Nieuwe richtlijn KIMO over xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie

Nu gepubliceerd: nieuwe richtlijn KIMO over xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie

De KIMO-richtlijn Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie is gepubliceerd. Vooral oudere mensen kunnen te maken krijgen met xerostomie of hyposialie als gevolg van medicijngebruik. Hoe mondverzorgers xerostomie/hyposialie zoveel mogelijk kunnen beperken is onderwerp van deze nieuwe KIMO-richtlijn. dental INFO sprak hierover met em. prof. dr. Cees de Baat, voorzitter van de richtlijnontwikkelcommissie.

Bekijk de richtlijn op de website van KIMO:

Volledige richtlijn
Samenvatting
Patiënten versie
Implementatieplan

Waarom is deze richtlijn ontwikkeld?

“In overleg met het Zorginstituut Nederland en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het KIMO het initiatief genomen om drie praktijkrichtlijnen voor kwetsbare ouderen in haar programma voor de periode 2016-2020 op te nemen. Om prioriteiten van onderwerpen te inventariseren is een conferentie belegd met diverse groepen van zorgverleners en belangenvertegenwoordigers die zich betrokken voelen bij kwetsbare ouderen. Tijdens deze conferentie met 35 deelnemers van 25 verschillende beroepsgroepen zijn drie onderwerpen gekozen, waaronder de orale consequenties van medicatiegebruik en polyfarmacie. Al snel bleek dit onderwerp veel te breed voor één richtlijn en daarom is besloten het te beperken tot xerostomie/hyposialie.”

Voor wie is de richtlijn bedoeld?

“Primaire doelgroepen van de richtlijn zijn tandartsen, tandarts-specialisten en mondhygiënisten. Maar de richtlijnontwikkelcommissie stelt met enige nadruk dat ook andere zorgverleners, bijvoorbeeld artsen en apothekers, er hun voordeel mee kunnen doen.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Het KIMO heeft een richtlijnontwikkelcommissie ingesteld. Deze bestond uit een epidemioloog/richtlijnmethodoloog, een apotheker, een arts die werkzaam is bij het Bijwerkingencentrum Lareb, een vertegenwoordiger van de Patiëntenfederatie, een mondhygiënist, een hoogleraar orale geneeskunde, een emeritushoogleraar gerodontologie, een tandarts-algemeen practicus, een tandarts-geriatrie en een tandarts-geriatrie die ook werkt als algemeen practicus.

De epidemioloog/richtlijnmethodoloog heeft een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd en de gegevens hiervan verwerkt met behulp van enkele andere leden van de commissie. Zoals tevoren al verwacht, leverde dit slechts beperkt wetenschappelijk bewijs op. Om toch tot verantwoorde aanbevelingen te komen, is gebruikgemaakt van de kennis en de ervaring van alle commissieleden.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“De richtlijn kent zeven aanbevelingen. Veel aandacht wordt besteed aan de medicamenten die xerostomie/hyposialie als bijwerking kunnen hebben. Dit betreft meer dan 100 van de in het Farmacotherapeutisch Kompas vermelde medicamentgroepen. Voor patiënten bij wie xerostomie/hyposialie is vastgesteld zijn de frequentie van periodieke mondonderzoeken, het gebruik van speekselsubstituten of speekselstimulantia en de preventie en behandeling van (wortel)cariës aandachtspunten. Verder besteden twee aanbevelingen aandacht aan het informeren van patiënten die de oorzakelijke medicatie krijgen voorgeschreven en aan mogelijk overleg tussen tandarts, voorschrijver van de medicatie en apotheker.”

Ontstaan de problemen vooral door polyfarmacie of kan ook een enkel medicijn de oorzaak zijn?

“Een enkel medicament kan het probleem veroorzaken, maar ook de combinatie van enkele medicamenten. Grappig is wel dat het niveau van wetenschappelijk bewijs voor de relatie tussen gebruik van een bepaald medicament en xerostomie/hyposialie doorgaans laag is, terwijl dit niveau voor polyfarmacie hoog is.”

In de richtlijnen staat een lange lijst met medicijnen waarbij mondzorgverleners alert moeten zijn op problemen rond xerostomie en/of hyposialie. Hoe moeten ze dat in de praktijk aanpakken?

“De bedoeling is niet dat mondzorgverleners het gebruik van een of meer medicamenten als uitgangspunt nemen voor het eventueel treffen van maatregelen. Hun uitgangspunt moet zijn: een klacht van een patiënt of het vermoeden van xerostomie/hyposialie op grond van hun eigen waarneming. Letterlijk vermeldt de richtlijn: indien een patiënt meldt dat hij of zij hinder ondervindt van een droge mond of wanneer bij mondonderzoek tekenen worden gezien van monddroogheid, dient een mondzorgverlener na te gaan of de patiënt medicamenten gebruikt waarvan bekend is dat deze xerostomie en/of hyposialie kunnen veroorzaken.”

Kun je preventief iets doen of pas als er klachten zijn?

“Preventief handelen bij gebruik van een medicament dat op de ontzettend lange ‘zwarte’ lijst staat, is overdreven. Mondzorgverleners wordt gevraagd attent te zijn op het mogelijke probleem bij het afnemen van de anamnese en bij het verrichten van hun orale onderzoek. De eigen waarneming van mondzorgverleners is dus even belangrijk als het registreren van klachten. Extra attentie is gevraagd bij elke wijziging in of uitbreiding van de medicatie.”

 Is de aanpak van xerostomie/hyposialie als gevolg van medicatie anders dan wanneer het een andere oorzaak heeft?

“Naast medicatie zijn radiotherapie in het hoofd-halsgebied, chemotherapie voor kanker elders in het lichaam en het syndroom van Sjögren de belangrijkste oorzaken van xerostomie/hyposialie. De gevolgen voor de speekselsecretie zijn nagenoeg onafhankelijk van de oorzaak. Daarom zijn ook de preventieve maatregelen en de behandeling niet verschillend. Ongeacht de oorzaak, is de mate van reductie van de speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie een belangrijke overweging bij de aanpak.”

 Hoe kun je cariës en erosie voorkomen bij xerostomie/hyposialie?

 “De richtlijn vermeldt als belangrijke aanbeveling het volgende: ‘Zodra een mondzorgverlener bij patiënten met xerostomie/hyposialie tekenen ziet van erosie en/of cariës op gebitsvlakken die gewoonlijk niet snel worden aangetast (cervicale regio, gladde vlakken) moet het interval tussen periodieke mondonderzoeken worden verkort en een effectief fluoridebeleid worden ingesteld.’ Voor de uitgebreide details van dat fluoridebeleid verwijs ik naar paragraaf 2d van de richtlijn.”

 Kan xerostomie/hyposialie reden zijn om de medicatie aan te passen? Wat kun je als mondzorgverlener daar in doen?

“Met deze vraag komen we op een lastig terrein. In de commissie hebben we hier intensief over van gedachten gewisseld. De inbreng van de arts en de apotheker zijn daarbij erg belangrijk geweest.

Allereerst hebben we met elkaar vastgesteld dat het heel verstandig kan zijn deze mogelijkheid te onderzoeken. Er zijn diverse opties. Soms kan een medicatie eenvoudig worden gestopt omdat bijvoorbeeld de indicatie voor de medicatie niet meer actueel is. Verder kan gedacht worden aan aanpassing van het moment van inname en verlaging van de dosering. Ook vervanging van een medicament door een ander medicament uit dezelfde medicamentengroep kan een optie zijn. Deze mogelijkheid valt zeker te overwegen omdat hiermee bij antidepressiva goede ervaringen zijn opgedaan.

Vervolgens waren wij van mening dat dit altijd goed overleg vereist tussen tandarts, voorschrijver van het medicament en apotheker. Dit overleg vereist een open houding van alle drie, waarbij uiteraard de gezondheid en het welzijn van de desbetreffende patiënt centraal moeten staan en niet de ego’s van de zorgverleners.”

Heeft u verder nog tips voor mondzorgverleners?

“Jazeker. Mondzorgverleners kunnen de richtlijn pas goed toepassen als zij van iedere patiënt weten welke medicatie wordt gebruikt. Dat is een kwestie van hieraan goed aandacht besteden in de medische anamnese en bij elk nieuw bezoek vragen of er wijzigingen zijn. Erg behulpzaam daarbij is een actueel medicatieoverzicht dat patiënten kunnen opvragen bij de apotheek. Nog mooier zou het zijn als tandartsen toegang krijgen tot de medicatieoverzichten in het Landelijk Schakel Punt (LSP). Nu is dat nog niet geregeld, maar dat komt er wel aan. Daarom adviseert de richtlijnontwikkelcommissie tandartsen zich aan te sluiten bij het LSP, zodra dit mogelijk is.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Cees de Baat, emeritus hoogleraar gerodontologie en voorzitter van de richtlijnontwikkelcommissie Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie.

Bekijk de richtlijn op de website van KIMO:

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Richtlijnen, Thema A-Z
Hypomineralisaties in het melk- en blijvende gebit

Hypomineralisaties in het melk- en blijvende gebit

Kaasmolaren komen zowel in het melk- en blijvende gebit voor. De prevalentie lijkt te verschillen per regio. Verslagen van de lezingen van vier internationale sprekers met een update over dit onderwerp.

Kaasmolaren in het blijvende gebit, ook wel Molar Insicor Hypomineralisation (MIH) in het Engels, zijn 1-4 gehypomineraliseerde 1e blijvende molaren, vaak in combinatie met hypomineralisaties van de incisieven. Kaasmolaren in het melkgebit, ook wel Hypomineralised Second Primary Molar (HSPM) in het Engels, zijn 1-4 gehypomineraliseerde 2e melkmolaren. Het zijn duidelijk begrensde kwalitatieve defecten van het glazuur. De kenmerken van de kaasmolaren zijn opaciteiten, posteruptief glazuurverlies, atypische cariës, atypische restauratie en atypische extractie. De hypomineralisaties in deze kaaskiezen zijn zeer vergelijkbaar, daarom wordt onderzoek soms gecombineerd.

Op het internationale kindertandheelkunde congres in Cancun, Mexico, in 2019 werd er door vier sprekers een update gegeven. Een verslag van hun lezingen.

De etiologie van hypomineralisaties

(Mihiri Silva, Melbourne, Australia)

De etiologie van kaasmolaren in het melk- en blijvend gebit is nog niet bekend. Er zijn een heleboel mogelijke oorzakelijke factoren genoemd, zoals bijvoorbeeld vroeggeboorte, laag geboortegewicht, antibioticum gebruik, ziekte, koorts, genetische aanleg, voedingsstoffen etc. Verschillende studies geven verschillende oorzakelijke factoren aan en de kwaliteit van het bewijs is laag voor de omgevingsfactoren. Ook de genetische invloed kan meespelen bij het voorkomen van kaasmolaren. Het meest voor de hand liggend is dat de etiologische factoren een combinatie zijn van zowel genetische als omgevingsfactoren.

Het glazuur van kaasmolaren bevat, zoals de naam hypomineralisatie al doet vermoeden, minder mineraal. Ook is de kwaliteit van dat mineraal minder goed doordat er meer carbonaat in zit. De glazuurkristallen zijn minder gestructureerd, er zijn meer porositeiten en meer eiwitten aanwezig. Daarom is het glazuur minder sterk en minder elastisch en dat heeft als consequentie dat het  glazuur makkelijker kan afbreken (posteruptief glazuurverlies).

