Implantaat

Tijdelijke voorziening na chirurgie voor implantaat

In de esthetische zone is een tijdelijke voorziening nodig bij implanteren. Zo simpel mogelijk en uitneembaar is het beste, vooral wanneer de implantoloog en tandarts niet bij elkaar in het pand zitten. Bekijk de 8 opties.

Er is een verschil tussen de zijdelingse delen en de esthetische zone bij implanteren. In de zijdelingse delen kan het healing abutment blijven zitten en is het niet nodig om een tijdelijke voorziening te maken. In de esthetische zone (front of eerste premolaar) moet wel iets tijdelijks gemaakt worden. Zo simpel mogelijk en uitneembaar is het beste, vooral wanneer de implantoloog en tandarts niet bij elkaar in het pand zitten.

Opties tijdelijke voorziening bij implantaat

  1. De partiële plaatprothese

    Bij één fase-chirurgie mag het plaatje niet heen en weer bewegen op het implantaat, omdat je geen kracht op het implantaat wilt tijdens het inhelen.

  2. De essixretainer

    Een transparant dieptrekplaatje. Ook hier geldt weer dat je geen druk wilt op het onderliggende weefsel.

  3. Een orthodontische retentieplaat waarin elementen geplakt worden

  4. In de beugel zelf middels brackets prothese elementjes in de boog zetten

  5. Tijdelijke composiet etsbrug

    Hoe steviger en mooier deze is, hoe moeilijker de etsbrug te verwijderen is. Er kan ook een Maryland etsbrug in het lab gemaakt worden. Het liefst met één vleugel, omdat deze makkelijker los en vast te maken is.

  6. Omslepen buurelementen

    Bij bestaand kroon en brugwerk in de mond kunnen de omslepen buurelementen gebruikt worden om één grote tijdelijke voorziening te maken.

  7. Een tijdelijke brug in combinatie met een healing abutment

    Er wordt gekozen voor een plastic healing abutment wat opgevuld wordt met composiet.

  8. Een tijdelijke kroon die verschroefd is op het implantaat

    Deze dient om het zachte weefsel dezelfde vorm te geven als de buurelementen en papillen te sturen. Hiermee kan een zo natuurlijk mogelijk emergence profile verkregen worden.

Alwin van Daelen is restauratief tandarts, NVVRT.

Verslag door Paulien Buijs, voor dental INFO, van de lezing van Alwin van Daelen tijdens de NSOI-workshop Implantologie, de bovenbouw

 

 

 

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
Implantologie

Implantologie: Verschroeven of cementeren?

In de begintijd van de implantologie was het alleen mogelijk om te verschroeven. Op implantaten zat een mesostructuur die werd afgedrukt en daarop kwam een verschroefbare constructie. Deze bruggen hadden weinig uitval en peri-implantitis was er niet. De zwakke schakel waren de schroeven waarmee de brug vastgezet werd; deze braken nog wel eens. De brug werd er ieder jaar helemaal afgehaald, schoongemaakt en daarna weer teruggeplaatst.

Grotere constructies

Tegenwoordig worden ook steeds meer grotere constructies vervaardigd. Bijvoorbeeld bij oligodontie of wanneer er sprake is van grote botdefecten en het nog maar de vraag is of een botopbouw aan gaat slaan. Dan kan er geïmplanteerd worden in de regio’s waar nog wel voldoende bot beschikbaar is. Dergelijke constructies zijn altijd verschroefd omdat het mogelijk moet zijn om eronder te kijken of de implantaten inderdaad schoon zijn.

Papil

Bij grote bot defecten en botopbouw komt de papil niet meer terug. Dan is het sowieso nodig om roze porselein te gebruiken in de kroon. Belangrijk hierbij is dat de rand hiervan onder de lachlijn ligt.

Niet-verblokken

Vroeger werden de kronen bij voorkeur met elkaar verblokt, nu bij voorkeur juist niet verblokt. Bij cementeren was het heel lastig om het cement te verwijderen. Hoe dieper de outline ligt, hoe moeilijker dit is. Dit was een grote oorzaak van peri-implantitis.

Cementeren

Bij het individuele abutment ligt de rand net onder de gingiva. Wanneer er cement achterblijft, is dit moeilijk te voelen met scaler, sonde of floss. Approximaal kun je het op de röntgenfoto zien, maar buccaal en linguaal zie je dit niet. Achtergebleven cement veroorzaakt peri-cementitis. Wanneer het nodig is om te cementeren, leg dan een retractiedraadje als barrière net voorbij de outline voor het cementeren. De mucosa moet hiervoor verdoofd worden en vervolgens kunnen resten cement goed worden weggehaald met een scaler, zonder dat de patiënt dit voelt. Voordat de kroon gecementeerd wordt, wordt in het schroefgat van het abutment teflon gedaan en aangestampt met daaroverheen flowable composiet.

Redenen voor cementeren

  • Esthetische situaties in het front. De tandtechnieker kan de kroon er vaak op en af halen en dit makkelijk doen en hoeft hem niet steeds los te schroeven.
  • Wanneer het schroefgat buccaal of incisaal uit zou komen.
  • Kronen met smalle diameter: schroefgat verzwakt de kroon te veel.
  • Occlusie in zijdelingse delen (schroefgat verzwak de afsluiting van de kroon)

Redenen voor verschroeven

  • Alle grotere constructies worden sowieso verschroefd en ook alle cantilever bruggen.
  • Bij hoger risico op recessie: je kunt altijd nog bij de kroon.
  • Bij kleine interocclusale ruimte (nodigt niet uit tot cementeren door retentieproblemen).
  • Bij moeizamer cement verwijderen.
  • Bij risico op technische/biologische complicaties.

Zijdelingse delen

In zijdelingse delen is men veelal overgegaan op verschroefde kronen. Als de diameter van de schroefkop heel dun is, kan de tandtechnieker ook een klein schroefgat maken. Daarnaast zijn individuele abutments eerste keus en wordt de kroon in het lab gecementeerd, zodat de outline mooi schoon is. Het risico van een niet-individueel abutment, ofwel de ti-base, is dat de kroon loskomt van de ti-base.

Aantorquen kroon

Voor het aantorquen van de kroon moet een controle foto gemaakt worden om te zien of de kroon goed op zijn plek zit. Wanneer met de hand aangedraaid wordt, moet de schroef in één keer stoppen met draaien en moet het niet zo zijn dat er steeds meer weerstand gevoeld wordt met draaien. Dit is een teken dat de kroon niet goed op zijn plaats zit.

Alwin van Daelen is restauratief tandarts, NVVRT.

Verslag door Paulien Buijs, voor dental INFO, van de lezing van Alwin van Daelen tijdens de NSOI-workshop Implantologie, de bovenbouw

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Afwijkende mondgewoonten bij kinderen: wanneer is logopedie gewenst?

Over het algemeen richt de logopedie zich op spraak, stem, gehoor en taal. Een logopedist kan echter ook helpen bij het afleren van afwijkende mondgewoonten. Volgens de richtlijnen is een tandarts verplicht zijn of haar patiënt door te verwijzen wanneer er sprake is van afwijkend mondgedrag.

Groei en ontwikkeling

Skeletale opbouw

Elk persoon groeit anders en dit heeft invloed op de skeletale opbouw. Sagittaal kan er sprake zijn van een neutrorelatie, distorelatie of mesiorelatie. De verticale skeletale opbouw kan onderverdeeld worden in normale, convergente (short face) en divergente groei (long face ).  Mensen met een divergente groei zijn vaak lastig orthodontisch te behandelen.

Groei kaken

De bovenkaak groeit op relatieve jonge leeftijd. De onderkaak begint pas later (tegen het einde van de puberteit) met groeien en groeit langer door dan de lichamelijke lengte-groei. De groei van de onderkaak vindt plaats vanuit de ramus en de kaakkopjes en de groeirichting is daardoor naar voren en naar beneden (ventraal en caudaal.)

Hoe groei je divergent of convergent?

Het skeletale groeipatroon is onder andere afhankelijk van genetische factoren. Daarnaast spelen omgevingsfactoren ook een grote rol. Mensen met een mondademhaling vertonen vaak een meer verticaal groeipatroon met vaak een open beet als gevolg. Ook hebben de tong en de lip een grote invloed op het skeletale groeipatroon. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een sterke tong dan is dit te herkennen aan protrusie van frontelementen. Het gedrag van de tong en de lip is beïnvloedbaar, een logopedist kan helpen om deze afwijkende mondgewoonten te veranderen.

De logopedist: oro-myofunctionele therapie

Oro-myofunctionele therapie is een oefentherapie, die gericht is op het herstellen van een verstoord evenwicht in het functioneren van de spieren van het orofaciale skelet. De stand van gebitselementen wordt bepaald door extra-orale krachten (m.n. aangezichtsspieren) en door intra-orale krachten (m.n. tongspieren). Een tong is zodanig sterk dat het in staat is om elementen te verplaatsen.

Triangle of forces

De ‘triangle of forces’ bestaat uit:

  • Laterale wangdruk door de m. Masseter (extra-oraal)
  • Tongdruk (intra-oraal)
  • Lipdruk (extra-oraal)
  • Occlusie en eruptie krachten (intra-oraal)

Wanneer deze krachten in balans zijn, kunnen gebitselementen normaal groeien.

Het slikproces

Slikken is een reflex en daarom wordt er vaak gedacht dat je slikgedrag niet kunt beïnvloeden. Slikken bestaat echter uit vier fases waarvan de eerste twee bewust en willekeurig gebeuren en daardoor beïnvloedbaar zijn.

Tongpositie bij een goede slik

Bij een ‘goede slik’ wordt het voorste deel van de tong tegen alveolum en de front elementen in de bovenkaak geperst. Het middelste deel van de tong komt tegen het palatum en het achterste deel van de tong wordt onder een hoek van 45 graden tegen de pharyngeale wand aangedrukt. De slik verloopt met een negatieve druk in de pharynx.

Tongpositie bij afwijkende slik

Bij afwijkend slikgedrag wordt het voorste deel van de tong tegen of tussen de gebitselementen gedrukt. Het middelste deel van de tong is naar beneden geklapt of is uni/bilateraal verbreed en het achterste gedeelte van de tong drukt zich tegen het achterste gedeelte van het palatum.  De slik verloopt met een positieve druk in de pharynx en met een actieve m. mentalis. De kans op middenoorontsteking is hierdoor groter bij mensen met een afwijkende tongpositie tijdens slikken.

Afwijkende mondgewoonten

Onder afwijkende mondgewoonten vallen duimzuigen, vingerzuigen, liplikken, tongzuigen, speenzuigen, mondademen en vinger/nagelbijten. Wanneer deze afwijkende mondgewoonten worden geëlimineerd, zie je al heel snel het effect op de stand van de dentitie. Nu is de vraag: wordt de vorm bepaald door de functie of bepaalt de functie de vorm?

Bepaald afwijkend mondgedrag is vaak intra-oraal te herkennen.

  1. Afwijkende slik

Gevolgen van een afwijkende slik zijn: toename disto-occlusie, vergroote overjet, open beet, smal gotisch gehemelte, transversale compressie (kruisbeet), open beet, spacing in het front of end-to-end in het front (pseudo klasse 3)

  1. Open mond (long face syndrome)

Wanneer er sprake is van een open mond dan is er sprake van grotere kans op gingivitis en cariës. Andere kenmerken zijn toename van dento-alveolair hoogte, gummy smile, lang en divergent gezicht, smalle neus, vaker verkouden, ‘open groei’ waardoor de kans op OSAS in de toekomst groter is.

Preventie afwijkend mondgedrag

Preventie van afwijkend mondgedrag begint op jonge leeftijd. De zuigreflex stopt tussen 9-12 maanden normale voeding start rond de 4-8 maanden en spraak rond het eerste levensjaar. Belangrijk is dat op dat moment het afwijkende mondgedrag wordt afgeleerd. Op jonge leeftijd is dit veel makkelijker af te leren. Ook is het belangrijk dat de ouders de neusademhaling stimuleren bij een kind.

Wanneer moet de logopedist ingrijpen?

1. Eerste wisselfase

Wanneer er sprake is van afwijkende mondgewoonten tijdens de eerste wisselfase dan moet er gekeken worden of er sprake is van een dwangbeet of van slijtage. Wanneer dit het geval is dan is het goed het kind eerst naar de orthodontist te verwijzen en daarna kan het kind nog trainingen volgen bij de logopedist. Wanneer er geen sprake is van een dwangbeet of slijtage dan kan het kind eerst naar de logopedist gestuurd worden.

2. Tweede wisselfase

Wanneer er tijdens de tweede wisselfase sprake is van een overtuigde distorelatie of een kruisbeet dan is het goed om het kind eerst naar de orthodontist te sturen. Daarna kan nog gekeken worden of aanvullende behandeling bij de logopedist nodig is.

Volgorde therapie logopedist

Behandeling bij de logopedist gaat in de volgende volgorde:

  1. Afleren afwijkende mondgewoonten. Met deze stap valt of staat de therapie.
  2. Tongpositie in rust.
  3. Aanleren alveolaire slik.
  4. Verbeteren articulatie.
  5. Automatiseren. Deze stap is het lastigst.

Diagnostisch instrumentarium

Om de juiste diagnose te stellen wordt gebruik gemaakt van de volgende hulpmiddelen:

  1. Force-scale: meet hoe sterk m. orbiculairis oris is.
  2. Payne-techniek: registreert de tongbewegingen met behulp van een past die op vier punten van de tong wordt aangebracht. Bij protrale en unilaterale/bilaterale tongbeweging is er na het slikken een streep in plaats van een stip zichtbaar.
  3. Measuring station 430: met dit instrument worden de m. masseter contractie, tongdruk en de compressie van de lip gemeten.

Wetenschap

Uit onderzoek blijkt dat er een grote kans bestaat op relapse (17-43%) wanneer iemand orthodontisch behandeld is voor een openbeet. Onderzoek laat zien dat OMFT-therapie zinvol is in combinatie met orthodontie.

Bekijk ook: 3 casussen: afwijkend mondgedrag corrigeren via OMFT

Bekijk de patiëntenfolder over afwijkend mondgedrag

Nicoline van der Kaaij studeerde in 2007 als tandarts af aan ACTA, direct aansluitend heeft ze daar haar specialisatie tot orthodontist gedaan. Sindsdien is ze werkzaam als algemeen praktiserend orthodontist en daarnaast is ze verbonden aan het Erasmus MC Sophia en aan ACTA. Ze is lid van het schisisteam van het Erasmus MC Sophia en houdt zich in Rotterdam bezig met orthodontie in het kader van schisis en andere bijzondere (aangeboren) afwijkingen. 

Peter Helderop studeerde logopedie aan de Leidse Hogeschool en heeft zich in 1989 gevestigd als logopedist in Vlaardingen en vanaf 1991 heeft hij acht andere vestigingen geopend. Twee van zijn logopediepraktijken zijn gevestigd in een tandartsenpraktijk. Daarnaast geeft hij lezingen OMFT en nascholingen Logopedie en Tandheelkunde. Hij is lid geweest van vele werkgroepen en commissies van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF). 

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Nicoline van der Kaaij en Peter Helderop tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
digitale tandtechniek

Digitale tandtechniek: de mogelijkheden

Wat zijn de mogelijkheden van het volledig digitaal proces en waar de grenzen liggen op functioneel, esthetisch en financieel vlak? Verslag van de lezing van Patrick Oosterwijk over digitale tandtechniek.

Met de introductie van keramieken die door middel van een CAD-CAM proces monolithisch te verwerken zijn en het gebruik van digitale afdruktechnieken is een volledig digitale tandtechnische workflow mogelijk geworden. Met deze technieken en materialen zijn de indicatiegebieden uitgebreid en is de voorspelbaarheid vergroot.

Digitalisering in tandtechniek
Patrick Oosterwijk, werkzaam bij Elysee Dental en 32 jaar geleden opgeleid tot tandtechnicus, geeft eerlijk toe dat hij zelf ook overvallen is door de digitale ontwikkelingen in zijn branche. De computer had hij als leerling in de tandtechniek al eens een keer op een stageplek in een hoek zien staan, en uiteraard waren er de nodige tekenen aan de wand, maar aanvankelijk dacht ook hij dat het zijn tijd wel zou duren. Niets daarvan blijkt waar te zijn. Toch wist hij op tijd aan boord van de voorbijrazende trein te springen die digitalisering in de tandtechniek heet. En daar kunnen tandartsen ook van leren.

Volgens Oosterwijk zijn er vandaag de dag in de tandtechniek te veel digitale ontwikkelingen om op te noemen. Alles wat niet digitaal gebeurt zou hij wel binnen tien minuten met de zaal kunnen doornemen, maar daar zijn we natuurlijk niet voor gekomen.

Doel van digitaliseren
Oosterwijk wil zich in zijn presentatie dan ook vooral richten op wat in de praktijk zichtbaar zal zijn aan veranderingen door digitalisering. Allereerst moet digitalisering een duidelijk doel hebben en dat is voor hem dat het moet leiden tot voorspelbaarheid in het behandeltraject en in de kosten. Digitaliseren op zichzelf is namelijk geen doel.

