Hebben orofaciale pijn-patiënten slapeloze nachten?

Ongeveer een tot twee derde van de patiënten met chronische orofaciale pijn rapporteert een slechte slaapkwaliteit. De impact van chronische pijn op de slaapkwaliteit kan worden beschouwd als een vicieuze cirkel, waarin pijn en slaap elkaar negatief beïnvloeden. Het in kaart brengen van de slaapkwaliteit bij chronische orofaciale pijnpatiënten is dus van belang bij de diagnostiek en behandeling van deze pijn.

Waarom is slapen belangrijk?

Slaap is belangrijk om de volgende redenen:

  • Het is een vereiste om lichaam en geest te laten herstellen van de dag.
  • Alle indrukken van de dag worden verwerkt tijdens de slaap.
  • Spieren die overdag actief zijn geweest kunnen ontspannen tijdens de slaap.
  • Het lichaam maakt tijdens slaap meer nieuwe cellen en afweerstoffen aan dan wanneer iemand wakker is.

Normale slaap

Slaap bestaat uit verschillende fases:

  • Non-rem slaap: deze slaap kan onderverdeeld worden in stadium 1, 2 en 3 waarbij stadium 3 de diepste slaap is.
  • Rem-slaap: dit is de “droomslaap” (paradoxale slaap)

In regel zijn er minimaal 3 à 4 slaapcycli nodig om voldoende slaap gehad te hebben.

Verstoorde slaap

  • Een derde van de bevolking heeft problemen met in slaap vallen, wordt regelmatig wakker of heeft een tekort aan slaapt.
  • Een verstoorde slaap kan leiden tot depressie, hoge bloeddruk en diabetes.
  • Een verstoorde slaap zorg voor vermoeidheid, slaperigheid en concentratieproblemen.
  • Er zijn ongeveer 80 verschillende slaapstoornissen.

Diagnostiek met behulp van een slaaponderzoek

Tijdens een slaaponderzoek wordt het volgende geregistreerd:

  • Pulse-oximetry (zuurstofsaturatie)
  • EEG
  • EOG
  • Airflow
  • EMG
  • Microfoon, voor o.a. registratie van snurk-geluid
  • ECG
  • Borstademhaling
  • Slaappositie
  • Buikademhaling

Tandheelkundige slaapstoornissen

Tandheelkundige slaapstoornissen kunnen onderverdeeld worden in:

  1. Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen
    – Snurken, obstructief slaapapneu
  2. Slaapbruxisme
  3. Gastro-esophageale reflux
  4. Orale bevochtingsstoornissen
    – Xerostomie, hypersalivatie
  5. Orofociale pijn

Obstructief slaapapneu (OSA)

  • OSA wordt gekenmerkt door het herhaaldelijk optredende van obstructies van de bovenste luchtwegen (een obstructie moet minimaal 10 seconden duren).
  • Daarbij treedt zuurstofdesaturatie op en wordt de patiënt regelmatig wakker.
  • De prevalentie ligt tussen de 9-38% bij volwassenen (Senartna et al., 2017).
  • Een obstructie in de bovenste luchtweg heeft niet puur een anatomische oorzaak.
  • Risico factoren zijn:
  • Geslacht: OSA komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
  • Vrouwen in menopauze.
  • Leeftijd: de kans op OSA neemt toe met leeftijd.
  • Overgewicht: hoe hoger de BMI hoe groter de kans op overgewicht.
  • OSA heeft een multifactoriële etiologie: er zijn associaties met diverse demografische, anatomische, biologische en gedragsfactoren bekend.
  • Gevolgen van OSA zijn: niet-uitgerust wakker worden, overmatige slaperigheid overdag, hoge bloeddruk, cardiocasculaire problemen, cognitieve achteruitgang, afgenomen libido, dood (o.a. t.g.v. verkeersongelukken).

Behandeling OSA

  1. Continue positieve luchtdruk (CPAP)
    Dit is de gouden standaard behandeling, deze behandeling wordt echter niet altijd geaccepteerd door de patiënt.
  1. Mandibulair repositie apparaat (MRA)
    Behandeling met een MRA is meestal niet zo effectief als een behandeling met CPAP maar wordt vaak wel beter geaccepteerd (60-70% succes).

Rol van de tandarts

Wat is de rol van de tandarts bij de aanwezigheid van slaapstoornissen?

  • Een tandarts moet de risicofactoren of gevolgen van bepaalde slaapstoornissen in de mond of van het kauwstelsel herkennen en daarmee een bijdrage leveren aan het diagnostisch proces.
  • Behandeling van bepaalde slaapstoornissen, al dan niet op aangeven van een arts of medisch specialist.
  • Sommige behandelingen van bepaalde slaapstoornissen kunnen gevolgen hebben voor de mond en kauwstelsel. Bij het dragen van een MRA of een nCPAP kunnen er bijvoorbeeld TMD-klachten ontstaan.
  • Tandheelkundige slaapgeneeskunde is een vakgebied op komst.

Wetenschappelijk bewijs voor de associaties tussen orofaciale pijn en slaap

 Acute pijn

  • De relatie tussen verminderde slaapkwaliteit en acute pijn is duidelijk (Lavigne et al. 2016).
  • Bij het verdwijnen van acute pijn verbetert de slaapkwaliteit.

Chronische pijn

  • De relatie tussen verminderde slaapkwaliteit en acute pijn is minder duidelijk.
  • Slechte slaapkwaliteit lijkt chronische pijn beter te voorspellen dan andersom.
  • Als ze beide voorkomen zal dit leiden tot meer pijn, een verdere verslechtering van de slaapkwaliteit en een slechter behandelresultaat. Oftewel een flinke uitdaging voor de behandelaar.
  • De pijn in het orofaciale gebied in relatie tot slaap is niet anders dan pijn in andere delen van het lichaam, maar het moet wel genoemd worden dat hier eigenlijk weinig wetenschappelijk bewijs voor is.

TMD en slaap

  • Slaapfragmentatie zorgt voor een verlaagde pijndrempel en een verhoogde gevoeligheid voor spierpijn (Benoliel et al. 2017)
  • Studies laten zien dat TMD-patiënten meer klagen over een slechte slaapkwaliteit dan controle patiënten (Rener-Sitar et al. 2016)
  • Patiënten met een slechte slaapkwaliteit hebben ook meer kans op TMD-pijn (Sanders et al. 2016).
  • Echter, veel studies zijn gebaseerd op vragenlijststudies en niet op objectieve slaaponderzoek-studies  (Exposto et al. 2019)

TMD en slaapbruxisme

  • Op basis van vragenlijststudies werd lang gedacht dat slaapbruxisme een etiologische factor was van TMD.
  • Op basis van veel slaaponderzoek-studies is deze relatie echter afwezig (Raphael et al., 2015; Muzalev et al., 2017).
  • Echter, vrouwen met TMD-klachten klemmen langer dan controle patiënten en daarnaast is de spierspanning in de kauwspieren bij TMD-patiënten hoger dan bij controle patiënten (Raphael et al., 2013; Shimada et al., 2019).

TMD en OSA

  • Een derde deel van TMD-patiënten heeft ook OSA-klachten (Peterson et al., 2009).
  • Echter op basis van objectieve slaaponderzoek-studies is er geen verschil tussen TMD-patiënten en controle patiënten (Dubrovsky et al., 2014).
  • Een longitudinale studie laat zien dat OSA-gerelateerde klachten voorafgaan aan TMD-klachten (Sanders et al., 2013).
  • Mogelijke verklaring: OSA zorgt voor centrale sensitisatie met chronische pijn als gevolg.

Take home message

  • Er is beperkt wetenschappelijk bewijs voor de relatie tussen chronische orofaciale pijn en slaap.
  • Orofaciale pijn-patiënten hebben een slechtere slaapkwaliteit dan gezonde controle patiënten.
  • Een slechtere slaapkwaliteit kan orofaciale pijn verergeren
  • Bij de behandeling van orofaciale pijn is het dus van belang om de slaapkwaliteit goed in kaart te brengen (inslapen, moeite met doorslapen en vroeg wakker worden).
  • Bij een slaapstoornis als co-morbiditeit is een multidisciplinaire aanpak een vereist.

 

Dr. Ghizlane Aarab is parttime werkzaam als universitair hoofddocent bij de sectie Orofaciale Pijn en Dissfunctie bij ACTA. Zij doet daar onderzoek, verzorgt onderwijs en behandelt patiënten in het kader van de gnathologie en de tandheelkundige slaapgeneeskunde. Tevens is zij werkzaam als algemeen practicus met de focus op TMD/orofaciale pijn, restauratief herstel van ernstige gebitsslijtage en tandheelkundige slaapgeneeskunde. Zij is in 2010 erkend als tandarts-gnatholoog door de NVGPT. In 2011 heeft zij haar proefschrift met de titel: ‘Mandibular advancement device therapy in obstructive sleep apnea’, verdedigd aan de UvA. Zij is in 2014 erkend als ‘tandarts-slaapgeneeskundige’ door de Nederlandse Vereniging van Tandheelkundige Slaapgeneeskunde (NVTS). Ghizlane is voorzitter van de wetenschappelijke commissie van de American Academy of Dental Sleep Medicine. Ook is zij lid van de redactieraad van de “Journal of Dental Sleep Medicine”. Zij houdt regelmatig voordrachten in het binnen- en buitenland.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
erhogen-spoelmiddelen-de-bloeddruk

Verhogen spoelmiddelen de bloeddruk?

Normaal gesproken heeft een bloedvat voldoende ruimte en flexibiliteit voor het bloed zonder dat daarbij de bloeddruk verhoogd wordt. Door overgewicht, zoutinname, te veel alcohol, te weinig beweging, ouderdom, te weinig fruit/groente, aanleg en bepaalde medicatie kan er chronisch verhoogde bloeddruk ontstaan. Is dit erg? Ja, want het verhoogt het risico op aantal aandoeningen en op de dood. Je kunt er namelijk hartfalen, diabetes, een tia en zelfs een hartinfarct van krijgen.

Stikstofmonoxide

Wat heeft stikstofmonoxide ermee te maken? Het is momenteel geen populaire stof in verband met de uitstoot die naar beneden gebracht moet worden vanwege het klimaat. Toch heeft stikstofmonoxide een hele belangrijke functie. Endotheelcellen reageren namelijk op stikstofmonoxide en zorgen daarmee voor vaatverwijding. Hoe komen we aan stikstofmonoxide in ons lichaam? Stikstofmonoxide wordt door enzymen in hele lage hoeveelheden in ons lichaam gemaakt. Niet voldoende om ons bloeddruk op niveau te houden. Er moet dus nog een factor zijn.

Nitraatrijke voeding

Daarom moet nitraatrijke voeding (rode biet, rabarber) ingenomen worden. Het nitraat moet omgezet worden in nitriet. Wij hebben zelf geen enzymen om dat om te zetten. Daarvoor hebben we mondbacteriën nodig. Het nitraat slikken we door en dit wordt vanuit het bloed opgenomen en in de speekselklieren geconcentreerd. In de maag wordt nitriet omgezet in stikstofmonoxide.

Wat gebeurt er als je bietensap inneemt? Hier is onderzoek naar gedaan. Niet iedereen bleek evenveel nitraat afbrekende bacteriën in de mond te hebben. Er zijn twee groepen te onderscheiden: de groep mensen met een hoog aantal nitraat afbrekende bacteriën en een groep met een laag aantal hiervan. Bij iedereen verschijnt nitriet uiteindelijk in speeksel maar na de inname van bietensap in de hoge groep werd er meer nitriet aangemaakt dan in de lage groep.

Bij een ander onderzoek werd bekeken wat het effect van nitraat supplementen was met betrekking tot de bloeddruk en dit werd vergeleken met een controlegroep. Betreffende de bovendruk was er geen verschil waarneembaar. Dit in tegenstelling tot de onderdruk. Er viel bij de onderdruk significant afname van bloeddruk waar te nemen.

Sindsdien zijn er grotere en veel studies rondom dit onderwerp gedaan met een systematic review in 2019 met strikte criteria tot gevolg. Uiteindelijk bleven er 12 studies over. De helft hiervan liet positieve effecten zien, zowel bij de onderdruk als bovendruk, maar de andere helft niet. De conclusie was dat er is geen bewijs was dat nitraatsuppletie werkt maar ook niet dat het niet werkt.

Herhaaldelijk suppletie resulteert in verlaging van de bloeddruk

Afgelopen jaar kwam er weer een systematic review. Hierbij waren 46 studies geïncludeerd door minder strenge inclusiecriteria. Hierbij werd er tevens gekeken naar de stijfheid van de bloedvaten en ook werden medisch gecompromitteerden vergeleken met gezonde mensen. De volgende conclusie werd getrokken: herhaaldelijk suppletie resulteert in verlaging van de bloeddruk. Dit werd vooral gezien in de gezonde groep en niet zo zeer in de medisch gecompromitteerde groep.
Bacteriën die nitraat omzetten in nitriet kunnen in groei verstoord raken. Zo liet men mensen spoelen met chloorhexidine en controleerden vervolgens de aanmaak van nitriet en de bloeddruk. Bij deze mensen werd geen aanmaak van nitriet gevonden terwijl dit in de controlegroep wel het geval is. Dit heeft dus consequenties voor de bloeddruk.

Antimicrobieel spoelmiddel en risico (pre)diabetes

Een onderzoek onder mensen met overgewicht bekeek wie er na 3 jaar prediabeet of diabeet werd. Er werd vervolgens onderzocht welke risicofactoren hierbij meespeelde. Toen bleken mensen die minstens 2 keer per dag een antimicrobieel spoelmiddel gebruikten een hoger risico te hebben voor (pre)diabetes; wel 50% hoger.

Een arts kwam een apart geval tegen. Bij een man met angina pectoris bleek de behandeling niet aan te slaan. Niks hielp tot het patiënt stopte met zijn mondspoelmiddel. De klachten kwamen nooit meer terug. Het is maar een case report maar opvallend is het wel.

Maakt het uit welk spoelmiddel er wordt gebruikt? Ook dat is onderzocht. Het effect van water (controlegroep), Listerine, CPC en chloorhexidine op de vorming van nitriet in de mond werden met elkaar vergeleken. Bij het water werd er veel nitriet in het speeksel gevonden. Bij Listerine werd nitriet significant minder en bij CPC en CHX nog minder. Het resulteerde er bijna in een platte lijn. De bloeddruk bij water en Listerine werd niet significant verhoogd maar bij CPC en CHX wel.

Amoxicilline en productie van nitriet

Niet alleen spoelmiddelen veroorzaken een dip in de productie van nitriet. Ook bij inzet van amoxicilline ziet men reductie in de nitriet: 43% afname.

Chloorhexidine

Bij sommige mensen gaat de bloeddruk omlaag bij spoelen met chloorhexidine terwijl het bij de meesten omhoog gaat. Dit bleken mensen te zijn die de tong poetsen. De mensen die tongpoetsen hebben veel meer bacteriën op de tong die van nitraat in nitriet kunnen worden omgezet. Ook is er een verschil tussen rokers- en niet-rokers. Door roken wordt nitraatopname belemmerd.

Combinatie van groenten

Er is ook competitie tussen groente. Bloemkool en spruitjes moeten niet gecombineerd worden met rode biet want dan wordt de nitraat niet opgenomen en wordt het proces dus geremd. Bij maagzuurremmers wordt nitraat nog wel omgezet in nitriet in de mond maar in de maag wordt de nitriet niet omgezet in stikstofmonoxide want daar is de zuurgraad te hoog voor geworden. Polyfenolen (dit zit in appels, rode wijn en zwarte thee) bevorderen juist die omzet in de maag.

Kortom: de balans van de bacteriën in de mond is essentieel. Spoelmiddelen zouden niet een leven lang gebruikt moeten worden en tongpoetsen is heel goed om te doen.

Prof. dr. Egija Zaura behaalde haar opleiding Tandheelkunde in 1995 in Zweden. Zij combineerde vanaf 1997 haar werk in een tandartspraktijk met haar masteropleiding Algemene Tandheelkunde aan de Riga Stradins Universiteit in Letland. In 2002 behaalde zij cum laude haar PhD in Preventieve tandheelkunde aan ACTA. Sinds 2003 werkt zij als onderzoeker en docent bij ACTA, afdeling Preventieve tandheelkunde.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO, van de lezing van Egija Zaura tijdens Quality Practice Microbiologie.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z
Casus: Beeldvorming essentieel bij ingeslikte tol door dementiepatiënt

Casus: Beeldvorming essentieel bij ingeslikte tol door dementiepatiënt

Beeldvorming hielp artsen bij het identificeren en verwijderen van een tol die een 83-jarige vrouw met een orale fixatie had ingeslikt. Het vaststellen van een diagnose en het uitvoeren van de extractie was lastig omdat de vrouw aan het eindstadium van dementie leed. De casus met unieke uitdagingen wordt besproken in Cureus Journal of Medical Science.