De genetische en omgevingsfactoren kunnen op verschillende manieren hun invloed hebben op de verschillende kenmerken van het gehypomineraliseerde glazuur:

  1. Ameloblasten scheiden andere eiwitten af, waardoor de eiwitten moeilijker te verwijderen zijn en er minder glazuurkristallen groeien
  2. Deficiënte proteasen geven dat er minder eiwitten worden verwijderd en er minder glazuurkristallen groeien
  3. De tight junctions tussen de ameloblasten functioneren niet goed waardoor er teveel albumine in de glazuurmatrix komt en er minder glazuurkristallen groeien
  4. Vervroegde celdood van de ameloblasten waardoor er teveel albumine in de glazuurmatrix komt en er minder glazuurkristallen groeien
  5. Inefficiënte bicarbonaat productie door de ameloblasten geeft een teveel aan carbonaat en daardoor minder glazuurkristallen
  6. De calciumtransporteurs in de ameloblasten functioneren niet goed waardoor de mineraaldichtheid lager is en er minder glazuurkristallen zijn

Daarnaast blijft de vraag waarom de ene kies is aangedaan en de ander niet. Een lichaam is niet volledig symmetrisch. Dit kan komen door een iets andere expressie van dezelfde genetische basis, ook wel epigenetica genoemd.

Behandeling van kaasmolaren in het blijvende gebit

(Ashmina Goyal, Chandigarh, India)

Gehypomineraliseerde molaren hebben negen keer meer kans om behandeld te moeten worden dan gezonder molaren. Bij behandeling kunnen kind en behandelaar problemen ervaren:

  1. Hypersensitiviteit en pijn – moeilijk om een goed werkende verdoving te krijgen
  2. Posteruptief glazuurverlies
  3. Snelle cariësprogressie en plakaccumulatie
  4. Slechte esthetiek
  5. Gedragsproblemen bij behandeling
  6. Falen van de hechting van de vulling

Remineralisatie van het glazuur is een waardevolle behandeloptie om de mineralen in het glazuur te laten toenemen bij beginnende cariëslaesies, maar werkt het ook voor MIH? Daar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan.

In de hypomineralisaties zitten andere chemische elementen. In gele hypomineralisaties worden meer Ca en P gezien en in bruine hypomineralisaties meer C en Mg.

Op dit moment lijken CPP-ACP en fluoride vernis beide effectief te zijn in de remineralisatie van het gehypomineraliseerde glazuur.

Remineralisatie kan een alternatieve therapie zijn voor MIH voor het verbeteren van de mineralen inhoud van het glazuur en het versterken van de mechanische eigenschappen.

Voordat remineralisatie als een gouden standaard voor MIH elementen kan worden gebruikt zal er meer onderzoek van een hoog niveau gedaan moeten worden, moet het werkingsmechanisme verder worden uitgezocht en moet ook de effectiviteit van andere materialen worden onderzocht.

Kenmerken van het glazuur van de MIH molaren

(Norbert Krämer, Giessen, Duitsland)

Er is toenemende aandacht, ook in de media, voor kaasmolaren in het blijvende gebit. Om de kinderen met deze molaren goed en doeltreffend te kunnen helpen, is meer inzicht nodig in de kenmerken van het glazuur om betere hechting voor restauratiematerialen te verkrijgen. Omdat het glazuur meer eiwitten bevat (3-21 keer meer dan normaal glazuur) is de hechting van bonding aan met name het glazuur, maar ook het dentine minder sterk. In het glazuur wordt een ander, minder ruw en onregelmatiger etspatroon gezien bij het gehypomineraliseerde glazuur dan bij het gezonde glazuur. Dit is overigens voor zowel het melkgebit als het blijvende gebit het geval. De hechting aan het glazuur is lastig te verbeteren. Het gebruik van natriumhypochloriet en ICON zijn genoemd, maar beide geven geen significant betere hechting. Vanwege de diepte van de hypomineralisatie in het glazuur, soms vanaf het oppervlak tot vrijwel aan de glazuurdentinegrens, heeft ICON infiltratie niet het gewenste effect op de kleur omdat deze alleen de oppervlakkige laag binnentrekt. Hechting aan gehypomineraliseerd glazuur is dus moeilijk.  Om deze hechting zo goed als mogelijk te hebben, is het advies om restauratieranden zo veel mogelijk in het gezonde glazuur te leggen en het glazuur altijd bevelen om “chipping” of “cracks” te vermijden. Dit betekent echter niet dat al het gehypomineraliseerde glazuur verwijderd moet worden. Het overkappen/afdekken van het gehypomineraliseerde glazuur is ook een goede optie.

Prof. Norbert Krämer benadrukte dat de behandeling van kaasmolaren een andere aanpak nodig heeft dan de behandeling van cariës. Hij presenteerde de “Würzburg”-behandelindex, die is bedoeld om de behandelstrategieën te koppelen aan verschillende klinisch status en gradaties van hypomineralisatie.

Bij het opstellen van een plan voor de behandeling van gehypomineraliseerde elementen wordt gekeken naar:

  1. Oppervlak intact of niet
  2. Pijn nee of ja
  3. Pulpa vitaal of ontstoken
  4. Gedrag medewerkend of niet

Het doel van de behandeling moet zijn het element pijnvrij te maken, open caviteiten af te dichten, reconstructie van de harde weefsels, stabilisatie van het element en randen zo veel mogelijk in gezond glazuur.

MIH-TNI 1=MIH, geen pijn & geen defect 2=MIH, geen pijn & wel defect * 3=MIH, wel pijn & geen defect 4=MIH, wel pijn & wel defect *
Preventie (A) Thuis: gebruik van fluoridehoudende tandpasta en op indicatie CPP-ACP, Praktijk: aanbrengen fluoride en/of CPP-ACP lak
Sealen (B) Flowable of glasionomeercement 2a: Flowable of glasionomeercement Adhesief, flowable of glasionomeercement 4a: Adhesief, flowable of glasionomeercement
Tijdelijke restauratie (korte termijn) (C) 2a, 2b en 2c:

Glasionomeercement zonder (1) of met (2) orthodontische band

4a, 4b en 4c: Glasionomeercement zonder (1) of met (2) orthodontische band
Tijdelijke restauratie (lange termijn) (D) 2b en 2c: roestvrijstalen kroon (RVSK) 4b en 4c: roestvrijstalen kroon (RVSK)
Definitieve restauratie (E) 2a, 2b en 2c:

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2)

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2) 4a, 4b en 4c:

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2)

Extractie (F) 2c

Liefst op een gunstig moment, in overleg met orthodontist

4c

Liefst op een gunstig moment, in overleg met orthodontist

*a = minder dan 1/3 oppervlak aangedaan, b = >1/3 & <2/3 oppervlak aangedaan, c = meer dan 2/3 oppervlak aangedaan en/of defect dicht bij de pulpa of extractie of atypische restauratie

Het sealen met glasionomeercement kan al vanaf het moment dat de kies nog in doorbraak is. Sommige kiezen hebben geen glazuurverlies maar zijn erg gevoelig en moeten daarom behandeld worden. De eerste keus van de behandeling in deze casussen is een preventieve behandeling met remineralisatie. Soms kan de gevoeligheid na ongeveer 1 jaar na de doorbrak zo goed afnemen dat verdere en/of uitgebreidere behandeling niet nodig is. Als glasionomeer gebruikt wordt wanneer er al posteruptief glazuurverlies is ontstaan, is het  advies om dat in combinatie  met een orthodontische band te behandelen. In het geval van een restauraties van glasionomeer, is een glashybride restauratie materiaal op basis van een GIC van hoog viscositeit gecombineerd met een nano-filled multifunctional monomer coat.

Als er gekozen wordt voor een composiet restauratie, is het advies om een bonding systeem met MDP monomeer te gebruiken, aangezien deze een relatief betere interactie maken met de eiwitlaag van het glazuur van kaaskiezen en dus een betere hechting geeft.

Wanneer een roestvrijstalen kroon wordt gekozen als lange termijn tijdelijk restauratie, is het advies om deze met een zelfhardend glasionomer cement vast te zetten

In algemeen is het geadviseerd om kinderen met kaaskiezen vaker voor controle te zien, ook als er in eerste instante geen pijn of glazuur verlies aanwezig zijn. Vooral kaaskiezen die donkere defecten hebben (geel of licht bruin) hebben meer kans op post eruptief glazuurverlies dan een wit/crèmekleurig defect. Wanneer er posteruptief glazuurverlies aanwezig is, hebben deze kiezen ook meer kans op cariës.

Epidemiologie en management van Hypomineralised Second Primary Molars (HSPM)

(Marlies Elfrink, Almelo, The Netherlands)

Epidemiologie

De prevelentie van kaasmolaren in het melk en blijvend gebit verschilt per onderzoek en per regio. Voor MIH Is de gerapporteerde prevalentie het hoogst in Zuid-Amerika en het laagst in Afrika. De gemiddelde prevalentie van MIH is 12,6%. Over de prevalentie van HSPM zijn minder artikelen gepubliceerd met een gemiddelde prevalentie van 7,9%. Het voorkomen van hypomineralisaties in het melk- en blijvend gebit is aan elkaar gerelateerd. Kinderen met HSPM hebben meer kans om ook MIH te hebben (OR 4,4-6,3). Milde HSPM geeft een grotere kans op MIH en meer dan 1 element aangedaan met HSPM geeft meer kans op MIH. Bij HSPM komt de hypomineralisatie bij alle 2e melkmolaren ongeveer even vaak voor, bij MIH zijn de 1e blijvende molaren de elementen die het vaakst de hypomineralisaties hebben, gevolgd door de centrale bovenincisieven. Bij de molaren is het occlusale vlak het meest gehypomineraliseerd en bij de incisieven het buccale vlak.

Hypomineralisaties kunnen ook voorkomen in andere elementen dan in de definitie van HSPM en MIH. Bijv in de hoektanden in melk- en blijvend gebit, maar ook de 2e blijvende molaar. Deze komen echter veel minder voor dan de hypomineralisaties in de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar.

De hypomineralisaties zijn risicofactoren voor cariës, zowel in het melkgebit als in het blijvende gebit.

Behandeling van HSPM

Belangrijk bij de behandeling is om rekening te houden met het feit dat de anesthesie minder goed kan werken, de kinderen vaak banger zijn en er vaker herbehandeling nodig is. Het gebruik van rubberdam is aan te raden bij de behandeling. Bij de preventie kan gebruik gemaakt worden van fluoride en CPP-ACP, er is echter voor HSPM nog geen onderzoek gedaan naar de invloed hiervan op de hypomineralisatie. Het advies is om de kinderen wat vaker voor controle te zien en de mondhygiëne zo nodig bij te sturen. Voor het sealen van 2e melkmolaren met HSPM is nog geen wetenschappelijk bewijs. Zowel glasionomeer- als hars-sealants  kunnen worden gebruikt.

Als restauratie materiaal kan gebruik gemaakt worden van glasionomeer. Dit is makkelijk aan te brengen, maar is minder sterk dan composiet. Met name geschikt voor kleine restauraties. Compomeer en composiet zijn sterker en zijn wat kritischer qua plaatsing. Bij voorkeur ook voor kleine restauraties. Voor grotere restauraties kan beter gekozen worden voor roestvrijstalen kronen. Extractie is de laatste oplossing als er kiespijn is of vrijwel niets meer over is van het element. Bedenk wel dat de extractie van een 2e melkmolaar orthodontische consequenties kan hebben, met name als dit gebeurt voordat de 1e blijvende molaren in occlusie staan.

Onderzoek naar MIH en HSPM

Omdat de hypomineralisaties in MIH en HSPM de zelfde oorsprong lijken te hebben, kan het onderzoek hiernaar worden gecombineerd. Om de onderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken is het belangrijk om dezelfde beoordelingscriteria te gebruiken en duidelijk te beschrijven welke kinderen van welke leeftijd zijn geïncludeerd in het onderzoek, hoe het onderzoek is uitgevoerd en hoe de onderzoekers zijn voorbereid op het onderzoek. Er is in 2017 een handleiding voor MIH & HSPM onderzoek gepubliceerd om de resultaten zo veel mogelijk vergelijkbaar te kunnen maken. Hopelijk kunnen hierdoor in de toekomst onderzoeksuitkomsten worden gecombineerd en antwoorden worden verkregen op de vragen die er nu nog zijn.

