoppen, is er meer fluoride nodig. Mensen die al 20 tot 30 jaar cariësvrij zijn, kunnen met het terug trekken van de gingiva ineens weer cariës krijgen. Wat is er bekend over het effect van deze tandpasta met 5000 ppm? Er is al een systematische review gedaan van verschillende manieren om preventie in te zetten bij wortelcariës. Hierbij is de conclusie dat de 5000 ppm effectiever is dan de conventionele tandpasta. Dat is voornamelijk bij ouderen onderzocht. Zo werd bij ouderen in een verzorgingstehuis 1 actieve laesie gevonden bij gebruikers van 5000 ppm fluoride tandpasta tegen 2,5 actieve laesies bij gebruikers van conventionele tandpasta.

Bij thuiswonende ouderen werd duidelijk dat zelf poetsen met deze tandpasta even effectief was als maandelijkse gebitsreiniging door de mondhygiënist in combinatie met Duraphat applicatie. Het moge duidelijk zijn wat de kosteneffectiviteit is. Bovendien kunnen ze met ‘gewoon poetsen’ zich niet-patiënt voelen, maar een normaal mens.

Volgens spreker Marie-Charlotte Huysmans is de 5000 ppm fluoridetandpasta een welkome aanvulling op het arsenaal wat we al hadden.

Verslag van de lezing van Marie-Charlotte Huysmans, hoogleraar Cariologie en Endodontologie bij de Faculteit der Medische Wetenschappen van de Radboud Universiteit.

Is fluoride veilig?

4 mg/kg fluoride is een veilige dosering voor ratten, muizen, konijnen en honden blijkt uit dierproeven. Maar wat is een veilige concentratie voor mensen? Er zijn geen gegevens over blootstelling (concentratie in het bloed). Als men extrapoleert van rat naar mens komt men uit op een veilige dosering fluoride van 0,8 mg/kg of 40 mg/dag voor een persoon van 50 kilo.

Vergelijk 40 mg met inname van fluoride via tandpasta. Dan zou 2 cm tandpasta, 3 keer daags met 40% doorslikken of absorptie en met 5000 ppm neerkomen op 5 mg fluoride/dag. Dit is veilig voor volwassenen. Gebruik bij kinderen is af te raden. Zij kunnen veilig met conventionele tandpasta poetsen.

Verslag van de lezing van dr.ir. Connie Brouwer, zij sprak namens het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist van de lezingen van het Ivoren Kruis congres Hoe hoger, hoe beter?

Lees meer over: Cariës, Congresverslagen, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
voortand

Extractie van een voortand… wat nu?

Soms is extractie van een voortand onontkoombaar. Vervanging door een implantaatgedragen kroon is dan de eerste keus. Het immediaat plaatsen van een implantaat in een extractie-alveole en dit implantaat direct voorzien van een tijdelijke kroon is de snelste en minst invasieve manier om dat te bereiken. Wat zijn de voorwaarden voor een succesvolle behandeling?

Consequenties bot na extractie

Na extractie van een gebitselement vindt er een hele cascade aan biologische veranderingen plaats waarbij aanmaak van bot aan de binnenzijde van de alveole gepaard gaat met botverlies aan de buccale zijde. Dit leidt onder andere tot het ontstaan van concaviteiten in het bovenfront en dit kan vervelende consequenties hebben voor de esthetiek. De mate waarin deze resorptie optreedt, op verschillende niveaus (resp. 3,5 en 7 mm vanaf de top van de processus alveolaris), is in kaart gebracht door Misawa et al. (2016).

Botvermeerderingstechnieken

Er bestaan verschillende botvermeerderingstechnieken die vooraf of tijdens het plaatsen van het implantaat uitgevoerd kunnen worden. Ze hebben allemaal één doel, namelijk: volume creëren om het implantaat te kunnen herbergen en de gingiva genoeg support te geven.

Behandelmethode: The Swiss approach

Een van de behandelmethodes is ‘the Swiss approach’ waarbij men eerst de extractie-alveole laat genezen om vervolgens de deels geresorbeerde processus alveolaris weer op te gaan bouwen.
Het tijdschema ziet er als volgt uit:

  1. Extractie van het gebitselement.
  2. Uitvoeren van de botopbouw (ongeveer 2 tot 3 maand na extractie).
  3. Plaatsen van het implantaat (ongeveer 2 tot 3 maand na botaugmentatie).
  4. Het mogelijk uitvoeren van een (tweede) zacht weefsel transplantaat.
  5. Het vervaardigen van de definitieve restauratie.
  6. Al met al neemt de gehele procedure dus 9 tot 12 maanden in beslag. Deze werkwijze duurt onnodig lang, is omslachtig en niet patiëntvriendelijk.

Behandelmethode: Immediaat plaatsen van implantaat na extractie

Het is onder voorwaarden ook mogelijk om het implantaat direct na extractie te plaatsen. Eén voorwaarde is wel dat er voldoende primaire stabiliteit van het implantaat aanwezig is. Er kan dan direct een tijdelijke kroon geplaatst worden, waarbij het noodzakelijk is dat deze niet meedoet in de occlusie en articulatie. Na 6 maanden wordt de tijdelijke kroon vervangen door definitieve kroon. Deze methode is patiëntvriendelijker omdat het aantal chirurgische ingrepen wordt gereduceerd tot één. Daarnaast heeft deze methode ook psychologische voordelen omdat de patiënt niet rond hoeft te lopen met een plaatje of etsbrug.

Procedure

Voorspelbaar werken is belangrijk omdat het om de esthetische zone gaat. Hiervoor is een goede pre-operatieve analyse essentieel. Het volgende stappenplan moet gevolgd worden.