Tevens wil Patrick de focus leggen op wat tandtechnici in de toekomst kunnen bieden; er verandert zeer veel in de tandheelkundige wereld en in Nederland. Moet je verder willen? Hoe zal de rol van de tandtechniek in de toekomst zijn, je moet immers verder kijken. De concrete vragen die hieruit voortvloeien zijn:

  • Is digitaal afdrukken een reëel alternatief?
  • Is modelloos werken een alternatief?
  • is monolitisch werken een alternatief?

Technologische ontwikkelingen apparatuur
Patrick was zelf snel overtuigd van het digitaal afdrukken en startte hierin zelfs een onderneming. Hij liep echter tegen de nodige weerstand op doordat de apparatuur groot, duur, log en langzaam was en er gepoederd moest worden. Nu gebruik je voor digitaal afdrukken een draagbaar apparaat in laptopformaat met een handstuk. Met apparaten als de 3Shape TRIOS® scan je een kaak in 16 seconden.

Het voordeel hiervan is dat je in de stoel bepaalde zaken na het scannen kunt checken: is de inter-occlusale ruimte voldoende? Is de paralleliteit van de stompen goed? Zo niet, dan kunt u direct corrigeren en opnieuw een scan maken.

De nauwkeurigheid was vroeger ook een issue. Echter, uit onderzoek op Pubmed blijkt dat er bij 89,1% van de analoge afdrukken (J Prosther Dent. 2005 Aug;94(2):112-7) iets aan schort en dit bij digitale afdrukken beter te controleren is. Hierdoor komt uit de onderzoeken bijna altijd het zelfde resultaat naar voren van een verschil in nauwkeurigheid tussen analoge afdrukken en digitale afdrukken van 74Mu analoog en 49Mu digitaal. Het scannen is dus ondertussen preciezer geworden dan bij het analoog afdrukken. Maar even belangrijk voor het laboratorium is dat je bij het “digitaal” inkerven, naast allerlei verbeterde overzichten en coupes van de outline, altijd weer stappen terug kunt in tegenstelling tot het analoog inkerven met een boor.

Mindset van medewerkers
Digitalisering gaat gepaard met grote investeringen in de tandtechniek. Waar je vroeger met een zak gips, porselein, blokjes goud en een oven al een heel eind op weg was, is het nu voor een zelfstandig bedrijf al bijna niet meer te behappen. Oosterwijk heeft de gehele overgang van de eerste mechanische scanners naar de huidige optische scanners doorgemaakt.

Maar de problemen waren niet enkel financieel, ook medewerkers zagen veel beren op de weg, die vaak niet heel reëel waren. Uiteindelijk moest eerst al het klassieke tandtechnische gereedschap weggehaald worden om hen allemaal te dwingen digitaal te gaan.

Digitalisering is namelijk niet alleen de apparaten neerzetten maar ook de mindset van de medewerkers mee zien te krijgen.

Het valt Oosterwijk op dat niet veel praktijken een investeringsbudget hebben voor digitalisering. Hij waarschuwt ervoor te zorgen dat “je niet in één keer zo’n hele digitaliseringsinvestering voor je kiezen moet krijgen”.

Keramische materialen
Glaskeramiek materialen – lithiumdisilicaat (o.a. Emax) – gebruiken we als minimaal invasief materiaal, vanwege z’n sterkte (binnen de correcte toepassing) en esthetiek. Het heeft een hoge survival rate wat ondertussen evidence based is. Dit is zowel belangrijk voor de tandarts als de patiënt.

Het materiaal kan zowel gefreesd als geperst worden, vooral het frezen kan zeer goedkoop en zonder fysiek gipsmodel (modelloos). Voor een model komt er rond de € 35 bij. Oosterwijk adviseerde dit te laten vervallen: het is zonde als het alleen in het doosje blijft en niet gebruikt wordt.

Vervolgens gaf Oosterwijk een voorbeeld van esthetisch werk met lithiumdisilicaat: een digitale wax-up waarmee een tijdelijke voorziening uit PMA gefreesd is. Via foto’s en video’s wordt de esthetiek gecontroleerd. Na bijwerken en goed bevinden wordt het opnieuw ingescand voor het eindproduct. De tijd en het geld dat gestoken wordt in de voorbereiding compenseren zichzelf doordat veel goedkopere materialen gebruikt kunnen worden.

Oosterwijk ziet het als een uitdaging om DSD (Digital Smile Design) voor iedereen toegankelijk te maken. Hiervoor is een protocol opgesteld wat binnen alle Elysee laboratoria kan worden aangeboden en waar op basis van minimaal drie foto’s en optimaal vijf foto’s een DSD kan worden gemaakt inclusief geprint model en een puttymal voor een tijdelijke pasvoorziening, tegen beperkte kosten.

Polykristallijne materialen, in het specifiek zirconiumoxide:
Ondertussen zijn we reeds drie generaties van dit materiaal verder. Bij de eerste generatie wisten we nog niet precies wat we ermee konden en zagen we vooral chipping. Dit kwam door het gebrek aan mogelijkheden om de onderstructuur vorm te geven waardoor het opbakporselein, wat circa 100 Mpa sterk is, niet ondersteund werd.

De tweede generatie polykristallijne materialen was beschikbaar vanaf 2012 – 2013. Hiermee werd het mogelijk om het materiaal in te kleuren. Doordat er kleinere aluminum oxide partikels aan toegevoegd waren, gaf dit een veel mooiere brekingsindex met tegelijkertijd een goede sterkte. Nu berekent de computer het gehele design waarmee het risico op chipping aanzienlijk lager is.
Tevens kwamen er gelaagde blokken materiaal beschikbaar waardoor meer translucentie mogelijk was, hoewel het materiaal altijd gekleurd moet worden. Het resultaat is afhankelijk van de ervaring van de tandtechnicus.

De derde generatie kenmerkt zich doordat het zirconiumoxide door toevoeging van meer Ytrium gestabiliseerd is in de zogenaamde cubische fase van het materiaal. Het resultaat zijn grotere partikels met minder lichtbreking en meer isotroop, dus een nog mooier esthetisch effect. Wel is het zo dat de stompkleur en de kleur van het cement steeds belangrijker worden vanwege de translucentie.

Van alle keramische materialen blijkt zirconiumoxide het gladste en dus minst abrasieve materiaal te zijn, maar het is wel harder. We leren steeds meer van het materiaal.

Hybride kunststof versterkte keramieken
Oftewel de nieuwe materialen. Ze zijn bij uitstek geschikt voor modelloos werken omdat er geen verandering in het proces kan optreden. Het is echter pas twee jaar op de markt dus wat kunnen we precies hardmaken?

Vorig jaar heeft 3M voor Lava Ultimate de indicatie voor een volledige kroon teruggeroepen. “Het is goed dat ze dit zo gedaan hebben, maar het kan vaker voorkomen bij nieuwe materialen”, zegt Oosterwijk. Als voorstander van vernieuwen geeft hij toe dat er van nieuwe materialen soms nog weinig bekend is.

Binnen indicatiegebieden is modelloos werken een echt alternatief, en dat geldt idem voor monolithisch werken.

Patrick Oosterwijk is tandtechnicus sinds 1985. Na het behalen van zijn IVT-diploma heeft de ontwikkeling van de tandtechniek altijd een prominente plaats ingenomen in zijn loopbaan. Hierdoor is T.T.L. Oosterwijk voorop blijven lopen in de wereld van tandtechniek. Na de aansluiting bij de Elysee Dental Groep is Oosterwijk als Director Scientific Relations onder andere verantwoordelijk voor de tandtechnische laboratoria die gevestigd zijn binnen ACTA, het UMCG en centra voor bijzondere tandheelkunde. Verder geeft hij diverse lezingen over digitalisering en materiaalgebruik in de tandtechniek.

 Verslag door tandarts Daniel Joffe, voor dental INFO van de lezing van Patrick Oosterwijk tijdens het congres Digitaal in de tandartspraktijk van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis
interprofessioneel samenwerken

Interprofessioneel samenwerken, hoe gaat dat in zijn werk?

Bij patiënten met een ernstige ziekte zijn vaak veel verschillende zorgverleners betrokken uit verschillende disciplines en organisaties. Het is in het belang van de patiënt dat al deze zorgverleners hun zorg op elkaar afstemmen en samenwerken. De tandarts en mondhygiënist hebben er vanuit hun professionaliteit belang bij zich te mengen in het team rondom de patiënt.

Op het symposium van de opleiding Mondzorgkunde van de Hogeschool Utrecht (HU) over ‘De interprofessionele mondhygiënist’ besprak dr. Liesbeth Haverkort – diëtist, klinisch epidemioloog en Hogeschool Hoofddocent Mondzorgkunde HU – hoe de verschillende zorgverleners rondom een patiënt interprofessioneel kunnen samenwerken.

Praktijkvoorbeeld
Aan de hand van een praktijkvoorbeeld wordt getoond met hoeveel zorgverleners een patiënt te maken kan krijgen. In het voorbeeld gaat het om een 53-jarige man, die al vijf jaar lijdt aan Chronische Lymfatische Leukemie (CLL). Hij heeft al diverse curatieve behandelingen ondergaan, zoals chemotherapie (CHOP-kuren) en experimentele immunotherapie (voorloper Ibrutinib). Hij komt in aanmerking voor een allogene stamceltransplantatie (van een donor), maar daarvoor krijgt hij eerst drie R-DHAP-kuren.

Veel betrokken zorgverleners
Deze patiënt komt zeer veel zorgverleners tegen gedurende zijn ziekte. In de eerste fase van zijn ziekte uiteraard de huisarts, die hem verwijst naar de hematoloog, waarna hij ook bij de apotheker terechtkomt. Vrijwel direct worden ook de diëtist en de fysiotherapeut ingeschakeld. Daarna volgen de maatschappelijk werker en de medisch psycholoog.

Tijdens de R-DHAP-kuren kunnen veel bijwerkingen optreden. Bij deze patiënt trad reductie op van het gehoor, waardoor hij bij de KNO-arts belandde voor een consult. Tevens kreeg hij een candida-infectie in de mond en het maagdarmkanaal, waarvoor hij de dermatoloog moest bezoeken.

Na de kuren moest een verwante donor gezocht worden. De verpleegkundige informeerde de patiënt over de voorbereiding op de stamceltransplantatie. Hiervoor kreeg hij eerst nog een kuur: ATG, chemotherapie en radiotherapie.

Mondzorgverleners
Vanaf één week voor de stamceltransplantatie (SCT) kwamen de mondhygiënist en tandarts ook nog in beeld als zorgverleners, omdat de SCT ook gevolgen had voor de mondgezondheid van de patiënt, zoals:

  • droge mond;
  • veranderingen van het orale microbioom;
  • Herpes Simplex en Epstein-Barr-virus;
  • ulcera in de (niet-)gekeratiniseerde slijmvliezen;
  • aanwezigheid aantal gramnegatieve bacteriën;
  • associatie tussen bacteriëmie tijdens neuropene fase na SCT en een geïnfecteerd parodontium.

Niet iedereen krijgt dezelfde bijwerkingen na een SCT; er is een grote diversiteit aan problemen tussen de verschillende patiënten.

Zorg thuis
Bij thuiskomst komen er nog meer zorgverleners bij. De SCT is slechts het begin van een heel lang traject. Of iemand uit het ziekenhuis ontslagen kan worden en verpleegkundige zorg aan huis geïndiceerd is, hangt af van de mate waarin de patiënt voor zichzelf kan zorgen. Dit kan beoordeeld worden aan de hand van de volgende punten:

  • zelfredzaamheid;
  • conditie;
  • beroep kunnen doen op mantelzorg;
  • risico op ondervoeding/verwaarlozing, risicofactoren hierbij zijn:
    • mannelijk geslacht;
    • alleenwonend;
    • hogere leeftijd;
    • wonend in een instelling;
  • verpleegkundige thuiszorg:
    • monitoren voedingstoestand – beweegpatroon – mondzorg;
    • inzicht in woon- en leefsituatie;
    • zelfredzaamheid;
    • algehele conditie.

Shared decision making
Veel patiënten halen informatie over hun behandeling van internet. De zorgverlener kan helpen om hier de relevante informatie uit te halen. De patiënt is een klant geworden die centraal staat. Dat betekent in de praktijk:

  • Laat de patiënt het beleid mee bepalen.
  • Respecteer specifieke wensen en keuzes (= lifestyle).
  • Maak gebruik van zijn/haar deskundigheid.
  • Lever bruikbare en zinvolle informatie om te komen tot een optimaal beleid.
  • Houd rekening met het opleidingsniveau van de patiënt.

Interprofessioneel samenwerken in de praktijk
In zorg en welzijn zijn er heel wat initiatieven op het gebied van samenwerking tussen professionals zichtbaar. Hierbij formuleren de disciplines een gezamenlijk doel en hanteren een gemeenschappelijke taal die voor alle betrokkenen begrijpelijk is. Kwaliteit en perspectieven van de ander worden gezien als complementair en waardevol.

Voor interprofessioneel samenwerken is een interactieve inzet van de betrokken professionals nodig. Dit vraagt een hoog niveau van communicatie, wederzijdse planning, collectieve beslissingen en gedeelde verantwoordelijkheid. Interprofessioneel werken begint met de vraag: ‘Kennen wij elkaar? Hebben wij wel het juiste beeld van elkaar?’

Mondhygiënisten
Behandeling gebeurt in ziekenhuizen via een Diagnose Behandeling Combinatie (DBC), waarbij er geld beschikbaar is voor het gehele behandeltraject van alle zorgverleners. Voor mondhygiënisten en tandartsen is het belangrijk zich kenbaar te maken, zodat ook zij hieruit mee kunnen delen.

Haverkort richtte zich tot slot direct tot de mondhygiënisten: “Weten zij dan dat u belangrijk genoeg bent om het geld op te eisen? Als de dokter u niet kent, dan doet u niet mee in de verdeling. U moet uzelf in de markt zetten. Denk niet dat u achterover kunt leunen. Laat zien wat u kunt als u in zo’n team zit en toon dat u bereid bent om mee te werken.  Weet wat uw toegevoegde waarde is. Neem de houding aan waarin u uw toegevoegde waarde laat zien

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO, van de lezing van dr. Liesbeth Haverkort, diëtist, klinisch epidemioloog en Hogeschool Hoofddocent Mondzorgkunde HU, tijdens het symposium van de opleiding Mondzorgkunde van de Hogeschool Utrecht over ‘De interprofessionele mondhygiënist’.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Samenwerken, Thema A-Z
Recessies bij tanden of implantaten

Recessiebedekking in het front: hoe gaat u te werk?

Recessies komen veelvuldig voor en kunnen allerlei problemen geven. Een recessie is letterlijk een verplaatsing van de marginale gingiva in apicale richting ten opzichte van de glazuurcementgrens waarbij het worteloppervlak bloot komt te liggen. Dit wordt primair veroorzaakt door het verdwijnen of niet aanwezig zijn van een marginale botlamel, ook wel alveolaire botrecessie genoemd.

Verslag van de lezing van Haakon Kuit en Bart Beekmans tijdens de cursus Anterior Course.

Hoofdoorzaken recessie

Een gingivarecessie kan optreden door trauma of door bacteriële oorzaken. Bij trauma kan gedacht worden aan te hard poetsen, onjuist flossen of verkeerd gebruik van overige interdentale reinigingshulpmiddelen. Daarnaast kunnen ook mondgewoonten of de aanwezigheid van een orale piercing een rol spelen. Iatrogene schade in de vorm van te diep prepareren, verkeerd gebruik van een elektrotoom of slecht passend kroon- en brugwerk kan eveneens leiden tot verplaatsing van de marginale gingiva. Speciale aandacht zal verderop besteed worden aan orthodontische krachten en welke gevolgen deze kunnen hebben.

Door marginale plaque ophoping en tandsteenvorming zal de gingiva ter plaatste uiteindelijk naar apicaal kunnen migreren, dit als gevolg van een plaatselijk ontstekingsproces. Daarnaast kan een apicaal aanwezige ontsteking leiden tot verlies van botniveau, soms zelf over de gehele lengte van de apex met als gevolg een forse recessie.

Predisponerende factoren
Naast directe oorzaken zijn er in de literatuur een aantal predisponerende factoren beschreven. Patiënten die een dun gingiva morphotype hebben, in combinatie met een van de eerder beschreven directe oorzaken, hebben een grotere kans op gingivarecessies. Andere predisponerende factoren zijn malposities van gebitselementen, wortelprominentie, een frenulum ter plaatse van een recessie of een endodontische perforatie.

Klachten patiënt bij recessies

Esthetisch
De meest voorkomende klachten van patiënten zijn van esthetische aard. Mensen storen zich vooral aan a-symetrisch tandvlees en een verkleurde wortel die door de recessie zichtbaar is.

Dentinegevoeligheid

Naast klachten van esthetische aard, wordt dentinegevoeligheid veelvuldig genoemd. Dit wordt veroorzaakt door het blootliggen van de dentine tubuli en kan voor patiënten een grote invloed hebben op het dagelijks functioneren. Daarnaast kan uit tandheelkundig oogpunt de voorkeur uitgaan naar recessiebedekking ter preventie van abrasie of wortelcariës om te voorkomen dat aanwezige recessies zullen verergeren.