 

Marlies Elfrink studeerde tandheelkunde van 1999 tot 2004 aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Aansluitend volgde ze het masterprogramma tot tandarts-pedodontoloog  aan ACTA, waar ze in 2007 haar diploma kreeg. Naast haar werk als tandarts werkte ze aan haar promotieonderzoek naar kaaskiezen in het melkgebit (Hypomineralised Second Primary Molars (HSPM)). Op 1 juni 2012 promoveerde ze aan ACTA. Tegenwoordig werkt ze in haar eigen praktijk Mondzorgcentrum Nijverdal, participeert in een onderzoeksgroep van tandarts-pedodontologen (Pediatric REsearch Project (PREP)), publiceert artikelen en geeft met regelmaat lezingen in binnen- en buitenland, met name over kaaskiezen.

Clarissa C. Bonifácio studeerde tandheelkunde van 1998 tot 2003 aan de Universiteit van São Paulo (Brazilië). In 2009 verhuisde zij naar Amsterdam voor haar promotieonderzoek. Op 7 september 2012 promoveerde ze aan ACTA. Tegenwoordig werkt ze als tandarts-pedodontoloog op de Stichting voor Bijzondere Tandheelkunde naast haar werk op ACTA als universitair docent en profiel directeur van het masterprogramma tot tandarts-pedodontoloog.

Verslag door Marlies Elfrink en Clarissa C. Bonifácio van het MIH symposium op het IAPD congres in Cancun, Mexico voor dental INFO.

Dit verslag is voor het eerst in oktober 2019 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in april 2021 opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Ramadan-en-mondhygiene---400

Ramadan en mondhygiëne – brochure

Student Mondzorgkunde Youssra El Jallouli aan de Hogeschool Inholland in Amsterdam ontwikkelde voor de ramadan de brochure ‘Ramadan & mondhygiëne’. De Ramadan is dit jaar van dinsdag 13 april tot woensdag 12 mei.

‘Omdat je routine tijdens de ramadan verandert en je van zonsopgang tot zonsondergang niet mag eten en drinken, kom je sneller in de verleiding om de teugels een beetje te laten vieren als het op mondgezondheid aankomt. De brochure is bedoeld als extra geheugensteuntje’, zei Youssra tegen het Ivoren Kruis.

Bekijk hier haar brochure Ramadan en mondhygiëne

 

 

Lees meer over: Kennis, Patiëntenfolders volwassenen
De 3 essentiële factoren om gedrag van de patiënt te beïnvloeden

De 3 essentiële factoren om gedrag van de patiënt te beïnvloeden

Bijna niets zo moeilijk als gedrag veranderen. Dit geldt ook in de tandartspraktijk. Meestal heeft het weinig zin om steeds te herhalen en zeggen dat iemand iets moet doen, als diegene dat zelf ook wel weet. Ook simpelweg wijzen op meer discipline, blijkt vaak maar weinig effectief. Is er nog een andere route?

Als je kijkt wat vooraanstaande wetenschappers zoals BJ Fogg en Ben Tiggelaar zeggen over gedragsverandering, dan valt er in de mondzorg nog veel winst te halen. Voor ons als zorgverlener vormt gedragsverandering misschien wel de kern van het vak. Liever iemand aan boord krijgen met gezond gedrag, dan met boor en vulling achter de feiten aan lopen. Welke factoren zijn essentieel om een verandering in te zetten én te laten slagen? En, wat kun je hierover leren uit de marketing en gedragswetenschap?

Drie factoren zijn essentieel bij het beïnvloeden en veranderen van gedrag. Heel simpel gezegd: Je hebt eerst kennis nodig. Daarna volgt het stimuleren van een positieve houding ten opzichte van bepaald gedrag of een product. Tot slot, help je iemand het nieuwe gedrag toe te passen.

Kennis

Nog steeds schiet er kennis tekort over de mondgezondheid van bijvoorbeeld kinderen. De KNMT start nu dan ook een campagne om het publiek wijzer te maken. Wanneer moet een kind mee naar de tandarts, wanneer moet je starten met poetsen en wat mag je eigenlijk nog drinken na het poetsen?

Houding

We werken als tandarts actief aan de houding van de patiënt, door het belang van een gezonde mond uit te leggen. Mooie tanden zijn sociaal belangrijk en goed kunnen kauwen is een vitale functie. Het helpt dat ook andere gewaardeerde personen, zoals recent nog professor Erik Scherder, het belang van goede kauwspieren op latere leeftijd benadrukken. Ook deze duidelijke video van het KNMT, over de relatie tussen mondgezondheid en diabetes en hartproblemen, onderstreept die boodschap.

“Gedragsverandering vormt misschien wel de kern van ons vak”

Gedrag, de lastigste stap

Ander gedrag is de ‘proof of the pudding’. Gaan mensen echt met hun kind naar de tandarts? Hoe komt het dat de helft van de 4-jarigen niet naar de praktijk komt, maar de ouders wel? En, hoe komt het dat mensen wél regelmatig naar de mondhygiënist gaan, maar niet twee minuten per dag aan interdentale reiniging besteden? Als patiënten twee keer per jaar naar de mondhygiënist gaan, dan kan je veronderstellen dat ze het belangrijk vinden. Het bezoek kost geld en dat heeft men ervoor over. Ook zorgverleners die in de preventie werken zijn over het algemeen zeer bevlogen en weten goed uit te leggen hoe iemand zijn gebit moet verzorgen. Toch komen sommige patiënten bijna schuldbewust binnen. Ze komen wel op de afspraak, maar het ragen of stoken is weer niet gelukt. Motivational interviewing kan helpen om de patiënt nog bewuster te maken van het belang.

De kern van gedragsverandering

Natuurlijk zijn er mensen die heel knap ‘de knop om kunnen zetten’. Voor het gros van de mensen geldt dat niet. Nieuw gedrag betekent dan vooral het aanleren van nieuwe routines. Gedragsmodellen onderscheiden daarbij vier belangrijke facetten.

  • De trigger of de aanleiding

Hoe word je herinnerd aan het feit dat je iets moet doen? Er zijn op een dag in ieder geval meer prikkels om je mail te lezen, dan om je tanden te stoken. Het bedenken van een goede prikkel vraagt daarom om denkwerk.

  • Een eenvoud van het gedrag zelf

Is iets makkelijk om te doen, of maken we het onszelf vanaf de start al lastig door de lat heel hoog te leggen? De meeste goede voornemens sneuvelen omdat we het in één keer heel goed willen doen. De waarheid is dat je een nieuwe vaardigheid of routine meestal niet in één keer onder de knie krijgt. Dat zie je ook vaak misgaan bij het invoeren of gebruiken van nieuwe methoden en apparaten in de praktijk. Kleine, bewuste stappen werken beter. Hoogleraar BJ Fogg leerde flossen aan door met één tand te beginnen. Nu kunnen we hem natuurlijk nog een keer helpen met de kennis over de rager J.

  • De omgeving kan helpen om het gedrag toe te passen

We worden continu bewust en onbewust beïnvloed door wat er om ons heen gebeurt. Er zijn veel onderzoeken die laten zien dat mensen vaker met de trap gaan door ze onbewust te verleiden. Die wetenschap kun je in de zorg ook inzetten.

  • Belonen werkt!

Belonen werkt beter dan ‘straffen’. Een frisse mond door de tandpasta is een vorm van beloning die helpt om het gedrag toe te blijven passen. Als mensen zelf voelen wat het verschil is tussen gladde en ruwe tanden, dan ben je al een belangrijke stap verder. Successen vieren is helaas niet een sterke Nederlandse traditie, maar zou wel helpen bij mensen die zich nieuw gedrag eigen willen maken.

Door: Alexander Tolmeijer, Dentiva – Dentiva ondersteunt tandartspraktijken met advies, trainingstrajecten en nascholing op het gebied van optimale bedrijfsvoering en communicatie in de praktijk. Lees meer op dentiva.nl of mail naar alexander@dentiva.nl

Webinar gedragsverandering

Op woensdag 7 april om 20.00 uur gaat Alexander Tolmeijer dieper in op dit onderwerp tijdens het webinar ‘Gedragsverandering’. Hij bespreekt hoe je betere resultaten behaalt door gedragsverandering binnen je team, bij de patiënt en bij jezelf. Dit webinar is een voorproefje van het Dental Practice Excellence event op vrijdag 10 september. Schrijf je je in voor het webinar én voor het live event? Dan is deelname aan het webinar gratis.

 

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Richtlijn endodontische diagnostiek en behandeling

De endo-start bij spoedgevallen

Een endodontisch spoedgeval is een van de belangrijkste uitdagingen waarmee een tandarts te maken krijgt in zijn professionele carrière. Wat zijn de basisalgoritmen die in de tandartspraktijk gevolgd kunnen worden voor een pijnvrije status?

Een endodontisch spoedgeval is een van de belangrijkste uitdagingen waarmee een tandarts te maken krijgt in zijn professionele carrière. De kwaliteit van leven van de patiënt wordt ernstig aangetast tijdens de acute periode van pijn en er is een dwingende behoefte aan een juiste diagnose en klinisch beheer van de acute klacht. Wat zijn de basisalgoritmen die in de tandartspraktijk gevolgd kunnen worden, waarmee iatrogene effecten kunnen worden voorkomen en die kunnen leiden tot een probleemloos pad naar het terughalen van een pijnvrije status?

Wanneer een patiënt binnenkomt met pijn is diagnostiek altijd de eerste stap.
Pijnklachten die mogelijkerwijs naar een endodontische behandeling leiden zijn:

  • Irreversibele pulpitis
  • Pijnlijke parodontitis apicalis
  • Acuut apicaal abces

Mogelijkerwijs stuit je ook nog op een cellulitits: een uitgebreide ontsteking. In dat geval is de beste optie om een kuur antibiotica voor te schrijven. Ook een trauma waarbij sprake is van een fractuur van zowel dentine als glazuur met pulpa exponatie zou mogelijkerwijs nog kunnen leiden tot een endodontische behandeling.

De stappen van diagnostiek

Stap 1 is de anamnese

  • Vraag
  • Luister
  • Test
  • Reproduceer

Wat willen we weten?

  • Wanneer is de pijn begonnen?
  • Begon het spontaan of na een behandeling?
  • Wat maakt het erger?
  • Wat vermindert de pijn?
  • Is het gestart na het bijten op iets hards
  • Hoe gaat het slapen?
  • Hoe gaat het kauwen?
  • Wat voor pijnstillers? Werken ze?
  • Schaal van 1-10 hoe erg is de pijn?

Waar kijken we naar?

  • Percussie
  • Palpatie
  • Toothslooth
  • Koude gevoeligheid
  • Mobiliteit
  • Pockets
  • Fistels
  • Röntgenologisch onderzoek

Daarna is het belangrijk dat de anamnese en de klinische symptomen overeenkomen en dat er een diagnose gesteld kan worden.

Wat zijn de symptomen die kunnen wijzen op een irreversibele pulpitis?

  • Pijn neemt toe met warm of koud
  • Pijn blijft langer dan de prikkel/stimulus
  • Spontane pijn
  • Koud verzacht de pijn
  • Slapeloosheid
  • Bonkende pijn
  • Pijn bij percussie

Een overzicht van de verschillende testen en verschillende diagnoses

Er zijn meerdere opties om de patiënt van de pijn af te helpen. Bij 92% van de gevallen is alleen het openen van de pulpakamer al voldoende om de patiënt van de pijn af te helpen. Ook kan een pulpotomie of pulpa extirpatie gedaan worden.

Bekijk hier een grotere afbeelding.

Bij de irreversibele pulpitis is het volgens de literatuur beter om de endodontische behandeling in één zitting af te maken. Mocht hier niet voldoende tijd voor zijn dan is twee zittingen ook geen probleem. Wel met de voorwaarde dat er een goede occlusale afsluiting gemaakt wordt.