1. Pre-operatieve analyse

Tijdens de pre-operatieve analyse wordt onder andere de afstand tussen het contactpunt van de kroon en het botniveau van het buurelement gemeten. Dit wordt gedaan met een pocketsonde onder lokale anesthesie. Wanneer deze afstand niet groter is dan 5 millimeter, dan is het vrijwel zeker dat de interdentale ruimte zal worden gevuld met papil. (Grunder, 2000) Het botniveau van de buurelementen is dus bepalend of er wel of geen mooie papil gecreëerd kan worden. Het is belangrijk om de patiënt van te voren goed in te lichten over de mogelijkheden.
Daarnaast moet bij het te extraheren element het mid-buccale botniveau gemeten worden. Wanneer de afstand tussen het botniveau en de gingiva niet meer dan 3 millimeter is, Wanneer deze afstand groter is, neemt de kans op recessie aanzienlijk toe.
Geconcludeerd kan worden dat de bestaande conditie van het parodontium van het te extraheren element prognostisch is voor het uiteindelijk esthetisch resultaat.

2. Extractie

  • Minimaliseer trauma
    Voor extractie van een gebitselement in de esthetische zone geldt dat er zo atraumatisch mogelijk geëxtraheerd moet worden.
  • Voorkom flap incisie
    Bij voorkeur gebeurt dit zonder opklap omdat de bloedvoorziening dan gehandhaafd blijft. Opklappen van de buccale mucosa leidt altijd toe meer resorptie van het onderliggende kaakbot en kans op recessie
  • Botlamel controleren
    Het is belangrijk dat na de extractie de integriteit van het botlamel gecontroleerd wordt. Dit betekent dat er op ongeveer 3 millimeter onder de gingiva bot gevoeld moet worden. Wanneer het botlamel niet intact is, kan er beter niet immediaat geïmplanteerd worden.
  • Zorg voor een schone alveole
    Het extractie alveole moet worden ontdaan van resten parodontaal ligament en/of een apicaal granuloom moet worden verwijderd.

3. Plaatsen implantaat

Het implantaat moet iets naar palatinaal geplaatst worden in de alveole. Dit zorgt voor een betere primaire stabiliteit, verkleint de kans op het ontstaan van een buccale perforatie en vermindert het risico op het ontstaan van een recessie. Om het implantaat meer palatinaal te kunnen plaatsen moet er eerst een pointer drill gebruikt worden. Met deze boor wordt er een begin gemaakt om vervolgens de taps-toelopende (punt- en kantsnijdend) boren te gebruiken. De laatste boor komt overeen met de interne diameter van het implantaat. Met een direction indicator wordt de primaire stabiliteit en de plaats van het platform van het implantaat ten opzichte van het zenit gecontroleerd. De ruimte die overblijft tussen het implantaat en de buccale lamel, moet worden opgevuld. Hiervoor wordt het bot verzameld dat vrij gekomen is bij de preparatie en wordt dit gemengd met een botsubstituut. Om te voorkomen dat men bij het aanbrengen van het bot aan het implantaat komt, wordt de direction indicator geplaatst en buccaal de juiste hoeveelheid bot/botsubstituut aangebracht. Vervolgens wordt de direction indicator verwijderd en het implantaat geplaatst.

4. Prothetische procedure

Het uiteindelijke resultaat is afhankelijk van vormgeving tijdelijke kroon. Hierbij is platform switching van belang omdat er dan minder botafbraak optreedt. Er wordt een verschroefbaar tijdelijk abutment geplaatst (Preformance Post). De tijdelijke voorziening wordt gemaakt met composiet waarbij de buccale zijde ondergecontoureerd wordt omdat er dan minder kans is dat er een recessie optreedt en er voorkomen wordt dat er extra bindweefsel aangebracht moet worden. De tijdelijke voorziening mag niet mee doen in de occlusie en articulatie.

5. Definitieve restauratie

Voor het vervaardigen van een definitieve restauratie wordt een geïndividualiseerde afdrukstift gebruikt. Het implantaat wordt dus, zoals hierboven beschreven, meer naar palatinaal geplaatst. Het nadeel hiervan is dat het schroefgat hierdoor sneller buccaal bevindt. In dat geval moet de definitieve kroon meestal gecementeerd worden. Wanneer een kroon gecementeerd wordt is het belangrijk om een retractiedraad aan te brengen om het doorpersen van cement te voorkomen.

Samenvatting

Het is belangrijk dat voorafgaand aan het immediaat plaatsen van een implantaat metingen uitgevoerd worden. Op deze manier kan er voorspelbaar gewerkt worden en kan er een gefundeerde keuze gemaakt worden om het implantaat wel of niet immediaat te plaatsen. Daarnaast is het van belang dat degene die gaat implanteren beslist én dat hij/zij zelf het element extraheert.

 

Ronnie Goené studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Ruim 10 jaar was hij algemeen practicus in een mede door hem gestarte groepspraktijk (1975-1993), waarna hij in 1985, samen met anderen, de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam oprichtte (1985-2003). Sinds 2004 is hij verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het ACTA/VU Medisch Centrum en Tendens Tandartsen te Amsterdam. Naast het verzorgen van (post)academisch onderwijs in de orale implantologie, houdt hij zich vooral bezig met het ontwikkelen van interdisciplinaire behandelstrategieën ten behoeve van patiënten met complexe tandheelkundige problemen. Van zijn hand zijn veel publicaties verschenen op het gebied van de parodontologie en implantologie. Hij geeft frequent voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland op het gebied van de orale implantologie.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Ronnie Goené tijdens het congres Chirurgie van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z