Hyperoraliteit

Mensen met frontotemporale lobaire dementie (FTLD) ervaren een achteruitgang in cognitief en sociaal gedrag en ontwikkelen vaak hyperoraliteit. Dit kan leiden tot binge-eten, overmatig kauwen, zuigen of eten, en het eten van andere dingen dan voedsel. In de latere stadia van dementie worden veel FTLD-patiënten non-verbaal waardoor ze niet alleen niet in staat zijn om uit te leggen wat ze hebben ingeslikt of dat er een voorwerp vastzit, maar ook de neiging tot hyperoraliteit een nog groter risico wordt. Ook kunnen ze moeite hebben met slikken.

Gecompliceerd door dementie

Deze factoren moeten volgens de auteurs in overweging worden genomen bij patiënten die veranderingen in eetgewoonten of klachten van de bovenste luchtwegen ervaren. Artsen moeten op basis van grondige beoordelingen van beeldvormingsresultaten een diagnose stellen. Hoewel het vaak mogelijk is om voorwerpen te verwijderen zonder verdoving is sedatie echter vaak geschikter bij mensen met FTLD die moeite hebben om samen te werken of de aanwijzingen op te volgen.

83-jarige vrouw

De casus beschrijft een 83-jarige vrouw met gevorderde FTL-dementie die vanwege toegenomen slaperigheid van thuis naar de spoedeisende hulp werd gebracht. Wegens haar verminderde reactievermogen en algehele malaise werd ze opgenomen voor verdere evaluatie. De patiënt was non-verbaal en haar eetlust was afgenomen. Daarnaast zei de dochter dat haar moeder een hoest had met toegenomen kortademigheid. Ze bleef in een lethargische toestand en reageerde niet op verbale bevelen.

Behandeling met antibiotica

De vitale functies van de patiënt waren normaal. Laboratoriumtests toonden aan haar kaliumspiegel laag was, net als het aantal bloedplaatjes en rode en witte bloedcellen. Een CT-scan toonde geen mogelijke oorzaak, maar speekseltesten lieten een infectie zien met de bacterie Mycoplasma pneunomia, die hoesten en keelpijn veroorzaakt. Het eerste medische team behandelde haar met antibiotica en een geïnhaleerde steroïde en schreef de veranderde mentale toestand toe aan dementie in een laat stadium.

Nieuws medisch team ontdekt object in slokdarm

Drie dagen na de opname nam een nieuw medisch team over en merkte men dat de vrouw luidruchtig ademhaalde. Aangezien dit optreedt bij een belemmerde luchtstroom analyseerde het nieuwe team de eerder verkregen thoraxfoto en CT-scans. De beelden onthulden een groot vreemd ding in de slokdarm van de vrouw dat eerder niet werd beschreven in het rapport door de junior radiologen. Nadat de vrouw een slikonderzoek faalde werden er nieuwe beelden verkregen van de nek en wervelkolom. Hieruit bleek dat een vreemd lichaam van 5,4 x 2,3 x 4,3 cm zich in haar hypofarynx voor de C3-C6-wervels bevond.

Operatie onder narcose

Het object verwijderd onder algehele anesthesie om plotselinge bewegingen te voorkomen die zouden kunnen leiden tot de perforatie van de slokdarm of luchtweg tijdens het extractieproces. Het object bleek een speelgoedtol voor kinderen te zijn. Na de operatie was de patiënt meer wakker en actiever en kreeg ze weer eetlust. Hoewel de mentale status ongewijzigd was werd er opgemerkt dat haar neigingen tot orale fixatie dramatisch toenamen.

Unieke uitdaging

Patiënten met dementie die vreemde voorwerpen inslikken vormen een unieke uitdaging voor clinici, zoals deze casus laat zien. “Verschillende methoden voor het terughalen van objecten lopen sterk uiteen en uiteindelijk moeten de eigenschappen van het opgezogen object, de mate van obstructie en het vermogen van de patiënt om hun luchtwegen te beschermen in overweging worden genomen bij het kiezen van de beste aanpak voor patiënten met dementie”, besluiten de auteurs.

Bron:
Cureus Journal of Medical Science

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Opmerkelijk, Thema A-Z
De internetpatiënt in de mondzorgpraktijk

Poster: De internetpatiënt in de mondzorgpraktijk

Hoe beleeft de mondzorgprofessional het gebruik van internet door patiënten? Wat is de rol van internet- en socialmediagebruik door patiënten in de mondzorgpraktijk en in hoeverre is dit van invloed op de patiënt-behandelaarsrelatie en op de behandelkeuze?

Onderzoek door Eveliene Groen en Kim Hartkoorn, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Materiaal en methode

Er is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder tandartsen en mondhygiënisten, door middel van individuele semigestructureerde interviews in de periode september 2020 tot januari 2021. Het streven was om minimaal zes interviews af te nemen. Tandartsen en mondhygiënisten zijn benaderd via verschillende kanalen op sociale media voor deelname. Inclusiecriteria waren: deelnemers moesten werkzaam zijn als tandarts of mondhygiënist en moesten de Nederlandse taal voldoende beheersen.

Voorafgaand aan de interviews is op basis van het operationaliseren van begrippen, literatuuronderzoek en bestaande enquêtes over dit onderwerp een interviewdraaiboek opgesteld en getest in de doelgroep. Vanwege de Covid-19 maatregelen zijn alle interviews afgenomen via Microsoft Teams.

Alle interviews zijn volledig opgenomen, woordelijk getranscribeerd en na een membercheck door twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar geanalyseerd met behulp van de codeerstappen van de grounded theory. Getranscribeerde interviews zijn geanalyseerd door open, axiaal en tot slot selectief coderen.

Resultaten

Er zijn in totaal 6 interviews gevoerd met 3 tandartsen en 3 mondhygiënisten. Deze mondzorgprofessionals hebben wisselende ervaringen met het gebruik van internet en sociale media door patiënten.

Alle deelnemers geven aan wel eens te maken te hebben met internet- en socialmediagebruik onder patiënten. Een aantal deelnemers ziet een toename en een aantal ziet geen daling of toename. Patiënten zoeken online vooral naar informatie over tarieven en bleken. Alle respondenten zien dat er veel foutieve informatie gevonden wordt door patiënten.

Wat betreft de invloed op de patiënt-behandelaarsrelatie, gaf het merendeel aan internet en sociale media niet als verstorende factor te ervaren. In enkele gevallen wordt er op verzoek van de patiënt het behandelplan aangepast, mits de mondzorgprofessional het eens is met de gevraagde aanpassingen.

De internetpatiënt in de mondzorgpraktijk

Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

De meningen en ervaringen van de mondzorgprofessionals zijn verdeeld. Wel kan er geconcludeerd worden dat alle respondenten patiënten tegenkomen die informatie opzoeken wat betreft producten. In enkele gevallen leidt informatie van internet of sociale media tot een verandering in de patiënt-behandelaarsrelatie. Ook worden in sommige gevallen, op verzoek van de patiënt, wijzigingen in het behandelplan aangebracht.

Poster ontwikkeld door:

Eveliene Groen en Kim Hartkoorn, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Recessies bij tanden of implantaten

Recessies bij tanden of implantaten: problematiek en hoe te voorkomen?

Recessies zien we heel regelmatig in het gebit. Vooral tijdens het ouder worden maar ook bij jongeren na orthodontie. Voor tandartsen en mondhygiënisten is het een belangrijke taak om de juiste diagnose van gingivale recessies te stellen. Dit vraagt om een bredere diagnostiek en soms een multidisciplinaire aanpak van het probleem. Wat zijn de mogelijke oorzaken?

Gaat het hierbij alleen om verlies van gingiva of ook van dentine en/of glazuur? Wat is de positie van het element in de kaak? Welke recessies zijn stabiel en welke moeten behandeld worden om de prognose van het element en/of esthetiek te verbeteren? De aangepaste classificatie van gingivale recessies komt hier goed van pas. Naast de bekende Miller classificatie moeten ook de mogelijke defecten in het glazuur en dentine geëvalueerd worden, zodat de juiste behandelstrategie gekozen kan worden. Wordt de aanpak parodontaal, orthodontisch, restauratief of een combinatie van deze?

Voorafgaand aan orthodontie

Als men tanden gaat verplaatsen dan moet je eerst botdikte rondom de elementen evalueren. Als je de tanden naar buccaal wilt verplaatsen maar er is daar weinig bot dan vormt er zich daar al snel een recessie. Is er een botdehiscentie dan is er geen marginaal bot en is het zodoende ook niet verstandig om het element deze richting uit te verplaatsen. Is er een botfenestratie dan is er wel marginaal bot aanwezig maar is er alsnog kans op recessie bij verplaatsing. Dit zijn dus zaken om alert op te zijn. Het liefst zou je een conebeam scan tot je beschikking hebben maar dat kan niet altijd. Je kunt palperen om te voelen waar de wortel zich in de kaak bevindt en je ziet soms wortels door de gingiva heen schemeren. Dit is een teken dat ze bij verplaatsing al snel buiten de botlijn liggen. Ook is het zaak dat het fenotype gingiva in kaart wordt gebracht.

Er bestaan drie gingivafenotypes

  • Dun
  • Dik
  • Normaal

Het dunne gingivafenotype komt behoorlijk vaak voor. Het kent namelijk een incidentie van 30% bij volwassenen. Behalve dat het tandvlees er dun uitziet, zijn er nog meer herkenningspunten:

  • Tanden zijn lang
  • Contactpunten liggen naar occlusaal
  • Papillen zijn lang, dun en driehoekig
  • Weinig gekeratiniseerde gingiva

Het dikke gingivafenotype is als volgt te herkennen:

  • Vierkante en brede tanden
  • Korte stugge papillen
  • Contactpunt ligt naar cervicaal
  • Gingiva is goed aangehecht en fibroos
  • Meer gekeratiniseerde gingiva

Het dikke type kent een incidentie van 38% onder volwassen. Het gewone gingivafenotype komt onder 46% van de volwassenen voor. Bij dit type zijn beide componenten gemengd.

Bij een dun fenotype bestaat er veel meer risico op recessies dan bij een gewone of dik fenoype.

Ethiologie

Behalve het fenotype speelt de volgende etiologie mee:

  • Bacteriële ontsteking
  • Poetstrauma
  • Orale piercings
  • Iatrogene factoren zoals restauraties onder de gingiva
  • Strak frenulum
  • Parafunctie
  • Brede prominente wortel(s)

Relaties tussen orthodontische tandverplaatsing en recessies

  1. Bij verplaatsing van de wortel van een element naar linguaal wordt er geen nieuw bot verkregen maar is er wel kans op ‘creaping’ waarbij de gingiva wat hoger gaat liggen. De apex moet dan echt goed terug in het bot worden geplaatst.
  2. Wanneer een element door abrasie of parafunctie buiten de boog gekomen is, kan het orthodontisch terugplaatst worden en later kan mucogingivale chirurgie worden gedaan voor een goed resultaat.
  3. Wanneer het bot bij een element tot bijna aan de apex weg is, is het terugplaatsen van het element middels ortho onverantwoord en dit zal echt samen met parodontoloog bekeken moeten worden.

Recessies komen vaak voor na orthodontische behandeling. 7% komt direct na behandeling voor, 23% na 2 jaar en na 5 jaar orthodontie komt het zelfs bij 38% van de patiënten voor. Deze incidentie wordt vaak onderschat. Meestal vormen de recessies zich bij onderincisieven. Met mucogingivale chirurgie kan fenotype van dun naar dik worden gebracht ter preventie van recessies. Dit wordt echter vrijwel nooit gedaan.

Progressie van recessie voorkomen?

Is progressie van deze recessies te voorkomen? Uit een systematic review blijkt dat onbehandelde recessies zelfs bij mensen met goede mondhygiëne steeds dieper/breder kunnen worden. Bij een dik fenotype is de kans wel kleiner. Goede mondhygiëne is natuurlijk altijd belangrijk maar je kunt nooit voorspellen welke tand een recessie krijgt, welke verergert en wanneer maar je kunt wel de risicofactoren in oog houden.

Spalk

Bij vertraagde kaakgroei na orthodontie kan er spanning op de draad komen en dat kan een recessie veroorzaken. Het type draad heeft ook invloed. Een 16-22 RVS spalk is aan te bevelen maar de meningen zijn hierover verdeeld. Een spalk kan verschuiving door een parafunctie lang niet altijd opvangen. Een inviseable retainer is aan te bevelen zodat de krachten over de hele kaakwal worden verdeeld. Een geprinte retainer is in ontwikkeling. Deze is wel behoorlijk strak dus men kan zich afvragen of het parodontologisch verantwoord is.

Frenelum

Een strak frenulum kan een paar weken van te voren gecorrigeerd worden waarna mucogingivale chirurgie plaatsvindt. Dat kan ook tijdens de chirurgie. Tijdens orthodontie kan op het frenelum nog meer spanning komen te staan en het is dus goed om daar van te voren al te rekening mee te houden en eventueel te corrigeren.

Classificatie

We kennen de Miller classificatie maar er is nu ook een nieuwe classificatie.

Miller

Klasse 1: Geen weefselverlies interdentaal, recessie voor mucogingivale lijn, voorspelbaar te bedekken.
Klasse 2: Recessie diep tot of voorbij mucogingivale lijn, geen interdentaal weefselverlies. Voorspelbaar te bedekken.
Klasse 3: Recessie ook interdentaal, niet altijd voorspelbaar te bedekken.
Klasse 4. Interdentaal is groter dan buccaal, niet mucogingivaal te bedekken.

Nieuwe classificatie op recessietype (RT)

RT1. Pockets + recessie = aanhechtingsverlies (CAL) alleen buccaal, CEJ niet zichtbaar approximaal.
RT2. Buccaal en approximaal recessie, de totale aanhechtingsverlies is buccaal meer dan approximaal.
RT3. Totaal aanhechtingsverlies interdentaal is meer dan buccaal.
Type 1 is Miller klasse 1 en 2 samen en dus 100% voorspelbaar te bedekken. Type 2 is Miller klasse 3.
Type 3 is hetzelfde als Miller klasse 4 en mucogingivale therapie is hier dus niet mogelijk.

Slijtage in dentine

Moet daarmee rekening gehouden in de analyse? Ja, non-caries cervical leasies (NCCL) moet mee worden genomen. NCCL komen heel regelmatig voor. Volgens een systematic review uit 2020 is de prevalentie van NNCL 47% onder volwassenen en onder ouderen wordt dat steeds groter. De recessies met NCCL komen vaker voor dan zonder NCCL.

Classificatie NCCL

A. Aanwezigheid van CEJ (glazuurcementgrens), zo ja dan klasse A
B. Zie je geen duidelijke CEJ? Dan gelijk klasse B

Plus en min: Step (abrasiedefect in de dentine) > 0,5mm: dan plus, geen step, of de step < 0,5mm dan min

Voor pure esthetiek kunnen er restauraties aangebracht worden bij sommige recessiedefecten. Niet alle recessies moeten altijd opgevuld worden, bijvoorbeeld als er geen cariësrisico is. Bij recessies van een klasse B met een step zal er restauraties alleen in het glazuur verreist zijn voorafgaand mucogingivale chirurgie.
Om een recessie goed te monitoren moeten de volgende parameters regelmatig geëvalueerd worden:

  • CAL
  • GT (gingival thickness)
  • KTW (karatinized tissue width)
  • REC diepte
  • NCCL
  • CEJ
  • de step

Dr. Egon Euwe, parodontoloog-implantoloog, Milaan

Dr. N. Lioubavina-Hack is erkend als tandarts-parodontoloog NVvP en als tandarts-implantoloog NVOI, de Meern.