Na de start van de wortelkanaalbehandeling voelt 30-40% van de patiënten na de eerste week nog iets. Post-operatieve pijn is normaal na deze behandeling en de patient kan hier paracetamol of ibuprofen voor gebruiken.

Wat zijn de symptomen die wijzen op een parodontitis apicalis?

  • Necrotische pulpa/endodontisch behandeld element
  • Percussie pijnlijk
  • Palpatie aan de apex pijnlijk
  • Pijn bij kauwen
  • Röntgenologisch mogelijk een zwarting

Wanneer er sprake is van een fluctuerende zwelling rondom een element is een abcesincisie geïndiceerd. Dit zal ervoor zorgen dat de pijn en zwelling afnemen. Hierdoor kan de endodontische behandeling in een later stadium plaatsvinden.
Als een patient naast de zwelling ook last heeft van koorts en/of slikklachten dan deze voor behandeling doorgestuurd worden naar de MKA-chirurg. Dit zijn tekenen dat de ontsteking zich verder aan het uitbreiden is.

Belangrijk is dat voor de behandeling van een abces een antibiotica kuur niet geindiceerd is!
De ESE (european society of endodontology) heeft een richtlijn waarin alleen in uitzonderlijke gevallen antibiotica voorgeschreven wordt. Dit is alleen bij medisch gecompromitteerde patiënten of patiënten met koorts.

Antibiotica is niet geïndiceerd in geval van:

  • Irreversibele pulpitis
  • Pulpanecrose
  • Parodontitis apicalis (chronisch of acuut)
  • Apicaal abces

Er zijn meerdere oorzaken voor endodontische pathologie:

  • Het direct openen van de pulpakamer
  • Caries
  • Fractuur
  • Kroonpreparaties

Bij het doen van een endodontische behandeling moet weefsel weggehaald worden. Dit wordt in volgorde van belangrijkheid gedaan:
• Aangetast weefsel (caries/barsten)
• Restauratieve materialen
• Gezond weefsel

Het doel van de endodontische opening

Het doel van de endodontische opening is het vinden van de pathologie en de endodontische ruimte en deze vervolgens ook behandelen. Hiermee helpen we de patiënt van de pijn af en behouden het element het liefst zonder verdere apicale afwijking.

Bij het openen van het element zijn er meerdere boren te gebruiken. In eerste instantie een boor met een diamantencoating. Om de eerste verwijdering van weefsel te doen. Daarna eventueel een ultrasoontip met diamantcoating of een Ln-boor. Het kan soms ook nodig zijn om een boor te gebruiken om metaal te verwijderen.

Voordat je begint is het allereerst belangrijk om goed na te denken en zo eventuele iatrogene schade te voorkomen.

Dentine kaart

Na het openen is het van belang om de dentine kaart te begrijpen en zo de pulpakamer te lezen.
Hiervoor is het nodig om licht te hebben in de pulpakamer en vergroting helpt ook erg. Daarnaast moet je weten wat je precies ziet.
Er zijn verschillende kleuren, waarbij de donkere kleur altijd de bodem van de pulpakamer is. De lichtere kleuren zijn het tertiaire of axiale dentine.

Extra kanaal

Wanneer we zoeken naar een extra kanaal, weten we dat deze zich altijd bevindt op de lijn tussen het donkere en het lichte dentine.
Voor het zoeken naar een kanaal verwijder je het witte dentine. Ga nooit op zoek in alleen het donkere, dit is de furcatie en zal tot een perforatie leiden.
Er zijn situaties waarbij het lastiger is, bijvoorbeeld wanneer er verkleuring is opgetreden door amalgaam of een sealer.

Verschil per element

Per element verschilt de optimale manier om het kanaal te benaderen.
Vroeg openden we bij incisieven palatinaal en maakten dan een bocht. Inmiddels zijn de inzichten zo dat we meer vanaf incisaal openen, zodat het kanaal recht benaderd kan worden.

Bij premolaren bevindt de opening zich in het midden van het occlusale vlak, waarbij de knobbels intact zijn. Als er te weinig licht valt in het kanaal is het een mogelijkheid om het glazuur te bevelen in plaats van de opening te vergroten.

Vroeger werd de opening veel groter gemaakt. Toen gold ook dat we straight line acces nodig hadden. Tegenwoordig wordt alleen weefsel opgeofferd als het noodzakelijk is. Bij het maken van de opening begin je klein en alleen als het nodig is, breid je uit. Indien je middels een spiegel alle kanalen kunt zien, is het voldoende. De kanalen hoeven niet allemaal tegelijkertijd zichtbaar te zijn.
Voor molaren geldt als tip dat je niet te ver naar distaal hoeft te openen.

Wanneer spreken we van een endodontisch succes?

Twee vragen die daarbij van belang zijn:

  • Zijn er endodontische klachten?
  • Hoe oud is de behandeling?

Roberto Cristescu is in 2004 afgestudeerd als tandarts aan de Universiteit Carol Davila in Boekarest, Roemenië. In 2006 ontving hij een Master-titel in Biomaterials aan de Politechnics University Boekarest. Na zijn afstuderen heeft hij in de VS zijn kennis in de endodontologie verdiept. In 2011 rondde Roberto zijn opleiding tot tandarts-endodontoloog aan ACTA af. Hij is erkend endodontoloog door de NVVE, Certified Member of the ESE en International Member of the AAE. Roberto heeft in verschillende endodontische tijdschriften artikelen gepubliceerd en geeft regelmatig cursussen.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Roberto Cristescu tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Casus-Symmetrie-voor-een-mooi-en-rustig-esthetisch-beeld-400-jpg

Casus: Symmetrie voor een mooi en rustig esthetisch beeld

Symmetrie is een van de vele parameters die zorgt voor een mooi en rustig esthetisch beeld. Niet alleen voor het gelaat, maar zeker ook voor het gebit.

In deze casus van tandarts-implantoloog Mike Kesseler is met behulp van een simpele gingivectomie buccaal van de 11 het tandvlees gecorrigeerd.

Er is sprake van een dikke gekeratiniseerde gingiva ( Cairo et al, 2008; Chambrone et al, 2010 ) en brede mucogingivale grens, waardoor op simpele wijze een verbeterde esthetische situatie gecreëerd kan worden. Met behulp van tijdelijke noodkronen kan de uiteindelijke gingiva contour nog nog vorm gegeven worden. Casus-Symmetrie-voor-een-mooi-en-rustig-esthetisch-beeld

Na twee maanden zijn de definitieve kronen geplaatst met een composietcement om de daadwerkelijke kleur te behouden en is op de dia nog de licht anaemische gingiva te zien.

 

Door:
Mike Kesseler, tandarts-implantoloog bij Kesseler Lock, kliniek voor Tandheelkunde en Implantologie, Amsterdam.

 

 

 

Lees meer over: Casus, Implantologie, Kennis
Brush-wash-smile---DHIN-400

Brush, Wash & Smile: een project van DHIN

“Uit onderzoek blijkt dat kinderen in lage inkomenslanden de helft vaker op school aanwezig zijn als ze hun tanden poetsen en hun handen wassen. Dat ze naar school gaan is belangrijk, want onderwijs vervult op die plekken een cruciale rol in de toekomst van een kind. Het is doodzonde als een kind door een tandprobleem niet naar school kan”, zegt DHIN.

Dental Health International Nederland (DHIN) heeft daarom het initiatief Brush, Wash & Smile opzet om kinderen te helpen hun tanden te poetsen en handen te wassen.

Bekijk hieronder de video van Brush Wash & Smile

In deze landen is DHIN actief met het Brush Wash & Smile-project.

DHIN landen 2 DHIN landen 1

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Behandeling van parodontitis I, II en III – uitleg van parorichtlijn van EFP

Behandeling van parodontitis I, II en III – uitleg van parorichtlijn van EFP

Kort geleden is de EFP clinical practical guideline (CPG) gepubliceerd, voor de behandeling van parodontitis stage I, II en III. Deze guideline is vrij toegankelijk voor iedereen in het Journal of Clinical Periodontology, onder het kopje “Treatment of Stage I-III periodontitis – The EFP S3 level clinical practical guideline.”

De reden tot het opstellen van een transparante guideline, was dat er nog geen evidence based guideline bestond voor de behandeling van parodontitis. Een CPG is bedoeld om behandelaars aanbevelingen te geven, gebaseerd op het best beschikbare bewijs voor diagnostiek en behandeling, maar ook om de behandelaar te vertellen wanneer ergens geen bewijs voor is. Het opstellen van een CPG vindt altijd plaats volgens een vast protocol.

Definities

Parodontale gezondheid wordt gedefinieerd als “afwezigheid van klinisch detecteerbare ontsteking”, met BOP (bleeding on probing) op < 10% van de locaties.

Gingivitis

Gingivitis wordt gedefinieerd als “aanwezigheid van klinisch detecteerbare ontsteking, met > 10% van locaties met BOP (bleeding on probing).

Bij zowel parodontale gezondheid als bij gingivitis is er geen sprake van klinisch en/of röntgenologisch detecteerbaar aanhechtingsverlies.

Parodontitis

Parodontitis wordt gedefinieerd als detecteerbaar aanhechtingsverlies van parodontaal weefsel. Dit aanhechtingsverlies geeft vervolgens ruimte voor het aanstaan van pockets. Dit aanhechtingsverlies kan röntgenologisch worden vastgesteld, of klinisch door middel van pocket-meting.

Stapsgewijze parodontale behandeling

De parodontale behandeling dient stapsgewijs plaats te vinden, met een vooraf opgestelde therapie. Welke behandeling er plaats vindt, is afhankelijk van in welke fase van parodontitis de patiënt zich bevindt; de behandeling neemt per fase progressief toe. Wanneer een patiënt gediagnosticeerd wordt met parodontitis, dient deze diagnose bevestigd te worden door de fase én gradatie vast te stellen. Dit dient op een systematische manier te worden aangepakt, als volgt:

Eerst wordt met intra-oraal en röntgenologisch onderzoek een parodontale diagnose gesteld, hierbij wordt de fase én gradatie vast gesteld:

  • ASA-score bepalen
  • Tandheelkundige voorgeschiedenis
  • Hoofdvraag van de patiënt
  • Intra-oraal onderzoek (per sextant), aanhechtingsverlies noteren
  • Wanneer patiënt paro-suspect is, dan x-rays (solo-opnames met apicaal gebied ook erop) en parodontium-status vervaardigen

Vervolgens volgt actieve therapie door middel van stap 1 en stap 2.

Stap 1

Supra-gingivale plaque-verwijdering door de patiënt zelf (interdentale reiniging en electrische tandenborstel) in combinatie met supra-gingivale tandsteen-verwijdering door de professional. Eliminatie van risicofactoren (roken, diabetes, etc), gedragsverandering en motivatie.

Stap 2

Sub-gingivale professionele reiniging (optioneel onder lokaal anesthesie) en aanvullende therapie. Onder aanvullende therapie valt het voorschrijven van een mondspoeling (met chloorhexidine), lokaal en/of systemische antibiotica, occlusale aanpassingen en spalken van hypermobiele elementen. Tot slot worden de elementen die niet meer te redden zijn, geëxtraheerd.

Stap 1 geldt voor elke casus, stap 2 voor alle aangedane elementen.

Herbeoordeling na 8 – 24 weken

Beoordeling of de parodontitis stabiliseert, met een gezonde gingiva (< 10% BOP), smalle pockets van ≤ 4mm en afwezigheid van pockets > 4mm met BOP. Wanneer er aan deze criteria wordt voldaan, wordt de patiënt in een supportive periodontal care (SPC) programma geplaatst. Wanneer niet aan deze criteria wordt voldaan (d.w.z. pockets ≥ 4mm met BOP aanwezig zijn óf diepe parodontale pockets ≥ 6 mm), belandt patiënt in stap 3.