Overgaan tot behandeling

In de praktijk worden verschillende chirurgische methoden gebruikt om recessies te bedekken. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van een bindweefseltransplantaat. Recessies bedekken met composiet geeft vaak een compromisuitkomst. Een goed, langdurig, esthetisch en functioneel resultaat valt echter enkel met soft tissue bedekking te realiseren.

Orthodontisch veroorzaakte recessies

Recessies als gevolg van een orthodontische behandeling komen relatief veel voor. Gebitselementen worden bij orthodontische behandelingen vaak buiten de tandboog geplaatst, voorbij de labiale/buccale botlamel. Hierdoor kan het worteloppervlak bloot komen te liggen met een recessie als gevolg. Tegenwoordig kan met behulp van een CBCT-scan de situatie veel beter in kaart gebracht worden.

De meest voorkomende recessies veroorzaakt door orthodontische malpositie komen het meest frequent voor in het onderfront.

Voordat een chirurgische recessiebedekking bij een element dat in een malpositie staat uitgevoerd gaat worden, is het raadzaam om het element in de juiste positie terug te plaatsen. Dit om de voorspelbaarheid van de chirurgische ingreep te vergroten.

Verschillende soorten transplantaten

Een transplantaat waarbij het eigen weefsel van de patiënt wordt gebruikt, wordt bij voorkeur vanuit het gehemelte geoogst. Dit wordt een autoloog transplantaat genoemd.

Indien autoloog transplantaatweefsel niet geoogst kan worden, omdat de patiënt dit niet wil of omdat er sprak is van een te dun type palatumweefsel, kan gebruik gemaakt worden van vervangend materiaal. In verband met weefselreactie en esthetiek is het autologe transplantaat nog steeds de gouden standaard.

Autologe transplantaten
Bij het autologe transplantaat kan onderscheid gemaakt worden tussen:

1. Het vrije bindweefsteltransplantaat. Hierbij wordt zowel epitheel bindweefsel als vetweefsel meegenomen. Over het algemeen wordt dit gebruikt om een tandvleesverdikking na te streven.

2. Het subepitheliaal bindweefsel transplantaat
Dit wordt gebruikt bij recessiebedekking en wordt aangebracht onder een coronaal verplaatste flap of bij een tunnelingtechniek. Dit transplantaat is dus zonder epitheel.

Haakon Kuit, tandarts-implantoloog en werkzaam als docent aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Bart Beekmans, tandarts-implantoloog en oprichter – eigenaar van het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde.

Verslag door Lise Marie Timmerhuis, voor dental INFO, van de lezing van Haakon Kuit en Bart Beekmans tijdens de cursus Anterior Course, een 10-daagse cursus waarin verschillende tandheelkundige onderwerpen met betrekking tot het front aan bod komen, gegeven door vijf professionals op het gebied van implantologie, parodontologie, endodontologie en restauratieve tandheelkunde.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Cosmetische tandheelkunde, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
kanaalanatomie

Beoordeling kanaalanatomie in vitale en avitale elementen

Verslag van de lezing van Machteld Siers en Aukje Bouman, beiden tandarts-endodontoloog, over het belang van een goede beoordeling van de kanaalanatomie in vitale en avitale elementen bij endodontologie.

 

 

 

 

 

 

 

Bij een endodontische behandeling moet worden voldaan aan de volgende punten:

  • Benodigde infectiepreventie
  • Genoeg informatie over de anatomie en lengte
  • Anesthesie?
  • Voorbehandelen: onvoldoende restauratie verwijderen, cariës verwijderen, eventueel knobbels verlagen, restaureerbaarheid inschatten
  • Rubberdam aanbrengen voor de veiligheid en het voorkomen van contaminatie
  • Goede endodontische opening
  • Spanningsvrije en overzichtelijke toegang creëren
  • Werklengte bepalen
  • Vormgeven van het wortelkanaalstelsel zodat reinigen en vullen mogelijk is
  • Irrigatie van het wortelkanaalstelsel
  • Drogen
  • Vullen
  • Röntgenologische controle van de wortelkanaalvulling
  • Vaststellen van de controletermijn

Gebruik van DETI-checklist
Gebruik van een DETI-checklist, maakt een endodontische behandeling voorspelbaarder. Je weet beter waar je aan begint.

Complexe endodontische behandelingen zijn meer tijdrovend en lastiger. Nieuw omschreven verrichtingen zijn gekoppeld aan de DETI. De DETI is een korte checklist toepast op het element. Als er geen complexiteiten zijn, dan is het een DETI A. Is de behandeling complex dan is het een DETI B. Als u complicaties verwacht waardoor de behandeling minder voorspelbaar is, dan gebruikt u de CEB scorelijst.

DETI   A
B > CEB score

Er worden 3 categorieën onderscheiden die van invloed kunnen zijn op de behandeling:

  1. Patiënt gebonden factoren: beeldvorming, anatomie
  2. Element gebonden factoren: anatomie, iatrogene schade
  3. Additionele factoren

Na gebruik van de DETI checklist komt er een plan uit. Deze kunnen worden onderverdeeld in:

  • Plan 1: normale moeilijkheidsgraad
  • Plan 2: beetje lastig
  • Plan 3: heel erg lastig

Dit is geen richtlijn. Het kan wel helpen om problemen makkelijker te benaderen. Complicaties kunnen niet altijd voorkomen worden, maar helpen er alert op te zijn of eventueel de patiënt op tijd in te sturen. U kunt altijd afwijken van een richtlijn als die er is, zolang de onderbouwing goed is en is het goed wordt gecommuniceerd met de patiënt.

Wat weten we over de endodontische behandeling?
Hoe vaak de anatomische variaties voorkomen en in welke elementen bij voorkeur.

  • Dat de etiologie van de pathologie altijd gelijk is.
  • Dat het slagingspercentage van een wortelkanaalbehandeling beduidend hoger is bij vitale, niet geïnfecteerde wortelkanalen, ongeacht de anatomie.
  • Dat een behandeling een meer voorspelbaar resultaat heeft bij een systematische aanpak.
  • Dat een complexe anatomie de wortelkanaalbehandeling tijdrovender maakt.

Bij gebruik richtlijn: wat weten we niet?

  • Is het slagingspercentage bij een lastige anatomie lager?
  • Treedt er meer iatrogene schade optreedt op bij een lastige anatomie?
  • Dien je af te wijken van de kwaliteitsrichtlijnen omdat je met een lastige anatomie te maken hebt?

Bijverschijnselen en complicaties bij de wortelkanaalbehandeling

  • Pijn, beschadiging van omliggende weke delen weefsel en osteonecrose
    Extrusie van calciumhydroxide, gebruik van paraformaldehyde, doorpersen van natriumhypochloriet.
  • Beschadiging van de nervus alveolaris inferior of de sinus maxillaris
    Extrusie van GP of sealer (met name formaldehyde bevattende of formaldehyde afgevende sealers).
  • Allergische reacties

  • Opvlamming van de ontsteking
    Opvlamming na endodontische behandeling.
    Verspreiding van bacteriën en microben via de bloedbaan.
  • Iatrogeen gewijzigde kanaalconfiguratie
    Verstopping
    Ledgevorming
    Apicale transportatie/apicale overinstrumentarium
    Perforatie
    Instrumentatiebreuk

Wat zijn risicopatiënten in de endodontologie?

  • Medisch gecompromitteerde patiënten met een verminderde afweer (niet ingestelde diabetes, immunodeficiëntie, chemotherapie)
  • Patiënten met aangeboren of verworven cardiale aandoeningen (met name eerder doorgemaakte infectieuze endocarditis en patiënten met een kunsthartklep) 

Complicaties tijdens de behandeling

  • Bij een vitaal element is het soms beter om een afgebroken vijl laten zitten in plaats van deze te verwijderen. Soms moet er gekozen worden uit weefsel opofferen (wel vijl verwijderen) of afvullen (vijl laten zitten). De aanwezigheid van een vijl in geïnfecteerd gebied geeft ook een sterk verkleinde kans van slaging van de behandeling. Daarom is het belangrijk de afweging te maken of de vijl is afgebroken in een schoon kanaal of een volledig geïnfecteerd kanaal. Dit moet worden meegenomen bij de behandelkeuze.
  • De mesiale kanalen in de ondermolaren zijn lastiger te prepareren met roterend instrumentarium. Daarom is het soms beter om het met handvijlen te prepareren. Het mesiobuccale kanaal in de onderkaak is het meest gevoelig voor vijlbreuk.
  • Kanaalantomie heeft grote invloed op breuk van een vijl. Ook metaalmoeheid kan een rol spelen.
  • Op basis van wetenschappelijke literatuur kan niet worden vastgesteld of een achtergebleven fragment van een afgebroken instrument tot een lager succespercentage leidt.
  • De belangrijkste factor voor het succespercentage is de aanwezigheid van een peri-apicale radiolucentie.

Wat doen bij een gefractureerde vijl?

  • Als u de vijl kunt bypassen dan kunt u het beste de kanaalbehandeling voltooien, dus niet trachten het fragment te verwijderen.
  • Als u de vijl niet kunt bypassen en het deel bevindt zich in apicale 1/3 dan is het verwijderen meestal niet mogelijk zonder beschadiging van de wortel.
  • Als  de vijl zich in het coronale deel bevindt en er geen rechte, spanningsvrije toegang mogelijk is, dan is verwijdering niet haalbaar. Is er wel spanningsvrije toegang mogelijk dan moet verwijdering van het fragment worden overwogen en moet er een kosten/batenanalyse gemaakt worden.

Wat weten we over de endodontische behandeling?

  • Dat iatrogene schade het slagingspercentage negatief beïnvloedt.
  • Welke factoren bijdragen aan het optreden van iatrogene schade.
  • Dat een behandelingen een voorspelbaarder resultaat heeft bij een systemische aanpak.
  • Dat ook hierbij de eerste kans de beste kans is.

Wat weten we niet over de endodontische behandeling?

  • Is de overleving lager?
  • Hoe vaak treden de verschillende complicaties op?
  • Dien je af te willen wijken van de kwaliteitsrichtlijnen omdat je met een iatrogeen gewijzigde anatomie te maken hebt?

Machteld Siers deed tandartsexamen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN). Haar werk als praktijkmedewerker in een algemene praktijk combineerde zij met een beroepsdifferentiatie tot tandarts-endodontoloog. In september 1999 heeft zij het examen tot tandarts-endodontoloog met succes afgelegd. Vanaf die tijd werkt zij als tandarts-docent, verbonden aan de vakgroep Preventieve en Curatieve Tandheelkunde van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hier verzorgt zij zowel studentenonderwijs als PAO. Hiernaast voert zij sinds 1999 een verwijspraktijk voor endodontologie.

Aukje Bouwman studeerde in februari 2000 af aan de universiteit van Nijmegen. Daarna werkte zij in een algemene praktijk en vervulde diverse waarnemingen. Van 2002 tot 2005 volgde ze de MSc opleiding tot tandarts-endodontoloog aan het ACTA. Sinds het afronden van de opleiding werkt zij als tandarts-docent op de afdeling Preventieve en Curatieve tandheelkunde van de Radboud Universiteit Nijmegen, vooral op het gebied van de endodontologie. Daarnaast is zij parttime werkzaam in haar verwijspraktijk voor endodontologie te Nijmegen.

Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Machteld Siers en Aukje Bouwman tijdens het NVvE Congres De Endo-Richtlijn.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis
wortelkanaalvulling

Wat weten we over wortelkanaalvulling en slagingspercentages?

Het doel van een wortelkanaalvulling is het voorkomen van lekkage en het insluiten van achtergebleven bacteriën. De volgende factoren zijn gerelateerd aan een hoger slagingspercentage:

– De kanalen moeten compact gevuld zijn, er mogen geen ‘gaten’ aanwezig zijn in de wortelkanaalvulling.
– Vullen voorbij de restrictie maakt een goede apicale afsluiting onzeker. Een beetje doorgeperste sealer kan daarentegen geen kwaad.
– Een goede coronale afsluiting is vereist om lekkage te voorkomen.

Wat weten we over wortelkanaalvullingen?

  • Vultechnieken
    Er zijn veel verschillende vultechnieken. Er is echter nooit aangetoond dat de ene vultechniek beter is dan de andere.
  • Guttaperchastift
    Voordat de guttaperchastift geplaatst wordt moet er gecontroleerd worden of de guttaperchastift apicaal goed vastzit om doorpersen van het vulmateriaal te voorkomen.
  • Locatie van sealer
    Bij voorkeur bevindt de sealer zich tussen de guttapercha en dentinewand omdat sealer zich hecht aan dentine en guttapercha doet dat niet. Bij warme vultechnieken is de kans groter dat de guttapercha zich mengt met de sealer en hierdoor kan een goede hechting aan dentine niet gegarandeerd worden.
  • Dynamische stabiele sealer
    Het is aan te raden om een dynamische stabiele sealer te gebruiken (bijvoorbeeld AH26).
  • Coronale afsluiting
    Uit onderzoek blijkt dat bij een coronale afsluiting (adhesieve plug) van de guttapercha er minder periapicale onsteking optreedt. Voorheen werd hier vaak vitrebond voor gebruikt, tegenwoordig heeft SDR de voorkeur omdat de kans op luchtbellen minder groot is.

 Kasper Veenstra, tandarts, Centrum voor Mondzorgkunde,  UMCG

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Kasper Veenstra tijdens de cursus Endodontologie van het Wenckebach instituut.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Mandibularesectie

Mandibularesectie en reconstructie

Maligniteiten zijn de meest voorkomende aanleiding voor resectie van de mandibula. Onderscheid is te maken tussen een marginale en een segmentale resectie.

In deze voordracht werden de voor- en nadelen van deze resecties uiteengezet en werd vervolgens ingegaan op de reconstructiemogelijkheden van de mandibula en de dentale rehabilitatie.

Mandibularesectie
Een resectie kan marginaal of segmentaal zijn.

Kenmerken van een marginale resectie

  • De onderrand van de mandibula blijft intact
  • Behoud van sensibiliteit
  • Spieraanhechting blijft intact
  • Geen scheefstand van de kaak
  • Eenvoudige reconstructie van het defect

 Kenmerken van een segmentale resectie

  • Onderbreking van de onderrand van de mandibula
  • Verlies van sensibiliteit
  • Functionele, esthetische en psychosociale problemen
  • Complexe reconstructie

Type resectie
De keuze voor de type resectie de je uitvoert, is afhankelijk van:

  • De uitgebreidheid van de tumor
  • De diepte van de merginvasie

Wanneer het tumorweefsel zich in het merg bevindt, moet radicale behandeling overwogen worden omdat dit weefsel losmazig is en uitbereiding van de tumor daardoor enorm snel kan gaan

  • De hoeveelheid van de onderrand van de mandibula die je overhoudt na een adequate resectie

Aanbevolen wordt minimaal 1 cm van de onderrand weg te blijven omdat anders de kans op breuk vergroot wordt.

Voor een goede reconstructie is het behoud van de onderrand van de mandibula het prettigste omdat je te maken hebt met trek- en duwkrachten op de onderkaak en schroeven en platen door deze krachten kunnen breken of losraken.

Voor een marginale resectie kan een intra-orale chirurgische benadering gekozen worden, voor een segmentale resectie moet vaak een extra-orale (submandibulaire) benadering gekozen worden.

Mandibulareconstructie en dentale rehabilitatie

Doelen van reconstructie zijn:

  • Anatomische reconstructie
  • Voldoende hoogte van neomandibula
  • Adequate spieraanhechting
  • Mogelijkheid tot implantaatplaatsing
  • Herstel van sensibiliteit

Geen enkele reconstructiemethode voldoet echter aan alle deze doelen.

Reconstructiemogelijkheden van de mandibula

  • Platen en schroeven
  • Vrij bottransplantaat
  • Gesteeld bottransplantaat
  • Botpartikels
  • Vrij gevasculariseerde fibulatransplantaat

Dit is de gouden standaard bij mandibulareconstructie.

Een duidelijk filmpje hierover is te vinden op www.behandelingbegrepen.nl, dit kan ook heel goed gebruikt worden om patiënten uit te leggen wat er tijdens de operatie zal gebeuren.

Het succes van de behandeling is vooral afhankelijk van het type reconstructie dat uitgevoerd wordt en van de manier van reconstructie (een vrij gevasculariseerd transplantaat geeft betere resultaten dan een niet gevasculariseerd transplantaat). Het aantal complicaties is hoog; bij vroege complicaties is osteosynthese materiaal vaak niet betrokken, bij late complicaties wel. Hernieuwde chirurgie is bij complicaties vaak nodig.

Uiteindelijk wordt geregeld gezien dat dentale rehabilitatie niet het einddoel is. Patiënten zijn vaak al blij dat de resectie en reconstructie achter de rug zijn en geven dan soms aan dat er geen wens meer is voor dentale rehabilitatie.

Wanneer er wel dentale rehabilitatie gewenst is, kan de tandarts-MFP de mogelijkheden hiervoor onderzoeken en de behandeling uitvoeren.

Drs. J. van Gemert studeerde Tandheelkunde, Geneeskunde en Mondziekten, Kaak- en aangezichtschirurgie en is Staflid Mondziekten, Kaak-, en Aangezichtschirurgie in het
Amphia ziekenhuis Breda en het UMC Utrecht. Hij heeft diverse artikelen gepubliceerd en werkt momenteel aan zijn promotieonderzoek: Mandibulareconstructie na continuïteitsresectie en diagnostiek naar de uitgebreidheid van botinvasie in de mandibula door plaveiselcelcarcinoom. Ook is hij bestuurslid bij de KNMT regio Zuid West Nederland.

Verslag door Annalous van Poppel, voor dental INFO, van de lezing van drs. J. van Gemert tijdens het jaarcongres ‘Bijzondere tandheelkunde in uw praktijk’ van de NVGPT.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Front implantaat

Tijdelijke kronen bij front implantaten

In het front is er een belangrijke extra component: de esthetiek, en dan voornamelijk van de weke delen. Deze zijn manipuleerbaar. Hiervoor worden eerst individuele verschroefde tijdelijke kronen gemaakt. Deze worden met de hand afgewerkt en de vormgeving zorgt voor de juiste ondersteuning van de papillen en het sturen van de buccale outline.

Verslag van de lezing van Alwin van Daelen, restauratief tandarts, tijdens de workshop Implantologie, de bovenbouw.

Implantaatmerk achterhalen
Op de website What implant is that kunt u het implantaatmerk achterhalen aan de hand van de vorm en het schroefdraad. Het is aan te raden om een A-merk implantaat te gebruiken, zodat er altijd continuïteit is en niet ineens onderdelen niet meer te bestellen zijn.

Mal met tijdelijke kroon
Het tijdelijke abutment wordt aangepast aan de occlusie. Van te voren is een malletje gemaakt met daarin de vorm van de tijdelijke kroon. Het tijdelijke abutment wordt geplaatst: er wordt een pinnetje in het schroefgat geplaatst om dit vrij te houden. Het malletje wordt gevuld met composiet en geplaatst over het tijdelijke abutment. Er zit een uitsparing in het malletje waardoor het pinnetje naar buiten kan. Na uitharden van het composiet kan het pinnetje verwijderd worden en het tijdelijk abutment losgedraaid worden. Deze kroon wordt buiten de mond verder afgewerkt. Met flowable composiet wordt de kraag gemaakt richting het tijdelijke abutment.

Let op:

  • Approximaal wordt de kroon anatomische vormgegeven om de contactpunten te sturen en de papillen te begeleiden naar de natuurlijke vorm.
  • Buccaal wordt de kroon niet anatomisch voorgegeven, omdat je hier geen druk wilt op het weefsel. Buccaal wordt daarom ondergecontoureerd. Dit stimuleert de groei van soft tissue.

Zachte weefsel
Een natuurlijk front element heeft een bepaalde vorm. Deze vorm moet teruggebracht worden in het soft tissue. Het duurt ongeveer drie maanden om het zachte weefsel optimaal vorm te geven. Van Daelen wacht altijd iets langer, omdat er nog iets meer vormveranderingen op kunnen treden. De meeste treden op in de eerste 6 maanden.

Afdrukken weke delen
Voor het afdrukken van de weke delen moet de afdrukstift geïndividualiseerd worden. Deze wordt gezandstraald, geplaatst en omspoten met composiet. Zo brengt u het emergence profile over in de afdrukstift. Een andere mogelijkheid is om de tijdelijke kroon op een lab analoog te zetten en in een blokje putty te duwen. De putty heeft nu de vorm van de tijdelijke kroon. Hierin kan de afdrukstift geplaatst worden en omspoten met composiet. Dit is betrouwbaarder, omdat in de mond de zachte weefsels meteen inklappen.

Na het maken van de afdruk, gaat de patiënt vaak naar de tandtechnieker voor het individueel opbakken. Hierbij beslist de patiënt zelf mee hoe de kroon uiteindelijke gemaakt wordt. Het plaatsen gaat dan heel snel.

Hoe stabiel is de situatie in het front? Zolang het bot blijft zitten, blijft de soft tissue ook zitten.

Alwin van Daelen is restauratief tandarts, NVVRT.

Verslag door Paulien Buijs, voor dental INFO, van de lezing van Alwin van Daelen tijdens de NSOI-workshop Implantologie, de bovenbouw

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
De interprofessionele mondhygiënist

De interprofessionele mondhygiënist: samenwerking met andere professies en professionals

“Mondhygiënisten moeten T-shaped professionals worden die interprofessioneel samenwerken met andere professies en professionals. Zo wordt integraal vanuit verschillende vakgebieden naar een probleem gekeken en gezamenlijk een diagnose en een aanpak opgesteld.” Verslag van de lezing van Wieke van Boxtel over interprofessioneel samenwerken.

Wieke van Boxtel sprak tijdens het mini-symposium De interprofessionele mondhygiënist. Haar passie voor interprofessioneel samenwerken kwam naar voren toen zij de interprofessionele master Health Professions Education volgde in Maastricht. Nu probeert zij dit binnen de op de kaart te zetten als Themaleider Interprofessioneel samenwerken voor gezondheidszorgopleidingen.

Definitie interprofessioneel samenwerken
Interprofessionaliteit analyseert, synthetiseert en harmoniseert de relaties tussen de disciplines in een gecoördineerd en coherent geheel. Er is sprake van interprofessionele samenwerking als men in samenspraak en gedeelde verantwoordelijkheid een gemeenschappelijke visie en een doelgerichte aanpak ontwikkelt zodat de burger goede zorg ontvangt.

Op het moment dat dit gebeurt wordt de zorg optimaal op elkaar afgestemd doordat zorgprofessionals kennis hebben van elkaars expertise. Ook zullen zij regelmatig bijeenkomsten hebben waarin informatie, ideeën en aanbevelingen worden uitgewisseld en er ruimte is voor feedback. De samenwerking zal succesvol verlopen door wederkerigheidspatronen. De focus van de samenwerking ligt dan ook op het duurzaam stimuleren van gezondheid en welbevinden, waarbij de burger veerkrachtig kan zijn en zijn eigen regie kan voeren. De burger, de gezondheid, de zorgcontext en samenwerken zijn vier onderdelen die bij interprofessioneel samenwerken centraal staan.

Burger
Dat de patiënt centraal staat is een uitspraak die veel wordt gehoord, en ook zeker uitgevoerd zou moeten worden. De patiënt hoeft echter niet per sé patiënt te zijn, aangezien iemand niet per sé ziek hoeft te zijn om een hulpvraag te hebben. Daarom gaan we bij interprofessioneel werken uit van de burger in plaats van de patiënt.

Maar, kan de burger eigenlijk wel de eigen regie dragen? Er zal hulp nodig zijn om zaken in het juiste perspectief te zetten, om zo uiteindelijk mee te kunnen beslissen in het zorg- en behandelplan. Daarvoor is een goede relatie met de zorgverlener vereist. Dit wordt shared decision making genoemd.

Ten eerste is het noodzakelijk om te weten hoe de burger in zijn algemeenheid tegen deze zaak aankijkt – wat willen ze en hoe kunnen zij functioneren en participeren in de zorg. We moeten met de burger bespreken wat er mogelijk is en hoe we verder gaan. Deze vorm van samenwerken wordt niet zomaar gefinancierd door de zorgverzekeraar. En toch zegt men dat dit de toekomst is naar kostenbewuste zorg. Zorgen dat dit dan ook vergoed wordt vanuit verzekeringen is nog een zaak waar hard aan gewerkt moet worden. Veel burgers wensen preventieve zorg, wat iets is wat beter vergoed zou moeten worden. Daarnaast moet er met interprofessioneel samenwerken rekening mee worden gehouden dat onze burger zich overal in de maatschappij bevindt en wij als zorgprofessionals naar buiten moeten uit onze praktijken.

Gezondheid
Bij interprofessioneel samenwerken gaan we uit van de nieuwe definitie van gezondheid zoals Huber (2011) deze heeft gesteld: het vermogen om zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen. Gezond zijn betekent zich kunnen aanpassen aan verstoringen, veerkracht hebben, een balans weten te handhaven of zich zowel lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk te hervinden.

Deze definitie betekent dat het hele spectrum van gezondheid veel breder wordt genomen dan voorheen werd gedaan, waarbij interprofessioneel samenwerken noodzakelijk wordt. Er komen veel meer facetten bij en alle punten moeten in acht worden genomen. Hiervoor moet hulp worden ingeschakeld – partners hebben de kennis die jij misschien mist en andersom.

Gezondheid scoringsinstrument van Huber (2016)
Met een scoringsinstrument kan in een web uiteen worden gezet hoe het precies gaat met die specifieke burger. Daarbij wordt als volgt in kaart gebracht:

Gezondheid scoringsinstrument van Huber (2016)

Vergrote versie: Gezondheid scoringsinstrument van Huber (2016)

Lichaamsfuncties

  • Medische feiten
  • Medische waarnemingen
  • Ervaren gezondheid
  • Lichamelijk functioneren
  • Klachten en pijn
  • Energie

Mentaal welbevinden

  • Cognitief functioneren
  • Emotionele toestand
  • Eigenwaarde en zelfrespect
  • Gevoel controle te hebben
  • Manage-ability
  • Zelfmanagement en eigen regie
  • Veerkracht, ‘resilience’
  • Je situatie begrijpen, ‘comprehensibility’

Zingeving

  • Zingeving, ‘meaningfulness’
  • Doelen of doelen nastreven
  • Toekomstperspectief
  • Acceptatie

Kwaliteit van leven

  • Kwaliteit van leven, wel bevinden
  • Geluk beleven
  • Genieten
  • Ervaren gezondheid
  • Lekker in je vel zitten
  • Levenslust
  • Balans

Sociaal maatschappelijk participeren

  • Sociale en communicatieve vaardigheden
  • Sociale contacten
  • Betekenisvolle relaties
  • Geaccepteerd worden
  • Maatschappelijk betrokkenheid
  • Betekenisvol werk

Dagelijks functioneren

  • Basis algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)
  • Instrumentele ADL
  • Werkvermogen
  • Gezondheidsvaardigheden

Zorgcontext
De zorgcontext kent geen vaste plaats, maar wordt bepaald door de burger met zorgvraag. We moeten mobieler worden en proberen een te worden met de wijk. We moeten weten waar we de burger kunnen vinden en hoe we deze samen kunnen bedienen. We moeten elkaar leren kennen en dat kan alleen als we met elkaar in gesprek gaan. We moeten dezelfde taal gaan spreken. Op één lijn komen kan soms best een poos duren, maar is noodzakelijk om goed en interprofessioneel te kunnen samenwerken.

Samen moeten we bespreken wat de burgers nodig hebben en dus regelmatig bijeenkomsten organiseren om feedback, ideeën en aanbevelingen uit te wisselen.

“Wees niet bang voor elkaars expertise maar leer van elkaar. Van ieders expertise moet wat op tafel komen en worden bekeken hoe dat te gebruiken is om de beste zorg te leveren. Dat betekent dus één zorgplan en niet drie. Ook binnen tandartspraktijken zie ik gebeuren dat er verschillende zorgplannen zijn. Met slechts één zorgplan weet de burger echt waar hij aan toe is.”

Samenwerken
Samenwerken kan alleen vanuit een gezamenlijke visie en een gemeenschappelijk doel. Daar is het integreren en relateren vanuit verschillende perspectieven voor van belang. Gewerkt wordt naar een gezamenlijk holistisch zorgplan. Hierbij moet de burger nummer één zijn en als eerste naar voren komen in het team: zonder burger geen team. Ook moet er aan mantelzorgers worden gedacht, en moet hun stem naar voren worden gebracht.

“De hiërarchie die er nu ligt is lastig – we moeten dat los gaan laten. Zijn we daar klaar voor? Binnen de HU proberen we dat studenten te leren en over grenzen te werken.”

Mondhygiënisten moeten T-shaped professionals worden die interprofessioneel samenwerken met andere professies en professionals. Zo wordt integraal vanuit verschillende vakgebieden naar een probleem gekeken en gezamenlijk een diagnose en een aanpak opgesteld. Het gaat hierbij om de burger als totale persoon – niet om de burger die is opgeknipt naar deelproblemen die men vanuit verschillende disciplines benadert.

“Dat betekent dat we onze studenten specialistische vaardigheden blijven aanleren zodat ze zich kunnen onderscheiden, zodat ze echt iets speciaals kunnen toevoegen aan het zorgteam. Daarnaast gaan ze ook generalistische vaardigheden leren, dit zijn meer generieke competenties. Hoe dat er precies uit gaat zien is nog niet bekend”

Wieke van Boxtel is Themaleider Interprofessioneel samenwerken voor Gezondheidszorgopleidingen aan de Hogeschool Utrecht

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO, van de lezing van Wieke van Boxtel, tijdens het mini symposium van de Hogeschool Utrecht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis
protocol

Protocol voor immediate vervanging in de esthetische zone

Bij de conventionele methoden (de early- of delayed protocollen) voor het vervangen van een element in de esthetische zone wordt een element eerste geëxtraheerd en vervolgens wordt genezing afgewacht om daarna over te gaan naar implantatie. Hierbij blijkt dat er in meer dan 80% van de gevallen tegen die tijd te weinig bot is om tot een esthetisch goed resultaat te komen. Daarnaast is dit een traject dat ongeveer een jaar beslaat, een tijd waarin een patiënt vaak een plaatje draagt ter tijdelijke vervanging.

Tristan Staas en Edith Groenendijk hebben een protocol opgesteld waarbij het element in één dag vervangen wordt voor een implantaat met een tijdelijke kroon.

Protocol
Het protocol van Staas en Groenendijk bestaat uit de volgende stappen:

1. Extractie en ridge perservation, Implanteren, Tijdelijke voorziening vervaardigen.
2. Definitieve voorziening vervaardigen (na 2-6 maanden)

Buccale recessie
Bij de conventionele methoden wordt vaak buccale recessie gezien na extractie. Deze recessie ontstaat doordat na extractie van het element het parodontale ligament verdwenen is, waardoor de buccale botlamel niet meer van bloedtoevoer voorzien wordt en afsterft.

Ook bij direct implanteren zal de buccale botlamel uiteindelijk verloren gaan, echter kan deze botlamel wel als resorbeerbaar membraan gebruikt worden en er op die manier voor zorgen dat buccale botresorptie tot een minimum beperkt wordt – dit wordt ridge perservation genoemd. Door het implantaat iets achter de socket te plaatsen (zorg voor initiële stabiliteit!) en de ruimte tot aan de buccale lamel op te vullen met botpartikels is dit te verwezenlijken. Belangrijk hierbij is ervoor te zorgen dat de ruimte tussen het implantaat en de botlamel minimaal 2 mm bedraagt. Door deze procedure wordt gezien dat er hoogte van het bot gewonnen wordt en omdat weke delen het bot volgen, zorgt dit voor een esthetisch beter resultaat. Immers: the bone sets the tone, the tissue is the issue!

Behouden en hersteld
Door deze ‘immediate placement’ worden harde en zachte weefsels zo goed mogelijk behouden en hersteld. Na 2-6 maanden wordt de tijdelijke kroon op het implantaat vervangen door een definitieve.

Behandelplan
Belangrijk is te onthouden om geen extractie uit te voeren zonder een behandelplan. De buccale botlamel hoort immers bij het element en zal verloren gaan na extractie. Voor een goed esthetisch resultaat is deze 3-dimensionale omgeving van belang (bone sets the tone!). Daarnaast is een implantaat niet zomaar een vervanging voor een natuurlijk element, een implantaat vraagt andere omstandigheden – bijvoorbeeld 2mm bot rondom.

Voor een goed esthetisch resultaat is het verder van belang om subgingivaal uitsluitend met biocompatibele materialen te werken.

Redenen voor geen immediate placement
Ontsteking, dun biotype, recessie, het ontbreken van een buccale botlamel, naastliggende implantaten, een hoge lachlijn of een grijze doorschemering zijn geen redenen om niet tot immediate placement over te gaan.

Resultaten
De resultaten twee jaar na deze ‘immediate placement’ zijn goed; er is sprake van weinig botafname in horizontale dimensie na implantaatplaatsing (gemiddeld 0,6mm) en een bottoename (van 1,6 mm) in verticale dimensie. Ook geven patiënten een hoge score op tevredenheid na deze behandeling. Momenteel wordt dit protocol landelijk prospectief onderzocht.

Tristan Staas is als tandarts in 1988 afgestudeerd aan de Universiteit van Utrecht, hij is mede oprichter en -eigenaar van Staas & Bergmans. Tristan houdt zich in de praktijk met name bezig met implantologie, en is in het bijzonder geïnteresseerd in immediate replacement (het direct vervangen van verloren tanden en kiezen door implantaten) in de esthetische zone. Naast zijn werk bij Staas & Bergmans is Tristan werkzaam bij de Tandartsengroepspraktijk Zaltbommel, geeft hij training aan tandartsen en implantologen in immediate implantologie en geeft hij lezingen in zowel binnen- als buitenland. Tristan is lid van de NVOI (Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie), bestuurslid van BIN (Belangenvereniging Implantologie Nederland) en de NobelBiocare Advisory Board, en doet onderzoek in samenwerking met UMCG en Radboud naar immediate procedures in de esthetische zone.