Drs. Hans Kelderman, orthodontist, Bilthoven

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO, van de lezingen van dr. Egon Euwe, dr. N. Lioubavina-Hack en drs. Hans Kelderman tijdens het webinar Recessies bij tanden of implantaten van de NVvP.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Zo maak je je praktijk ‘senior proof’

Zo maak je je praktijk ‘senior proof’

Ouderen blijven steeds langer thuis wonen en maken dus langer gebruik van de reguliere mondzorg. Hoe kun je je praktijk het beste voor ouderen inrichten en met welke problematiek moet je rekening houden? Nelleke Bots-van ‘t Spijker vertelde erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Praktijkwijzer

De KNMT heeft een hernieuwde versie van de praktijkwijzer ‘Zorg aan ouderen in de mondzorgpraktijk’ opgesteld. Hierin worden adviezen gegeven voor de organisatie en inrichting van een mondzorgpraktijk waarmee (kwetsbare) ouderen beter geholpen kunnen worden. Deze praktijkwijzer gaat alleen in op de niet-klinische aspecten van de zorg aan ouderen en is bedoeld voor het hele team.

De praktijkwijzer bestaat uit twee delen:

  1. Algemene informatie over ouderen
  2. Adviezen over de inrichting en organisatie van de zorg

1. Algemene informatie over ouderen

Op het ogenblik is een op de vijf mensen 65 jaar of ouder. In 2040 zal dit een kwart zijn. De gemiddelde leeftijd zal steeds verder toenemen. In 2040 is naar verwachting bijna 9% van de bevolking 80 jaar of ouder.

Mensen blijven steeds langer thuis wonen. Van de 90- tot 94-jarigen woont nu 82% nog zelfstandig. Er is steeds meer sprake van ‘aging in place’: mensen betekenisvol oud laten worden in de eigen woonomgeving, waar de zorg om de oudere heen wordt georganiseerd.

Bij de gezondheid van ouderen spelen lichamelijke, psychische en sociale aspecten een rol. Deze zijn met elkaar verbonden. Als voorbeeld de fictieve mevrouw Koelewijn. Zij wordt geholpen door haar buurjongen die altijd boodschappen voor haar doet. Als hij naar het buitenland gaat, verandert haar netwerkje. Ze gaat zelf haar boodschappen doen, maar koopt eenzijdige producten, waardoor ze een voedingsdeficiëntie krijgt en uiteindelijk verward raakt.

Over het algemeen geldt, dat hoe ouder iemand is, hoe groter de kans wordt dat iemand kwetsbaar wordt. Met het ouder worden, neemt de kans op chronische aandoeningen toe. Multimorbiditeit (het hebben van twee of meer chronische aandoeningen) komt veel voor. Hierdoor gebruiken ouderen vaak veel verschillende soorten medicijnen (polyfarmacie).

Mondzorg bij ouderen

Er is in kaart gebracht hoe het zorggebruik in Nederland is in relatie tot de leeftijd. Vanaf 55 jaar neemt het algemene zorggebruik toe, maar het contact met de tandarts en mondhygiënist neemt af. Het is dus zaak patiënten tijdig bij de praktijk betrokken te houden en te voorkomen dat ze langzaam uit beeld verdwijnen.

Factoren die de mondzorg belemmeren zijn bijvoorbeeld kosten en angst. Daarnaast kunnen de ouderen wanneer er veel dingen spelen in hun leven, weinig prioriteit geven aan het bezoeken van de tandarts. Daarbij kunnen zeker vervoersproblemen een rol spelen, of is er niemand die hen kan begeleiden. Verder is bekend dat de SES ook een rol speelt in het bezoeken van een tandarts, bij een lagere SES worden over het algemeen meer problemen gezien in de (mond)gezondheid.

Levensloopbestendige mondzorg

Het is belangrijk om te komen tot een levensloopbestendige mondzorg. Hierbij moet je alle aspecten van ouderen in ogenschouw nemen en samen met hen een mond creëren die voor hen acceptabel is, dat wil zeggen die acceptabel functioneren mogelijk maakt en pijnvrij is.

Niet alle oudere patiënten zijn gelijk. Bij patiënten van 65 jaar en ouder kun je onderscheid maken in:

  • vitale ouderen, die gewoon zelf naar de praktijk kunnen komen;
  • thuiswonende ouderen die al wat kwetsbaar zijn en misschien meer zorg nodig hebben; (en mogelijk minder gemakkelijk naar de tandartspraktijk kunnen komen);
  • ouderen die veel zorg nodig hebben en soms al in een zorginstelling wonen.

Samenwerken met andere disciplines

Bij de zorg voor ouderen zijn verschillende mensen betrokken zoals de mantelzorger, huisarts, de wijkverpleegkundige, de thuiszorg en de apotheker.

Als tandarts moet je proberen een beeld te krijgen van het netwerk van de oudere en indien nodig samenwerken met de verschillende disciplines. Je doet er goed aan om vroegtijdig toestemming aan de patiënt te vragen om contact op te mogen nemen met de mantelzorger en de verschillende disciplines als dat nodig is. Een mooi voorbeeld waaruit de samenwerking tussen de tandarts, huisarts en thuiszorg blijkt is het project van ‘De Mond Niet Vergeten’. Op de site De mond niet vergeten is veel informatie over mondzorg bij kwetsbare ouderen te vinden voor zowel de mondzorgprofessional als voor de thuiszorgmedewerker en huisarts. Op de website is onder andere voor thuiszorgmedewerkers een poetsboek te vinden met aanwijzingen voor de mondverzorging bij ouderen. Er is ook een ‘swipe guide’ droge mond en een app die mondzorgverleners kan ondersteunen.

2. Adviezen over de inrichting en organisatie van de zorg

Afspraak plannen

Een belangrijk aspect bij een afspraak met een kwetsbare oudere is het tijdstip van de afspraak. De thuiszorg komt meestal tussen 8 uur en 10 uur ’s morgens, dus plan de afspraak niet te vroeg. Veel ouderen zijn afhankelijk van de regiotaxi. Het op tijd halen en brengen is hierbij vaak een probleem. Combineer zoveel mogelijk afspraken, zodat de oudere maar een keer naar de praktijk hoeft te komen.

Het is belangrijk om te voorkomen dat mensen buiten beeld raken. Maak daarom gelijk een nieuwe afspraak na een behandeling. Stuur een herinnering of bel op als iemand niet komt opdagen. Als je geen contact krijgt, neem dan contact op met iemand uit het netwerk, bijvoorbeeld de mantelzorger, thuiszorgmedewerker of huisarts.

Als iemand niet naar de praktijk kan komen, is het ook mogelijk om op huisbezoek te gaan. Dit kan moeilijk zijn om te organiseren, maar levert ook waardevolle informatie op over de oudere.

Rekening houden met beperkingen

In de praktijkwijzer zijn een aantal adviezen met betrekking tot de communicatie opgenomen.

Houd rekening met de beperkingen van de oudere en communiceer op duidelijke wijze. Houd rekening met een gehoorapparaat en praat niet te snel. Iemand met de ziekte van Parkinson heeft bijvoorbeeld tijd nodig om de vraag te verwerken voordat hij een antwoord kan geven. Begin ook niet al te praten als je iemand uit de wachtkamer haalt. Doordat de aandacht dan afgeleid wordt, is er meer kans op valincidenten. Voer het gesprek altijd met de oudere zelf en niet met de begeleider/mantelzorger.

Ook de balie assistent moet duidelijk communiceren, zorg er dus voor dat iedereen in de praktijk bekend is met eventuele beperkingen van een oudere.

Toegankelijkheid van de praktijk

De praktijk moet gemakkelijk toegankelijk zijn voor rolstoelen en rollators. Zorg ook voor een ruimte waar een scootmobiel geparkeerd kan worden en voor een goede stoel met armsteun in de wachtkamer.

Levensloopbestendige zorg

Er kan in korte tijd iets gebeuren bij een oudere, dus spreek iedere keer de anamnese goed door. Kijk of er ondersteuning nodig is en vergewis je ervan of de oudere nog wilsbekwaam is. Als je het idee hebt, dat informatie niet goed begrepen wordt, kun je die op papier meegeven. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid kun je contact opnemen met de huisarts.

Leg alles goed vast in het dossier. Niet geschreven is altijd niet gedaan!

Vervoer

Zorg ervoor dat als de mensen klaar zijn in de stoel, de regiotaxi al gebeld is. Begeleid de mensen naar buiten. En informeer bij een ingrijpende behandeling een dag later hoe het is gegaan.

Onderzoek

Uit onderzoek vanuit de KNMT en ACTA is gebleken dat de groep ouderen die nu in de praktijk komt meestal nog goed te been is en nog redelijk gezond is. Dat betekent dat er een grote groep ouderen is die niet meer in de praktijk komt. Tandartsen ervaren vooral belemmeringen door de complexiteit van de ziektebeelden en zouden graag meer kennis hebben.

Binnenkort komt er een praktijkrichtlijn van het KIMO uit over de zorg aan huis gebonden kwetsbare ouderen. Hierin wordt beschreven hoe je zorg aan huis vormgeeft en hoe je dit veilig organiseert.

Hoe verder?

De praktijkwijzer ‘Zorg aan ouderen in de mondzorgpraktijk’ is te vinden op de website van de KNMT. Belangrijk is: hou de ouderen in het oog en probeer deze mensen betrokken te houden bij de praktijk.

Benader mensen actief die je lang niet hebt gezien!

Nelleke Bots-van ’t Spijker werkt als tandarts-geriatrie vanuit de Mondzorgkliniek in Bunschoten. Daarnaast doet zij op het ACTA onderzoek naar de mondzorgverlening aan thuiswonende ouderen en de mogelijke barrières die tandartsen daarin kunnen ervaren. Zij maakt deel uit van de onderzoeksgroep BENECOMO (Belgisch Nederlands Consortium Mondzorgonderzoek Ouderen). Van haar hand verschenen publicaties op het gebied van mondzorg bij kwetsbare ouderen. Met de praktijk heeft zij deelgenomen aan het project ‘De mond niet vergeten’ (DMNV). Ook heeft zij haar medewerking verleend aan de “Praktijkwijzer Ouderen in de algemene praktijk” van de KNMT en de binnenkort te verschijnen richtlijn “Mondzorg voor aan huis gebonden kwetsbare ouderen” van het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO).

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie Zo maak je je praktijk ‘senior proof’ door Nelleke Bots-van ‘t Spijker tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

 

Lees meer over: Communicatie, Congresverslagen, Kennis, Ondernemen
Ortho-company

Master of science in Orthodontics, start in september of januari

De UCAM (Universidad Católica San Antonio de Murcia) biedt een Master of Science in Orthodontics aan. Diverse internationale referenten verlenen hun medewerking aan deze Master. Combinatie van online en op locatie, in Spanje en Nederland. Start september of januari.

Meer informatie Master of science in Orthodontics

Who is it for?

  • Training dentists who can face, with guarantees and quality, any malocclusion through the application of current criteria and knowledge.
  • Provide the student with the necessary knowledge to practice the specialty of orthodontics and dentofacial orthopedics.
  • Knowing the Orthodontic and Dentofacial Orthopedics appliances, the traditional mechanical systems and the Self-ligating mechanical systems.
  • Prepare protocols for the treatment and prevention of malocclusion based on the previously explained diagnosis and equipment.
  • Learn retention protocols once orthodontic treatments are completed.

Meer informatie Master of science in Orthodontics

Lees ook over SWIP: voor tandartsen en assistenten die met orthodontie willen beginnen, start februari 2022

 

Lees meer over: Bij- en nascholing, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Producten, Scholing
Webinar Mondgezondheid, ondervoeding en microbiota

Webinar Mondgezondheid, ondervoeding en microbiota, 15 februari

In dit geaccrediteerde webinar zullen drie sprekers in gaan op de relatie tussen (een slechte) mondgezondheid, de microbiota en ondervoeding bij thuiswonende ouderen. Daarnaast ook aandacht voor multidisciplinaire samenwerking voor nog betere signalering.

Meer informatie en aanmelden

De mond is de spiegel van onze algehele conditie. Zo kan een slechte mondgezondheid bij ouderen leiden tot ondervoeding. In het webinar wordt ingegaan op de relatie tussen (een slechte) mondgezondheid en ondervoeding bij thuiswonende ouderen. Wat maakt ze kwetsbaar voor ondervoeding? En welke rol speelt de darmgezondheid en de microbiota hierin? Ook is er aandacht voor het belang van samenwerking tussen mondhygiënisten en diëtisten om ondervoeding snel te signaleren en te voorkomen.

Datum: 15 februari 2022 15.00 – 16.30 uur
Voor wie: mondhygiënisten, diëtisten en andere geïnteresseerde gezondheidsprofessionals
Kosten: geen
Accreditatie: aangevraagd voor KRM, ADAP, V&VN

Programma

15.00 – 15.30 uur: Darmmicrobiota, ondervoeding en (mond)gezondheid, dr. Olaf Larsen
15.30 – 15.35 uur: pauze
15.35 – 16.30 uur: Mondgezondheid en ondervoeding bij ouderen, dr. Katarina Jerkovic en Elke Naumann

Sprekers

  • Dr. Katarina Jerkovic: mondhygiënist en klinisch epidemioloog, lector bij Lectoraat Innovaties in de Preventieve Zorg
  • Elke Naumann: diëtist, associate professor bij de HAN en betrokken bij Lectoraat Voeding, Diëtetiek en Leefstijl
  • Dr. Olaf Larsen: Senior Science Manager bij Yakult Nederland B.V. en Assistant Professor op de Vrije Universiteit Amsterdam

Achtergrond

Het project Eten met Lange Tanden is een samenwerking tussen de lectoraten Voeding, Diëtetiek en Leefstijl (HAN) en het lectoraat Innovaties in de Preventieve Zorg (Hogeschool Utrecht). Dit project gaat over verbetering van de samenwerking tussen diëtisten en mondhygiënisten om ondervoeding bij thuiswonende ouderen te signaleren en te voorkomen.

Meer informatie en aanmelden Webinar Mondgezondheid, ondervoeding en microbiota

Lees meer over: Bij- en nascholing, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Scholing
Infiltratie van carieuze glazuurlaesies in de zijdelingse delen met ICON

Infiltratie van carieuze glazuurlaesies in de zijdelingse delen met ICON

ICON wordt al geregeld gebruikt om `white spots` in het front te behandelen. Deze laesies kunnen pre-eruptief zijn ontstaan, zoals bij fluorose óf ze kunnen posteruptief ontstaan door demineralisaties, bijvoorbeeld na orthodontische behandeling.

In de zijdelingse delen is het mogelijk om beginnende gedemineraliseerde proximale laesies te infiltreren met ICON. De laesies die met ICON behandeld kunnen worden, zijn:

– niet gecaviteerde laesies (E1 – ICDAS 2 laesies)

– deels gecaviteerde laesies (E2/D1 – ICDAS 3 laesies)

Hoe gaat de ICON-procedure bij proximale laesies?

De stappen om proximale laesies te infiltreren met ICON:

  1. Plaats orthodontische separatie-elastieken 3-5 dagen voor de start van de behandeling om zicht te krijgen op het te behandelen gebied.
  2. Zorg voor volledige isolatie onder rubbberdam.
  3. Maak de laesie schoon met een scaler, metalen strip (rode) en air abrasion (aluminiumoxide 30 µm), zodat de ICON etch effectiever zal zijn.
  4. Laat ICON etch 15% HCl 120 sec inwerken om porositeit in het glazuur te krijgen. Proximale laesies zitten vaak beiderzijds, waardoor je geen bandje hoeft aan te brengen en beide zijden tegelijk kunt behandelen (bijvoorbeeld 24d en 25m). Activeer de etch met PTFE/teflon floss.
  5. Breng ICON dry ethanol 99% aan en laat dit 30-60 inwerken tot het verdampt.
  6. Herhaal stap 4 en 5, en doe dit nog eens bij grotere laesies (E2 of D1).
  7. Infiltreer de laesie met ICON infiltrant (TEGDMA) en laat dit 5-30 minuten inwerken. Hoe lange de inwerktijd, hoe hoger de penetratiediepte zal zijn. Activeer ook nu met PTFE/teflon floss of met een disposable kwastje.
  8. Blaas de ICON infiltrant flink uit, zodat je de overmaat wegblaast.
  9. Polymeriseer 40 seconden.
  10. – Bij niet gecaviteerde laesies: herhaal stap 7 t/m 9, maar laat de ICON nu maar 1 minuut inwerken. Deze stappen herhaal je om lekkage door krimp te voorkomen.