Stap 3

Parodontale chirurgie wordt uitgevoerd om plaque-verwijdering voor de patiënt eenvoudiger te maken (door de morfologie aan te passen) en langdurig behoud van het parodontium na te streven. Voorbeelden hiervan zijn flap-chirurgie, furcatie-therapie en regeneratie-chirurgie.

Met de Periodontal Risk Assessment kan per individu het parodontale risico bepaald worden, én wordt er een suggestie gegeven voor de te hanteren recall-termijn (levenslang).

Stap 4

Supportive periodontal care à plaque-verwijdering door de patiënt, preventieve middelen en professionele plaque-verwijdering.
Mocht de parodontale situatie van de patiënt onverhoopt opnieuw verslechteren, dan kan de professional ingrijpen en de patiënt terug naar stap 2 plaatsen.

Verslag van het webinar van Prof. Mariano Sanz voor de European Federation of Periodontology, door tandarts Jacolien Wismeijer.

 Lees ook: Nieuwe richtlijn Parodontologie in de algemene praktijk

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Richtlijnen
Praktijkwijzer Zorg aan kwetsbare ouderen in de mondzorgpraktijk gelanceerd door KNMT

Praktijkwijzer Zorg aan kwetsbare ouderen in de mondzorgpraktijk gelanceerd door KNMT

Meer ouderen dan ooit hebben nog (gedeeltelijk) hun eigen tanden en kiezen. Maar naarmate de leeftijd vordert, nemen de gebitsverzorging en het bezoek aan de mondzorgverlener af. Om deze trend te keren, lanceert de KNMT een gids met tips en adviezen om in te spelen op kwetsbare ouderen in de mondzorgpraktijk.

Deze zogenaamde praktijkwijzer ‘Zorg aan kwetsbare ouderen in de mondzorgpraktijk’ is bedoeld voor tandartsen, mondhygiënisten, tandprothetici en hun ondersteunend team. Want praktijken krijgen door de vergrijzing steeds vaker te maken met oudere patiënten, die door toenemende immobiliteit en gezondheidsklachten specifieke aandacht en zorg vragen. Maar die zorg stelt eisen aan de inrichting en organisatie van de mondzorgpraktijk, aan de samenwerking tussen de zorgverleners en aan hun kennis. De praktijkwijzer helpt daarbij.

Verborgen gezondheidsrisico

Op dit moment gaat ruim 1 op 3 van de 75- tot 80-jarigen níet meer jaarlijks naar tandarts. Van degenen van 80 jaar of ouder is dat zelfs 54 procent. Hierdoor kan de mondzorg op de achtergrond raken. Maar een slechte mondgezondheid is een verborgen gezondheidsrisico.

Veel voorkomende problemen als cariës, ontstekingen en afgebroken elementen veroorzaken bijvoorbeeld pijn, een slechte adem en problemen met eten. En die hebben gevolgen voor kwaliteit van leven. Bovendien kunnen mondziekten ook de algemene gezondheid schaden. Zo zijn er steeds meer aanwijzingen dat ontstoken tandvlees in verband staat met onder andere hart- en vaatziekten, diabetes, de kans op longontsteking en een verslechterde nierfunctie.

Handvatten

Dus zeker ook op latere leeftijd is een gezonde mond van groot belang, zowel voor de algemene gezondheid als het algeheel welbevinden, benadrukken mondzorgverleners. De praktijkwijzer biedt hen handvatten om de kwetsbare oudere patiënt met regelmaat in hun praktijk te blijven zien.

Het document is ontwikkeld door de KNMT en wordt onderschreven door de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM) en de Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (ONT).  Samen vormen zij de partijen binnen de stichting De Mond Niet Vergeten!, die zich inzet voor goede mondzorg van kwetsbare ouderen in de thuissituatie.

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
KNMT herhaalt campagne voor Wereld Mondgezondheidsdag 2021

KNMT herhaalt campagne voor Wereld Mondgezondheidsdag 2021

In aanloop naar Wereld Mondgezondheidsdag op 20 maart lanceert de KNMT (nogmaals) de campagne “Een gezond gebit is kinderspel”. Hiermee vraagt de beroepsvereniging aandacht voor het kindergebit.

20 maart 2021 is het weer Wereld Mondgezondheidsdag. Deze dag wordt elke georganiseerd door de FDI World Dental Federation. Het thema van dit jaar is “Be proud of your mouth”, oftewel: Wees trots op je mond, waardeer het en verzorg het. In aanloop naar deze dag herhaalt KNMT de campagne “Een gezond gebit is kinderspel”. Deze campagne kon vorig jaar vanwege corona niet volledig doorgaan.

Een gezond gebit is kinderspel

Nog altijd heeft twee op de drie kinderen in Nederland op zijn 18e minstens één gaatje. Daarom staan in de campagne van de KNMT zes tips voor een gezonde mond centraal. Deze tips worden voornamelijk verspreid via posters die in de wachtkamers van jeugdartsen en tandartsen kunnen worden opgehangen. Vooral jeugdartsen worden opgeroepen om de campagne te steunen, aangezien zij veel jonge ouders bereiken.

In de week van 14 tot en met 20 maart wordt de campagne ook landelijk verspreid via reclamezuilen lands de snelweg en een PR-campagne. De campagne is primair gericht op ouders.

De zes tips die centraal staan in de campagne “Een gezond gebit is kinderspel” zijn:

  1. Zorg voor maximaal 7 eet- en drinkmomenten per dag
  2. Poets vanaf het doorbreken van de eerste tandjes met fluoridepasta
  3. Na het poetsen ’s avonds geen eten of drinken, behalve water
  4. Neem je kind vanaf het doorbreken van het eerste tandje mee naar de tandarts
  5. Poets 2x per dag 2 minuten, en pets tót 10 altijd na.
  6. Geef geen flesjes (dik)sap of limonade aan kleine kinderen. Water mag altijd!

Wereld Mondgezondheidsdag 2021

20 maart 2021 is het weer Wereld Mondgezondheidsdag. Deze dag wordt elke georganiseerd door de FDI World Dental Federation. Het thema van dit jaar is “Be proud of your mouth”, oftewel: Wees trots op je mond, waardeer het en verzorg het. Zoals elk jaar besteden ook Nederlandse mondzorgprofessionals en verenigingen zoals het KNMT en NVM-mondhygiënisten aandacht aan deze dag. NVM-mondhygiënisten en de aangesloten mondhygiënisten organiseren van maandag 15 tot en met zondag 21 maart 2021 de negende editie van de Week van de Mondhygiënist.

Bron:
AJN Jeugdartsen

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
afwijkend-mondgedrag

Patiëntenfolder over afwijkend mondgedrag

Patiëntenfolder over afwijkend mondgedrag. Tandartsen en mondhygiënisten kunnen deze aan patiënten meegeven bij verwijzing naar een logopedist.

Wanneer er niet of te laat wordt ingegrepen bij afwijkend mondgedrag, kan dit leiden tot een afwijkende kaak-en/of gebitsstand. In samenwerking met de logopedist kan een beter resultaat worden verkregen na orthodontie. In deze folder wordt de patiënt geïnformeerd over verschillende vormen van afwijkend mondgedrag. Tevens worden de oorzaken en gevolgen hiervan beschreven.

Download de folder Logopedie bij afwijkend mondgedrag

 

Lees meer over: Kennis, Patiëntenfolders kinderen
De 6 lessen voor biomimetische restauratieve tandheelkunde

De 6 lessen voor biomimetische restauratieve tandheelkunde

Biomimetische tandheelkunde is een manier om gebitselementen te restaureren zonder volledige omslijpingen, waarbij pulpaschade wordt voorkomen. Dit wordt onder andere bewerkstelligd door een hoge bondingssterkte en stressverminderende technieken, zodat de seal tussen restauratie en tandweefsel gelijkend is aan de seal van verschillende tandmaterialen binnen een natuurlijk gebitselement.

6 lessen voor biomimetisch werken

Er zijn 6 lessen om te leren biomimetisch te werken, in hiërarchische volgorde van belangrijkheid:

1. De diagnose en behandeling van cariës

De perifere sealzone moet 2-3mm schoon zijn. Dit betekent dat binnen de glazuur-cementgrens (CEJ) 1-2mm schoon weefsel aanwezig moet zijn. Dit wordt gecontroleerd met cariësdetector. Na perifeer reinigen, volgt centrale reiniging. Met een pocketsonde kun je meten tot hoe ver je geïnfecteerd weefsel weg kan halen. De pulpa zit ongeveer 6mm vanaf het occlusievlak en er is ongeveer 3-4mm interproximale ruimte tot de pulpa. Het `eindpunt` voor het verwijderen van geïnfecteerd weefsel zal daarom op 3mm horizontaal en 5mm verticaal moeten liggen, ook al is het weefsel nog verkleurd door cariësdetector.

2. De diagnose en behandeling van structurele compromissen

Cracks in randlijsten zijn de oorsprong van horizontale en verticale dentinecracks. Daarom is het verstandig deze cracks te verwijderen volgens de hiervoor beschreven `eindpunt` principes.
Bij cracks veroorzaakt occlusie belasting koude gevoeligheid. Door remineralisatie verdwijnt deze gevoeligheid weer, maar dit zal altijd weer terugkeren. Hoe groter de crack, hoe sneller de koude gevoeligheid zal terugkeren.
Witte cracks zijn recent, verkleurde cracks bestaan al langere tijd. Het is belangrijk de cracks volledig te verwijderen tot 2mm binnen de CEJ.

Red flags bij amalgaam restauraties:

  • cracks die gevoelig zijn of zijn geweest bij koud of zoet
  • isthmus is >2mm
  • knobbeldikte is <3mm
  • boxdiepte  is >4mm verticaal

Deze amalgaamrestauraties zou je biomimetisch moeten restaureren zodat de stress in het element wordt verminderd.

3. Immediate dentin sealing (IDS) en resin coating

IDS zorgt voor 400% meer bondingssterkte in vergelijking met Delayed dentine sealing (DDS) en zorgt voor een stressvrije omgeving.

Het is afhankelijk van tijd, substraat, techniek en de C-factor of dentine óf glazuur beter `bond`. Oppervlakkig dentine heeft de potentie twee keer zo goed te `bonden` als glazuur. Maar als `bonded` dentine te vroeg wordt gehecht aan glazuur, zal 30% van het centrum van de massa bewegen naar de snel ontwikkelende bonding (glazuur) en weg van de langzaam ontwikkelende bondig (dentine). Dit heet polymerisatiestress. Als je de bonding aan dentine langer de tijd geeft (5-30 minuten), dan zal dit resulteren in een lage C-factor. Dit betekent dat je de eerste 5 minuten niet meer dan 1,5mm aan massa restauratiemateriaal zou moeten aanbrengen (De Alleman-Deliperi regel). Dit heeft een positieve invloed op de bondingsterkte van de gehele restauratie.

4. C-factor controle, deep margin elevation (DME) en plaatsing van glasvezel

Horizontaal layeren met stapjes van <1mm zorgt voor een toename van 100-300% in bondingssterkte en een afname van de C-factor.
Door Ribbond glasvezel te plaatsen voorkom je stress op de dentine/adhesief overgang, waardoor er minder cracks en gaps zullen ontstaan en er minder sprake zal zijn van microlekkage.
Deep margin elevation waarin een lage C-factor wordt gewaarborgd en waarbij een met glasvezel versterkt composiet wordt gebruikt, heeft een survival rate van 95,9% na 12 jaar.

5. Preparatie & bonding aan glazuur en onlay designs

Glazuur bevelen met een Sonicflex zorgt voor betere hechting.
80% van de cracks ontstaan in de niet-dragende knobbels; in de bovenkaak bij de buccale knobbels en in de onderkaak bij de linguale knobbels. Het is van belang de niet-dragende knobbels te overkappen (onlayen) wanneer deze minder dan 3mm dik zijn. De dragende knobbels probeer je zoveel mogelijk intact te laten; in de bovenkaak de palatinale en in de onderkaak de buccale knobbels. Zijn de dragende knobbels echter dunner dan 2mm, dan dien je deze te overkappen.

