Vanwege het tekort aan tandartsen in Nederland is besloten het aantal plekken voor toetsing van niet-EU tandartsen uit te breiden. Voor deze tandartsen biedt Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) nu trainingen aan met ultramoderne apparatuur in het Amsterdam Skills Centre (ASC) van Amsterdam UMC.
“Dankzij de moderne technieken die we inzetten om de tandartsen te trainen, wordt het aantal plaatsen dat beschikbaar is voor toetsing substantieel verhoogd en helpen we nog meer buitenslands gediplomeerde tandartsen aan de verplichte BIG-registratie”, aldus Marjoke Vervoorn, Digital Dentistry ACTA.
Tandartsen uit het buitenland moeten voor hun BIG-registratie in Nederland een assessment procedure volgen. De vaardigheidstraining die onderdeel uitmaakt van het assessment biedt ACTA aan met virtual reality simulatie-apparatuur in het ASC. De tandarts kan met ultramoderne apparatuur complexe procedures oefenen op scans van menselijk weefsel in simulatoren. Met deze nieuwe manier van leren worden dit jaar meer dan 60 buitenlandse tandartsen getraind, waarbij de verwachting is dat dit aantal de komende jaren zal stijgen. “Het trainen en toetsen in verschillende virtuele klinische scenario’s heeft mij de kans gegeven om mijn vaardigheden te tonen in een veilige en objectieve omgeving die dicht bij de werkelijkheid ligt”, beaamt de uit Chili afkomstige tandarts Carlos M. Serrano.
Amsterdam Skills Centre
Het Amsterdam Skills Centre is een internationaal trainingscentrum voor medisch specialisten. Het centrum biedt jaarlijks circa 3000 medisch specialisten de gelegenheid om operatievaardigheden te oefenen. Met behulp van virtuele technologie en artificiële intelligentie traint het ASC medisch specialisten in het uitvoeren van operaties en andere interventies. Het centrum staat op het terrein van het AMC in Amsterdam-Zuidoost en biedt 12 operatiekamers en meerdere virtual reality simulatoren. “In de kliniek willen we zo min mogelijk tijd verspelen aan training. Als een specialist de OK opkomt moet hij maximaal getraind zijn, dankzij deze nieuwe manier van leren verspillen we geen tijd”, zegt Jaap Bonjer van Amsterdam UMC, een van de grondleggers van het Amsterdam Skills Centre.
Het Amsterdam Skills Centre (ASC) en Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) hebben de ambitie om toekomstige zorgprofessionals met behulp van technologie nog efficiënter en veiliger op te leiden. ACTA en het ASC gingen daarom op 29 juni 2022 een samenwerking aan om gemeenschappelijke kansen te creëren en te benutten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/07/Technologie-gaat-tekorten-in-de-tandartsenzorg-te-lijf.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-07-04 11:17:002022-07-04 11:17:00Technologie gaat tekorten in de tandartsenzorg te lijf
Verslag van de lezing van Laurence Alpay en Ybranda Koster over de wereld van technologie voor mondzorg bij ouderen. Welke technologieën zijn beschikbaar en in welke situaties worden ze gebruikt? Hoe denken mondzorgprofessionals over technologiegebruik?
Wat is e-health technologie precies?
Dit is de toepassing van digitale informatie om de gezondheid te ondersteunen of te verbeteren. Het is dus best een breed begrip. Enkele voorbeelden van kleine toepassingen zijn de webbased applicaties zoals digitale zorgdossiers en zorgportalen met inzage voor de patiënt. Daarnaast kennen we de beeldschermzorg waarin tijdens corona-tijd veel gebruik werd gemaakt.
Domotica en Ambiance Technologie
Domotica en Ambiance Technologie zijn technologieën in en rondom het huis zoals een stofzuigrobot of een tandenborstel die controleert of je goed gepoetst hebt.
Serious Gaming
Dan kennen we nog Serious Gaming. Dit wordt tijdens revalidatie vaak ingezet bij vervelende oefeningen die frequent herhaald moeten worden; door het leuk te maken is het beter vol te houden. Binnen de mondzorg zie je dit ook, vaak gericht op kinderen. Serious Gaming helpt dan bij hoe zou je moeten poetsen, waar moet je op letten en wat is nu de juiste voeding.
Health Sensoren
Verder kennen we de Health Sensoren. Deze kunnen bijvoorbeeld je bloedsuiker meten. Ook sensoren in mondprotheses zouden in principe allerlei metingen kunnen doen. Een technologie die nog minder gebruikelijk is, is de avatar of virtuele assistenten en ook de beslisondersteuning is nog niet zo bekend. Dit kan in de vorm van apps waarbij je symptomen kan invullen waaruit vervolgens drie mogelijke diagnoses rollen als ondersteuning voor de arts. Hier zit dus een menselijke factor bij.
Wearable Divises
Dan zijn er nog de WearableDevices, bijvoorbeeld de stappenmeter. Een technologie met veel toekomst is gebaseerd op Big Data en Kunstmatige Intelligentie: alle gegevens die bij dit soort toepassingen worden verzameld en ter ondersteuning van diagnoses gebruikt kunnen worden.
Factoren voor inzetten technologie
Voorwaarde van het inzetten van de technologie is uiteraard dat de gebruiker en de behandelaren moeten kunnen omgaan met de nieuwe technologie. Ook moet het passen bij het proces waarin de technologie wordt gebruikt en bij de behoeften, vermogen en motivatie van de gebruikers. Die factoren samen beslissen wat je het beste kunt inzetten.
Er werd onderzoek gedaan naar de acceptatie van de intra orale camera bij verpleegkundigen in verpleeghuizen. Dit werd uitgevoerd door studenten van de opleiding Verpleegkunde bij Inholland, zij deden eerst een literatuurstudie en vervolgens een kwalitatief onderzoek. Hierbij bleek dat verpleegkundigen openstaan om de technologie te gebruiken. Er is geen weerstand maar er zijn wel belemmeringen vermeld, zoals cliënten die de mond niet lang genoeg kunnen openhouden en het bleek meer tijd te kosten voor de professional.
Daarnaast, testten studenten van verschillende opleidingen (Minor Zorg Technologie van Hogeschool Rotterdam, een samenwerking binnen het Vitale Delta consortium) de toepassing om ouderen te stimuleren goed te tandenpoetsen. Bij ouderen is er namelijk regelmatig gebrek aan kennis en motivatie. Ook hierbij werd eerst literatuuronderzoek gedaan, gevolgd door een online enquête. Hierbij werd onderzocht welk ontwerp van de applicatie het beste werd bevonden. Zo werd er gekeken naar de vorm, kleur en het lettertype. Bij deze applicatie kan men naar muziek luisteren tijdens het tandenpoetsen en kiezen welke muzieksoort men wil horen. Ook wordt er een instructiefilm aangeboden en is er een vragenlijst geïntegreerd met vragen als; hoe gaat het met uw mondhygiëne? Er werd hierna een prototype gemaakt. De vraag is: zou het helpen met stimuleren van beter tandenpoetsen?
Een laatste voorbeeld van een onderzoek bij thuiswonende ouderen. Hierbij werd de vraag gesteld of ouderen bereid zijn om digitale middelen te gebruiken voor hun mondhygiëne. Hieruit bleek dat zij niet altijd hiervoor openstaan. Het verschilt namelijk per groep. Er werd uitgevraagd welke behoefte en wensen er zijn rondom technologiegebruik? 50 interviews werden uitgevoerd door verschillende studenten. Het resultaat: ouderen zijn technisch in staat om digitale middelen te gebruiken. Tegelijkertijd gaven zij aan dat technologie fijn is maar geen vervanging is van persoonlijk contact met tandarts/mondhygiënist.
Bij het inzetten van technologie zal men moeten opletten wie de cliënten precies zijn en welke context er is. Zo kan je meer op maat en gepersonaliseerde technieken in co-creatie met alle stakeholders ontwikkelen.
Hoe denken mondzorgprofessionals over technologiegebruik?
Er werd onder de deelnemers een poll uitgezet waarbij de gedachten over het gebruik van technologie door professionals in de mondzorg werden uitgevraagd. Over de privacy maakt men zich niet zo druk. Men vindt het positief dat het contact verbeterd kan worden. Soms kan het werk er ingewikkelder door worden maar soms ook juist niet. Het kost in het begin tijd om er mee te leren omgaan maar als eenmaal alles goed is aangepast, dan pluk je de vruchten van deze inspanningen. De behandeling wordt wellicht korter en een ander punt is het voorkomen van slechtere mondzorg door bijvoorbeeld een orale camera te gebruiken voor vroegdiagnostiek. Dit kan zeker worden toegepast bij de doelgroepen die niet meer goed zelf kunnen aangeven dat ze klachten hebben. De communicatie tussen een medewerker in het verpleeghuis en de mondhygiënist kan veel sneller en beter door beeldcommunicatie. Wie weet komen er nog robots die het werk kunnen overnemen, maar dat ziet mevrouw Koster niet zo snel gebeuren omdat de mondzorg best delicaat is.
Uit de poll onder de congresdeelnemers bleek dat de meesten nog geen e-health toepassingen gebruiken in hun praktijkvoering.
Laurence Alpay (Phd) is Associate Lector eHealth, Medische Technologie bij Hogeschool Inholland. Ybranda Koster (Msc) is docent-onderzoeker, Medische Technologie, E-health bij Hogeschool Inholland.
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de lezing van Laurence Alpay en Ybranda Koster tijdens het NVGd-lustrumcongres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/03/Domotica-en-e-health-in-de-ouderenmondzorg.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-07-04 10:22:372022-07-04 11:30:55Domotica en e-health in de ouderenmondzorg
Meerwortelige elementen met een furcatiedefect worden gezien als een probleem. Het risico dat een element verloren gaat, is vele malen groter wanneer er sprake is van een furcatiedefect. Naast een probleem, zou je dit ook juist als een uitgelezen kans kunnen zien voor een regeneratieve behandeling. Op dit moment zijn er verschillende behandeltechnieken beschikbaar voor dit probleem, waarbij de levensduur van het element verlengd kan worden. Dit loopt uiteen van niet-chirurgisch tot conservatieve chirurgie of zelfs regeneratieve chirurgie.
Een element met furcatiegraad klasse II of III is juist een element dat behandeld moet worden middels parodontale therapie. Furcatiebetrokkenheid op zichzelf is absoluut geen reden voor extractie. De voorkeur voor therapiesoort is de parodontale regeneratie, zeker bij klasse II furcaties aan de buccale en linguale zijde.
Interradiculaire botdefecten
Interradiculaire botdefecten worden op twee manieren ingedeeld. De mate van horizontaal botverlies: van klasse I, II en III en de mate van verticaal botverlies in A, B en C. Waarbij I en A het minst aangedaan zijn. De prognose van een klasse II, A is veel beter dan van een klasse II, C.
Onderzoek molaar met furcatiedefect
Binnen het onderzoek van Tonetti uit 2017 werden 200 patiënten gevolgd met ten minste één molaar met een klasse II furcatie defect. Deze patiënten werden behandeld middels conservatieve therapie: een toegangsflap en debridement. Zij werden vervolgens 10 jaar vervolgd en opgedeeld in subklasse A, B en C. Na 10 jaar was 91% van de Klasse A nog aanwezig in de mond, 67% van B en maar 23% van klasse C. De conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat de waarschijnlijkheid dat een molaar verloren gaat, toeneemt bij een groter verticaal botdefect.
Regeneratieve therapie
Binnen klasse II furcaties zijn er verschillende uitingsvormen: de keyhole, de horizontale en de intrabony defecten. Hier gaan we in op de intrabony defecten en of we hier parodontale regeneratie kunnen toepassen.
Uit verschillende onderzoeken, komen verschillende methodes naar voren die hiervoor geschikt zijn: ondere andere de Modified Papilla Perservation Technique (MPPT) en de Minimal Invasive Surgical Technique (MIST). Bij deze technieken wordt een intrabody botdefect behandeld. Deze behandelmethode gaan we nu toepassen op furcatiedefecten bij molaren. Waarbij het doel is om een toename te krijgen van de verticale parodontale steunweefsels en daarbij ook een positief effect te hebben op de mate van furcatietoegankelijkheid. Het is hierbij van belang wat voorafgaande aan de behandeling de hoogte is van de interdentale botkam. Specifiek wil je weten of deze crest boven of onder de furcatieingang ligt. Wanneer de crest hoger ligt, is er potentie om de furcatie volledig te sluiten. Wanneer deze lager ligt, is volledig sluiting niet te verwachten.
Endodontische behandeling voor start parodontale regeneratieve therapie
Als het botdefect dusdanig diep is dat het mogelijk reikt tot aan de apex, is het ook noodzakelijk om een endodontische behandeling uit te voeren voor het starten van de parodontale regeneratieve therapie. Van te voren worden de pocketdieptes opgemeten en wordt op de röntgenfoto beoordeeld hoe hoog de botkammen zijn. Het is belangrijk om te weten waar de pockets zich bevinden voor het ontwerp van de flap. Als er linguaal geen pockets zijn, kan gekozen worden voor een zuiver buccale toegangsflap en omgekeerd.
Na de toegangsflap en debridement wordt EDTA en amelogenins aangebracht om de flap daarna primair te sluiten.
Onderzoek bij 49 meerwortelige elementen met furcatiedefect
Naar deze behandelmethode is onderzoek gedaan bij 49 meerwortelige elementen met een furcatiedefect klasse II tot III met diepe intrabony defecten. Er werd ofwel gebruik gemaakt van de MPPT of MIST benadering.
De elementen werden tussen drie en 16 jaar vervolgd. De meeste elementen bevonden zich in de subklasse C. Dit zijn element met vergevorderd parodontaal aanhechtingsverlies.
Na één jaar waren alle elementen in der mandibula nog aanwezig. In 24 gevallen trad verbetering van de furcatieclassificatie op en slechts bij twee elementen werd geen verandering gevonden. In bijna de helft van de gevallen was er sprake van volledige sluiting van de furcatie. Er trad geen verslechtering op. Gemiddeld was er aanhechtingswinst van 6,5 mm.
Bij de twee elementen waarbij regeneratie niet geslaagd is, lijkt de mobiliteit van het element de verstorende factor. Voor de behandeling hadden de elementen een hoge mobiliteitsgraad en het is niet gelukt dit voldoende onder controle te krijgen. Een andere complicerende factor kan de reiniging van de furcatie zelf zijn. Als de debridement hier onvoldoende is, kan hier ook geen volledige sluiting optreden. Dr. Cortellini gebruikt hiervoor micro-spiegels en tips gecoat met diamant.
Bij de maxilla was een vergelijkbaar beeld te zien. Alleen in de maxilla zijn er geen molaren verloren gegaan en was zelfs in meer dan de helft de furcatie volledig gesloten. Wat opvallend is, omdat het is het algemeen lastiger is om de mesiale en distale furcatie te sluiten dan de buccale of linguale.
Over het algemeen geldt dat bij klasse III furcatiedefecten is nog geen voorspelbare behandelmethode voor regeneratie bekend is, maar in bovenstaand onderzoek waren de uitkomsten bijzonder positief.
Dr. Pierpaolo Cortellini received his MD from the University of Florence (Italy) in 1980, and his DDS in 1984 from the University of Siena (Italy). Visiting Professor at KU Leuven (Be) Dept. of Oral Health Sciences, he is the founder of the reaserch non-profit organisations ATRO (Firenze, IT) and ERGOPerio (Berne, CH). He is Past President of the Italian Society of Periodontology and of the European Federation of Periodontology. Promoter and Coordinator of six “National Educational Projects” from SIdP, he was Scientific Chairman of Europerio 6 and of the 1st EFP Master Clinic. He runs a multidisciplinary private practice and a Private Educational Center in Florence (Italy). Dr. Cortellini is involved in clinical research in periodontology since 1982, with special emphasis for periodontal regeneration, mucogingival surgery and diagnosis. Dr. Cortellini lectures extensively on a national and international level; he is referee of the main scientific journals in the field of periodontology, and is the author of more than 150 original publications in scientific journals.
Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Pierpaolo Cortellini tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/05/De-behandeling-van-gecombineerde-furcatie-en-intra-bony-defecten.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-07-04 10:17:062022-07-04 11:35:05De behandeling van gecombineerde furcatie en intra-bony defecten
Een 39-jarige vrouw kreeg linksonder van haar kaak een niet-odontogene kiespijn. Na wortelkanaalbehandeling, vervanging van inlay en gedragsaanpassingen verminderde de kiespijn uiteindelijk na een injectie met botulinumtoxine A (BoNT), waarvan Botox een merknaam is, volgens een casusrapport in Clinical Case Reports.
Niet-odontogene oorzaken
Bij het diagnosticeren van de oorsprong van kiespijn moeten clinici rekening houden met een niet-odontogene oorzaak als onderzoeken geen pathologieën aam het licht brengen. Spieraandoeningen, neuropathische of neurovasculaire pijn, sinus- en neusslijmvliesproblemen en andere ziekten kunnen niet-odontogene tandpijn veroorzaken.
Botox tegen myofasciale pijn
In 1989 stond de Amerikaanse Food and Drug Administration het gebruik van BoNT, wat tijdelijk spieren verlamt, toe voor het beheersen van ongecontroleerde oogbewegingen. In de loop der jaren is de neurotoxine gebruikt om vele andere aandoeningen te behandelen, waaronder myofasciale en neuropathische pijn, chronische migraine en gewrichtspijn. Bij myofasciale pijn vermindert BoNT de frequentie, intensiteit en duur van terugkerende episodes.
39-jarige vrouw
De auteurs uit Tokushima University in Japan beschrijven een geval waarin een injectie met BoNT werd gebruikt om de niet-odontogene kiespijn van een patiënt te behandelen, hoewel er geen standaardprotocol is voor het gebruik ervan bij deze tandheelkundige aandoening. De casus betreft een 39-jarige vrouw met doffe, pijnlijke pijn in haar rechter onderkaak. De pijn verergerde toen ze kauwde, en een onderzoek wees uit dat er geen spontane pijn was. Haar eerste molaar linksonder testte echter positief op kou en percussie, schreven de auteurs.
Inlay en parodontitis
Bovendien had de patiënt cariës op tand #19 en een inlay in #18. Ook had ze bij tand #18 een parodontale pocket van 4 mm die bloedde bij sonderen, schreven de auteurs. Toen de inlay werd verwijderd, verlichtte het haar symptomen.
Pijn blijft ondanks behandeling
Tijdens de volgende afspraak twee manden later klaagde de vrouw echter over spontane pijn in #19. Deze tand reageerde positief op de elektrische pulpatest, en hoewel #19 een wortelkanaalbehandeling onderging, hielden haar symptomen aan. Ook tand #18 had een positieve koudetest. Haar pijn bleef ondanks overgevoeligheidsbehandeling en occlusale spalk, volgens het rapport.
Doorverwijzing naar orofaciale pijnkliniek
Vervolgens werd de patiënt doorverwezen naar een orofaciale pijnkliniek waar ze een röntgenfoto en een occlusale correctie onderging. Clinici merkten op dat haar bilaterale kauwspieren gevoelig waren. Er waren echter geen afwijkingen in haar kaakgewrichten, schreven de auteurs. Toen haar kauwspier werd aangeraakt, ervoer de vrouw pijn, schouderstijfheid en spanningshoofdpijn. Haar pijn was 30 op 100 op de visuele analoge schaal (VAS).
BoNT-injectie
Artsen besloten de vrouw door te verwijzen naar de afdeling neurologie voor een BoNT-injectie. Na de injectie was haar kiespijn verminderd tot een 9 op 100 op de VAS. De patiënt ervoer echter een lichte asymmetrie van het gezicht. Na vier maanden nam haar pijn af tot 0 op 100 op de VAS. Zeven maanden later klaagde de patiënte dat haar kiespijn terugkeerde en beschreef het als een 20 op 100 op de VAS. De patiënt weigerde echter nog een BoNT-injectie omdat haar tandpijn draaglijk was, schreven de auteurs.
Verschillende factoren
Ze concluderen dat orofaciale pijn van odontogene of niet-odontogene oorsprong kan zijn. Niet-odontogene kiespijn kan het gevolg zijn van verschillende factoren die samen of één enkele factor werken. Daarom vereist het een zorgvuldige diagnose en behandeling. In dit geval lijkt de niet-odontogene kiespijn te zijn veroorzaakt door de bijdrage van verschillende factoren.
Waarschuwen voor bijwerkingen
Een injectie van BoNT hielp om de pijn te verminderen. Hoewel het relatief veilig en aanvaardbaar is, kunnen er enkele nadelen aan het gebruik van BoNT kleven. Hoewel bijwerkingen bij kleine doses niet altijd voorkomen en mild zijn kunnen sommige patiënten, waaronder de vrouw die in dit geval rapporteert, negatieve symptomen ervaren. Daarom moeten clinici volgens de auteurs patiënten waarschuwen voor mogelijke bijwerkingen, zodat ze weloverwogen beslissingen kunnen nemen over de behandeling.
Niettemin hielp de “directe injectie van botulinumtoxine deze niet-odontogene kiespijn van myofasciale pijnoorsprong te verminderen”, aldus de auteurs.
Op 1 juni heeft de KNMT de herziene praktijkrichtlijn ‘Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren’ gepubliceerd. Mandy Heikamp, beleidsmedewerker bij de KNMT, licht toe hoe de richtlijn tot stand is gekomen en hoe spoedzorg geregeld kan worden.
Voor wie is de richtlijn bedoeld?
“De praktijkrichtlijn ‘Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren’ biedt een leidraad voor de afspraken die gemaakt moeten worden tussen tandartspraktijken binnen een spoedgevallendienst, dan wel die tandartspraktijken moeten maken met een spoedpraktijk. De richtlijn is dus bedoeld voor zorgverleners en zorgaanbieders, in de meeste gevallen zijn dit tandartsen en tandartspraktijken. Maar ook vrijgevestigde geregistreerd-mondhygiënisten dienen een regeling te treffen voor de spoedeisende zorg aan hun patiënten. Deze nieuwe groep is ook benoemd in de herziene richtlijn.”
Waarom was deze nieuwe richtlijn nodig en hoe is deze tot stand gekomen?
“Aanleiding voor deze herziening was het van kracht worden van nieuwe wet- en regelgeving, zoals de invoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en recente jurisprudentie. Maar ook dat er allerlei ontwikkelingen gaande zijn in de organisatie van de spoedeisende zorg en de komst van spoedpraktijken.
De richtlijn is samen met de KNMT-projectgroep Richtlijnen tot stand gekomen. Deze projectgroep bestaat uit een aantal tandartsen waardoor (tandheelkundige) expertise geborgd is en bureaumedewerkers van de KNMT met verschillende expertises. De richtlijn is voor commentaar voorgelegd aan onze leden, waarna de projectgroep het commentaar heeft besproken en gewogen. Vervolgens zijn de leden die commentaar hebben gegeven geïnformeerd over hoe het commentaar is verwerkt.”
Kun je iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?
“De richtlijn helpt om de opvang van spoedgevallen te regelen op basis van de geldende wet- en regelgeving en geeft richting vanuit de beroepsorganisatie in hoe te handelen met de huidige ontwikkelingen. Binnen welke termijn moet een patiënt worden gezien? Hoe kan de patiënt contact opnemen met de praktijk? Wat dien je vast te leggen in het patiëntendossier? Op dit soort vragen geeft de richtlijn allemaal antwoorden, die voortkomen uit wet- en regelgeving, maar ook uit jurisprudentie.”
Waar moeten mondzorgverleners in verband met spoedzorg vooral op letten?
“Op grond van de Wkkgz zijn zorgaanbieders verplicht om goede zorg te leveren. Dat wil zeggen zorg van goede kwaliteit, die veilig, doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht is, tijdig wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van een patiënt. Hierbij moet je handelen conform de professionele standaard, de rechten van de patiënt zorgvuldig in acht nemen en de patiënt met respect behandelen. Hieruit volgt dat een zorgaanbieder continuïteit van de zorg dient te waarborgen, waarbij het onder meer gaat om de spoedeisende zorg buiten reguliere openingstijden. In alle gevallen dient een tandarts zich ervan te vergewissen dat zijn patiënten in voorkomende gevallen een beroep kunnen doen op goede spoedeisende zorg, te leveren door gekwalificeerde tandartsen. “
Hoe wordt bepaald of een patiënt buiten praktijkuren gezien moet worden?
“De dienstdoende tandarts beoordeelt of en zo ja op welke termijn een patiënt moet worden gezien of behandeld. In de richtlijn zijn een aantal specifieke gevallen beschreven, bijvoorbeeld dat een spoedklacht van een kind zo snel mogelijk moet worden beoordeeld en dat bij forse acute pijnklachten een kind altijd gezien moet worden. Een nabloeding is telefonisch lastig te beoordelen. In zijn algemeenheid geldt dat de patiënt in dat geval binnen 60 minuten moet worden gezien. Bij avulsie geldt een tijdsbestek van 30-60 minuten.”
Op welke manieren kan de opvang van tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren geregeld worden?
“Tandartsen of tandartspraktijken kunnen onderling in een spoedgevallendienst de opvang van de spoedgevallen regelen. Wij raden aan het KNMT-modelreglement te gebruiken. Dit draagt bij aan duidelijkheid over de gemaakte afspraken.
Een andere mogelijkheid is om een contract af te sluiten met een spoedpraktijk. Een spoedpraktijk neemt voor tandartspraktijken de opvang van spoedgevallen buiten de praktijkuren over. De herziening van de richtlijn gaat in op deze mogelijkheid en geeft een aantal aanbevelingen hiervoor.”
Als er sprake is van een spoedgevallendienst, hoe moet die dan georganiseerd worden?
“Allereerst moet het verzorgingsgebied van de spoedgevallendienst bepaald worden. De dienstdoende tandarts en de patiënt moeten binnen redelijke tijd op de behandellocatie aanwezig kunnen zijn, idealiter binnen 30 tot 60 minuten. Deelnemers zijn tandartspraktijken die gevestigd zijn in dit verzorgingsgebied. Wij raden aan onderlinge afspraken vast te leggen in het KNMT-modelreglement.”
Als een tandartspraktijk gebruik maakt van een spoedpraktijk, wat moet er dan geregeld worden?
“In dat geval worden de afspraken vastgelegd in een contract of overeenkomst. Bij het afsluiten van een contract c.q. een overeenkomst voor waarneming met een spoedpraktijk wordt aanbevolen om afspraken te maken over:
de beoordeling en behandeling van spoedklachten;
de spoedtijden en de locatie van de spoedbehandeling;
de communicatie met patiënten
de wijze van declareren aan de patiënt en de terugkoppeling van de geboden zorg aan de tandartspraktijk;
de eisen waaraan dienstdoende tandartsen moeten voldoen
de aansprakelijkheid, het hebben van een klachten- en geschillenregeling en de wijze waarop met incidenten en calamiteiten wordt omgegaan;
de kosten van de dienstverlening, de omgang met geschillen en de wijze waarop wordt omgegaan met eventuele wijzigingen in of beëindiging van de overeenkomst.”
Heb je nog aanbevelingen voor mondzorgverleners?
“Onze aanbeveling is: leg de afspraken met de spoedgevallendienst goed vast. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een contract/overeenkomst met een spoedpraktijk. Maak daarnaast gebruik van de hulpmiddelen die de KNMT voor haar leden heeft ontwikkeld voor het toepassen van de richtlijn, zoals:
een handleiding voor triagemedewerkers (inclusief triageschema);
een modelreglement om afspraken in vast te leggen;
per onderdeel van de richtlijn een overzicht van de kernpunten.
Alle hulpmiddelen en de richtlijn ‘Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren’ zijn te vinden op www.knmt.nl/spoed.”
Webinar
Op woensdagavond 13 juli organiseert de KNMT Academy een webinar over deze herziene richtlijn. Tijdens dit webinar legt Wil van der Sanden uit welke wijzigingen er zijn doorgevoerd en geeft hij praktische tips over de toepassing en implementatie van de richtlijn in de praktijk.
Een High Performance Organisatie (HPO) is een organisatie die steeds betere financiële en niet-financiële resultaten behaalt, vergeleken met soortgelijke organisaties, door zich op een gedisciplineerde manier te richten op wat écht belangrijk is voor de organisatie. Alexander Tolmeijer vertelde over de eigenschappen van een HPO.
Het gaat er hierbij om dat je organisatie, zoals je praktijk, op de lange termijn beter wordt. Daarbij gaat het wel over kleine veranderingen. Veranderen is niet eenvoudig en daarom is het nodig om het in kleine stapjes te verdelen en elke dag een stapje zetten. Zo heb je haast niet in de gaten dat je verandert en stuit je dus een stuk minder op weerstand. Op deze manier krijg je het gehele team mee in de dynamiek van je praktijk.
Succesfactoren
Er zijn vijf succesfactoren die een positieve relatie hebben met betere prestatie:
Kwaliteit van management
Openheid en actiegerichtheid
Langetermijngerichtheid
Continu verbeteren en vernieuwen
Kwaliteit van medewerkers
Alexander Tolmeijer deed mee aan een onderzoek naar de prestaties van de praktijk volgens de HPO methode. Hierbij werd een enquête afgenomen onder de dagelijkse leiding en apart daarvan onder de werknemers. Wat namelijk regelmatig voorkomt, is dat de dagelijkse leiding een heel ander beeld heeft over de behoeftes van de werknemers en hun kijk op de praktijk. Bij de uitslagen werd zodoende onderscheid gemaakt tussen de dagelijkse leiding en de werknemers.
De onderwerpen waarop de dagelijkse leiding goed scoorden waren: integriteit, open staan voor verandering en strategisch onderscheid. Leiding en medewerkers waren hier ruim tevreden over. De dagelijkse leiding scoorde zichzelf lager dan de medewerkers over de volgende onderwerpen: Medewerkers stimuleren, flexibiliteit en veerkracht. Een onderdeel waarop slecht werd gescoord, was het delen van financiële cijfers. Tolmeijer voelt hier ook duidelijk een drempel. “Stel je voor dat een tandarts trots vertelt dat er meer winst is gemaakt. Dat doe je toch niet? Het komt misschien ook te dichtbij. Zeker je cijfers presenteren aan de cliëntenraad is toch iets wat ongemakkelijk voelt.”
Succesfactor Kwaliteit Management
De succesfactor Kwaliteit Management bestaat uit de volgende bouwstenen:
Vertrouwensrelatie
Integer
Besluitvaardig ten opzichte van niet-presteerders
Voorbeeldrol
Actiegericht
Coachen
Gericht op resultaten
Je kan te snel besluiten (je neemt het team niet mee) of behoren tot de klassieke twijfelaars. Er zal hier een middenweg voor moeten worden gevonden. Ook het hebben van de juiste mensen in je organisatie is essentieel. Je kunt een hele duidelijke visie en missie hebben maar met de verkeerde mensen kom je er niet. Daarom is dus besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders belangrijk. Ontslaan zou heel lastig zijn maar de werkelijkheid is dat we hierdoor het gesprek niet aangaan. Tandartsen zijn vaak te lief, te voorzichtig en dat is niet handig. Als het niet past, dan zou je dat open moeten kunnen zeggen. Als iemand weggaat uit eigen beweging, zeker bij een topper, doet dat zeer. Het is zo persoonlijk. Net als het gevoel dat ontstaat als er een patiënt bij je weggaat. Maar ja, sommige mensen willen zich verder ontwikkelen dan dat jij kunt aanbieden. Als je in verandering bent, kunnen mensen soms gewoon niet meer bij je passen, want ook zij veranderen. Het is best lastig om een geschikt moment te vinden om te praten; op einde werkdag ben je vaak te moe. Toch is het aan te bevelen om ook dan het gesprek te starten, want anders kan je te laat zijn.
Succesfactor Openheid en Actiegerichtheid
Ook bij de succesfactor Openheid en Actiegerichtheid komen we besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders weer tegen en ook coachen wordt hier genoemd:
Open dialoog
Delen van informatie, kennis
Besluitvaardigheid
Actiegericht
Coachen
Gerichtheid op resultaten
Besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders
Belangrijk bij deze factor is dat het managementfouten moet toelaten. We willen het vaak te perfect doen. Een vulling moet in een keer goed. Bovendien moet je het ook nog behoorlijk snel doen. Buiten de mond mogen we experimenteren. Proberen dus, en dat gaat niet zonder fouten. Iets proberen kan ook heel goed vanuit de medewerkers komen.
Qua coaching is het van belang dat we de medewerkers niet te afhankelijk maken. Wat doe je als er een vraag wordt gesteld? Antwoord geven … maar als je antwoorden geeft, dan blijven mensen vragen stellen. Want dat is lekker makkelijk. Als je stopt met antwoorden geven, dan moeten ze het zelf gaan uitvinden en worden ze minder afhankelijk van je. Dat is eigenlijk echt helpen, want hierdoor ontwikkelen ze zichzelf.
Drie tips om sneller besluiten te nemen
De beste manier om de snelheid te verhogen waarmee acties worden ondernomen, is de obstakels uit de weg te ruimen die je verhinderen om enige actie te ondernemen. Er zijn drie soorten obstakels die je kunt wegnemen:
Overweldigende eisen: te hoge verwachtingen
Ondraaglijke beperkingen: te veel protocollen
Tunnelvisie: niet meer zoeken naar andere mogelijkheden
Sommige medewerkers zijn heel enthousiast en gaan snel de actie in, maar soms lopen zij te snel. Het is heel fijn maar te hard hollen moet afgeremd moeten worden, want anders valt het team uiteen en ontstaan er irritaties naar elkaar toe.
Succesfactor Langetermijngerichtheid
De succesfactor Langetermijngerichtheid bestaat uit:
Medewerkers voor de lange termijn
Groei van binnenuit
Creëren van een veilige en stabiele werkomgeving
Lange termijnrelatie
Het management van een HPO is toegewijd aan de organisatie voor de lange termijn, het weet goed balans te vinden tussen het algemeen belang en het eigen belang. Het kan iedereen binnen de organisatie overtuigen om de behoefte van de organisatie op de eerste plaats te zetten. Nieuw management is afkomstig vanuit de eigen gelederen doordat men wordt aangemoedigd zich verder te ontwikkelen en leider te worden.
Een HPO zorgt voor een veilige werkomgeving door mensen een gevoel van veiligheid te geven, zowel fysiek als geestelijk. Dit kan bijvoorbeeld door baangarantie te geven en door ontslag als uiterste maatregel te zien.
Succesfactor Continu Verbetering en Vernieuwing
De factor Continu Verbetering en Vernieuwing:
Verbeteren
Versimpelen
Voortdurend afstemmen
Meten
Rapporteren
Tolmeijer zegt de afgelopen tijd slechter te zijn geworden in vernieuwen. Stilstaan is echter funest voor de praktijk. Je zal altijd in beweging moeten blijven. Om te zien waar je je in kunt verbeteren is het nodig om te meten. Zo kan de benchmark van verzekeraars hele interessante informatie bevatten. Zorg wel dat je deze voor jezelf goed framed. Zo bleek Tolmeijer volgens een verzekeraar ‘te veel’ aan preventie te doen. Maar dat was nu juist de bedoeling.
Sommige processen zijn te moeilijk en moeten versimpeld worden. Zo kunnen retrosessie’s een enorme tijdvreter zijn door een herhaaldelijke fout van een medewerker. Die fout is dan in een seconde gemaakt maar een ander is er druk mee. Je kan vaak dingen simpeler maken maar dan moet je deze fout wel tackelen en willen bekijken. Er zijn vaak dingen die onnodig gebeuren maar omdat de een het doet, doet de ander het ook.
Het proces van continue verbetering begint ermee dat een HPO een unieke strategie omarmt waarmee de organisatie zich kan onderscheiden van vergelijkbare organisaties. De organisatie ontwikkelt daartoe vele nieuwe alternatieven om strategieën die niet meer werken te vervangen. Een HPO vereenvoudigt, verbetert en stemt al haar processen af met als doel het vermogen van de organisatie te verbeteren. Daarnaast beëindigt een HPO onnodige procedures en taken en beperkt zij de overvloed aan informatie. De vooruitgang wordt gemeten, men houdt in de gaten of doelstellingen worden bereikt en of de lastige zaken worden aangepakt. Deze lastige zaken worden niet alleen gerapporteerd aan het management, maar aan iedereen in de organisatie. Op die manier heeft iedereen toegang tot de financiële en niet-financiële informatie die nodig is om verbeteringen door te voeren.
Beperk ook de overvloed aan informatie. Deze informatiestroom bereikt namelijk het tegenovergestelde van wat je zou willen. De kritische succesfactoren en prestatie-indicatoren nauwkeurig bijhouden is wel aan te bevelen. Meet de voorruitgang en deel dit met iedereen in de organisatie.
Succesfactor Kwaliteit van Medewerkers
Divers en complementair
Trainen hun medewerkers in flexibiliteit en veerkracht
Groeien door samenwerking
Inspireren voor uitzonderlijke resultaten
Houden medewerkers verantwoordelijk
Betrokkenheid vergroten doe je als volgt:
Betrek medewerkers bij activiteiten die invloed hebben op hun eigen werk
Betrokkenheid is GEEN vetorecht (meedoen, meedenken, meebeslissen, informeren)
Wees duidelijk over wanneer en wat wordt verwacht
Denk niet alleen in eigen gewin, maar ook deel ervaringen
Aanwezigheid van voldoende begeleiding, training en coaching
Een praktijkmanager zou ook rond moeten lopen op de werkvloer. Je moet kijken en praten om te zien hoe de processen verlopen.Maar dit kan ook bedreigend zijn.Van elkaar kan je wel het meeste leren.
Het trainen van medewerkers zou een continue proces moeten zijn, zeker met de capaciteit waarmee we het moeten doen. Je kunt mensen dingen laten doen waarin jij niet goed en bent en/of wat je vervelend vindt om te doen.
Mensen moeten in beweging komen, het resultaat doet er dan eigenlijk niet toe, want het moet eerst misgaan, wil het goed gaan.
Leg dus ook niet te veel nadruk op het eindresultaat maar op het proces er naar toe. Elk stapje is er eentje. Complimenteer je werknemer om de progressie en reken niet af op een (nog) niet behaald eindpunt.
Volgende editie van Dental Practice Excellence – met topspreker Ben Tiggelaar
Vrijdag 30 september & zaterdag 1 oktober 2022 (live & coronaproof). Thema: Jouw praktijk naar de top. Met keynote speaker Ben Tiggelaar. Lees meer over DPE2022.
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de presentatie van Alexander Tolmeijer tijdens DPE2021. Alexander Tolmeijer is tandarts en jurist.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/12/De-eigenschappen-van-een-High-Performance-Tandartsenpraktijk-400-x-230.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-06-20 10:24:472022-05-31 12:47:26De eigenschappen van een High Performance Tandartsenpraktijk
Hoofdpijn is een van de meest voorkomende pijnklachten en kan vele oorzaken hebben. Veel voorkomende vormen van hoofdpijn, zoals migraine en spanningshoofdpijn, kunnen interfereren met de tandheelkundige zorg. Wat zijn de praktische consequenties voor diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofdpijn vanuit het perspectief van de tandheelkundige praktijk?
Graded Chronic Pain Scale
Geadviseerd wordt om patiënten met hoofdpijnklachten, net als patiënten met chronische pijnklachten, voorafgaand aan de intake de screeningsvragenlijst Graded Chronic Pain Scale in te laten vullen. Dit betreft acht vragen. Bij een eindscore van 0-2 is de patiënt geschikt voor de eerstelijns zorg, bij een score van 3-4 is er indicatie voor multidisciplinaire zorg.
Orofaciale pijn
Twaalf procent van de algemene populatie (1-jaarprevalentie) heeft last van dentale pijn en 5% heeft last van TMD-pijn. Dit zijn dus twee veel voorkomende pijnen van het aangezicht. Echter, hoofdpijn komt nog veel vaker voor, namelijk 47%-53%.
International Classification of Headache Disorders (ICHD-3)
De ICHD-3 laat zien dat er meer dan 100 verschillende soorten hoofdpijn zijn. Deze hoofdpijnen kunnen worden onderverdeeld in twee subgroepen: primaire en secundaire hoofdpijn. Primaire hoofdpijn is een aandoening op zichzelf, voorbeelden zijn migraine en spanningshoofdpijn. Secundaire hoofdpijn wordt veroorzaakt door een andere aandoening, voorbeelden hiervan zijn meningitis, trauma, overmatig gebruik van (pijn)medicatie en spierspanning.
Primaire hoofdpijn
De meest voorkomende vormen van hoofdpijn zijn spanningshoofdpijn en migraine.
Spanningshoofdpijn (tension-type headache)
Tweezijdig, strak of drukkende pijn, mild tot matig van aard, niet verergerend door lichamelijke activiteit.
De prevalentie (life-time) is 63%.
Migraine
Eenzijdig, kloppend of pulserend, matig tot ernstig van aard, neemt toe bij lichamelijke activiteit.
Migraine gaat vaak gepaard met misselijkheid of overgeven, ook is er vaak sprake van overgevoeligheid voor licht of geluid.
Soms is er sprake van aura (visueel of sensorisch).
De prevalentie (life-time) is 15%.
Screeningsvragenlijst voor migraine en spanningshoofdpijn
Het is soms lastig om migraine en spanningshoofdpijn te herkennen en daarom is er een screeningslijst ontwikkeld. De headache screening questionnaire bestaat uit tien vragen. Bij een eindscore van 8 of hoger is er een grote kans op aanwezigheid van spanningshoofdpijn of migraine. Bij een eindscore van 6 of 7 is er wel verdenking op deze vormen van hoofdpijn maar is de diagnose minder zeker. De headache screening questionnaire is geen middel om te diagnosticeren maar alleen om te screenen.
Primaire hoofdpijn en tandheelkundige problemen
Spanningshoofdpijn: geen orale symptomen, geen orale triggers.
Migraine: bij 10% is er sprake van pijn in aangezicht (soms zelfs alleen intra-oraal), aura kan zich uiten in spraakstoornissen, voorafgaand aan aanval is er soms sprake van overmatige speekselproductie, vermoeidheid/geeuwen en een versterkte smaakperceptie.
TMD-klachten en hoofdpijn
Er is veel literatuur over temporomandibulaire disfunctie (TMD) in combinatie met hoofdpijn. Een studie van Goncalves et al. (2009) liet zien dat het percentage van TMD veel hoger is bij patiënten met migraine, namelijk 46,9% (bij patiënten zonder hoofdpijnklachten is dit 14,2%). Bij spanningshoofdpijn was dit verband niet te zien. Er is dus een duidelijk verband tussen migraine en TMD-klachten. De vraag is echter of die hoofdpijn mogelijk eigenlijk een secundaire hoofdpijn is als gevolg van de TMD. Om hier achter te komen moet er een TMD diagnose zijn én moet de klacht daarnaast aan minimaal twee van de volgende criteria voldoen: hoofdpijn ontstaat in relatie met de TMD, hoofdpijn veranderd samen met de TMD, hoofdpijn neemt toe tijdens het TMD-functieonderzoek, er is sprake van hoofdpijn aan de ipsilaterale zijde van de TMD. Het functieonderzoek is dus belangrijk om hier achter te komen: neemt de hoofdpijn toe bij het uitvoeren van het functieonderzoek dan is de hoofdpijn waarschijnlijk secundair aan de TMD.
Rol hulpverlener mondzorg
Hoofdpijn als gevolg van TMD wordt vaak gemist. Hulpverleners in de mondzorg kunnen dus een belangrijke rol spelen in de diagnose hiervan.
Prevalentie
Schiffman et al. (2012) onderzocht 373 TMD patiënten met hoofdpijn in slaapregio. In 45% van de gevallen was er sprake van secundaire hoofdpijn als gevolg van TMD.
Van der Meer et al. (2017) deed onderzoek naar de prevalentie van secundaire hoofdpijn als gevolg van TMD. In totaal werden er op de Orofaciale Pijnkliniek van het ACTA 203 patiënten geïncludeerd:
75% had geen TMD klachten, daarvan had 8,4% migraine en 21,7% spanningshoofdpijn.
25% had wel TMD klachten, daarvan had 17,2% migraine, 22,4% spanningshoofdpijn en 19% hoofdpijn secundair aan TMD.
Dit betekent dat erin Nederland 200.000 mensen zouden moeten zijn met TMD-gerelateerde hoofdpijn.
Consequenties voor de behandeling
Is er sprake van hoofdpijn en TMD:
> Onderzoek of er sprake is van een secundaire hoofdpijn.
> TMD behandeling is dan ook effectief voor de hoofdpijn.
Is er sprake van migraine en TMD dan moet de patiënt verwezen worden: migraine kun je niet zelf behandelen.
Concalves et al. (2013) onderzocht het effect van medicatie en het dragen ven aan splint bij patiënten met TMD-gerelateerde hoofdpijnklachten. Er waren 4 groepen:
Groep 1: medicijn voor hoofdpijn en splint
Groep 2: placebo medicijn en splint
Groep 3: medicijn voor hoofdpijn en placebo splint
Groep 4: placebo medicijn en placebo splint
Uit de resultaten bleek dat de patiënten in groep 1 het beter deden dan de patiënten in de andere drie groepen. Opvallender nog was dat groep 4 het net zo goed deed als groep 2 en 3; oftewel dat bij patiënten met comorbiditeit een monidisciplinaire behandeling niet effectiever is dan een placebo behandeling. Er kan dus geconcludeerd worden dat deze patiënten een multidisciplinaire behandeling nodig hebben.
Van der Meer et al. (2018) keek in haar studie naar het effect van de TMD-behandeling op verschillende soorten hoofdpijn. Patiënten werden 12 weken gevolgd. De resultaten lieten zien dat patiënten met migraine de meeste baat hadden bij een TMD-behandeling in vergelijking met patiënten met spanningshoofdpijn en hoofdpijn secundair aan TMD.
Take home message
Spanningshoofdpijn is de meest voorkomende vorm van hoofdpijn eninterfereert niet met mondzorg behandelingen.
De symptomen van migraine zijn bij de differentiaal diagnose van belang. Migraine is geassocieerd met TMD-pijn en daarom verdient de multidisciplinaire behandeling dan de voorkeur.
Hoofdpijn gerelateerd aan TMD wordt vaak gemist of geclassificeerd als spanningshoofdpijn. Deze hoofdpijn verdient een TMD-behandeling.
Prof. dr. Corine Visscher is orofaciaal fysiotherapeut en epidemioloog. In 2000 is zij gepromoveerd aan de UvA op een onderzoek naar TMD en nekklachten. Momenteel is zij als hoogleraar verbonden aan de sectie Orofaciale Pijn en Disfunctievan het ACTA en is zij opleidingsdirecteur van de master tandheelkunde van het ACTA. Haar wetenschappelijk onderzoek richt zich op patiënten met temporomandibulaire aandoeningen en hoofdpijn. Zij begeleidt verschillende promovendi, verzorgt onderwijs voor tandheelkunde studenten op het gebied van TMD en orofaciale pijn en is betrokken bij de patiëntenzorg binnen het multidisciplinaire team dat bestaat uit tandarts-gnathologen (in opleiding), orofaciaal fysiotherapeuten en een psycholoog. Zij is (co)-auteur van meer dan 70 internationale peer-reviewed publicaties, mede-auteur van het internationale classificatiesysteem voor TMD en bestuurslid van de Physical Therapy Board of Craniofacial and Cervical Therapeutics.
Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. dr. Corine Visscher tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.
Dit artikel is voor het eerst in 2020 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/03/Hoofdpijn.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2022-06-20 10:22:342022-07-06 16:29:44Diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofdpijn in de tandartspraktijk
Wat is het effect van voorlichtingsfolders in Nederland? De doelstelling van dit onderzoek was inzicht verkrijgen in effecten van mondelinge voorlichting in vergelijking met mondelinge voorlichting die wordt ondersteund met een voorlichtingsfolder.
Onderzoek door Hosna Tutageel en Edanur Gürbüz, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.
Materiaal & methode
Het onderzoek betreft een quasi-experimenteel onderzoek waarbij er met behulp van een kennistoets, de bloedingsindex en de plaque-index onderzoek is gedaan naar het effect van patiëntenvoorlichtingsfolders als aanvulling op mondelinge mondhygiënevoorlichting.
Er werd gestreefd naar een steekproef tussen de 40 en 45 respondenten. De respondenten werden verdeeld over een interventiegroep en controlegroep. De steekproef was een selecte gelegenheidssteekproef.
Voor het vaststellen van het niveau van de kennis van de respondenten is gebruik gemaakt van een kennistoets. De kennistoets is afgenomen tijdens de eerste meting (T0) en tijdens de nameting (T1) die een week later plaats heeft gevonden. De kennistoets was geen bestaande kennistoets en is door de onderzoekers zelf opgesteld. Voor het vaststellen van de hoeveelheid plaque en bloeding is er gebruik gemaakt van de PCR en de BOMP tijdens T0 en T1.
Om de verzamelde gegevens te analyseren is er gebruik gemaakt van beschrijvende en verklarende statistiek. De Mann-Whitney U test en de Wilcoxon signed rank test zijn gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde verschil tussen de interventies en binnen de twee groepen. Voor de significantie is er uitgegaan van een p-waarde van 0.05.
Resultaten
Van de 43 respondenten die hebben meegedaan (T0) hebben 32 respondenten het onderzoek volledig afgerond (T1). Bij T1 heeft de interventiegroep gemiddeld hoger gescoord op de kennistoets dan de controlegroep. Dit verschil was niet significant (p=.295). Ook de bloeding was bij T1 lager bij de interventiegroep in vergelijking tot de controlegroep. Het verschil was echter niet significant (p=.067). De plaquescore was op het tweede meetmoment (T1) lager bij de controlegroep dan bij de interventiegroep. Ook dit verschil was niet significant (p=.940)
Traditionele voorlichting en voorlichting ondersteund met voorlichtingsfolders leidde beide tot significante kennisverhoging en verbetering van de mondgezondheid na één week. Er was geen significant verschil in kennistoename en verbetering van de mondgezondheid tussen de controlegroep en de interventiegroep (p >.05).
Voorlichtingsfolders hadden een positief effect op kennisverhoging en de mondgezondheid bij volwassenen met gingivitis als aanvulling op traditionele mondelinge voorlichting. Maar het verschil tussen de interventiegroep en de controlegroep was niet significant (p= >.05).
Poster ontwikkeld door:
Hosna Tutageel en Edanur Gürbüz, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/09/De-effectiviteit-van-voorlichtingsfolders-1.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-06-20 10:18:272022-05-31 12:50:50Poster: De effectiviteit van voorlichtingsfolders
Een 54-jarige vrouw ontwikkelde orbitale cellulitis na een tandextractie, volgens een recent casusrapport dat is gepubliceerd in Advances in Oral and Maxillofacial Surgery. Ondanks medische behandeling verslechterden de symptomen, wat uiteindelijk leidde tot volledig verlies van het gezichtsvermogen in één oog.
Ongebruikelijke complicatie
Odontogene orbitale cellulitis is een levensbedreigende bacteriële infectie die een ontsteking van het oog veroorzaakt en een ongebruikelijke complicatie is van een tandheelkundige infectie. Vaak wordt het veroorzaakt door veel voorkomende soorten bacteriën, waaronder Staphylococcus– en Streptococcus-soorten. Naast blindheid kan onbehandelde orbitale cellulitis zich verspreiden naar de lymfeklieren en bloedbaan van een persoon en dan snel tot de dood leiden. Dit komt echter niet vaak voor.
Periorbitale zwelling
Het rapport beschrijft het geval van een vrouw die naar het ziekenhuis ging na drie dagen van periorbitale zwelling aan de linkerkant, loopneus en toenemende pijn in het gezicht. Haar symptomen begonnen nadat een tand was getrokken, schreven de auteurs.
Steeds waziger zicht
Toen ze aankwam had ze een snelle hartslag en vertoonde ze tekenen van koorts. Haar linkeroog stak uit en ze had beperkte oogbewegingen en rood slijmvlies. De patiënte zei dat haar zicht in haar linkeroog steeds waziger werd. Na een paar uur verloor ze het volledige zicht in dat oog, schreven ze.
Druk verlichten
Om de druk in haar oog te verlichten, werd een laterale canthotomie uitgevoerd. Uit de beoordeling bleek dat haar linkeroog geen licht meer kon waarnemen. Ook werd de ader naar het netvlies van het oog geblokkeerd. Om de intra-oculaire druk onder controle te houden werd volgens het rapport gestart met een zalf, intraveneuze antibiotica en lokale steroïdedruppels.
Orbitale cellulitis
CT-scans toonden aan dat de sinussen van de patiënt significante preseptale en postseptale zwelling hadden. Ook was gedeeltelijke opacificatie van de linker maxillaire sinus en de luchtcellen van de voorste zeefbeenderen zichtbaar. Deze symptomen voldeden volgens de auteurs aan de criteria van orbitale cellulitis.
Zicht keert niet terug
Tijdens endoscopische sinuschirurgieprocedures om de infectie te behandelen kwam er onmiddellijk pus vrij uit haar zeer verstopte maxillaire sinus. Laboratoriumresultaten toonden aan dat Staphylococcus aureus, een bacterie die kan koloniseren in de mondholte, de cellulitis veroorzaakte. Hoewel de uitpuiling en de zwakte van de oogspieren drie dagen na de operatie verdwenen, keerde het zich in het linkeroog van de patiënt niet terug.
Zeldzaamheid
“Verlies van gezichtsvermogen secundair aan odontogene orbitale cellulitis is een zeldzaamheid, maar vroege herkenning van IOD [intra-oculaire druk]-stijging en de vermindering ervan via medische maatregelen kan ischemie van de oogzenuw en occlusie van de centrale retinale arterie voorkomen en uiteindelijk het gezichtsvermogen behouden”, schrijven de auteurs.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/11/Casus-Vrouw-verliest-gezichtsvermogen-door-ontsteking-na-tandextractie.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-06-14 09:00:432022-05-31 12:42:05Casus: Vrouw verliest gezichtsvermogen door ontsteking na tandextractie
Boezemfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis in Nederland, met ruim 3% van de bevolking die hier last van ervaart. Boezemfibrilleren neemt toe gedurende de leeftijd, wat een enorme belasting geeft op de zorg.
Anatomie en diagnose
Het hart bestaat grofweg uit twee boezems (atria), twee kamers (ventrikels) en vier hartkleppen. De samentrekking van het hart wordt aangestuurd door middel van elektrische signalen. Bij boezemfibrilleren is die electrische activatie in de boezems verstoord. De diagnose boezemfibrillatie wordt door middel van een elektrocardiogram (ECG) gesteld. Bij iemand met boezemfibrillatie zie je dat de basislijn van het ECG chaotisch verloopt, en dat de kamers onregelmatig en frequenter worden geactiveerd.
Boezemfibrilleren is geen acuut bedreigende ritmestoornis. Sommige mensen ervaren geen klachten. Dit zorgt ervoor dat er veel mensen kunnen zijn die niet doorhebben dat zij last hebben van boezemfibrilleren. Er zijn mensen die wel klachten ervaren. Voorbeelden hiervan zijn: vermoeidheid, kortademigheid, hartkloppingen en duizeligheid. Een complicatie van boezemfibrilleren kan zijn dat het hart begint te falen, zoals bij tachycardiomyopathie. Hierbij neemt de pompkracht van de hartspier af door de voortdurend te hoge hartfrequentie. Het bloed pompt dan dus minder goed rond. Het voordeel is dat tachycardiomyopathie volledig reversibel is. Een ander belangrijke consequentie van boezemfibrilleren is het fors verhoogde risico op een beroerte. Dit verhoogde risico kan goede behandeld worden met de juiste bloedverdunners. Tenslotte kan boezemfibrilleren ook worden gezien als een mogelijk symptoom van een onderliggend hartprobleem. Dit wordt beoordeeld met een echo van het hart.
Modificerende factoren
Modificerende factoren voor boezemfibrilleren zijn onder andere hypertensie, overgewicht, alcoholconsumptie en extreme duursport. In het geval van hypertensie is het RAAS-systeem geactiveerd wat resulteert in vochtretentie en een hogere kans op boezemfibrilleren. Daarnaast kan een verdikking van de hartspier ontstaan door hypertensie, resulterend in verhoogde druk in het hart met als gevolg weer een grotere kans op boezemfibrilleren. De volgende modificerende factor is overgewicht, waarbij er pericardiaal vet rondom de hartspier ontstaat. Hoewel dat een mechanisch effect heeft op het hart, waardoor het minder goed in staat is om te ontspannen, kan vet er ook voor zorgen dat er meer en andere hormonen worden aangemaakt waardoor er een hormonale disbalans dreigt. De consequentie is wederom, boezemfibrillatie. Daarnaast, zoals eerder genoemd, en al welbekend, geven alcohol en de “extremere” duursporten een grotere kans op boezemfibrillatie.
Slaapapneu
In 50-80% van de patiënten die bekend zijn met boezemfibrillatie, is slaapapneu aanwezig. Gemeenschappelijke factoren zoals overgewicht, hypertensie en alcoholgebruik geven daar ook aanwijzingen toe. Andersom beredeneert, hebben patiënten met obstructief slaapapneu (OSA) zo’n 5 keer hogere kans op het ontwikkelen van boezemfibrillatie dan mensen zonder OSA.
Wanneer ritmestoornissen worden onderzocht, worden twee onderdelen bekeken: het substraat en de trigger. Met het substraat wordt bedoeld of er risico’s a priori zijn om ritmestoornissen te veroorzaken. Oftewel, zijn er structurele veranderingen zoals een verminderde pompfunctie, ontspanningsfunctie en elektrische veranderingen. Daarnaast wordt er gekeken of er een trigger aanwezig is, om dat substraat ook daadwerkelijk aanleiding te geven om een ritmestoornis te worden. Dit kunnen zowel milde als extreme vormen van triggers zijn. Denk bijvoorbeeld aan apneu, hypoxie en hypercapnie.
Hypoxie (=tekort aan zuurstof in de weefsels) en hypercapnie (=overmaat van koolstofdioxide in de weefsels) geeft een activatie van het autonome zenuwstelsel. En dat geeft weer een verhoging van de bloeddruk. In combinatie met de verlaging van de druk van de thorax, die ontstaat door de inspiratie tegen een obstructie, ontstaat er een verwijding van de linkerboezem en fibrose. Daarnaast geeft datzelfde autonome zenuwstelsel én de hypoxie en hypercapnie een verandering van de elektrische eigenschappen van de atriale spiercel. De duur van de prikkel verlengt en de geleidingssnelheid vertraagd, door deze activatie. Dit zijn allemaal “substraten” voor het ontstaan van boezemfibrilleren. Ook geven hypoxie en hypercapnie, dus ook de activatie van het autonome zenuwstelsel, een toegenomen inflammatie in het lichaam.
Literatuuronderzoek
In 2015 is een systematisch literatuuronderzoek met meta-analyse uitgevoerd waarbij de effectiviteit van de CPAP werd onderzocht op het recidiefkans van boezemfibrillatie. Hieruit kwam naar voren dat er een gunstig effect is te zien van CPAP op recidieven. Wat belangrijk is om te vermelden, is dat deze patiëntengroepen niet alleen maar met CPAP zijn behandeld, maar ook vaak met medicatie. In 2016 is er een gerandomiseerd cohortonderzoek uitgevoerd (SAVE-trial) onder mensen met matig tot ernstige OSA. Deze mensen werden, at random, onderverdeeld in een groep die CPAP-therapie gebruikt of geen CPAP-therapie gebruikt. Uiteindelijk bleek uit de resultaten dat dit geen significant effect had op grote cardiale events (MACE).
Patiënten uit bij de polikliniek in het Tergooi ziekenhuis, krijgen een zogenaamde “Fibricheck” mee. Dit is een applicatie waarmee mensen zelf hun eigen hartritme kunnen registreren. Patiënten worden gevraagd om dit zo’n 2 tot 3 keer per dag te doen, zodat dit een goed beeld geeft van het uiteindelijke hartritme. Daarnaast worden mensen actief gescreend op het hebben van OSA: allereerst vullen mensen met boezemfibrilleren de STOP-BANG vragenlijst in. Dit is een vragenlijst die bestaat uit 8 vragen, die patiënten zelf kunnen invullen. De specificiteit (=terecht negatieve uitslagen) van de STOP-BANG vragenlijst neemt toe naarmate er hogere scores uit de vragenlijst komen, en dus er een grotere kans bestaat dat er apneu in het spel is. Op het moment dat mensen een score hoger dan 5 hebben, worden zij gelijk ingepland voor een polysomnografie en is er geen ander screeningsinstrument nodig. Echter, wanneer de uitslag lager is dan 5 zullen patiënten eerst nog gebruik gaan maken van de “OSA-sense”. Dit is een apparaat die zij zelf kunnen dragen en die nachtelijk een continue zuurstofsaturatiemeting uitvoert. Wanneer hier een negatieve uitslag uit volgt, is apneu voldoende uitgesloten. Wanneer de OSA-sense positief is, wordt er besloten om alsnog te verwijzen naar longarts of KNO-arts voor bevestiging van de diagnose met een poly(somno)grafie.
Zoals bekend kan slaapapneu in het spel zijn wanneer andere klachten eerder naar voren komen. Anderzijds is dus ook bekend dat mensen met apneu, een vijf keer zo hoge kans hebben op bijvoorbeeld het ontstaan van boezemfibrilleren. Het is belangrijk dat beide kanten in de gaten worden gehouden, zodat patiënten de juiste hulp krijgen.
Dr. Ward Jansen is cardioloog en electrofysioloog, en daarnaast initiator van hoofd en hoofd van de atriumfibrilleren polikliniek in het Tergooi ziekenhuis. Sinds 2009 is hij hier werkzaam als cardioloog in zowel Blaricum als Hilversum. Daarnaast is hij deels werkzaam in het Flevoziekenhuis Almere en het AUMC Amsterdam voor ICD- en pacemaker-implantaties. Zijn aandachtsgebieden zijn ritmestoornissen.
Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van dr. Ward Jansen tijdens het NVTS-slaapcongres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/05/Slaapapneu-en-boezemfibrilleren.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-06-06 08:28:002022-06-06 16:38:54Slaapapneu en boezemfibrilleren
Er is geen gouden standaard voor parodontale regeneratie en orthodontische behandeling. Een wetenschappelijk onderbouwd moment waarop orthodontie gestart moet worden na parodontale therapie ontbreekt. Lees het verslag van de lezing van Prof.dr. Søren Jepsen, hoofd afdeling Parodontologie van de University Medical Center Bonn, waarin hij ondanks het gelimiteerde bewijs aanbevelingen geeft.
Welke keuze bij parodontitis patiënten met stadium IV?
Behoud en parodontale behandeling of extractie en vervanging bij lokale parodontitis patiënten met stadium IV?
Indien behoud en behandeling:
Welke stappen zijn nodig in de parodontale behandeling?
Regeneratieve parodontale behandeling?
Type biomateriaal?
Timing van de orthodontische behandeling?
Gebrek aan gouden standaard
Er is een onderzoek gepubliceerd over orthodontische behandeling bij parodontitis patiënten: Orthodontic treatment in periodontal patients: The use of periodontal gold standards to overcome the ‘grey zone’. (Pino Prato & Chambrone 2019).
Conclusie van dit onderzoek: er is geen gouden standaard – een wetenschappelijk onderbouwd moment waarop orthodontie gestart moet worden na parodontale therapie. Dit onderzoek laat zien:
Er blijft een grijs gebied van bewijs hiervoor.
De kennis over de dynamiek van parodontale wondgenezing is mogelijk de beste ‘gouden standaard’ ofwel het biologische startpunt van orthodontische behandeling voor behandelde parodontitis patiënten.
Evidence from systematic review (Kloukos et al. 2021)
Effect of combined periodontal and orthodontic treatment of tilted molars and of teeth with intra-bony and furcation defects in stage-IV periodontitis patients: a systematic review.
Achtergrond:
Pathologische tandverplaatsing als gevolg van parodontitis en/of verlies van buurelementen heeft mogelijk nadelige gevolgen voor de kauwfunctie en bemoeilijkt de parodontale, orthodontische en prosthodontische behandeling.
Doel:
Het evalueren van het effect van gecombineerde parodontale en orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis patiënt.
Vragen waarop de focus ligt
Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de pocket diepte (PD) en het aanhechtingslevel (CAL) bij een behandelde stadium IV parodontitis met gekantelde molaren versus geen orthodontische behandeling?
Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de PD en het CAL bij een behandelde stadium IV parodontitis met ‘intrabony’ defecten versus geen orthodontische behandeling?
Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de PD en het CAL bij een behandelde stadium IV parodontitis met furactie problematiek versus geen orthodontie?
Geen eenduidige conclusies
Er is zeer gelimiteerd bewijs beschikbaar waardoor er geen eenduidige conclusies getrokken kunnen worden over een gecombineerde orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis met gekantelde molaren, intrabony defecten en furcatie problemen.
Updated of systematic review (Kloukos et al 2021)
Large practice based Cohort study (Tietmann et all. 2021)
International Multi center RCT (K. Jepsen et al 2021)
Samenvatting
Gebaseerd op het huidige gelimiteerde bewijs van stadium IV parodontitis patiënten die orthodontie nodig hebben als gevolg van pathologische tandverplaatsing:
Orthodontie kan veilig worden uitgevoerd nadat stap 1-3 in parodontale therapie is gevolgd inclusief regeneratieve chirurgie van elementen met intrabony defecten.
Orthodontische behandeling van elementen met intrabony defecten kan veilig worden gestart vanaf 4 weken na de regeneratieve chirurgie. Met vergelijkbare CAL verbetering en PD vermindering 12 maanden post-chirurgie.
Orthodontie bij intrabony defecten kan worden uitgevoerd, ook als plaatsing van membranen, glazuur matrix derivaten en bot derived grafts onderdeel is geweest van de regeneratieve chirurgie.
Een evidence based paro-ortho behandelinterval algoritme zal verder moeten worden ontwikkeld/aangepast.
Conventionele vaste orthodontische apparatuur (zoals brackets) kunnen efficiënt gebruikt worden voor de opmaatgemaakt individuele mechanotherapie, aangepast aan ieder zijn unieke biomechanische benodigdheden/eisen.
Prof. Dr. Med. Dr. med. dent. Søren Jepsen is professor en hoofd van de afdeling Parodontologie, operatieve en preventieve tandheelkunde aan de University Medical Center Bonn in Duitsland. Eerder was hij Assistant Professor Department of Prosthodontics aan de University of Hamburg en Associate Professor in the Dept. of Conservative Dentistry and Periodontology aan de University of Kiel. Hij geeft veel lezingen en heeft veel wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. Ook ontving hij verschillende awards, in 2018 ontving hij de AAP Special Citation Award en de IADR/PRG Award in Regenerative Periodontal Medicine in 2019. Hij is Associate Editor van de Journal of Clinical Periodontology en Editorial board member van Clinical Oral Implants Research, the International Journal of Oral Implantology en the Chinese Journal of Dental Research.
Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van prof.dr. Søren Jepsen tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).
Veel mondzorgverleners ervaren een hoge werkdruk en krijgen te maken met stress. Te veel stress kan leiden tot een burn-out en langdurig ziekteverzuim. Hoe kun je stress tijdig signaleren en wat zijn de effecten van stress? Charlotte van den Wall Bake sprak erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.
Veel mondzorgverleners ervaren een hoge werkdruk en krijgen te maken met stress. Te veel stress kan leiden tot een burn-out en langdurig ziekteverzuim. Hoe kun je stress tijdig signaleren en wat zijn de effecten van stress? Charlotte van den Wall Bake sprak erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.
Cijfers
De cijfers liegen er niet om: werkstress komt veel voor en kost veel geld. In ons land hebben 1,3 miljoen werknemers last van burn-outklachten. Van de werknemers noemt 37% werkdruk of werkstress als reden voor verzuim. 44% van alle werknemers vindt dat er maatregelen nodig zijn tegen stress.
Wat is stress?
Vroeger hadden wij als mens veel minder last van stress. In de tijd van jagers en verzamelaars had je alleen stress bij het schieten van een hert, daarna kon je je weer herstellen. Ons lichaam heeft zich inmiddels geëvolueerd, maar ons brein heeft zich niet aangepast. In de huidige 24-uurseconomie krijgen we de hele dag prikkels binnen, wat stress oplevert. Als je te weinig tijd hebt om daar van te herstellen, pleeg je roofbouw op je energiesysteem. Als de draaglast groter is dan de draagkracht, kun je daar last van krijgen. Er is dan sprake van overspanning. Als je op een gegeven moment niet meer helemaal herstelt na een stresssituatie, dan moet je je zorgen gaan maken.
Als je een burn-out hebt, is er sprake van een mentale en fysieke ontregeling. Sommige mensen herstellen hier weer snel van, bij andere kan dat jaren duren.
Signalen
Er zijn duidelijke signalen die er op wijzen dat je last hebt van stress. Fysieke klachten treden meestal als eerste op, zoals hoofdpijn, abnormale vermoeidheid en slaapproblemen. Daarnaast zijn er emotionele signalen (bijvoorbeeld prikkelbaarheid en angst) en cognitieve signalen (verminderde concentratie en geheugen). Ook kan stress van invloed zijn op je gedrag: je piekert bijvoorbeeld veel, werkt vaak thuis nog door of geeft toe aan een ongezonde leefstijl.
Gevolgen
Stress heeft gevolgen voor je hersens. Volgens neuropsychiater Theo Compernolle heb je een denkend en archiverend brein. Met je archiverend brein verwerk je alle indrukken. Het beste kun je na 45 minuten werken even pauze nemen om alle prikkels te verwerken. Als je de prikkels niet verwerkt, heb je minder ruimte in je denkend brein en dat denkend brein heb je nodig om een goede behandelaar te zijn.
Volgens de psycholoog Daniël Kahneman zijn er in je hersens twee systemen actief. Systeem 1 werkt automatisch en op basis van indrukken en gevoelens. Dit kost weinig inspanning. 95% van je reacties is impulsief en komt vanuit systeem 1. Systeem 2 kost wel energie en wordt gebruikt om de impulsen uit systeem 1 te onderdrukken. Hiermee neem je rationele beslissingen.
Als je te veel stress ervaart, gaat dat ten koste van systeem 2. Dat is niet wenselijk, want je hebt dan minder of geen ruimte om te reflecteren en neemt impulsieve besluiten.
Al met al zorgt stress voor een aantasting van het immuunsysteem en van het geheugen en zorgt voor versnelde slijtage van het lichaam. Alles gaat moeilijker en je bent minder leuk voor jezelf en je omgeving.
Interventie
Als leidinggevende kun je te maken krijgen met medewerkers die te veel stress ervaren. Wat is je rol hierin en wat voor interventie kun je doen?
Als leidinggevende heb je sowieso de verantwoordelijkheid om heel alert te zijn. Ook al heb je het zelf nog zo druk, maak tijd vrij om naar je teamleden te kijken. Stralen ze nog? Gaat het nog wel goed? Zorg ervoor dat je tijd hebt voor een goed gesprek. Vooral de nieuwe generatie Y heeft behoefte aan een continue dialoog, dus maak ook een praatje bij het koffiezetapparaat. Zorg dat teamleden het gevoel hebben, dat je ze ziet. Daarnaast moet je tijd maken voor het echte gesprek, zoals een functioneringsgesprek. Durf hierbij ook te vragen naar hoe jij als leidinggevende bent en hoe degene zijn ontwikkeling ziet. Als dit niet je ding is, kun je een praktijkmanager inzetten voor de officiële gesprekken. Je moet echter wel altijd zelf belangstelling tonen, jij bent immers ‘de baas’ en aandacht van jou heeft direct invloed op de motivatie van je teamleden en hun functioneren in de praktijk.
Geef daarnaast altijd duidelijkheid aan je teamleden over wat er in de praktijk speelt. Als bijvoorbeeld een medewerker vertrekt, laat dit dan tijdig weten. Vertel ook wat je niet weet en wat je doet om problemen op te lossen. Doe je dit niet, dan blijft het in het hoofd van medewerkers zitten, wat stress tot gevolg kan hebben.
Preventie
Om het risico op overspannenheid te voorkomen, is het belangrijk dat je jezelf uitdaagt. Het brein is van nature lui. Als je dat prikkelt, dan kun je jezelf verder ontwikkelen. Het is wel belangrijk dat het om een haalbare uitdaging gaat. Dit geldt ook voor je medewerkers. Als iemand zich verder wil ontwikkelen, bijvoorbeeld door een bijscholing, geef hem of haar dan die kans. Maak er afspraken over en laat je waardering zien.
Stressoren en energiebronnen
Voor je welzijn is het van belang dat je stressoren in evenwicht zijn met je energiebronnen.
Stressoren kosten je energie en kunnen leiden tot stress. Voorbeelden van stressoren zijn financiële onzekerheid, personeelstekort, een ontevreden patiënt en disharmonie in het team. Op sommige stressbronnen heb je totaal geen invloed, deze moet je accepteren. Je kunt beter je energie geven aan stressoren waar je wel invloed op hebt.
Je energiebronnen zorgen ervoor dat je weer oplaadt. Je kunt hierin onderscheid maken in:
• werk-energiebronnen, zoals waardering, steun van collega’s en leidinggevende, duidelijkheid en autonomie;
• eigen energiebronnen, zoals emotionele stabiliteit, veerkracht, zelfkennis en optimisme.
• leefstijl-energiebronnen, zoals ontspanning, nachtrust, pauzes, voeding en bewegen.
Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Signalen van stress en de gevolgen van stress’ tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu door Charlotte van den Wall Bake van Van den Wall Bake Coaching & Consultancy.
Het nocebo-effect bestaat echt en kan verergering van tandheelkundige symptomen en andere bijwerkingen veroorzaken. Negatieve verwachtingen van de patiënt kunnen volgens een review in het Journal of Oral Rehabilitation ook in de tandheelkunde tot slechtere behandelresultaten kan leiden – hoewel er tot op heden weinig aandacht aan is besteed.
Negatieve verwachtingen
De negatieve verwachtingen van een patiënt over een behandeling kunnen leiden tot een behandeling die als suboptimaal wordt ervaren, verergering van symptomen, of bijwerkingen. Dit fenomeen wordt het nocebo-effect genoemd. Volgens een groep onderzoekers uit Japan, Denemarken en Zweden is het effect al in een groot aantal experimentele en klinische settings aangetoond.
Niet negeren
Dit suggereert dat de implicaties van negatieve patiëntverwachtingen enorm zijn en niet mogen worden genegeerd. Volgens de auteurs is weinig aandacht besteed aan het mogelijke effect van negatieve patiëntverwachtingen in de tandheelkunde – ondanks onderzoeken die aantonen dat patiëntfactoren zoals angst voor de tandarts van invloed kunnen zijn op tandpijn en behandelresultaten.
Geen systematische reviews
Omdat er steeds meer aandacht aan het nocebo-effect wordt besteed hebben de onderzoekers een verhalende review uitgevoerd in de hoop een overzicht te geven van het fenomeen in relatie tot de tandheelkunde en om gebieden voor toekomstig onderzoek te identificeren.
De auteurs gebruikten de PubMed database om artikelen over het onderwerp te vinden. Er zijn geen systematische reviews die de gepoolde snelheid van bijwerkingen bij met placebo behandelde deelnemers in gerandomiseerde klinische onderzoeken op tandheelkundig gebied hebben onderzocht. Individuele onderzoeken suggereren echter indirect dat de verwachtingen van een patiënt de resultaten kunnen beïnvloeden, schreven ze.
Overgevoeligheid na placebo
Patiënten die met placebo werden behandeld, ondervonden bijvoorbeeld overgevoeligheid en irritatie van het tandvlees in onderzoeken naar de veiligheid en effectiviteit van waterstofperoxide bij het bleken van tanden. Bovendien suggereert bewijs dat patiënten met sterke tandartsangst de neiging hebben om hogere niveaus van pijn te ervaren en herinneren na tandextractie.
Het nocebo-effect bestaat
Bovendien hadden patiënten die met een placebo werden behandeld in klinische onderzoeken naar pijnmedicatie na verwijdering van verstandskies geneesmiddelspecifieke bijwerkingen. Voorbeelden hiervan zijn duizeligheid, hoofdpijn en misselijkheid. Het voorkomen van deze bijwerkingen bij patiënten die geen medicatie kregen duiden erop dat het nocebo-effect bestaat in tandheelkundige klinische onderzoeken.
Angst, verwachtingen spelen rol
“Hoewel het onderzoek naar het nocebo-effect in de tandheelkunde beperkt is, toont het beschikbare huidige bewijs aan dat verbale suggesties, patiënt-kliniekrelaties, verwachtingen van patiënten en angst factoren zijn die waarschijnlijk een rol spelen in de tandartspraktijk, net als in andere klinische settings”, schreven de auteurs.
Behandelingen verbeteren na erkenning
De nieuwe review benadrukt de noodzaak om het nocebo-effect in de tandheelkunde verder te onderzoeken. Clinici zouden het mogelijke bestaan van het nocebo-effect moeten erkennen. Een beter begrip van het fenomeen kan volgens de auteurs tandheelkundige behandelingen verbeteren.
Verder onderzoek nodig
Een systematische review van bijwerkingen bij met placebo behandelde patiënten in gerandomiseerde tandheelkundige onderzoeken zou de rol van het effect binnen de tandheelkunde kunnen verduidelijken. “Uiteindelijk zal dit onderzoek helpen om […] de mogelijke implicaties voor de tandheelkundige praktijk te benadrukken en hints te geven over hoe het nocebo-effect kan worden verminderd”, concludeerden de onderzoekers.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/02/Het-nocebo-effect-in-de-tandheelkunde-verdient-meer-aandacht.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-06-06 08:20:162022-06-06 16:20:48Het nocebo-effect in de tandheelkunde verdient meer aandacht
Een intense periode van bruxisme bleek op basis van de anamnese uiteindelijk de oorzaak van parodontitis apicalis aan twee gave ondermolaren van een gezonde 28-jarige man. Volgens het casusverslag uit BMC Oral Health is dit het eerste klinische geval van parodontitis apicalis dat uitsluitend wordt veroorzaakt door bruxisme.
Veelvoorkomende aandoening
6-20% van de bevolking vertoont gedurende het leven bruxisme. Dit kan leiden tot tandfracturen, spierpijn, occlusaal trauma en zelfs beschadiging van de pulpa. Talloze factoren, waaronder stress, genetica, alcohol- en/of cafeïneconsumptie en drugsgebruik, kunnen een rol spelen bij het ontstaan van bruxisme. Eerdere literatuur beschreef al de gevolgen van occlusaal trauma voor de pulpa, maar nog nooit zo drastisch als in dit specifieke geval.
Onbekende oorzaak
Het casusrapport beschrijft een man met parodontitis apicalis parodontitis aan de elementen #36 en #46. Hij was door zijn primaire tandarts doorverwezen naar de tandheelkundekliniek van Saarland University in Duitsland. Hoewel de endodontische behandeling al was begonnen, nam volgens het verslag de periapicale botafbraak toe aan beide kiezen.
De primaire tandarts van de patiënt kon de oorzaak van de parodontitis apicalis niet vaststellen. De kiezen hadden geen vullingen of cariës, noch had de patiënt trauma of een ongeval meegemaakt. De tandarts constateerde wel een verhoogde tandmobiliteit en bifurcatie bij een sondeerdiepte van 4 mm. Bij de 36 en 46 werden pockets van 10mm gemeten, terwijl in de rest van de mond geen enkele sprake was van parodontale afbraak. Ook was er wat uitpuilende elastische zwelling bij het vestibulum. Andere testen en beeldvorming brachten geen problemen aan het licht.
Antibioticabehandelingen zonder diagnose
De man meldde dat hij anderhalf jaar voor het eerste bezoek de pijn voor het eerst had gevoeld aan de rechterkant ter hoogte van de 46. De pijn was uitstralend, trekkend , moeilijk te lokaliseren. en kloppend bij het slapen gaan. Verder ervoer de man oorpijn en pijn in het kaakgewricht. Twee dagen voordat de pijn verdween was sprake van percussiepijn. De door zijn eigen tandarts uitgevoerde percussietest was negatief en sensibiliteitstest gaf een verminderde reactie. Na doorverwijzing naar een KNO-arts kreeg de patiënt zonder diagnose een week lang antibiotica voorgeschreven. De medicatie loste zijn pijn volledig op.
Zo’n anderhalve maand later ervoer de patiënt opnieuw dezelfde pijn. Na het maken van röntgenfoto’s kon de geraadpleegde spoedtandarts geen diagnose stellen. Een antibioticabehandeling loste het probleem echter weer op.
Diagnose van parodontitis apicalis
Toen twee en een halve maand later de pijn van de patiënt weer terugkeerde liet zijn eigen tandarts een nieuwe röntgenfoto maken. Deze tandarts stelde de parodontitis apicalis aan de 36 en de 46. De kiezen leken avitaal en de tandarts startte een endodontische behandeling.
Tandenknarsen
Toen de behandelend tandarts van het academisch ziekenhuis de patiënt expliciet vroeg hoe zijn leven was tijdens de periodes van pijn, meldde de patiënt veel stress te ervaren door het afronden van zijn studie en ‘s nachts te knarsetanden , aldus het verslag.
Gedurende een korte periode (1,5 jaar na de eerste aanval van pijn en 2 weken voor de endodontische behandeling) droeg de man een bijtspalk. Zijn eigen tandarts kon het bestaande bruxisme echter niet in verband brengen met de klachten van de patiënt over de kiezen #36 en #46. De diagnose parodontitis apicalis ten gevolge van occlusaal trauma werd gesteld door de behandelend tandarts van het academisch ziekenhuis.
Endodontische behandeling
Na de wortelkanaalbehandeling is de patiënt klachtenvrij gebleven en gebruikt hij regelmatig een splint. Een jaar na de wortelkanaalbehandeling zullen röntgenfoto’s worden gemaakt ter controle.
Het belang van medische geschiedenissen
Volgens de auteurs moeten tandartsen in gevallen van onbegrepen tandpijn denken aan bruxisme. Bovendien benadrukt deze casus het belang van afnemen van een volledige anamnese en van het routinematig maken van röntgenfoto’s bij patiënten, schreven ze. Door middel van een correcte anamnese kan mogelijk bruxisme aan het licht komen, in dit geval als mogelijke/waarschijnlijke oorzaak van parodontitis apicalis. Meer onderzoek is nodig om het verband tussen bruxisme en parodontitis apicalis definitief aan te tonen.
Diagnose van uitsluiting
In dit geval “werd de etiopathogenese van de parodontitis apicalis verklaard door een diagnose ‘bij uitsluiting’, aangezien geen van beide gebitselementen cariës, vullingen of trauma had ondergaan”, schreven de auteurs.
Zaterdag 21 mei reikte Maud van Gageldonk (Colgate) het 50.000ste poetspakket uit aan Marleen van der Waal (het Vogelnest). Met de poetspakketten worden sinds 2007 door het hele land honderdduizenden Hou je mond gezond!-lessen gegeven.
Tijdens deze lessen wordt aan kinderen op de basisschool op een luchtige manier kennis bijgebracht over de mond en het gebit, tandenpoetsen, gaatjes en de zeven eet- en drinkmomenten.
Mondzorgprofessionals en leerkrachten kunnen zich voor het verzorgen van een les aanmelden en ontvangen dan een poetspakket. Een poetspakket bevat materialen om het poetsen in de klas te kunnen oefenen en folders voor ouders met tips voor een gezonde kindermond.
Gezond gebit op jonge leeftijd maatgevend voor toekomst
Het onderwijsproject Hou je mond gezond! is geïnitieerd en ontwikkeld door het Ivoren Kruis, de Nederlandse Vereniging voor Mondgezondheid. Wie op jonge leeftijd een gezond gebit heeft, houdt dat vaak ook zo. Een gezond gebit heb en houd je door twee keer per dag goed je tanden poetsen met fluoridetandpasta en niet meer dan zeven keer per dag te eten en drinken.
Marleen van der Waal: ‘Ik ben er trots op dat ik namens alle vrijwilligers het 50.000ste pakket in ontvangst mocht nemen. Ik heb als vrijwilliger een Hou je mond gezond!-les mogen geven. Het is geweldig om op deze manier een positieve bijdrage te leveren aan de aandacht voor mondgezondheid van kinderen en hun ouders.’
Hans Prakken, bestuurslid Ivoren Kruis, is er trots op dat met het gebruik van 50.0000 poetspakketten al zo’n 1.500.000 kinderen kennis over de mond en het gebit is bijgebracht en een niet te vergeten poetservaring heeft gekregen. Evenzoveel ouders zijn geïnformeerd over het belang van goed tandenpoetsen. ‘Kinderen praten nog lang na over een poetsles. Zo’n witte jas in de klas maakt indruk en die ervaring komt ook naar huis. Dit succes konden we alleen bereiken dankzij de enthousiaste inzet van duizenden vrijwillige tandartsen, mondhygiënisten, (preventie)assistenten, studenten, GGD-medewerkers en leerkrachten. En onze partner Colgate-elmex die vele duizenden tandenborstels en tubetjes tandpasta beschikbaar stelde.’
Cariës en tanderosie terugdringen
Doel van het lesproject is het bevorderen van een gezonde mond door het terugdringen van cariës (gaatjes) en tanderosie en het stimuleren van tandartsbezoek. Veel ouders weten niet dat een bezoek aan de tandarts of mondhygiënist is opgenomen in de basisverzekering en dus voor kinderen tot 18 jaar gratis is. Ook wil het Ivoren Kruis bij kinderen van basisscholen bewustwording creëren van de eigen invloed op de (mond)gezondheid. Kinderen die de juiste houding, kennis en vaardigheden aanleren om hun gebit en mond goed te verzorgen, zijn ook vaardiger in preventie en zelfzorg bij het voorkomen van ernstiger vermijdbare ziektes.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/05/50.000ste-poetspakket-Hou-je-mond-gezond-uitgereikt.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-05-25 12:29:482022-05-25 12:31:0150.000ste poetspakket Hou je mond gezond! uitgereikt
Een patiënt wordt ingestuurd met peri-implantitis bij de 21. Het implantaat is 10 jaar eerder geplaatst. Deze casus laat over een periode van 12 jaar zien hoe bepalend het niveau van de dagelijkse verzorging door de patiënt is voor een gezond parodontium en het behoud van het implantaat. Casus van parodontoloog en implantoloog Lodewijk Gründemann.
Na het verlies van een natuurlijk gebitselement wordt er tegenwoordig steeds vaker besloten tot het plaatsen van een tandheelkundig implantaat. Dat betekent ook dat tandheelkundige zorgverleners telkens frequenter geconfronteerd worden met mensen met tandheelkundige implantaten: elke praktijk heeft wel een aantal patiënten met een implantaat. Hoe gaan wij daar mee om?
In het verleden was hier in de opleidingen geen aandacht voor omdat de behandeling immers nog niet een algemene behandeloptie was. Tegenwoordig ligt dit anders en is een implantaat een algemeen goed geworden. Terwijl in het verleden de aandacht met name uit ging naar het voorspelbaar plaatsen van een tandheelkundig implantaat is de hedendaagse uitdaging om een reeds geplaatst implantaat zo lang en ontstekingsvrij mogelijk in de mond te houden.
Mondverzorging op hoog niveau
Vaak wordt er nog van uit gegaan dat wanneer een implantaat geplaatst, het probleem opgelost is. Meestal is dat ook zo, maar niet altijd. De realiteit is dat juist bij een patiënt met een tandheelkundig implantaat de mondverzorging op een hoog niveau behoort te zijn of moet worden gebracht. Hier wringt soms wel eens de schoen. Een tandheelkundig implantaat is eigenlijk niets anders dan een piercing die door de gingiva rechtstreeks in het bot geplaatst wordt, in een vochtige omgeving van 37 graden Celsius vol met bacteriën. Een soort broedstoof.
Richtlijn
Over hoe de nazorg bij een implantaat dient te verlopen daar wordt op dit moment in de opleidingen nog beperkt aandacht aan besteed. De NVvP en de NVOI hebben een aantal jaren geleden de handen ineengeslagen en in gezamenlijkheid daarvoor een duidelijke richtlijn ontwikkeld. Daarin is niet alleen aandacht voor de peri-implantaire nazorg omschreven maar wordt ook gewezen op de noodzaak van implantaire voorzorg. Dat betekent dat er eerst gezorgd dient te worden voor een parodontaal gezonde situatie voordat er geïmplanteerd gaat worden.
Uit onderzoek weten we inmiddels dat het ontstaan van peri-implantitis vaker voorkomt bij personen die gevoelig zijn voor parodontitis, die roken en waarbij de dagelijkse mondhygiëne niet op niveau is. In de nazorg is er een grote taak weggelegd voor het sonderen rond de implantaten om te onderzoeken hoe de conditie van de peri-implantaire weefsel is. Heel kort door de bocht kan gesteld worden dat bij constatering van mucositis (ontsteking rond een implantaat zonder botverlies) dit behandeld kan worden door het instellen / aanleren van een effectieve dagelijkse reiniging rond de restauratie op het implantaat. Wanneer er botverlies rond een implantaat geconstateerd wordt, aan de hand van een solo röntgenfoto, is er sprake van peri-implantitis en dient dit operatief behandeld te worden en is alleen het instellen van een effectieve dagelijkse mondhygiëne niet afdoende. De presentatie van een casus uit de praktijk laat zien wat er op dit moment mogelijk is en maakt duidelijk hoe belangrijk niet alleen een bezoek aan de mondhygiënist is maar dat er met name gefocust dient te worden op het niveau van de dagelijkse verzorging door de patiënt zelf. Ik maak dit regelmatig aan patiënten duidelijk door het behandelen van roest als metafoor te gebruiken:
Wij als zorgverleners kunnen de roest weghalen (plaque en tandsteen). Dan blijft er blank staal over. Of het weer gaat roesten hangt daarna van de verzorging van de patiënt af. Hoe nauwkeuriger en consequenter de patiënt het gebit verzorgt, hoe minder snel het weer zal gaan ontsteken (roesten).
Casus: patiënt met peri-implantitis bij de 21
Een patiënt wordt ingestuurd met peri-implantitis bij de 21. Het implantaat is 10 jaar eerder (in het jaar 2000) extern geplaatst en de uitgevoerde nazorg is gestopt omdat het volgens de behandelaar goed ging. De status met solo opname van het implantaat laat een gegeneraliseerde adulte parodontitis zien met peri-implantitis rond het implantaat 21 (zie status 1+ solo opname, 22 juni 2010)
Besloten is te beginnen met een initiële parodontale behandeling en nog een jaar parkeerfasebehandeling om de mondhygiëne op een hoger niveau te krijgen (gedrag). Bij de evaluatie van de initiële behandeling op 19 januari 2012 constateren we een zo goed als gezond gereduceerd parodontium – met ruimte voor verdere verbetering – en een verbeterde botsituatie rond het implantaat 21 (status 2 + solo opname).
Status 3
Op verzoek van de patiënt wordt de nazorg weer in de eigen omgeving voortgezet. Na twee jaar (8 oktober 2014) roepen wij de patiënt op voor controle op stabiliteit en wordt geconstateerd dat de parodontale en peri-implantaire conditie achteruit gaat en dat het niveau van de dagelijkse verzorging niet meer is wat hij was en zou moeten zijn. De verwijzer wordt gevraagd de nazorg aan te passen en te intensiveren: focussen op niveau dagelijkse mondhygiëne / gedragsverandering. Na wederom twee jaar (2 maart 2016) roepen wij de patiënt op voor controle op stabiliteit. Geconstateerd wordt dat de parodontale situatie niet stabiel is, met verhoogde bloeding, pockets en pusafvloed bij het natuurlijk element 15 en het implantaat 21. De botsituatie rond het implantaat is weer iets minder gunstig. (status 3 + solo opname).
Besloten wordt niet langer af te wachten en operatief in te grijpen en te werken aan een dagelijks toereikende mondhygiëne (gedragsverandering). Het doel is het peri-implantaire weefsel weer gezond te maken en het bot, voor zo ver mogelijk, te regenereren middels het aanbrengen van humane botkorrels en een bindweefseltransplantaat als membraan. Op de foto’s is duidelijk te zien hoe uitgebreid het verval rond het implantaat is.
Status 4
Bij de evaluatie op 11 mei 2017 wordt geconstateerd dat de doelstellingen zijn gehaald en er sprake is van een gezond peri-implantair weefsel met regeneratie van bot rond het implantaat (status 4 + solo opname).
Status 5
De nazorg wordt bij ons in de praktijk voortgezet waarbij de focus ligt op de beïnvloeding van het gedrag van de patiënt ten aanzien van de dagelijkse mondverzorging en niet op de reiniging door de zorgverlener. We merken dat het voor zorgverleners best wel eens lastig is om ingesleten gewoontes los te laten en de focus binnen een behandeling om te draaien van curatief naar preventief (gedragsbeïnvloeding). We zijn geneigd om de meeste aandacht te geven aan het sub- en supragingivaal reinigen van het gebit. Het komt bij ons in de praktijk geregeld voor dat de zorgverlener het gebit nauwelijks reinigt en de meeste tijd besteed wordt aan het toepassen van gedragsinterventietechnieken. Te denken valt aan motivational interviewing, goalsetting / planning, motivatie berichten, zelf controle, beeldbellen en de Tell show do methode.
De volgende evaluatie, na twee jaar, laat een stabiel en gezond parodontium / peri-implantair weefsel zien met een voortgaande verbetering van de botsituatie rond het implantaat 21 (status 5 + solo opname).
Situatie vóór en na chirurgie
Situatie 2017 voor chirurgie
Situatie 2 jaar na chirurgie
Nu de situatie stabiel is, verzoekt de patiënt wederom om nazorg in de eigen omgeving. Dit lijkt mij nu geen enkel probleem meer. De patiënt geeft aan dat haar duidelijk is dat de eigen inzet het resultaat op termijn bepaalt. Met de patiënt is afgesproken dat we jaarlijks haar parodontale / peri-implantaire situatie monitoren middels een evaluatie.
5 jaar na chirurgie
Op 28 april 2022, vijf jaar na chirurgie, roepen wij de patiënt weer op en heeft de laatste evaluatie plaatsgevonden. We troffen onderstaande situatie aan.
Er is sprake van een gezond gereduceerd parodontium / peri-implantair weefsel bij een erg goede dagelijkse mondhygiëne.
De patiënt, van inmiddels 76 jaar, is erg blij met het resultaat. Op mijn vraag of ze denkt de huidige situatie nu zelf onder controle te kunnen houden reageert ze emotioneel: “ja, absoluut! Ik wil mijn implantaat niet kwijt. Ik ben me nu heel bewust van wat er voor nodig is om mijn gebit goed te houden. Ik ben u daar eeuwig dankbaar voor”.
Mijn voorstel is dat zij de nazorg voort blijft zetten bij haar eigen mondzorgverleners in de buurt van haar woonplaats en bij mij afbehandeld is. Zij is daar zo blij mee dat zij mij vraagt of ze me een knuffel mag geven.
Wat kunnen we leren van deze casus?
Niet vanzelfsprekend
Een leermoment van deze casus is dat het niet vanzelfsprekend is dat de parodontale situatie rond een implantaat stabiel / gezond blijft.
Bewust maken
Er dient, zowel aandacht besteed te worden aan een stabiel en gezond parodontium voorafgaand aan het implanteren als aandacht aan een strikte parodontale / peri-implantaire nazorg. Daarbij is er een belangrijke rol weggelegd voor het jaarlijks sonderen rond het implantaat (of bij elke nazorg visite) en het regelmatig scoren van de plaque (PI <20%) om de zorgverlener en de patiënt bewust te maken van de staat van het parodontium / peri-implantair weefsel en het niveau van de gehanteerde dagelijkse reiniging.
Zo vroeg mogelijk stadium actie
Mocht er uiteindelijk toch mucositis of peri-implantitis ontwikkelen dan is het zaak om in een zo vroeg mogelijk stadium actie te ondernemen en te verwijzen zodat er nog kans is om het proces een halt toe te roepen zodat de patiënt nog lang plezier kan hebben van het geplaatste implantaat.
Gedrag
Het resultaat van ons (curatief) handelen wordt voor een heel groot deel bepaald door het niveau van de dagelijkse verzorging door de patiënt (gedrag). Wat misschien belangrijk is om ons te realiseren is dat het hebben van parodontitis of parodontaal verval een patiënt kenmerk is. Dat gaat niet meer weg. Dat is net zo iets als het hebben van diabetes of hoge bloeddruk. Behandeling daarvan is alleen succesvol als de patiënt zijn leefpatroon aanpast en / of consequent is met de medicatie. Het drie of vier keer per jaar bezoeken van de diabetesverpleegkundige of huisarts zal de (chronisch) aandoening niet doen verdwijnen. Het drie of vier keer per jaar bezoeken van de tandheelkundig zorgverlener zal het parodontaal / peri-implantair (dentaal) verval niet stoppen, hooguit remmen. De dagelijkse inzet van de patiënt zorgt voor ons succes; een stabiel, gezond, (gereduceerd) parodontium / peri-implantair weefsel. Het advies is dan ook (ongeveer) de helft van de behandeltijd te besteden aan het ondersteunen van de patiënt in het verkrijgen of onderhouden van een optimale mondhygiëne en motivatie.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/05/Casus-patient-met-peri-implantitis-bij-de-21-en-het-belang-van-gedrag-van-patient.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-05-23 14:28:472022-05-11 12:01:07Casus: patiënt met peri-implantitis bij de 21 en het belang van gedrag van patiënt
Mondzorg behelst meer dan simpelweg een behandeling uitvoeren. Door echt aandacht te hebben voor de patiënt voelt deze zich beter en heeft een behandeling vaak een beter resultaat. Hoe je dat in de praktijk kunt brengen, vertelt Vera van Kampen van ‘Hospitality in de zorg’.
Wat versta je onder hospitality in de zorg?
“Hospitality is aandacht voor de patiënt, en dan echte aandacht. De patiënt zien en begrijpen dat het niet gemakkelijk is om naar de tandarts of het ziekenhuis te gaan. Je moet aansluiten bij de beleving van de patiënt, bij zijn behoeften, vragen en emoties.
In de zorg zie je toch nog vaak dat het snel en efficiënt moet. De medewerkers verwarren ‘snel helpen’ met dienstverlening, terwijl eerst aandacht voor de patiënt veel efficiënter is. Als de medewerker bewust aangeeft dat hij of zij de patiënt ziet en hoort, dan wordt de patiënt begrepen. Dan gaat de volgende stap, het helpen, ook sneller. De patiënt heeft namelijk vertrouwen gekregen in de behandelaar en in de behandeling.”
Wat gaat er vaak mis in de zorg op het gebied van hospitality?
“Behandelaars zijn zo eigen in hun vak dat ze snel doorgaan naar de behandeling in plaats van de patiënt mee te nemen in die behandeling. Door hier bewuster mee aan de slag te gaan, zorg je voor meer welzijn en welbehagen van de patiënt en dus voor een beter resultaat van de behandeling. Begrip hebben voor de emoties van een patiënt betekent niet dat je zijn of haar onzekerheid onbewust moet bevestigen. Juist niet, dan werkt averechts. Dat is dus de valkuil in de communicatie. Alleen maar vriendelijk en aardig zijn, is volstrekt onvoldoende als iemand niet geleerd heeft dit effectief in te zetten voor de patiënt.”
Jij geeft trainingen over hospitality?
“Ja, ik ben afgestudeerd in communicatie en in 1998 gestart met een opleidingsorganisatie voor communicatietrainingen en dan met name voor servicedesks en helpdesks in de IT. We zijn vrij snel daarna ook begonnen met trainingen voor de zorg en dan echt in alle takken: van ziekenhuis tot tandarts en van GGZ-instelling tot thuiszorg. De opzet van onze trainingen is gebaseerd op het onderzoek van hoogleraar Andrea Evers, gezondheidspsycholoog aan de universiteit van Leiden. Evers toonde daarin aan dat bewuste en onbewuste verwachtingen de werking van medicijnen en behandelingen, zowel positief als negatief, kunnen beïnvloeden. De communicatie met de patiënt over zijn of haar ziekte speelt een belangrijke rol in het genezingsproces.
Dit betekent dat alle communicatie met de patiënt de positieve verwachtingen van de behandeling moet versterken. Empathie is dus meer dan alleen klantvriendelijkheid. Het is belangrijk voor het welzijn en welbehagen van de patiënt en dus voor de genezing. Alle ondersteunende functies vormen een belangrijke schakel in het proces. Hierbij is een eerste indruk altijd belangrijk, want die wordt onthouden en opgeslagen.”
Hoe moet je dat dan doen?
“Een voorbeeld uit de mondzorg is dat als de patiënt binnenkomt, er snel een praatje wordt gemaakt. Maar als de patiënt dan in de stoel ligt, draait de behandelaar zich om naar de computer en zit dan met z’n rug naar de patiënt toe. Vaak is de behandelaar niet meer te verstaan en ligt de patiënt er een beetje verloren bij. Hoe je het wel moet doen? Kijk de patiënt aan, wees er op dat moment helemaal voor de patiënt en laat je niet afleiden door collega’s die voorbijlopen, vragen hebben etc. Leg uit wat de behandeling inhoudt, en leg het nog een keer uit. De patiënt luistert door emoties (angst voor de behandeling) vaak minder goed. Sluit aan bij de patiënt, kijk of hij het begrepen heeft. Vraag niet om een samenvatting, maar geef gevoelsreflecties.
Je verwacht misschien dat de behandeling op deze manier veel langer gaat duren, maar het tegendeel is waar. Als je eerst aandacht besteedt aan de patiënt, hem op z’n gemak stelt, tijd neemt voor zijn vragen of angsten, dan kun je daarna meteen verder, omdat hij vertrouwen heeft in de behandelaar en de behandeling.
Het gaat trouwens om meer dan alleen de behandeling. Vanaf het eerste contact met de patiënt moet het vertrouwen opgebouwd worden. Daarbij gaat het dus om het eerste telefonisch contact, maar ook om de uitstraling van de website en de navigatie daarvan. Andrea Evers stelt zelfs dat als het eerste contact niet goed is, de patiënt minder vertrouwen heeft in de praktijk, in de assistent, in de behandelaar én in de behandeling. Uiteindelijk heeft de patiënt zelfs een langere herstelperiode.
Dus aandacht waarbij de patiënt zich echt gezien en gehoord voelt, is het allerbelangrijkste!”
Hoe zorg je met het hele team voor een goede patiëntervaring?
“Je moet je er bewust van worden hoe alle medewerkers in de praktijk omgaan met de patiënt. En je bewust zijn en blijven van je eigen rol in dit verhaal. Je moet elkaar (blijven) aanspreken op gedrag en dat iedere keer weer in overlegstructuren terug laten komen. Want gedrag is niet zomaar veranderd, dat duurt echt lang. Er wordt wel gezegd dat je veertig werkdagen moet oefenen om een kleine gedragsverandering in te laten slijten.
Dit werkt echt op de lange termijn. Je investeert met elkaar in een prettig werkklimaat en meer arbeidssatisfactie. Dat levert tevreden patiënten op. Een tevreden patiënt is een ambassadeur voor je organisatie, want hij vertelt door hoe zijn ervaring met de behandelaar is. Een tevreden patiënt accepteert het ook meer als er een keer een foutje gemaakt wordt. Een ontevreden patiënt ‘zeurt’ sneller en deelt zijn onvrede met zeer veel vrienden en relaties.”
Heb je verder nog tips voor mondzorgverleners?
“Naast het horen-zien-begrijpen-helpen van en aansluiten bij de patiënt is onze belangrijkste tip: doe alles altijd met een SMILE! Een smile is aardig en vriendelijk zijn met empathie! Een smile kost niks; de patiënt voelt zich veel meer welkom en het werkplezier wordt groter!”
Interview door Yvette in ’t Velt met Vera van Kampen, eigenaar, trainer en coach bij ‘Hospitality in de zorg’ voor maatwerk-communicatietrainingen in de zorg. Vera van Kampen is een van de sprekers op het NVM Lustrumcongres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/04/Hospitality-in-de-mondzorg.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-05-09 11:28:562022-05-09 11:55:13Hospitality in de (mond)zorg: hoor, zie, begrijp en help de patiënt!
Wanneer moet gebitsslijtage behandeld worden voordat er kronen, bruggen of implantaten in de zijdelingse delen gemaakt worden? En hoe ga je te werk bij behandeling van slijtage? Verslag van de Masterclass Gebitsslijtage door Hans van Pelt, Restauratief Tandarts (NVvRT) en EPA-erkend Prosthodontist
Fysiologische slijtage
De fysiologische slijtage van glazuur bedraagt gemiddeld 12-20 micron per jaar en de glazuurkap is gemiddeld 2 mm dik. Occlusale slijtage wordt grotendeels gecompenseerd door afzetting in de pulpa, mits deze vitaal is. Blootliggend dentine slijt veel sneller (ongeveer 8-10 keer!), namelijk 80-200 micron per jaar. Posterior composiet slijt gemiddeld net zo snel als glazuur, namelijk 12-20 micron per jaar.
Pathologische slijtage
Wanneer de slijtage niet past bij iemands leeftijd, dan spreken we van pathologische slijtage. Oorzaken kunnen van chemische aard (zuren), of van mechanische aard (o.a. bruxisme) zijn, maar het is bijna altijd een combinatie van beide. Chemische slijtage is pas goed te beoordelen bij inspectie van de occlusale vlakken, wanneer de patiënt de mond open doet. Ironisch genoeg komt deze variant vooral voor bij mensen die gezond leven, veel anti-oxidantenbevattende sappen zoals grapefruitsap/citroen drinken, veel en vaak hun tanden poetsen, maar ook jonge kinderen die veel en vaak zure snoep eten. Uit onderzoek blijkt dat 25% van de 11-jarige in Den Haag al tekenen van pathologische slijtage vertoont en 40% van 16-jarigen al erosieve slijtage.
Mechanische slijtage is vaak al snel zichtbaar bij glimlachen, omdat de incisale randen van het front korter worden. Een patiënt met forse mechanische slijtage zal zich meestal melden met esthetische klachten en zelden vanwege pijn.
Tijdig herkennen van slijtage en melden aan de patiënt is van groot belang, want er is sprake van ‘supervised neglect’ als de tandarts dit niet herkent met gevolgen voor aansprakelijkheid als gevolg. In het Verenigd Koninkrijk zijn tandartsen die in de NHS werken sinds de jaren 90 strafbaar, omdat niet tijdig behandelen leidt tot stijging van de kosten terwijl de prognose van de behandeling afneemt.
Behandeling slijtage
Slijtage wordt functioneel gecompenseerd door passieve eruptie/ uitgroei van het onder- en bovenfront; dit wordt dento-alveolaire compensatie genoemd. De ernst van de slijtage in het front kan worden uitgedrukt in een score op ACE-classificatie (ontwikkeld door Vailati en Belser in Zwitserland), welke loopt van I (palatinaal dunner wordend glazuur) tot en met ACE VI (vergevorderde buccale en incisale slijtage met pulpanecrose).
Afhankelijk van de score, wordt er een passende behandeling gestart. Het is zeer aan te raden de behandeling altijd te starten met en te parkeren in composiet. Dit mag ook indirect vervaardigd zijn. Er is internationaal consensus om geen (duurdere) indirecte voorzieningen zoals porseleinen veneers, volledige kronen en onlays te vervaardigen, maar om de vormgeving uit te testen en te kijken of de patiënt zijn ‘lifestyle’ heeft leren aanpassen.
Parkeren in composiet wordt ook wel ‘slow dentistry’ genoemd, omdat de patiënt kan wennen aan de beetverhoging en verandering in fonetiek. Daarnaast biedt composiet de mogelijkheid om dynamisch te werken door de ophogingen aan te passen en te repareren in geval van forse mechanische slijtage zoals bij bruxisten.
Oorzaak opsporen
Voorafgaande aan de daadwerkelijke behandeling, moet eerst de oorzaak van de slijtage worden achterhaald en de ernst per element gescoord worden. Ook hiervoor is een classificatie; de TWES-score die in Nederland door Wetselaar en Lobbezoo is ontwikkeld. Op dit moment wordt er hard gewerkt om binnen tandheelkundige programma’s zoals Exquise en Simplex, modellen in te bouwen om de score waarbij de ernst van de slijtage wordt aangeven te kunnen vastleggen, vergelijkbaar met een parodontiumstatus.
Daarnaast is het aan te raden om de patiënt een uitgebreide voedingsanamnese te laten invullen. Doel van dit is om de patiënt eigenaar van zijn probleem te maken. Wanneer de behandeling te complex is kan de patiënt verwezen worden naar een restauratief tandarts. In veel verwijspraktijken krijgt de patiënt naast een medische anamnese ook een vragenlijst opgestuurd met vragen over o.a. de manier van bijten, mondgewoontes en hoe de patiënt de esthetiek van het gebit ervaart. Dit is een begin van een uitgebreide risico-analyse: Patiëntgebonden risico, Biologisch risico, Structureel risico, Functioneel risico en Skeletaal risico. Al deze factoren hebben invloed op oorzaak, behandeling en prognose.
Herstel front-hoektandgeleiding en ‘Dahlen’
Wanneer de behandeling in composiet gestart wordt, worden als eerste de hoektanden opgebouwd, om weer ‘canine protection’ te verkrijgen. Bij redelijke tot forse slijtage is deze meestal overgegaan in groepsgeleiding, ook wel ‘groups destruction’ genoemd. Cuspidaten zijn gebouwd om “de klappen” op te kunnen vangen (dikkere glazuurkap en lange wortels). Omdat cuspidaten een groot worteloppervlakte hebben, is intrusie van deze elementen nagenoeg onmogelijk. Om de dento-alveolaire compensatie te keren, kun je gebruik maken van het Dahl-concept waarbij palatinaal de anatomie wordt hersteld en een vlak zogenaamd Dahl-platform wordt gemaakt. Daarmee wordt de beet gelicht en is er alleen contact in het front. Wanneer de cuspidaten en de tussenliggende incisieven in composiet zijn opgehoogd, zal er automatisch een open beet in de zijdelingse delen ontstaan. Met andere woorden; de patiënt krijgt de kiezen niet meer op elkaar. Afhankelijk van onder meer de leeftijd van de patiënt, zal deze open beet zich in ongeveer 6 tot 9 maanden herstellen door uitgroei van de zijdelingse delen. Hierbij groeien niet de molaren uit, maar het gehele kaakbot. Bij jongeren zal het Dahlen sneller gaan, de P1’s zullen als laatste weer in occlusie komen. Dahlen is te beschouwen als “gratis” en onzichtbare orthodontie. De zijdelingse delen groeien uit en de incisieven intruderen. Incisieven intruderen sneller dan cuspidaten. Daarom is het belangrijk goed te kijken of de morfologie van de cuspidaten ook hersteld moet worden.
Quint van Hanau
De Quint van Hanau kent een vijftal factoren, welke zorgen voor een gebalanceerd occlusie- en articulatiepatroon en krachtenspel:
Helling van de condylusbaan
Incisiefbaan bij proale beweging
Vlak van occlusie
Knobbelhelling
Compensatiecurve (van Spee)
Video met uitleg over De Quint van Hanau
Gegeneraliseerde slijtage en orthodontie
Wanneer er in de zijdelingse delen geen disclusie (bescherming) meer ontstaat bij articulatie, zullen knobbels afslijaten en de knobbelhelling veranderen. Bij een (te) steile incisiefbaan ontwikkelt de patiënt vaak een ‘restricted envelop of function’. Hierdoor zit de beet “op slot” en zal er meer slijtage in het front optreden met kans op breuk. In dit soort gevallen is het bijna altijd noodzakelijk om samen met de orthodontist eerst de beet te lichten en de curve te herstellen, alvorens restauratief te handelen.
Daarnaast kan een ‘restricted envelop of function’ ook zorgen voor TMD-klachten. In ernstige gevallen is een orthodontische behandeling in combinatie met chirurgie noodzakelijk, wanneer er sprake is van een skeletale klasse II. Door de beet te lichten zal een klasse II relatie namelijk verergeren
Hoe ga je te werk bij behandeling van slijtage?
Stappen:
Registreren van CR (bij occlusale slijtage moet je niet de maximale occlusie registreren, maar de centrale relatie. Bij behandeling van de slijtage wordt de beet namelijk gelicht en spreekt men van ‘reorganized approach’ ;
Modellen monteren in articulator mbv facebow-registratie en Condylushelling vastleggen met een proale beetregistratie
Reconstrueren Incisiefbaan, Vlak van occlusie, Curve van Spee en Knobbelhelling;
Start met het opbouwen van de ondercuspidaten, en vervolgens de bovencuspidaten; houd dan een kwartiertje koffiepauze en vraag aan de patiënt waar het zwaarste contact zich bevindt. Dit kan je dan, (bij voorkeur palatinaal als de zichtbare anatomie al mooi is), iets inslijpen. Vervolgens worden de onder-incisieven en vervolgens de bovenincisieven opgebouwd. Dit kan allemaal uit de hand, waarbij vanaf palatinaal een wig ingebracht, bij voorkeur een dunne tandenstoker als. Belangrijk is om te onthouden dat slijtage-opbouw altijd start in het front, omdat het front als functie heeft de zijdelingse delen te beschermen en esthetiek en phonetiek (en de functie ervan) hersteld moeten worden. Daarna pas worden de zijdelingse delen opgebouwd. Dit kan door de opwas intra-oraal over te brengen met de dieptrekmallen. Wanneer er géén gebruik wordt gemaakt van dieptrekmallen, begin dan met de dragende knobbels van de premolaren en molaren onder en vervolgens de fossae in de boven (pre)molaren waar deze knobbel terecht in moeten komen (occlusale stops). Wanneer er na verloop van tijd stukjes composiet af breken, is het belangrijk om te achterhalen waarom op het op juist díe plek breekt. De knobbelhelling kan te steil zijn of de hoektandgeleiding te gering.
Hoe ernstiger de slijtage en hoe meer er moet worden opgebouwd, des te slechter is ook de prognose. Daarnaast speelt behoud van pulpa-vitaliteit een rol en daarom hebben gebruik van plastische materialen de voorkeur (additionele benadering), omdat dan minder gezond tandweefsel hoeft te worden afgenomen. Als laatste stap wordt de opbouw beschermd door middel van een harde occlusale beschermplaat, mét hoektandgeleiding, omdat daardoor de spieractiviteit blijkt af te nemen.
Op termijn kunnen de ophogingen in composiet worden vervangen door ‘tabletops’ van Lithiumdisilcaat (E.max), hybriede composiet (Vita Enamic), gegoten metalen kronen van hoogedelmetaal en/of FullZir-kronen op de molaren. De prognose van deze indirecte restauraties wordt beter op het moment dat de occlusie en articulatie in balans is volgens de Quint van Hanau. Als het articulatie-evenwicht correct is hersteld zal dit leiden tot duurzaam functieherstel.
T-scan
De occlusie en articulatie kan helder in kaart worden gebracht en vastgelegd met behulp van een druksensor zoals de T-scan. Op deze scan kan worden beoordeeld of de drukverdeling per element en links-rechts gelijkmatig is. Een digitale T-scan is veel betrouwbaarder dan het analoge en inmiddels echt ouderwetse rood of blauwe occlusiepapiertje (of artishimstock), omdat in ‘slow motion’ de opbouw van occlusale contacten kan worden geanalyseerd. Het duurt slechts 15/100e van een seconde van het allereerste contact naar maximale occlusie. In deze korte periode kunnen storende contacten (vooral bij knobbelhellingen) zijn die niet zichtbaar zijn met een occlusiepapiertje, omdat daar alleen het eindpunt (het contact in maximale occlusie) is te zien. Met een T-scan kan nog veel meer worden vastgelegd en geanalyseerd, zoals overbelasting van elementen en implantaten. Daarnaast is het mogelijk om intra-oraal premature contacten op te sporen, welke aanleiding kunnen geven tot onbegrepen pijnklachten. Deze pijnklachten omvatten hoofdpijn, en pulpitis-gelijkende klachten bij de molaren bij overbelasting. In een dergelijk geval is het verstandig de patiënt te verwijzen naar een gnatholoog mits deze een T-scan heeft uiteraard. Verwacht wordt dat deze nieuwe meetmethode de volgende ‘paradigm shift’ in de tandheelkunde zal zijn.
Dr. Hans van Pelt studeerde Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen van 1972 tot 1978. Van 1978-1985 was hij full time verbonden aan de vakgroep Prothetische Tandheelkunde. Daarna startte hij een algemene (groeps)praktijk in 1984 en werkte daar tot 1999. Van 1991 – 2011 was hij verbonden aan het Martiniziekenhuis in Groningen voor prothetische en restauratieve behandelingen in samenwerking met de afdeling Mond-Kaak en Aangezichtschirurgie. In 2004 heeft hij er een Afdeling Bijzondere en Restauratieve Tandheelkunde opgezet die in 2011 is overgegaan in een CBT. Sinds 2000 is hij weer verbonden aan het Centrum Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen, Sectie Orale Functie. Hij is er belast met onderwijs in ‘Fixed and Removable Prosthodontics’. Hij heeft in 2010 de verwijspraktijk PRO in Rotterdam die deel uitmaakt van Proclin en was van 2012 tot 2020 hoofdredacteur van het vakblad Tandartspraktijk.
Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts in Den Haag, voor dental INFO, van de Masterclass Gebitsslijtage van dr. Hans van Pelt, mogelijk gemaakt door Dental Best Practice en georganiseerd DNTSTRY University.
ACTA herstart per september haar afstudeerprofiel van de master in Oral Health Science Orale Implantologie en Prothetische Tandheelkunde. De opleiding kan per 2022-2023 drie studenten voor dit afstudeerprofiel plaatsen en nodigt belangstellenden uit te solliciteren naar een opleidingsplaats.
Dit afstudeerprofiel is een van de vijf afstudeerprofielen binnen de Engelstalige post-initiële master-opleiding Oral Health Sciences.
De afdeling Reconstructieve Mondzorg van ACTA verzorgt het afstudeerprofiel Prothetische tandheelkunde en Orale Implantologie. Het betreft een driejarige fulltime opleiding waarbij vier dagen per week fysieke aanwezigheid is vereist. De principes van Top Down Planning of ook wel Backward Treatment Planning genoemd, zijn leidend in deze opleiding. De opleiding combineert prothetische tandheelkunde en orale implantologie omdat zij uitgaat van de filosofie dat het prothetische probleem en de mogelijke behandeling daarvan leidend is voor de keuze van een eventuele implantaatbehandeling. De MSc-studenten die deze cursus voltooien, hebben de kennis en het vermogen om de meest uiteenlopende patiënten op beide gebieden te behandelen.
Op vrijdag 23 september 2022 van 9.15 uur tot in de kleine uurtjes viert NVM-mondhygiënisten haar 55-jarig jubileum in Musis Arnhem. De dag begint met een congres. Het congresprogramma bevat plenaire lezingen over preventie, paro-endo problematiek, de frustraties van furcaties en shared decision making. Verder is er een uitgebreide beursvloer te bezoeken.
We sluiten het congres af met een gezellige borrel. Daarna is er gelegenheid om met een gids Arnhem te verkennen. In de avond barst het feest, inclusief diner, los. De smaragd staat voor een 55-jarig jubileum en is een schitterende steen. Daarom nodigen wij iedereen uit om op deze avond te fonkelen, schitteren en shinen! Zorg dus dat de feestjurk, glitterpak en glimmende schoenen uit de kast worden getrokken en ga met ons een stralende avond tegemoet. Wil jij samen met ons het 55-jarig bestaan vieren? Kijk op onze website en schrijf je meteen in!
Sprekers
Prof. Dr. Dagmar Else Slot
Vera J.M. van Kampen
Drs. Daniëlle.M. Boonzaaijer
Drs. Wouter van Wesemael, MBA.
Marlou de Kuiper, MSc
Programma
09.15 uur Registratie en ontvangst met koffie en thee, bezoek beursvloer
10.00 uur Swingende opening
10.07 uur Opening en welkom door dagvoorzitters Manon van Splunter-Schneider en Loes Velthoven-Verlinden
10.15 uur Lezing ‘Route 55’ door Prof. Dr. Dagmar Else Slot
11.10 uur Lezing ‘Hospitality in de mondzorg’ door Vera van Kampen
12.05 uur Lunchpauze & bezoeken beursvloer
13.30 uur Lezing ‘Paro-endo problematiek’ door drs. Daniëlle Boonzaaijer
14.25 uur Lezing ‘De frustraties van furcaties. Zijn ze de afgelopen 55 jaar minder geworden? door drs. Wouter van Wesemael, BMA
15.20 uur Pauze & bezoeken beursvloer
16.00 uur Lezing ‘Shared decision making: kansen en valkuilen’ door Marlou de Kuiper, MSc
16.55 uur Swingende afsluiting
17.15 uur Afsluiting door dagvoorzitters Manon van Splunter-Schneider en Loes Velthoven-Verlinden
17.30 uur Borrel
18.30 uur Buitenprogramma: ontdek Arnhem!
20.00 uur – 23.30 uur Diner en feestavond met entertainmentprogramma
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.