– Bij deels gecaviteerde laesies: air abrasion, etsgel (fosforzuur), bonding, flowable                                 aanbrengen. Polymeriseren.

  1. Finish en polijsten met strips en rubbers. Dit is belangrijk om verkleuringen te voorkomen, zorg dat er geen dikke laag infiltrant blijft zitten!
  2. Glycerinegel aanbrengen en 20 seconden polymeriseren om de zuurstofinhibitielaag te verwijderen.

Let op:

– ICON etch dat langer dan 30 seconden in contact komt met het tandvlees, veroorzaakt ulceraties. Daarom is het gebruik van rubberdam bij deze procedure van groot belang.

– Behandel je meerdere laesies, zorg er dan voor dat de ICON etch niet in contact komt met dentine, omdat dit een vermindering van de hechting aan dentine veroorzaakt.

– Gebruik bij buccale laesies air abrasion in plaats van metalen strips en geen flow maar esthetisch composiet (indien nodig).

– Als je na separatie ziet dat glazuur toch gecaviteerd is, overweeg dan ook een restauratieve behandeling in plaats van ICON.

Erik-Jan Muts voltooide in 2013 zijn studie tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en is sindsdien zelfstandig werkzaam bij MP3 Tandartsen te Apeldoorn. Tevens heeft hij ruim 2 jaar gewerkt bij Beekmans Tandartsen te Laren. Hij is bestuurslid van de Dutch Academy of Esthetic Dentistry (DAED). In zijn laatste masterjaar volgde Erik-Jan een stage voor restauratieve tandheelkunde bij PRO-Rotterdam, waar hij een voorliefde heeft ontwikkeld voor reconstructieve tandheelkunde en digitale technieken. In 2013 won hij de 3M Espertise Talent Awards met het Digitaal Rehabilitatie Concept. Voor zijn artikel ‘Tooth wear: A systematic review of treatment options’ ontving hij in 2015 de Glen P. McGivney Scientific Writing Award voor systematische reviews.

Verslag voor dental INFO door Chantal Schreuder, tandarts, van de lezing van Erik-Jan Muts tijdens de Biomimetic Online Conference van Karma Dentistry.

 

Lees meer over: Cariës, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
peri-apicale-ontsteking

Orofaciale ontstekingen: typen en beloop

Orofaciale ontstekingen kunnen worden onderverdeeld in dentogene ontstekingen, en niet-dentogene ontstekingen. Verslag van de lezing van dr. Erik H. van der Meij waarin hij vertelt over orofaciale ontstekingen: dentogene en niet-dentogene ontstekingen en het beloop van een peri-apicale ontsteking, van de cursus Mond- en Kaakziekten.

Dentogene ontstekingen

  1. Peri-apicale ontsteking
  2. Peri-coronaire ontsteking > voorzichtig uitspuiten met monoject of gaasje en waterstofperoxide.
  3. Parodontale ontsteking

Beloop van een peri-apicale ontsteking

  1. Pulpitis

Een peri-apicaal abces kenmerkt zich door een heftig kloppende pijn. Het element is percussie-pijnlijk en voelt “te hoog” aan. Behandeling bestaat uit openen gebitselement (endo-start), of een apicale trepanatie, of extractie van het betreffende element.

  1. Subperiostaal abces

    De pus heeft zich inmiddels uitgebreid tot onder het periost. Het element is apicaal palpatiepijnlijk, er is sprake van lichte zwelling van de wang en/of lip.

  2. Submucosaal abces

    De pus vormt een infiltraat, welke zich verder uitgebreid tot onder de mucosa. Hierdoor neemt de pijn af, maar de zwelling neemt toe. De omslagplooi is verstreken en er is sprake van fluctuatie van de pus. De tandarts kan deze incideren, er is geen antibiotica geïndiceerd.

  3. Subcutaan abces

    De pus vormt een infiltraat, welke zich verder uitbreidt tot onder de huid, afhankelijk van de weg van de minste weerstand en de locatie van het abces ten opzichte van de omliggende anatomische structuren. De zwelling en roodheid van de huid neemt verder toe. In dit stadium is (nog) geen sprake van algehele malaise.

  4. Loge abces

    Een loge abces is zeer ernstig en is te herkennen aan algemene malaise, koorts > 39 graden, slikklachten, bemoeilijkte ademhaling en een absolute trismus (< 5mm). De patiënt moet direct naar de kaakchirurg worden ingestuurd.

Een dentogene sinusitis maxillaris, is altijd enkelzijdig. Door de anäerobe bacteriën stinkt deze ontsteking fors. Wanneer de sinusitis maxillaris bilateraal is, is deze rinogeen van oorsprong.

Niet-dentogene ontstekingen

Specifiek

Tuberculose, lupes, actinomycose.

Niet-specifiek

Schimmels (C. albicans), virussen (herpes), bacteriën.

Actinomycose

Actinomycose is een niet-dentogene, specifieke ontsteking en wordt veroorzaakt door een grampositieve anäerobe bacterie (vaak de Actinomyces israelii), welke commensaal is in de mond. De bacterie infiltreert in een beschadigd gebied, dit kan een verdiepte pocket zijn, maar ook een extractie-alveole, een avitaal element of een eerder trauma. De ontsteking/bacterie breidt zich direct door de weke delen heen uit, met name richting de kaakhoek, de wang of submentaal. Na enige tijd ontstaan er fistels. Er wordt een biopt en kweek uitgevoerd, waarna een langdurige (6 weken tot 6 maanden) antibioticakuur volgt.

dr. Erik H. van der Meij, MKA chirurg – oncoloog, werd opgeleid tot MKA-chirurg aan het VU Medisch Centrum te Amsterdam en promoveerde in 2002 op het mogelijk premaligne karakter van lichen planus van het mondslijmvlies. Hij was van 2004 tot 2008 als staflid verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Aldaar volgde hij een fellowship Hoofd-Hals Chirurgie/-Oncologie. Sinds 2008 is hij als MKA chirurg-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden. Zijn aandachtsgebieden betreffen de hoofd-hals oncologie, speekselklierpathologie en de pathologie van de mondholte.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van dr. Erik H. van der Meij tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.

Lees ook:

Mondafwijkingen door systeemziekten 

Welke aandoeningen van de speekselklieren zijn er?

Welke orale bijwerkingen van geneesmiddelen komen veel voor in de tandartspraktijk?

Welke afwijkingen van het kaakbot zijn er?

Welke afwijkingen van het mondslijmvlies zijn er?

Lees meer over: Congresverslagen, Diagnostiek, Kennis, Thema A-Z
behandelstrategie 5-punts NRCT

Casus: Behandeling kind met gecaviteerde cariës laesies in melkgebit volgens nieuwe KIMO richtlijn

In de recent verschenen klinische praktijkrichtlijn Mondzorg voor jeugdigen wordt preventieve en curatieve behandeling van cariës bij kinderen en jongeren besproken. In alle modules wordt aandacht besteed aan de zorg voor het kind, en niet enkel aan de mond. Causale behandeling van cariës krijgt de prioriteit in de richtlijn en zorgverleners krijgen  wetenschappelijk onderbouwde handvatten voor de meest effectieve, veilige en patiëntvriendelijke mogelijkheden van cariëspreventie bij kinderen en de curatieve behandeling van kinderen met actieve cariëslaesies in melkelementen en blijvende gebitselementen.

Cariës wordt gezien als een gedragsgerelateerde ziekte waardoor preventie en beslissingen over invasieve en non-invasieve behandeling bij jeugdigen niet los van elkaar gezien kunnen worden. De basis van de mondzorg bij jeugdigen is preventie. Gezond gedrag dient bevestigd en gestimuleerd te worden en risicogedrag geïdentificeerd en aangepast.

Vroegtijdige opsporing van cariëslaesies, inclusief initiële glazuurlaesies, is belangrijk omdat er dan veel tijd is om het risicogedrag te veranderen. Dit kan gedaan worden bij elk periodiek mondonderzoek van een kind.

De casus: actieve cariës op zeer jonge leeftijd

Amir bezocht de tandarts vanaf de leeftijd van 1 jaar en 9 maanden. Zijn jonge alleenstaande moeder van buitenlandse afkomst was net verhuisd, sprak nog geen Nederlands maar kon wel goed in het Engels communiceren. De moeder wilde goed voor haar kindje zorgen en had er alles voor over. Daarom gaf ze borstvoeding zo vaak als hij dat wilde, overdag en ‘s nachts, wat neer kwam op ongeveer 5 keer per dag en twee keer per nacht. De moeder wist niet dat het poetsen van het melkgebit al vanaf de eerste tandjes nodig was en zette niet door wanneer Amir dat niet wilde.

Tijdens het eerste bezoek bij z’n eigen tandarts werd afgebrokkelde glazuur van de voortanden en de eerste melkmolaren geconstateerd, de voortanden waren gevoelig bij poetsen maar vertoonden nog geen symptomen van irreversibele ontsteking. De moeder kreeg van de tandarts advies volgens het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis.

Op basis van recente cariësactiviteit en de aanwezigheid van risicogedrag werd bij Amir het cariësrisico hoog ingeschat.

KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës

Vroegtijdige opsporing van risicogedrag is wenselijk, zodat het kind en ouders/ verzorgers kunnen worden geholpen om dit gedrag effectief te veranderen.

Probeer kinderen vóór of vanaf het moment van de doorbraak van de eerste gebitselementen te begeleiden. Spreek een interval voor periodiek mondonderzoek af in samenspraak met de ouders. Aanbevolen wordt de systematiek van het Deense Nexø project of het Gewoon Gaaf project van het Ivoren Kruis te volgen.

Gewoon Gaaf

Bij hoog risico is evaluatie interval 1-3 maanden.

Basisadvies Cariëspreventie

Tot het 2e jaar eenmaal daags en vanaf het 2e jaar tweemaal daags twee minuten zorgvuldig poetsen met fluoridetandpasta passend bij de leeftijd van het kind, en maximaal zeven eet- en drinkmomenten per dag. Voor jonge kinderen zijn vijf eet- en drinkmomenten per dag al voldoende. Ouders/verzorgers poetsen de tanden (na) tot kinderen de leeftijd van 10-12 jaar hebben bereikt, maar blijven daarna verantwoordelijk om bij te dragen aan gezond mondgedrag van het kind. Drinken van melk na het laatste tandenpoetsen, zoals ’s avonds of ’s nachts is extra schadelijk. Motiveer ouders/verzorgers om kinderen vanaf 9 maanden een beker (zonder tuit) te laten gebruiken, in plaats van een zuigfles.

Aanvullend Advies Cariëspreventie

Adviseer het kind te poetsen met een tandpasta met een hogere fluorideconcentratie (kinder-, junior-, tandpasta voor volwassenen tot max. 1.500 ppm F) maar zorg dat er niet teveel wordt ingeslikt en/of en adviseer tijdelijk een verhoging van de poetsfrequentie.

Doorverwijzing naar pedodontoloog

De moeder wilde het gedrag veranderen en poetste haar kind twee keer per dag met peutertandpasta, wat heel moeilijk ging. Ze probeerde ook de borstvoeding te minderen. Bij de eigen tandarts kreeg de moeder geen poetstraining – vanwege niet-coöperatief gedrag van het kind – maar zij kreeg wel een instructie door een preventieassistent. Alleen advies en instructie helpt onvoldoende om vaardigheden van het poetsen te ontwikkelen.

De melktandjes bleven gevoelig. De eigen tandarts kon Amir vanwege moeilijke coöperatie niet behandelen en hij werd doorverwezen naar een pedodontoloog met expertise in motiverende gespreksvoering en minimaal invasieve behandeling van zeer jonge kinderen met actieve cariës en gedragsproblematiek.

KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës

Geef training aan het kind en ouder/verzorgers over hoe de cariëslaesie te poetsen. Maak de cariëslaesie, indien nodig, bereikbaar voor de tandenborstel.

Bespreek drempels voor het opvolgen van het Advies Cariëspreventie met het kind en ouders/verzorgers en laat het kind en/of ouders/verzorgers doelen en strategieën voor gedragsverandering benoemen. Complimenteer de ouders/verzorgers en het kind wanneer de doelen zijn bereikt. Spreek nieuwe doelen af.

Overweeg doorverwijzing naar een mondzorgverlener met affiniteit voor jeugdigen indien motivatie, instructie en training onvoldoende effect hebben waardoor carieuze laesies zich blijven manifesteren. Verwijs, indien opvoedingssteun voor de ouders nodig is, naar de Jeugdgezondheidszorg (JGZ, vroeger heette dat consultatiebureau).

Behandeling van cariës: motiveren voor gedragsverandering en niet-restauratieve caviteitsbehandeling

Tijdens de intake bij pedodontoloog bleek dat het was gelukt voor de moeder om borstvoeding in de nacht te vervangen door water. Hierover kreeg de moeder een compliment. Maar overdag kreeg Amir nu vier keer per dag zoete yoghurt in plaats van de melk, ook dagelijks chocolademelk en koekjes. De moeder gaf zoete producten uit onwetendheid en haar wens om het kindje blij te maken.

Tijdens een motiverend gesprek hebben we met de moeder het cariësproces, haar eigen invloed daarop en de obstakels voor de juiste zelfzorg besproken: wat is waardevol en welke toekomst wenste ze voor het gebit van Amir. Slechte coöperatie met het tandenpoetsen, de voorkeur voor zoete producten, de afwezigheid van steun thuis en onzekerheid van de moeder bleken de grootste obstakels te zijn. De moeder was heel gemotiveerd en wilde het gebit zo gezond mogelijk houden, ze voelde zich schuldig dat het al zo ernstig aangetast was. Ze stelde doelen voor zichzelf: doorzetten met het twee keer per dag poetsen – ook al werkte Amir niet mee -, kleine hoeveelheid van tandpasta met 1450 ppm fluoride gebruiken en suikerhoudende producten zo veel mogelijk beperken, in overeenstemming met het Aanvullend Advies Cariëspreventie.

Amir liet zich moeilijk door de tandarts controleren, dat vond plaats op schoot van de moeder in knie-aan-knie positie.

Intraoraal waren er ernstig aangetaste melkelementen zichtbaar. De hoektanden hadden kleine actieve glazuurlaesies, de voortanden en de eerste molaren hadden grote, goed bereikbare, actieve, duidelijk gecaviteerde dentinelaesies.

De tweede melkmolaren waren in doorbraak en nog gezond.

In overleg met de moeder werd als remineraliserend middel zilverdiaminefluoride aangebracht op alle actieve dentinelaesies om het cariësproces te stabiliseren en gevoeligheid te verminderen. Behandeling vond plaats op schoot van de moeder in knie-aan-knie positie. We spraken af zwarte verkleuringen in de toekomst zo nodig te maskeren met minimaal invasieve restauraties.

KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës

Bespreek drempels voor het opvolgen van het Advies Cariëspreventie met het kind en ouders/verzorgers en laat het kind en/of ouders/verzorgers doelen voor gedragsverandering benoemen.

Bepaal in samenspraak met het kind en/of de ouders/verzorgers de doelen en de termijn waarop de gedragsverandering wordt geëvalueerd. Aanbevolen wordt de systematiek van het Deense Nexø project of het Gewoon Gaaf project van het Ivoren Kruis te gebruiken.

Complimenteer de ouders/verzorgers en het kind wanneer de doelen zijn bereikt. Spreek nieuwe doelen af.

KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: diagnostiek

Visuele inspectie heeft bij periodiek mondonderzoek (PMO) de meeste waarde. De bevindingen daarvan bepalen mede de noodzaak van aanvullende diagnostische methoden. Activiteit van iedere laesie wordt bepaald. Inspecteer schone gebitselementen, onder goede lichtbron, gebruikmakend van een spiegel en een meerfunctiespuit voor natte en droge beoordeling. Bij jonge angstige kinderen kan een gaasje worden gebruikt om te drogen. Bij een wittevleklaesie is het belangrijk vast te stellen en te noteren of deze dof of glanzend, ruw of glad is. Bij dentinelaesie is het van belang de hardheid van het dentine vast te stellen. Dit kan met pocketsonde; met de scherpe punt van de sikkelsonde kan schade worden aangericht.

De bevindingen van de visuele inspectie worden vastgelegd in het patiëntendossier. Dit kan met behulp van een scoringssysteem (ICDAS, de score van Ekstrand of de score van Nyvad). Dit is van belang om het cariësproces goed te kunnen monitoren, als ook voor overdracht aan een andere mondzorgverlener.