6. Occlusie

Gebruik om de occlusie te testen altijd de 3-paper techniek: aan beide zijden gebruik je articulatiepapier, waarbij 2 op elkaar aan de gerestaureerde zijde en 1 aan de niet gerestaureerde zijde, waarbij je de patiënt kauwbewegingen laat uitvoeren. Op deze manier worden ook de niet-functionele bewegingen opgevangen.

Conclusie

Hoe voorkom je catastrofes?

  • plaats 0,5mm microgevulde flowable als resin coating
  • plaats Ribbond glasvezel in centrale groef
  • overkap dunne knobbels <2-3mm
  • Laat dragende knobbels zoveel mogelijk intact

David Alleman is samen met Pascal Magne een van de grondleggers van de biomimetische tandheelkunde. Hij heeft honderden, zo niet duizenden artikelen bestudeerd. Sinds 2003 geeft hij les in de biomimetische tandheelkunde en sinds kort heeft hij samen met zijn zoon Davey een mastership opleiding van 12 maanden voor tandartsen over de hele wereld.

Verslag voor dental INFO door Chantal Schreuder, tandarts, van de lezing van David Alleman tijdens de Biomimetic Online Conference van Karma Dentistry.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
restaureren - kapotte tand

Prepareren en restaureren met respect voor het parodontium

Het parodontium kan ongunstig reageren op een restauratieve behandeling van gebitselementen. Sjoerd Smeekens legde tijdens het congres ‘PARO: multidisciplinair’ aan de hand van casussen uit hoe je kunt prepareren en restaureren met respect voor het parodontium.

Het parodontium kan ongunstig reageren op een restauratieve behandeling van gebitselementen. Sjoerd Smeekens legde tijdens het congres ‘PARO: multidisciplinair’ aan de hand van casussen uit of de ongunstige reactie van het parodontium ontstaat door:

  1. het materiaal;
  2. de aansluiting van de restauratie;
  3. de locatie van de restauratierand;
  4. de preparatievorm of
  5. de vorm van de restauratie of een combinatie van deze factoren. Op basis van de antwoorden gaf hij klinische richtlijnen om parodontale problemen rond restauraties te voorkomen en te genezen.

Tandvleesproblemen rondom kronen

De eerste casus gaat over een patiënt die vijf jaar geleden keramische kronen heeft laten plaatsen. Nu heeft hij last van zijn tandvlees rondom de kronen en ruikt hij uit zijn mond.  Op de intra orale foto van de zijdelingse delen is te zien dat er geen restauraties aanwezig zijn en ziet de gingiva er wel gezond uit. Ook uit de parodontiumstatus blijkt dat er minder problemen zijn op plekken waar geen restauraties zitten. De eerste vraag is of het materiaal verantwoordelijk is voor de tandvleesproblemen.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijken sommige restauratiematerialen goed en andere minder goed te functioneren wat betreft de invloed op parodontale gezondheid. Keramische materialen trekken de minste plak aan en amalgaam de meeste. Composiet- en glasionomeer restauraties komen op een gedeelde  tweede plaats. Kunststof en niet-edelmateriaal zitten tussen composiet en amalgaam in. Wat betreft gingival index scoort kunststof het slechtst. Omdat kunststof doorgaans als tijdelijk restauratiemateriaal wordt gebruikt voordat indirecte restauraties geplaatst worden, is de vraag of dit zinvol is bij patiënten met parodontale problematiek.

Materiaal

Het materiaal blijkt niet doorslaggevend te zijn. Een uitstapje naar een ander klinisch voorbeeld van  een patiënt met aanvankelijk vergevorderde parodontitis laat zien dat zelfs acht jaar na plaatsing van tijdelijke kronen uit kunststof een gezonde parodontale situatie aanwezig is.

Aansluiting van restauratieranden

Een goede aansluiting van de restauratierand is wel heel belangrijk. De aansluitingen waren voorheen niet optimaal bij de eerste patiënt. Niet bij iedereen geeft dit echter significante problemen. Onderzoek laat zien dat bij parodontaal-gevoelige patiënten een onvoldoende randaansluiting wel tot destructie kan leiden. Maar dat weet je niet altijd van tevoren. Er bestaat geen test die duidelijk kan maken, wie wel en wie niet gevoelig is. Daarom altijd de randaansluitingen zo optimaal mogelijk maken. Dit is niet eenvoudig en kost veel moeite.

Locatie van de restauratierand

Als je op de röntgenfoto ziet, dat cariës dicht bij het bot is, dan is dit vaak klinisch ook zo. Je restauratie komt dan diep te liggen. Wat doet de locatie van de restauratierand met de parodontale gezondheid? De locatie van de restauratierand speelt een bepalende rol in de reactie van het parodontium. Indien de rand te dicht bij het bot ligt en dus de biologische breedte beschadigd is, dan ontstaat er een chronische ontsteking of recessie. Welke vorm optreedt, is afhankelijk van de weefseldikte. Je moet dus weten tot hoever je restauratie intrasulculair kan lopen. Je moet weten dat 1 mm boven het bot de bindweefselaanhechting zit. Hierboven bevindt zich 1 mm epitheliale aanhechting en dan volgt de sulcus. Een restauratie te dicht op het bot is niet gunstig. Zolang men niet door de epitheliale aanhechting heen gaat met een restauratie, kan er een gezonde situatie ontstaan of blijven. Klinisch kunnen we niet vaststellen waar de epitheliale aanhechting begint, tenzij we tot op het bot meten. Gemiddeld dient de afstand tussen restauratie en bot ten minste 2,5 mm te zijn ondanks individuele variatie. Als je ook maar op één stukje door de epitheliale aanhechting gaat, geeft dat 360 graden rondom het element een reactie. Er zijn twee opties als de biologische breedte beschadigd is: Chirurgische kroonverlenging, of het element coronaal verplaatsen (extrusie).

Kroonverlenging

Hierna volgde wederom een casus. Deze patiënt heeft net nieuwe kronen en heeft last van het tandvlees. Het tandvlees is verschillend in hoogte. Er zijn slecht sluitende kronen en de biologische breedte is beschadigd. Vanwege de coronale positie van de gingiva ten opzichte van de buurelementen staat een kroonverlenging in de voorgrond . Een chirurgische kroonverlenging met verwijderen van bot (ostectomie) kent twee opties: met of zonder het opklappen van de gingiva. Essentieel is dat na de ostectomie de genoemde afstand van 2,5mm afstand tussen botrand en prospectieve restauratierand ontstaat. Daarnaast dient het onderliggende wortelcement niet beschadigd te raken.

Extrusie

 “Volgens mij zit mijn kroon los, als ik zuig”, meldde een patiënt. Er kan onder een kroon ineens gigantische cariës komen als de rand niet meer afsluit. Een vieze smaak duidt op een lekkende restauratie. De lekkende  kroon kwam er uiteindelijk uit en het onderliggende gebitselement was volledig aangetast. Er was zonder aanvullende therapie geen omvatting van de pijler meer mogelijk en het behandelen van de cariës zou de biologische breedte beschadigen.  De patiënt wilde het gebitselement en de oorspronkelijke correcte hoogte van de gingiva zo houden. In zulke gevallen is een  snelle orthodontische extrusie zinvol. Er vindt dan geen apicale verplaatsing plaats van de gingiva en de botrand zoals bij een kroonverlenging wel het geval zou zijn. Een andere optie, de chirurgische extrusie – het extraheren van het element en coronaal terugplaatsen – vergt ervaring, met een hoger risico op complicaties.

Orthodontische snelle extrusie hoeft niet per definitie te betekenen dat er orthodontische brackets gebruikt moeten worden zoals deze casus laat zien. Een alternatief is: alle cariës weghalen, een metalen haakje in dit geval in de vorm van een endo-naald tijdelijk in het wortelkanaal cementeren, de oude kroon buccaal aan buurelementen spalken en vervolgens een elastiekje plaatsen van het haakje naar de palatinale opening in de oude kroon. Het elastiekje zal een verticale beweging van het element veroorzaken. Dit kan relatief snel gaan. Drie weken later had er in dit geval genoeg extrusie plaats gevonden om het element te kunnen omvatten en op te bouwen. De cervicale doorschemering door de gingiva als gevolg van het donker verkleurde dentine door de jarenlang aanwezige metalen stift is zelden te voorkomen en is er ook niet uit te bleken.

”Margin elevation”

 Als er een diep subgingivale restauratierand is en kroonverlenging en extrusie allebei niet in de voorgrond staan, wat kun je dan doen?

Een voorbeeld: een jonge patiënt heeft een knobbel verloren na een subgingivale horizontale fractuur. De tandarts heeft ooit geprobeerd om een goede restauratie te maken en die loopt diep door. Deze vulling lekt. Het is onverstandig deze casus slechts lokaal te analyseren. Het vlak van de occlusie klopt niet en het krachtenspel in de mond is erg ongunstig. Het is zinvol om dit te corrigeren, zeker omdat er frontimplantaten zijn. De patiënt geeft aan inderdaad last te hebben bij het kauwen.

Eerst moet de gezondheid teruggebracht worden in het gebit. Er is een indicatie om bij het subgingivaal gefractureerde element een indirecte restauratie te maken. De diepe fractuur maakt verschillende behandelingsstappen complexer. Het prepareren, de afdruk, de afsluiting van de tijdelijke voorziening en het adhesief plaatsen is lastig. Om deze problemen te omzeilen kan een ‘margin elevation’of ‘box elevation’ worden doorgevoerd. In plaats van de confrontatie met de diepe rand tijdens verschillende stappen wordt in één zitting geprobeerd om een ideale cervicale afsluiting in composiet te creëren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van retractiedraden, cofferdam, expasyl, teflontape en een matrixband om optimale droge omstandigheden te krijgen. De indirecte restauratie eindigt vervolgens supragingivaal in het composiet.

Preparatievorm

 De preparatievorm bepaalt de uiteindelijke pasvorm/aansluiting van indirecte restauraties en heeft daarmee dus invloed op de parodontale gezondheid. Een duidelijk begrensde afgeronde schouder- of chamferpreparatie op de juiste locatie verhoogt de precisie van de analoge afdruk of digitale scan. Dit is te bereiken door het gebruik van  afgeronde boren en retractiedraad in de sulcus. Daarnaast bestaat er minder risico op het (opnieuw) beschadigen van de biologische breedte .

Vorm van de restauratie

Aan de hand van een laatste casus wordt gekeken naar de invloed van de contour van de restauratie op de gezondheid van het parodontium. Het blijkt dat een overgecontoureerde restauratie geen negatieve invloed op het parodontium heeft mits er gezorgd is voor een goede aansluiting en een juiste randlocatie.

Sjoerd Smeekens is afgestudeerd in 1997 in Nederland. Hij volgde een 10-jarige opleiding in Zwitserland en Duitsland. Hij is specialist in reconstructieve tandheelkunde. Hij is eigenaar van een privépraktijk en een opleidingscentrum in Beuningen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna van de lezing van Sjoerd Smeekens tijdens het congres PARO: multidisciplinair.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
he-sooner-the-better---400

Free webinar: the sooner the better – onset of peri-implant infections, 31 March, 17.30 – 18.30

Onset of peri-implant infections. Prevention, detection and early treatment. Free webinar Wednesday March 31, 17.30 – 18.30 CET.A GumCare companion initiative.

The sooner the better

Peri-implantitis is a complex chronic inflammatory condition, in which multiple systemic (e.g., smoking, diabetes), behavioral (e.g., patient compliance with oral hygiene and maintenance visits), local (e.g., presence of periodontitis) and prosthetic (e.g., excess cement, poorly fitting prostheses, micro gaps at the implant–abutment interface) all contribute to the risk of developing the disease.

The more intense inflammatory character of peri-implantitis lesions pose an elevated risk of rapid progression that underscores the importance of timely and effective disease diagnostics and treatment.