 Edith Groenendijk studeerde in 1989 af in de Tandheelkunde aan de Radboud Universiteit te Nijmegen.  Vanaf dat moment is zij als algemeen practicus in verschillende praktijken werkzaam geweest. In 1992 opende zij haar algemene praktijk te Den Haag alwaar zij zich op de parodontologie en duurzame restauratieve tandheelkunde richtte. Van 1998 tot en met 2000, volgde zij  de Post-Academische opleiding tot tandarts-implantoloog aan het ACTA,  waarna zij de Master of Science titel in de Orale Implantologie behaalde. Vanaf dat moment opende zij haar verwijspraktijk voor Orale Implantologie te Den Haag.
Haar speciale interesse heeft de tandvervanging in de esthetisch zone. In samenwerking met collega Staas ontwikkelde zij hiervoor op basis van de bestaande literatuur een protocol. Hun Immediate Placement Protocol (IIP) wordt sinds 2009 met succes toepast binnen de klinieken van Staas & Groenendijk. Groenendijk schreef een treatment rational en zij publiceerden twee retrospectieve onderzoeken over de stabiliteit van de buccale botlamel en de esthetische uitkomst na directe tandvervanging in de esthetische regio van de bovenkaak. In samenwerking met de Radboud Universiteit te Nijmegen, het UMCG te Groningen en een zestal verwijspraktijken voor Orale Implantologie startten zij eind 2014 een prospectief multi-centrum klinisch onderzoek met betrekking tot dit IIP protocol.
Naast haar werk als tandarts-implantoloog is Edith Groenendijk lid van meerdere wetenschappelijke verenigingen waaronder de NVOI, AcBin, NvVP, NvGPT, NVVRT, EAO, is zij mentor van de Nobelbiocare Esthetic group NL, lid van de advisory board van Nobelbiocare en geeft zij lezingen en cursussen in binnen- en buitenland.

Verslag door Annalous van Poppel, voor dental INFO, van de lezing van drs. T. Staas en drs. E. Groenendijk tijdens het jaarcongres 2016 ‘Bijzondere tandheelkunde in uw praktijk’ van de NVGPT.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
elektronische lengtebepaler

Anatomie, opening en elektronische lengtebepaler bij wortelkanaalbehandeling

Voor het uitvoeren van een goede wortelkanaalbehandeling is het van belang de anatomie van het element goed te kennen. Waar bevinden zich de kanalen? Bekijk ook het overzicht van belangrijke factoren bij het gebruik van een elektronische lengtebepaler.

Anatomie en opening

Bovenincisief
Bij een bovenincisief is de inzetrichting van je boor heel belangrijk. Er word namelijk makkelijk naar buccaal geperforeerd of te weinig dentine weggehaald palatinaal waardoor de vijl niet spanningsvrij het kanaal in gaat.

Onderincisief
Bij onderincisieven is vaak sprake van een tweede kanaal. Deze bevindt zich linguaal. De outline van de opening moet dus genoeg naar linguaal worden uitgebreid.

Bovenmolaar
Het is altijd lastig een vierde kanaal te vinden bij een bovenmolaar. Wanneer er te weinig toegang is tot het vierde kanaal dan moet er meer naar mesiaal geopend worden. Het mesiobuccale kanaal van de 16/26 is erg ovaal, dus ook al zijn er maar 3 kanalen dan moet er toch voor 4 geprepareerd worden om goed te kunnen irrigeren.  Een longneck excavator of ultrasone hulpstukken zijn hiervoor handig. Het is belangrijk dat het opzoeken van een vierde kanaal altijd op zicht wordt gedaan, bij voorkeur met behulp van een microscoop.

Ondermolaar
Vaak wordt het distale kanaal als twee kanalen benaderd: de kanalen komen dan apicaal weer bij elkaar. Dit is alleen maar goed omdat op deze manier de isthmus goed te bereiken is voor irrigatie.

Premolaren
Wanneer er een onduidelijk beeld van de radix te zien is op de röntgenfoto dan is de kans groot dat er drie kanalen aanwezig zijn.

Elektronisch lengtebepaler

Het is goed om te weten dat de elektrische lengtebepaler geen afstand in millimeters kan aangeven (het is geen grafische schaal!) maar alleen de locatie van de opening meet. De enige betrouwbare informatie is dus wanneer de lengtebepaler aangeeft dat je door de apex heen bent (rood). De beste manier om de werklengte te bepalen is door net niet in het rode gebied te zitten en hier een halve millimeter van af te trekken. De restrictie kan meer coronaal zitten dan het meeste apicale puntje van de wortel. Wanneer de werklengte op de röntgenfoto te kort lijkt te zijn, moet echter toch vertrouwd worden op dat wat de elektronische lengtebepaler aangeeft. De kanalen dienen vochtig te zijn.

Belangrijk factoren bij het gebruik van een elektronische lengtebepaler:

  1. Isolatie
    Er mag geen verbinding zijn met mondvloeistof – dus eventueel eerst een restauratie maken.
  2. Metalen restauratie
    Contact met een metalen restauratie kan het lengte bepalen verstoren. Het gebruik van een dubbele rubberen stopper kan gebruikt worden om contact tussen de vijl en de restauratie te vermijden.
  3. Carieus dentine, caviteit of breuk (verbinding pulpakamer met mondholte)
    De lengtebepaler is niet betrouwbaar wanneer er sprake is van een caviteit of breuk. Een perforatie of breuk kun je detecteren met de elektronische lengte bepaler.
  4. Geen reactie tijdens lengte bepalen
    Het apparaat dient opnieuw gekalibreerd te worden door het wanghaakje tegen de meter aan te houden.
  5. Wijd open apex
    Bij een open apex is het aan te raden de lengte te bepalen met een lengtefoto wanneer de elektronische lengtebepaler geen betrouwbare gegevens geeft.
  6. Herbehandeling
    De elektronische lengtebepaler is alleen goed te gebruiken indien het ‘oude’ guttapercha verwijderd is. Maak dus eventueel een röntgenfoto.
  7. Hartstimulator
    Er is discussie over of er een lengtebepaler gebruikt mag worden bij patiënten met een hartstimulator.

Kasper Veenstra, tandarts, Centrum voor Mondzorgkunde,  UMCG

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Kasper Veenstra tijdens de cursus Endodontologie van het Wenckebach instituut.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
implantaat

“Kleine” implantologie in het onderfront

Implantologie in het onderfront kent grote uitdagingen, zeker als het om meertandsvervanging gaat. Verslag van de lezing van Marco Cune en Steven Zijderveld over deze problematiek. Met uitleg over chirurgische en restauratieve oplossingen voor het vervangen van ontbrekende gebitselementen in het onderfront.

Oorzaken ontbreken onderincisief
Verschillende oorzaken voor het ontbreken van een onderincisief kunnen zijn:

  • Agenesie
    Agenesie van de laterale onderincisief komt hierbij minder vaak voor dan agenesie van de centrale onderincisief.
    Bij agenesie van één of meerdere elementen is het altijd belangrijk te onderzoeken of de agenesie solitair voorkomt of onderdeel is van een syndroom. Om dit onderscheid te kunnen maken, zouden andere ectodermale kenmerken uitgevraagd en bekeken kunnen worden; bijvoorbeeld traanvocht, zweetproductie, haarkenmerken. Daarnaast is van enkele genen bekend dat zij betrokken zijn bij het ontstaan van agenesie en hypodontie.
  • Endodontisch falen
    De onderincisief heeft een lager slagingspercentage bij endodontische (her)behandeling dan de overige gebitselementen.
  • Trauma
    Hierbij kan men denken aan cystes, iatrogene schade (orthodontische behandeling), tongpersen.
  • Parodontaal falen
    Bijvoorbeeld piercings die recessie veroorzaken.

Oplossing voor meertandsvervanging in het onderfront zijn

  • Conventionele brug
  • Etsbrug
  • Orthodontisch sluiten
  • Implantaat plaatsen

Plaatsen van een implantaat
Het plaatsen van een implantaat zal in specifieke gevallen de meest voor de hand liggende oplossing zijn, daarom wordt deze oplossing verder besproken.

Bij het plaatsen van een implantaat in het onderfront zijn er twee aspecten die onderzocht moeten worden:

  1. Is er genoeg ruimte voor de componenten die op het implantaat moeten komen?
    De mesiodistale afmeting van een natuurlijke kroon van een onderincisief is 5-6 mm, de tandtechnicus wil echter minimaal 7-8 mm ruimte in mesiodistale richting voor het opbakken van een mooie kroon. Hier dient men rekening mee te houden.
    Daarnaast kan men te maken hebben met een beperkte interocclusale ruimte door uitgroei van het bovenfront.
  1. Is er genoeg ruimte voor de implantaten?
    Een implantaat heeft minimaal 6-8 mm ruimte nodig. Hierbij moet ook goed op de convergentie van de apices van de buurelementen gelet worden.

Vervangen van twee incisieven
Het vervangen van twee incisieven in het onderfront is lastiger dan één.

Implantologische mogelijkheden zijn:

  • Plaatsen van een implantaat centraal met een dubbele kroon
  • Plaatsen van een implantaat met een kroon en dummy
  • Plaatsen van twee implantaten naast elkaar met elk een solitaire kroon

Welke keuze gemaakt wordt in bovenstaande opties is onder andere afhankelijk van de chirurgische mogelijkheden. Zo kan er bijvoorbeeld botaugmentatie nodig zijn, waarbij het de voorkeur geniet bot te oogsten uit de ramus-regio van de mandibula in plaats van de kin in verband met risico op beschadiging van de nervus. Ook kan het risico op beschadiging van de apices van de buurelement een reden zijn om een implantaat centraal te plaatsen. Het plaatsen van een implantaat centraal met een dubbele kroon erop, geeft matige resultaten op gebied van reinigbaarheid en esthetiek.

Onderzoek laat zien dat het plaatsen van twee implantaten een hoog failure percentage en veel botverlies geeft. Wanneer mogelijk, geniet het de voorkeur een implantaat te plaatsen op de plaats van één van de elementen, om daar vervolgens een kroon met een dummy op te schroeven. Dit is het beste te reinigen en geeft de beste esthetische resultaten.

Steven Zijderveld volgde zijn studie tandheelkunde en geneeskunde aan de tandheelkunde, respectievelijk geneeskunde Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Na zijn tandarts- en artsexamen (respectievelijk 1989 en 2000) deed hij de specialisatie tot kaakchirurg aan de Afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie van de Vrije Universiteit  te Amsterdam (1998). Sinds 2000 is hij werkzaam als kaakchirurg in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein en Utrecht. Tevens was hij parttime verbonden aan de Afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie van het Vrije Universiteit medisch centrum te Amsterdam met een onderzoeksaanstelling naar bot- en botvervangende materialen in een sinusbodemelevatie studiemodel. In maart 2010 promoveerde hij met een proefschrift getiteld: Bone regeneration with different grafting materials in a human maxillary sinus floor elevation model. Van 2010 tot 2015 was Steven bestuurslid (secretaris) van de NVMKA.
Steven houdt veelvuldig voordrachten over implantologie gerelateerde onderwerpen.

 Marco Cune (7-6-1965) studeerde tandheelkunde aan het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam (ACTA, Vrije Universiteit) van 1984 tot 1990. Na het behalen van zijn doctoraal- en tandartsexamen werkte hij er respectievelijk bij de vakgroepen Prothetische Tandheelkunde en Orale Implantologie. Van 1991 tot 2010 was hij werkzaam als tandartsonderzoeker aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht, binnen de vakgroep Mondziekten, Kaakchirurgie en Bijzondere Tandheelkunde. In 1993 werd een proefschrift met als onderwerp: overkappingsprotheses op implantaten afgerond. Sindsdien was hij actief betrokken bij het tot stand komen van vijf proefschriften. Van 2003 tot 2006 was hij als tandarts coördinator betrokken bij het centrum voor bijzondere tandheelkunde in het UMC Utrecht. Vanaf 2007 werden de taken meer richting het wetenschappelijk onderzoek verschoven. Daarnaast voerde hij een algemene tandartsengroepspraktijk te Houten (1997-2010). In 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar Orale Functieleer, in het bijzonder de restauratieve en reconstructieve tandheelkunde aan het UMC Groningen, Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde. Zijn onderzoeksinteresses bestrijken een breed scala aan onderwerpen, maar richten zich met name op de orale implantologie en prothetische tandheelkunde. Hij publiceert regelmatig over deze onderwerpen en verzorgt voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland. Vanaf 2007 is hij 1 dag per week werkzaam in het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde in het St. Antonius ziekenhuis te Nieuwegein.

 Verslag door Annalous van Poppel, voor dental INFO, van de lezing van dr. S.A. Zijderveld en prof. dr. M.S. Cune tijdens het jaarcongres 2016 ‘Bijzondere tandheelkunde in uw praktijk’ van de NVGPT.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
tandletsel

Autotransplantatie: Als het toch misgaat bij tandletsel en ook bij agenesieën

Niet alle dento-alveolaire letsels lopen goed af. Bij avulsie en intrusie-luxatie is de prognose vaak matig tot slecht.  Autotransplantatie biedt dan een oplossing. Ook bij agenesiën. Verslag van de lezing van Jacques Baart over de voorwaarden voor autotransplantatie, welk donorelement en het succespercentage.

Niet alle dento-alveolaire letsels lopen goed af. Bij avulsie en intrusie-luxatie is de prognose vaak matig tot slecht. Een late repositie van een uitgeslagen tand bij een kind in de groei leidt vaak tot ankylose en endodontische ellende. Datzelfde geldt voor een intrusie-luxatie. Ook hier is sprake van een avitale pulpa en aanzienlijke schade aan het parodontale membraan. Houd de behandeling eenvoudig en wees helder in uw mededelingen over de vooruitzichten van de tand. Weet dat voortgaande ontsteking , ankylose en een apexresectie leiden tot nog meer botverlies wat het uitvoeren van een autotransplantatie, orthodontie of een implantaat lastiger maakt.

Wat zijn de voorwaarden voor autotransplantatie?

  • Gezond acceptorgebied.
  • Wortelvoltooiing premolaar. Als de wortellengte voor 4/5 is afgevormd, is de kans groot  op revitalisatie van de pulpa.
  • Atraumatische verwijdering donorelement.
  • Voldoende ruimte sagittaal en transversaal.

Welk donorelement?
De voorkeur gaat uit naar een premolaar uit de onderkaak. Of dan gekozen wordt voor de eerste of tweede maakt geen verschil. In de bovenkaak gaat de voorkeur wel uit naar een de tweede premolaar vanwege de wortelvorm.

Autotransplantatie bij agenesieën
Meestal gaat een tweede premolaar uit de bovenkaak, naar regio tweede premolaar in de onderkaak.

  • Agenesie van element 35 gaat in 52% gepaard met afwijkingen van de elementen: 45, 15, 25 (te traag, klein, verkeerde doorbraakrichting).
  • Agenesie van element 35 en element 45 gaan in 73% gepaard met afwijkingen van element 15 en element 25.
  • Een voordeel van autotransplantatie in de premolaarstreek is dat het in 80% van de gevallen onder lokale anesthesie gedaan kan worden.

Autotransplantatie na trauma
Na trauma is er vaak sprake van botverlies, waardoor bottransplantaat nodig is. Dit botverlies is vaak ontstaan door:

  • Het trauma zelf
  • Avulsie
  • Periapicale ontsteking
  • Periapicale chirurgie
  • Verminderde uitgroei

De meeste autotransplantaties (88%) worden uitgevoerd vanwege agnesie.

Follow-up
Controle afspraken na 4 weken en na 1 jaar. Vervolgens na 2 en 6 jaar.

Gaat het altijd goed?
Uit follow-up onderzoek van bijna 700 opvolgende autotransplantaties blijkt dat:

  • Er in minder dan 6,5% van de gevallen complicaties optreden.
    Voorbeelden van complicaties zijn ankylose, avitaliteit en mobiliteit.
  • Survival 98% en succes 94% bedragen.

Conclusies

  • Bij agnesie en na trauma is autotransplantatie een mogelijkheid
  • Survival 98%, succes 94%
  • Indicatie komt van patiënt, ouders, tandarts en orthodontist
  • De kaakchirurg bepaalt of het kan: voldoende ruimte, bottransplantaat, preoperatieve orthodontie
  • Orthodontist bepaalt keuze donorelement
  • Orthodontist zet getransplanteerde premolaar in de rij
  • In het front bouwt de (cosmetisch-) tandarts een premolaar om naar een incisief
  • (cosmetisch-) tandarts bepaalt met de orthodontist wat gedaan moet worden: initiële ombouw en/of definitieve ombouw
  • Zo nodig past de kaakchirurg een en ander aan: lipbandje en/of gingiva

Jacques Baart studeerde tandheelkunde in Nijmegen en specialiseerde tot kaakchirurg in Amsterdam. Vanaf 1979 is hij als specialist verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie VUmc en aan ACTA te Amsterdam. Hij is chef de clinique, chef de policlinique, werkplekmanager, docent aan ACTA en bij de opleiding tot MKA chirurgen in het VUmc. In de patiëntenzorg richt hij zich vrijwel uitsluitend op kaakchirurgie bij kinderen. Hij schreef 4 studieboeken en is (mede) auteur van 140 wetenschappelijke artikelen. Hij vervulde vele bestuurlijke functies: voorzitter van de sectie specialisten KNMT, voorzitter van de Ned. Ver. MKA, voorzitter van de WTA en lid van het bestuur van de NVT.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Jacques Baart tijdens het congres Tandletsel van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
3D planning in de traumatologie

3D planning in de traumatologie

Bij herstel van schade door trauma wordt veel gebruik gemaakt van 3D beeldvorming en planning. Dit maakt behandeling voorspelbaar en geeft goede resultaten. Het proces is op te delen in 3D beeldvorming, 3D printing en 3D navigatie. Hoe werkt dit precies?

Beeldvorming
Bij de beeldvorming wordt gekeken naar weke delen, bot en dentitie.

Bij het beoordelen van de weke delen wordt gebruik gemaakt van stereophotogrammetry. Hierbij worden foto’s van het gezicht gemaakt vanuit verschillende hoeken, die tot één dataset en één gezicht gecombineerd worden. Met deze techniek kunnen ook onbeschadigde delen van het gezicht gespiegeld worden in het beschadigde deel om zo een mogelijk eindresultaat te simuleren en te plannen hoe groot een sjabloon voor een implantaat moet worden.

Het beoordelen van botstructuren wordt gedaan middels een Conebeam CT scan en voor de beoordeling van de dentitie wordt tegenwoordig steeds vaker gebruik gemaakt van een intra-orale scanner.

Printing
Nadat er beeldvorming heeft plaats gevonden, kan er 3D geprint worden. Nu worden er vooral nog sjablonen 3D geprint, die als hulpmiddel gebruikt worden tijdens de operatie. De verwachting is dat 3D planning in de toekomst zo zorgvuldig in combinatie met robotica of augmented reality kan plaatsvinden dat deze sjablonen overbodig zullen worden.

Naast het printen van sjablonen kunnen ook implantaten geprint worden, dit

zijn ‘patient specifieke implantaten’ (PSI). Deze implantaten worden op maat gemaakt en passen daarom ook maar op één manier op een bepaalde plaats. Dit kan gebruikt worden om de anatomie in het gezicht van een patiënt nauwkeurig te herstellen.

Ook kan (een deel van) de schedel waar het implantaat op moet komen geprint worden, zodat hierna met de hand het implantaat gemaakt wordt.

Wanneer het trauma zo ernstig is dat het gehele gezicht beschadigd is, en dat spiegelen met stereophotogrammetry of ConebeamCT geen goed resultaat geeft, kan gekeken worden naar een dataset waarin gemiddelde schedelmaten zijn opgenomen. Deze dataset kunt u dan over de dataset van de patiënt leggen en op die manier de grote fragmenten herkennen en aan elkaar zetten.

Navigatie
Na het plannen en printen komt het moment dat de planning overgebracht moet worden naar de patiënt. Hierbij wilt u dat de planning die u gemaakt heeft overeenkomt met de chirurgische behandeling. Om ervoor te zorgen dat de apparatuur op de operatiekamer goed communiceert met de patiënt die geopereerd wordt, wordt er pre-operatief gekalibreerd. Hierbij wordt er een communicatiester vastgemaakt op het hoofd van de patiënt op zo’n positie dat er signalen van de apparatuur kunnen worden verzonden en ontvangen. Ook instrumenten die tijdens de operatie gebruikt worden (een pointer), hebben ‘bolletjes’ die communiceren met de apparatuur.  Om ervoor te zorgen dat de apparatuur goed weet waar de patiënt precies ligt, wordt de pointer op een aantal vaste referentiepunten gehouden zodat deze punten geregistreerd worden in de meetapparatuur.

Na kalibratie kan de operatie van start gaan. De pointer kan nu gebruikt worden om te controleren of bepaalde botstukken op de juiste positie geplaatst worden, na juiste plaatsing kunnen de botstukken vastgezet worden. Op deze manier kan hetgeen dat 3D gepland is overgebracht worden naar de patiënt.

De ontwikkeling in 3D planning, maar ook in robotica, zal er in de toekomst voor zorgen dat behandelingen nauwkeuriger, sneller, goedkoper en beter worden.

Prof. dr. Stefaan Bergé is hoogleraar en hoofd van de afdeling mond-, kaak- en aangezichtschirurgie van de Radboud Universiteit en is tevens voorzitter van het Centrum voor Schisis en Aangeboren Schedel- en Aangezichtsafwijkingen in Nijmegen. 

Verslag door Annalous van Poppel, voor dental INFO, van de lezing van prof. Dr. S.J. Berge tijdens het jaarcongres 2016 ‘Bijzondere tandheelkunde in uw praktijk’ van de NVGPT.

Lees meer over: 3D-printen, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
preventieassistent:

Voor uw preventieassistent: De DPSI onder de knie?

Tot de jaren 40 van Tot de jaren 40 van de vorige eeuw werd er met de natte vinger gekeken naar de parodontale conditie; het was een hele subjectieve inschatting. Daardoor vond de ene tandarts het wel meevallen, terwijl de andere precies dezelfde situatie als ernstig zou willen bestempelen. Dat was natuurlijk niet handig.

We willen tegenwoordig de conditie van de gingiva in maat en getal uitdrukken. Maar waarom willen we dat zo graag? Het blijkt dat bij verdiepte pockets, dus pockets dieper dan 3 mm, een supra-gingivale reiniging gecombineerd met een sub-gingivale reiniging effectiever is dan alleen een supra-gingivale gebitsreiniging. Dat is goed om te weten maar dan moet je natuurlijk wel weten waar die verdiepte ruimtes zich bevinden.

Verslag van de lezing van mondhygiënist Marion Seuntjens tijdens de Landelijke Dag voor de Preventieassistent.

De Periodontal Disease Index van Ramfjord
Als je de mond zonder instrumenten bekijkt, dan heb je lang niet altijd in de gaten waar echt een pocket aanwezig is. In 1959 werd de Periodontal Disease Index geintroduceerd. Deze index legde de parodontale conditie vast en gaf de mate van gingivitis weer. Ook het aanhechtingsverlies werd meegenomen. Bij deze meting moest op vier plaatsen rondom een element gemeten worden. Zo werd dus de partiële meting geïntroduceerd.  Dat werd niet voor niks zo gedaan: het kostte veel tijd om alle patiënten door de hele mond op elk plekje te meten. Ramfjord, de bedenker van deze meting, bedacht dat het handig was om een aantal elementen te selecteren die representatief zijn voor parodontitis zodat de hele mond snel in beeld kon worden gebracht. Deze zogenoemde Ramfjord-elementen waren de 16, 21, 24, 36, 41 en 44. Later bleek dat deze elementen wel representatief zijn voor gingivitis maar niet voor parodontitis. Deze index wordt niet meer toegepast.

CPITN: meten in sextanten
In 1982 kwam de Word Health Organisation (WHO) met het initiatief van de CPITN, met de bedoeling de behandelbehoefte bij grote populaties te bepalen. Op basis hiervan wilde men een politiek mondzorgbeleid kunnen maken.

De CPITN verdeelt het gebit in sextanten. Ditmaal wordt er niet op vier plaatsen per element gesondeerd, maar helemaal rondom. De hoogste waarde per sextant wordt genoteerd. Vervolgens wordt de parodontale conditie in een score uitgedrukt. De behandelbehoefte wordt vervolgens bepaald vanuit de hoogste score van alle sextanten. Score 0 stond voor gezond, pocketdieptes van maximaal 3 mm, geen tandsteen, geen retentiefactoren en geen bloeding na sonderen.

Een retentiefactor is een plaats waar eenvoudig plaque kan achter blijven, zoals tandsteen en overhangende vullingen. Bij score 1 worden pocketdieptes van niet dieper dan 3mm gevonden, geen tandsteen, geen retenties, maar wel bloeding na het sonderen bij 1 of meerdere plaatsen. Score 2 staat eveneens voor pockets tot 3 mm, maar wel met tandsteen of retentie.  Bij score 3 zijn er pockets aanwezig van 4-5 mm diepte en bij score 4 pockets van 6 mm of dieper.

DPSI
De Dutch Periodontal  Screenings Index (DPSI) werd in 1998 geïntroduceerd in Nederland en wordt nu als standaard gebruikt. Deze index lijkt sterk op de CPITN maar er is wel een verschil. De score 3 is onderverdeeld in score 3- en 3+. Bij 3- zijn er geen recessies en bij 3+ zijn er wel recessies boven de gemeten pocket.

Waarom is dat zo belangrijk? Als ik een pocket van 5 mm meet, maar daarboven is een recessie van 3 mm, dan is er een aanhechtingsverlies van 8 mm. Dat valt dus onder een ernstigere score dan een pocket van 5 mm zonder recessie, want dan is het aanhechtingsverlies ook 5 mm. Als er dus niet wordt verteld of sprake is van een recessie, kan er geen inschatting worden gemaakt over hoe ernstig de situatie is.

In 2010 werd de DPSI in een nieuw jasje gestoken en opnieuw onder de aandacht gebracht.

Er zijn 3 categorieën:

  • A. Onder categorie A vallen de scores 0,1 en 2.
  • B. Onder categorie B valt de score 3-.
  • C. Onder categorie C vallen DPSI 3+ en 4.

Parodontologietraject: wie behandelt?
De zware paro-patiënten vallen dus onder DPSI 3+ en 4. Wel wordt volgens het paroprotocol bij categorie B al het paro-traject gestart. Er moet dan een pocketstatus worden gemaakt. De DPSI moet bij elke periodieke controle worden gescoord om de conditie te volgen in de tijd, om een vergelijking te maken met eerdere scores. Het is vooral van belang dat de DPSI ervoor zorgt dat de patiënt bij de juiste behandelaar terecht komt. Enkel patiënten in categorie A kunnen bij de preventieassistent terecht, patiënten in categorie B en C dus niet.

Onder begeleiding van een tandarts of mondhygiënist kunnen patiënten met DPSI A in principe behandeld worden door de preventieassistent  aan of ter voorkoming van gingivitis, maar overleg is altijd aan te raden. Ook binnen DPSI A zijn er patiënten die complexer zijn dan de categorie patiënten waarvoor preventieassistenten scholing hebben gehad.

Pseudopocket
Seuntjens schetste een voorbeeld van een ruimte van 4 mm waarbij 1 mm zwelling door de ontsteking van de gingiva werd gemeten. Is dit nu een pocket? Ja, dat is natuurlijk wel een pocket maar dan zonder botafbraak. Dit wordt een pseudopocket genoemd. Je moet hierbij waken dat deze pocket niet als teken van parodontale afbraak en aanhechtingsverlies wordt gezien en dus niet in het paro-traject terecht komt. Als de sonde niet voorbij de glazuur-cement-grens komt is het geen parodontitis maar gingivitis en is er dus geen pocketstatus e.d. nodig. Het onderscheid maken tussen een echte pocket met botafbraak en een pseudopocket is moeilijk. Een preventieassistent kan bij twijfel het beste hulp inroepen van zijn praktijkbegeleider; de tandarts of mondhygiënist.

Ook bij pseudopocket moet altijd het paroprotocol voorgesteld worden als behandeloptie, want het het valt onder DPSI B. De preventieassistent mag dus niet zelf beslissen om het paroprotocol niet verder af te wikkelen. Dit is aan de patiënt.

Meten

Bij het meten van de pocketdiepte zijn de volgende zaken van belang:

  • De gemodificeerde pengreep
  • Afsteuning
  • De juiste druk
  • Exploratief

Bij de gemodificeerde pengreep blijft vanzelf de ringvinger over en dit is de steunvinger. Bij het meten moet er naar de wortelpunt gewezen worden zodat het instrument parallel staat. Dit moet met de juiste druk gebeuren namelijk 25 gram. Maar hoe weet je of je de juiste geeft? Dat kun je checken door met de juiste druk op een brievenweger te meten. Ook kun je jezelf controleren door met de clickprobe te sonderen . Deze geeft een klikje als de juiste druk is bereikt.

Exploratief sonderen
Verder zal er exploratief moeten worden gesondeerd. Dat betekent dat je onderzoekend door de sulcus of pocket heen gaat. Je gaat echt elk klein stukje van het element af. “Als er dan een hele lokale pocket zit, dan heb je hem te pakken”, illustreerde Seuntjens. Hierbij is vooral belangrijk dat er onder het contactpunt wordt gemeten. Hier ontstaan namelijk de eerste problemen omdat het daar lastig schoonmaken is en omdat het weefsel daar extra kwetsbaar is.  Dus voorkom dat je stopt bij de lijnhoek en reik goed onder het contactpunt. Dat betekent dat je de sonde iets schuiner moet inbrengen. Maar niet te schuin anders mis je ook de bodem en roept de patiënt ‘auw’ omdat je ergens anders in belandt. Bovendien klopt dan je meting niet.

Blijven scholen

“Eenmaal de DPSI gemeten, weet dan waar jouw persoonlijke grenzen liggen in de behandeling. Weet wat je kent en kunt en hou je hier ook aan. Streef naar perfectie en wees niet te snel tevreden in wat je kent en kunt”, zei Seuntjens.

Ze gaf tenslotte het belang aan van jezelf blijven scholen, zelfs in de dingen die het meest eenvoudig lijken.

Marion Seuntjes is mondhygiënist, Praktijk voor mondhygiëne, Beuningen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist voor dental INFO van het verslag van Marion Seuntjes tijdens de Landelijke Dag voor de Preventieassistent.

 

Lees meer over: Assisteren, Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
digitale communicatie - telefoon

Digitale communicatie naar uw patiënt

De komst van nieuwe media heeft ervoor gezorgd dat we op een andere manier met elkaar communiceren. Ze bieden u als tandheelkundig professional nieuwe mogelijkheden voor communicatie met uw patiënt. Welke vormen van digitale communicatie kunt u gebruiken en hoe zet u dit effectief in?

digitale communicatie patient

  • Digitieners
    De digitieners zijn trendsetters op het gebied van sociale media. Ze zijn veelal op WhatsApp maar vaak ook wel te verleiden met een Wifi hotspot. De Kok opperde als idee dat u patiënten een Wifi hotspot aanbiedt in uw wachtkamer waarbij de gebruiker uw Facebookpagina eerst moet liken om toegang tot de hotspot te krijgen.
  • Millenials
    Millenials, ook wel generatie Y genoemd, zijn tussen de 15 en 35 jaar.
    Millenials gebruiken voornamelijk WhatsApp en Spotify.
    U kunt hen bijvoorbeeld informatie geven over welke tandenborstel zij het beste kunnen kiezen.
  • Generatie X
    Dit is de generatie die geboren is tussen 1961 en 1980, dus na de babyboomers.
    Generatie X gebruikt veelal Youtube. Om deze groep goed te bereiken zou u bijvoorbeeld een instructievideo kunnen plaatsen op Youtube of een vragenuurtje organiseren op Facebook.
  • Babyboomers
    Met deze veelgehoorde term wordt de geboortegolf aangeduid in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Onder de babyboomers kunnen we grofweg de mensen scharen die geboren zijn in de jaren 1945-1955. Aangezien deze doelgroep vooral actief is op Facebook zou u een vragenuurtje kunnen houden via Facebook of u plaatst een Ipad op de balie van uw praktijk en vraagt patiënten of ze tijd hebben om feedback te geven. Deze doelgroep heeft tenslotte meer vrije tijd en zal sneller de moeite nemen om deze feedback te even.

Misvattingen
Een veel gehoorde misvatting is dat social media aanwezigheid te veel tijd en/of geld kost. De meeste kanalen zijn echter kosteloos toegankelijk en volgens De Kok kun je met gemiddeld twee uur per week al veel bereiken op social media.

Een andere misvatting is dat sommige praktijken aangeven dat zij al voldoende patiënten hebben. Dit is echter geen bezwaar. Bij aanwezigheid op social media gaat het niet alleen om werving van nieuwe klanten maar ook om de tevredenheid van je huidige klanten.

Mondzorgprofessionals denken ook vaak dat niemand zit te wachten op een bericht van de tandarts. Daarop zegt Bas: “NIVEA”. Oftewel: Niet Invullen Voor Een Ander. Waarom zou een bericht van je eigen tandartspraktijk – bijvoorbeeld over een nieuwe medewerker of over een verbouwing van de praktijk – niet interessant zijn?

Tenslotte denken sommigen dat je iedere dag via social media moet communiceren. Dat hoeft zeker niet, zolang het maar wel consequent gebeurt gedurende het jaar. Bijvoorbeeld wekelijks een bericht plaatsen.

digitale communicatie patient

Voorbeeld – Communicatie over expertise op Facebook: tips van een praktijk voor de patiënt

 

digitale communicatie patient

Voorbeeld – Communicatie over bereikbaarheid op Facebook

 

digitale communicatie patient

Voorbeeld – Communicatie persoonlijk op Facebook

Tips voor social media

De Kok gaf enkele tips voor aanwezigheid op social media.

  •  Het is belangrijk om relevant te blijven op social media
  • Boodschappen kort en bondig te houden
  • Regelmatig – dus eens per week – gedurende het gehele jaar door te communiceren
  • Vooral professioneel te blijven
  • Niet in één richting te communiceren
  • Geen commerciële of zakelijke berichten te plaatsen
  • Geen privé foto’s te plaatsen
  • Zeker geen inactiviteit laten zien
  • Creatief te zijn

digitale communicatie patient

Bas de Kok is Digital Consultant bij mediabureau Universal Media en werkt al 10 jaar in de online media industrie. Binnen UM geeft Bas strategisch online advies aan klanten als Dr. Oetker, Praxis, ESSO en Coca Cola. Daarvoor was hij werkzaam als digital consultant bij Ster en KPN. Voor de Educa club van Excent heeft Bas gedurende 3 jaar lezingen gegeven over de toepasbaarheid van social media binnen de tandheelkunde. Tijdens dit congres laat Bas zien hoe je digitale communicatie toepast binnen de tandartspraktijk.

 Verslag door tandarts Daniel Joffe, voor dental INFO van de lezing van Bas de Kok tijdens het congres Digitaal in de tandartspraktijk van Bureau Kalker

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis
infectie

Infecties in het hoofd/hals gebied

Hoe kunt u infecties in het hoofd/hals gebied adequaat diagnosticeren en zo nodig behandelen? Welke dentogene infecties zijn er? Verslag van de lezing van dr. Baas, MKA-chirurg, tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

Er bestaan odontogene en niet-odontogene infecties.

De klassieke symptomen van een infectie zijn:

– Rubor
– Dolor
– Calor
– Tumor
– Functio laesa

Odontogene infecties

Het normale verloop van een ontsteking is als volgt:

Inoculatie Cellulitis Abces
0-3 dagen 2-5 dagen 4-10 dagen
Zacht Hard, geïndureerd Hard
Geen holte met pus Geen holte met pus Fluctuatie op te wekken
Normale kleur Rode huid Rode en glanzende huid
Aerobe bacteriën Gemengde flora Vaak anaerobe bacteriën
Milde pijn Ernstige diffuse pijn Afnemende pijn

 

Acuut verettend granuloom
Bij een acuut veretterend granuloom zijn er heftige klachten. Ook het doorpersen van NaOCl kan voor heftige klachten zorgen. NaOCl geeft bloedingen, histamine release en necrose van de weefsels. Ter behandeling dient allereerst het nog aanwezige NaOCl te worden weggespoeld door te irrigeren met water of een fysiologische zoutoplossing. Eventueel kan met ‘paperpoints’ worden geprobeerd het nog aanwezige NaOCl op te zuigen.

Belangrijk is vervolgens een goede uitleg aan de patiënt te geven over het voorval, over het ontstaan van de ontstekingsreactie en over het te verwachten beloop van het proces: er kan zo’n grote zwelling ontstaan dat de trachea dichtgedrukt kan worden! De patiënt dient de eerste 24 uur koude kompressen te appliceren met een interval van 15 minuten, gepaard gaande met een goede pijnstilling met paracetamol en eventueel codeïne of tramadol. Hoewel ‘non-steroid anti-inflammatory drugs’ voor de hand liggen, raadt Hales (2001) het gebruik hiervan af om verdere bloedingen te voorkomen. Hierna moet preventief een antibioticum worden gegeven om secundaire infectie te voorkomen en een corticosteroïd, bijvoorbeeld dexamethason, om de ontstekingsreactie en de zwelling te verminderen. Eventueel kan de patiënt na 24 uur warme vochtige kompressen appliceren om de ecchymose te verminderen.

Uitgebreide Necrose
Bij uitgebreide necrose kan een chirurgische behandeling nodig zijn. In de meeste gevallen zal het letsel restloos genezen, maar er kan langdurig zwelling, ulceratie en trage wondgenezing optreden. Ook langdurig en soms blijvend zenuwletsel kan voorkomen. Om de kans op een (mucogingivale) weefselreactie op NaOCl zoveel mogelijk te beperken, wordt geadviseerd met cofferdam te werken. Ook het gebruik van een dunne spoelnaald die niet aanloopt in het wortelkanaal kan irrigatie van de periapicale weefsels met NaOCl beperken. Tevens dient natuurlijk te worden gespoeld zonder grote druk.

Peri-coronitis
Een andere reden voor acute infectie is peri-coronitis. De behandeling van een peri-coronitis kan bestaan uit het verwijderen van het operculum of het verwijderen van het element. Bij acute klachten kan eerst een paar dagen 5dd 5 minuten gekauwd worden op een gaasje gedrenkt in 1,5% H2O2.

Parodontitis
Parodontitis kan ook aanleiding geven voor een acute infectie, hoewel dit in de praktijk niet heel vaak voorkomt. Ook kan acuut necrotiserende ulcererende gingivitis aanleiding geven voor acute pijn. Bij ANUG wordt een grijs-wit beslag gezien op de gingiva, de papillen zijn verdwenen en er is een enorme foetor ex ore. De oorzaak is bacterieel door infectie met spirocheten (Treponema Vincentii), Fusobaterium spp of gram negatieve staven (Prevotella Intermedia). Differentiaal diagnostisch kan gedacht worden aan een herpes infectie, HIV infectie of acute leukemie. De behandeling bestaat uit het in de eerste plaats grondig en zeer regelmatig (elke dag of om de dag) reinigen door tandarts of mondhygiëniste, aangevuld met een chloorhexidine spoeling spoeling om de interdentale ruimtes te spoelen. Verder is metronidazol 500 mg dd geïndiceerd in combinatie met adequate pijnstilling.

Submuceus abces
Een submuceus abces heeft afhankelijk van de plaats een groot risico op uitbreiding van het abces in de loges. De eerste en tweede molaar onder geven vaak zwelling in de halsloge en niet in de buccale loge omdat de apices onder de musculus mylohyoideus liggen. Een submuceus abces is prima te incideren door de tandarts zelf. Dit omdat het abces vaak zeer dicht onder het oppervlak ligt. Let wel op de anatomie om belangrijke structuren zoals zenuwen en vaten niet te raken.

Complicatie van odontogene infectie
Een complicatie van een odontogene infectie is bijvoorbeeld een osteomyelitis. Osteomyelitis is een ontsteking van het kaakbot. Meestal gebeurt dit in de onderkaak en wordt gekenmerkt door tintelingen in de onderlip. Bij de behandeling van osteomyelitis kan een volledig kwadrant verloren gaan, dit is dus een serieuze complicatie. Een actieve ontsteking moet dus altijd behandeld worden om dit soort complicaties te voorkomen.

Loge abces
Een andere complicatie is een loge abces. Een loge abces kan aanleiding geven voor luchtweg obstructie, sepsis en multiorgaan falen. Bij een abces in de hals loge kan het pericard ontstoken raken, wat een dodelijke afloop kan hebben.

Bij een ontsteking van de pterygomandibulaire loge is er extra oraal weinig zwelling te zien. Dit ontstaat vaak bij een ontsteking aan de M2/M3 in de onderkaak en M3 in de bovenkaak. Er is een duidelijke trismus en bij slanke mensen is de zwelling soms extra oraal te voelen aan de binnenkant van de onderkaak. Alle andere logeabcessen komen bijna uitsluiten vanuit abcessen van elementen in de onderkaak.

De oorzaak van een loge abces is vaak een extractie of een avitaal element. Een loge abces van de submandibulaire, parapharyngeale en pterygomandibulaire loge komt het meest voor.

Na een extractie is het normale genezingspatroon als volgt: de zwelling is op de tweede dag het meest en neemt daarna af, de pijn houdt 3-5 dagen aan.

Bij pijn langer dan 7 dagen en koorts met koude rillingen moeten de alarmbellen gaan rinkelen. Ook bij toenemende slikklachten en trismus.

Snelle progressie, ademhalingsklachten, slikklachten, trismus, hoge koorts, zwelling en roodheid zijn tekenen van gestoorde wondgenezing en hierbij moet de patiënt nauwlettend in de gaten worden gehouden.

Draineren
Draineren van het abces is veel belangrijker dan een antibioticumkuur.

Het behandelplan zou als volgt moeten zijn:

  • check de vitale functies
  • draineren
  • antibiotica
  • pijnstilling
  • controle op aanslaan van de behandeling door lab

Bij twijfel altijd al draineren, je kunt niet te vroeg zijn. Ook bij een cellulitis geeft drainage snelle verlichting van de klachten, zelfs als er geen pusafvloed is.

Niet-odontogene infecties

Kattenkrabziekte
Kattenkrabziekte (Bartonella henselae-infectie). De mens wordt besmet met B. henselae via een krab of een beet of contact met speeksel van een kat. Kattenkrabziekte bij mensen met een goede weerstand is vaak een onschuldige, soms met koorts gepaard gaande ziekte, die meestal vanzelf overgaat. Het begint vaak met één of meerdere knobbeltjes (2-3 mm) op de huid in de buurt van de krab of beet. Dit worden al snel blaasjes met na enkele dagen een korstje erop. Hierna verdwijnen de plekjes weer. Soms heeft men dit niet eens gemerkt. Na ongeveer twee weken kunnen de lymfeklieren groot en pijnlijk worden (lymfeklierontsteking of lymfadenitis) Er kan zich in de lymfeklier een abces vormen. Deze lymfeklierontsteking kan weken tot maanden aanhouden (gemiddeld 6 weken), maar verdwijnt uiteindelijk in het geheel spontaan.

Syndroom van Lemierre
Een andere oorzaak van een niet-odontogene infectie is het weinig voorkomende syndroom van Lemierre, een tromboflebitis van de vena jugularis interna. Meestal wordt de aandoening veroorzaakt door het micro-organisme Fusobacterium necrophorum. Vaak zijn pijnklachten in de keel en zwelling van de hals de eerste symptomen. Zonder adequate behandeling kan het syndroom van Lemierre resulteren in onder andere trombosering van de vena jugularis interna en metastatische longabcessen met een kans op mortaliteit tot 18%. Bij een verdenking op het syndroom van Lemierre volgt veelal een ziekenhuisopname met intraveneus toegediende antibiotica en drainage van abcesholten. Het verdient aanbeveling alert te zijn op het syndroom van Lemierre bij een zwelling in de hals volgend op een orofaryngeale infectie.

Dr. Baas is MKA chirurg in het ziekenhuis Isala Zwolle.

Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van het ANT-congres Dental Studie Update.

 

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis
het-grote-zorgdebat

Het Grote Zorgdebat 2017: politici aan het woord

Het Grote Zorgdebat, een debat over de zorg van de toekomst, werd erg goed bezocht. Politici die kandidaat staan voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart debatteerden over de zorg aan de hand van allerlei vragen. Het debat werd geleid door Donatello Piras.

Het Grote Zorgdebat 2017 werd georganiseerd door 25 organisaties in de zorg, waaronder de KNMT en NVM-mondhygiënisten. Het debat was vrij toegankelijk voor ieder die zich betrokken voelt bij in de gezondheidszorg in Nederland.  Hieronder vindt u het verslag van dit debat.

Vraag 1: Hoe krijgen zorgverleners meer ruimte om maatwerk te leveren en patiënten en cliënten echt centraal te zetten?

 

Linda Voortman (GroenLinks):

Tijd voor de patiënt
“Het is belangrijk dat zorgverleners niet op basis van financiële prikkels werken, maar dat zij de tijd krijgen die zij nodig hebben om de juiste zorg te verlenen. Zorgverleners zijn nu vooral bezig om productie te draaien terwijl de zorg geen fabriek is. Daarom moet men af van het DBC-systeem en moet een nieuw systeem worden ingevoerd, met afspraken op basis van kwaliteit. Ook zal hiermee minder sprake zijn van foute diagnoses en overbodige behandelingen. GroenLinks vindt ook dat het niet nodig zou moeten zijn om voor elke zorgverzekeraar, of voor elke gemeente, een nieuw formulier te moeten invullen. Dit moet worden gestandaardiseerd.
De VVD is te behoudend qua regels, wat zou leiden tot te veel bureaucratie. Bureaucratie neemt veel te veel tijd in beslag die afgaat van de tijd voor goede gesprekken tussen patiënt en zorgverlener.”

Incidentenpolitiek
“Ik heb niet het idee dat GroenLinks veel aan indicidentenpolitiek doet.”

Vrije artsen keuze
GroenLinks tornt niet aan de vrije artsenkeuze.”

Positie patiënt
Wij zorgen voor een sterke positie van de cliënt in de cliëntenraden. Ook moet het PGB breder worden.”

Carla Dik-Faber (ChristenUnie):

Patiënt centraal
De zorg is niet van zorgverzekeraars of van de overheid, maar van mensen. De verzekerde moet invloed krijgen op zorginkoop. Het is belangrijk om te luisteren naar de patiënt. Er bestaat al kijk-en-luistergeld in de curatieve zorg, maar daar wordt te weinig gebruik van gemaakt. Wellicht dat dit niet bekend is.”

Wantrouwen
Het wantrouwen naar de zorgprofessional moet minder worden. We moeten af van incidentenpolitiek en van de afvinklijstjes. Ook de communicatie met de inspectie kan anders. Er worden lijsten gehanteerd waarin je je als zorgverlener niet goed kan herkennen. Er moet meer ruimte zijn voor dialoog met de inspectie in plaats van dat men zich continu moet verantwoorden naar de inspectie toe. De instrumenten die we nu hebben controleren de verkeerde dingen.”

Kwaliteit meten
Er zullen nieuwe kwaliteitskaders moeten komen. Men moet kunnen weten of een behandeling succesvol was en naar tevredenheid van de patiënt is uitgevoerd, in plaats van of de behandeling heeft plaatsgevonden. Dat wordt nu niet gemeten.”

Incidentenpolitiek
“Incidentenpolitiek moeten we niet doen. Wel moeten we anders omgaan met risico’s. Risico’s bestaan nu eenmaal en dat moeten we accepteren om er vervolgens eerlijk over te zijn.”

Mona Keijzer (CDA):

Tijd voor de patiënt
“Zorg begint met aandacht. Nu gaat er te veel tijd verloren aan papier- en computerwerk. Kwaliteit begint met voldoende tijd. Reorganisatie leidt tot meer regels en dat is het laatste wat we nodig hebben. DBC’s zijn al afgeschaft en heten nu DOT’s. Dat zijn DBC’s op weg naar transparantie, waar men inmiddels al genoeg van heeft. Dit moet dus anders en beter.”

Kosten
“Scheiden van wonen en zorg, waarbij mensen die nu nog in een verpleeghuis zitten hun woonkosten moeten betalen, zal leiden tot reorganisatie, waar de middeninkomens voor moeten betalen. Dat plan van GroenLinks steunen we niet als CDA. We hebben de wet Toelating Zorginstellingen, waar heel snel aan te voldoen is.”

Wantrouwen
“Met het hebben van allemaal hoog opgeleide mensen is het raar dat we vragen om verbeterplannen van zorginstellingen. Doe daarom wat aan het inkoopcircus. Elke regel heeft zijn reden. Het wordt tijd dat we teruggaan naar wat kwaliteit van zorg nu echt is en zo bekijken welke regel moet blijven of worden verwijderd.”

Positie patiënt
De positie van verzekerden en cliëntenraden in zorginstellingen moet worden verbeterd zodat zij meer zeggenschap krijgen. De minister werkt aan dit voorstel van CDA.”

Vrije artsenkeuze
“CDA vindt het onbegrijpelijk dat vrije artsenkeuze ingeperkt wordt.”

Arno Rutte (VVD):

Patiënt centraal
“De patiënt moet samen met de zorgverlener kunnen beslissen wat de juiste behandeling is. Beklemmende regels hierin moeten worden weggenomen. Het moet de norm worden dat bij de opmaak van iedere medische richtlijn wordt meegenomen dat beslissingen moeten worden genomen in samenwerking met de patiënt, en deze dus meer zeggenschap krijgt. We willen zorgverleners rust bieden en daarom moeten er geen grote revoluties gaan plaatsvinden rondom de verzekering. Kleine verbeteringen kunnen daarentegen wel worden gemaakt. Maak ruimte in de richtlijnen om met de patiënt in gesprek te gaan.”

Samenwerken
“Samenwerken leidt tot de beste zorg. Er wordt al heel veel toegestaan en de autoriteit Markt en Consument heeft laten weten dat elke samenwerking in belang van de patiënt wordt goedgekeurd. Ik maak me wat zorgen dat vaak het idee bestaat dat er regels zouden zijn over waarom iets niet mag, terwijl het in de praktijk wel degelijk kan. Er leeft te veel angst.”

Wantrouwen
“We hebben in Nederland een hele goede gezondheidszorg. Dit wordt te vaak vergeten, doordat er zoveel aandacht uitgaat naar de incidenten die plaatsvinden. Er moet meer worden benoemd wat wel goed gaat.”

Karen Gerbrands (PVV):

Bureaucratie
“Veel regels die bij het ministerie liggen kunnen in de prullenbak gegooid worden. Laten we afgaan van het protocol-denken en laten we het gesprek aangaan. Het experiment met regelarme instellingen hebben we al gehad en moet als de sodemieter uitgevoerd worden. Laten we een goed gesprek aangaan met de autoriteit, consument en markt aangaan.”

Samenwerken
“Iedereen mag maar fuseren maar als je wilt samenwerken dan komt het opgeheven vingertje. Juist dat samenwerken is belangrijk. Dan krijg je de beste kwaliteit voor de patiënt.”

Incidentenpolitiek
“Een of twee meldingen kun je zien als incident, maar soms ligt hier toch een structureel probleem achter.”

Vraag 2: Hoe zorgen we voor voldoende zorgpersoneel met de juiste kennis en kunde?

 

Renske Leijten (SP):

Opleidingsfonds
“Veel middelbare scholieren kiezen voor een opleiding in de zorg, maar vallen uit doordat er geen stage is of omdat ze geen vaste baan krijgen. Daarom is er een opleidingsfonds nodig zodat verpleegkundigen zich kunnen specialiseren. We stellen voor om werk in de zorg te behouden. 77000 banen zijn verloren gegaan mede door de flexwet. Laten we zorgen dat de bureaucratie weg gaat, en dat we investeren in meer personeel en het behouden van mensen.”

Schrapwet
“Misschien moeten we gewoon de zorgverzekeraars de deur uit doen. We zitten helemaal niet te wachten op al die gekke polissen. De zorgverlener moet steeds met de neus in de papieren om te kijken of iets wel of niet mag wat betreft het verlenen van bepaalde zorg. Als we dit weghalen dan zou dat de arbeidssatisfactie ten goede komen.”

Numerus Fixus
“Op het moment dat ziekenhuizen moeten bezuinigingen verdwijnt er personeel en daarmee ook stageplekken. Het schrappen van numerus fixus zou daarom een goed idee zijn. We moeten zorgen dat jonge medisch specialisten niet naar het buitenland verdwijnen.”

Innovatie
“Hulpmiddelen die het werk beter, makkelijker en persoonlijker zijn acties waar niemand tegen kan zijn. Het is echter een aparte industrie aan het worden. We zijn geld aan het steken in allerlei apps, terwijl ik liever dat geld zou steken in mensen die mensen helpen, in plaats van apps. We zien vaak initiatieven op gebied van innovatie van onderaf die maar niet verder komen. Laten wij dit verder helpen.”

Linda Voortman (GroenLinks):

Mensen in de zorg houden en aantrekken
“Er verdwijnen banen in de zorg en daardoor neemt de werkdruk toe. Wij zijn voor investeren in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg. We kijken ook naar kwaliteit, waardoor wij bij- en nascholing heel belangrijk vinden. Wij zorgen ervoor dat mensen in de zorg kunnen werken door medisch specialisten in loondienst komen. Het is belangrijk om goed naar de lange termijn te kijken. We willen de norm rondom het manifest van Hugo Borst halen: op 8 hulpbehoevende ouderen moeten twee hulpverleners komen. Kennelijk hebben sommige partijen hier lak aan. Het is ook belangrijk dat alle uitzendkrachten ook ‘zeker’ werk kunnen krijgen. Het moet aantrekkelijk worden om mensen in vaste dienst te nemen.”

Schrapwet
“We zijn ook voor een schrapwet, maar we moeten wel uitkijken welke regels hierbij van pas komen. Sommige regels zijn er ook om de patiënt rechten te geven.”

Innovatie
“Innovatie kan persoonlijke zorg niet vervangen maar kan wel zorgen voor meer eigen regie voor de patiënt. We moeten kijken op welke manier we innovatie kunnen inzetten in het voordeel van mensen.”

Pia Dijkstra (D66):

Carrière maken in de zorg
“Er is een groot tekort en hier maken we ons grote zorgen over. Daarom maken wij geld vrij voor meer handen aan het bed. Om personeel te behouden in de zorg, is het belangrijk dat werknemers carrière kunnen maken. Zij moeten hiervoor de mogelijkheid krijgen om bij- en nascholing te kunnen volgen. We moeten inzetten op het behouden van personeel en zorgen dat het werk aantrekkelijker wordt. We moeten werknemers in de zorg ontlasten. Het is belangrijk dat je hetgeen waar je voor bent opgeleid kunt uitvoeren in de praktijk. Nu is het vaak zo dat je helemaal niet aan het werk toekomt wat je eigenlijk graag had willen doen. We moeten daarom meer mensen aantrekken naar de zorg zodat er uiteindelijk meer handen zijn, en er dus tijd vrijkomt om dit wel te doen. We moeten naar de langere termijn gaan kijken. We wisten wat de demografische ontwikkeling zou zijn en 20 jaar geleden wisten we al dat we onderbezettingsprobleem zouden krijgen. Ik heb toen een workforce voorgesteld maar ja….”

Innovatie
“Maar we gaan het met bovenstaande alleen niet redden. We moeten veel meer inzetten op E-health en robotisering. Daar hoeft men niet bang voor te zijn; er wordt hiermee ruimte gecreëerd om de menselijke maat weer terug te brengen als men de robot praktische zaken laat doen en de zorgverlener zo meer tijd te geven om daadwerkelijk aandacht te geven aan de patiënt.”

Schrapwet
“Zorgverleners moeten zelf aangeven welke regels er geschrapt kunnen worden. Zij weten dit het beste.”

Numerus fixus
“We moeten wat doen aan de stageplekken; die moeten zijn inbegrepen in elke zorgopleiding. Daarom moet de numerus fixus verdwijnen. Ook moet er meer goede begeleiding komen voor stagiaires.”

Innovatie
“Appartement van de Toekomst is een mooi voorbeeld. Er wordt gesignaleerd als er iets mis gaat – veel eerder dan als je moet wachten tot er weer eens een zorgverlener langs komt.”

Kees van der Staaij (SGP):

“Geen reclame maken over dat je snel geld kunt verdienen in de zorg. Wat wel werkt is tijd geven voor wat mensen graag willen; aandacht geven aan de patiënt. Daarom wordt er de schrapwet rondom regelgeving in de zorg voorgesteld. Het werk wordt vergald door de bureaucratie en dan hoor ik steeds dat we daar iets aan moeten doen, terwijl ik slechts nieuwe wetten zie komen waardoor de regeldruk alleen maar toeneemt. Numerus fixus loopt vast op stageplekken; we moeten zorgen voor genoeg stageplekken.”

Innovatie
Innovatie is belangrijk om te stimuleren. Het is een uitdaging om uitvindingen door vertaald te krijgen. Implementatie van innovaties leidt tot problemen doordat het veel geld kost, en door regelbelemmering. Mantelzorgers kunnen ontlast worden door innovatie.”

Karen Gerbrands (PVV):

“Meer collega’s, minder bureaucratie, minder management…dan kun je aandacht geven aan de patiënt. Investeren dus! Weg met de managers, weg met de overheid, weg met de bureaucratie. (zwaait). Managers moeten, desnoods met behoud van salaris, de werkvloer weer op. Ik ben de uitvinder van de schrapwet. Er moet geïnvesteerd worden op het personeel, dus er moet geld bij. Innovatie mag nooit ter vervanging zijn van zorg.”

Vraag 3: Hoe organiseren we de zorg op de juiste plaats?

De introductiefilm liet het volgende zien: Mensen liggen nu lang in het ziekenhuis omdat er geen plaats is in het verpleeghuis of elders is. Zorgverleners en zorgaanbieders proberen samen te werken om de patiënt centraal te zetten. Hiervoor moet de klassieke schotten tussen 1e, 2e en 3e lijn verwijderd worden. Maar dit is makkelijk gezegd dan gedaan. Andere belangen dan die van de patiënt, regels, financiering en cultuurverschillen belemmeren echte vernieuwing en goede communicatie.

Kees van der Staaij (SGP):

Oliemannetjes
“De wens van de patiënt moet leidend zijn voor de bepaling van waar het geld naar toe gaat. Soms kunnen patiënten niet naar waar ze heen willen omdat het niet kan vanwege het budgetplafond. We moeten oliemannetjes hebben die schotten doorbreken die het regelen voor de patiënt waar die patiënt wenst naar toe te gaan. Die oliemannetjes moeten het laatste redmiddel zijn.”

Regie
“Goede uitwisseling van informatie moet wettelijk geregeld worden. Het is essentieel om te zorgen dat patiënt niet tussen wal en schip valt. De regie ligt allereerst bij de patiënt. Daar moet meer aandacht naar toe.”

Renske Leijten (SP):

Verzekering
“We moeten hetzelfde belang hebben in de zorg. De winstuitkering van de zorg is nu geblokkeerd. Wat is het echte verhaal van de zorgverzekeraars? We kunnen pas zaken doen als we echt weten wat de belangen zijn. De kaarten moeten open. Wat er achter de schermen gebeurd beïnvloedt de zorg van de patiënt. Die lobby moet openbaar worden.”

Verzorgingshuizen
“Wij hebben geld gereserveerd om de verzorgingshuizen weer te openen, waardoor de druk van ziekenhuizen kan worden verlicht.”

Oliemannetjes
“Ik ben ook voor de oliemannetjes, want alleen het openhouden van verzorgingshuizen is niet de oplossing. Er moet breder gekeken worden.”

Regie
“Waarom moeten wij beslissen waar de regie ligt? Het maakt mij oprecht niet uit of het nou een verpleegkundige, een specialist, of een huisarts is die voor een zieke patiënt zorgt, zolang het maar gebeurt! Dan heb je randvoorwaarden en regie in een – het gaat om vertrouwen. We zijn helemaal gek geworden met al die bureaucratie met alles verantwoorden. Zo blijven patiënten maar in het ziekenhuis liggen. Geef professionals de ruimte om te doen wat ze nodig hebben. Geen indicaties vooraf. Vertrouw verzekeraars als zij zeggen dat iets nodig is.”

Marith Volp (PvdA):

Onduidelijkheid
“Te vaak is het niet duidelijk waar iemand de juiste zorg kan vinden. We willen veel inzetten op eerstelijns verblijf, daar kan men herstellen en kan gekeken worden of iemand naar huis kan of dat er een andere plek te vinden is. We hebben te veel schotten tussen de zorg. Het gaat erom dat er een plek is voor patiënten om te revalideren. Het budget is nu vaak een probleem. De pot met geld moet veel meer patiënt-volgende zijn.”

Indicatie
“We moeten zorgen dat we niet maar eindeloos wachten op een indicatie. Die indicatie komt wel… maar het duurt zes weken en daar moeten we niet op gaan zitten wachten.”

Regie
“Er wordt door gemeentes al heel goed bekeken wat er nodig is. Samenwerking met zorgverzekering is nog een punt van zorg. Daar waar het wel lukt is dit in het belang van de patiënt. Er wordt gekeken naar wat er nu nodig is, maar het zou mooi zijn als er van tevoren wordt nagedacht. Je moet niet alleen uitgaan van welk aanbod er is, maar ook van wat de wens van de patiënt is voor de komende periode. We willen samenwerking in de eerste lijn stimuleren. De zorgverlener zal tegen de zorgverzekering moeten zeggen: Dit is de zorg die wij willen leveren in het belang van de patiënt, dus dit is de zorg die je moet contracteren. De eerste lijn kent de patiënt vaak goed, waardoor dit dus pro-actief geregeld kan worden.”

Leonie Sazias (50plus):

Verzorgingshuizen
“Bezuinigingen zijn veel te snel gegaan. De verzorgingshuizen die nu nog open zijn moeten open blijven en misschien uitbreiden zodat men hier kan revalideren, waardoor dit niet meer in een ziekenhuis hoeft. Hier moet de regie liggen bij de huisarts en bij de wijkverpleegkundige om integraal te bekijken waar de beste plek is – als deze keuze er überhaupt is. Er zijn te veel belanghebbenden, daarom moeten de zorgverzekeraars uit.”

Regie
“De regie hoort te liggen bij de patiënt en familie. Er moet plek zijn waar men terecht wil. Soms zal dat een kwestie van investeren zijn.”

Mona Keijzer (CDA):

Onduidelijk
“Veel problemen ontstaan nu door te snelle hervormingen, door het over de schutting te gooien naar de gemeentes. Dit is veel te onduidelijk voor patiënten, waardoor het lastig is om de juiste zorg te vinden.”

Zorgverzekering
“Zorggeld moet naar de zorg en niet naar de zorgverzekeraars. De plaatsen voor de patiënten zijn er wel maar als er geen contract is, kan men niet terecht. Informeer mij, arts, over deze casussen, dan kan ik de Kamer inlichten.”

Thuis wonen
“Hoe het nu gaat, kan echt niet. Natuurlijk willen we dat mensen lang thuis wonen. Er moet voldoende steun en zorg zijn voor kwetsbare mensen die thuis zijn. CDA stelt in haar plannen hier geld voor vrij.”

Regie
“Waar toe zijn wij op aard? Waarom bent u ooit in de zorg gegaan? Omdat u wilde zorgen. Dan sluit je automatisch aan wat mensen willen. Zorgverzekeraars, het was de bedoeling dat u een maatschappelijke onderneming zou gaan worden – daar past geen winstuitkering bij!”

Vraag 4: In hoeverre zou de overheid moeten ingrijpen in de leefstijl van burgers?

Marith Volp (PvdA):

Gezondheidsverschillen
“Ik vind het van belang dat we als overheid ingrijpen. Als ze gaan doen alsof gezondheid een vrije keuze is, dat is niet zo. Want we zien zijn verschillen tussen opleidingsniveaus en op postcode. Het is nodig om als overheid onze verantwoordelijkheid te nemen. We hebben een morele plicht.”

Verzekering
“Ik ben blij dat de PvdA wil investeren in effectieve preventie in het basispakket. Het is gek dat er nu een drempel is voor de diëtist terwijl een maagbandje wordt vergoed. Dit lost het probleem niet op.”

Roken
“We willen inzetten op extra rookontmoediging. Daarnaast willen we goede zorg in de wijk omdat je dan kunt zien wat er nodig is. We zagen net afschrikkende plaatjes maar we weten dat 7-jarigen al de merknamen kennen van het rookwaar dus dat moet echt onder de toonbank, want ze moeten daar echt niet mee in aanraking komen. We moeten geen korte termijn effect verwachten, dat is naïef. Het gaat van generatie op generatie dus we moeten het langzaam doorzetten. We betalen allemaal voor die zorgkosten en die moeten omlaag. Ik wil dat jongeren hun hersencellen behouden want dan maken ze goede carrière en dat levert geld op via de belasting. Het startjaar van roken zien we al stijgen, wat al aanzienlijk scheelt in hersencellen.”

Carla Dik-Faber (ChristenUnie):

Eigen verantwoordelijkheid
“Jouw gezondheid is jouw eigen verantwoordelijkheid. Maar jouw gezondheid raakt ook de volksgezondheid en de gezondheidskosten.”

Roken
“Ik vind het belangrijk dat er een rookvrije generatie opgroeit en dat het aantal verkooppunten worden teruggedrongen.”

Niet vrijblijvend
“Ik vind dat we regelmaten moeten treffen die niet vrijblijvend zijn. Zoals een display-ban en ik zou nog verder willen gaan; verbied bijvoorbeeld de verkoop van tabak, behalve in tabakspeciaalzaken.”

Pia Dijkstra (D66):

Overheid moet faciliteren
“D66 wil gezondheid beschermen en mensen motiveren om gezond te leven. We willen hiermee beginnen met het stimuleren van gezonde voeding en beweging op scholen. Het gaat om actief informeren door de overheid. We kunnen niet ingrijpen achter de voordeur, maar we kunnen wel preventieprogramma’s vergoeden. Ik ken een sportschool waar diabeten sporten waardoor ze van hun insulinespuiten afkunnen. We moeten zorgen dat ze na een paar jaar niet terugvallen. Het initiatief van zo’n sportschool moeten we als overheid steunen. Als je voldoende bevlogen bent binnen de zorg, dan kan door zorgverleners gestimuleerd worden.”

Roken
“We willen ook een rookvrije generatie maar we moeten ook kijken welke maatregelen echt effectief zijn.”

Arno Rutte (VVD):

“Wat ik eet en hoe ik eet, daar heeft de overheid niks mee te maken. De overheid hoeft niet mijn vrijheid en privacy af te nemen. We moeten wel kijken hoe we mensen kunnen verleiden om gezonder te leven. De gezondheidsverschillen qua opleiding zijn er. Maar wat moeten we doen om die moeilijke doelgroep te bereiken? We hebben al allerlei maatregelen, zoals een suikertax of vettax, maar dit werkt totaal niet. We weten niet hoe we die doelgroep moeten bereiken, daar is erg weinig over bekend. Verplichten hoeft ook niet, want het rijksvaccincatieprogramma is niet verplicht, toch laat bijna iedereen dit doen.”

Leonie Sazias (50plus):

“Gezondheid is altijd de verantwoordelijkheid van de mens zelf, maar het belang daarvan moet in de haarvaten van de samenleving zitten. Daarom zijn wij ook voor preventieprogramma’s die door de overheid gefaciliteerd worden en voor extra informeren op scholen. Er zijn ook nog andere opties. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verhogen van btw op suikerhoudende producten.”

Vrijblijvend
“De overheid kan geen gezonde levensstijl verplichten, maar kan bijvoorbeeld wel zorgen dat er geen kroketten op school worden verkocht. Ook moet er binnen het curriculum op scholen meer aandacht komen voor hoe je gezond kunt leven. We zetten ons in voor ouderen en we maken ons hard voor het vaccinatieprogramma.”

Tandarts
“Wij willen dat de tandarts weer in het basispakket komt, want veel mensen lopen met een slechts gebit rond en daar kun je ook heel erg ziek van worden.”

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van Het Grote Zorgdebat

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Opinie, Wet- en regelgeving