Hieronder zijn criteria van laesieactiviteit volgens de ICDAS beschreven. Andere scoringscriteria staan beschreven in de volledige tekst van de richtlijn: diagnostiek.

  • Actieve glazuurlaesie is wit(gelig), opaak met verlies van glans, voelt ruw aan bij voorzichtige aftasting met een bolvormige sonde. De laesie bevindt zich in een gebied waar de tandplak zich gemakkelijk ophoopt, zoals ingang van de pitten en fissuren en approximaal. Tandplaque is aanwezig op de laesie.
  • Inactieve glazuurlaesie is wit, bruin of zwart. Glazuur is glimmend en voelt hard en glad aan bij voorzichtige aftasting met een bolvormige sonde. Op de gladde vlakken heeft de laesie zich verwijderd van de tandvleesrand. Geen of weinig tandplaque aanwezig op de laesie.
  • Actieve dentinelaesie voelt zacht of leerachtig aan bij voorzichtige sondatie.
  • Inactieve dentinelaesie is glimmend en voelt hard aan bij voorzichtige sondatie.

Niet-Restauratieve Caviteitsbehandeling (NRCT)

Wordt als eerste-keuze behandeling bij gecaviteerde dentine laesies in melkelementen geadviseerd. Het 5-punten NRCT-systeem houdt in:

  1. Bespreking van cariës als beheersbare ziekte
  2. Motiverende gespreksvoering om zelfzorg te verbeteren en bepaling van haalbare zelfzorgdoelen
  3. Evaluatie van de bereikte doelen en bepalen van de nieuwe doelen
  4. Lokale technische ingrepen om cariës proces per element tot stilstand te brengen (beslijpen van onbereikbare laesies en het aanbrengen van remineraliserende middelen, zoals fluoride vernis, 38% SDF, laagje glasionomeercement, eventueel in combinatie met SDF)
  5.  Evaluatie en documentatie van cariësactiviteit per element, bijvoorbeeld door beschrijving en het maken van lichtfoto’s, en communicatie daarover met de ouders.

Gewoon Gaaf

Bij hoog risico is de evaluatie interval 1-3 maanden.

Jenga-spel

Jenga-spel

Je kunt het Jenga-spel als metafoor voor uitleg van cariësproces gebruiken: ‘Je tanden zijn gemaakt van heel veel mineraaltorens. Je kunt de tanden vergelijken met het Jenga-spel. Iedere keer wanneer de bacteriën op de tand suiker krijgen, stelen ze als boefjes je blokjes (mineralen). Als het zo doorgaat, wordt na een tijd de toren zwak (ontkalking) en stort uiteindelijk in. Zo ontstaat er een gaatje. Fluoride kan dit proces helpen vertragen. In sommige situaties zijn de torens zwakker aangelegd; dan ontwikkelt het proces zich nog sneller’. Door gebruik van een verhaaltje kunnen kinderen (en de ouders) het cariësproces beter begrijpen. Daarna kun je meteen vragen: ‘Wat ga je zelf doen om het ‘Jenga-proces’ in je tanden te stoppen?’

Meer ideeën voor de uitleg van het cariësproces en behandelopties staan in de patiëntenbrief van het KIMO

Poetstraining en begeleiding

Amir werd verwezen naar een preventieassistente voor poetstraining en begeleiding in het bereiken van de afgesproken haalbare doelen van zelfzorg. Onder begeleiding van de preventieassistente oefende de moeder met het poetsen bij het onwillige kind en iedere keer ging het een stukje beter. Deze poetstraining werd verdeeld over twee afspraken met een maand er tussen. Het lukte om zoet te minderen: Amir kreeg twee keer per week iets lekkers met suiker. De moeder leerde de elementen met caviteiten extra dwars op de tandboog te poetsen. Tijdens de derde afspraak nog een maand later vond evaluatie bij de tandarts plaats. De meeste laesies waren hard en glanzend geworden. Het incisale en lingvale deel van de bovenste incisieven was nog twijfelachtig van hardheid. De eerste kleurenfoto’s werden gemaakt. De foto’s hielpen bij het vervolgen van de cariësprogressie en dienden als visueel middel tijdens de bespreking met de ouders.

behandelstrategie 5-punts NRCTbeeld na behandeling met SDF
Augustus 2018, het kind was 2,5 jaar oud: behandelstrategie 5-punts NRCT, beeld na behandeling met SDF

Evaluatieafspraken

Daarna volgden nog vier evaluatieafspraken, steeds om de maand. De poetskwaliteit varieerde vanwege de geringe coöperatie van het kind en de moeder kreeg steeds een poetstraining. Zilverdiaminefluoride werd nogmaals geappliceerd.  De volgende twee evaluatieafspraken vonden om de twee maanden plaats. Amir oefende steeds met het liggen in de tandartsstoel. De moeder had nog altijd moeite met het poetsen. De coöperatie van het kind was toen al voldoende om plak te kleuren en de moeder oefende met het poetsen in de stoel.

casus-gecaviteerde-caries-laesies
Moeder aan het oefenen met belangrijkste instrument van cariësbehandeling: de tandenborstel

KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës

Blijf motiverende en gedragsveranderende gespreksvoering inzetten, tenminste kort bij ieder bezoek zodat de mondhygiëne verbetert. Geef training aan het kind en ouder/verzorgers hoe de cariëslaesie te poetsen. Maak de cariëslaesie, indien nodig, bereikbaar voor de tandenborstel. Daarnaast kunnen de volgende behandelopties (gecombineerd) overwogen worden:

  • Fluoridevernis met een hoge concentratie fluoride (circa 20.000 ppm F) te appliceren op aangetaste vlakken totdat de cariësactiviteit tot stilstand is gebracht.
  • Applicatie van 38% SDF (41.500 ppm F) op aangetaste vlakken totdat cariësactiviteit tot stilstand is gebracht.
  • Afdekken van de caviteitsbodem met glasionomeercement.

Bepaal in samenspraak met het kind en/of de ouders/verzorgers de doelen en de termijn waarop de gedragsverandering wordt geëvalueerd. Complimenteer de ouders/verzorgers en het kind wanneer de doelen zijn bereikt. Spreek nieuwe doelen af.

Gewoon Gaaf:

Bij hoog risico blijft de evaluatie interval 1-3 maanden totdat het risico omlaag gaat.

Ondersteuning met minimaal-invasieve restauraties

De laesies in de eerste melkmolaren zijn arrested geworden, de tweede molaren bleven gezond. De moeder en Amir wilden graag de zwarte kleur maskeren. Amir werkte steeds beter mee, hij accepteerde al een afzuigertje. Als beloning voor de inspanningen, de bereikte resultaten en om poetsen in de caviteiten makkelijker te maken, zijn op de 54, 74 en 84 laagjes licht-uithardende glasionomeercement aangebracht, de zeer afgebroken 64 is gerestaureerd met een Hall kroon.

De incisieven boven bleven twijfelachtig, bij de 52 werd een fistel aangetroffen en afspraak voor extractie gepland. Vanwege slechte prognose werd besloten om alle vier bovenste incisieven te extraheren. Amir werkte tijdens verdoving met de Wand liggend op de stoel en extractie zittend op schoot van de moeder heel goed mee en bleef helemaal rustig. Door lange begeleiding heeft hij voldoende vertrouwen in de tandarts ontwikkeld.

doorgegaan met NRCT, laagjes GIC 54, 74, 84; Hall kroon 64
NRCT, laagjes GIC 54, 74, 84; Hall kroon 64
November 2019, het kind is 3,5 jaar oud: doorgegaan met NRCT, laagjes GIC 54, 74, 84; Hall kroon 64

KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës

Te snel overgaan op symptoombestrijding leidt op termijn niet tot de beoogde verbetering van de mondgezondheid en mogelijk leiden tot het negeren van verwaarlozing in algemene zin.

Als met motiveren voor zelfzorg en toepassing van remineraliserende middelen in de caviteiten niet het beoogde behandeldoel wordt behaald, kunnen aanvullende behandelopties overwogen worden. De meest geschikte behandeloptie is afhankelijk van de locatie, bereikbaarheid en diepte van de actieve cariëslaesie, waarbij de principes van minimale invasieve tandheelkunde en minimale belasting van het kind het uitgangspunt zijn. Het gaat om de volgende opties:

  • Intensivering van NRCT. Kies zeker voor NRCT als het carieuze element bijna gaat wisselen.
  • Restauratie: conventionele minimaal invasieve restauratie of ART
  • Hallkroon

Complimenteer het kind en/of de ouders/verzorgers als de cariëslaesie inactief is (arrested laesie) en kind en ouders zich houden aan het Advies Cariëspreventie. Stimuleer het kind en/of de ouders/verzorgers dit gedrag vol te houden.

Gewoon Gaaf

Bij gemiddeld risico is de evaluatie interval 3-6 maanden.

Vervolg

Daarna kwam Amir drie keer om de vier maanden en vervolgens na negen maanden. De situatie bleef stabiel, soms was er een klein beetje plak zichtbaar bij de gingivarandjes, soms wat meer. De plak werd iedere keer gekleurd en de moeder kreeg een korte poetstraining. Amir werkte goed mee. De eerste BW’s zijn gemaakt en daar is alleen een overlap met arrested laesie in de 84 is zichtbaar, verder geen extra ziektebeelden. De restauratie van de 54 is verloren en dentine is hard en glanzend. Daarvoor is geen behandeling nodig. De verkleuring door SDF is met de tijd ook minder geworden.

April 2021, het kind 4 jaar oud
April 2021, het kind is 4 jaar oud
April 2021, het kind 4 jaar oud: laagje GIC in 54 is verloren, de laesie is arrested. De 74/84 zijn functioneel. Andere laesies zijn arrested.

April 2021.April 2021

April 2021. Wanneer het beeld vergeleken wordt met de klinische situatie blijkt geen behandeling noodzakelijk te zijn.

Cariësrisico is op dit moment verlaagd en de termijn voor de nieuwe bitewings wordt geschat over 24 maanden.

KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: diagnostiek

Voer altijd eerst visuele inspectie voordat u een andere detectiemethode, waaronder röntgen, gebruikt.

Inspecteer schone gebitselementen, onder goede lichtbron, gebruikmakend van een spiegel en een meerfunctiespuit voor natte en droge beoordeling. Bij een wittevleklaesie is het belangrijk vast te stellen en te noteren of deze dof of glanzend, ruw of glad is. Bij dentinelaesie is het van belang de hardheid van het dentine vast te stellen. Dit kan met pocketsonde; met de scherpe punt van de sikkelsonde kan schade worden aangericht.

De bevindingen van de visuele inspectie worden vastgelegd in het patiëntendossier. Dit kan met behulp van een scoringssysteem (ICDAS, de score van Ekstrand of de score van Nyvad). Dit is van belang om het cariësproces goed te kunnen monitoren, als ook voor overdracht aan een andere mondzorgverlener.

Op het moment dat de approximale vlakken niet toegankelijk zijn voor visuele inspectie, is voor cariësdignostiek de bitewing de geëigende methode.

Bij elk PMO moeten de cariësrisicoschatting en  overwegingen waarop de intervaltermijn voor het maken van vervolgbitewings gebaseerd is, opnieuw gemaakt worden. Dit kan aanleiding geven tot een verkorting of een verlenging van de voorgenomen termijn. Indien besloten wordt om de voorgenomen termijn te bekorten dan wel te verlengen, dan dient de oorzaak hiervan geïdentificeerd en in het patiëntendossier vastgelegd te worden.

KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës

Complimenteer het kind en/of de ouders/verzorgers als de cariëslaesie inactief is (arrested laesie) en kind en ouders zich houden aan het Advies Cariëspreventie. Stimuleer het kind en/of de ouders/verzorgers dit gedrag vol te houden.

Gewoon Gaaf

Bij laag risico is de evaluatie interval 6-12 maanden.

Inlevingsvermogen en geduld

Behandeling van een jong kind met zeer uitgebreide cariës en moeilijke coöperatie vraagt om veel aandacht en inlevingsvermogens van de zorgverleners. Door prioriteit te geven aan de causale therapie, door gesprekken te voeren en trainingen te geven, ontwikkelde de moeder de vaardigheden en het zelfvertrouwen om het ziekteproces bij het kind zelf te beheersen. Het kind raakte langzaam vertrouwd in de tandheelkundige omgeving.

Gedragsverandering vindt thuis plaats, in kleine stapjes. Er is veel geduld nodig zowel van de ouders als van de zorgverleners. De mindset en de technieken van motiverende gespreksvoering helpen daarbij en voorkomen dat wij, als zorgverleners, te snel in de reparatiemodus schieten. Als veranderingen te langzaam gaan, kan ondersteuning met beperkte technische middelen, zoals beslijpen van caviteiten en het aanbrengen van remineraliserende middelen, nodig zijn. Als dat niet voldoende is om pijn en ontsteking te voorkomen, is er soms ondersteuning met minimaal invasieve ART-restauraties of Hall kronen noodzakelijk: dat noemen wij noodgrepen.

Blijven ondersteunen

In een periode van ongeveer twee jaar is het cariësproces gestopt. De voorspelling is dat de situatie stabiel blijft omdat gezond gedrag een gewoonte is geworden. Wel is het nodig om te blijven ondersteunen. De grootste investering van tijd en inspanning vond plaats in de eerste jaar, daarna kon de afspraakinterval steeds verlengd worden.

Door de richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen te volgen kunnen kinderen met actieve cariës weinig belastend, kindvriendelijk en duurzaam behandeld worden en behandeling onder narcose is maar zeer zelden geïndiceerd. Deze begeleiding en behandeling kan ook heel goed uitgevoerd worden in een algemene praktijk met affiniteit voor kindertandheelkunde.

tijdlijn-verslag-Lina-Jasulaityle-550

Klik hier voor vergrote versie

Tijdsbalk van alle afspraken van Amir. Bij de eigen tandarts (oranje) duurden de afspraken 10 minuten, wat te kort is om een goed contact met de ouders op te bouwen, het cariësproces en de behandelopties te bespreken, de ouders te motiveren en alle besproken informatie goed te documenteren. De afspraken bij de pedodontoloog (licht groen) waren in begin 30 minuten, vanaf eind 2019 duurden ze 20 minuten. De afspraken bij preventie assistente (licht blauw) duurden 30 minuten.

Literatuur:
Ivoren Kruis. Advies Cariëspreventie. Ivoren Kruis, 2011.
Jasulaityte L, Burgersdijk R.C.W. Niet-restauratieve caviteitsbehandeling: van richtlijn naar de praktijk. NTVT, 2021, 128 (7-8):371-380
Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen diagnostiek. KIMO 2019.
Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës. KIMO, 2020.

Door:
Lina Jasulaityte. Lina is tandarts pedodontoloog, afkomstig uit Litouwen waar zij in 1996 haar studie tandheelkunde en in 1997 kindertandheelkunde heeft afgerond. Na haar opleiding heeft Lina als kindertandarts en docent gewerkt op de afdeling kindertandheelkunde aan Kaunas Medische Universiteit, waar zij meewerkte aan een landelijk project voor cariës preventie voor schoolkinderen in samenwerking met de Litouwse Maatschappij voor Tandheelkunde. In 2002 kwam Lina naar Nederland en in 2007 rondde zij haar studie af tot tandarts pedodontoloog aan ACTA. Na een paar jaar werkzaamheden bij ACTA ging zij sinds 2008 werken bij Jeugdtandzorg West in Den Haag. Daar behandelt Lina de moeilijkste verwezen gevallen: zeer jonge kinderen met veel cariës en moeilijke coöperatie, gehandicapte en medisch gecompromitteerde kinderen en kinderen met psychische problematiek. Het grootste deel van haar werk besteedt Lina aan het motiveren en begeleiden van de ouders en kinderen. De Nexo methode leerde Lina al meer dan 25 jaar geleden in Litouwen en sindsdien past zij dat toe in de praktijk. Daarnaast komt de kennis pedagogiek en bewegingswetenschappen (universitaire diploma in 1989) Lina heel goed van pas. Om haar pedagogische kennis te verdiepen heeft zij cursussen ‘Coach moeilijk opvoedbare kinderen’ en ‘Coachen voor professionals’ gevolgd. In Cardiff volgde Lina de cursus ‘Motivational Interviewing’ door S. Rollnick. “Geduld, enthousiasme en positieve benadering kan de levens van de kinderen en de ouders positief beïnvloeden. Dat inspireert enorm.”

Toepassing van NRCT in de praktijk – vul anoniem de vragenlijst in

Welke uitdagingen heeft u en welke problemen komen u tegen? Welke positieve effecten merkt u van  toepassing van NRCT?

Vul anoniem de vragenlijst in

De anonieme resultaten hiervan gebruikt Lina Jasulaityte voor een lezing die zij begin volgend jaar geeft bij het congres Kindertandheelkunde2022

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Casus Ovariumcyste met kaak en 8 tanden verwijderd bij Amerikaanse tiener

Casus: Ovariumcyste met kaak en 8 tanden verwijderd bij Amerikaanse tiener

Een 5 x 3-cm mandibulaire structuur met acht tanden werd gevonden in een ovariële dermoidcyste die werd verwijderd bij een 15-jarig meisje in New York. De zeldzame structuur werd verwijderd door middel van laparoscopie, staat beschreven in een casusrapport in het Journal of Pediatric & Adolescent Gynecology.

Aangeboren ontwikkelingsafwijkingen

Dermoidcysten zijn aangeboren ontwikkelingsafwijkingen met een meestal onbekende oorzaak. Het zijn goedaardige tumoren die optreden wanneer bijvoorbeeld huid en haar bekneld raken tijdens de ontwikkeling van de foetus. De aanwezigheid van ectodermaal-afgeleid weefsel, inclusief tanden, in een ovariële dermoidcyste komt vaak voor. Het is echter zeldzaam om een volledig gevormde mandibulaire structuur met tanden aan te treffen.

Een 15-jarig meisje

Een 15-jarig meisje bezocht de dokter voor een consultatie van een grote asymptomatische rechter ovariële dermoidcyste. Deze was ontdekt op een echo toen ze een maand eerder naar de eerste hulp ging voor een maagvirus. De echografie onthulde een asymptomatische dermoidcyste met een diameter van 10 x 8 cm met meerdere echogene gebieden die mogelijk overeenkomen met botten of tanden. Er werd een plan gemaakt om een laparoscopische ovariële cystectomie uit te voeren.

Mandibulaire structuur in cyste

Tijdens de operaties werden incisies gemaakt en werd de cyste gevisualiseerd. Toen ze in de cyste sneden ontdekten ze de mandibulaire structuur en acht tanden. Ze probeerden het bot door te snijden en te verwijderen met traditionele gynaecologische technieken, maar ze slaagden hier niet in.

Nieuwe techniek

Ze besloten een nieuwe techniek te gebruiken om de cyste-inhoud uit de buikholte te verwijderen. Hiervoor gebruikten de clinici een arthroscopisch chirurgisch mes om het bot in stukjes te verdelen en te verwijderen. Op deze manier kon de procedure laparoscopisch worden voltooid en hoefde het meisje geen invasieve operatie te ondergaan. Na de succesvolle operatie werd de patiënt die dag uit het ziekenhuis ontslagen. Laboratoriumresultaten toonden aan dat de cyste haar, vet, kraakbeen en tanden bevatte, en dat het histologische voorkomen van de kaakachtige structuur volwassen bot was.

Eerste bekende geval

De auteurs geloven dat dit het eerste gemelde geval is van een cyste met tanden in een mandibulair bot bij een pediatrische patiënt. Ze zeggen dat er slechts vijf gelijksoortige gevallen bij volwassenen bekend zijn. Ook is het het eerste bekende geval waarbij een arthroscopisch chirurgisch mes is gebruikt om botstructuren te verwijderen tijdens een laparoscopische ovariële cystectomie.

Succesvolle voltooiing

“Extracorporale morcellatie van botstructuren in een ovariumteratoom net behulp van een arthroscopisch chirurgisch mes is technisch haalbaar en leidde tot een succesvolle voltooiing”, schreven de auteurs over de casus.

Bron:
Journal of Pediatric and Adolescent Gynecology

Lees meer over: Casus, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
computer, scherm, app

Amsterdam UMC lanceert app tegen grensoverschrijdend gedrag

Het Universiteit Medisch Centrum in Amsterdam lanceert een app met tips die je kunt gebruiken als je met grensoverschrijdend gedrag te maken krijgt. Ook het melden van grensoverschrijdend gedrag is mogelijk in de app.

Volgens het UMC (locatie VUmc) komen studenten en opleiders wel eens in aanraking met grensoverschrijdend gedrag. Dit kan verschillende vormen aannemen. Toch wordt dit gedrag vaak niet gemeld. Volgens het ziekenhuis omdat studenten en ziekenhuizen niet weten waar ze grensoverschrijdend gedrag kunnen melden. Of omdat ze bang zijn dat een melding consequenties zal hebben op hun (studie)loopbaan.

Grensoverschrijdend gedrag melden

De #zouikwatzeggen-app maakt het voor gebruikers makkelijker en toegankelijker om grensoverschrijdend gedrag te melden. Via een knop in de app kunnen studenten en medewerkers in contact komen met het team sociale veiligheid, studieadviseurs, de decaan en de ambassadeurs van #zouikwatzeggen-campagne.

In de app vinden gebruikers ook tips en tricks die ze kunnen gebruiken als ze met grensoverschrijdend gedrag te maken krijgen. Deze tips en tricks zijn ontwikkeld door een team van medisch psychologen.

Ongewenst gedrag in de zorg

Ongewenst en grensoverschrijdend gedrag komt veel voor in de zorg. Zowel tussen patiënten en zorgprofessionals (in beide richtingen), tussen zorgmedewerkers onderling, tussen zorgstudenten en zorgdocenten, en tussen zorgstudenten onderling.

In 2019 kampte ruim de helft van het zorgpersoneel met ongewenst gedrag, zoals intimidatie, lichamelijk geweld, discriminatie, mentale mishandeling, ongewenste seksuele aandacht of pesten.

#Zouikwatzeggen-app downloaden

Daarom ging in 2019 de campagne #zouikwatzeggen van start in het VUmc. De gelijknamige app is nu voor iedereen gratis te downloaden.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis

“One size fits all” mondzorgbenadering niet effectief voor gedragsverandering

Na 35 jaar werken in de mondzorg blikt Yvonne Buunk-Werkhoven terug op de wetenschappelijke onderzoeken die zij deed op het gebied van gedragsverandering in de mondzorg. Yvonne is als gepromoveerd sociaal psycholoog én als ervaren praktizerende mondhygiënist jarenlang werkzaam geweest in het hoger onderwijs, onderzoek en bestuur binnen de mondzorg.

“Ik was benieuwd naar de proefdruk van mijn artikel, dat binnenkort in dental INFO verschijnt. Het is een artikel waarin ik publiekelijk markeer, dat mijn expertise en ervaringen na 35 jaar in de mondzorg is geworden tot wat het is. Er zullen op public health en gedragswetenschappelijk gebied weinig spectaculaire interventies komen, schat ik in. Echt veel verschil zal er niet gemaakt worden; na ruim 10 jaar observeer ik steeds weer herhalingen van zetten, die weinig verandering te weeg zullen brengen, daar m.i. voorbij wordt gegaan aan eerdere waardevolle uitkomsten, waarop voortgeborduurd kan worden; kortom, de determinanten van (mond)gezondheidsgedrag in diverse contexten. Gedragswetenschappelijk onderzoek is complex en vereist specifieke kennis en ervaring. Praktijkgericht onderzoek naar (gezondheids)gedrag en effectieve gedragsverandering is uiterst ingewikkeld.
Enfin, selectief en inhoudelijk draag ik nog bij aan zaken die ik leuk en de moeite waard vind. Mijn expertise richt zich nu meer op intuïtie, cultuur-sensitieve, communicatieve en gedragsaspecten binnen de gezondheidszorg.”

Zoals er verschillende definities zijn van het begrip mondgezondheid – hier gedefinieerd als “de mate van gezondheid van orale en omringende weefsels, waarmee het individu zonder actieve ziekten, ongemak of schaamte kan spreken en zich kan voortbewegen in de sociale context, en dat bovendien bijdraagt aan een algemeen welbevinden” (Kay en Locker, 1997, p. 8) – zijn er ook verscheidene definities van volksgezondheid ofwel public health.

Public health

Acheson (1988) definiëert public health als: ’the science and art of preventing disease, prolonging life and promoting health through the organized efforts of society’. Dit betekent dat er enerzijds naar de gezondheidstoestand van de bevolking wordt gekeken, en anderzijds het geheel aan activiteiten ter bevordering van de gezondheid van de bevolking betreft. De focus ligt vooral op collectieve maatregelen voor de publieke gezondheid, zoals bijvoorbeeld het voorkómen van ziekten (preventiegericht) en het verlengen van de levensverwachting (promotiegericht). Echter, de definitie van gezondheid en hoe mensen vroeger hun gezondheid beschermden is dynamisch en verandert door de eeuwen heen. In de volksgezondheid gaat het om de gezondheidstoestand van een populatie en over de factoren die de gezondheidstoestand beïnvloeden. Deze factoren heten determinanten. Belangrijke determinanten zijn preventie, de gezondheidszorg, leefstijl, sociale en fysieke omgeving en genetische en verworven eigenschappen.

“Preventie en voorlichting blijken in mondzorg niet alle doelgroepen te bereiken”

Over de jaren heen zijn er diverse programma’s en interventies van gezondheidsorganisaties, verenigingen en centra, die zich richten op preventie en voorlichting op het gebied van volksgezondheid in het algemeen en specifiek op de collectieve en/of individuele mondgezondheid. Binnen de mondzorg blijken die nog steeds minder effectief te zijn, dan aanvankelijk gedacht. Al lijken de preventie activiteiten en voorlichtingscampagnes weliswaar bij te dragen aan het verlagen van de prevalentie van mondgerelateerde ziekten, echter, ze blijken niet alle doelgroepen te bereiken.

Mondgezondheidsprogramma’s

In mijn 35 werkzame jaren, draag ik inmiddels meer dan 15 jaar bij aan een heroriëntatie van bestaande mondgezondheidsprogramma’s; van een vooral curatieve benadering naar een meer toegepaste ‘evidence-based’ benadering vanuit sociaal-psychologisch perspectief voor het bevorderen van mondgezondheid en voor preventie op het gebied van de persoonlijke mondverzorging. Om doelgerichte en effectieve aanpak en interventies te kunnen ontwikkelen is specifieke informatie nodig over gedragsdeterminanten van mondzorg in de diverse contexten. Mijn voornaamste onderzoeken (https://www.spoh-arts.com/oral-health-psychology/wetenschappelijk/) over dit thema zijn gebaseerd op het model van beredeneerd gedrag [Theory of Planned Behavior], welk een bruikbaar kader biedt voor onderzoek op sociaal en gedragswetenschappelijk gebied (Bosnjak, Ajzen, Schmidt, 2020). Dit model richt zich primair op gedragingen waarvoor het individu een keuze kan maken, inclusief de attitude (houding), de sociale normen (sociale druk) de en de waargenomen gedragscontrole (eigen effectiviteitverwachting), die op hun beurt de intentie om tot een gedrag over te gaan bepalen. Mijn inmiddels veel geciteerde basisonderzoeksartikel beschrijft de ontwikkeling van een index voor mondhygiënegedrag en de toetsing ervan met het model van beredeneerd gedrag (Buunk-Werkhoven, Dijkstra, van der Schans, 2011). Zie https://www.spoh-arts.com/wp-content/uploads/CDOE-2011.pdf

In 2013 pakte een student van de Harvard School of Dental Medicine mijn onderzoek op; in samenwerking met de Harvard Medical School presenteerde hij een poster en publiceerden zij in de Journal of Periodontology. In dit artikel werd ik bij naam genoemd en zijn 4 van mijn onderzoekspublicaties geciteerd (Brein, Fleenor, Kim, Krupat, 2016). Zie https://www.spoh-arts.com/wp-content/uploads/Brein-et-al.pdf

Internationaal, o.a. in India, Iran en Indonesië werd mijn onderzoek met de ontwikkelde meetinstrumenten opgemerkt en door onderzoekers opgepakt. Zij vertaalden en werkten de vragenlijsten nader uit en publiceerden erover. Aan de Universitas Indonesia in Jakarta zijn mijn meetinstrumenten toegepast in een promotieonderzoek van een vrouwelijke Indonesische tandarts. Ruim een jaar geleden participeerde ik – op afstand – als externe supervisor in het intentionele gedragsdeterminanten onderzoek binnen de Faculteit van GezondheidsEducatie en GedragsWetenschappen in het Instituut van Public Health aan de Universiteit van Gondar in Ethiopië.

Recent onderzoek voor voorspellen mondzorggedrag

Dit PLOS ONE onderzoek uitgevoerd door Shitu, Alemayehu, Buunk-Werkhoven, Handebo (2021) Zie https://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0247069 illustreert de aanhoudende belangstelling voor het gebruik van mijn TPB basisonderzoek voor het voorspellen van intentioneel mondzorggedrag, mogelijke modererende effecten van waargenomen gedragscontrole, en andere beïnvloedende factoren gerelateerd aan de complexiteit van menselijk gedrag.

In Ethiopië is de prevalentie van adequaat mondhygiënegedrag (OHB) onder studenten erg laag. Daarbij zijn de determinanten van intentioneel gedrag (= de bereidheid/intentie om het gedrag uit te voeren) onder deze leeftijdsgroep nog niet onderzocht. Het doel van onderhavige studie was om de determinanten van de mondhygiëne-gedragsintentie (OHBI) onder studenten te identificeren door toepassing van de theorie van beredeneerd/gepland gedrag. Er is een cross-sectioneel onderzoek uitgevoerd onder 393 studenten. Een vragenlijst met 98 items werd gebruikt om kennis over mondhygiëne (OHK), mondhygiënegedrag (OHB) en OHBI te evalueren op basis van TPB-variabelen [attitude (ATT), subjectieve normen (SN) en waargenomen gedragscontrole (PBC)]. Beschrijvende statistiek en structurele vergelijkingsmodelleringsanalyse (SEM) werden uitgevoerd om correlaties /associaties tussen de onderzoeksvariabelen te bevestigen. Hierbij werden een p-waarde van <0.05 en een betrouwbaarheidsinterval van 95% gehanteerd om statistische significantie aan te tonen. In totaal deden 393 schoolkinderen mee (97.5% respons). De gemiddelde leeftijd van de respondenten (54% vrouwen) was 18 (± 1.3) jaar met een leeftijdsrange van 16 tot 24 jaar. Het TPB-model sloot goed aan bij de gerapporteerde data en verklaarde 66% van de variantie in intentie. Concreet waren ATT (β = 0,38; 95% CI, (0,21; 0,64)), SN (β = 0,33; 95% CI, (0,05; 0,83)) en PBC (β = 0,29; 95% CI, (0,13; 0,64)) significante voorspellers van OHBI, waarbij ATT de sterkste voorspeller van OHBI was.

Samenvattend verklaarde het toegepaste TPB-model een grote variantie in de intentie van de studenten om hun mondhygiënegedrag te (willen) verbeteren. Alle TPB-variabelen waren significant en positief gecorreleerd aan een sterke mate van gedragsintentie, zoals de theorie van intentioneel gedrag suggereert. Bovendien suggereren deze uitkomsten dat het TPB-model een kader zou kunnen bieden voor interventies ter bevordering van mondzorggedrag. Interventies zouden zich concreet moeten richten op het veranderen van de attitude (houding) ten opzichte van OHB onder deze studentengroep, het creëren van positieve sociale omgevingsnormen en het in staat stellen van studenten om controle te krijgen over OHB-barrières.

Concluderend

Uit vele public health onderzoeken, gebaseerd op de Theory of Planned Behavior, kan worden gesteld dat een zogenaamde “one size fits all”- mondzorgbenadering niet effectief is voor een gewenste gedragsverandering onder verschillende doelgroepen in diverse contexten. Bij de ontwikkeling van interventies voor een bepaalde doelgroep dient men steeds weer de bevorderende en belemmerende factoren bij mondzorggedrag in kaart te brengen.

Door: Yvonne Buunk-Werkhoven, thans werkzaam als Gedragswetenschappelijk-docent in de 2e fase van de huisartsopleiding van Amsterdam UMC, lokatie VUmc | Hengelo. Vanuit haar Moluks-Nederlandse achtergrond voelt zij zich zeer betrokken bij een cultuur-sensitieve benadering van cliënten/patiënten, én bij het samenwerken in multidisciplinaire teams. Daarnaast richt zij zich nu vooral op de psycho-medische beroepspraktijk, door zich hierin te bekwamen middels het volgen van bij- en nascholing en het opdoen van praktijkervaring.

Yvonne is als gepromoveerd sociaal psycholoog én als ervaren praktizerende mondhygiënist jarenlang werkzaam geweest in het hoger onderwijs, onderzoek en bestuur binnen de mondzorg.

Yvonne Buunk-Werkhoven

foto: Ed Leatemia

Lees meer over: Kennis, Onderzoek

Een patiënt met een psychose

Als mondzorgprofessional kun je te maken krijgen met een patiënt die psychotisch of schizofreen is. Wat voor verschijnselen hebben deze ziekten? Prof. dr. Liewe de Haan, hoogleraar Schizofrenie aan het Academisch Medisch Centrum, vertelde erover tijdens het symposium ‘Bijzondere patiënten in de praktijk’.

Psychose

Als je een psychotische patiënt krijgt, is het goed als je begrijpt wat een psychose is. Stel je voor, je loopt over straat en denkt: Waarom kijken alle mensen naar mij? Ik zie een T-shirt met een 9 erop, al de derde van vandaag, wat betekent dat? Psychose en schizofrenie hebben alles te maken met een verhoogde hoeveelheid dopamine.

Reptielbrein

Dopamine is een neurotransmitter en die activeert netwerken in je hoofd. Deze netwerken gaan over je reptielbrein: wat is er belangrijk en waar moet je opletten? Het is een soort kompas voor je. Stel je bent op een schip en je wilt mooie dingen beleven en nieuwe mogelijkheden zien. Je wilt niet stranden of in een gevecht belanden. Je kunt sturen als je een idee hebt hoe de toekomst eruit ziet. Je moet dingen waarnemen, je gaat opletten. Maar waar moet je op letten? Je moet dingen afwegen en een focus hebben en uiteindelijk een beslissing nemen. Dat gaat over anticiperen op contact. We willen snappen hoe de ander op ons gaat reageren.
Hoe leer je de ander te snappen? We willen gelukkige en akelige dingen voorspellen. Dat doen we als er een beloning volgt, zoals seks. Het zijn dingen waar we naar toe willen, die ons aantrekken. Er zijn ook aversieve dingen, zoals enge dingen of dingen die pijn doen of als je eenzaam bent of als je gepest wordt. Als iets belangrijks voor ons gebeurt, dan hebben we een verhoogde hoeveelheid dopamine. Dan let je op, dan ben je alert en denk je goed na. Denk aan het stokstaartje. Die kan bijna niks, die kan vrienden waarschuwen en wegrennen naar zijn holletje.

Dopamine

Dopamine is betrokken bij belangrijke dingen zoals aandacht en cognitie, emotie en beloning. Je ziet dat het dopaminesysteem naar alle belangrijke delen van de hersenen gaat. Dopamine is heel actief als er iets gebeurt wat je niet voorspeld had. Je leert daarom alleen maar iets, als je iets nieuws hoort. Daarom leren kinderen zoveel: ze horen continu nieuwe dingen. Je leert als iets verrassend is. En je leert het beste als je onzeker bent. Bijvoorbeeld als je verliefd bent, maar je weet niet zeker of die ander verliefd op jou is. Het dopaminesysteem helpt je bij het leren van nieuwe dingen en jezelf bijsturen. Het is essentieel voor de controle van je gedrag op basis van vroegere ervaringen. Het gaat over attentie, over motivatie, over vastleggen en leren. Dopamine is een markeerstift. En in die zin is een psychotische patient een student die zijn hele dictaat geel heeft gemaakt. Als alles belangrijk is, dan raak je in de war.

Psychotische verschijnselen

Er zijn twee verschillende psychotische verschijnselen, namelijk wanen en hallucinaties.

Wanen

Een waan is niet een onjuist denkbeeld. We hebben namelijk allemaal heel veel onjuiste denkbeelden. Het is wel een denkbeeld dat iemand helemaal alleen heeft. Een denkbeeld waarbij iemand los staat van de anderen om hem heen, bijvoorbeeld: anderen kunnen mijn gedachten lezen. Waarom krijg je zo’n denkbeeld? Bij diegene valt het op dat iedereen naar hem keek en het brein probeert dit te verklaren. Als je dit onder een verhoogde dopaminetoestand ervaart, dan brandt het als ware in je brein. Je gedachtekronkel blijft overeind staan. Het wordt een zekerheid voor je. Mensen kunnen paranoïde zijn, achterdochtig worden, grootheidswaanzin hebben en beïnvloedingswanen krijgen. Ze denken bijvoorbeeld dat ze God zijn. Zij kunnen ook het idee hebben dat anderen macht over hen hebben.

Hallucinaties

Een hallucinatie is iets waarnemen terwijl er geen zintuigelijke prikkeling is. Stemmen horen komt het meeste voor. 4 tot 5% van de mensen hoort wel eens stemmen. Zij hebben geen psychiatrische problemen en ervaren het niet als last, maar als goede tips. Psychiatrische patiënten hebben vaak het idee dat het niet goed is en dat het niet van zichzelf is wat ze horen. Je hebt in je hoofd een taalproductiecentrum. Op het moment dat je wat zegt, gaat er een signaal naar je gehoorcentrum en wordt je eigen geluid geremd. Maar bij een psychose komt dat signaal te laat aan en krijgen mensen het idee dat er iets buiten zichzelf om gebeurt.

Schizofrenie

Mensen met schizofrenie hebben geen meerdere persoonlijkheden. Bij schizofrenie is er sprake van psychose(s) die langer dan zes maanden aanwezig zijn met minstens twee van de volgende symptomen:
• wanen;
• hallucinaties;
• onsamenhangende spraak (bijvoorbeeld frequent de draad kwijtraken of incoherentie);
• ernstig chaotisch of katatoon gedrag;
• negatieve symptomen, dat willen zeggen vlakke emoties, gedachte- of spraakarmoede of apathie;
• een lager niveau van functioneren op terreinen zoals werk, relaties of zelfverzorging dan voor het begin van de stoornis (of wat verwacht kon worden).

Ervaring uit de praktijk

Zelf heb ik een patiënt die schizofreen is. Hij werd verwezen door de preventieassistent die het gevoel had dat er iets niet klopte en zelf niet meer verder durfde te behandelen. Door even goed door te vragen bij de anamnese vertelde meneer heel open over zijn schizofrenie. Het is voor hem heel vermoeiend, want hij moet steeds goed checken wat wel en niet echt is. Hij vertelde mij dat hij ook zomaar ‘weg’ kan raken.
Volgens hem had hij uren bewusteloos in de stoel gelegen bij een vorige tandarts. Deze was zo geschrokken dat hij hartmassage had gekregen. In zijn historie kon ik hier echter niks van terugvinden. Ik vroeg hem wat ik in zo’n geval het beste kon doen. Hij zei dat ik niks hoefde te doen en hij vanzelf wel weer ‘terug’ zou komen.
Ik merkte dat hij veel behoefte had aan structuur. Dus ik maakte een soort afvinklijstje van wat ik bij hem zou doen en schreef ook op wat ik bij hem had gedaan en verteld. Zo kon hij zelf checken of hij niks in zijn hoofd had gehaald. Verder kwam hij heel normaal en intelligent over. Hij heeft ook een gewoon leven zoals jij en ik.

Patiënten met schizofrenie

Na zijn bezoek raakte ik geïnteresseerd in het onderwerp en herkende nog andere patiënten erin. Dat kan goed, want 1 op de 100 mensen is schizofreen. Dit zijn mensen die steeds overeind komen of zelfs lopen te ijsberen voor je stoel. Ze beginnen over iets te praten wat er op dat moment in jouw ogen totaal niet toe doet of ze beschuldigen je ergens van wat je in het geheel niet hebt gedaan of zo hebt bedoeld. Deze mensen denken dat je ze flauwekul loopt te verkopen en houden er zelf een heel vreemd verhaal op na. Op het ene moment zeggen ze dit en op het andere moment weer dat. Het helpt om dit gedrag te begrijpen, het niet persoonlijk te nemen en zelf rustig te blijven. Blijf herhalen dat je niet de vijand bent, maar er bent om hen te helpen en neem de leiding. Geef een reality-check of laat hen iemand mee naar de praktijkruimte nemen die ze vertrouwen. Wees duidelijk en niet dubbelzinnig. Laat de deur open, zodat ze niet het gevoel krijgen opgesloten te zijn.

Iemand in de war?

Is iemand echt in de war? Komt hij of zij zomaar je praktijk in, terwijl hij of zij geen afspraak heeft? Zorg dat hij of zij niet alleen de praktijk verlaat, maar bel met een familielid of hulpverlener (112 of crisisdienst). Laat diegene niet plotseling binnenkomen, maar introduceer hem of haar. Ik heb eens meegemaakt dat iemand totaal onverzorgd en met een blikje drinken in de hand binnenwandelde in onze dorpspraktijk en een onverstaanbaar verhaal had. We hebben hem ook maar even op laten halen…

Prof. dr. Liewe de Haan is hoogleraar Schizofrenie aan het Academisch Medisch Centrum.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing van prof. dr. Liewe de Haan tijdens het symposium Bijzondere patiënten in de praktijk.

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis
Poster: Voorlichtingsmateriaal over de mondgezondheid van 0-4-jarigen onder de loep

Poster: Voorlichtingsmateriaal over de mondgezondheid van 0-4-jarigen onder de loep

Er bestaat veel voorlichtingsmateriaal voor ouders over de mondgezondheid van 0-4-jarigen. Maar is dit ook voor iedereen begrijpelijk? Dat onderzochten Rosa Kok en Pien Landkroon, studenten Mondzorg aan de Hogeschool Utrecht, in hun afstudeeronderzoek.

Het doel van het onderzoek van Kok en Landkroon was om de toegankelijkheid van voorlichtingsmateriaal voor ouders over de mondgezondheid van 0-4-jarigen te evalueren op basis van begrijpelijkheid, toepasbaarheid en niveau van leesbaarheid.

Leesbaarheid van B1

Voor hun onderzoek evalueerden Kok en Landkroon voorlichtingsmateriaal over de mondgezondheid van 0-4-jarigen. Er heeft een inventarisatie plaats gevonden om de beschikbaarheid en vindbaarheid van het voorlichtingsmateriaal te onderzoeken. Materiaal werd geselecteerd door middel van een select doelgerichte steekproef. Voorlichtingsmateriaal dient op niveau B1 van leesbaarheid geschreven te worden.

Het voorlichtingsmateriaal werd op basis van begrijpelijkheid en toepasbaarheid geëvalueerd met behulp van het Voorlichtingsmateriaal BeoordelingsInstrument voor Printbaar materiaal (VBI-P). Om een waarde toe te kennen aan de uitkomsten van het VBI werden experts ingeschakeld. Met behulp van een online beoordelingslijst werden er categorieën ontwikkeld die de mate van begrijpelijkheid en toepasbaarheid aangeven. Tevens werd het gebruik van vakjargon en uitleg onderzocht. Alle verkregen beschrijvende data werd geanalyseerd met Microsoft Excel.

Veel voorlichtingsmateriaal onvoldoende

Er werden 25 voorlichtingsmaterialen geëvalueerd. Het voorlichtingsmateriaal werd beoordeeld door de onderzoekers met behulp van het VBI-P. Door de waardebepaling van de experts ontstonden de volgende categorieën: ‘slecht’, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ en ‘goed’. Na de waardebepaling van het VBI-P bleek dat op basis van begrijpelijkheid en toepasbaarheid 56% van de voorlichtingsmaterialen ‘voldoende’ of ‘goed’ scoorden.

20% van het voorlichtingsmateriaal werd geschreven op het aanbevolen niveau B1 van leesbaarheid, al het andere materiaal werd geschreven op niveau B1/B2 of B2. In 15 van de voorlichtingsmaterialen werd 25 keer vakjargon gebruikt, hiervan werd 9 keer een uitleg van het vakjargon gegeven.

Poster: Voorlichtingsmateriaal over de mondgezondheid van 0-4-jarigen onder de loep
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Uit de evaluatie van Kok en Landkroon blijkt dat slechts 4 van de 25 voorlichtingsmaterialen voldoen aan het niveau B1 van leesbaarheid en ‘voldoende of ‘goed’ scoren op begrijpelijkheid en toepasbaarheid. Om het voorlichtingsmateriaal toegankelijker te maken voor ouders zal het voorlichtingsmateriaal verbeterd moeten worden totdat het gewenste niveau van begrijpelijkheid en toepasbaarheid wordt behaald.

Teksten dienen volgens de onderzoekers geschreven te worden op niveau B1 van leesbaarheid of lager en het gebruik van vakjargon zal volgens hen verminderd moeten worden.

Poster ontwikkeld door:
Rosa Kok en Pien Landkroon, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
DentConnect Talent Program “Graduation Event Class of 2019”

DentConnect Talent Program “Graduation Event Class of 2019”

Recent hebben zes jonge, getalenteerde tandartsen hun opleiding aan het DentConnect Talent Program afgerond met een diploma. Het Talent Program is een postacademische opleiding van 2,5 jaar dat onderdeel uitmaakt van de DentConnect Academy.
De zes studenten zijn de eerste lichting afgestudeerden van dit nieuwe programma waarin vakinhoudelijke én persoonlijke ontwikkeling centraal staan.

Eerste keuze voor patiënten en mondzorgprofessionals

,,Het is onze visie om de eerste keuze te zijn voor zowel patiënten als mondzorgprofessionals. Dit is ook de reden waarom wij – als eerste dentale serviceorganisatie – deze postacademische opleiding op het gebied van Tandheelkunde zijn begonnen’’, zegt algemeen directeur Jeroen van der Hamsvoort. ,,Het mes snijdt namelijk aan twee kanten: we bieden talentvolle behandelaren gratis een postacademische opleiding, waardoor hun kennis en kunde nóg verder vergroot wordt. En daar profiteren uiteindelijk onze patiënten van. Mede op deze manier borgen we namelijk dat zij in onze praktijken worden voorzien van kwalitatieve mondzorg met optimale service en gemak.’’
Ondanks de coronacrisis is vorig jaar ook de “lichting 2020” begonnen aan de opleiding. Ook dit jaar zullen weer talentvolle behandelaren aan deze postacademische opleiding beginnen.

Postacademische opleiding van 2 jaar met intensieve individuele begeleiding

Het DentConnect Talent Program is een uniek en KRT (115 punten) geaccrediteerd postacademische opleiding van 2 jaar met een intensieve individuele begeleiding voor jonge talentvolle tandartsen, werkzaam bij DentConnect. Het bestaat uit een high-end ontwikkeltraject in onder andere esthetische en restauratieve tandheelkunde plus persoonlijke ontwikkeling.

Lees meer over: Bij- en nascholing, Kennis, Producten, Scholing
Mondzorg bij patiënten met een Licht Verstandelijke Beperking

Mondzorg bij patiënten met een Licht Verstandelijke Beperking

Om mensen met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB) een goede verantwoorde mondzorg te geven zijn een juiste attitude, expertise en ervaring essentieel. In oktober 2021 wordt in Utrecht het congres Mondzorg en een licht verstandelijke beperking gehouden. Dental INFO sprak hierover met Jan Hendrik Elhorst.

Waarom wordt dit congres gehouden?

“Na een publicatie van Vermaire, Kalf en Schuller over mondgezondheid bij patiënten met LVB ontstond het idee om de doelgroep onder de aandacht te brengen bij mondzorgverleners. Het is een brede, vaak onzichtbare en kwetsbare doelgroep. Mensen met LVB zijn vaak kwetsbaar door bijvoorbeeld  een problematische hechting, maladaptieve emotieregulatie, disfunctioneel copinggedrag of ernstige trauma- en stressgerelateerde problemen. Naast een IQ tussen de 50 en 85 hebben ze een beperking in het sociaal aanpassingsvermogen en veelal een lage sociaaleconomische status. Mede hierdoor zijn er regelmatig complexe praktijksituaties. Hoe herken en erken je al deze eigenschappen in de alledaagse praktijk zonder op het verkeerde been gezet te worden?”

Kun je dit toelichten?