Speakers

  • Peter van der Schoor DDS, Garderen, the Netherlands
    Moderator
  • Dr. Viktoria Sampson BDS, MFDS RCS Ed., London, UK
    “The importance of early diagnosis and management of peri implantitis using quantitative and qualitative methods”
  • Peter Thoolen DDS, Oisterwijk, the Netherlands
    “Vacuum pocket cleaning, a promising addition to the treatment protocol”

  • Irfan Abas DDS. MSc., Bussum, the Netherlands
    “The use of oxygen therapy in peri-implantitis”

 

 

 

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Partnernieuws, Partnernieuws, Producten, Scholing
Het poetsrondje instructie voor elektrisch poetsen

Het poetsrondje: instructie voor elektrisch poetsen

Steeds meer mensen gebruiken een elektrische tandenborstel, maar gebruiken ze hem ook op de goede manier? Tandartsen krijgen er regelmatig vragen over van patiënten.

Om hen te helpen die te beantwoorden lanceert de KNMT nu het ‘poetsrondje’, een handig hulpmiddel bij het elektrisch poetsen.

Te veel druk uitoefenen of te veel bewegingen maken; het is best even wennen, zo’n elektrische tandenborstel. Maar als je het eenmaal onder de knie hebt, is het de meest effectieve manier om zelf het gebit te reinigen. Als mondzorgverlener kun je je patiënten daarbij een handje helpen door ze te wijzen op de elektrisch-poetseninstructie ‘poetsrondje’.

Het ‘poetsrondje’ is te vinden op www.allesoverhetgebit.nl/nieuws/doe-het-poetsrondje/

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Furcatie-aandoeningen komen veel vaker voor dan gedacht

Furcatie-aandoeningen komen veel vaker voor dan gedacht

Wortelsplitsingen zijn niet alleen voor de patiënt moeilijk bereikbaar, ook voor de mondzorgprofessional is het erg lastig. Een goede analyse van furcaties is belangrijk. Bij wie, hoe en waarmee meet u?

Furcaties zijn complicerende factoren binnen de parodontologie. In de wortelsplitsingen blijven gemakkelijk plak en tandsteen achter. Voor de patiënt is dat vaak niet of moeilijk bereikbaar, maar ook voor de mondzorgprofessional is het erg lastig. Zelfs het resultaat van de chirurgische aanpak is slecht voorspelbaar. Verslag van de lezing van parodontoloog Hankie Bulthuis, tijdens het congres Paro Keukengeheimen.

Bij wie?

Furcatie-aandoeningen komen veelvuldig voor bij paropatiënten, maar ook bij een gezond gereduceerd gebit. Bij rokers ontstaan er vaker furcatieproblemen. Ook bij glazuurparels komen dergelijke problemen vaker voor. Met het toenemen van de leeftijd, neemt ook het risico op furcaties toe. Is er sprake van een lokaal probleem, wees er dan van bewust dat het een endodontisch probleem zou kunnen zijn. Er loopt dan een vertakking van de pulpa (accessorisch kanaaltje) naar het furcatiedak. Pus kan dan uit het furcatiedak lopen. Een foto is hier geïndiceerd.

Controleer goed

“Furcatie-aandoeningen komen veel vaker voor dan men denkt”, zei Bulthuis. Het advies is om bij iedere halfjaarlijkse controle goed na te kijken of er sprake is van furcatieproblematiek. Met name bij de bovenmolaren komen regelmatig furcatie-aandoeningen voor. Evenals bij bovenpremolaren, die vaak twee radices hebben en dus problemen in de furcatie kunnen krijgen. Het meten van furcaties is lastig, dus laat dit door iemand meten die hiervoor is opgeleid. Vergeet niet om de furcaties van de molaren in de bovenkaak vanuit palatinaal te meten. Zowel vanaf mesiaal als vanaf distaal. De furcaties bij de ondermolaren worden vanaf vestibulair en linguaal gemeten.

Waarmee en hoe?

Bij het meten van furcaties is een furcatiesonde onmisbaar. Gebruik hiervoor de Naberssonde met 3mm verdeling. Meet horizontaal waarbij de tip van de sonde contact houdt met het furcatiedak. Noteer de classificaties:

I) Kleiner of gelijk 3mm (men voelt net iets toegankelijkheid)
II ) > 3mm toegankelijkheid
III) Geheel doorgankelijk (de sonde komt er aan de andere kant weer uit)

Belangrijk hierbij is ook de peri-apicale röntgenfoto! Als de furcatie op de foto zichtbaar is, dan is het probleem klinisch gezien nog veel erger, zei Bulthuis. Bij klasse II furcatie-aandoeningen bij bovenmolaren is een furcation arrow zichtbaar op de foto.

Behandelen en prognose

Klasse I: scaling rootplaning, furcatieplastiek
Klasse II: scaling rootplaning, furcatieplastiek, furcatie vrijleggen of tunnelen, een worteresectie of extractie
Klasse III: scaling rootplaning, furcatieplastiek, tunnelen, wortelresectie, extractie.

De prognose is bij klasse I prima. De elementen met een klasse II of II furcatie-aandoening hebben een dubieuze of soms zelfs slechte prognose. Er kan gekozen worden voor een furcatieplastiek als er sprake is van een glazuuruitloper. Deze wordt dan gladgeslepen. Patiënten moeten hierbij in staat zijn om echt elke dag hun mondhygiëne tip top uit te voeren. Beperking bij behandeling van furcaties ( tunneling) is de cariës: er kunnen ook fracturen en endodontische problemen ontstaan. Vraag uzelf altijd af of het wel waard is om te behandelen bij een klasse II of III. Zeker een bovenmolaar met klasse II furcatie-aandoeningen is en blijft altijd dubieus. Wees er dus alert op! Extracties bij klasse II en III zijn dus soms geïndiceerd.

Extractie moet soms echt

De patiënt zal vaak zeggen: Ik heb geen pijn en hij staat toch nog vast? Leg dan goed uit waarom het advies toch extractie is. De mondhygiëne wordt behoorlijk vereenvoudigd als de rotte appels eruit gehaald zijn. En predilectieplaatsen voor plaque moeten geëlimineerd worden om infectiecontrole te krijgen. Bovendien heeft extractie een gunstig effect op het buurelement. Wacht niet te lang met extraheren zodat er voldoende botniveau overblijft voor toekomstige implantologie.

Bulthuis zei aansluitend: “Het afstemmen met de patiënt blijft een lastig verhaal. De huistandarts is ook vaak laconiek en laat de patiënt zitten met de furcatieproblemen. Probeer dus door goede voorlichting tot een duidelijk plan te komen.”

Hankie Bulthuis studeerde tandheelkunde aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Van 1990 tot 1996 werkte zij als tandarts algemeen practicus in diverse praktijken. Daarnaast was zij als gastdocent verbonden aan de afdeling parodontologie van het ACTA. Van 1993-1996 volgde Hankie de Master of Science (MSc) opleiding in de parodontologie aan het ACTA. In 1996 werd zij door de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) erkend als parodontoloog.
Van 1996 tot 2001 werkte zij als parodontoloog in diverse praktijken voor parodontologie. Sinds 2001 is Hankie werkzaam bij de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA). Van 1998 tot 2000 is zij als docent verbonden geweest aan het Master of Science programma parodontologie van het ACTA. In de periode van 2000 tot 2003 was Hankie Bulthuis coördinator en docent bij het Post Academisch Onderwijs Tandheelkunde van het ACTA. Zij is docent in de nascholingscursussen die de KvPA verzorgt voor tandartsen en mondhygiёnisten.

Verslag door Bertine van Roy en Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de lezing van Hankie Bulthuis tijdens het congres Paro Keukengeheimen.

Dit verslag is voor het eerst in mei 2013 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in februari 2021 opnieuw onder de aandacht gebracht.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Oud, rolstoel

Nieuwe KIMO-richtlijn Mondzorg voor aan huis gebonden kwetsbare ouderen gepubliceerd

Bij KIMO verscheen onlangs de Klinische praktijkrichtlijn Mondzorg voor aan huis gebonden kwetsbare ouderen. Hierin wordt beschreven hoe mondzorg thuis georganiseerd zou moeten worden voor ouderen die niet meer naar de praktijk kunnen komen. dental INFO vroeg prof. dr. Anita Visser, voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie, naar het wat en hoe van deze richtlijn.

Waarom is deze richtlijn ontwikkeld?

“Veel kwetsbare ouderen die nog thuis wonen blijven verstoten van mondzorg. Zij weten vaak niet dat de mondzorgverleners ook aan huis kunnen komen. Daarnaast willen veel mondzorgverleners wel mondzorg aan huis leveren, maar weten niet goed hoe ze dat zouden moeten organiseren. Hierdoor is er een drempel voor het verkrijgen en leveren van mondzorg aan huis. Met deze richtlijn hopen we mondzorgverleners handvatten te geven om mondzorg aan huis goed te kunnen organiseren. Het gaat veelal om eerstelijnsmondzorgverleners, zoals tandartsen, tandartsspecialisten, mondhygiënisten en tandprothetici. Maar ook andere zorgverleners in de mondzorgpraktijk of zorgverleners die op een andere manier betrokken zijn bij de zorg voor kwetsbare ouderen kunnen hun voordeel doen met deze richtlijn, zoals huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en verpleegkundigen thuiszorg.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“KIMO heeft een invitational conference georganiseerd waarbij veel deskundigen aanwezig waren. Op deze bijeenkomst werd het belang voor het ontwikkelen van deze richtlijn onderschreven. Daarna is er een Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC) samengesteld, die gezamenlijk bepaald heeft wat de uitgangsvragen voor de richtlijn zouden moeten zijn. Vervolgens is geprobeerd om deze vragen met behulp van PICO’s te beantwoorden. Al snel bleek dat er voor de gekozen uitgangsvragen geen noemenswaardige literatuur beschikbaar was. KIMO heeft toen besloten dat de richtlijn ontwikkeld zou worden op basis van de meningen van de experts in de ontwikkelcommissie. Uitgangspunt hierbij is dat de ervaringen en meningen van de experts veel waard zijn.”

Hoe ben jij betrokken geraakt bij de richtlijn?

“KIMO-voorzitter Maarten Jansen heeft ruim twee jaar geleden gevraagd of ik voorzitter wilde worden van de te ontwikkelen richtlijn. Ik zei echter meteen nee. Ik had het druk en zag het niet zitten om veel te moeten reizen en veel tijd te steken in iets waar zo’n negatieve sfeer om heen hing en wat mogelijk alleen maar gedoe zou opleveren. In die tijd was er namelijk veel discussie over het feit dat er richtlijnen moesten komen. Maarten was even stil, maar liet zich niet afschepen. Hij vond dat ik het eigenlijk niet kon weigeren en dat ik een verkeerd beeld had van het geheel. Hij meende dat ik de expertise in huis had om de klus te kunnen klaren en als kersverse hoogleraar gerodontologie ook de aangewezen persoon was. Hij meende dat ik de uitdaging gewoon moest aangaan. Omdat hij een goed betoog had waarin duidelijk werd dat de beroepsgroep de richtlijnen moet maken en ik ook wel van uitdagingen houd, ging ik toch overstag. Ik realiseerde mij dat als wij als beroepsgroep zelf geen richtlijnen maken, VWS het voor ons gaat doen en dat moeten we denk ik vooral niet willen.”

En hoe was het vervolgens om voorzitter te zijn?

“Ik heb avonden in de auto gezeten op weg van Groningen naar Utrecht en weer terug om met de door KIMO samengestelde Richtlijn Ontwikkel Commissie aan de richtlijn te werken. Vanaf dag 1 kreeg ik lol in mijn nieuwe taak. Ik had een leuke commissie toebedeeld gekregen en een heel goede richtlijnmethodoloog. De bijeenkomsten waren behalve nuttig ook erg gezellig. Samen met de mensen uit het team voelde het niet meer als een klus, maar als een mooi project. We stelden mooie uitgangsvragen op en iedereen kreeg de kans om zijn expertise in te zetten. Zo hadden we bijvoorbeeld Ilona Persoon aan boord voor hygiëneaspecten in het kader van de infectiepreventie en Erwin Berkhout voor de vraag over mobiele röntgen. Alle commissieleden hadden zo hun eigen specifieke inbreng. Het werk werd goed verdeeld. Ik heb het als een mooi en vooral leerzaam project ervaren en ben blij dat Maarten mij gevraagd en overtuigd heeft. Het is goed dat de richtlijn er is en niet door VWS is opgesteld. Ik denk oprecht dat het een richtlijn is die algemeen practici handvatten geeft om zorg aan huis te kunnen bieden. En hopelijk ook bijdraagt aan het verlagen van de drempel om zorg aan huis te gaan verzorgen.”

Kun je iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“De belangrijkste uitgangspunten zijn: hoe kan ik de zorg veilig leveren en hoe zit het met de wet- en regelgeving hierbij? De richtlijn beschrijft niet hoe er vakinhoudelijk gehandeld moet worden, maar is puur bedoeld voor de organisatie rondom het huisbezoek en de mondzorg die geleverd wordt.

Veel mensen denken overigens dat richtlijnen dikke pakken papier met tekst zijn waar je niet door komt, maar niets is minder waar. Het enige wat je moet doen is de uitgangsvragen en de aanbevelingen lezen. Dat past op een handjevol A4-tjes. De rest van de tekst bevat achtergrondinformatie, verantwoording voor de richtlijn, uitgangsvragen en aanbevelingen.”

Hoe komt mondzorg in de thuissituatie tot stand?

“Het begint veelal met mondproblemen bij een zorgafhankelijke aan huis gebonden oudere, waarbij deze oudere of iemand uit zijn omgeving van mening is dat de zorg van een mondzorgprofessional noodzakelijk is. Het gaat dan bijvoorbeeld om pijnklachten, kauwproblemen, een slecht passende prothese of een droge mond. Als die oudere daadwerkelijk niet in staat blijkt te zijn om naar een mondzorgpraktijk te gaan, dan kan er contact opgenomen worden met een mondzorgverlener.

De mondzorgverlener zal met de richtlijn in de hand een aantal vragen stellen over bijvoorbeeld de noodzaak van een bezoek aan huis en de reden van de zorgvraag. Wanneer de oudere en mondzorgverlener overeengekomen zijn dat mondzorg aan huis gerechtvaardigd is, dan kan een mondzorgverlener voor een eerste consult naar de oudere thuis gaan.”

Kunnen álle behandelingen in een thuissituatie verricht worden?

“Nee. Mondzorg is in principe thuis mogelijk als het huis toegankelijk is en er schoon en veilig gewerkt kan worden. De beste mondzorg kan echter alleen plaatsvinden in de mondzorgpraktijk. Mondzorg aan huis beperkt zich veelal tot basale mondzorg zoals het opheffen van pijnklachten, bijvoorbeeld door het verwijderen van een tand of kies, of het aanpassen of vervaardigen van prothetische voorzieningen. Ook preventie van slechte mondgezondheid is belangrijk. Het gaat in deze situatie vaak niet meer om uitgebreid restauratief handelen, maar mochten restauraties noodzakelijk zijn, dan zijn daar tot op zekere hoogte wel mogelijkheden voor. Maar duidelijk moet zijn, dat de beste mondzorg in de praktijk geleverd kan worden.”

Hoe is mondzorg aan huis financieel geregeld?

“Mondzorg valt niet onder de basiszorg, tenzij er voldaan wordt aan een aantal voorwaarden zoals gesteld is onder de regeling bijzondere tandheelkunde. In de meeste gevallen wordt hier niet aan voldaan, dus zijn de kosten voor eigen rekening. Dit zou wel vergoed kunnen worden vanuit een aanvullende tandartsverzekering.”

Heb je nog tips voor mondzorgverleners?

“Veel mondzorgverleners ervaren een hoge drempel om naar ouderen toe te gaan. Het verlenen van basale mondzorg is echter niet zo ingewikkeld als dat sommigen denken. Het kan veel voldoening geven als je mensen die het al moeilijk hebben omdat ze zo aan huis gebonden zijn, kunt helpen met het behoud of herstellen van de mondgezondheid. Een goede mondgezondheid is immers belangrijk voor de kwaliteit van leven. “

Cruijf zei ooit:

‘Je ziet het pas als je het doorhebt.’ En dat is hier zeker van toepassing.

Interview door Yvette in ’t Velt met prof. dr. Anita Visser, hoogleraar gerodontologie en voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie Mondzorg voor aan huis gebonden kwetsbare ouderen.

Bekijk de richtlijn Mondzorg voor aan huis gebonden kwetsbare ouderen op de website van KIMO 

Op de website van KIMO vind je ook een samenvatting, patiëntenversie, implementatieplan, schema indicatie en zorgverlening, schema Röntgenologisch onderzoek in de thuissituatie en schema Oncöperatieve en/of wilsonbekwame kwetsbare ouderen.

 

 

 

 

Lees meer over: Kennis, Ouderentandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z
Poster: Welke factoren spelen een rol spelen bij keuze zzp’er of werken in loondienst

Poster: Welke factoren spelen een rol spelen bij keuze zzp’er of werken in loondienst?

Waarom hebben mondhygiënisten een voorkeur voor een bepaald type arbeidsrelatie?
Erinn Buitenhuis en Stella Schaap, Mondzorgkundestudenten van Hogeschool Utrecht, vroegen dit aan 120 mondhygiënisten voor hun afstudeeronderzoek.

Online enquête

Voor dit kwantitatieve onderzoek werd een online enquête verspreid. Geïncludeerd zijn gediplomeerde mondhygiënisten die in Nederland werkzaam zijn. Geëxcludeerd zijn mondhygiënisten die niet met patiënten werken. De enquête werd verspreid in de Facebookgroep ‘Mondzorgforum’ en in een WhatsApp groep met mondhygiënisten. Voordat de enquête werd verspreid, vond er een pre-test plaats. De gegevens van de enquête werden gecodeerd en verwerkt in ‘Statistical Package for the Social Sciences’ (SPSS), versie 21. Met de onafhankelijke t-toets werd bepaald of de verschillen significant zijn.

Vrijheid, eigen baas en maandelijkse inkomsten

Er hebben 120 mondhygiënisten gereageerd op de enquête, hiervan waren 56 mondhygiënisten werkzaam als zzp’er en 51 werkzaam in loondienst. De factoren ‘vrijheid’, ‘eigen baas’ en ‘maandelijkse inkomsten’ komen er als

Financiële zekerheid, administratie en gezin

Bij mondhygiënisten die in loondienstverband werken staan de factoren ‘financiële zekerheid’, ‘hoeveelheid administratie’ en ‘gezin’ bovenaan.

Van alle relevante wetten zijn de mondhygiënisten het minst op de hoogte van de wet DBA. De meeste zzp’ers geven aan eventueel te wisselen van type arbeidsrelatie wanneer het salaris in loondienstverband hoger zou zijn. Daarnaast willen zzp’ers meer verantwoordelijkheden en vrijheden indien zij zouden wisselen naar loondienstverband.

Poster: Welke factoren spelen een rol spelen bij keuze zzp’er of werken in loondienst

Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Onder de huidige omstandigheden verlopen wisselingen van arbeidsrelatie moeizaam. Indien de branche  meer mondhygiënisten in loondienst wenst, zullen de mondhygiënisten met deze arbeidsrelatie meer vrijheden en verantwoordelijkheden moeten krijgen en/of moeten de vaste maandelijkse inkomsten verhoogd worden. Aanvullend is het goed om aandacht te blijven houden voor factoren die belangrijk zijn voor mondhygiënisten in loondienst, zoals financiële zekerheid en de hoeveelheid administratie. In vergelijking met de mondhygiënisten die werken in loondienstverband zijn de mondhygiënisten die werken als zzp’er gemiddeld beter op de hoogte van specifieke wet- en regelgeving.

Poster ontwikkeld door:
Erinn Buitenhuis en Stella Schaap, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek
Marie-Charlotte-Huijsmans-en-Renske-Thomas---400

Webinar Paro-behandeling gelukt, element verloren…

Webinar: donderdag 11 maart 2021
Aanvang: 20.00 uur

De NVvP organiseert op donderdag 11 maart 2021 om 20.00 uur een webinar, waarbij Prof.dr. M-C. Huysmans en Dr. R.Z. Thomas (parodontoloog NVvP – Arnhem, Groningen) de discussie voeren over het ontstaan van wortelcariës.

Een effectieve parodontale behandeling biedt ons de kans om zo veel mogelijk gebitselementen van de patiënt te behouden. De patiënt is blij en wij zijn trots! En toch verliezen patiënten daarna soms elementen. “Waarom gaat het mis als ik zo goed poets?”, vraagt de patiënt zich af. Het antwoord is dat het gereduceerde parodontium, gezond of niet, een nieuw risico vormt voor het gebit, namelijk het ontstaan van wortelcariës. Hoe vaak komt het voor? Wat zijn de oorzaken, risico’s, de meest voorkomende lokaties en wat zijn mogelijkheden voor therapie? Helpt het boren of vergroot het juist de schade? Welke producten zijn voor de preventie en welke voor de curatieve behandeling van dit lastige probleem? Antwoorden worden in deze webinar door de twee experts uitgebreid toegelicht.

 

 

 

Lees meer over: Kennis, Scholing
Hou je mond gezond

Online poetsles voor basisschoolleerlingen

“Recent werd in het Jeugdjournaal verteld dat er in deze coronatijd een achteruitgang is wat betreft de mondgezondheid van kindergebitten. Dat is jammer. Juist nu zou er meer aandacht moeten uitgaan naar een goede mondgezondheid” volgens Manon van Splunter, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM-mondhygiënisten). ”

Maar hoe zorg je daarvoor? Onder andere door goed te poetsen” geeft zij aan. Reden voor haar om op basisschool De Klimophoeve in Bleiswijk online een Hou je mond gezond!-les te verzorgen op dinsdagmiddag 26 januari, in samenwerking met het Ivoren Kruis.

Daarvoor werd door leerlingen zelf materiaal uit de poetskoffer langs de deuren gebracht, zodat alle kinderen thuis mee kunnen doen met de les. “Een mooie samenwerking met een gezamenlijk belang, namelijk die van een gezonde mond” geeft Manon aan.

Preventie-activiteiten op een andere manier

“Behalve dat het leuk is om deze poetsles te geven, is het ook de bedoeling te laten zien dat mondzorgverleners nu op andere manieren hun goede preventie-activiteiten kunnen uitvoeren. Door deze online poetsles te verzorgen, laat Manon van Splunter zien dat het ook in deze coronatijd goed mogelijk is te werken aan preventie van cariës en andere mondproblemen” aldus Hans Prakken, bestuurslid Ivoren Kruis.

Hou je mond gezond

NVM-mondhygiënisten is voorstander van het gezamenlijke project ’Hou je mond gezond’ van het Ivoren Kruis en Colgate-elmex. Het Ivoren Kruis (1910) is een wetenschappelijke vereniging van tandartsen, mondhygiënisten en andere mondzorgverleners en heeft als ambitie de mondgezondheid in Nederland op een zodanig hoog niveau te brengen dat een gezonde mond en een gaaf gebit voor elke inwoner van jongs af aan tot op hoge leeftijd binnen bereik komt.
Dit succesvolle project is door het RIVM erkend als interventie voor een gezonde leefstijl. Sinds de start van het project, zijn al meer dan 30.000 poetslessen gegeven waarmee al meer dan 900.0000 kinderen én hun ouders zijn bereikt met de preventieboodschap: poets 2x per dag je tanden met fluoridetandpasta.

Bekijk de website Hou je mond gezond! voor het bekijken van ideeën voor het verzorgen van een les.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis