Wat zijn de lange termijn effecten en neveneffecten bij de behandeling van OSAS-patiënten?

Wat is de beste behandeling bij het Obstructief Slaapapneu Syndroom (OSAS) en wat zijn de effecten op korte en lange termijn?
Verslag van de lezingen van de klinische avond in het UMCG over OSAS.

Lezing Dr. ing. M.H.J. Doff

Onderzoek
Onderzoek naar de lange termijn effecten bij de behandeling van OSAS heeft geleid tot de volgende conclusies:

  • Ook op de lange is MRA therapie succesvol bij milde of matige OSAS (AHI<30) en kan naast CPAP gezien worden als de therapie van eerste keus.
  • In geval van ernstige OSAS gaat de voorkeur uit naar CPAP behandeling.
  • Op lange termijn blijkt de AHI signifcant lager en de minimale zuurstofsaturatie tijdens de slaap significant hoger bij CPAP therapie vergeleken met MRA therapie.
  • Bij patiënten met een ersntig OSAS (AHI>30) waar CPAP niet geaccepteerd wordt, kan gekozen worden voor een MRA.
    Neveneffecten
  • Korte termijn (enkele maanden): overmatige speekselproductie, droge mond, gestoorde beet, kaakgewrichtsklachten en een kokhalsreflex. De meeste effecten verdwijnen vanzelf.
  • Lange termijn (1-2 jaar): Er is een vermoeden dat de behandeling effect heeft op de steunweefsels van tanden en kiezen, er treedt soms een permanente verandering van de beet op. Voorts kunnen elementen en bruggen fractureren (zeldzaam).

Conclusie

Bij matige of milde OSAS, gebaseerd op de lange termijn resultaten, kan ook gekozen worden voor een MRA.

  • Er moet rekening worden gehouden met de neveneffecten van de behandeling, CPAP geeft echter ook behoorlijk neveneffecten.
  • Duidelijke explicatie naar de patiënten is vereist.
  • Er moet sprake zijn van informed consent.
  • Follow up is belangrijk.
  • Bij- en nascholing in de tandheelkundige slaapgeneeskunde van tandarts (specialisten) is belangrijk.
  • Lees de andere verslagen van de klinische avond over OSAS

    Wat is er veranderd in de afgelopen dertig jaar?
    Prof. dr. L.G.M. de BontHoe behandel je OSAS en wat zijn de effecten op korte termijn?
    Dr. A. Hoekema

    Sprekers
    Prof. dr. L.G.M. de Bont, kaakchirurg en voormalig hoofd afdeling Kaakchirurgie, UMCG
    Dr. M.H.J. Doff (gepromoveerd op 28-11-2012), AIOS kaakchirurgie, UMCG
    Dr. A. Hoekema, kaakchirurg, UMCG en Ziekenhuis De Tjongerschans, Heerenveen
    Dr. F.K.L. Spijkervet, kaakchirurg en hoofd afdeling kaakchirurgie, UMCG
    Dr. C. Stellingsma, tandarts, kaakchirurgie en bijzondere tandheelkunde, UMCG
    Dr. P.J. Wijkstra, longarts/ medisch hoofd, longziekten en centrum voor thuisbeademing, UMCG

    Bron:
    Verslag door Marieke Filius voor dental INFO van de lezingen tijdens de klinische avond over OSAS, UMCG, nov 2012

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z

Rechtvaardiging en ALARA bij röntgenfoto’s

In tegenstelling tot veel andere vormen van diagnostiek heeft röntgendiagnostiek een potentieel negatief effect voor de patiënt. Dat stralingsrisico moet opwegen tegen de positieve effecten van röntgenonderzoek, namelijk het diagnosticeren van de aan- of afwezigheid van cariës, paroproblemen of andere pathologie. Waar moet u op letten?

Verslag van de lezing van dr. Erwin Berkhout, tandarts en staflid van de afdeling tandheelkundige radiologie van ACTA, tijdens het NVT-congres Het Gat.

Wanneer een foto?
De rechtvaardiging voor het maken van een röntgenfoto kan uitsluitend worden verkregen door eerst klinisch onderzoek te doen. Het klinisch mondonderzoek kan een vraag opleveren die aanvullende diagnostiek nodig maakt. Als daarbij alle niet of minder schadelijke varianten zijn overwogen, komt ook röntgendiagnostiek in beeld. In de tandheelkundige radiologie zijn de Europese richtlijnen voor het gebruik van röntgenstraling in de tandartspraktijk uit 2004 het handvat voor een juiste rechtvaardiging van röntgenfoto’s.

Bij het gebruik van röntgenstraling dient de tandarts het ALARA (As Low As Reasonably Achievable) principe te volgen. Dus de toegepaste dosis zo laag als redelijkerwijs mogelijk houden. Een voorbeeld van het werken volgens het ALARA principe is het gebruik van een rechthoekig diafragma waarbij de veldgrootte niet veel groter is dan de afmetingen van de sensor of fosforplaat.

Eerste keuze
Bitewings en periapicale (solo)opnamen zijn volgens de Europese richtlijnen de eerste keuze. Voor panoramaopnamen bestaat slechts een beperkte rechtvaardiging. Dit heeft onder andere te maken met de slechte zichtbaarheid van veel voorkomende aandoeningen (cariës, parodontale problemen, periapicale problemen) op panorama opnamen en onder andere daardoor het risico op fout-negatieve diagnoses en fout-positieve diagnoses. Het maken van panorama opnamen voor screenings doeleinden (bijvoorbeeld bij iedere nieuwe patiënt, eens in de zoveel jaar, bij iedere patiënt van een bepaalde leeftijd, standaard in de weekenddienst) heeft geen toegevoegde waarde voor de patiëntenpopulatie en is daarom verboden.

Duidelijker
Bitewings en periapicale opnamen geven meestal een duidelijker beeld dan panorama opnamen door minder vertekening en overlapping van structuren. En zelfs dan wordt slechts 65% van de aanwezige dentine cariës op een bitewing ook daadwerkelijk gevonden. En 2% van de op de bitewing gevonden dentinelaesies blijkt in werkelijkheid een fout-positieve bevinding. Een goede diagnose vloeit dus voort uit een combinatie van het klinische beeld samen met de röntgenfoto en eventuele andere aanvullende diagnostiek.

Berkhout laat een aantal OPG’s met grote gaten zien en daarbij geeft hij aan dat tandartsen hier toch verschillende conclusies uit trekken en dus verschillende beslissingen over kunnen nemen.

Erwin Berkhout (1974) studeerde af als tandarts in 1998. Sinds 2004 heeft hij een tandartspraktijk in Loosdrecht.
Daarnaast werkt hij bij de afdeling tandheelkundige radiologie van ACTA als universitair docent. Erwin promoveerde in 2007 en voltooide in 2009 de opleiding tot stralingsdeskundige niveau 3. Op ACTA houdt hij zich bezig met onderwijs aan studenten tandheelkunde, mondzorgkunde en radiologisch laboranten en verzorgt hij radiodiagnostische rapporten. Hij is actief lid van de internationale en de Europese wetenschappelijke vereniging voor dentomaxillofaciale radiologie.

Meer verslagen 
In uw praktijk ziet u een grote verscheidenheid aan gaten. Gaten in het melkgebit, een gat naast een restauratie, een gat in de processus, gaten in de tandenrij, discussies over gaten kunnen alle kanten op. Afhankelijk van uw preventief beleid, uw conserverende blik, uw restauratieve, prothetische, orthodontische, implantologische en/of chirurgische inzichten is er voor elk gat wel een oplossing. 

Lees de andere verslagen van het NVT-congres Het Gat.

Bron: Verslag door dental INFO van de lezing van dr. Erwin Berkhout tijdens het NVT-congres Het Gat.


Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Een verbeterde lichamelijke conditie door behandeling van parodontitis

Parodontitis is zowel complicatie als risicofactor. Hoogleraar parodontologie Bruno Loos over zin en onzin van de relatie tussen parodontium en algemene gezondheid.

Parodontitis kan worden gezien als complicatie: bij ziekten, syndromen en medicatie. Denk aan bijvoorbeeld diabetes. Maar parodontitis kan ook worden gezien als risicofactor bij bijvoorbeeld longinfecties, premature/dysmature geboortes, reuma en hart- en vaatziekten (HVZ).

Parodontitis en HVZ
Onder HVZ wordt verstaan: atherosclerose, beroerte en overlijden. Parodontitis is aantoonbaar geassocieerd met HVZ; een causaal verband is echter niet bewezen. Onderzoek naar het causale verband suggereert een mogelijke rol voor regelmatig optredende bacteriëmieënbij parodontitis, een verhoogde hoeveelheid ontstekingseiwit (CRP) in het serum en een verhoogde kans op mini-bloedstolseltjes. Daarnaast is de relatie mogelijk te verklaren door een gemeenschappelijke gen-variant op chromosoom 9.
Wanneer parodontitis wordt behandeld zien we enige verbetering in de conditie van de slagaderen; het lijkt dat ze iets beter verwijden of soepeler worden na parodontale behandeling. Het CRP verlaagt significant bij patiënten die naast parodontitis ook andere ziekten (zoals HVZ of diabetes) onder de leden hebben in vergelijking met gezonde patiënten.
De paropathogenen Aa en Pg zorgen voor activering (klonteren) van de bloedplaatjes, wat een grotere kans op bloedstolsels geeft.
Ook een slechte mondhygiëne is geassocieerd met een toegenomen risico voor HVZ. Een onderzoek geeft aan dat slechte mondhygiëne ook met HVZ geassocieerd is: 11% van mensen die zelden of nooit poetsen, kreeg een vorm van HVZ, terwijl dit slechts 3% was bij mensen die twee maal daags poetsen.

Parodontitis en diabetes
Ook deze associatie is tweeledig:

  • Parodontitis als complicatie van diabetes 2:
  • parodontitis komt 2-3 keer vaker voor.
  • parodontitis is ernstiger bij patiënten met slecht ingestelde bloedsuikerwaarden. Bij deze patiënten slaat de behandeling veel minder goed aan.
  • gevoeliger voor infecties
  • microvasculaire problemen
  • wondgenezing is vertraagd
  •  immuunsysteem is gecompromitteerd
  • Parodontitis als risicofactor voor diabetes 2

De behandeling van parodontitis draagt bij aan behoud van het gebit, een gezonde mond en verbetering van de lichamelijke conditie.

Door: Maja Faasen
Bron: Verslag door dental INFO van het congres Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk bureau Kalker 

Prof. dr. Bruno Loos is in 1981 afgestudeerd als tandarts. Na een periode algemene praktijk, behaalde hij een MSc in de parodontologie en een PhD in de orale biologie, beide in de VS. Loos is hoogleraar parodontologie en werkt full time bij ACTA. Hij stuurt het MSc programma parodontologie bij ACTA. Sinds 2008 is hij voorzitter van de afdeling Conserverende en Preventieve Tandheelkunde en hoofd van de sectie parodontologie/biochemie. Zijn onderzoek is gerelateerd aan systemische effecten van parodontitis en effecten van parodontitis op algemene gezondheid. Daarnaast bestudeert hij aspecten van de vatbaarheid voor parodontitis, in het bijzonder genetische en immunologische factoren.


Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

10e editie: Talking points in Dentistry

Op 25 mei 2013 vond in de Philharmonie in Haarlem het jubileumcongres Talking Points in Dentistry plaats. Het was dit jaar de 10e editie van dit succesvolle congres met veelzijdige, actuele onderwerpen, gebracht door gerenommeerde sprekers.

Sprekers
Jan de Visscher en Erik van der Meij, beiden kaakchirurg in Leeuwarden, hielden een voordracht over speekselklieren en speeksel. De videobeelden van een tocht door een speekselklier en het verwijderen van een speekselsteen, waren uniek.

Kaakchirurg Leander Dubois, liet aan de hand van spectaculaire beelden zien dat kaakfracturen voor het merendeel voorkomen bij mannen tussen de 20 en 30 jaar en meestal het gevolg zijn van geweld, vallen (in dronkenschap) en verkeersongevallen. Aan de kaakchirurg daarna de schone taak om alles weer met schroeven en platen aan elkaar te zetten. Mondhygiënist Kirsten Jorritsma belichtte aspecten waar je in de nazorg van kaakfracturen op moet letten. Anna Beeftink, tandarts en psycholoog, gaf een uiteenzetting over de psychologische benadering van de zorgvraag in de tandheelkunde.

Bachelorscriptie Award
Tijdens het congres vond de prijsuitreiking plaats van de NT-GSK Bachelorscriptie Award.

1e Prijs
Evelyn Swinkels en Veerle Drent (UMCN)

2e Prijs
Bafrin Sanaan en Eline Boers (ACTA)

3e Prijs
Gerjanne Glas, Michelle Schermer, Babette de Munk (UMCG)


Deelnemers en jury NT-GSK Bachelorscriptie Award

Binnenkort meer informatie over de volgende editie van Talking Points in Dentistry.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis

De geriatrische patiënt: wie is dat?

De overheid stimuleert ouderen langer thuis te blijven wonen waardoor zij langer bij hun eigen mondzorgpraktijk blijven. Ook behouden steeds meer ouderen hun natuurlijke gebit. Wat bekent dit voor uw praktijk?

De overheid stimuleert ouderen langer thuis te blijven wonen en van zorg in de nabije omgeving gebruik te maken. Dit betekent dat kwetsbare ouderen langer onder de verantwoordelijkheid van de algemene mondzorgpraktijk blijven vallen. Daar komt bij dat steeds meer ouderen hun natuurlijke gebit behouden In 2030 zal slechts 8% van de Nederlanders nog een volledige prothese dragen. Wat bekent dit voor uw praktijk?

Verslag van de lezing van tandarts-geriatrie Claar Wierink, tijdens het congres van de VPM (Vereniging Promotie Mondhygiëne).

Problemen
Oud zijn heeft zijn charmes maar het heeft ook schaduwzijden. Ouderen vinden het vaak heerlijk om over vroeger te vertellen en de opgedane kennis door te geven. Maar ouderdom kan helaas ook gepaard gaan met eenzaamheid en afhankelijkheid van anderen en dat geeft het leven minder glans. Veel ouderen krijgen te maken met problemen als:

  • Gestoorde mobiliteit
  • Gestoorde stabiliteit (snel vallen, struikelen)
  • Gestoorde communicatie (slechthorend, slechtziend)
  • Psychische stoornis
  • Incontinentie

Hindernissen
Doel van de mondzorg voor ouderen is een functioneel en esthetisch acceptabele gebitssituatie Uiteraard staat de eigen wens van de oudere daarin voorop.

Helaas zijn er nogal wat hindernissen voor ouderen bij een bezoek aan uw praktijk Deze winter viel er veel sneeuw en dan wordt er al snel afgebeld. Ouderen zijn bang om te vallen of hebben soms geen vervoer kunnen regelen. Soms vergeten ze hun afspraak en bellen niet af. Ouderen kunnen moeilijk, en soms helemaal niet, in de stoel plaats nemen of het lawaai in de praktijk verstoort de communicatie Wierink adviseert mondzorgpraktijken ouderen tijdig te bellen om hen aan de afspraak te herinneren, de radio uit te doen en de oudere gelegenheid te geven vooraf het toilet te bezoeken. Voor ouderen met gevorderde kwetsbaarheid zou een bezoek aan huis door een mondhygiënist uitkomst kunnen bieden.

Behandelplan
Als u een mondzorgplan wilt maken, zult u multidisciplinair moeten werken. Denk hierbij aan samenwerking met mantelzorgers, verzorgenden, de huisarts, de specialist, en andere paramedici dan de tandarts en mondhygiënist. Zorg ervoor dat u in een mondzorgplan helder aangeeft wat het beleid op de korte en lange termijn is.

Een ergotherapeut kan uitkomst bieden bij ouderen die de tandenborstel niet goed meer kunnen vasthouden, door een op maat gemaakt handvat te vervaardigen.

Mondproblemen
Mondproblemen waarmee ouderen veelvuldig te maken krijgen:

  • Hyposialie
  • Xerostomie
  • Wortelcariës
  • Candidiose of stomatitis prothetica

Het verschil tussen hyposialie en xerostomie is dat er bij xerostomie sprake is van een (subjectief) droog gevoel en bij hyposialie er daadwerkelijk minder speeksel geproduceerd wordt. Deze twee begrippen kunnen hand in hand gaan, maar dat hoeft niet. Bij hyposialie heeft de patiënt vaak moeite met goed spreken, kauwen en slikken. De gebitsprothese kan schuren en zuigt zich niet goed vast. Door hyposialie kan cariës zich sneller ontwikkelen.

Hyposialie wordt vaak door medicatie veroorzaakt. Bij gebruik van drie of meer soorten medicijnen is er vrijwel altijd sprake van hyposialie.
Probeer het speeksel te stimuleren met smaak (zoet, zuur menthol) en kauwen. Zuigen op suikervrije snoepjes of kauwen op suikervrije kauwgom kan uitkomst bieden. Lukt dit niet, dan kunt u overgaan op symptoombestrijding middels speekselvervangers of oraal bevochtigende gels.

Een minder bekend mondhygiëneproduct is de Dentaswab: een sponsje op een stokje, een alternatief als de tandenborstel niet wordt geaccepteerd . Dit wordt veel toegepast bij terminale patiënten.

Over het algemeen wordt voor de geriatrischepatiënt recall-termijn van drie à vier maanden geadviseerd.

Waar moet u op letten bij uw advies?
Adviseer bij hyposialie een extra zachte tandenborstel en tandpasta, die zacht van smaak is Fluoride en chloorhexidine kunnen de mondhygiëne ondersteunen. Patiënten met dementie begrijpen vaak niet dat een spoelmiddel uitgespuugd dient te worden.

Zoek voor het tandenpoetsen naar een geschikt tijdstip op de dag. Na het wassen en aankleden, maar ook voor het naar bed gaan is een oudere vaak te moe. Probeer samen met de oudere en z’n omgeving deze andere tijden te bedenken.

Veel ouderen nemen medicijnen in met zoetigheden als vla en limonade. Sowieso houden veel ouderen van veel lekkers, bijvoorbeeld een koekje bij de vele kopjes koffie. De mondhygiënist wordt geadviseerd het aantal suikermomenten ter sprake te brengen en te zorgen voor extra fluoride.

Vergeet niet-verzorgend (ook thuiszorg) of verplegend personeel te wijzen op de eventuele implantaten onder een gebitsprothese. “Hmm…zit vast, ik kan het niet uitnemen en dus ook niet poetsen, wordt er vaak gedacht”, aldus Wierink. Een instructie hoe de gebitsprothese uit te nemen en hoe de implantaten te poetsen is van groot belang.

Wat ook veel voorkomt in de mond van een oudere is candidose (een infectie met de candida albicans). Tussen de 50-65% van de prothesedragers heeft stomatitis prothetica. Dit is klinisch waar te nemen. De oudere zal de prothese ’s nachts moeten uitdoen en de mondhygiëne en prothesehygiëne zullen verbeterd moeten worden. Daarnaast moet de pasvorm van de gebitsprothese gecontroleerd en indien nodig aangepast worden.

Vaak is medicamenteuze ondersteuning met Dactarin-gel nodig. Let op: Dactarin-gel heeft een interactie met acenocoumarol. In dat geval moet gekozen worden voor nystatine mondspoeling. Ook cheilitis angularis (externe uitbreiding van een candida-infectie) in de ragaden komt veelvuldig voor. Hierbij is weer de eigen mondhygiëne, prothesehygiene en pasvorm van de gebitsprothese belangrijk. Daarnaast kan nystatinezalf worden voorgeschreven. Soms wil extra vitamine B ook helpen.

Claar van der Maarel-Wierink (Amsterdam, 1979) studeerde Tandheelkunde in Amsterdam. In 2004 specialiseerde ze zich tot tandarts-geriatrie in het UMC St Radboud. Ze verrichtte haar promotieonderzoek op de afdeling Orale Functieleer van het UMC St Radboud, binnen het onderzoeksinstituut Nijmegen Centre for Evidence Based Practice. Ze werkt binnen de groepspraktijk de Aemstelgroep Tandartsen te Amstelveen als tandarts-algemeen practicus en tandarts-geriatrie. Ook verzorgt ze scholing en lezingen om haar kennis uit te dragen over tandheelkunde bij ouderen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van het 12e VPM-congres, maart 2013

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Wat te doen bij peri-implantitis?

Wat te doen bij peri-implantitis?

Ruim 800-duizend Nederland hebben één of meer implantaten. Een deel van deze groep heeft last van peri-implantitis. Hoe kunt u hiermee het beste omgaan? Congresverslag.

Ongeveer 50 jaar geleden ontwikkelden de Zweed Dr. Branemark en de Zwitser Dr. Andre Schroeder onafhankelijk van elkaar een titanium tandheelkundig implantaat dat op de plaats gezet kon worden van een wortel van een verloren tand of kies. Ruim 800 duizend Nederlanders van 20 jaar en ouder, ofwel 6,6 procent van de bevolking, hebben inmiddels een of meer tandheelkundige implantaten. Met als gevolg dat iedere tandheelkundige zorgprofessional dagelijks hiermee te maken heeft.

Verslag van de lezing van Fridus van der Weijden en Dagmar Else Slot tijdens het NVM-congres over nazorg, diagnostiek en reiniging van implantaten.

Belang van nazorg
Het kan flink mis gaan bij implantaten waardoor een spontane bloeding, pus en botafbraak kunnen voorkomen met als gevolg dat de implantaat windingen bloot komen te liggen. Maar hoe vaak komt dat voor? Minstens 12,4% van de mensen met implantaten heeft last van botafbraak volgens onderzoek uit Zweden. Dit is het laagst gepubliceerde getal uit diverse onderzoeken. Uit onderzoek waarbij de deelnemers niet regelmatig nazorg ontvingen, blijkt dat wel 62% forse botafbraak kan krijgen.

Vergelijking
Bij een vergelijking tussen implantaatpatiënten met een goede en mét een slechte mondhygiëne blijkt de groep met een slechte mondhygiëne na zes jaar twee keer zo veel botafbraak te hebben. Rondom implantaten zijn alle suspecte paro-pathogene aangetroffen. Daarmee lijkt het risico op ontwikkeling van peri-implantaire ontsteking vergelijkbaar met het risico op het ontwikkelen van parodontitis bij natuurlijke gebitselementen.

Moeilijk te reinigen
Het oppervlak van implantaten wordt voor een betere primaire stabiliteit ruw gemaakt. De keerzijde hiervan is dat ze moeilijk gereinigd kunnen worden. Zeg maar onmogelijk, verhelderde Van der Weijden. Bij nazorg moet je echt proberen te voorkomen dat bacteriën het ruwe oppervlak bereiken. Bij de ruwere oppervlakken is de botafbraak namelijk blijvend progressief. Als voorbehandeling van een implantaat worden verschillende technieken gebruikt om het oppervlak op te ruwen zoals acid-etched, zandstralen en plasma-spray. Sommige implantaatoppervlakken lijken na zo’n behandeling onder de microscoop wel op een vulkaanlandschap waar kraters ruimte bieden aan bacteriën die daarna eigenlijk niet te verwijderen zijn. Als de gingiva wordt opgeklapt bij progressieve botafbraak en het implantaat met de voorhanden zijnde middelen wordt gereinigd, is er daarom nog steeds een kans dat het ontstoken blijft. Vaak zie je bij het opklappen een diep angulair komvormig defect. Het corrigeren hiervan is moeilijk en zou in veel gevallen tot schade bij de buurelementen leiden. Zo’n infectie voorkomen is dus zeer belangrijk.

Diagnosiek
Diagnostiek en preventie zijn daarom heel belangrijk bij implantaten. Veel tandartsen vinden het leuk om te schroeven maar weten totaal niet hoe om te gaan met peri-implantitis. Peri-implantitis is gecompliceerd qua etiologie en lastig te behandelen. In ieder geval veel lastiger dan een parodontaal probleem. Tandartsen zadelen de mondhygiënist hiermee vaak te laat – op. En dat terwijl de pocketsonde al meer dan 100 jaar bestaat, zei Van der Weijden.

Pas wel op met sonderen rond een implantaat want in tegenstelling tot natuurlijke gebitselementen zitten er geen vezels verankerd aan het implantaatoppervlak. Dus niet op de pocketsonde gaan hangen. Dan ga je dwars door het aanhechtingsepitheel en de ring van bindweefsel rondom het implantaat heen en kom je op het botniveau uit. Bij zachte druk (25 gram) blijf je op ongeveer 1 mm van het bot.

De diepte van de pocket wordt primair bepaald door de dikte van het tandvlees bij het plaatsen van het implantaat. Bij een dikke gingiva meet u dus om te beginnen een diepere pocket. Doe daarom altijd een nulmeting ongeveer 6 weken na het plaatsen van de definitieve supra-structuur. Kijk in het nazorgtraject dan naar de verandering ten opzichte van de nulmeting. De sleutel tot succes is om te kijken naar de verandering ten opzichte van een eerste meting en vooral tijdig in te grijpen, adviseerde van der Weijden met klem.

Nulmeting
De nulmeting bestaat uit het meten van de pocketdiepte met een druksonde (Hawe-Neos clickprobe) en het bepalen van de bloedingsneiging. Van der Weijden geeft aan dat deze gegevens eigenlijk ook opgenomen zouden moeten worden in het implantaatpaspoort dat de patiënt na afloop van de behandeling meekrijgt. Tevens wordt er bij de nulmeting een röntgenfoto gemaakt. Na een jaar dient er weer een foto genomen te worden om de remodelling te beoordelen en zal er verder jaarlijks klinisch geëvalueerd moeten worden. Alleen bij toename van de pocketdiepte, verandering dus, zal er dan wederom een foto genomen moeten worden. Eens in de vijf jaar lijkt een redelijke frequentie om het botniveau rondom het implantaat te evalueren met een röntgenfoto. Samengevat is diagnostiek essentieel om problemen te voorkomen en op tijd preventie in te zetten.

Professionele reiniging
Vanaf hier nam Dagmar Else Slot het woord over. Zij begon met de vraag: Wat is de beste wijze van professioneel reinigen van een implantaat?. De congresbezoekers konden met behulp van stemkastjes aangeven welke methode zij de voorkeur gaven.

De zaal antwoordde:
Mechanisch – 74%
Chemisch – 15%
Laser – 2 %
Iets anders – 9%

Onderzoeken
Het doel van het professioneel reinigen van tandimplantaten is het reinigen van het oppervlak zonder dit te beschadigen en daarbij ook vriendelijk te zijn voor de omliggende weefsels (biocompatibiliteit).

Anna Louropoulou, tandarts-parodontoloog en werkzaam in Rotterdam en op ACTA, doet promotieonderzoek hiernaar. Onlangs heeft zij een systematisch review gepubliceerd waarin de effecten van mechanische reinigingsmogelijkheden werden samengevat en beoordeeld. Zij concludeerde dat er niet-metalen instrumenten en rubbercups gebruikt kunnen worden op de gladde delen. Op ruwe materialen kunnen naast de metalen instrumenten ook de zogenoemde air-abrasives gebruikt worden om beschadiging te voorkomen. Al reeds in 1998 liet het onderzoek van Strooker zien dat etsgel supragingivaal aangebracht kon worden op implantaatoppervlakken. Aangetoond werd dat het oppervlak wel schoon werd, maar de vraag is of het goed is voor de omgevende weefsels en dan met name de andere natuurlijke elementen.

Literatuuronderzoek
Al eerder dan Louropoulou deed Vicoria Ntrouka, tijdens haar opleiding tot tandarts-parodontoloog, literatuuronderzoek in de vorm van een systematisch review naar het chemisch reinigen van implantaat oppervlakken. Zij vond echter maar vier onderzoeken over allerlei chemische producten die alleen in vitro zijn getest. Citroenzuur lijkt, ondanks de beperkte informatie, het meeste effectief. De vraag blijft of citoenzuur wel mogelijk is en wat de gevolgen zijn voor de hele mond, wederom voor de natuurlijke elementen.

Louropoulou werkt nu aan het gebruik van de laser. Er is wel heel veel onderzoek, maar niet altijd is even duidelijk gerapporteerd wat weer vragen oproept over de uitvoering en het ontstaan van bias. Vooralsnog lijkt het erop dat Co2 en ER YAG lasers veelbelovend zijn, maar ook hier is het effect rondom weefsels en eventuele beschadigingen van het implantaat oppervlak niet bekend.

Mondhygiëne thuis
Wat is het meest effectieve product voor zelfzorg van implantaten?, vroeg Dagmar vervolgens aan de ruim 300 NVM-congresbezoekers. Zij kreeg de volgende antwoorden:

Tandenborstel – 32,8%
Floss – 15,1%
Monddouche – 3,3%
Anders – 48,9%%

Per jaar worden er veel implantaten geplaatst. Hierdoor zien mondhygiënisten in de praktijk steeds vaker patiënten met implantaten. Hoe deze echter gereinigd dienen te worden, blijft in de praktijk een lastige klus. Als je op Google zoekt naar de term maintain dental implant’ krijg je in de eerste hit te zien dat de ‘mondhygiënist hier wel raad mee weet. Dat is dus nogal een verantwoordelijkheid voor mondhygiënisten, concludeerde Dagmar.

Om informatie over het meest effectieve zelfzorgproduct voor implantaten te vinden, zocht zij op PubMed en vond zij 72 artikelen hierover. Helaas trof zij geen systematische reviews aan en waren er slechts zes echte klinische onderzoeken. Op elk onderzoek bleek wel iets aan te merken. Of het onderzoek was zo oud dat de gebruikte borstel niet eens meer op de markt is of de doelgroep bestond uit bejaarden in een instelling die geen zelfzorg deden maar daarbij werden geholpen. Ook zijn de onderzoeken uitgevoerd in een tijd dat de gebruikte implantaten qua oppervlak anders waren dan de implantaten die heden ten dagen worden geplaatst. Deze onderzoeken zijn daarom niet goed te generaliseren naar de huidige praktijk.

Al met al een lastige situatie. Wat rest ons? Omdat we er vanuit gaan dat implantaten een tandvervanging zijn, moeten we ze maar behandelen als echte tanden. De vraag die echter blijft, is of we hier goed aan doen op de lange termijn en daarom moet er meer onderzoek komen naar het preventief onderhouden van implantaten, sloot Dagmar af.

Prof. dr. G.A. (Fridus) van der Weijden verdeelt zijn tijd tussen de Paro Praktijk Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) waar hij bijzonder hoogleraar Preventie en Therapie van Parodontale Infecties” is. Deze leerstoel is ingesteld op instigatie van de stichting NVvP.

D.E. (Dagmar Else) Slot MSc, mondhygiënist bij het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde (ACCT) en onderzoeker bij de vakgroep parodontologie Academisch Centrum tandheelkunde Amsterdam (ACTA).

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO, i.s.m. prof. dr. G.A. van der Weijden en mevrouw D.E. Slot,
van hun presentatie Implants4life tijdens het NVM lustrum congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Hoe werkt de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector?

Patiënten worden steeds mondiger en zorgen voor een flinke toename van het aantal klachten. Een update over de wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector en het belang van een goed patiëntendossier.

Patiënten worden steeds mondiger. Gabrielle Swinkels, jurist en voorzitter van de klachtencommissie van de ANT, geeft aan dat er de laatste jaren een flinke toename van het aantal klachten zichtbaar is en dat de verwachting is dat dit zal aanhouden, zeker als patiënten meer zelf moeten gaan betalen; de ANT klachtencommissie ziet vaak een duidelijke relatie tussen niet (meer) door een verzekering gedekte kosten en een klacht van de patiënt.

Instanties voor klachten
Voor een patiënt zijn er verschillende instanties om een klacht bij neer te leggen, namelijk de tuchtrechter, de civiele rechter of een onafhankelijke klachtencommissie.

De tuchtrechter ziet vooral toe op de kwaliteitsbewaking van de beroepsgroep, de handhaving van de professionele normen. Als een klacht gegrond is kan een waarschuwing worden gegeven of een maatregel worden opgelegd. De civiele rechter is er meer voor persoonlijke genoegdoening van de patiënt en kan een schadevergoeding toekennen.

De klachtencommissie is er voor persoonlijke genoegdoening én kwaliteitsbewaking door de beroepsgroep. Zij oordeel in de vorm van een advies, maar moet in ernstige gevallen een melding doen bij IGZ. De klachtencommissie is vooral bedoeld voor kleinere klachten, waarbij een cliënt ontevreden is of onrustgevoelens heeft.

Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector
De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) stelt een laagdrempelige klachtenregeling verplicht voor alle zorgaanbieders. De IGZ houdt toezicht op de naleving, maar het werkveld vult de regeling zelf nader in. Bij een solo-praktijk volstaat een individuele klachtenregeling, een instelling zorgt voor een klachtenregeling voor de gehele organisatie. De regeling dient aan patiënten kenbaar te zijn.

Voorwaarden klachtenregeling
Een klachtencommissie bestaat uit ten minste 3 leden, waaronder een onafhankelijke voorzitter, om een evenwichtig en onpartijdig oordeel te kunnen vellen. Er wordt een reglement opgesteld. Een aangeklaagde tandarts neemt geen zitting in de commissie en een verzoek tot wraking van een commissielid is altijd mogelijk.

Klachtenprocedure
Voor een klachtenprocedure is een klacht iedere uiting van ongenoegen. Indien mogelijk zal er nog een poging tot bemiddeling worden gedaan. Er geldt het beginsel van hoor en wederhoor; partijen moeten op een gelijke manier worden gehoord. Zij mogen zich ook (juridisch) laten bijstaan. Instellen van beroep is vaak niet mogelijk. De uitspraak van de klachtencommissie is een niet-bindend advies. Wel is de zorgaanbieder verplicht om te laten weten wat er met de uitspraak gebeurt. Er wordt geen uitspraak gedaan over een schadevergoeding, maar de uitspraak kan wel gelden als deskundigenoordeel bij een civiele procedure.

Wie eist, bewijst
De hoofdregel in een klachtprocedure is ‘Wie eist, bewijst’. Omdat er een ongelijkheid tussen de partijen bestaat, krijgt de tandarts een stelplicht: hij moet aan de patiënt gegevens overleggen om te kunnen bewijzen. Mede hierom is het patiëntendossier van groot belang. De dossierplicht is vastgelegd in artikel 454 van de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).

Het dossier dient voor de waarborging van de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening, de verantwoording en toetsbaarheid, maar ook ter informatie voor een eventuele opvolgend behandelaar. De NMT heeft een praktijkrichtlijn Patiëntendossier opgesteld, ter invulling van de wettelijke plicht. Deze richtlijn is bindend, maar er mag gemotiveerd van afgeweken worden.

Bekijk de NMT-kennisclip over het patiëntendossier.

Inhoud patiëntendossier
Een patiëntendossier bevat in ieder geval basisgegevens als persoonsgegevens en BSN, een medische anamnese, een tandheelkundige historie en anamnese, een status praesens en röntgenfoto’s. Daarnaast bevat het dossier een verslaglegging van ieder patiëntencontact, waaronder de klacht of hulpvraag, het onderzoek, de diagnose, de indicatiestelling, het behandelplan en de informed consent, adviezen, verrichtingen of verwijzingen, maar zo mogelijk ook afgezegde of niet-nagekomen afspraken. Het dossier is goed leesbaar en wordt tenminste 15 jaar bewaard. De patiënt heeft recht op inzage en een kopie. Röntgenfoto’s zijn, anders dan veelal gedacht, geen eigendom van de patiënt maar zijn onderdeel van het dossier. Bij het beëindigen van de behandelrelatie is het goed gebruik om het patiëntendossier (inclusief de bewaarplicht) over te dragen aan de opvolgend tandarts als de patiënt daar zijn toestemming voor geeft.

Indien er geen dossier is, is de argumentatie van de tandarts niet te toetsen. De klachtencommissie zal de stellingen van de klager dan eerder aannemen. Een klachtprocedure is (emotioneel) belastend, voorkomen is beter dan genezen. Zorg voor een goede communicatie over de behandeling, reageer direct persoonlijk op een klacht en wees coulant!

Mr Gabrielle Swinkels is voorzitter van de klachtencommissie van de ANT.

Verslag door Vera Markus voor dental INFO van het ANT-congres Wet- en regelgeving en kwaliteit in de tandartspraktijk

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Klachten, Patiëntendossier, Thema A-Z

Kunnen tandpasta’s tandhalsgevoeligheid bestrijden?

Blootliggende tandhalzen en open tubuli kunnen leiden tot tandhalsgevoeligheid. Er zijn verschillende mechanismen waarmee tandpasta’s tandhalsgevoeligheid bestrijden. Welke zijn dit en zijn ze effectief?

Blootliggende tandhalzen en open tubuli kunnen leiden tot tandhalsgevoeligheid. Een oplossing voor dit probleem is het afdekken van de tubuli door gebruik van een speciale tandpasta. Er zijn verschillende mechanismen waarmee tandpasta’s tandhalsgevoeligheid bestrijden. Welke zijn dit en zijn ze effectief? Een verslag van de lezing van prof. dr. Cor van Loveren van ACTA tijdens het Ivoren Kruis congres.

Wat is tandhalsgevoeligheid precies en hoe ontstaat het?
‘In de literatuur is eigenlijk opvallend weinig bekend over tandhalsgevoeligheid’, begon prof. dr. Cor van Loveren z’n lezing tijdens het Ivoren Kruis congres. ‘De literatuur gaat vooral over hoe tandhalsgevoeligheid verholpen kan worden met een tandpasta.’ Voorwaarden voor tandhalsgevoeligheid zijn blootliggende tandhalzen en open tubuli. Blootliggende tandhalzen zijn het gevolg van recessie van de gingiva. Het voorkomen van recessie is dus van belang. Er is sprake van tandhalsgevoeligheid als het probleem niet aan andere pathologieën kan worden toegeschreven. Een patiënt kan echter niet zelf beoordelen of hij tandhalsgevoeligheid heeft.

Bij wie en waar?
Tandhalsgevoeligheid komt voor bij 15% van de volwassen, in de leeftijdscategorie tussen de 15 en 70 jaar met een piek in de categorie 20 – 40 jarigen. Vrouwen hebben er vaker last van. De meest voorkomende plek van tandhalsgevoeligheid is buccaal en cervicaal. Niet iedereen heeft bij recessie last van gevoelige tandhalzen. De vraag waarom de ene persoon deze wel heeft en de andere niet is lastig te beantwoorden. Voedings- en poetsgewoonten kunnen hierbij een rol spelen.
Van Loveren toonde een grafiek van onderzoeksgegevens waaruit bleek dat tandhalsgevoeligheid het meest voorkomt op plaatsen waar mensen met de meeste kracht poetsen. Logischerwijs is juist op deze plekken de hoeveelheid tandplak minder.

Stimuli
De belangrijkste prikkel voor tandhalsgevoeligheid is kou (80%), gevolgd door luchtstroom (23%), aanraking (21%), hitte (13%) en dieetzuren (7%).

Hoe ontstaat het?
Brännstrom (1960) onderzocht de tandhalsgevoeligheid en kwam tot de hydrodynamische theorie. Deze theorie gaat ervan uit de pijn veroorzaakt wordt door de vloeistofstroom in de tubuli. Richting pulpa neemt het aantal tubuli toe en worden de tubuli breder. Hoe meer slijtage er is, hoe meer grote tubuli er dus open zijn wat weer meer gevoeligheid kan geven. Omdat slijtage en open tubuli een voorwaarde zijn, spelen erosieve processen een belangrijke rol bij tandhalsgevoeligheid. De manier van tandenpoetsen, in combinatie met de gebruikte tandpasta, kan de effecten van de erosieve processen bevorderen. Als er slijtage aan de wortel te zien is of als er sprake is van tandhalsgevoeligheid, is het belangrijk om een voedingsanamnese af te nemen bij de patiënt over het zuurgebruik.

Ideale tandpasta
De ideale tandpasta tegen tandhalsgevoeligheid is:

  • Niet irriterend (voor de tandzenuw)
  • Pijnloos bij aanbrengen
  • Makkelijk aan te brengen
  • Snel effectief
  • Langdurig effectief
  • Onder alle omstandigheden effectief
  • Geeft geen verkleuring

Abrasiviteit
De norm RDA-waarde (abrasiviteit) voor een tandpasta bedraagt 200: Als een tandpasta een RDA-waarde onder de 200 heeft, is er geen gevaar voor slijtage van de gebitselementen.

Het is niet zo eenduidig aan te geven welke rol de hardheid van de tandenborstel speelt. Een zachte tandenborstel neemt meer tandpasta mee over het vlak dan een harde tandenborstel wat een meer slijpende werking geeft. Zo kan de afsluiting van de tubuli weer teniet worden gedaan.

Groepen
Tandpasta’s tegen tandhalsgevoeligheid kunnen qua werking worden ingedeeld in twee groepen:

1. Occuldants
Deze type tandpasta’s verstoppen de tubuli, waardoor de gevoeligheid vermindert.
In deze categorie worden de volgende ingrediënten gebruikt:

  • Formaldehyde
  • Strontium-zouten
  • SnF2
  • Ca-dragers (Novamin, Arginine Ca-Carbonaat, CCP-ACP)

2. Geleidingsblokkers
Tandpasta’s in deze groep onderbreken de zenuwgeleiding waardoor de pijn vermindert. Gebruikte ingrediënten in deze categorie:

  • Kaliumchloride
  • Kaliumnitraat

Werking van tandpasta’s tegen tandhalsgevoeligheid
Tandpasta`s uit de eerste groep brengen een stop aan in de tubuli. Dit kan heel snel gebeuren bijvoorbeeld al na een eenmalige applicatie. Hoelang de stop blijft zitten hangt af van de oplosbaarheid van de stop en van factoren als het voedingspatroon en poetsgewoonten van de patiënt. Tandpasta’s tegen gevoelige tandhalzen uit de tweede groep brengen een overmaat kalium aan in de tubuli waardoor de pijngeleiding geblokkeerd wordt. Hier zijn een aantal poetsbeurten (dus dagen) voor nodig. Als je met de tandpasta’s stopt, zal het kalium weer uit de tubuli verdwijnen en is er geen werking meer.

Strontiumchloride is niet compatibel met fluoride. Tandpasta’s waarvan de werking op deze stof gebaseerd zijn, zijn beter niet aan te raden.

‘Patiënt moet uiteindelijk tevreden zijn’
Van Loveren analyseerde de 30 soorten tandpasta’s tegen gevoelige tandhalzen die verkrijgbaar zijn in Nederland. Hieruit bleek dat kalium-nitraat het meest gebruikte ingrediënt is. Alle geanalyseerde huismerk-tandpasta’s bevatten dit ingrediënt. Een Cochrane review over kalium gaf aan dat dit ingrediënt verbetering geeft als een mondzorgprofessional tandhalsgevoeligheid opwekt met een luchtspuit of sonde. Een rapport met bevindingen van patiënten over deze stof liet deze werking niet zo duidelijk zien. Van Loveren gaf daarom aan: ‘De patiënt moet tevreden zijn, anders is hij er niet veel mee opgeschoten. Elke behandeling is een experiment. Controleer het, je weet vooraf niet hoe het afloopt. Werkt een bepaalde variant tandpasta niet, adviseer een patiënt dan een andere type te gebruiken.‘

Prof. dr. Cor van Loveren studeerde tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht van 1970-1976. In 1977 werd hij docent op de afdeling Sociale en Preventieve Tandheelkunde in Utrecht, belast met het onderwijs in de klinische preventie. Vervolgens verhuisde hij naar ACTA, waar hij sindsdien werkt bij de afdeling Cariologie Endodontie Pedodontologie. Hij geeft onderwijs en doet onderzoek op het gebied van de preventieve tandheelkunde en publiceert regelmatig in zowel nationale als internationale tijdschriften. In 1978 werd hij lid van het Adviescollege van het Ivoren Kruis en leidt dit college sinds 2000 als voorzitter. In november 2005 is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Preventieve Tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam vanwege het Ivoren Kruis. Van 2009 tot 2011 was hij voorzitter van ORCA, de Europese organisatie voor cariësonderzoek. 

Verslag door Anita de Klerk voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Cor van Loveren tijdens het Ivoren Kruis congres.



Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z

Belangrijke rol voor mondhygiënist in de multidisciplinaire aanpak van diabetes

Er wordt hard gewerkt aan een protocol om mondzorg te implementeren in de diabeteszorg. “Maar juich niet te vroeg”, waarschuwde parodontoloog Teeuw tijdens het VPM congres.

Moeten we diabeten anders behandelen? Er is wetenschappelijk bewijs van de relatie tussen diabetes en parodontitis. Er wordt hard gewerkt aan een protocol om mondzorg te implementeren in de diabeteszorg. “Maar juich niet te vroeg, blijf kritisch. Zoals zo vaak komen er straks berichten die de relatie diabetes en mondgezondheid ontkrachten en later hoor je er niks meer over”, waarschuwt Teeuw. Hij spijkerde de congresgangers van het 12e VPM congres bij over diabetes in relatie tot mondzorg.

Type 1 en 2
Net als parodontitis is diabetes een ziekte met multi-factoriele oorzaken. Naast de primaire ziekteveroorzaker zijn zaken als erfelijkheid, omgeving en levensstijl van invloed. We onderscheiden voornamelijk twee typen diabetes:

  • Type 1
    Bij dit type functioneert de alvleesklier niet goed. Er wordt te weinig insuline aangemaakt waardoor de bloedglucose hoog blijft omdat de doelorganen (bijvoorbeeld spieren en hersenen) geen signaal krijgen om glucose op te nemen.
  • Type 2
    Bij dit type – vroeger ook wel bekend onder de naam ouderdomsdiabetes – zijn de doelorganen resistent voor insuline terwijl de alvleesklier in eerste instantie prima functioneert.

Lichamelijk effect
Als de diabeet te weinig glucose in zijn bloed heeft, spreken we van hypoglycaemie. De patiënt kan dan verschijnselen vertonen zoals humeurigheid, duizelingen en kan in het uiterste geval onwel worden. Zorg er daarom voor dat er suiker klaar ligt als u een diabeet in uw praktijk ontvangt. Plan de afspraak op een gunstig tijdstip, zodat de patiënt tijdig kan eten.

Een diabeet kent echter vooral de hyper situatie, een chronisch te hoge bloedsuikerspiegel. Te hoge suikerwaarden kunnen uiteindelijk leiden tot atherosclerose en trombose. De doorbloeding van de ogen wordt hierdoor aangedaan waardoor blindheid kan ontstaan. Ook de nieren en zenuwen kunnen hiervan te leiden hebben. De sensibiliteit kan afnemen, meestal als eerste bij de voeten en handen. Daarnaast kunnen ook macro-vasculaire complicaties ontstaan wat kan leiden tot een hartinfarct, herseninfarct, perifeer vaatlijden en waarschijnlijk ook mondaandoeningen. Dus denk bij het Burning Mouth Syndrome ook eens aan een niet goed gereguleerde diabetes, waardoor de zenuwen van de tong of mondhoek niet goed werken. Mogelijk kan in overleg met de huisarts een betere regulatie bereikt worden, waardoor de symptomen kunnen verminderen of zelfs verdwijnen.

Aandoeningen in de mond
Naast het Burning Mouth Syndrome komen ook schimmels, aandoeningen in de weke delen, xerostomie, een veranderde smaak, cariës, pulpa necrose en gingivitis/parodontitis zeer regelmatig voor bij diabetes patiënten. Denk er daarom goed aan om ook onder de prothese te kijken. Schimmelinfecties worden veel onder een prothese waargenomen. Ook blijkt uit onderzoek dat diabetes patiënten meer apicale ontstekingen hebben dan niet-diabetes patiënten. De afweerreactie van het lichaam is zeer fragiel bij diabeten: de balans van de bacteriën slaat dus snel door. Dit verklaart ook waarom parodontitis twee tot drie keer vaker voorkomt bij diabetes patiënten.

Preventie
Als één van de bovenstaande ziekten bij een diabeet ontstaat dan is het veel lastiger te behandelen dan bij een niet-diabeet. Preventie is daarom ontzettend belangrijk! Ook omdat de behandeling bij een slechte regulatie minder aanslaat.

Rol mondhygiënist
Slecht gereguleerde bloedsuikers maken een diabetes patiënt zeer vatbaar voor ontstekingen. Zo’n ontsteking gaat zeer rap bij een paropatiënt. Als u ineens progresieve parodontitis ziet, moet er een lichtje bij u gaan branden. Vaak heeft een diabeet al heel lang diabetes voordat het werkelijk gediagnosticeerd wordt. Mogelijk is uw waarneming een van de eerste complicaties van een diabeet. “De mondhygiënist heeft zeker een rol in de behandeling en mogelijk vroeg-ontdekking van diabetes”, legt Teeuw uit. “Ook bij de suikerconsumptie, waardoor diabetes kan ontstaan of verergeren, is een rol weggelegd voor de mondhygiënist. Vaak ziet u de patiënt regelmatig. Lifestyle kan makkelijk besproken worden en moet onderdeel zijn van het behandelplan. Het stijgende aantal diabetici is namelijk schrikbarend.”

Negatieve spiraal doorbreken
Als de suikerwaarde in het bloed te hoog is, krijgen de bouwstenen van het lichaam een ander model. Dat noemt men de glycolysering van de eiwitten. Daardoor werken de bouwstenen slechter of niet, met als resultaat dat er een ontstekingsreactie ontstaat. Dit zorgt ervoor dat de insuline nog minder goed werkt, waardoor het suikergehalte in het bloed nog meer stijgt. Wie doorbreekt deze spiraal? De mondhygiënist? Ontsteking in de mond kan bijdragen aan een minder goede werking van insuline. Het ontstekingsoppervlak bij een patiënt met gegeneraliseerde ernstige parodontitis kan wel oplopen tot 40 cm2. De mondhygiënist kan dit ontstoken oppervlak verkleinen dan wel verhelpen. Dat is niet niks. Uit onderzoek blijkt dat de suikerwaarden beduidend beter worden na behandeling van parodontitis. Optimale mondzorg waarbij alle ontstekingen (neem dus geen genoegen met restontsteking na initiële behandeling) in de mond voorkomen dan wel behandeld worden, is van essentieel belang voor de diabetes patiënt.

Communicatie
Helaas blijkt uit onderzoek dat de communicatie tussen de tandarts en de specialist nog moeizaam verloopt. Ze zijn hier beiden schuldig aan en ook de patiënt is wat te verwijten. “Laat de patiënt aan de specialist vertellen hoe het gaat met de mond”, benadrukte Teeuw. De patiënt moeten we goed voorlichten en dat kan met de folders van het Ivoren Kruis. Wat ook geweldig nieuws is, is dat er hard wordt gewerkt aan de implementatie van protocollen in de medische wereld over mondzorg en diabetes. Behandeling van diabetes vraagt een multidisciplinaire aanpak. De mondzorg is er één van!

Wijnand Teeuw behaalde in 2003 zijn doctoraaldiploma Biologie aan de Universiteit Utrecht met als afstudeerrichting Fundamentele Biomedische Wetenschappen (FBMW). In 2006 studeerde hij als tandarts af aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) waaraan hij sinds die tijd verbonden is aan de sectie Parodondologie. Van 2009 t/m 2012 volgde hij aldaar de MSc-opleiding tot parodontoloog, welke hij cum laude heeft afgerond. Zijn promotieonderzoek betreft de relatie tussen parodontitis en de algemene gezondheid, in het bijzonder diabetes mellitus en hart- en vaatziekten.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van het 12e VPM-congres, maart 2013.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z

MTA: de gouden standaard bij endodontische herbehandeling

Een overzicht van MTA en biokeramische producten bij de endodontische herbehandeling, door endodontoloog Marga Ree. Verslag van haar lezing tijdens het congres De endodontische herbehandeling.


Biomaterialen

  • Worden gebruikt in een medische toepassing met de bedoeling een interactie aan te gaan met levende weefsels.
  • Bestaan uit dierlijk of menselijk materiaal, metalen, polymeren, keramieken of samenstellingen hiervan.
  • Kunnen bio-tolerant, bio-inert of bio-actief zijn
    Bio-tolerant: materiaal wordt gedoogd
  • Roestvrijstaal, polymethacrylaat (PMMA)
    Bio-inert: geen weefselreactie
  • Titanium, aluminiumoxide, zirkoniumoxide
    Bio-actief: actieve binding met omliggend weefsel
  • Bioglas, calciumfosfaat, hydroxyapetiet

MTA is bioactief en lokt een positieve reactie uit. Het maakt hydroxyapatiet en sluit dus hermetisch af. Het heeft een hoge pH en antibacteriële eigenschappen. MTA bestaat uit Portlandcement en bismutoxide. Dit laatste kan verkleuringen in dentine veroorzaken. Portlandcement is een mengsel van: dicalciumsilicaat, tricalciumsilicaat, tricalciumaluminaat, calciumsulfaat en tetracalciumaluminaatferriet.

Eigenschappen van MTA

  • Biocompatibel
  • Goede afsluiting
  • Stimuleert een biologische respons in osteoblasten
  • Stimuleert vorming van reparatief dentine
  • Cementconductief en/of cementinductief door regulering gedrag van cementoblasten
  • Antimicrobieel

Bioactiviteit van MTA

  • Als MTA in contact komt met water komt er Ca(OH)2 vrij
  • Ca(OH)2 kan met fosfaten uit weefselvloeistof hydroxyapatiet vormen
  • Dit verklaart de weefsel-inductieve eigenschappen

Biokeramische materialen zijn anorganische, metaalvrije, biocompatibele materialen met gelijksoortige fysische eigenschappen als het weefsel dat ze herstellen of vervangen. Toepassingen die we allemaal wel kennen zijn: orthopedie, coatings op hartkleppen, kunstligamenten en tandheelkundige implantaten.

Op de Nederlandse markt zijn momenteel MTA bevattende sealers en putties en biokermische sealers en putties verkrijgbaar. Biodentine is zo’n biokeramische putty. Het is niet zo gemakkelijk te verwerken omdat het mengen met grote nauwkeurigheid dient te worden gedaan. Een half druppeltje te veel of te weinig kan al een probleem zijn. De juiste schudtijd kan mede afhangen van het merk schudder. Gelukkig werkt de fabrikant hieraan. Ook geeft het wat minder röntgencontrast dan MTA. Het is meer geschikt als onderlaag of overkappingsmateriaal bij een pulpaexpositie.

Een materiaal dat onlangs op de markt is gebracht, is een putty op basis van MTA MM-MTA van Micromega of MTA caps van Acteon, het mengen is eenvoudiger omdat het al in capsules zit die alleen nog hoeven te worden geschud. Deze MTA putty blijft wat coherenter dan MTA, dat reageert op vocht en kan vervloeien. Er is op dit moment nog geen literatuur beschikbaar over deze MTA putties, zodat terughoudendheid is geboden om deze putties aan te bevelen voor klinische toepassingen.

Ree raadt aan om een Dovgan carrier te gebruiken om het MTA aan te brengen, deze zijn er in verschillende soorten en ook disposable.

Indicaties voor biokeramische putties

  •  Endosequence Root Repair Material Putty van Brasseler
    – Apicale barrière bij open apex
    – Afsluiten van perforaties
    – Retrogade vulling na apexresecties
    – Uithardingstijd van 4-12 uur, dus niet geschikt om meteen mee te restaureren
  • Biodentine
    – Directe pulpa overkapping, en pulpotomie
    – Klinisch onderzoek gaande naar endodontische toepassingen zoals apexificaties, retrograde vullingen, en sluiten van perforaties
    – Hardt relatief snel uit, zou in dezelfde zitting bedekt kunnen worden met composiet

Biokeramische cementen

  • Endosequence BC sealer /Smart Paste Bio
    – Calciumsilicaat cement
    – Voorgemengd en gemakkelijk aan te brengen
    – Goede flow
    – Prijzig

Cementen op basis van MTA

  • MTA fillapex
    – Kunsthars cement met MTA partikels
    – Bioactiviteit
    – Minder gunstige resultaten m.b.t. cytotoxiciteit
  • Tech Biosealer
    – Gebaseerd op MTA
    – Poeder en vloeistof lastig aan te brengen
    – Droogt snel uit bij warme obturatietechniek
    – Relatief goedkoop

Biokeramische putties en cementen

  • Hydrofiel, hoge pH
  • Dimensioneel stabiel
  • Variabele uithardingstijd
  • Biocompatibiliteit en bioactiviteit MTA
  • Weinig publicaties over afsluitende eigenschappen
  • Nauwelijks in vivo onderzoek, geen lange termijn resultaten

Lange termijn prognose MTA

  • 16 perforatie casussen (5 laterale, 5 strip, 3 furcatie, en 3 apicale perfs) behandeld met MTA resulteerden in 100% succes na 1 jaar. Main et al JOE 2004
  • 9 van de 10 casussen met een perforatie in de furcatie afgesloten met MTA waren succesvol na 5 jaar. Pace et al OE 2008
  • 18 van de 21 perforatie casussen (verschillende locaties) afgesloten met MTA lieten volledige genezing zien bij de follow up na 1-5 jaar (gemiddeld 3 jaar). Mente et al JOE 2010
  • 4 perforatie casussen afgesloten met MTA toonden volledige genezing bij een follow-up tussen de 4,5 en 13 jaar. Ree et al. JOE 2012

Marga Ree studeerde in 1979 af als tandarts aan de Universiteit van Amsterdam. In 2001 heeft zij haar postdoctorale opleiding endodontologie voltooid en geeft sindsdien regelmatig postacademische cursussen en lezingen in binnen- en buitenland. Zij heeft diverse publicaties op haar naam staan in nationale en internationale vakbladen en boeken op het gebied van endodontologie en algemene tandheelkunde. Sinds 1980 heeft zij een praktijk in Purmerend, waarvan de laatste twaalf jaar een verwijspraktijk voor endodontologie. 

Verslag door Maja Faasen voor dental INFO van het congres De endodontische herbehandeling van bureau Kalker


Download brochure onderzoek-m-ree.pdf
Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Taakdelegatie in de mondzorg: wie mag wat doen?

Taakdelegatie in de mondzorg wordt door veel tandartsen als lastig ervaren. Tijmen Hiep, tandarts en jurist gezondheidsrecht, heeft er uitgebreid onderzoek naar verricht en geeft een toelichting.

Verslag van de lezing van Tijmen Hiep gegevens tijdens het ANT congres Wet- en regelgeving en kwaliteit in de tandartspraktijk.

De Wet op Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) heeft vastgelegd op welke manier personen tot handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg bevoegd zijn. De kwaliteit van de zorg wordt bewaakt door algemene regels over de kwaliteit van alle zorgverleners en aparte regelingen voor bepaalde risicovolle handelingen, de zogenaamde voorbehouden handelingen.

Voorbehouden handelingen
Bepaalde handelingen zijn door de wetgever aangewezen als voorbehouden handeling omdat deze veel gevaar voor de patiënt zouden opleveren als deze door een ongekwalificeerd persoon zouden worden uitgevoerd. Dit wil niet zeggen dat niet-voorbehouden handelingen niet pertinent ongevaarlijk zijn. Ook bij niet-voorbehouden handelingen is bekwaamheid vereist. Tandheelkundige voorbehouden handelingen zijn:

  • het uitvoeren van ‘heelkundige handelingen’
  • het geven van injecties
  • het onder narcose brengen
  • het maken van röntgenopname
  • het voorschrijven van UR-medicatie

Een heelkundige handeling is een handeling op het gebied van de geneeskunst, waarbij de samenhang van weefselen wordt verstoord, die zich niet direct herstellen.

Zelfstandig bevoegd
Er is een zware beroepenregeling op grond van artikel 3 Wet BIG, waarbij een beschermde beroepstitel geldt, er een beroep gedaan kan worden op het publieke tuchtrecht en de hulpverlener onder het publieke tuchtrecht valt. Het betreft zelfstandig bevoegd hulpverleners, die geheel zelfstandig indicatie voor voorbehouden handelingen kunnen stellen en, mits zij bekwaam zijn, deze handelingen ook geheel zelfstandig kunnen uitvoeren. De tandarts en de kaakchirurg zijn zelfstandig bevoegd.

Functioneel zelfstandig bevoegd
Er is ook een lichte beroepenregeling op grond van artikel 34 Wet BIG, waarbij een beschermde opleidingstitel geldt. Deze functioneel zelfstandige hulpverlener mag specifiek voorbehouden handelingen op basis van opdrachtverstrekking geheel zelfstandig uitvoeren. Er mogen geen indicaties voor voorbehouden handelingen gegeven worden, dit is voorbehouden aan de zelfstandig bevoegde hulpverlener. Deze groep valt niet onder het publiek tuchtrecht. De mondhygiënist is functioneel zelfstandig bevoegd en heeft zelfstandige uitvoeringsbevoegdheid voor bijvoorbeeld lokaalanesthesie.

Niet zelfstandig bevoegd
Alle hulpverleners die niet zelfstandig bevoegd of functioneel zelfstandig bevoegd zijn. Zij zijn niet bevoegd tot het stellen van indicatie voor voorbehouden handelingen en niet bevoegd tot het zelfstandig uitvoeren van deze voorbehouden handelingen. De tandartsassistente, preventie-assistente en de student tandheelkunde zijn niet-zelfstandig bevoegd.

Voorwaarden taakdelegatie
De Wet BIG staat toe dat voorbehouden handelingen worden uitgevoerd door niet-zelfstandig bevoegden, mits voldaan is aan de gestelde voorwaarden. De zelfstandig bevoegde hulpverlener is dan de opdrachtgever en de niet-zelfstandig bevoegde hulpverlener is de opdrachtnemer. Voor deze taakdelegatie gelden de volgende voorwaarden:

  • Vereiste van opdracht: Er is mondeling of schriftelijk opdracht gegeven door een zelfstandig bevoegde hulpverlener die indicatie heeft gesteld en ook deskundig is om indicatie te stellen. Een schriftelijke opdracht heeft de voorkeur, omdat dit te bewijzen is. De opdrachtnemer moet binnen de grenzen van de opdracht blijven.
  • Vereiste van aanwijzing: Er worden aanwijzingen gegeven voor de wijze waarop de handeling moet worden uitgevoerd. Ook worden er algemene aandachtspunten voor observatie na handeling en instructies voor handelen bij bepaalde verschijnselen gegeven. Algemene aanwijzingen en instructies vastleggen in een protocol is toegestaan, indien deze up to date gehouden wordt en er evaluatie plaatsvindt. De noodzaak van en het moment dat een aanwijzing gegeven moet worden, is afhankelijk van de aard van de handeling en de complexiteit van de situatie.
  • Vereiste van toezicht en tussenkomst: De fysieke aanwezigheid in het pand is verplicht. Daarnaast is het toezicht afhankelijk van de ervaring van de opdrachtnemer. Tussenkomst moet gepleegd worden als ingrijpen redelijkerwijs noodzakelijk is of wanneer de professionele standaard of een spoedeisende situatie dit vereist.
  • Vereiste van bekwaamheid: Bekwaamheid kan blijken uit gerichte scholing en praktijkervaring en is afhankelijk van de concrete werksituatie en de frequentie van uitvoering. Bekwaamheid betekent naast het technisch juist uitvoeren van een handeling ook de kennis hebben over het doel, de gevolgen en de mogelijke complicaties. De bekwaamheid van een opdrachtnemer dient gecontroleerd te worden door de opdrachtgever, maar de opdrachtnemer moet zichzelf ook bekwaam achten. Diploma’s of certificaten moeten geverifieerd worden of moeten bij een interne opleiding door derden uit het opleidingscircuit getoetst worden.

Taakdelegatie is niet niks, er komt veel bij kijken. De conclusie is dan ook: als u het doet, doet u het dan goed. Handel altijd in het belang van de patiënt!

Tijmen Hiep is tandarts-algemeen practicus sinds 2007 en sinds 2011 jurist op het gebied van het gezondheidsrecht waarbij zijn afstudeerscriptie in het teken stond van taakdelegatie en voorbehouden handelingen in de tandheelkunde. Daarnaast is er een publicatie van zijn hand over dit onderwerp verschenen in het boek ‘Het tandheelkundig jaar 2013’ waarin een vergelijking van de wetgeving over deze onderwerpen tussen Nederland en België is gemaakt. Bekijk dit artikel via de LinkedIN pagina van Tijmen Hiep.

Verslag door Vera Markus voor dental INFO van het ANT-congres Wet- en regelgeving en kwaliteit in de tandartspraktijk.



Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z
Behandelopties

Welke behandelopties zijn er als uw patiënt elementen mist?

Welke behandelopties zijn er als uw patiënt elementen mist door bijvoorbeeld agenesie of trauma? Verslag van de lezing van Prof.dr. Yijin Ren en drs. Hoogeveen tijdens de klinische avond in het UMC Groningen.

Prof. dr. Y. Ren benadrukte dat natuurlijk ogende prothetische tandheelkunde erg afhankelijk is van de positie van de elementen. Orthodontie speelt dus een grote rol.

Het missen van elementen kan verschillende redenen hebben, zoals agenesie of verlies als gevolg van trauma. Afhankelijk van een aantal factoren kan er voor verschillende behandelopties gekozen worden. Hieronder wordt dit per element toegelicht.

Behandelopties

Indien er elementen ontbreken, zijn er verschillende behandelopties:

  • Autotransplantatie (hier wordt nu niet op in gegaan)
  • Het open houden of openen van de ruimte t.b.v. prothetische voorzieningen (vast dan wel uitneembaar)
  • Implantologie; er moet aandacht worden besteed aan parallelliteit van de radices
  • Orthodontisch sluiten van de ruimte

1. Afwezigheid centrale incisief

Ruimte open houden
Indien er wordt gekozen voor een implantaat moet de benodigde ruimte worden gecreëerd dan wel open worden gehouden tot de groei volledig voltooid is, vaak middels vaste apparatuur. Tijdelijk kan er een dummy geplaatst worden om de esthetiek te waarborgen.

Ruimte sluiten
Bij het sluiten van de ruimte (substitutie door laterale incisief) dient gecompenseerd te worden voor verschillen in de hoogte van de gingivalijn, omdat gebrek aan symmetrie esthetisch erg storend is. Om dit probleem op te lossen kan het volgende worden gedaan:

  • Intruderen van de laterale incisief die de ontbrekende centrale incisief vervangt en diastemen overlaten aan weerszijden ten behoeve van facing/restauratie (element wordt incisaal eveneens verlengd)
  • Eventueel (bij ruimtegebrek) extractie laterale incisief aan de contralaterale zijde i.v.m. symmetrie
  • Extruderen van de cuspidaten (die de laterale incisief moeten vervangen) i.v.m. gingivacontour; incisaal beslijpen/afvlakken en indien nodig bleken;
  • Intruderen van de 1e premolaren (die de plaats van de cuspidaat innemen) en incisaal opbouwen

Op deze manier kan een esthetisch fraaie gingiva-lijn en de illusie van een “normale” anatomie worden bewerkstelligd.

2. Afwezigheid laterale incisief

Het gezichtsprofiel moet meegenomen worden bij het maken van de behandelkeuze.

Ruimte open houden
Er moet rekening gehouden worden met de hoeveelheid ruimte die benodigd is voor optimale vervaardiging van een implaantaat gedragen kroon of andere prothetische voorziening. Wanneer de cuspidaat is doorgebroken op de positie van de laterale incisief kan deze orthodontisch worden gedistaliseerd naar zijn normale positie. Hierdoor wordt duurzaam bot en een gunstige “implant site” t.p.v. de laterale incisief gecreëerd. Als er een laterale incisief agenetisch is ten gevolge van schisis, dan is het juist verstandig om de elementen te verplaatsen naar de schisiszijde zodat er op de plaats van de premolaar ruimte ontstaat. Het voordeel hiervan is dat er geen bot augmentatie nodig is.

Ruimte sluiten
Hiervoor zijn verschillende opties (afhankelijk van de uitgangssituatie):

  1. Unilateraal missende laterale incisief
    – Extractie van contralaterale laterale incisief
    – Cuspidaten verplaatsen naar de plaats van de laterale incisieven
    – Afbehandelen in Klasse II molaarrelatie
  2. Unilateraal, in geval van crowding
    – Extractie drie premolaren
    – Cuspidaat verplaatsen naar plaats van missende laterale incisief, extruderen en incisaal beslijpen/bleken indien nodig
    – Premolaar verplaatsen naar plaats van cuspidaat (met correctie van gingiva-lijn, incisaal opbouwen)
    – Afbehandelen in Klasse I molaarrelatie
  3. Bilaterale missende laterale incisief, in geval van crowding
    – Extractie 2 premolaren onderkaak
    – Cuspidaten verplaatsen naar plaats van missende laterale incisieven en reshapen
    – Premolaren verplaatsen naar plaats van cuspidaten en reshapen
    – Afbehandelen in Klasse I molaarrelatie

3. Afwezigheid premolaren

Hier kan ook gekozen worden om de ruimte open te houden of te sluiten. Ruimte sluiten: geschikt bij ruimtegebrek of protrusie van incisieven/”vol” profiel; indien de ruimte wordt gesloten, moet er op worden gelet dat dit het profiel niet ongunstig beïnvloedt. Het stapsgewijs sluiten middels distaal beslijpen v/d melkmolaar, gevolgd door een hemisectie en daarna pas extraheren van de mesiale radix voorkomt ernstige resorptie v/d processus en problemen tijdens het sluiten.

Ruimte openhouden: Bij agenesie van een premolaar en afwezigheid van ruimtegebrek, kan de melkmolaar in eerste instantie in situ worden gelaten. De periode tot een eventuele implantologische behandeling kan zo worden overbrugd zonder alveolair botverlies. Bij milde infrapositie dient het element occlusaal opgebouwd te worden om uitgroei van antagonist en buurelementen te voorkomen. Indien het element ankylotisch blijkt en er nog veel verticale ontwikkeling van de processus alveolaris is te verwachten, kan er beter worden geëxtraheerd. Het is dan belangrijk dat de ruimte open gehouden wordt voor eventueel een implantaat op latere leeftijd. Vaak vindt er bij (vroegtijdige) extractie wel botverlies plaats waardoor later vaak botaugmentatie nodig is. Een ander alternatief is om de aanwezige premolaar in de ruimte van het agenetische buurelement te reguleren. Het bot wat op de oorspronkelijke plek achterblijft is van voldoende breedte en niet erg vatbaar voor resorptie, waardoor een gunstige implant site kan worden verkregen zonder botaugmentatie.

4. Afwezigheid molaren

Indien er een molaar mist is het soms verstandig om niet de ruimte van de volledige molaarbreedte te behouden. Een premolaarbreedte is namelijk makkelijker in verband met de breedte van het implantaat. Bovendien kan eventuele verplaatsing van de premolaar naar distaal plaatsvinden, zodat er geen bot augmentatie nodig is.

5. Oligodontie
Bij een oligodontie patiënt is sprake van 6 of meer agenetische elementen (met uitzondering van de derde molaren). Een goede samenwerking tussen prothetische tandarts en orthodontist is dus van belang.

Een aantal punten om rekening mee te houden tijdens een (orthodontische) behandeling, zijn:

  • Houd rekening met de wensen van de patiënt
  • Zorg voor goede communicatie, zowel voor als tijdens de behandeling
  • Geef de mogelijkheden (en beperkingen) duidelijk aan
  • Zorg voor goed verloop/planning van de behandelingen
  • Zorg voor goede samenwerking met de tandarts die de prothetiek uitvoert
  • Informeer de patiënt over de behandelopties en de behandelkeuze

Casuïstiek over pre-orthodontische orthodontie
Na de pauze sprak drs. E. Hoogeveen. De eerste casus betrof een patiënt met een gemutileerde dentitie, grote diastemen in de zijdelingse delen en naar mesiaal gekipte molaren. Het gekozen behandelingstraject was gericht op het oprichten van de molaren ten behoeve van prothetiek (brugwerk).

Het oprichten van molaren
Molaren kunnen worden opgericht op de volgende manieren:

  • Met behulp van (partieel) vaste apparatuur; indien gewenst kan de bracketpositie zodanig worden gekozen dat er geen onderlinge standsveranderingen zullen optreden in het “verankeringsblok”. Reactiekrachten op het hele segment blijven echter wel gelden.
  • Skeletale verankering (miniscrews).
  • Distaal van molaar. Voordeel: simpele biomechanica, nadeel: weinig controle.
  • Miniscrew mesiaal van molaar, ter ondersteuning van het verankeringsblok.
  • Bij implantaatgedragen prothetiek: gebruik maken van het uiteindelijke implantaat, waarbij de bracket op het implantaat geplaatst wordt. Nadeel: voldoende bot en ruimte in de tandboog zijn vereisten.

Implant-site development/orthodontic extraction:
Verder werd er besproken hoe een element dat als verloren wordt beschouwd kan worden benut voor het creëren van een gunstige ‘implant-site’. Door het element stapsgewijs te extruderen (maximaal 1 mm per maand) kan het botniveau naar coronaal worden verplaatst. Incisaal en palatinaal wordt het element beslepen om ruimte te bieden aan de extrusie. De circulaire gingivavezels dienen tijdens het actieve extrusieproces niet te worden gekliefd. Na de retentiefase wordt het element atraumatisch verwijderd en wordt er gelijk geïmplanteerd. Daarentegen, wanneer de behandeling gericht is op behoud en restauratie van een diep afgebroken element, worden de circulaire gingivavezels juist bij iedere activatie gekliefd, met klinische kroonverlenging/toegenomen ferrule als doel.

Bron: Verslag door Marieke Filius voor dental INFO van de Klinische avond van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde (CTM) van het UMC Groningen, in samenwerking met de Stichting PAOT Noord Nederland. Spreker Prof.dr. Yijin Ren

Prof. dr.Yijin Ren voltooide haar orthodontie specialisatie in 1996 (MSc, Beijing), en promoveerde in 2003 (Nijmegen). Sinds 2003 werkt ze full-time bij de afdeling Orthodontie van het Universitair Medisch Centrum in Groningen. Ze werd benoemd tot hoogleraar in 2007 en als hoofd van de afdeling Orthodontie in 2008. Drs.E.J. Hoogeveen voltooide in 2007 de studie tandheelkunde in Groningen en werkte gedurende 2 jaar als algemeen practicus in diverse tandartspraktijken. In 2009 startte hij met de opleiding Orthodontie van het UMC Groningen.

Jan 2013

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z

Mondhygiënist maakt het verschil voor behoud implantaat

Implantaatdragers hebben een grote kans op een ontsteking rondom het implantaat met botverlies. In een vroegdiagnostisch stadium kan een strak recall programma bij de mondhygiënist het verschil maken.

Verslag van de lezingen van implantoloog Ronnie Goené en mondhygiënist Patricia Sweet tijdens de NVOI-cursus Implantologie.

Als er eenmaal een implantaat is geplaatst, dan is het belangrijk dat de patiënt hiermee leert omgaan. Ook is het van belang dat de patiënt tevreden is met bijvoorbeeld de overkappingsprothese. Als de patiënt terugkomt om deze te laten plaatsen, is het verstandig hem even achter te laten bij de assistent of mondhygiënist. Sneller dan aan de tandarts, zal de patiënt aan deze persoon vertellen of hij tevreden is. Check ook of de patiënt zelf zijn prothese kan uitnemen. Zorg ervoor dat bij het plaatsen van een suprastructuur de patiënt ook een afspraak heeft met de mondhygiënist van wie hij instructies en voorlichting krijgt. Dit is van essentieel belang.

Peri-mucositis en peri-implantitis
Jaarlijks worden er 200.000 implantaten geplaatst en in Nederland zijn er bijna 3000 mondhygiënisten. Dit betekent dat een mondhygiënist gemiddeld 250 patiënten met een implantaat in het patiëntenbestand zou moeten zien. Het is belangrijk dat patiënten met implantaten de mondhygiënist trouw bezoeken, omdat er vaak sprake is van peri-mucositis en peri-implantitis. Peri-mucositis houdt in dat er bloeding aanwezig is rond het implantaat. Zoals we bij natuurlijke elementen gingivitis kennen. En zoals we in de natuurlijke dentitie parodontitis kennen, is er bij peri-implantitis naast bloeding ook sprake van botafbraak.

Diagnose
Het diagnosticeren van peri-implantitis gaat echter anders dan het diagnosticeren van parodontitis. De opbouw van zachte weefsels rondom een implantaat verschilt niet wezenlijk van de weefselstructuur zoals we dat kennen rondom natuurlijke gebitselementen: 1 mm sulcusepitheel, 1 mm aanhechtingsepitheel en 1 mm bindweefsel. Bij gebrek aan wortelcement bij een implantaat is echter de oriëntatie van de vezels in het bindweefsel anders dan bij natuurlijke gebitselementen. Het gevolg hiervan is dat je bij sonderen rondom een implantaat veel minder weerstand ondervindt en bijna regelrecht op het bot belandt. Meten met een gestandaardiseerde druksonde is daarom van essentieel belang
Een meting van 5 mm hoeft niet direct te betekenen dat iemand peri-implantitis heeft. Het gaat om het verschil met de 0-meting. De 0-meting moet plaats vinden na 4-6 weken na het plaatsen van de implantaat. Vervolgens zal bij elk bezoek moeten worden gemeten en genoteerd. Pas als de meting meer dan 2 mm dieper is dan de 0-meting, moeten de alarmbellen gaan rinkelen. Een röntgenfoto is dan een eerste aanvullend diagnosticum.
Wel geldt dat elke pocket van meer dan 3 mm een mogelijke niche is voor bacteriën.

Risicofactoren
Er is een aantal risicofactoren voor peri-implantitis. Deze zijn:

  • Roken
  • Slechte mondhygiëne
  • Slecht reinigbare suprastructuur
  • Parodontale historie
  •  Cementresten

Uit recent onderzoek, uitgevoerd in een algemene praktijk waarin de patiënten met implantaten in een strak recall programma zijn opgenomen, komt naar voren dat bijna alle rokers (86%), die niet (regelmatig) de mondhygiënist bezoeken, peri-implantitis ontwikkelen.

Structureel onvoldoende mondhygiëne (plaquescore >2) leidt tot een 14x zo grote kans op het op termijn ontwikkelen van peri-implantitis. Ook een verleden van parodontitis verhoogt de kans op het ontwikkelen van peri-implantitis (90 % vs 96,5% overleving na 10 jaar).

Citroensap
Wat er precies gedaan moet worden bij peri-implantitis, is nog niet helemaal duidelijk en wordt onderzocht. Veel verder dan chirurgisch benaderen en proberen het oppervlak van een implantaat te reinigen is men nog niet gekomen. Waarmee is ook op dit moment niet helder. Onderwerp van onderzoek is bijvoorbeeld het effect van citroensap. Ook zouden de windingen van een implantaat weggeslepen en het oppervlak daarna gepolijst kunnen worden. De reinigbaarheid wordt hiermee vergroot maar is in de esthetische zone natuurlijk geen acceptabele oplossing. Soms wordt geprobeerd het bot weer op te bouwen. Helaas zijn ook daarmee de resultaten niet goed voorspelbaar.

Voorkomen is beter dan genezen
Preventief periodiek onderzoek is dus van wezenlijk belang, omdat bij het ontstaan van peri-implantitis ons tot nu toe geen goede mogelijkheden ter beschikking staan. Trouw naar de mondhygiënist gaan, vrijwaart vrijwel 100% van de niet-rokers van peri-implantitis. Bij patiënten die niet roken maar het niet zo nauw nemen met regelmatig bezoek aan de mondhygienist wordt in 8% van de gevallen peri-implantitis geconstateerd. Bij rokers is dit percentage 47%, vrijwel allemaal bij diegene die niet deelnemen aan een recall programma.

Vergelijkbare percentages zien we bij patiënten met een geschiedenis van parodontitis. De combinatie van ex-paro, niet (kunnen) stoppen met roken en onregelmatig bezoek aan een mondhygiënist is een vrijwel trefzekere kans op mislukken. Levenslange nazorg is daarom van het grootste belang.

Periodiek Preventief Onderzoek
Als eerste zal de gezondheid van de weefsels rond het implantaat moeten worden gecheckt.

Gezond
Als de mondhygiënist een gezonde situatie aantreft, dan is het belangrijk om de patiënt te blijven motiveren en opnieuw te instrueren. Er hoeft enkel gepolijst te worden met een rubber cupje en niet-abrasieve pasta.

Peri-mucositis
Bij peri-mucositis moet er, naast instructie en voorlichting, een professionele gebitsreiniging worden ingezet. De patiënt zal elke drie á vier maanden moeten terugkomen. Dit mag met een gewone ultrasone paro-tip, Kunststof curettes zijn in het algemeen te dik om effectief submucosaal te kunnen reinigen Etsgel maakt tandsteen supragingivaal makkelijker te verwijderen, maar ook dit kan het implantaat beschadigen. Spoelen met chloorhexidine (0,05% of 0,12%) heeft geen toegevoegde waarde blijkt uit onderzoek.. Met de instructie om dagelijks chloorhexidinegel (1%)op de ragers aan te brengen worden daarentegen sinds kort goede resultaten geboekt. Interdentaal reinigen met superfloss wordt alleen geadviseerd in de esthetische zone. In alle overige situaties blijft een rager de voorkeur houden.

Peri-implantitis
Ontstaat er toch peri-implantitis of is de patiënt te laat verwezen, dan zal de mondhygiënist op zijn beurt moeten verwijzen. Op macro niveau zijn de windingen immers niet te scalen, op microscopich niveau het oppervlak evenmin. Ook van een niet chirurgische behandeling met een airflow is veel verbetering te verwachten. Wat rest is een niet per definitie succesvolle chirurgische behandeling. Voorkomen is dus beter dan genezen!!

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Bron: Congres Implantologie Het Overzicht van de NVOI, juni 2012.

Ronnie Goené is implantoloog op de afdeling Mondziekten en Kaak, en Aangezichtschirurgie van het ACTA/ VUmc Amsterdam. Hij studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 richtte hij, samen met anderen, de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam op. De afgelopen 10 jaar houdt hij zich vooral bezig met het ontwikkelen van interdisciplinaire behandelstrategieën ten behoeve van patiënten met complexe tandheelkundige problemen. Hij is oud bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) (1979-1990) en van de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI) (1995-2009). Van zijn hand zijn publicaties verschenen op het gebied van de parodontologie en implantologie en hij geeft frequent voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland op het gebied van de implantologie.

Patricia Sweet is mondhygiënist. Zij heeft haar opleiding tot mondhygiënist gevolgd aan de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Amsterdam. Na enkele jaren in verschillende praktijken te hebben gewerkt, heeft zij zich in 1999 zelfstandig gevestigd in Amsterdam. Haar dagelijkse werkzaamheden zijn de afgelopen jaren in toenemende mate gaan bestaan uit de voor- en nazorg van patiënten met implantaten.


Jan 2013

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Gat in het kaakbot: atraumatisch extraheren en socket preserveren

Speciale instrumenten en technieken helpen bij het atraumtisch verwijderen van gebitselementen. Toch ontstaat er vaak een vormverandering van de processusalveolaris. Het opvullen met botsubstituut zou uitkomst kunnen bieden.

Verslag van de lezing van tandarts, implantoloog Ronnie Goené en specialist in mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie Jacques Baart tijdens het NVT-congres Het Gat.

Atraumatisch
Waren we in het verleden gewend stevig de tang te zetten op een gebitselement dat moest worden geëxtraheerd, tegenwoordig doen we dat anders, met een beter voorspelbaar eindresultaat. De reden is dat in het vervolgtraject na de extractie soms een implantaat geplaatst moet worden. Komt er onverwacht een buccale botwand mee dan hebben we een botsubstituut nodig.

Bundle Bone
Maar ook zonder afbreken van de buccale botrand krimpt de deze botwand vaak extra. Dit komt door het verdwijnen van het zogenaamde ‘bundle bone’. Bundle bone is de binnenbekleding van een extractie alveole waarin de vezels van het pardontale ligament insereren. Samen met het wortelcement en het parodonale ligament vormt het bundlebone een functionele eenheid.

Inschatting
Bij het streven naar een a-traumatische extractie speelt de inschatting of deze tand of kies zonder problemen kan worden geëxtraheerd, een belangrijke rol. Als de kroon tijdens de extractie afbrokkelt moeten de wortelresten chirurgisch worden verwijderd. Het is mogelijk deze intra-alveolair te verwijderen. Dat wil zeggen dat de verwijdering mogelijk is zonder bot te verwijderen en ook zonder het mucoperiost af te schuiven. Daartoe wordt na verdoving de kroon met een fissuurboor verwijderd van de wortels. Daarna wordt weer met een fissuurboor een groeve gemaakt om in de bovenkaak palatinaal van buccaal en in de onderkaak mesiaal van distaal te scheiden. Met een rechte hevel worden nu de wortels gesplitst en stuk voor stuk verwijderd. In de bovenkaak eerst de palatinale wortel, dan worden de mesiale en distale wortel van elkaar gesplitst. Daarna kunnen de disto-buccale wortel en tot slot de mesio-buccale wortel atraumatisch worden verwijderd. In de onderkaak wordt eerst de distale wortel verwijderd en vervolgens vanuit mesiaal de mesiale wortel.

Alveole opvullen
Systematische analyse van de literatuur schetst het beeld dat in die situaties waarin na een extractie geen preserverende maatregelen werden genomen, de noodzaak van botaugmentatie op het moment van implanteren met een factor 10 toeneemt. De tandarts kan bij een extractie ook zelf de alveole opvullen. Bijvoorbeeld met een blokje Bio Oss CollagenR dat wordt bevochtigd met fysiologisch zout. Vervolgens kan het blokje in kleine stukjes worden geknipt en in de alveole worden gebracht.

Gebruik van botsubstituut
De hele alveole, als deze later voor een implantaat gebruikt wordt, kan worden uitgevuld met een botsubstituut. Daarna wordt dit afgewerkt met een kruishechting of met een lapje mucosa of met een membraan en wordt het geheel verstevigd met een kruishechting. De alveole heeft 90 dagen nodig voor herstel.

Er is een wetenschappelijk onderzoek geweest naar een groep patiënten met alveolen gevuld met Bio Oss en een controlegroep die geen Bio Oss kreeg. Bij de laatste groep was er meer dan 20% vormverlies.

Nog een belangrijk cijfer is dat het implantatenpercentage, dat na 5 jaar los gaat zitten, ongeveer 5 procent is.

Ronnie Goené is implantoloog op de afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie in het VUMC Amsterdam. Hij studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 richtte hij, samen met anderen, de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam op. De afgelopen 10 jaar houdt hij zich vooral bezig met het ontwikkelen van interdisciplinaire behandelstrategieën ten behoeve van patiënten met complexe tandheelkundige problemen. Goené is oud-bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) (1979-1990) en van de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI) (1995-2009). Van zijn hand zijn publicaties verschenen op het gebied van de parodontologie en implantologie en hij geeft frequent voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland op het gebied van de implantologie.

Jacques Baart studeerde tandheelkunde in Nijmegen en specialiseerde tot kaakchirurg in Amsterdam. Vanaf 1979 is hij als specialist verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie VUmc en aan ACTA te Amsterdam. Hij vervult daar de rol van afwisselend chef de clinique, chef de policlinique, werkplekmanager en docent. In de patiëntenzorg richt hij zich vrijwel uitsluitend op kaakchirurgie bij kinderen. Hij is (mede) auteur van meer dan 125 wetenschappelijke artikelen en van enkele leerboeken, waaronder ‘Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie’ en ‘Lokale Anesthesie in de Tandheelkunde’.


Bron: Verslag door Marian Vrolijk voor dental INFO van de lezing van Ronnie Goené en Jacques Baart tijdens het NVT-congres Het Gat, november 2012.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Makkelijker leven met negatieve emoties

Negatieve emoties zijn inherent aan het menselijk bestaan. Accepteer dat, en het leven wordt een stuk makkelijker. Een lesje Acceptance and commitment therapy door klinisch psycholoog en psychotherapeut Ando Rokx.

Volgens Ando Rokx hebben we monstertjes in ons hoofd. Die monstertjes bepalen ons gevoel en ons gedrag. We zijn namelijk overgeleverd aan triggers en we zijn net de hondjes van Pavlov. De triggers voeden de monsters, et voila…een conflict! Als we weten wie die monstertjes precies zijn, kunnen we conflicten beter begrijpen en ligt de oplossing volgens Rokx binnen handbereik.

Spam
“Stress is als spam in je hoofd”, stelt Rokx. “Stel dat uw werkgever zegt: ‘Ik wil zo even met je praten.’ Welke gedachten komen bij een dergelijke mededeling in u op? U gaat denken, denken en nog eens denken; alsof u een woord in Google invoert en alles wat er maar een beetje mee te maken heeft, als een hit te voorschijn komt. Dit bepaalt uw gedrag.
Door onze ervaringen zitten we vol met vooroordelen. Als we feiten zien of horen, dan hebben we daar al snel een oordeel over: “Je bent vast iemand die…” Vrijwel meteen groeit er een monstertje in ons hoofd dat te pas en te onpas te voorschijn komt. Voor u het weet bent u drukker met uw eigen monstertjes dan met de ander. U gaat maar door met uw argumenten, maar niemand luistert meer. U maakt namelijk geen contact meer. Mensen geven u maar gelijk, maar ondertussen….”

Stapje terug
Sta in zo’n conflict eens stil bij waar het in de kern om ging, adviseert Rokx. “Regelmatig dwaalt de ruzie af en worden er oude koeien uit de sloot gehaald. Vraag uzelf af hoe u met elkaar om zou willen gaan. Dus probeer de strijd niet te winnen, maar doe een stapje terug. Accepteer dat andere mensen een andere route willen nemen. Zeg gewoon dat ze gelijk hebben, als ze gelijk hebben.” Rokx erkent dat het moeilijk kan zijn compassie voor de ander op te brengen. “Het roept misschien gruwelijke gevoelens op, maar het is niet het einde van de wereld.”

Kop in het zand
Geluk is de culturele norm. In bladen en op televisie zien we gelukkig glimlachende gezinnen. En er worden nogal wat medicijnen verkocht om gelukkig te worden. “Maar het sprookje is niet waar”, weet Rokx. “Als we altijd maar zeggen dat het goed met ons gaat, dan liegen we. Iedereen is wel eens ongelukkig.” Steken we onze kop in het zand, dan worden onze problemen ‘vervuilde pijn’. Ook negatieve emoties moeten geventileerd worden. Houdt u ze voor uzelf, om kritiek en conflicten te voorkomen, dan creëert u juist een onaangename afstand tussen u en andere mensen.”

Wat dan wel?

  • Accepteer dat negatieve emoties inherent zijn aan het menselijk bestaan.
  • Weet dat verzet averechts werkt.
  • Erken en aanvaard het.
  • Zie in dat uw emotie iets anders is dan de werkelijkheid.

Door: Lieneke Steverink-Jorna


Bron: Voorjaarscongres ‘Conflict: distantiëren of confronteren?’ van de NVvK en VBTGG, 2012.

Drs. Ando Rokx is klinisch psycholoog/psychotherapeut en werkzaam bij de polikliniek stemmingsstoornissen van GGNET in Apeldoorn. Hij studeerde psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en werd klinisch psycholoog aan de RINO-Noord-Holland. Hij was werkzaam in verschillende sectoren van de ggz; verslavingszorg, klinische psychiatrie, forensische psychiatrie en ambulante psychotherapie. Naast zijn werk als behandelaar is hij actief met de promotie en implementatie van ACT middels lezingen, workshops en publicaties. Ook was hij betrokken bij verschillende televisieprogramma’s waaronder De Rode Kamer van de KRO. In juni van dit jaar verscheen zijn boek “Het Leven is Geen Feest; de mythe van het maakbare geluk”.

Jan 2013

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z, Werken met plezier
hoofd en hals

Hoofd- en halszaken in de tandartspraktijk

Patiënten kunnen zich met een klacht in het hoofd-halsgebied zowel tot een huisarts als tot een tandarts wenden. De Vereniging Medische Tandheelkundige Interactie (VMTI) wijdde hun jaarlijkse congres aan hoofd- en halszaken.

Zwelling
Als eerste besprak Ludi Smeele zwellingen in de hals. Hij wees erop dat hiervoor geen recente richtlijn bestaat: de CBO richtlijn voor diagnostiek van verdachte halsklierzwellingen stamt uit 1984. Volgens Smeele moeten zorgverleners in de eerste lijn zich primair focussen op de vraag of een zwelling onschuldig is.

Antibiotica
Robert van Es behandelde in zijn voordracht allerlei bacteriële infecties in het hoofd-halsgebied, waaronder odontogene infecties, sinusitis, parotitis en cervicale infecties. Hij stelde dat antibiotica bij odontogene infecties alleen geïndiceerd zijn bij lokale
verslechtering en systemische verschijnselen.

Slijmvliesafwijkingen
Jan de Visscher toonde een groot aantal slijmvliesafwijkingen. Omdat deze geen klachten geeft, is een patiënt zich niet bewust van de aanwezigheid ervan. Gelukkig zijn de meeste slijmvliesafwijkingen onschuldig. Enkele, zoals leukoplakie, zijn echter wel potentieel premaligne. Helaas blijkt behandeling van leukoplakie nauwelijks effect op de transformatie tot carcinoom te hebben.

Oorzaken pijn hoofd- en halsgebied
Mogelijke oorzaken van pijn in het hoofd- en halsgebied werden besproken door Boudewijn Stegenga. Omdat de locatie waar de pijn zijn oorsprong heeft niet gelijk hoeft te zijn aan de plaats waar deze wordt waargenomen, bestaat de kans dat patiënten bij de ‘verkeerde’ zorgverlener terechtkomen. Stegenga ging daarom uitvoerig in op allerlei oorzaken voor misdiagnostiek.

Psychopathologie
Tot slot toonde Eelco Hakman aan de hand van videofragmenten dat sommige orofaciale klachten ook het gevolg kunnen zijn van onderliggende psychopathologie. Volgens hem is het niet moeilijk om de betreffende psychische problemen te identificeren. Als je goed luistert naar de patiënt dan vertelt deze het vaak zelf. Het maken van een tijdslijn van levensgebeurtenissen kan hierbij een nuttig hulpmiddel zijn.

Volgende VMTI-congres: 3 oktober 2013
Op 3 oktober 2013 vindt het VMTI-congres ‘Tussen de oren’ plaats.

Bron:
Verslag van het VMTI-congres ‘Hoofd en halszaken in de huisarts- en tandartspraktijk”, 11 oktober 2012 door NTvT, H.S.
Brand.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Ondanks koudeprikkel pijnloos en smakelijk congres Gevoelige tandhalzen

Zaterdag 17 november stond het jaarlijkse wetenschappelijke congres van het Ivoren Kruis in het teken van gevoelige tandhalzen. Het congres met de aansprekende titel Gevoelige tandhalzen Het laat je niet koud! werd goed bezocht door tandartsen, mondhygiënisten, (preventie)assistenten, docenten en studenten. Alle stoelen in de prachtige collegezaal in het moderne ACTA-gebouw waren gevuld.

Het Ivoren Kruis verraste de congresbezoekers met een smakelijk en pijnloos programma. Gelukkig hadden de congresgasten zelf niet zo veel last van gevoelige tandhalzen. De raketjes die tussen de voordrachten werden uitgereikt, werden met smaak verorberd. De relatie tussen koudeprikkel en tandhalsgevoeligheid werd op deze manier op een humoristische manier onder de aandacht gebracht.

Gevoelige tandhalzen vooral probleem einddertigers
Dr. Schelte Fokkema MSc was dagvoorzitter en tevens spreker op het congres. De tandarts-parodontoloog – tot voor kort hoofddocent bij de opleiding Mondzorgkunde Utrecht – gaf een uitvoerige uiteenzetting over gevoelige tandhalzen. Het fenomeen gevoelige tandhalzen wordt gekarakteriseerd door een korte scherpe pijn vanuit blootliggend dentine als reactie op een prikkel
(temperatuur, verdamping, aanraking, osmotisch en chemisch) die niet kan worden toegeschreven aan een andere pathologie. Het komt met name voor bij de premolaren en de cuspidaten (vestibulair en cervicaal) bij 8 tot 75 van de volwassenen, voornamelijk bij einddertigers. Glazuurverlies en gingivarecessie veroorzaken tandhalsgevoeligheid. Vooral een dunne gingiva kan makkelijk tot recessie leiden. In zijn voordracht lichtte Schelte toe dat tandhalsgevoeligheid niet kan optreden zonder recessie.

Tandpasta en tandhalsgevoeligheid
Prof. dr. Cor van Loveren, voorzitter van het Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten en bijzonder hoogleraar preventieve tandheelkunde bij ACTA, ging in op tandpasta’s, de samenstelling en de werking ervan bij gevoelige tandhalzen. Erosie is een dominante factor in lokalisatie en initiatie van tandhalsgevoeligheid. Tandenpoetsen met tandpasta bevordert dit proces. Abrasieve werking kan zowel positief als negatief werken: het kan een smeerlaag op de open tubuli aanbrengen, maar bij langer poetsen de smeerlaag ook weer verwijderen. Tandpasta aanbrengen daar waar nodig is belangrijk en naspoelen met tandpastaslurry kan ook positief effect geven. In zijn voordracht kwamen duidelijk groepen ingrediënten (K-nitraat, K-citraat, Sr-acetaat en -chloride, Novamin, Proarginine, Sn-zouten) naar voren die een positief effect op gevoelige tandhalzen kunnen hebben. Het is uiteindelijk de patiënt die aangeeft of een tandpasta effect heeft of niet. Van Loveren benadrukte dat het de moeite kan zijn tandpasta’s uit verschillende ingrediëntcategorieën te proberen, als er bij een variant uit een bepaalde categorie geen resultaat wordt gemerkt.

Beslisboom gevoelige tandhalzen in de mondzorgpraktijk
Na de lunch informeerde prof. dr. Luc Martens van de universiteit Gent het publiek over het protocol (beslisboom) bij gevoelige tandhalzen in de mondzorgpraktijk. Wat zijn de stappen die je in de praktijk met de patiënt moet doorlopen? Een patiënt met blootliggend dentine hoeft geen pijn te ervaren. Verdere screening is wel van belang. Waarom ligt de wortel bloot? Wat kunnen ideeën zijn het proces verder te stoppen? Preventietherapieën gericht op voeding, poetsen, gebruik tandpasta kunnen soelaas bieden. Patiënten die wel pijn ervaren, kunnen de vraag gesteld worden of de pijn hun kwaliteit van leven beïnvloedt. Is dat niet het geval dan is instructie aan de patiënt over te gebruiken middelen en het voorkómen van bevorderende factoren en stimuli vaak voldoende. Zodra de kwaliteit van leven negatief wordt beïnvloed, komt ‘management’ van de gevoelige tandhalzen aan de orde. Een uitgebreid onderzoek is nodig waarin de practicus de diagnose moet bevestigen door uitsluiting van alle andere mogelijke oorzaken. Soms is instructie (voeding, tandenpoetsen, tandpasta, spoelmiddel) van patiënten voldoende. Ook kan een niet-invasieve behandeling (fluoride, glutaraldehyde, dentinebonding of lasertherapie) of een invasieve behandeling (mucogingivale chirurgie of pulpectomie) nodig zijn.

Bron:
Ivoren Kruis

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z

Burn-out: conflict tussen verwachting en realiteit

Wat maakt ons vak leuk? En doen we wel genoeg wat we leuk vinden? Psycholoog Ronald Gorter over uitputting en het hervinden van bevlogenheid en toewijding.

Verwachtingen
Werken met mensen, mensen helpen, lekker knutselen, eigen baas zijn, verzekerd zijn van een baan; stel een zaal vol congresgangers of jonge studenten de vraag waarom zij voor een carrière als tandarts hebben gekozen, en dit zijn de meest voorkomende antwoorden.

Psycholoog Ronald Gorter, gespecialiseerd in sociale tandheelkunde, legde tijdens het voorjaarscongres van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK) en de Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidszorg voor Gehandicapten (VBTGG) uit hoe verwachtingen van het vak soms in conflict kunnen komen met de realiteit.

Energie
Om geen burn-out te krijgen is het belangrijk om in balans te zijn: de eigen draagkracht en de draaglast zijn in evenwicht. Als de draaglast hoger wordt dan de draagkracht, kan een burn-out ontstaan. Gorter: “Er moeten factoren in het beroep zijn die energie geven, want we geven zelf veel energie door. Zeker de mensen die met kinderen en gehandicapten werken.”

Gorter vroeg de congresgangers om zaken die energie vreten, zogenoemde stressoren. Vanuit de zaal werden enkele belastende werkzaamheden genoemd:

  • Werkdruk
  • Financiën
  • Administratie
  • Personeelsbeleid uitvoeren / teamaspecten
  • Sommige contacten met patiënten
  • Invloed van het werk op het privéleven
  •  Werkinhoud

Veelal zaken dus waarvan de meeste tandartsen van te voren niet wisten dat ze er zoveel mee te maken zouden krijgen. Zaken ook die vaak lastig veranderbaar en soms helemaal niet omkeerbaar zijn.
Gorter: “Op veel dingen waarmee we te maken krijgen op ons werk, zijn we slecht voorbereid. We dachten tandheelkunde te gaan bedrijven, maar uiteindelijk zijn we ondernemers en runnen we een bedrijf waar toevallig ook nog tandheelkunde wordt bedreven.
En in hoeverre ben je nou eigenlijk echt eigen baas? Uiteindelijk blijven we afhankelijk van anderen.”

Uitputting
Een burn-out wordt getypeerd door emotionele uitputting. “Uw personeel merkt iets aan u. U bent veranderd. De sprankel is eraf. U bent kortaf en dat krijgt u terug op uw boterham.” Er is sprake van depersonalisatie en cynisme. Uiteindelijk wordt men door de uitputting minder bekwaam.
Het meest bevattelijk voor een burn-out zijn mensen tussen de 45 en de 49 jaar. Gorter: “Ook het ‘ik-zeg-graag-ja-type’ en het ‘ik-kan-geen-nee-zeggen-type’ krijgen sneller een burn-out. Deze tandartsen willen graag aardig gevonden worden. En het zijn controlfreaks.”

Het aantal mondzorgers met een burn-out is overigens vrij laag, stelt Gorter. De arbeidssatisfactie is hoog: op een schaal van 1-5 (1 = erg laag, 5 = erg hoog) geven we het beroep een 3,8.
Tandartsen die hun loopbaan starten met een grote praktijk, hebben volgens de psycholoog wel een grotere kans op een burn-out. Grote financiële investeringen verhogen de werkdruk.

Bevlogen en toegewijd
“Hoe blijven we bevlogen en toegewijd zonder uitputting, cynisme en verlies van competentie? Wat is de grote truc? Bedenk wat u energie geeft en neem dat mee naar huis”, adviseerde Gorter.

De zaal bedacht:

  • Direct resultaat van het werk
  • Patiëntenzorg
  • Het ambachtelijke aspect
  • Hulpverlenende kwaliteiten
  • Eigen ondernemerschap
  • Lange-termijnresultaat
  • Professionele contacten

Coach
Een coach kan helpen om verwachtingen en realiteit dichter bij elkaar te brengen. Dat kan door middel van visieontwikkeling: het (her)ontdekken van persoonlijke talenten en motivaties, en de vertaling hiervan naar een nieuwe visie op hoe deze verder te ontwikkelen in (en buiten) het werk.

Samenvattend beschreef Gorter een tevreden tandarts als volgt:

  • Geeft sturing aan uitoefening beroep
  • Realiseert zich dat werk niet alles biedt
  • Maakt tijd voor hobby, interesse, e.d.

Door: Lieneke Steverink-Jorna
Bron: Voorjaarscongres ‘Conflict: distantiëren of confronteren?’ van de NVvK en VBTGG, 2012.


Dr. Ronald C. Gorter is psycholoog, als UHD gespecialiseerd in sociale tandheelkunde. Sinds 1990 doceert hij tandarts-patiëntcommunicatie bij de sectie Sociale Tandheelkunde & Voorlichtingskunde (ACTA). In het onderwijs is hij onder meer betrokken bij curriculumvernieuwingen, didactische begeleiding van docenten, toetsing van professioneel gedrag en kwaliteit van bij- en nascholing. Hij verricht onderzoek naar werkdruk en burn-out in de tandheelkunde, alsmede de stimulerende aspecten van het
werken als tandarts. Ook verricht hij onderzoek naar communicatie binnen het tandheelkundig team. Hij publiceerde over deze onderwerpen in diverse binnen- en buitenlandse wetenschappelijke tijdschriften en is de auteur van een boek over burn-out bij tandartsen.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z, Werken met plezier
Domingo Martin

Het belang van samenwerking bij orthodontie

De wereldberoemde orthodontist Domingo Martin gaf tijdens een symposium het belang aan van samenwerking tussen orthodontie en de vakgebieden parodontologie, implantologie, prothetische tandheelkunde, esthetische tandheelkunde en orthognathische chirurgie.

In het voorjaar organiseerde de Booy Foundation in NH Conference Centre Sparrenhorst te Nunspeet een tweedaags symposium met als thema Interdisciplinary treatment: the future of orthodontics. De wereldberoemde orthodontist Domingo Martin gaf daarbij een actueel overzicht van interdisciplinaire samenwerking op het gebied van de orthodontie.

Domingo Martin is een internationale autoriteit op het gebied van gecombineerde orthodontische en tandheelkundige behandelingen. Tijdens het symposium besprak hij de state-of-the-art op het gebied van samenwerking tussen orthodontie en de vakgebieden: parodontologie, implantologie, prothetische tandheelkunde, esthetische tandheelkunde en orthognathische chirurgie.

Al meer dan 15 jaar werkt Domingo Martin intensief samen met uiterst gerenommeerde clinici. Aan de hand van talloze case reports liet hij zien hoe volwassenen met ernstige skeletale orthodontische afwijkingen, parodontale aandoeningen, gemutileerde dentities en TMD succesvol in interdisciplinair verband met orthodontie, implantologie, prothetische tandheelkunde en orthognathische chirurgie behandeld kunnen worden. Domingo Martin toonde in zijn presentaties overtuigend aan dat samenwerking tussen verschillende mondzorgverleners op het gebied van de orthodontie tegenwoordig beslist een must is.

Uitgangspunten interdisciplinaire behandeling

Interdisciplinair behandelen en verwijzen
Voordat er voor een behandeling wordt gekozen, is het belangrijk de patiënt te informeren over alle behandelingen die tot de mogelijkheid behoren. Op deze manier kan de patiënt weloverwogen beslissingen nemen. Het is een valkuil om als behandelaar voor de patiënt te gaan denken. Wanneer de patiënt een bepaalde behandeling heeft gekozen, moet u zichzelf de vraag stellen of u in uw eentje deze behandeling tot een esthetisch en functioneel resultaat kan brengen. Kunt u dit niet, omdat de behandeling gecompliceerd is en daarvoor meerdere specialisten vereist zijn, dan zult u de patiënt moeten doorverwijzen.

Behandelplan
Wanneer u interdisciplinair behandelingen wilt gaan uitvoeren is het van belang een behandelplan op te stellen. In dit behandelplan moeten alle behandelaren, en vanzelfsprekend ook de patiënt, zich kunnen vinden en moet de behandelvolgorde duidelijk zijn. Dit plan wordt vervolgens aan de patiënt meegegeven. Tijdens het uitvoeren van de, met elkaar afgestemde, behandelingen is het essentieel uw collega’s te blijven informeren over de voortgang. Daarbij geldt dat een geschreven brief in het algemeen eerder en beter wordt gelezen dan wanneer deze getypt is.

Oorspronkelijke behandelaar
Het kan voorkomen dat een collega zijn patiënt naar u heeft verwezen, maar dat u een behandeling wilt uitvoeren waarbij verwijzing naar een ander teamlid noodzakelijk is. Bij deze verwijzing dient u te vermelden bij wie de patiënt oorspronkelijk onder behandeling is, zodat de eigen tandarts goed op de hoogte gehouden blijft en niet ‘buiten spel’ wordt gezet. Om problemen met collega’s te voorkomen, is het ook verstandig nooit een beugel te verwijderen voordat u toestemming heeft van de eigen tandarts van de patiënt.

Voorbereidingen op orthodontische behandeling
Voordat er gestart wordt met een orthodontische behandeling, is het belangrijk om van alle volwassenen een Cone Beam CT te maken om de staat van de condyli te kunnen beoordelen. Wanneer er geen sprake is van een stabiele condylaire positie, moet er door de patiënt gedurende 3-4 maanden 24 uur per dag een splint worden gedragen om dit te bewerkstelligen.
Vervolgens kan een bijtplaatje worden geplaatst die zorgt voor disarticuleren en die molaren kan oprechten zonder dentaal trauma. Het bijtplaatje heeft anterior stops en alleen retentie in de zijdelingse delen. Het relaxeert bovendien de musculatuur. Het bijtplaatje moet worden gedragen voor aanvang van de parodontale behandeling.

Implantologie
Bij interdisciplinaire behandelingen is het verstandig om vroeg te anticiperen op de volgende behandeling. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van implantaten, kunt u de patiënt het beste ongeveer vier maanden voor de start van de orthodontische behandeling naar de implantoloog sturen. Op het abutment van het implantaat kunnen voor de verankering cementbanden of een kroon worden geplaatst. Een kroon is echter een erg dure oplossing. Op de implantaten kunnen grote krachten worden uitgeoefend. Wanneer een implantaat verloren gaat bij een orthodontische behandeling, is dit in geen geval het gevolg van orthodontische krachten.

Occlusie en TMJ klachten
Occlusie wordt vaak vergeten bij orthodontische behandelingen, omdat er voornamelijk op de esthetiek wordt gefocust. Occlusie is echter essentieel om TMJ- klachten (TMJ=temporomandibulaire joint, oftewel het kaakgewricht) te voorkomen.
TMJ klachten kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt worden door een primair contact in de posterieur regio. Het gebit probeert deze posterieure interferentie te vermijden, waardoor een horizontaal kauwpatroon en dientengevolge slijtage ontstaat. Er is echter geen sprake van slijtage op het element met het primaire contact. Door het dragen van een splint kunnen de TMJ klachten opgeheven worden. Vervolgens kan de occlusie gecorrigeerd worden met behulp van orthodontie en chirurgie.

Niet-orthodontische oplossingen
Wanneer er geen sprake is van slijtage, kunnen ongelijke incisale randen met de boor rechtgemaakt worden. Dit heet ‘grinding’. Grinding is een snelle, gemakkelijke oplossing en zorgt bovendien voor een betere kroon/wortelverhouding. De incisale randen moeten na het grinden altijd afgesloten worden met een laagje composiet. Ook kunnen de incisale randen in een rechte lijn komen te staan door alleen composiet aan te brengen. In het kader van interdisciplinaire samenwerking is het wel van belang dit eerst met de tandarts te overleggen.

Het belang van een goede occlusie
Er is sterk bewijs voor de associatie tussen occlusale discrepantie en de progressie van parodontitis. Occlusale behandeling kan de progressie van parodontitis significant laten dalen en kan dus een belangrijke therapie vormen bij de behandeling van parodontitis. Uit de literatuur blijkt dat er significant grotere winst van klinische parodontale aanhechting plaatsvond bij patiënten die occlusale aanpassing hadden gehad. Daarnaast worden occlusale discrepanties geassocieerd met diepere pockets en meer aanhechtingsverlies.

Parodontale behandeling
Een goede parodontale behandeling vormt volgens dr. Domingo Martin de sleutel tot succes. Bij het ontstaan van parodontitis is het ontstekingsproces natuurlijk de primaire factor, maar daarbij spelen occlusale krachten een secundaire rol. Het doel van een parodontale behandeling is dus niet alleen het elimineren van de parodontitis, maar ook het besturen van occlusale krachten.

Een deel van de parodontale behandeling kan bestaan uit parodontale regeneratie met behulp van Emdogain. Emdogain is geïndiceerd bij één-, twee- of driewandige infrabonydefecten en bij klasse II furcaties. De prognose na het aanbrengen van Emdogain is beter naarmate het defect smaller is, meer wanden heeft en de initiële pocketdiepten dieper zijn. Ook geen bloeding na sonderen, niet-rokers en primair sluiten na het aanbrengen van Emdogain zijn factoren die een positieve invloed hebben op de prognose.

De parodontoloog en orthodontie
De parodontoloog bepaalt of een tand/kies geïntrudeerd of geëxtrudeerd kan worden. Wanneer een element 3-4 mm geëxtrudeerd wordt, is een endodontische behandeling geïndiceerd. Extrusie van elementen kan het gingiva- en botniveau naar beneden brengen. Wanneer je een element wilt extraheren en deze met een implantaat wilt vervangen, kan dit uitkomst bieden wanneer er sprake is van bot- en aanhechtingsverlies. Door de tand langzaam te extruderen, groeit er bot en gingiva mee. Wanneer je het element daarna pas extraheert, kan het implantaat geplaatst worden bij een beter botniveau en zal er vervolgens een betere esthetiek ontstaan. Deze ortho-extrusie zorgt dus voor een beter resultaat na implanteren. Het principe dat dr. Domingo Martin hierbij hanteert, is: ‘A hopeless tooth is not a useless tooth’.

Ontwikkelingen in de implantologie
Een patiënt kan de twee centrale incisieven missen door agenesie of trauma. In deze regio is esthetiek essentieel, maar bij het plaatsen van implantaten vaak lastig te verkrijgen door het ontbreken van een geschikt bot- en gingivaniveau. Daarom is het een goede oplossing om de laterale incisieven met behulp van orthodontie op de plaats van de centrale incisieven te brengen. Deze laterale incisieven kunnen met kronen of composiet vervolgens omgevormd worden tot centrale incisieven. Het diasteem is dus verplaatst naar de regio’s van de laterale incisieven. Hier is nu echter wel een optimale regio voor het plaatsen van implantaten ontstaan. Ter vervanging van de laterale incisieven worden implantaten geplaatst, waardoor een goede esthetiek van het front behaald wordt.

7 criteria voor succes bij implanteren in het front
Er zijn volgens dr. Domingo Martin zeven criteria voor succes bij implanteren in het front.

1. Optimale driedimensionale orthopreparatie
a. Space-opening: Om ruimte te verkrijgen in het front moeten niet alleen de kronen, maar ook de wortels gesepareerd worden. Om de wortels te separeren plaats je de brackets schuin op de elementen, waarbij deze cervicaal naar elkaar toewijzen.
b. Correcte torque van de elementen: Door de brackets andersom op de cuspidaten te plaatsen is er meer torque van de incisieven te bewerkstellen.

2. Optimale implantaatplaatsing en implantaatkeuze
a. De afstand tussen het implantaat en de tand moet minimaal 1,5 mm zijn om de papil te kunnen behouden. Wanneer deze afstand minder dan 1,5 mm is, leidt dit tot meer botverlies.
b. Een CBCT moet gemaakt worden voor het plaatsen van het implantaat om te bepalen wat de hoeveelheid bot op verschillende plaatsen is. Aan de hand daarvan kunt u bepalen waar het implantaat geplaatst moet worden.
c. Door het implantaat iets naar palatinaal te plaatsen, wordt het buccale bot behouden.
d. Domingo prefereert conische implantaten van 3,0-3,3 mm die machinaal opgeruwd zijn en van zirconium zijn in plaats van titanium.

3. Timing van implantaatplaatsing
a. Voor mannen: 21-22 jaar.
b. Voor vrouwen: 17-18 jaar.
c. U kijkt naar de lengte van het kind ten opzichte van de lengte van de ouders. Hieruit kunt u vaak opmaken of het kind wel of niet is uitgegroeid.
d. Vermeld altijd dat de kroon waarschijnlijk binnen tien jaar vervangen moet worden doordat er altijd nog enige groei plaatsvindt. Maar de meeste patiënten merken de verandering van de stand van de kroon door groei niet op.

4. Optimaal management en kwaliteit van de mucosa
a. Bindweefselgrafts worden in 100% van de implantaatcasussen geplaatst en zorgen voor:
i. Betere stabiliteit van de gingiva margins.
ii. Betere weefselmanipulatie tijdens restauratieve fase.
iii. Dikker biotype van de gingiva, waardoor verkleuring van de gingiva wordt voorkomen.
b. Voor bindweefselgraft weefsel van de tuber gebruiken. Dit bevat minder collageen, is beter gevasculariseerd en steviger dan palatinaal weefsel. Bovendien kan tuberweefsel nog groeien.
c. Er is minimaal 2 mm gingivadikte nodig bij het plaatsen van een implantaat om het bot te stabiliseren.

5. Chirurgische techniek en prosthetisch management
a. Wanneer het abutment eenmaal is geplaatst, deze nooit meer losmaken!

6. Occlusie moet stabiel zijn

7. Handhaving
a. Patiënten met implantaten hebben over het algemeen meer plaque en bloeding na sonderen dan patiënten die diasteemsluiting met een beugel hebben ondergaan. Het is dus essentieel dat patiënten met implantaten regelmatig naar de mondhygiëniste gaan.

Decoronatie bij ankylotische elementen
U kunt decoronatie uitvoeren wanneer er sprake is van een ankylotisch element. De voorkeursleeftijd hiervoor is tien tot elf jaar. Bij decoronatie boort u allereerst de kroon van het element af. Daarna verwijdert u de gutta percha met zoveel mogelijk van het worteldentine. Er wordt daarbij gestreefd naar het achterlaten van een zo dun mogelijke schil dentine. Vervolgens perforeert u het foramen apicale. Ten slotte sluit u de gingiva primair. De overgebleven schil van de wortel wordt door osteoclasten opgelost en vervangen door bot. Dit leidt tot een goed botniveau en een goed uitgangspunt voor implantaten op latere leeftijd.

Bron: Verslag door dental INFO van het tweedaagse symposium “the future of orthodontics” van de Booy Foundation, juni 2012, Nunspeet.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Samenwerken, Thema A-Z
Interdisciplinaire aanpak

Prachtig teamwork, maar wat vindt de patiënt?

Moeilijke casussen vragen om een interdisciplinaire aanpak. VU-orthodontist Sandy van Teeseling: “Partijen moeten elkaar uitleggen wat wel en niet werkt.”

Sandy van Teeseling behoort tot het team van de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het VU Medisch Centrum. Hier worden zeer moeilijke casussen en gecompromitteerde patiënten behandeld. Om dit zo goed mogelijk te doen, wordt er interdisciplinair behandeld.

Op het congres TeamApproach van de Nederlands Vlaamse Vereniging voor Restauratieve Tandheelkunde (NVVRT) gaf Van Teeseling enkele voorbeelden van complexe behandelingen.

Online database
Bij het interdisciplinair overleg leert men elkaars mogelijkheden kennen en daar gebruik van te maken. Van Teeseling ziet de patiënten gezamenlijk met de rest van het team. De patiënten worden vervolgens in de eigen praktijksetting behandeld.
Het team komt maandelijks bij elkaar, maar tussendoor is er ook veel contact via e-mail en een online database. Daarop worden (be)handelingen en beeldmateriaal gedeeld. Samen wordt er gezorgd voor oplossingen, ook als het fout is gegaan.

De truc bij het interdisciplinair werken is volgens Van Teeseling: “Beslis met elkaar waar je naartoe gaat. Hou het einddoel voor ogen. Dit kan door middel van een proefmodel en in de toekomst digitaal.”

Verzakte 11
Teeseling kwam met prachtige foto’s van ingewikkelde casussen. Zo was er een dame met een verzakte 11 die gespalkt was. Uiteraard was mevrouw niet tevreden over de esthetiek. Er was nog maar weinig bot over, dus hoe moesten ze dit oplossen? Er was sprake van een diepe beet, malocclusie en een overbeet.

Via een bi saggitale split, chin graft, osteomie en bone graft kon een implantaat worden geplaatst. Er werd orthodontisch gewerkt met retainers waarna de suprastructuur erop kon. Er werd ook nog een lifetime lingual retainer geplaatst.
Voordat dit alles werd gedaan, moest eerst de parodontitis worden aangepakt. Zolang er namelijk paro actief is, heeft het geen zin om ortho te doen.
Het belangrijkste van de behandeling vond Teeseling het terugzien en nogmaals terugzien en nogmaals terugzien.

Regisseur
Doorgaans vindt de patiënt de orthodontie het vervelendst, omdat die het langst duurt. Om de motivatie hoog te houden tijdens deze langdurige zorg, is het goed om de patiënt foto’s te laten zien van de vorderingen.
Teeseling gaf aan dat het erg belangrijk is om de zorgvraag van de patiënt in de gaten te houden. “Je kunt de prachtigste dingen doen, maar de patiënt kan daar anders over denken.”
De orthodontist heeft bij dit soort complexe behandelingen een belangrijke positie als regisseur: hij moet vertellen wanneer de volgende stap kan worden gezet.

Bone management
Een tweede casus was die van een volwassen patiënt met een scheve voortand. Hier was Teeseling heel duidelijk over: “Bij verplaatsing van een element op latere leeftijd, pak eerst een pocketsonde!” Vaak blijkt er namelijk een paroprobleem te zijn.

De patiënt stopte met roken, de parodontale behandeling werd opgezet. Later bleek zelfs antibiotica nodig. Uiteindelijk werd de situatie gezond gereduceerd en het verzakte/scheve element eruit gehaald. Voordat er kon worden geïmplanteerd, moest er eerst worden gezorgd voor voldoende bot. Daarom werd het element langzaam aan nog meer geëxtrudeerd. Er komt namelijk bot op de plaats waar eerst de wortel van het element was. Dit noemen we bone management. Van Teeseling: “Het is niet heel voorspelbaar, maar de moeite van het proberen waard.”

Agenesie
Teeseling krijgt vaak te maken met agenesie en oligodontie. Bij agenesie zijn er vijf of minder elementen aanwezig. Dit fenomeen zien we allemaal wel een keer. Bij oligodontie zijn er zes of meer afwezig. Dit komt veel minder vaak voor. Ook de verzekering maakt dit onderscheid.

Zodra er melkelementen blijven zitten en dus de wisseling vertraagd is, dan moet er bij u een belletje gaan rinkelen. Ook ziet men regelmatig dat de restelementen een andere vorm hebben en kleiner zijn. Dit is iets om goed rekening mee te houden tijdens het maken van het behandelplan.
De esthetische lijn bepaalt uiteindelijk wat men gaat doen. Is het profiel bol of juist niet? Dus staan de lippen naar buiten of is juist de hoek tussen neus en lip groot?

Bij het laatste kan men juist meer spacing creëren zodat er iets tussen past. Eerst zal dat een etsbrug zijn, omdat de patiënt nog in de groei zit. Implantaten zijn te beschouwen als ankylotische gebitselementen en ‘groeien’ niet mee tijdens de groei van het kaak-schedel complex. In het eerste geval kan men gaan sluiten.

Vaak lopen mensen lang door met agenesie/oligodontie. Ze geloven dat behandeling moeilijk is en blijven dus lang rondlopen met melkelementen. Men kan hiermee over het algemeen goed functioneren. Van Teeseling: “Bij resorptie komt er juist bot omhoog, dus schroom niet om het zo lang mogelijk te laten zitten. Bovendien houdt het de ruimte goed open. Maar als de melkelementen uiteindelijk los komen te zitten, is het tijd om actie te ondernemen.”

Door: Lieneke Steverink-Jorna
Bron: Verslag van het congres TeamApproach van de NVVRT, 2012.

Sandy van Teeseling studeerde tandheelkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en deed zijn specialisatie orthodontie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Hierna vestigde hij zich als orthodontist in Haarlem. Reeds geruime tijd is hij als consulent orthodontist verbonden aan diverse interdisciplinaire teams. Momenteel is hij ook als medewerker verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het VU Medisch Centrum te Amsterdam en de afdeling Orthodontie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zijn interesse ligt de laatste jaren vooral bij de (interdisciplinaire) behandeling van patiënten, waarbij het onderling afstemmen van de diverse behandelingen (paro, implanto, ortho, restauratief en chirurgie) van het grootste belang is. Hij geeft voordrachten en cursussen op het gebied van de interdisciplinaire behandeling.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Samenwerken, Thema A-Z