“Door de problematische gehechtheid kunnen mondzorgverleners bij spanningsvolle situaties te maken krijgen met een scala aan (onbegrijpelijke) reacties van patiënten. Het voert wat ver om daar nu diep op in te gaan, maar meer informatie hierover is te vinden in de Richtlijn Problematische gehechtheid en een digitaal boekje over de methode ARGOS.

Emotieregulatie gaat onder andere om het herkennen en begrijpen van je eigen emoties, maar ook om het reguleren van die emoties. Mondzorgverleners kunnen adaptieve (helpende) emotieregulatiestrategieën versterken en maladaptieve (niet-helpende) emotieregulatiestrategieën zelf aanpakken of de patiënt verwijzen. Goed leren met je emoties om te gaan is bij tandartsangst vaak al de helft van de oplossing.

Coping is de manier waarop iemand gedragsmatig, cognitief en emotioneel reageert op omstandigheden die aanpassing vereisen. LVB’ers maken vaak gebruik van passieve coping.

Patiënten met LVB hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van trauma-en stressor-gerelateerde klachten, maar deze worden vaak niet als zodanig herkend. Vaak wordt hun gedrag gezien als iets niet willen.”

Heeft een mondzorgverlener in een reguliere praktijk voldoende kennis om een patiënt met LVB te kunnen helpen?

“Voor een deel wel, voor een deel niet. De groep waarover we spreken is zeer divers: (zeer) jonge kinderen, adolescenten, volwassenen en ouderen met grote verschillen in IQ en adaptieve vaardigheden. Er moet rekening gehouden worden met veel voorkomende psychische en psychiatrische problematiek. Deze kluwen is zelfs voor gedifferentieerde mondzorgverleners en/of gedragsdeskundigen vaak al moeilijk te ontwarren. Verwijs bij een ‘vastgelopen situatie’, no-show of non-compliance snel door.”

Hoe is het met de mondgezondheid van patiënten met LVB?

“Geen eenvoudige vraag om eensluidend te beantwoorden. In Nederland is hierover weinig gepubliceerd (Vermaire et al, 2020). Men rapporteerde dat mondgezondheid en het mondgezondheidsgedrag bij 17-jarigen met LVB extra aandacht vraagt. Internationale publicaties laten zien dat dit beeld, weinig gedifferentieerd naar subgroepen, ook bij volwassenen te zien is. Verder is men algemeen van mening dat er sprake is van meer (hoge en extreme) angst voor tandheelkundige behandelingen bij LVB’ers: 15% tegen 4% bij niet LVB’ers. Hoopvol is dat tandartsangst bleek af te nemen met het stijgen van de leeftijd.

Zeer weinig tot niets is bekend over de gebitsslijtage, de subjectieve en objectieve orthodontische behandelbehoefte, de dentale-orale trauma’s en automutilatie. Nog schrijnender om te zien is dat er nauwelijks/geen gedegen onderzoek is gedaan naar de effecten van de diverse gedragsinterventies bij mondhygiëne en curatieve behandelingen. Misschien moeten we ons als maatschappij wel een beetje schamen dat dit zo is.”

Wat moet je als mondzorgprofessional bij een LVB-patiënt anders doen dan bij een reguliere patiënt?

“Het allerbelangrijkste is dat je er extra op let of de patiënt zich bij elk contact (h)erkend voelt. Oordeel niet te snel, ook bij ongepast gedrag. Besef dat ‘deze specifieke patiënt op dit specifiek tijdstip bij deze specifieke mondzorgverlener tijdens deze specifieke behandeling in deze specifieke context niet beter kan’. Voel je niet als mondzorgverlener aangevallen. Accepteer de persoon, niet per se het gedrag. Zich niet erkend voelen kan leiden tot onzekerheid en boosheid. In de tweede plaats kan zelfreflectie de mondzorgverlener helpen: heb je voldoende expertise/vaardigheden om deze patiënt wel of niet verder te behandelen? Verwijs bij twijfel snel door en licht dit toe. Derde punt is dat er gewerkt wordt met steeds weer oplossingsgerichte vragen, waardoor je de kans vergroot op de broodnodige (kleine) succeservaringen. Neem hier ruim de tijd voor. Verder is het ongelofelijk belangrijk jouw spreektempo aan te passen en voldoende stiltes in te bouwen om de patiënt ruim de gelegenheid te geven te antwoorden of te reageren op een opdracht. Ook wil ik nog de kracht van visualisaties benadrukken. Schrijf afspraken op en gebruik plaatjes en tekeningen. En tenslotte is het belangrijk bij no-show of vermijdingsgedrag de patiënt met LVB te bellen om rustig te overleggen hoe dit komt. Uitkomst zou kunnen zijn: een nieuwe afspraak of verwijzing.”

Hoe stimuleer je leefstijlverandering bij mensen bij LVB?

“Bij mensen met LVB is een gezonde leefstijl geen vanzelfsprekendheid. Het vermogen tot veranderen is bij deze mensen lager doordat ze moeite hebben met abstract denken. Ook als men wel gemotiveerd is, weet men soms niet hóe men moet veranderen. Het is vaak een lang proces van teleurstelling en overwinning. Het gaat stapje voor stapje, waarbij er een spanningsveld is en blijft tussen goede (verantwoorde) zorg en de mate van eigen regie.Het vergroten van vertrouwen en concrete strategieën zijn mogelijk veel belangrijker dan werken aan bewustwording. Wees reëel met de verwachtingen, heb geduld en houd steeds weer rekening met terugval. Neem ‘voorzichtig’ het initiatief door middel van motiverende gespreksvoering en oplossingsgericht werken. Houd rekening met de mate van wilskracht, doorzettingsvermogen, energie en discipline van de patiënt.”

In 2020 is de Wet zorg en dwang (Wzd) van kracht geworden. Hoe kijk je hier naar?

“Ik laat dwang voor wat het is, maar vraag meer aandacht voor zorgvuldige afweging van toepassing van ‘onzichtbare’ drang (druk uitoefenen). Bij te veel drang bij LVB’ers met kwetsbare eigenschappen kan het wederzijds vertrouwen tussen patiënt en mondzorgverlener op het spel gezet worden en leiden tot vermijdingsgedrag en verminderde therapietrouw of non-compliance. Mondzorgverleners hebben een zekere ‘opvoedingsdrang’ en ‘bemoeizorg’ vanuit hun passie voor preventie en curatie, waardoor een autonomie-ondersteunende werkwijze bemoeilijkt wordt.”

Heb je verder nog tips voor mondzorgprofessionals in een algemene praktijk?

“Laat een gedragsdeskundige eens een dagje meelopen in de praktijk en lees het pas verschenen boek van Henk Algra ‘Van puzzel naar maatwerk. Omgaan met bijzondere patiënten in de mondzorg’. Verdiepende informatie over mensen met LVB kun je ook vinden bij het Landelijk Kenniscentrum LVB, het Centrum voor Consultatie en Expertise en het Expertisecentrum De Borg.”

Waar hoopje op korte en langere termijn op?

“Ik hoop dat er in 2022 een (digitale) bijeenkomst komt van mondzorgverleners en gedragsdeskundigen over hoe samenwerking vormgegeven kan worden.Het is mooi om te zien hoe de nieuwe generatie van gedifferentieerde tandartsen en mondhygiënisten met affiniteit deze specifieke mondzorg uitoefent.

Op langere termijn hoop ik dat bijvoorbeeld ZonMw of KNMT geld beschikbaar stelt voor onderzoek, het ontwikkelen van vragenlijsten/meetinstrumenten en het vervaardigen van op de doelgroep gerichte brochures.”

Het congres Mondzorg en een licht verstandelijke beperking vindt plaats op woensdag 13 oktober 2021 in Utrecht.

Jan Hendrik Elhorst (1948) is langdurig werkzaam geweest in een AWBZ-instelling voor mensen met een verstandelijke beperking en in een Centrum Bijzondere Tandheelkunde als Tandarts Gehandicaptenzorg.

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Opinie, Thema A-Z
Hoe start je in de mondzorg een nulpraktijk

Hoe start je in de mondzorg een nulpraktijk?

Het starten van een nulpraktijk (zonder overname van een patiëntenbestand) is binnen de mondzorg in opkomst. Thera Evers, Sectorspecialist Medisch bij ABN AMRO Bank, vertelt wat er komt kijken bij het starten van een nulpraktijk.

Opkomst van nulpraktijken

In 2020 zagen wij een sterke opkomst van zogenaamde nulpraktijken, ofwel vrije vestiging. Zonder een patiëntenbestand over te nemen een tandartspraktijk starten, is om verschillende redenen in opkomst. Dit komt onder andere door de mismatch tussen vraag en aanbod van praktijken, de concurrentie van ketens en het prijsopdrijvend effect op de overnameprijs, het tandartsentekort en het vertrouwen van financiers in deze initiatieven. Wij zien dat deze ontwikkeling in 2021 verder doorzet.

Ook bij mondhygiënisten

Ook onder mondhygiënisten leeft in een toenemende mate de wens om een eigen praktijk te starten. Verhoudingsgewijs ligt dit aantal echter aanzienlijk lager dan bij tandartsen. Het starten van een praktijk zonder patiënten brengt voor mondhygiënisten meer uitdagingen met zich mee. Het opbouwen van een patiëntenbestand is lastiger omdat veel tandartsen patiënten doorverwijzen naar de mondhygiënist in hun eigen praktijk. Een netwerk opbouwen en samenwerking met tandartsen die geen mondhygiënist in de praktijk hebben, is belangrijk. Een patiënt is minder intrinsiek gemotiveerd om een mondhygiënist te bezoeken en gaat er niet snel uit eigen beweging heen.

Kansen en bedreigingen

Het starten van een nulpraktijk biedt de volgende kansen:

  • Je kunt je praktijk van scratch opbouwen en direct naar eigen inzicht en visie indelen en organiseren.
  • Je betaalt geen goodwill voor een overname.
  • Je kunt je eigen team samenstellen.

Bedreigingen zijn er echter ook:

  • Het vraagt veel organisatorisch vermogen omdat je naast de opbouw van je eigen praktijk vaak ook nog als waarnemer werkt.
  • Het aantrekken van personeel is in deze markt een uitdaging.
  • Als je start zonder patiënten moet je een goed plan hebben om patiënten te werven. De gewenste groei kan achterblijven bij de verwachtingen.

Eerst ervaring opdoen

Je kunt beter niet direct na je afstuderen proberen een nulpraktijk op te zetten, maar eerst in verschillende praktijken aan de slag te gaan. Dit helpt je om je visie op de mondzorg verder vorm te geven en best practises mee te nemen naar je eigen praktijk. Dit is ook de ideale kans om een kijkje in andermans keuken te nemen. Als je een eigen praktijk hebt, doe je dat niet snel meer. Bovendien start je niet fulltime een nulpraktijk, maar moet je zorgen voor een aanvullend basisinkomen uit waarnemingen. Dit is ook het moment om je vaardigheden als tandarts verder te ontwikkelen.

Informatie verzamelen

Als je met het idee rondloopt om een nulpraktijk te beginnen, doe je er goed aan te sparren met mensen uit je omgeving die hier ervaring mee hebben, zoals collega-tandartsen, praktijkbegeleiders of financieel deskundigen. Bedenk goed waar je wilt werken en wonen en start met het doen van een marktonderzoek waarin je het potentieel onderzoekt en een concurrentieanalyse maakt.

Locatieonderzoek

Het is zinvol om eerst informatie in te winnen over de desbetreffende locatie. Met een locatieonderzoek kun je voor een groot deel vaststellen of je financiële doelen in het potentiële verzorgingsgebied, realiseerbaar zijn. Op de website van de KNMT kan je meer informatie vinden over de tandartsdichtheid in verschillende regio’s in Nederland.

Met de KVK Locatiescan kun je als (startende) ondernemer de marktpotentie verkennen van je (toekomstige) vestigingsplaats. Het gaat hier om branches gericht op consumenten. Om te onderzoeken of een nieuwe of bestaande locatie voor jouw vestiging in jouw branche levensvatbaar is heb je gegevens nodig om keuzes te onderbouwen. Wat is de omvang van je verzorgingsgebied? Hoe groot is de concurrentie? Hoeveel inwoners (potentiële klanten) zijn er? Hoe ziet de bevolking eruit?
In deze scan zet de KvK de gegevens van je verzorgingsgebied op een rij en zetten deze naast cijfers van vergelijkbare locaties en landelijke cijfers. Zo krijg je meer inzicht in de potentie van je vestigingslocatie.

Financiering

Voor de financiering heb je een goed onderbouwd ondernemingsplan nodig. Op de website van ABN AMRO staat een voorbeeld dat je kunt invullen, waarmee je een compleet plan kan maken. Een bank maakt een financiële analyse aan de hand van de groeiverwachtingen van de praktijk. Veelal is een aanvullend inkomen als waarnemer noodzakelijk, omdat je natuurlijk niet direct fulltime in je praktijk aan de slag kunt. Het is aan te raden aan om altijd in een vroeg stadium je plannen met een bank te bespreken.

Tips

Verdiep je voordat je aan de slag gaat zo veel mogelijk in alle aspecten die komen kijken bij het starten van een nulpraktijk. Op de website van ABN AMRO staan verschillende tips en tools voor starters. Daarnaast wordt er jaarlijks (in november) een masterclass start of overname tandartspraktijk georganiseerd waar je veel concrete tips krijgt. De belangrijkste tip is om vooral zo snel mogelijk met financieel deskundigen over je plan te sparren. 

Arjan Wijnands, Nancy Jonkman-Koenis en Thera Evers zijn Sectorspecialisten Medisch bij ABN AMRO Bank. Zij adviseren en begeleiden tandartsen en orthodontisten bij diverse ondernemersvraagstukken.

Lees meer over: Kennis, Ondernemen
Poster: De implementatie van EBP in het tandheelkundig werkveld

Poster: De implementatie van EBP in het tandheelkundig werkveld

In hoeverre zijn mondzorgprofessionals in Nederland in staat om evidence-based practice in hun werk te implenteren? Dat onderzochten Daphne Immerzeel en Marci Horsten, studenten Mondzorgkunde aan de Hogeschool Utrecht, in hun afstudeeronderzoek.

Het doel van het onderzoek was om aan de hand van een onderzoeksvraag en deelvragen duidelijkheid te creëren over in hoeverre mondzorgprofessionals met zelfstandige bevoegdheden in Nederland in staat zijn evidence-based practice (EBP) gedurende hun loopbaan te implementeren en welke barrières zij hierbij ervaren.

Anonieme vragenlijst

De data voor dit onderzoek is verzameld door middel van het verspreiden van een anonieme, aangepaste versie van een al bestaande vragenlijst onder mondzorgprofessionals met zelfstandige bevoegdheden. Immerzeel en Horsten hebben hierbij gebruikt gemaakt van een selecte steekproef. De respondenten werden geworven via e-mail en de sociale mediaplatformen Facebook, LinkedIn en Instagram.

De onderzoekers hebben gebruik gemaakt van een kwantitatieve analysemethode door het toepassen van beschrijvende statistiek. Daarnaast hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van een  kwalitatieve analysemethode door respondenten om een toelichting te vragen en deze open vragen te analyseren.

Grote meerderheid gebruikt een EBP-benadering

Uit het onderzoek blijkt dat een grote meerderheid van de respondenten (80%) aangeeft op dit moment een EBP-benadering te gebruiken.  10% van de respondenten heeft de intentie om geleidelijk een EBP-implementatie toe te passen of zit in een beginnende planningsfase. De respondenten zien geen grote (gemeenschappelijke) barrières. Ze ervaren en erkennen vooral de toegevoegde waarde van hulpmiddelen en de toepasbaarheid van een EBP implementatie.

Slechts 48,6% van de respondenten deelt informatie met collega’s of begeleidt hen in de EBP-benadering. Dit gebeurt het vaakst door middel van mondelinge communicatie of sociale media. De andere helft ervaart het verspreiden van EBP naar collega’s als moeizaam vanwege tijd- en geldgebrek en collega’s die er niet voor openstaan.

Poster: De implementatie van EBP in het tandheelkundig werkveld
Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

De onderzoekers hebben op basis van de resultaten voorzichtig kunnen vaststellen dat mondzorgprofessionals met zelfstandige bevoegdheden over het algemeen in staat zijn om EBP gedurende hun loopbaan te implementeren en dat de uitdagingen omtrent het implementeren van EBP lijken te liggen bij het verspreiden en delen van kennis en ervaring.

Poster ontwikkeld door:
Daphne Immerzeel en Marci Horsten, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek