Testpraktijken bij het KIMO

Testpraktijken bij het KIMO nog steeds van harte welkom

Mondzorgraktijken met interesse in kwaliteit en veiligheid zijn nog steeds van harte welkom om KIMO Testpraktijk te worden. Richtlijnontwikkeling is belangrijk maar we willen ook weten of de richtlijnen doen wat ze moeten doen in de dagelijkse praktijk.

Testen per richtlijn

Als je meedoet als Testpraktijk, dan kun je op een zeker moment gevraagd worden om voor periode van een aantal maanden een beperkte set gegevens beschikbaar te stellen van een patiëntbehandeling waarover een specifieke richtlijn adviezen geeft. We hebben het eenvoudig opgezet zodat het voor de behandelaar en de praktijk nauwelijks tijd kost omdat we een deel van de gegevens automatisch uit de praktijksoftware lezen met behulp van Dental Rules.

Nu al twintig Testpraktijken

Op dit moment hebben zich twintig Testpraktijken aangemeld. Om te zorgen dat we het werk makkelijk kunnen verdelen is het mooi meegenomen als we nog eens zo’n groep praktijken bereid vinden om deel te nemen.

Kennis en ervaring uitwisselen

Als Testpraktijk sta je nog dichter bij de actualiteit van richtlijnontwikkeling. Het KIMO leert van jullie en de jouw praktijk krijgt de mogelijkheid om te leren van de kennis en ervaring van KIMO en die van het netwerk van de andere Testpraktijken.

Voorwaarden

Deelname is geheel vrijblijvend. Alle (gespecialiseerde) mondzorgpraktijken, groot en klein, zijn van harte welkom. Het heeft vooralsnog de voorkeur dat je werkt met Exquise, Simplex of Dental Rules. Gegevens worden anoniem en veilig verzameld. Het KIMO heeft een supportdesk beschikbaar voor vragen. Je kunt gedurende de periode dat je beschikbaar bent het Testpraktijk-logo op je website plaatsen.

Meer informatie een aanmelden

Aanmelden doe je via info@hetkimo.nl en als je vragen hebt, neem dan contact op met Maarten Jansen – 06 51314235. Lees meer
Het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO) ontwikkelt klinische praktijkrichtlijnen voor de hele mondzorg in opdracht van KNMT en FTWV.

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Casus-implantologie-Wat-zien-we-hier-400

Casus implantologie: Wat zien we hier?

Bekijk de casus: wat zie je? Lees de uitgebreide uitwerking met foto’s door implantoloog Lotte Pull ter Gunne en parodontoloog en ACTA-hoogleraar Fridus van der Weijden, beiden werkzaam bij Implantologie Utrecht.

Casus

Het betreft bij deze casus een jonge man jaar met meerdere agenesiën. Daarbij missen ook de 12 en 22. Op 19-jarige leeftijd is er bij hem geïmplanteerd waarbij er vooraf een kinbot transplantatie is gedaan om voldoende botvolume te hebben. Hij komt bij ons voor een intake consult vier jaar nadat de implantaten zijn geplaatst. Het beeld in afbeelding 2 van zijn lach maakt begrijpelijk dat hij de grijze verkleuringen bij de twee laterale incisieven niet mooi vindt. Parodontaal is het op orde (afbeelding) maar de verwachting op basis van het klinisch beeld is dat het buccale bot bij de 12 en 22 is verdwenen waardoor het grijze titanium van de implantaten doorschemert.

Afbeelding 1. Wat zien we hier

Afbeelding 1. Wat zien we hier?

Afbeelding 2. In zijn lach zien we een grijze verkleuring boven de twee laterale incisieven

Afbeelding 2. In zijn lach zien we een grijze verkleuring boven de twee laterale incisieven

Het röntgenbeeld toont dat de implantaten approximaal tot boven de eerste winding in het bot zitten. Hoewel distaal van de 22 het röntgenbeeld verdacht is op mogelijk botverlies. De gecementeerde kroon op het implantaat van de 12 sluit niet goed aan op het abutment en mogelijk de 22 ook niet als we het distale aspect bekijken (afbeelding 3).

Afbeelding 3. Röntgenbeeld implantaat locatie 12 en 22

Afbeelding 3. Röntgenbeeld implantaat locatie 12 en 22

Machtiging door zorgverzekeraar

Omdat de twee implantaten in verband met agenesiën tezamen met een implantaat op locatie 41 en 45 door de zorgverzekeraar zijn gemachtigd, wordt een verzoek gedaan om de problemen bij beide implantaten in het esthetische gebied op te lossen. Het verkrijgen van deze machtiging gaat niet zonder slag of stoot. Na eerst de aanvraag te hebben afgewezen gaat de adviserend tandarts uiteindelijk toch akkoord onder de voorwaarde dat wij de garantie geven dat na de door ons voorgestelde behandeling niet alsnog over twee jaar nieuwe implantaten of behandelingen die verband houden met de implantaten worden aangevraagd. Dit soort eisen van een zorgverzekeraar maken het wel ingewikkeld om doelmatige zorg te bieden. Want wil je als behandelaar geen risico lopen, dan zou je op basis van een dergelijke eis geneigd zijn om dan toch maar te kiezen voor opnieuw implanteren. Anderzijds zou dit een langdurig traject zijn en een behoorlijk invasieve ingreep waarbij het maar de vraag is of het esthetisch fraaier gaat worden. In feite beginnen we hier als behandelaar op een zodanige achterstand dat het zoeken is met welke ingreep we hier wel een bevredigende situatie kunnen bereiken. Maar we besluiten om op basis van onze ervaring toch maar een minder invasieve gok te wagen waarbij de behandeling er als volgt heeft uitgezien.

Behandeling

Als eerste werden de kronen van de 12 en 22 verwijderd waarna er coverscrews (0mm hoog) werden geplaatst. De randen van het transgingivale weefsels werden gede-epithelialiseerd waarna de partiële uitneembare prothese werd geplaatst (afbeelding 4).

Afbeelding 4. Na het verwijderen van de kronen 12 en 22 en het plaatsen van een noodprothese

Afbeelding 4. Na het verwijderen van de kronen 12 en 22 en het plaatsen van een noodprothese

Voor het schoon houden van de weefsels rond de 12 en 22 kreeg meneer een zachte chirurgische tandenborstel mee en een recept CHX-spray. Het doel van deze ingreep was om de transitie openingen van de twee kronen dicht te laten groeien zodat bij een volgende ingreep er voldoende weefsel zou zijn om de wond primair te sluiten. Bij de controle 2 weken later waren de weefsels goed genezen (afbeelding 5).

Afbeelding 5. Twee na het verwijderen van de kronen zijn de transitie openingen van de kroon op de 12 en 22 mooi gesloten

Afbeelding 5. Twee na het verwijderen van de kronen zijn de transitie openingen van de kroon op de 12 en 22 mooi gesloten

Na een verdere genezingsperiode van 2 weken werd de vervolgbehandeling uitgevoerd met als doel het buccale bot weer op te bouwen. Na opklappen van de weefsels en schoonmaken rond de implantaten, bleek dat de implantaten buccaal inderdaad niet meer met bot bedekt waren. Daarbij bleken er op 4-5mm diepte bij het implantaat 22 cementresten aanwezig te zijn, wat het komvormige defect zou kunnen verklaren.

Afbeelding 6. Het beeld na opklap en het verwijderen van het granulatie weefsel en bindweefsel resten

Afbeelding 6. Het beeld na opklap en het verwijderen van het granulatie weefsel en bindweefsel resten

Het implantaat oppervlak van de beide implantaten werd gereinigd met carbon fiber curettes en de air-polisher met tricalciumfosfaat poeder. Zoals de afbeelding laat zien heeft het implantaat oppervlak dan het aspect alsof deze net uit de verpakking is gekomen (afbeelding 7). Onderzoek van onze collega Anna Louropoulou heeft laten zien dat inderdaad na het gebruik van de air-polisher de biocompatibiliteit van het implantaat hersteld kan worden.

Afbeelding 7. Implantaten na reiniging met carbon fiber instrumenten en de airpolisher

Vervolgens werd het buccale bot opgebouwd met een mengsel van BioOss (xenograft) en MinorOss (allograft donor bot) wat afgedekt werd met een ACE-membraan (slow resorbable membrane). Nadat de weefsels gesloten waren met een 4×0 teflon elastisch (cytoplast) hechtmateriaal en een microfijn 6×0 polypropyleen (Hu-Friedy) hechtmateriaal werd de partiële uitneembare prothese aangepast en ingekort zodat deze geen druk op de zachte weefsels gaf (afbeelding 8).

Afbeelding 8. Klinisch beeld na opklap, botopbouw en aanpassen van de noodprothese

Afbeelding 8. Klinisch beeld na opklap, botopbouw en aanpassen van de noodprothese

Het weefsel rond de 12 genas zonder verdere bijzonderheden. Rond de 22 duurde het wat langer voordat de wond zich helemaal gesloten had. Nadat de weefsels voldoende genezen waren bleek dat er rond de 12 buccaal meer  volume aanwezig was dan rond de 22. Er werd besloten om rond beide implantaten een bindweefselgraft uit te voeren om meer volume te krijgen (afbeelding 9).

Afbeelding 9. Occlusaal aanzicht na plaatsen bindweefsel transplantaat en de palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4x0 Cytoplast hechtzijde

Afbeelding 9a. Occlusaal aanzicht na plaatsen bindweefsel transplantaat

Afbeelding 9. de palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4x0 Cytoplast hechtzijde

Afbeelding 9b. De palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4×0 Cytoplast hechtzijde

Het is altijd fraai om te zien hoe snel zo’n palatinale donorsite geneest. Afbeelding 10 toont de situatie na twee weken waarop de hechtingen verwijderd worden. De wond is mooi gesloten en er is nog wel een kleine lichte roodheid te zien. De ervaring leert dat die 4 weken na de ingreep volledig is verdwenen en het palatinale weefsel weer mooie roze kleurt.

Afbeelding 10. Genezing palatinale donorsite na 2 weken

Afbeelding 10. Genezing palatinale donorsite na 2 weken

Op het moment van het opnieuw vrijleggen van de implantaten en het plaatsen van een healing abutment is al te zien dat er een mooie toename in bot en gingiva volume is vergeleken met de situatie na het verwijderen van de suprastructuren (Afbeelding 11).

Afbeelding 11. Na het plaatsen van de healing abutments

Afbeelding 11. Na het plaatsen van de healing abutments

Na het plaatsen van de nieuwe kronen hebben we een mooie eindresultaat behaald waarbij de implantaten niet meer grijs door het tandvlees schemeren en de vorm en kleur van de kronen meer overeenkomen met de natuurlijke elementen (afbeelding 12). De kronen op de 12 en 22 zouden bij nader inzien iets korter mogen ten opzichte van de 11 en 21. Dit is besproken met de patiënt en met de collega verwijzer die de kronen heeft vervaardigd maar er is in overleg besloten dit zo te laten. Ook de kroonranden zijn nog enigszins zichtbaar omdat de stand van de implantaten alleen een gecementeerde oplossing toeliet en de papil tussen de 12 en 11 heeft nog een ‘streepje’. De verwachting was dat in de loop van de tijd de gingiva nog wat coronaal zou kruipen. De situatie 2 jaar later (afbeelding 12) laat zien dat dit inderdaad het geval is. De patiënt kan weer zonder schroom lachen.

Afbeelding  12. Het klinisch beeld  bij de nulmeting na het plaatsen  van de kronen aan de linkerzijde en het resultaat 2 jaar later

Afbeelding  12. Het klinisch beeld  bij de nulmeting na het plaatsen  van de kronen aan de linkerzijde en het resultaat 2 jaar later

Beschouwing

Volgroeid

Er is een grote variatie in de leeftijd waarin kinderen volgroeid zijn. Daarom kun je de chronologische leeftijd niet als criterium gebruiken. Om er zeker van te zijn dat de groei gestopt is, kan beter op een röntgenfoto bekeken worden in hoeverre de groeischijven (epifysair schijven) in hand en pols zijn gesloten. Bij meisjes begint het dichtgroeien rond het zestiende levensjaar, bij jongens rond het achttiende jaar. De genoemde leeftijden zijn natuurlijk gemiddelden en zoals gezegd is er een behoorlijke variatie. Bij sommige kinderen zijn de groeischijven al eerder dichtgegroeid, bij anderen duurt het juist langer. Maar als ze eenmaal gesloten zijn is de eindlengte bereikt.

Gelaatsgroei

De gelaatsgroei vertoont een vast groeipatroon namelijk naar ventraal en naar caudaal. Een deel van de voorwaartse groei wordt gecompenseerd door resorptie aan de voorkant van de maxilla. De mate waarin dit gebeurt is lastig te voorspellen en is sterk individueel bepaald. Door groei gaan de frontelementen met het ouder worden steiler staan.  De transversale groei van de bovenkaak vindt plaats vanuit de midpalatinale sutuur en gaat door voor zowel jongens als meisjes tot ongeveer het 12de levensjaar. De duur van de sagitale en verticale  groei is voor jongens en meisje verschillend. Bij meisjes gaat de sagitale groei door tot gemiddeld het 14de en 15de levensjaar terwijl de verticale groei doorgaat tot het 17e en 18e. Daarentegen gaat bij jongens de sagitale groei door tot gemiddeld het 20de en 22de levensjaar terwijl de verticale groei doorgaat tot het 25e. De groei van de processus alveolaris, gemeten van het 4de tot het 21ste levensjaar is gemiddeld 14,6mm variërend van 9,5 tot 21mm. Ongeveer een derde deel van deze groei wordt gecompenseerd door resorptie van de neusbodem. Uit onderzoek blijkt verder dat de craniofaciale groei mogelijk nooit stopt en dat er gemiddeld nog veranderingen van 0,1mm/jaar mogelijk zijn.

Conclusie bovenstaande casus

Op grond van al deze informatie kun je concluderen dat er bij bovengenoemde casus te vroeg is geïmplanteerd waarbij waarschijnlijk door groei en remodeling aan de voorzijde van de maxilla de implantaten hun buccale bot zijn kwijt geraakt. Verder maakt het feit dat mensen gemiddeld met 0,1 mm/jaar door blijven groeien dat zeker op jonge leeftijd ervoor gewaarschuwd moet worden dat implantaten, doordat ze in het schedelbot gefixeerd zitten, achter kunnen blijven in de groei. Er kan daardoor een incisaal niveauverschil ontstaan. Om dat te compenseren zullen er nieuwe restauraties op het implantaat in de toekomst noodzakelijk zijn om de esthetiek zo goed mogelijk te herstellen.

Referenties

  • Björk A, Skieller V. Growth of the maxilla in three dimensions as revealed radiographically by the implant method. Br J Orthod. 1977; 4: 53-64.
  • Kuijpers MAR, Lange J de, Gool AV van. Gelaatsgroei en implantaten in het bovenfront. Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 130-133.

Door:
Lotte Pull ter Gunne: In 2005 behaalde zij haar Master Tandheelkunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Daarna werkte zij als algemeen practicus. In 2013 rondde zij de postdoctorale opleiding Orale Implantologie en Prothetische Tandheelkunde aan het ACTA af. Momenteel is zij werkzaam bij Implantologie Utrecht.

Fridus van der Weijden: Hij studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn Parodontologie en Implantologie praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan het ACTA.

Lees meer over: Casus, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
Mondzorg bij het kind IX

Nieuwe KIMO-richtlijn KPR Mondzorg voor Jeugdigen, module Preventie en behandeling

Bij KIMO is onlangs de Klinische praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen, module Preventie en behandeling verschenen. Em. prof. dr. A.M. Kuijpers-Jagtman en dr. N.G. Blanksma van de Richtlijnontwikkelcommissie vertellen hoe de richtlijn tot stand is gekomen, hoe je preventie bij kinderen het beste kunt aanpakken en welke behandelmethoden je kunt toepassen bij cariës.

PDF’s richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës

Bekijk de volledige richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës (2020

Bekijk de samenvatting

Bekijk de patiënteninformatie

Bekijk het stroomschema behandeling melkdentitie

Bekijk het stroomschema behandeling blijvende dentitie

Bekijk het implementatieplan

Waarom is deze richtlijn opgesteld?

“De eerste Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen dateert alweer van 2012. In deze richtlijn kwam de gehele kindertandheelkunde aan bod en de richtlijn werd mede daardoor niet ervaren als makkelijk te raadplegen. De wens bestond om een handzame, gebruikersvriendelijke richtlijn op te stellen waarin antwoord wordt gegeven op veel gestelde vragen over diagnostiek, preventie en behandeling. Daarnaast is er veel nieuwe wetenschappelijke literatuur verschenen over de behandeling van cariës. Deze nieuwe richtlijn toont de huidige inzichten met betrekking tot de ziekte cariës en geeft antwoord op veel gestelde vragen in de praktijk. Cariës is een gedragsziekte en daarom kunnen preventie en beslissingen over (invasieve en non-invasieve) behandeling bij jeugdigen niet los van elkaar gezien worden. Te snel overgaan op symptoombestrijding zal op termijn niet leiden tot de beoogde verbetering van de mondgezondheid.
Deze richtlijn beoogt de mondzorgverlener een duidelijk handvat te bieden voor een efficiënte en veilige zorg aan jeugdigen ter preventie en behandeling van cariës. Voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers is het belangrijk dat zij goed geïnformeerd zijn en samen met de mondzorgverlener kunnen beslissen over preventie en behandeling.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Op initiatief van het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO) is in het najaar van 2018 gestart met de voorbereiding van de ontwikkeling van deze klinische praktijkrichtlijn. De richtlijnontwikkeling is gestart met een invitational conference in november 2018 met als doel knelpunten te inventariseren en te prioriteren op het gebied van de mondzorg voor jeugdigen waar het gaat om preventie en behandeling. Je wilt immers een richtlijn ontwikkelen voor knelpunten die daadwerkelijk in de praktijk worden gevoeld. Op basis van de uitkomsten van de invitational conference zijn de knelpunten en uitgangsvragen vastgesteld die in de richtlijn aan de orde moeten komen.

De Richtlijn Ontwikkelcommisie (ROC) is in maart 2019 van start gegaan. Voor de ontwikkeling van de richtlijn ‘Mondzorg voor jeugdigen – preventie en behandeling’ zijn de criteria gevolgd, die zijn beschreven in het AGREE-II instrument (Brouwers, 2010). Dit is een internationaal gevalideerde en geaccepteerde methode voor de ontwikkeling van evidence-based richtlijnen. Daarnaast is gebruik gemaakt van de Kwaliteitsstandaarden van Zorginstituut Nederland.

Vervolgens is naar wetenschappelijk bewijs gezocht voor de antwoorden op de uitgangsvragen met behulp van systematisch literatuuronderzoek. De bevindingen hieruit zijn terug te vinden in de richtlijn. De kracht van het wetenschappelijke bewijs is beoordeeld volgens de principes van de GRADE-methodiek. Op basis hiervan zijn conclusies geformuleerd. Daarmee heb je nog geen klinisch bruikbare richtlijn. In de klinische besluitvorming zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijk bewijs ook andere aspecten van belang zoals waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten, balans tussen gewenste en ongewenste effecten van interventies en organisatorische aspecten. Op basis van wetenschappelijk bewijs en de overige overwegingen heeft de ROC vervolgens aanbevelingen geformuleerd. Daarna is de conceptrichtlijn in mei 2020 in een brede commentaarronde voorgelegd aan de betrokken wetenschappelijke en beroepsverenigingen, evenals aan andere bij het onderwerp betrokken organisaties. De commentaren zijn in de ROC besproken, waarna de definitieve richtlijn is geformuleerd.

De ontwikkeling van een nieuwe richtlijn is niet los te zien van de invoering ervan. Het inpassen van een richtlijn in de dagelijkse praktijk betekent voor veel gebruikers immers een verandering van routine. Zo stopt het proces niet bij de ontwikkeling en publicatie van de richtlijn, maar is de implementatie ervan een logisch proces in nauwe samenwerking met de leden van het KIMO, de KNMT en NVM-mondhygiënisten.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“In de richtlijn is veel aandacht voor preventie en de vraag hoe een mondzorgverlener kinderen (tot 18 jaar) en hun ouders/verzorgers kan motiveren tot gebitsgezond gedrag. Daarnaast komt aan de orde hoe glazuurlaesies, niet-gecaviteerde en gecaviteerde dentinelaesies in melkelementen en in blijvende gebitselementen behandeld dienen te worden. Er wordt kort ingegaan op de wenselijke organisatie van de mondzorg voor jeugdigen waarbij de commissie pleit voor een verdergaande samenwerking tussen mondzorgverleners en de Jeugdgezondheidszorg. En zoals ook hierboven al is gezegd, bepreekt de richtlijn ook de implementatie en de mogelijke obstakels.”

Hoe kun je preventie bij kinderen het beste aanpakken?

“Begin op jonge leeftijd!!! Ouders staan open voor informatie, ze willen immers het beste voor hun kind. Bedenk dat van jongs af aan direct het goede gedrag aanleren makkelijker is dan het veranderen van bestaande gedragspatronen. Probeer daarom kinderen vóór of vanaf het moment van de doorbraak van de eerste gebitselementen te begeleiden. Spreek in overleg met de ouders een passend interval voor periodiek mondonderzoek af. Handig is om hierbij de systematiek van het Deense Nexø project of het Gewoon Gaaf project van het Ivoren Kruis te volgen. Regelmatig tandartsbezoek vanaf jonge leeftijd, waarbij aandacht voor mondgezondheid en tijdige voorlichting voorop staat, zorgen er ook voor dat een kind gewend is aan regelmatige, niet bedreigende bezoeken aan de praktijk en biedt zo bescherming tegen het ontstaan van tandartsangst.

Geef complimenten als ouders en kind zich houden aan het Advies Cariëspreventie (tweemaal daags twee minuten zorgvuldig poetsen met fluoridetandpasta passend bij de leeftijd van het kind, en maximaal zeven eet- en drinkmomenten per dag). Wijs ouders op het belang van napoetsen (niet kijken, maar poetsen) tot kinderen van 10-12 jaar en natuurlijk blijven ouders ook daarna verantwoordelijk voor de mondgezondheid van het kind. Complimenten zijn een goede stimulans om het juiste gedrag voort te zetten.

Spoor ongezond gedrag op door te vragen naar poets- en voedingsgewoonten en motiveer kinderen en ouders dit ongezond (risico)gedrag aan te passen door middel van motiverende gespreksvoering (zoals bijvoorbeeld Motivational Interviewing), waarbij het afhankelijk is van de leeftijd en zelfstandigheid van het kind of dit vooral op de ouders of op het kind zelf gericht is. Als je tips en adviezen geeft, laat ouders en kind dan op korte termijn terugkomen zodat je kunt zien of je adviezen goed worden opgevolgd (dat is een compliment waard!) of dat aanpassing en/of bijsturing nodig is.”

Hoe kun je cariës bij kinderen het beste behandelen?

“Preventie is ook hier het sleutelwoord. Goede mondhygiëne in combinatie met fluoridetandpasta passend bij de leeftijd van het kind, kan cariësactiviteit remmen of stoppen. De mondzorgverlener kan een kind en diens ouders/verzorgers effectief ondersteunen bij preventieve maatregelen. Daarom hoort de vraag naar toepassing van het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis tijdens elk bezoek terug te komen. Aandacht voor voeding hoort hier zeker bij. Inclusief maaltijden wordt een totaal van maximaal zeven eet- en drinkmomenten aangeraden. Dat geldt ook voor borstvoeding. Voor een peuter (kind tussen 2 en 4 jaar) zijn zeven eet-en drinkmomenten over het algemeen veel en geldt dat vijf eet- of drinkmomenten voldoende zijn. Het is aan te raden dat kinderen vanaf 9 maanden leren drinken uit een beker in plaats van een zuigflesje. Ook moet voorkomen worden dat kinderen na het tandenpoetsen, een antilek/tuitbeker mee in bed krijgen met zoete inhoud of met melk. Eventueel kan een antilekbeker/tuitbeker als tussenstap worden gebruikt. In gesprek met het kind en ouders dient gezocht te worden naar een vorm die werkbaar is voor het gezin, je adviezen moeten immers wel uitvoerbaar zijn!”

Welke non-invasieve behandelingen zijn mogelijk? Wanneer kies je daarvoor?

“Laesies in melk- en blijvende elementen die beperkt zijn tot het glazuur en dentinelaesies die niet gecaviteerd zijn, kunnen met behulp van non-invasieve technieken worden behandeld. Ook hierbij is het identificeren van het ongezonde risicogedrag van belang, waarbij in samenspraak met kind en ouders naar mogelijke aanpassingen van dit gedrag wordt gestreefd. Eventueel kan een fluoridevernis (>20.000 ppm F) worden geappliceerd op de aangetaste vlakken. Fluoridevernis heeft de voorkeur boven een fluoridegel; het lijkt effectiever, het bewijs ervoor is krachtiger en het is de meest veilige optie. Fluoridevernis kan maximaal 4x per jaar worden toegepast tot de actieve cariëslaesies inactief (arrested) zijn geworden.
Als het Advies Cariëspreventie ontoereikend is, kun je ook adviseren om het kind te poetsen met een tandpasta met een hogere fluorideconcentratie (kinder/junior/volwassen tandpasta tot maximaal 1500 ppm F) en/of adviseer een tijdelijke verhoging van de poetsfrequentie. Om het risico op fluorose beperkt te houden, wordt geadviseerd om dan een halve centimeter tandpasta te gebruiken.
Bij cariësactiviteit, en als zelfzorgmaatregelen (voorlopig) niet lukken en het tijdelijk appliceren van een fluoridevernis op aangetaste vlakken niet mogelijk/succesvol is, kan mogelijk een sealant met glasionomeercement geïndiceerd zijn voor de fissuren en pitten. Bij doorbrekende elementen en situaties waarbij controle over het drooghouden van het werkterrein problematisch is, kan een glasionomeercementfissuurlak worden gebruikt.”

Wanneer moet je ervoor kiezen om invasief in te grijpen? Wat kun je dan het beste doen?

“Bij gecaviteerde dentinelaesies die niet toegankelijk zijn voor tandenborstel, is invasief ingrijpen gewenst omdat de laesie immers niet door kind en/of ouder kan worden schoongehouden en dus niet tot stilstand kan worden gebracht. De meest geschikte behandeloptie is afhankelijk van de locatie, bereikbaarheid, het stadium van gebitsontwikkeling en diepte van de actieve cariëslaesie, waarbij de principes van minimale invasieve tandheelkunde en minimale belasting van het kind het uitgangspunt zijn. Behandelopties voor melkelementen zijn de Non-Restorative Cavity Treatment (NRCT) methode, een conventionele minimaal invasieve restauratie of ART of een Hallkroon.
Bij NRCT ligt de focus op het inactiveren van het cariësproces door actieve beïnvloeding en monitoring van het hele complex van cariësbeïnvloedende en -veroorzakende factoren in de mond. Bij het 5-punts NRCT-concept bestaat de behandeling uit 1) informed consent; 2) niet-toegankelijke cariëslaesies worden toegankelijk gemaakt; 3) afhankelijk van noodzaak kunnen remineraliserende/desensibiliserende middelen zoals fluoridevernis, silver diamine fluoride (SDF) en/of sealant met glasionomeercement worden aangebracht, 4) de ouders worden getraind en begeleid in het schoonhouden van de caviteit; 5) het proces wordt gemonitord door middel van mondfotografie of beschrijving (Gruythuyzen 2010, 2019). Doordat de cariëslaesie niet afgesloten wordt, blijft een zichtbare evaluatie op de ontwikkeling van het proces en het resultaat van de interventie mogelijk.
Indien er gekozen wordt om een restauratie te maken met composiet of in geval van melkelementen met compomeer, dient het dentine tot 1 mm onder de glazuur-dentine grens hard te zijn, centraal mag aangetast dentine achterblijven. Centraal excaveren tot hard dentine is overbehandeling! Afhankelijk van de diepte van de laesie wordt centraal alleen het zachte dentine geëxcaveerd (bij diepe laesies) of tot leerachtig of stevig dentine (bij minder diepe laesies). Het doel is om de pulpa te beschermen maar ook om een restauratie te maken van voldoende omvang in verband met de eigenschappen van het restauratiemateriaal. Kortom: perifeer reinigen altijd tot op hard dentine, maar centraal nooit!
Ook de Hallkroon kan een goede optie zijn bij cariëslaesies posterior in melkelementen, bijvoorbeeld als het herhaaldelijk inzetten van motiverende gesprekstechnieken betreffende mondgezondheid onvoldoende effect heeft gehad. Omdat anesthesie en excaveren van carieus weefsel niet nodig zijn, is de behandeling voor het kind weinig belastend. Echter, een Hallkroon heeft, net als een restauratie, als risico dat het onderliggende probleem, namelijk het ontbreken van goede mondhygiëne en/of een gezond eetpatroon, geen of te weinig aandacht krijgt.
Omdat er geen bewijs is dat de effectiviteit van een restauratie, Hallkroon of NRCT significant verschillend zijn, is het belangrijk om de meest kindvriendelijke methode te kiezen. NRCT heeft als voordeel dat, indien het Advies Cariëspreventie wordt opgevolgd, het kind hier ook in de toekomst profijt van heeft. Voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers is het belangrijk dat zij geïnformeerd mee kunnen beslissen over preventie en behandeling. Het belang van het kind staat altijd centraal.”

Waar moeten tandartsen en mondhygiënisten vooral op letten?

“Preventie is altijd de basis! Zie een kind op tijd, liefst bij doorbraak van de eerste tandjes, identificeer risicogedrag en probeer dit door motiverende gesprekstechnieken aan te passen. Neem de tijd voor klinisch onderzoek en voor een gesprek met de ouders. Zorg ervoor dat adviezen aansluiten op de thuissituatie, pas dan bestaat er immers een gerede kans op opvolgen ervan. Als je tips en adviezen geeft, laat ouders en kind dan op korte termijn terugkomen om te zien of deze goed zijn opgepakt of dat bijsturing en/of aanpassing van de adviezen gewenst is.

Kortom: neem de tijd, heb voldoende aandacht voor het kind en de thuissituatie en probeer ouders en kind te begeleiden bij een juist mondzorggedrag. De tijdsinvestering in het begin, haal je er later dubbel en dwars uit en bovendien geeft het enorm veel voldoening. Als je toch het gevoel hebt ‘tegen een muur op te lopen’ waarbij alle gesprektechnieken en instructies niets lijken te helpen en de cariëslaesies blijven komen, overweeg dan een doorverwijzing naar een kindertandarts/tandarts-pedodontoloog.”

Em. Prof.dr. A.M. Kuijpers-Jagtman, Afdeling Orthodontie, UMCG
Voorzitter Richtlijnontwikkelcommissie Mondzorg voor Jeugdigen – Preventie en behandeling

Dr. N.G. Blanksma, Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde, UMCG
Lid Richtlijnontwikkelcommissie Mondzorg voor Jeugdigen – Preventie en behandeling

PDF’s richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës

Bekijk de volledige richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës (2020

Bekijk de samenvatting

Bekijk de patiënteninformatie

Bekijk het stroomschema behandeling melkdentitie

Bekijk het stroomschema behandeling blijvende dentitie

Bekijk het implementatieplan

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, et al. AGREE II: advancing guideline development, reporting, and evaluation in health care. Prev Med. 2010;51(5):421-4.

Gruythuysen RJ. Niet-Restauratieve Caviteitsbehandeling. Cariësactiviteit beteugelen in plaats van maskeren. Ned Tijdschr. Tandheelkd, 2010; 117: 173-180.
Gruythuysen RJM. Non-restorative cavity treatment: should this be the treatment of choice? reflections of a teacher in paediatric dentistry. Dent Update 2019; 46: 220–228.

 

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z

Prestatie-indicatoren voor een tandartspraktijk

Als je de bedrijfsvoering van je tandartspraktijk wilt verbeteren, kun je sturen op een aantal prestatie-indicatoren. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu lichtte Jasper ter Bogt, adviseur tandheelkundige beroepen bij VvAA, een aantal prestatie-indicatoren toe en gaf tips voor een betere bedrijfsvoering.

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatoren zijn variabelen om prestaties van ondernemingen te analyseren en die over een korte periode meetbaar zijn. Je kunt dus een aantal prestatie-indicatoren uitzoeken waaraan je het succes van je praktijk kunt meten. Je kunt beter een praktijk niet op te veel prestatie-indicatoren sturen; kies er liever een beperkt aantal uit. Meet die dan consequent en bespreek de resultaten met het team.

Praktijkscan

De VvAA biedt een praktijkscan voor tandartspraktijken aan. Daarbij wordt een praktijk doorgelicht op de thema’s marketing, verrichtingen, patiëntenpopulatie, team en financiën. Aan de hand van de resultaten van de praktijkscan bij negen tandartspraktijken lichtte Jasper ter Bogt een aantal prestatie-indicatoren toe.

Teamgerelateerde onderwerpen

Teamgerelateerde onderwerpen die je zou kunnen meten zijn bijvoorbeeld wat je collega’s belangrijk vinden, waarom ze bij jou willen werken en waarom ze weer weg gaan. In de tijd waarin het moeilijk is om personeel te krijgen is het zinvol om hierover na te denken. Er zijn nog weinig praktijken die budgetten vrijmaken voor het aantrekken van nieuwe mensen, terwijl dat misschien wel zou moeten. Je moet goed nadenken over wie je wilt aannemen en wat je te bieden hebt.
Medewerkers blijken het minst tevreden te zijn over beoordelingsgesprekken, terwijl mensen wel graag willen weten hoe ze het doen. Teamoverleg scoort ook slecht, vaak duurt een overleg te lang.

Reviews

Volgens Zorgkaart Nederland heeft een tandartspraktijk voor betrouwbaarheid dertig recente beoordelingen nodig, dat wil zeggen in de afgelopen drie of vier jaar. Zorg er dus voor dat je voldoende reviews krijgt. Je kunt dit bijvoorbeeld doen door twee tot vijf keer per jaar een e-mail te sturen aan patiënten die pas in de praktijk zijn geweest. Vraag dan of ze hun mening online willen delen en zo mensen helpen die een tandarts zoeken die bij hen past en voeg een link toe naar Google reviews en Zorgkaart. Zo krijg je per jaar 10 à 30 reviews zonder dat je iedereen er bij elk bezoek om hoeft te vragen. Reageer ook op reviews die je gekregen hebt, zowel op positieve als negatieve.

Reden voor keuze tandartspraktijk

De belangrijkste reden om voor een nieuwe tandartspraktijk te kiezen is informatie over de inhoud, risico’s en effecten van een behandeling. De meeste mensen vinden heel veel belangrijk bij hun keuze, maar dit punt sprong er uit. Kosten voor een behandeling spelen een kleinere rol als patiënten kennis hebben van de waarde van een behandeling. Alternatieven noemen kan ook helpen.

Aantal patiënten die de praktijk afgelopen jaar niet bezocht hebben
Gemiddeld heeft 60 tot 70% van de ingeschreven patiënten minder dan een jaar geleden zijn tandartspraktijk bezocht. Dit percentage zou rond de 90% moeten liggen. Je kunt namelijk als praktijk beter je werk voor de komende tijd inschatten als alle patiënten geregeld komen.
Als praktijk doe je er goed aan om regelmatig je patiëntenbestand op te schonen door de mensen die al lang niet zijn geweest te benaderen. Je moet zorgen dat ze weer komen of ze anders uitschrijven.

Winst per patiënt

Een nieuwe patiënt levert een praktijk 50 tot 150 euro per jaar aan winst op. (De omzet is 200 à 250 euro.) Als je patiënten gemiddeld minder lang bij je praktijk blijven dan dat je van te voren hebt ingeschat, dan moet je goed nadenken waardoor dit komt. Een patiënt die vijf jaar blijft, levert ongeveer 500 euro winst op. Hiermee kun je uitrekenen wat het je oplevert als je nieuwe patiënten aantrekt.

Boete voor ‘no show’

Gemiddeld brengt een praktijk 5 euro in rekening voor een ‘no show’ (C90). Als je voor een consult 50 euro zou krijgen, is dat dus 45 euro verlies. Als dit je 400 à 500 keer per jaar gebeurt, is dat een aanzienlijke kostenpost. Ga daarom met deze patiënten in gesprek, maar laat dat iemand doen die daar talent voor heeft. Een patiënt die herhaaldelijk niet op komt dagen en die je liever kwijt bent, kun je beter een grotere boete laten betalen.

MO1

Bij drie op de tien controles wordt een preventie-, voorlichting- en/of instructiecode (MO1) gedeclareerd. Praktijken die geen MO1 in rekening brengen, geven deze instructies vaak wel, maar brengen deze dan niet in rekening. Door beter aan de patiënt uit te leggen dat deze instructie latere behandelingen kan voorkomen, zal een patiënt eerder bereid zijn hiervoor te betalen.

Omzet per dag

Als het honorarium van de tandarts-zzp’er van de totale omzet is afgehaald, houdt een praktijk gemiddeld 600 tot 800 euro per dag over. Hiervan moeten de overige kosten dan nog betaald worden. Hoe hoog die kosten zijn, is afhankelijk van de praktijk. Het kan variëren van een paar honderd euro tot wellicht zelfs meer dan die 800 euro.
Het honorarium van de tandarts-zzp’er zou meer gerelateerd moeten zijn aan de omzet die hij of zij genereert. Is dat niet het geval, dan kan een praktijkeigenaar op een dag dat een bepaalde zzp’er werkt, niets verdienen of zelfs verlies lijden.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Welke prestatie-indicatoren zijn belangrijk voor uw tandartspraktijk?’ door Jasper ter Bogt (adviseur tandheelkundige beroepen bij VvAA) tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Financieel, Kennis, Ondernemen
T-Scan

T-Scan: geautomatiseerd occlusale krachten meten

Een T-Scan systeem creëert een video die de occlusale krachten weergeeft. Zo kan de juiste balans in de beet van de patiënt worden bepaald. Hoe werkt dit en wat zijn de voordelen?

Verslag van de lezing van dr. Robert B. Kerstein, tijdens het NVVRT-congres.

Dental Scan met geautomatiseerde occlusale analysen

Met het T-Scan® Occlusal Analysis System kan waardevolle tijd en geld worden bespaard. Ook draagt het bij aan verbetering van klinische resultaten door minimalisatie van destructieve krachten.
Wanneer de patiënt dichtbijt, creëert de T-Scan een video die de dynamiek van deze krachten weergeeft aan de hand van 256 krachten- en tijdmetingen. Deze waardevolle informatie is nodig om gemakkelijk een perfecte balans in de beet van de patiënt te bepalen en te creëren.

Bekijk een video over de T-Scan:

Carbonpapier

Nu wordt aangenomen dat carbonpapier ons laat zien hoeveel krachten, tijd en druk wordt uitgeoefend tijdens de occlusie en articulatie. Dit is alleen een markering. De intensiteit en de grootte van de markering zeggen niets over deze factoren (Shelb, 1989). Zo kan het zijn dat bij hoge krachten de inkt juist wordt weggedrukt en hierdoor de markering uitblijft.
Gelijke markering zegt iets over gelijke contactpunten, maar niet over gelijke belasting. De hulpmiddelen die in de hedendaagse tandheelkunde gebruikt worden, geven dus niet de correcte informatie weer.

De T-scan kan resultaten goed kwantificeren en is niet subjectief zoals articulatiepapier dat wel is. Wij denken vaak dat als er veel inkt is, er dan veel druk wordt uitgeoefend. Vaak is het tegendeel waar. Carbonpapier kwalificeert niet het probleem en de T-scan kan dit wel.

Toegevoegde waarde T-scan

De T-scan kan toegevoegde waarden hebben bij een breed scala in de tandheelkunde zoals:

  • TMD (temporomandibulaire dysfunctie): Als gevolg van groepsgeleiding is er meer spierbelasting en is de kans op TMD groter. Occlusie is de belangrijkster parameter bij TMD.
  • Materiaalmoeheid
  • Toepassing van keramieken
  • Implantaten
  • Toepassingen voor splinttherapie
  • Tandpijn en parodontale problematiek

Voordelen van de T-scan

  • Verbeterde diagnose
  • Voorkomt dat patiënten terugkomen voor occlusale aanpassingen
  • Vermindert frustraties bij patiënt en tandarts bij onopgeloste occlusale problemen
  • Metingen zijn goed reproduceerbaar
  • Verhoogt de kwaliteit van de zorg
  • Minimaal invasief
  • Verlaagt de behandeltijd
  • Versterkt patiënt educatie
  • Verhoogt comfort
  • Vermindert risico op implantaat falen, getraumatiseerde tanden, onstabiele prostheses, ineffectieve splints en porselein fracturen: Neemt de occlusale disbalans weg en voorkomt overmatige wrijving
  • Voorkomt overbodige occlusale aanpassingen waardoor materialen zwak worden
  • Maakt een goede documentatie van de resultaten mogelijk en maakt het werken voorspelbaar

Overmatige wrijving leidt tot:

  • Slijtage van tandstructuren
  • Frictie van de tanden, wat over een langere periode abfractie tot gevolg heeft
  • Hyperfunctie van de kauwmusculatuur, wat leidt tot overmatige belasting van de kauwmusculatuur

Krachten

Problemen die na restauraties ontstaan, hebben vaak te maken met het feit dat we niet in staat zijn krachten in de mond te beoordelen aan de hand van carbonpapier en wasregistraties. Met T-scan is dit wel mogelijk. In 0,003 seconde kan dit worden weergegeven.
Mensen zijn sceptisch over de dikte van de sensor, maar dit is onterecht. De sensor heeft een minimale dikte en gaat niet kapot, wat zorgt dat resultaten reproduceerbaar zijn. Carbonpapier gaat kapot na herhaalt gebruik en zorgt dat markering na herhaald gebruik minder betrouwbaar wordt.
De T-scan geeft weer hoeveel tijd de tanden contact maken met elkaar,
hoe groot de krachten zijn die worden uitgeoefend en meet de druk tussen de tanden. Zo krijg je snel inzicht in welke contacten tot problemen leiden of kunnen gaan leiden.

Onderzoeken

  • Grootte en intensiteit van de markering zegt niets over de belasting (Shelb, 1989).
  • Grootte van de markering neemt niet toe bij toename van de uitgeoefende krachten (Saad et al., 2008).
  • Verschillende markeringsgrootte kunnen een enkele belasting weergeven (Carey et al, 2007).
  • Enkele markeringen kunnen meerdere krachten weergeven (Carey et al., 2007).
  • Grootste markering geeft alleen bij 36% van de gevallen het meest krachtige tandcontact weer (Quadeer et al., 2012).
  • Gebruik van klassieke indicatoren leidt tot een verkeerde interpretatie en therapeutische fouten bij het maken van aanpassingen (Soaita, 2013).

Conclusies

  • Het kiezen van het meest krachtige tandcontact gebaseerd op markeringsgrootte is zeer onnauwkeurig.
  • De grootte van de markering geeft op geen enkele manier een indicatie van de grootte van de uitgeoefende occlusale kracht weer.

Robert Kerstein, heeft een praktijk in Boston die uitsluitend gericht is op Prosthetische tandheelkunde en CMD problemen. Hij was van 1985 tot 1998 “clinical professor en doceerde er “FIXED en “REMOVABLE op de afdeling Restaurartieve Tandheelkunde. Zijn interesse gaat vooral uit naar occlusie-analyse en de rol die occlusive en disclusie spelen bij het ontstaan van pijnklachten in het kauwstelsel.

Verslag door tandarts Nika van Koolwijk voor dental INFO van het NVVRT-congres Hou hou je HET heel? Dit verslag is in 2016 geplaatst.

Update januari 2021
Lees ook het onderzoek Accuracy, reliability and clinical implications of static compare to quantifiable occlusal indicators, gepubliceerd in het European Journal of Prosthodontics and Restovative Dentistry.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Diagnostiek, Kennis, Thema A-Z

Kunst van elkaar begrijpen: omgaan met beperkte gezondheidsvaardigheden

Wegens corona werd het NVM-najaarscongres in webinar-vorm gegoten. Spreker Monique Heijmans nam de kijkers mee in wat het belang is van gezondheidsvaardigheden en het belang om daar aandacht aan te besteden.

Wat zijn gezondheidsvaardigheden

Van burgers, cliënten en patiënten wordt steeds meer verwacht dat zij een actieve rol spelen in het omgaan met gezondheid en ziekte. Er wordt verwacht dat zij actief meebeslissen over behandelingen, zelf actief op zoek gaan naar informatie en zelf zoveel als mogelijk de regie voeren over hun gezondheid en ziekte. Het nemen van eigen verantwoordelijkheid wordt steeds meer benadrukt en verwacht. Dit ziet men ook terug in de nieuwe definitie van gezondheid (van Machteld Huber) waarin gezondheid het vermogen is om je aan te passen en de eigen regie te voeren in allerlei uitdagingen van het leven. Eigen regie en een actieve patiëntenrol vraagt veel van de burger. De logische vraag die rijst is dan ook: kan iedereen deze actieve patiëntenrol daadwerkelijk vervullen? Eenduidig luidt het antwoord: nee. Heel veel mensen willen dit wel, maar kunnen dat niet. Wat men terug hoort vanaf de werkvloer is er dat een hele grote diversiteit is in de mate waarin mensen zelf in staat zijn regie te voeren over hun zorg en leven als geheel. Gezondheidsvaardigheden spelen een belangrijke rol.

De definitie van gezondheidsvaardigheden (health literacy): vaardigheden van mensen om informatie te vinden, te begrijpen en te kunnen toepassen ten aanzien van beslissingen over gezondheid.

Welke vaardigheden zijn het?

Om informatie te kunnen vinden, begrijpen en toepassen zijn heel veel verschillende vaardigheden nodig:

Functionele vaardigheden:

  • Geletterdheid
  • Cijfervaardigheid. Bijvoorbeeld: “U heeft 15% kans op…” Wat betekent dat precies?
  • Om kunnen gaan met de pc; want veel wordt op internet gedeeld.

Informatie verwerking:

  • Kunnen vinden en begrijpen van info
  • Basiskennis lichaam
  • Abstractievermogen; want je moet kunnen bedenken of het relevant is voor jouw situatie

Sociaal / psychologische vaardigheden:

  • Communicatievaardigheden
  • Sociale vaardigheden
  • Kennis kunnen omzetten in gedrag
  • Vertrouwen in eigen kunnen

Als je bij de mondhygiënist komt zijn heel veel verschillende vaardigheden nodig: je moet een afspraak maken, je zorgvraag of klachten kunnen formuleren en duidelijk vertellen en adviezen van de mondhygienist, bijvoorbeeld over poetsen of gebruik van ragers begrijpen en thuis kunnen toepassenen Dit lijkt simpel maar heel veel mensen hebben beperkte vaardigheden: 1 op de 10 mensen heeft moeite met lezen en schrijven, 1 op drie met het vinden en begrijpen van informatie en 1 op de 2 heeft zelfs moeite om de zorgvraag te formuleren.

Wie hebben beperkte gezondheidsvaardigheden?

  • 43,2 % van de mannen
  • 30,1 % van de vrouwen
  • 54,7 % van de laag opgeleiden
  • 41,3% van de middelbaar opgeleiden
  • 27,2% van de hoger opgeleiden
  • 31,8% van de 18-39 jarigen
  • 35% van de 40-64 jarigen
  • 46,9% van de 65-plussers

Context is everything

Ouderen hebben dus vooral veel moeite maar het is heel contextafhankelijk. Ook jongeren of hele intelligente mensen kunnen er moeite mee hebben. We voelen ons heel vaardig in de ene situatie maar bij een andere situatie niet-vaardig. Als je iemand voor je hebt, wie dan ook, je mag nooit vanuit gaan dat mensen het snappen of dat ze voldoende zelfvertrouwen hebben om je een vraag te stellen.

Waarom is het zo belangrijk om aandacht te besteden aan de gezondheidsvaardigheden? Het kent nogal wat consequenties:

* Moeite met zelfmanagement en zelfregie. Moeite met bijvoorbeeld gezonde leefstijl volgen
* Lichamelijk en geestelijk minder gezond voelen
* Meer gebruik van huisartsenzorg en ziekenhuiszorg
* Minder gebruik preventieve zorg en nazorg
* Slechtere gezondheidsuitkomsten
* Grotere kans eerder te sterven

De gezondheidsvaardigheden worden beschouwd als één van de belangrijkste determinanten van gezondheidsverschillen.

Mensen die beperkt gezondheidsvaardig zijn, gaan minder vaak naar tandarts/mondhygiënist en komen vaak ook te laat. Zij komen met klachten die voorkomen hadden kunnen worden in een vroeger stadium. Zij hebben ook vaak een slechtere mondhygiëne, dit zie je goed bij oudere mensen thuis. Zij verdwijnen ook vaak uit beeld want zij weten niet goed de weg in de zorg. Ook begrijpen zij de instructie/informatie minder goed. Deze groep is vaak ook kwetsbaar op andere terreinen.

Kritische momenten voor patient in de zorg:

Dit begint vrijwel meteen al. Denk bijvoorbeeld aan de weg vinden naar de balie toe of naar een behandelkamer. Maar het kan nog vroeger misgaan, bijvoorbeeld aan de telefoon of bij het opzoeken van het telefoonnummer.

Aan de balie en telefoon

  • Afspraak maken
  • De weg vinden
  • Een telefoongesprek voeren
  • De afspraken uit een telefoongesprek onthouden

Tijdens het spreekuur:

  • Klacht uitleggen, vooral op chronologische volgorde
  • Vragen stellen
  • Begrijpen wat de tandarts of mondhygienist zegt
  • Formulieren invullen
  • Geïnformeerde besluiten nemen over de behandeling
  • Zelfzorg thuis

Uitdagingen voor zorgverleners:

  • Hoe herken ik mensen met lage gezondheidsvaardigheden?
  • Patiënt laat beslissing bij mij
  • Patiënt kan zorgvraag of klachten niet duidelijk vertellen tijdens het consult
  • Patiënt volgt mijn adviezen niet of onjuist op
  • Patiënt komt niet of te laat op de gemaakte afspraak
  • Het is onduidelijk of patient mij begrepen heeft

Typerend is de afwachtende houding en het snel zeggen dat de informatie begrepen is maar uiteindelijk blijkt van niet.

Hoe herken je iemand met lage gezondheidsvaardigheden?

Herkennen:

  • Moeite met coherente en chronologische beschrijving van klachten of formuleren van vragen
  • Niet kunnen scheiden van hoofd- en bijzaken
  • Boze reactie als er teveel vragen worden gesteld
  • Formulieren zijn niet compleet of onjuist ingevuld, of komen helemaal niet retour
  • Frequent missen van (vervolg)afspraken of op verkeerde tijdsstip komen
  • Al heel vroeg in de wachtkamer zitten
  • Niet of niet juist uitvoeren van adviezen
  • Patiënt stelt weinig vragen
  • Patiënt bekijkt voorlichtingsfolder niet; kijkt jou steeds aan als je hierin iets laat zien
  • Spreekt woorden verkeerd uit

Wat te doen?

Het vormt dus een groot probleem en dat roept om actie. We kunnen hierin een tweesporenbeleid hanteren:

  • Gezondheidsvaardigheden van patiënten zelf verbeteren
  • Zorg zo aanpassen dat het aansluit bij de behoefte en mogelijkheden van mensen met beperkte vaardigheden: tailored care

Hoe kan je dat doen?

  • Nodig uit tot vragen stellen
  • Voorbereid op consult komen; stuur bijvoorbeeld een simpele brief met de vragen die je gaat stellen. Of laat op het screen in de wachtkamer zien hoe je consult eruit gaat zien
  • Vraag ze eerlijk te zijn; laat weten dat er geen domme vragen bestaan
  • Doe heel veel voor
  • Check of je informatie begrepen is door hen de informatie te laten herhalen
  • Zorg dat ze tenminste drie goede vragen kunnen beantwoorden

De drie vragen die de patient voor zichzelf moet kunnen beantwoorden na het hebben van een gesprek met een zorgverlener zijn:

  • Wat zijn mijn mogelijkheden?
  • Wat zijn de voordelen en nadelen van die mogelijkheden?
  • Wat betekent dat in mijn situatie?

Een handige vraag om te stellen als zorgverlener is: “Dus…als u thuis bent…wat gaat u dan doen?”

Bespreekbaar maken lage gezondheidsvaardigheden

Op het moment dat je de lage gezondheidsvaardigheden bespreekbaar wilt maken, zorg dan dat:

  • Je een veilige gesprekssituatie creëert
  • Dat je rekening houdt met schaamte
  • Dat je je beseft dat het wellicht een groot geheim tot nu toe was voor de patiënt
  • Dat je denkt in mogelijke oplossingen

Het belangrijkste is dat je je communicatie aanpast. Dit kan door:

  • Patiënt de uitleg laten terug laten vertellen. Bijvoorbeeld: Ik heb u veel uitgelegd. Wat was het belangrijkste voor u? Of de instructie in de mond laten nadoen.
  • Veronderstel geen basiskennis van het lichaam
  • Gebruik lekentaal in plaats van medisch jargon
  • Achterhalen wat patiënt weet (en laat nieuwe informatie daarop aansluiten)
  • Wees zo concreet mogelijk, vermijd abstracties en beeldspraak
  • Beperk het aantal nieuwe onderwerpen

Zorg voor toegankelijke informatie:

  • Informatie beperken tot hoofdzaken
  • Eenvoudig taalgebruik
  • Maak gebruik van kopjes in geschreven teksten (‘scanbaar’)
  • Maak gebruik van plaatjes die tekst echt ondersteunen

Dus wat kan je doen:

  • Je schriftelijke informatie verbeteren
  • Leren herkennen patiënten met lage GV/bewustwording
  • Trainen zorgverleners in effectieve communicatie
  • Creëren mogelijkheden op organisatieniveau

De website van Pharos heeft enkele voorbeelden die je kunt gebruiken, ook in meerdere talen.
Zie hier het voorbeeld voor de mondzorg.

Bereiken

Een vraag die werd gesteld was: “Hoe bereik je deze personen als ze nog niet bij je komen?” Hieraan wordt gewerkt. De huisarts of de wijkverpleegkundige krijgen oog voor mondproblemen en sturen zo (ook) mensen met lage gezondheidsvaardigheden door naar de tandarts/mondhygiënist. Dus probeer goed samen te werken met diegene die veel contacten hebben in jouw wijk.

Lees ook het artikel: Gezondheidsvaardigheden en de mismatch tussen de patiënt en de zorgomgeving, door Monique Heijmans en Jany Rademakers.

Monique Heijmans
Als senior onderzoeker binnen het onderzoeksprogramma Zorg en Participatie bij Chronische aandoeningen van het NIVEL leidt dr. Monique Heijmans een samenhangend programma rond de zorg en zelfmanagement van chronische zieken en mensen met langdurige gezondheidsproblemen. Het perspectief van patiënten staat daarbij steeds voorop. Heijmans onderzoek focust zich op de vraag hoe mensen met een chronische ziekte of andere langdurige gezondheidsproblemen omgaan met hun ziekte en beperkingen in het dagelijks leven en waarom het sommige mensen daarbij beter lukt om met die ziekte of beperking om te gaan dan anderen. Gezondheidsvaardigheden zijn daarbij één van de onderzoekthema’s.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Monique Heijmans tijdens het online NVM-najaarscongres.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis
Casus-parodontitisklachten-blijken-door-kwaadaardige-tumor-veroorzaakt-te-zijn

Casus: parodontitisklachten blijken door kwaadaardige tumor veroorzaakt te zijn

Een tiener werd al twee jaar behandeld voor parodontitis toen ze erachter kwamen dat de laesie in de mondholte eigenlijk de kwaadaardige vasculaire tumor epithelioïde hemangioendothelioom (EHE) was. Deze casus met behandeling door een kaakchirurg wordt beschreven in BMC Oral Health.

Zeer zeldzaam in de mond

EHE zijn zeldzame tumoren die 1% van alle vasculaire tumoren uitmaakt. Deze tumor wordt meestal aangetroffen in de lever, longen en botten en is erg zeldzaam in de mond. Omdat de groei meestal langzaam is en de symptomen vergelijkbaar zijn met die van chronische ontstekingen kan het lastig zijn om een diagnose te stellen.

Twee jaar behandeling voor parodontitis

Een groep geleid door Dr. Gintaras Januzis van de afdeling maxillofaciale chirurgie aan de Lithuanian University of Health Sciences in Kaunas beschrijft het geval van een gezonde vrouw met tandvleesproblemen rond haar premolaar rechtsboven. De laesie in de mondholte werd gediagnosticeerd als marginale parodontitis waarna de 18-jarige onder meer root scaling en een wortelkanaalbehandeling onderging. Ze werd na twee jaar doorverwezen naar een kaakchirurg omdat haar toestand niet verbeterde.

Onderzoek door kaakchirurg

De patiënt klaagde alleen over gingivale recessie in het palatale gebied van haar 13e, 14e en 15e tanden rechtsboven. Door recessie van het tandvlees waren de eerste premolaar en hoektand blootgelegd, en het blootgestelde worteloppervlak van de tweede premolaar was bedekt met plaque. Een 3D-computertomografie-scan van haar taak toonde botafbraak in gebied tot de maxillaire sinus.

Diagnose op base van röntgenfoto’s en weefsel

Deze bevindingen waren niet kenmerkend voor kankertumoren. Er werd besloten om de 13e, 14e en 15e tanden samen met het aangetaste zachte weefsel te verwijderen. Op basis van botafbraak dat op röntgenfoto’s te zien was en immunohistochemische kleuring van het verwijderde weefsel werd uiteindelijk de diagnose epithelioïde hemangioendothelioom gesteld.

Allogene bottransplantatie

Een jaar nadat de tumor was verwijderd werd begonnen met de reconstructie met behulp van allogene bottransplantatie. Tijdens de follow-upperiode van 31 maanden vertoonde de tiener geen klinische en radiografische complicaties volgens de auteurs.

Belang van bewustzijn zeldzame tumors

Deze casus is een van de ongeveer 40 gemelde gevallen van EHE in de mond en benadrukt het belang van het bewust zijn van deze ongebruikelijke tumor. Vanwege de late diagnose van EHE verloor de patiënt drie tanden doordat de laesie groter werkt. “Dit alles had kunnen worden voorkomen door tijdig uitgevoerd histomorfologisch onderzoek, wat had kunnen leiden tot een juiste diagnose en adequate behandeling”, schrijven de auteurs.

Bekijk de casus bij BMC Oral Health

Lees meer over: Casus, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Occlusale aanpassingen kunnen pulpitisachtige klachten verhelpen

Relatie pijn en acute hulp: handvatten voor spoedeisende interventies

Er zijn vele vormen van acute pijn in het hoofd-hals gebied. Wanneer moet er snel worden ingegrepen? En zijn er ook situaties waar een afwachtende houding meer gerechtvaardigd is? Verslag van de lezing van prof. dr. Jan de Lange, hoofd van de afdeling Mondziekten, Kaak‐ en Aangezichtschirurgie/Ziekenhuistandheelkunde van het Amsterdam UMC.

Oorzaken van acute pijn

Oorzaken van acute pijn in de tandheelkunde zijn:

– Odontogene infecties
– Abcesvorming
– TMJ
– Fracturen
– Intraossale processen
– Cardio-vasculaire problemen

Infecties kunnen behoorlijk pijnlijk zijn en in sommige (uitzonderlijke) gevallen ook uit de hand lopen.

Zijn 3-types infecties te onderscheiden:

  1. Odontogene infecties
    a. Periapicaal
    b. Pericoronitis
    en parodontale infecties
  2. Complicaties odontogene infecties
    a. Osteomyelitis
    b. Uitbreiding naar loge abcessen
    c. Sepsis, multi orgaan falen
  3. Niet-odontogene infecties

Waaraan herken je de ontsteking?

Er zijn 5 items waaraan je een ontsteking kan herkennen:

  1. Roodheid
  2. Pijn
  3. Koorts hoger dan 38.5 verschil bacteriemie septis, kunnen bacteriën zich vermenigvuldigen
  4. Zwelling
  5. Verminderende functie, in de mond betekent dat een trismus

Er zijn verschillende infectiefases. De eerste fase van ontsteking, de flare –up, wordt ook wel inoculatie genoemd. Na ongeveer 3 dagen gaat deze fase over in een cellulitis. Na gemiddeld 4 tot 10 dagen vormt een abces.

Bij een ontsteking bestaat het onderzoek uit:

– Anamnese
– Lichamelijk onderzoek

  • extra-oraal
  • intra-oraal

– Aanvullend onderzoek

  • Röntgendiagnostiek
  • Echoscopie
  • CT/MRI
  • Laboratorium onderzoek

Behandeling van acute pijn

Behandeling peri-apicale ontstekingen

Een pulpitis kan leiden tot een avitale pulpa met als gevolg een apicale ontsteking. Indien het een chronische ontsteking betreft, zijn de klachten vaak mild en wordt er bij een weerstandsdaling een excerbatie gezien. Behandeling is een endontische behandeling, apex resectie of extractie. Echter kan er ook sprake zijn van een acute fase. Je spreekt dan over een acuut veretterend granuloom. De klachten die de patiënt ervaart zijn dan erg heftig. Het element is dan extreem percussie en palpatie gevoelig. Een endodontische behandeling, een apex resectie of extractie kan worden uitgevoerd om de klachten te verhelpen. Echter in de acute fase wordt door kaakchirurgen liever geen apex resectie gedaan, deze geeft namelijk veel pijn. Een andere behandelmogelijkheid is een trepanatie, ook wel Schöderse Luftung. Deze behandeling kan voor de patiënt heel zinvol zijn. Met een boor wordt door het tandvlees naar de ontsteking geboord ter plaatse van de wortelpunt. De behandeling is snel, betrouwbaar en eenvoudig en kan ook door een tandarts worden gedaan. Houd hierbij wel rekening met de positie van anatomische structuren, zoals zenuwen. Ook bij een uitgebreidere ontsteking, een cellulitis, geeft het openen van abces al pijnverlichting en snellere genezing.

ANUG-P

Acuut Necrotiserende Ulcererende Gingivitis Parodontitis (ANUG P) komt niet heel veel voor, maar als er sprake is van ANUG P is deze enorm pijnlijk. Deze acute ontsteking wordt meestal in de hand gewerkt door een slechte mondhygiëne, tandsteen en plaque. Het is te herkennen aan een grijs-witte rand op de gingiva, slechte adem, uleractie, met name gelokaliseerd bij de papillen, heftige pijn, algehele malaise, koorts en opgezette lymfeklieren.
Niet elke elk beeld van een acute tandvleesontsteking heeft als onderliggende oorzaak een bacteriële infectie, zoals ANUG P. Bij de differentiaal diagnose kun je ook denken aan een primair herpes infect, virale infecties of acute leukemie. Helaas is er weinig aan te doen, de behandeling bestaat uit een metronidazol kuur, pijnstilling, chloorhexidine spoeling en waterstofperoxide spray (1,5%).

Diepe hals infecties

Alle alarmbellen gaan af als er sprake is van een diepe hals infectie, dan is het echt serieus. In het UMC in Amsterdam komt dat ongeveer 30 keer per jaar voor. Je wilt complicaties als sepsis, luchtweg obstructie en uitbreiding naar loges voorkomen.
In deze situatie wordt altijd een CT gemaakt. Aan de hand van die informatie kunnen drainages worden aangebracht. Door de anatomische bouw heeft de ontsteking de neiging om naar beneden te zakken. Deze echt acute situaties kunnen ontstaan door odontogene ontstekingen, een tonsillitis, parotitis of een vreemd lichaam.

In het tijdperk dat er nog geen antibiotica bestond overleed ongeveer de helft van de patiënten. Tegenwoordig is de mortaliteit 2%. Luchtweg management en drainage zijn nodig om te om vitale functies te kunnen behouden. Patiënten krijgen verder pijnstilling en antibiotica.

Pijn na trauma en fracturen

Het spreekt voor zich dat trauma en fracturen pijnlijk zijn. Stabilisatie scheelt in pijnbeleving, als fractuurdelen minder bewegelijk zijn is er aanzienlijk minder pijn. Naast het stabiliseren van de wonden ten behoeve van pijnbestrijding is voldoende pijnmedicatie noodzakelijk, ook het sluiten van de wonden om infectie te voorkomen.

Osteomyelitis

Professor Jan de Lange toont ook een casus van een parodontitis apicalis waar niks mee is gedaan. Door de ontsteking te negeren is osteomyelitis ontstaan. Dit is een pijnlijke complicatie die gelukkig niet erg vaak voorkomt. MRI is het meest geschikt om de diagnose te stellen. Een decorticatie / sequestrotomie was noodzakelijk, dat betekent dat buurtanden en kiezen worden verwijderd om gezond bot te creëren. Er waren daarna implantaten nodig om de occlusie te herstellen.

Cariovasculaire pijn

Pijn in de kaak kan een cardiogene oorzaak hebben, in dit geval doorverwijzen naar de huisarts.

Pijnmedicatie

Er zijn 3 groepen groepen pijnstillers volgens de WHO-pijnladder:

  1. Paracetamol
  2. NSAID’s/coxib
  3. Opioids

Paracetamol

Van paracetamol weten we eigenlijk niet hoe het werkt. Het effect is pijnstilling en koortswering, bijwerkingen zijn er zelden. De dosering voor volwassenen is 500-1000mg per keer elke 4-6 uur. Met maximaal 4 gram per dag!

Paracetamol in combinatie met codeïne?

  • Werkzaamheid toevoeging codeïne is in klinische onderzoeken niet aangetoond (van Luijn, 2012)
  • Het gebruik van vaste combinaties bij pijnstilling wordt ontraden
  • Dosering van codeïne is vaak lager in combinatiepreparaat, bijwerkingen zoals obstipatie treden echter nog wel op
  • Wordt niet vergoed
  • Vaste combinatie is niet meer verkrijgbaar

Paracetamol in combinatie met tramadol?

  • Tramadol is een half-opiaat. Wordt regelmatig toegepast, omdat het een goede combinatie is
  • Dosering kan bij vaste combinatie niet worden afgestemd op individuele behoefte van patiënt

NSAID’s

De NSAID’s, ibuprofen en naproxen, worden het meest voorgeschreven in de mondzorg. De combinatie van NSAID en paracetamol werkt goed. De reden is dat de werking van paracetamol centraal geregeld is en de werking van NSAID perifeer. Belangrijk is om niet verschillende NSAID’s door elkaar gebruiken. En denk aan gebruik van anti-depressiva met voorschrijven van NSAID’s. Naproxen en ibuprofen hebben de voorkeur boven diclofenac. Het werkingsmechanisme van NSAID’s berust op de remming van de productie prostagladinen door inhibitie enzym Cyclo-oxygenase (COX). Net zoals paracetamol, werken NSAID’s pijnstillend en koortswerend, maar ook ontstekingsremmend.

Tramadol

Tramadol is een sterke pijnstiller die werkt door activering van vooral de μ-receptoren (actieve metaboliet). Door het remmen van de heropname van serotonine en noradrealine ontstaan een versterking van het analgetisch effect. Tramadol heeft veel bijwerkingen, daarom is ook bij ouderen voorzichtigheid geboden. Mocht u er niet uitkomen neem dan contact op met de huisarts of kaakchirurg. Sterke opiaten adviseren in overleg met huisarts in verband met comorbiditeit en welke medicatie er verder nog wordt gebruikt. Het alternatief Oxycodon is bijvoorbeeld erg verslavingsgevoelig.

Elektronisch voorschrijven

Het beste kunnen recepten elektronisch voorgeschreven worden aangezien dat minder fraude gevoelig is. Daarnaast is het altijd traceerbaar en makkelijk te achterhalen wat er is voorgeschreven.
Verder is het advies om voor een korte periode voor te schrijven: maximaal een week. Het gebruik van NSAID of tramadol heeft de voorkeur, gecombineerd met paracetamol. Naproxen heeft bij ouderen de voorkeur van de NSAID groep. Het is belangrijk om na te vragen of de patiënt een maagbeschermer gebruikt.

Prof. dr. Jan de Lange is hoofd van de afdeling Mondziekten, Kaak‐ en Aangezichtschirurgie/Ziekenhuistandheelkunde van het Amsterdam UMC, locatie AMC en is eindverantwoordelijk voor de specialistenopleiding. Hij is hoofd van de sectie MKA/MTI van ACTA. Hij studeerde Tandheelkunde in Utrecht, Geneeskunde aan de UvA en Epidemiologie aan de VU. Hij is voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA) en van het Centraal College Tandheelkundige Specialismen (CTS). Daarnaast is hij lid van het Centraal Medisch Tuchtcollege en voorzitter van de traumasectie van de internationale Strasbourg Osteosynthesis Research Group (SORG).
Zijn wetenschappelijk werk bestaat uit meer dan 130 publicaties en hij houdt veelvuldig (inter‐)nationale lezingen over diverse onderwerpen binnen het vakgebied.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van prof. dr. Jan de Lange tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
Yvonne-Buunk-Werkhoven

Online colleges geven als Visiting Professor in een 3 in One Programme aan Indonesische studenten en docenten: “Introspectie ten top”

In de week van 4 tot 10 november 2020 heeft gedragswetenschapper (psycholoog en mondhygiënist) dr. Yvonne Buunk-Werkhoven ’s ochtends om 6 uur online gastcolleges gegeven aan derdejaarsstudenten en aan de staf van de faculteit tandheelkunde aan de Universitas Brawijaya in Malang, Indonesië.

Visiting professor

Vanwege de wereldwijde COVID-19 situatie en omdat het vliegen naar het buitenland ten strengste is afgeraden, was dr. Yvonne Buunk-Werkhoven dit jaar uitgenodigd om online als Visiting Professor in het ‘3 in One Programma’ aan de Fakultas Kedokteran Gigi (faculteit tandheelkunde) van de Universitas Brawijaya te participeren.
Waar ze vorig jaar ‘on the spot’ in Malang op Oost-Java in Indonesië was, startte ze vanaf woensdag 4 t/m vrijdag 6 november en na het weekend op maandag en dinsdag 9-10 november om 6.00 uur ’s ochtends het ‘3 in One programma’. Voor 100 derdejaarsstudenten waren de gastcolleges ‘Dental Practice Management’ omgezet naar Online Onderwijs. Om internationalisering te bevorderen was het eerste college ‘Oral Health Psychology’ opengesteld voor internationale studenten. Naast Zuid-Korea, Australië, Ruwanda en Ethopië was er ook uit Nederland belangstelling; binnen het ACTA was de uitnodigingsflyer op de digitale leeromgeving Canvas voor studenten geplaatst en vierdejaars MZK-studenten van INHolland konden voor deelname en het schrijven van een zelfreflectieverslag 3 studiepunten ontvangen.

Onderwerpen die aan de orde kwamen waren:

  • Hoe word je een succesvolle tandarts of mondzorgprofessional; hoe kan je nieuwe patiënten naar je praktijk laten komen en over klantenservice en patienttevredenheid
  • Aanpakken van problemen; probleemdefinitie
  • Communicatie en teamwork
  • Creatieve interventies in de tandheelkunde en met betrekking tot de mondgezondheid

De discussie-bijeenkomsten voor docenten gingen over observaties, interviews en het ontwikkelen van onderzoeksvragenlijsten op het gebied van gedragswetenschappen binnen de sociale tandheelkunde-geneeskunde. Op de laatste ochtend werden ‘rapid fire’ (5 minuten) presentaties door groepjes studenten gegeven en aansluitend vond een evaluatiegesprek met de decaan en de staf-docenten plaats .

Intensieve week

Om het tijdsverschil te overbruggen paste ik in de week voorafgaand aan het programma mijn slaap- en bioritme aan; op tijd naar bed en vroeg eruit. Het was een hele intense en vermoeiende week, waarbij de belangrijkste vormen van sociale en (non)verbale communcatie met de studenten volledig ontbrak. Een moderator en een technicus ondersteunden mij om interactie met de studenten tijdens de presentaties te krijgen. Enkel tijdens de ‘moments of reflection’ kreeg ik via de Mentimeter in een ‘word cloud’ of via korte antwoorden een indruk van wat zich in de hoofden van de studenten afspeelde. Er werd geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om vragen te stellen via de chat, en zelfs na herhaaldelijk vragen, zag ik mezelf alleen op het scherm, en besefte ik ook dat ik meer tegen de laptop sprak, dan dat ik echt in verbinding was met de studenten.

Introspectie ten top

Door letterlijk op afstand én online te werken werd ik spontaan geconfronteerd met mijzelf. Het was zelfreflectie en introspectie in de hoogste vorm. Ik zag mezelf in het beeldscherm en terwijl ik sprak, keek ik van een afstandje naar mezelf. Ik zag wat ik op dat moment deed, en vooral hoe ik presenteerde; mijn mimiek en gebaren. Maar ook alles wat ik heb gedaan aan onderzoek en interventies passeerden in foto’s en video’s de revue. Tegelijk werden mijn eigen gedachten, gevoelens, motieven, gedrag en herinneringen onderwerp van overdenking en adequate (inter)actie. Hoewel ik meer dan 15 jaar werkervaring heb binnen het hogeronderwijs, inclusief met internationalisering, had ik zoiets niet eerder ervaren. En plots lag ook de nadruk op mijn eigen rol in deze toch wel stressvolle situatie en buitengewone gebeurtenis van online onderwijs verzorgen. Gedurende het presenteren bracht ik continue mijn gedachten, gevoelens of herinneringen onder woorden, benoemde wat zich voordeed, ondersteunde dit met handgebaren en leerde steeds mijn eigen gedrag en emoties beter te begrijpen. Vooral tijdens de besprekingen met de docenten over observaties en vragenlijstontwikkeling, stond ik even stil bij waar ik nu sta in het gedragswetenschappelijk onderzoeksleven en realiseerde ik me wat ik allemaal heb bereikt.
Deze week in november was bovendien 7 jaar geleden dat ik in Boston verbleef, omdat de Harvard School of Dental Medicine (HSDM) mijn basisonderzoek oppakte en het nader uitwerkte. Teruggeworpen op mezelf, zag ik – via foto herinneringen op social media uit 2013 – mezelf weer in de collegebanken zitten tijdens een seminar voor “freshman Harvard College students” over het onderwerp Stress en Disease, dat gegeven werd door Prof. Dr. Donald Giddon. Niet vaak dacht ik er over na, maar ik ben absoluut trots dat Daniël Brein voor zijn HSDM-bachelor thesis in 2016 over mijn onderzoeken publiceerde in de Journal of Periodontology.

Probleem identificatie en presentatie

De uitwerking van 25 problemen gepresenteerd via ‘rapid fire’ presentaties van de studenten in groepjes van 4 waren een ware kroon op mijn online werk. Het onderlinge contact in de vorm van intervisie en samenwerking werd door de studenten erg gewaardeerd. Door COVID-19 en de fysieke afstandsmaatregel van 1.5 tot 2 meter kwam het actuele probleem van beperkte skills lab activiteiten, online onderwijs en de impact daarvan voor de studenten, ook voor het voetlicht. Door thuis werken, zelfstudie en gemis van sociale interactie raken de studenten corona-moe en uitgeput. De digitale lessen duren te lang en hun concentratie vermogen raakt grenzen. Mijn aanpak van maximaal 45 minuten college met meerdere werkvormen en een pauze van 15 minuten werd dankbaar als mogelijke oplossing genoemd richting de staf van de tandheelkunde faculteit. Ook maken de toekomstige tandartsen zich zorgen over de tandheelkundige situatie in Indonesië. Mensen gaan niet of nauwelijks naar de tandarts en kinderen hebben veel cariës (zuigflescariës). Door financiële beperkingen gaan de mensen als ze pijn hebben naar de ‘dental handyman’, die goedkoop en voor de korte termijn hun mondprobleem oplost. Inmiddels is door de overheid (Ministry of Health) een National Action Plan Caries Free Indonesia 2030 opgesteld.

Co-auteur en verdere –internationale– samenwerking

Als co-auteur schrijf ik op het ogenblik mee in een aantal Engelstalige manuscripten om te publiceren in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Het ontwikkelen van onderzoeksvragenlijsten en het meedenken over datacollectie zal ik blijven doen. Met dit cohort studenten heb ik afgesproken dat als ik volgend jaar weer in Malang ben, we een ‘face-to-face meet & greet’ gelegenheid zullen organiseren. Eveneens zullen de internationale activiteiten worden gecontinueerd en nader worden verkend.

Programma op de website van de Fakultas Kedoktoran Gigi – Universitas Brawijaya
Yvonne-Buunk-Werkhoven---program-universitas-Brawijaya

Lees meer over: Kennis, Scholing

Grootste tentoonstelling over de mond in kunst in Duitsland

De mond is niet alleen een gebied voor wetenschap en geneeskunde, ook kunst en cultuurgeschiedenis hebben er regelmatig mee te maken. Een nieuwe tentoonstelling in Kunstmuseum Wolfsburg genaamd “In aller Munde. Von Pieter Bruegel bis Cindy Sherman.” is een eerbetoon aan de mond in kunst.

Uitgebreide tentoonstelling

Het is de meest uitgebreide tentoonstelling in Duitsland over dit onderwerp tot nu toe. In totaal zijn er 250 werken van de oudheid tot het heden te bezichtigen, in de vorm van onder andere schilderijen, beelden, installaties, foto’s, tekeningen en videokunst. De tentoonstelling is samengesteld door Dr. Uta Ruhkamp in samenwerking met cultuurwetenschapper Prof. Dr. Hartmut Böhme en tandarts Beate Slominski.

Van Picasso tot Warhol

Het thema wordt vanuit allerlei perspectieven bekeken. Je kunt er bijvoorbeeld monstertanden (Alfred Kubin), vampierbeten (Edvard Munch) en de mond als poort naar de hel (Pieter Bruegel) vinden, maar ook de patroonheilige van de tandartsen Apollonia (Andy Warhol). De tandcultuur wordt ook belicht door de kunst, van de tandentrekker van Jan Steen tot tandsieraden uit niet-Europese culturen.

Wanneer je het een exhibitie over de mond maakt kan het deel dat je als eerste ziet natuurlijk niet ontbreken: de lippen. Wolfgang Tillmans, Natalia LL en Picasso zijn slechts enkele namen die de esthetiek ervan hebben vastgelegd in bijvoorbeeld een kus. Minder zichtbaar maar zeker interessant zijn werken door kunstenaars als Man Ray of Anselmo Fox die hun adem in verschillende materialen hebben opgesloten.

Wegens corona ook online

Oorspronkelijk zou de tentoonstelling van 31 oktober tot 5 april plaatsvinden maar wegens corona is het museum tijdelijk gesloten. Je kan nu wel al verschillende kunstwerken online bekijken op de website van het museum. Ook is er een publicatie met illustraties, essays en achtergrond informatie op het gebied van filmgeschiedenis, etnologie, literaire studies en architectuur online te bestellen.

Bron: Kunstmuseum Wolfsburg

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis

Volop ontwikkelingen in de kindertandheelkunde

De kindertandheelkunde staat niet stil. Nieuwe technieken en inzichten dragen bij aan het verbeteren van de mondgezondheid bij kinderen. Marieke Schorer-Jensma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK) praat ons bij over de laatste trends in de kindertandheelkunde.

Motivational Interviewing

Preventie wordt steeds belangrijker. Een belangrijk onderdeel van de preventie is hoe de boodschap wordt overgebracht, alleen het benoemen van ‘wel beter poetsen hoor’ werkt immers onvoldoende. Binnen de kindertandheelkunde en binnen de opleidingen is ook meer aandacht voor motiverende gespreksvoering. Motivational Interviewing is dé manier om een blijvende positieve gedragsverandering te realiseren. Je maakt daarmee de patiënt zelf (of de ouder) verantwoordelijk voor zijn mondhygiëne en gedrag. Het vergroot de intrinsieke motivatie van de patiënt en daarnaast geeft het de patiënt meer inspraak in de behandeling. Je gaat samen met de patiënt kijken hoe je dingen positief kunt veranderen.

Steeds meer tandartspraktijken werken volgens ‘Gewoon Gaaf’. Dat is een individuele cariëspreventiemethode op basis van risicoschatting voor kinderen van 0-18 jaar en hun ouders. Het doel is om het gebit van kinderen gaaf door de hun hele jeugd te loodsen. Ook bij deze methode speelt Motivational Interviewing een belangrijke rol.

NRCT

NRCT staat voor niet-restauratieve cariësbehandeling. Samenvattend wordt een caviteit hierbij niet gerestaureerd, maar door slicen toegankelijk gemaakt voor de tandenborstel. Als het oppervlak twee maal per dag goed schoongepoetst wordt en de plak daar verwijderd wordt, komt het cariësproces tot stilstand. Het slagen daarvan is afhankelijk van de medewerking van het kind en de ouders. Het is een vijfpuntsbehandelconcept waarbij voorlichting en instructie belangrijk zijn. Gebruik bijvoorbeeld Motivational Interviewing. Onderdeel van de behandeling is vaak het aanbrengen van een fluoride lak, indien dat onvoldoende resultaat geeft kan voor SDF (zilverdiaminefluoride) worden gekozen.

SDF

Tegenwoordig wordt SDF (zilverdiaminefluoride) steeds meer toegepast om actieve cariëslaesies arrested te krijgen. Op carieuze laesies kan SDF worden aangebracht. Door de antibacteriële eigenschappen van het zilverion in combinatie met het preventieve effect van fluoride komt het cariësproces dan tot stilstand. Voordeel is dat het relatief gemakkelijk aan te brengen is, bijvoorbeeld bij een heel jong kind met zuigflescariës. Het vermindert de tandgevoeligheid en voorkomt invasieve en voor het kind vaak stressvolle behandelingen zoals restauraties of extracties. Nadeel is dat de cariëslaesies zwart verkleuren; daar moet je de ouders goed op voorbereiden. SDF wordt overigens ook toegepast bij wortelcariës, in de gehandicaptenzorg of bij angstige volwassenen die nog niet een behandeling aankunnen, maar bij wie je wilt voorkomen dat het cariësproces verder gaat.

Hall-techniek

De Hall-techniek is niet nieuw, maar wordt wel in toenemende mate gebruikt. Hierbij is geen anesthesie nodig, wordt er niet geprepareerd en wordt het carieuze weefsel niet verwijderd, maar wordt het cariësproces omvat door een roestvrijstalen kroon. Het is een patiëntvriendelijke methode, waarmee je een melkmolaar op een relatief makkelijke manier kunt veiligstellen, maar waarin je wel geschoold moet zijn.

Intraossale verdoving

Als verdoving wordt in de kindertandheelkunde steeds meer de intraossale verdoving toegepast. Deze computergestuurde verdoving is minder belastend voor het kind. De lippen en wangen worden niet mee verdoofd, hierdoor voorkom je bijttrauma’s. Daarnaast voorkom je dat er op meerdere plekken verdoofd moet worden, zoals bijvoorbeeld bij extracties. Het gaat druppelsgewijs en duurt wat langer, maar is minder pijnlijk en het ziet er vriendelijker uit dan een conventionele verdovingsspuit.

Trends in mondgezondheid van kinderen

Het Signalement Mondzorg door het Nederlands Zorginstituut geeft inzicht in de actuele mondgezondheid van kinderen in de leeftijd van 5 tot 23 jaar. Die meest recente cijfers (uit 2018) laten zien dat de mondgezondheid van 5-jarigen de afgelopen periode is verbeterd. De mondgezondheid van de andere onderzochte leeftijdsgroepen (11-, 17- en 23-jarigen) is gestagneerd of verslechterd, zowel bij de jeugdigen met een hoge sociaaleconomische status als bij die met een lage sociaaleconomische status.

Tanderosie is heel erg aan het toenemen, voornamelijk bij de 11- en 17-jarigen. Waarschijnlijk zijn frisdranken en sportdranken de grootste boosdoeners. Er zijn steeds meer plekken waar je die laagdrempelig kan kopen. Tegelijkertijd is er steeds meer aandacht voor gezond eet- en drinkgedrag. Er is ook een heel grote groep waar het wel goed mee gaat.

Gezonde scholen

Er zijn allerhande initiatieven op het gebied van preventie buiten de tandartspraktijk. Een heel goed initiatief is bijvoorbeeld dat van gezonde scholen waarbij kinderen verplicht water moeten meenemen naar school in plaats van een pakje sap. Ik ben er zelf groot voorstander van dat alle scholen hierbij aansluiten. Kinderen die gewend zijn om water te drinken zullen ook na schooltijd eerder water drinken dan een zoet alternatief.

Kind zo vroeg mogelijk naar tandarts

Een uitdaging is om kinderen zo jong mogelijk bij de tandarts te krijgen. Volgens de laatste inzichten kun je een kind het beste al bij de doorbraak van het eerste tandje bij de tandarts zien. Je kunt dan al even in de mond van een kind kijken en het kind went vast aan de tandheelkundige setting. Daarnaast kun je de ouders van deze jonge kinderen op tijd informeren over een goede mondhygiëne en voedingspatroon en waar nodig bijsturen. Alles met het doel om problemen in de toekomst te voorkomen. Nu zien we kinderen vaak pas als het al te laat is.

Samenwerking met jeugdgezondheidszorg

Nog een uitdaging is betere samenwerking met de jeugdgezondheidszorg. Daar wordt al aan gewerkt, maar er valt nog wel een slag te slaan.

Er zijn wel al zeer goede projecten waarbij mondgezondheid een duidelijk rol in de algemene gezondheid speelt. Zoals het project ‘Gezonde peutermonden’, waarbij een mondzorgkundige meeloopt op het consultatiebureau of ‘Giga Gaaf’, waarbij consultatiebureaus zelf kinderen verwijzen naar een tandartspraktijk. Kinderen die nog niet naar de tandarts gaan maar die we wel zouden willen zien, komen wel bij de consultatiebureaus. Vandaar dat die samenwerking zo belangrijk is.

Door:
Marieke Schorer-Jensma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK)

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
NVvE webinar: HELP! Ik zie zwarte vlekken

NVvE webinar: HELP! Ik zie zwarte vlekken, 1 december

Een radiolucentie, wat is wijsheid? NVvE WEBINAR — dinsdag 1 december 2020. Bij endodontisch behandelde gebitselementen bestaat de kans op persisterende periapicale radiolucenties. Vaak is de radiolucentie het enige symptoom van postoperatieve pathologie. Hoe gaan we hiermee om? Wanneer spreek je van een litteken en wanneer is er sprake van parodontitis apicalis? Welke nadelen zijn verbonden aan het accepteren van deze radiolucentie, en is het gerechtvaardigd om een niet-symptomatische radiolucentie te ‘behandelen‘ wanneer de patiënt geen klachten heeft?

In dit webinar maken Aukje Bouwman en Machteld Siers u ‘live’ vanuit de studio in Amersfoort deelgenoot van de overwegingen die met de patiënt besproken dienen te worden en die uiteindelijk leiden tot het gezamenlijk nemen van een besluit. Eventuele vragen kunnen via de chatfunctie worden gesteld en zullen door ondergetekende worden voorgelegd aan de sprekers.

Na dit webinar:

heeft u kennis van de prevalentie van post-operatieve periapicale radiolucenties en de incidentie van daarmee gepaard gaande risico’s;
kunt u een zorgvuldige afweging maken tussen behandelen en accepteren van een post-operatieve periapicale radiolucentie;
kunt u de patiënt informeren over de situatie en de daarmee gepaard gaande risico’s en de gemaakte keuze van de patiënt vastleggen in het dossier.

Meer informatie en aanmelden NVvE webinar: HELP! Ik zie zwarte vlekken

 

Lees meer over: Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Scholing
Risico’s en voordelen van de endodontische herbehandeling

Risico’s en voordelen van de endodontische herbehandeling

De keuze tussen endodontische herbehandeling of extractie en vervanging van elementen met mislukte wortelkanaalbehandelingen is een onderwerp van intens debat. De ‘Dental Practicality Index (DPI) als een beslissingsinstrument voor de herbehandeling van wortelkanalen en het restaureren van endodontisch behandelde elementen kan hierbij ingezet worden.

Bewuste en onbewuste vooroordelen die onze besluitvorming in endodontologie en restauratieve tandheelkunde beïnvloeden

Voordat de keuze gemaakt wordt om een element endodontisch (her) te behandelen is, is het goed om te bepalen of het element nog goed restaureerbaar is.  Het blijkt dat bij deze besluitvorming verschillende factoren een rol spelen. Ook factoren waarvan de tandarts zich niet altijd bewust is. In een studie van Patel et al. (2018) kwam bijvoorbeeld naar voren dat huidskleur van de patiënt effect heeft op het behandeladvies van de tandarts: een endodontische behandeling werd vaker geadviseerd bij blanke personen (86,2%) in vergelijking met personen met een donkere huidskleur (60,71%).

De inzet van de CBCT bij de endodontische herbehandeling en chirurgische behandeling

De CBCT is voor meerdere tandheelkundige vraagstukken inzetbaar, bijvoorbeeld voor endodontische problematiek, externe en interne wortelresoprtie, gecalcificeerde kanalen en moeilijk verklaarbare radiolucenties. De stralingsblootstelling van CBCT die voor endodontische doeleinden gebruikt wordt (Small FOV Cone Beam CT) is 1% (13-44 uSv) van de jaarlijkse toegestane achtergrondstraling.

Richtlijnen gebruik CBCT bij endodontische problematiek

Voor de inzetbaarheid van de CBCT bij endodontische problematiek zijn richtlijnen ontwikkeld door de American Association of Endodontists en de European Society of Endodontology. Indicaties voor het maken van een CBCT zijn:

  • Contrasterende klinische symptomen
  • Vermoeden op een extra kanaal of complexe morfologie
  • Gecalcificeerde kanalen
  • Verticale wortelfracturen
  • Evaluatie bij niet helende apicale laesie
  • Chirurgische planning herbehandeling
  • Plaatsen van een implantaat
  • Dentaal trauma

Beperkingen CBCT

De CBCT heeft ook beperkingen:

  • De kleinste voxel-grootte van een CBCT-scan is 80 micron. Kanalen smaller dan een 8 vijl (80 micron diameter) zullen niet zichtbaar zijn op de scan.
  • Er kan scattering optreden van de guttapercha stift.
  • Een fractuur vaak niet goed zichtbaar zijn op de CBCT. De fractuur is echter wel goed op te sporen aan de hand van de radiolucentie, die wel goed zichtbaar is op de CBCT.

CBCT versus tandfilm

Op een CBCT zal sneller een radiolucentie gedetecteerd worden dan op een gewone tandfilm. Uit de resultaten van Al-Nuaimi et al. (2017) werd bijvoorbeeld geconcludeerd dat endodontisch (her)behandelde molaren twee tot drie keer vaker als ‘niet-geslaagd’ worden beoordeeld op een CBCT in vergelijking met een tandfilm. Wanneer gebitselementen worden beoordeeld aan de hand van een CBCT dan verschilt het slagingspercentage van een primaire endodontische behandeling (84.7%) niet significant met die van endodontische herbehandeling (77.9%). De kans op het slagen van een endodontische (her)behandeling, beoordeeld d.m.v. een CBCT, is in frontelementen het grootst (95%), gevolgd door premolaren (90%). De kans op slagen is bij molaren beduidend lager (75%). Dus wanneer de CBCT wordt gebruikt voor de beoordeling van het slagen van de behandeling dan is de behandeluitkomst voor molaren significant lager in vergelijking met die van frontelementen en premolaren (Al-Nuaimi et al. 2017). Uit een andere CBCT-studie is gebleken dat de curvatuur van de radices het behandelresultaat beïnvloedt: elementen met radices met een curvatuur van ≥20 graden hebben een significant lagere kans van slagen in vergelijking met elementen waarbij de curvatuur van de radices <20 graden is. Daarnaast is ook de lengte van de kanaalvulling van belang: elementen waarbij de kanalen tot meer dan 2mm van de apex waren gevuld hadden minder kans van slagen dan kanalen die adequaat waren gevuld.

Wat is het effect van een gebrek aan coronale tandstructuur op de overleving van het endodontische herbehandelde gebitselementen?

Uit een andere studie van Al-Nuaimi et al. (2017) kwam naar voren dat elementen met minder dan 30% resterend coronaal tandweefsel een drie keer grotere kans hebben om geëxtraheerd te worden.

Dental Pratically Index (DPI)

Aan de hand van de DPI kan de restaureerbaarheid van het gebitselement bepaald worden (Dawood et al. 2017, zie afbeelding).

Dental Praticality Index (DPI)

Klik hier voor een vergrote versie van de bovenstaande PDF

Kort samengevat komt het er op neer dat wanneer er genoeg tandstructuur is en de endodontische behandeling niet te lastig was, er een hoge kans van slagen is. De kans van falen bij een DPI van 3 of hoger is 23,3%.

Take home message

De volgende factoren bepalen of een afgebroken element goed gerestaureerd kan worden:

  1. Parodontale gezondheid
  2. Algehele mondgezondheid
  3. Algemene gezondheid patiënt
  4. Moeilijkheidsgraad van de endodontische behandeling

De endodontische herbehandeling van gebitselementen met een evidente hoeveelheid tandstructuur en geen andere parodontale, restauratieve of medische problemen hebben een gunstige behandeluitkomst en overleving.

Prof. dr. Francesco Mannocci is gespecialiseerd in de endodontie en restauratieve tandheelkunde. Hij studeerde af als arts in 1986 en als tandarts in 1989 in Pisa (Italië). Hij promoveerde aan King’s College (Londen, Engeland) in 2001. Na 18 jaar een eigen praktijk in Pisa te hebben gevoerd werd hij in 2004 docent endodontologie aan King’s College, in 2008 hoofd van de afdeling endodontologie en in 2011 werd hij benoemd tot hoogleraar in de endodontologie. Hij is auteur van meer dan 120 artikelen in peer reviewed tijdschriften en is redacteur van The International Endodontic Journal. Mannocci voert tevens een eigen endodontische praktijk in Londen.

 

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Prof. dr. Francesco Mannocci tijdens het congres De endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

‘Adopteer een glimlach’, voor mondhygiënisten die maatschappelijk een steentje willen bijdragen

Het begon als inzending voor de NVM Colgate PASSIEprijs, maar inmiddels is het meer dan dat. Met ‘Adopteer een glimlach’ willen mondhygiënisten Saskia den Hartog en Lisette van der Harst de mondgezondheid bevorderen van kinderen die gebruik maken van de voedselbank. Ze roepen hun collega’s op om mee te doen. Dental INFO sprak met Saskia.

Maatschappelijk initiatief

De NVM Colgate PASSIEprijs wordt toegekend aan een maatschappelijk initiatief op het gebied van mondzorg. Het is de bedoeling dat mondhygiënisten die hieraan meedoen in een groepje aan de gang gaan met een maatschappelijk probleem in hun directe omgeving. Dat kan bijvoorbeeld in wijken met een lage sociaaleconomische status zijn of op scholen of bij zorginstellingen.

Leden van NVM-mondhygiënisten konden tot 1 oktober 2020 een project indienen voor de PASSIEprijs 2020/2021. Tijdens het NVM-najaarscongres in 2021 zullen de winnaars bekend gemaakt worden.

Voedselbank

COVID-19 was de aanleiding voor Saskia en Lisette om aan hun project te beginnen. In het voorjaar toen ze door de corona-uitbraak zes weken gesloten waren, hadden ze eens tijd om hun praktijken grondig op te ruimen. Dat resulteerde in een flinke hoeveelheid tandenborstels en tubes tandpasta die ze in de loop der jaren hadden verzameld. De voedselbank in de buurt bleek er blij mee te zijn. Saskia: “We hoorden dat er steeds meer mensen naar de voedselbank gaan en dat er veel kinderen zijn die geen tandenborstel en tandpasta hebben. Dat vonden wij heel schrijnend. Ieder kind wordt met een gaaf gebit geboren, maar als je niet de gelegenheid hebt om je gebit te poetsen gaat het fout.”

Tasje per kind

Het bleef voor Saskia en Lisette niet bij een eenmalige gift. Ze hebben allebei een voedselbank in hun eigen woonplaats geadopteerd en voorzien die nu iedere drie maanden van een pakket tandenborstels en tandpasta. Saskia: “Ik heb aan de voedselbank gevraagd hoeveel kinderen er in verschillende leeftijdsgroepen zitten (0-6 jaar, 6-12 jaar en 12-18 jaar). Wij maken tasjes waarvan de inhoud is afgestemd op een bepaalde leeftijdsgroep. Ieder kind krijgt dan zo’n tasje met tandenborstel en tandpasta. Wij kopen daar nu zelf de materialen voor. Ik vind dat ik best een paar tientjes per kwartaal kan missen als ik zo bijdraag aan gave gebitten van kinderen die het moeilijker hebben.”

Adopteer een glimlach

Zo is het idee voor ‘Adopteer een glimlach’ ontstaan. Saskia: “Wij bedachten dat er waarschijnlijk nog veel meer mondzorgpraktijken zijn die dit willen doen. Het is de bedoeling dat zij dan ook een voedselbank adopteren en een jaar lang elk kwartaal een pakket met tandenborstels en tandpasta doneren. We hebben al een Facebookpagina en een logo ontwikkeld en noemen het project ‘Adopteer een glimlach’. Praktijken kunnen tandenborstels en tandpasta doneren die ze nog hebben liggen of zelf inkopen. Maar om het laagdrempelig te maken, zijn we nu ook in gesprek met fabrikanten om kant-en-klare pakketten te laten samenstellen. Mondhygiënisten die mee willen doen kunnen zich dan tot die fabrikanten wenden voor de pakketten. We zijn ook bezig met een toolkit met een logo, een banner voor de website, een overzicht van voedselbanken en flyers voor de praktijk, zodat praktijken die willen instappen dat niet zelf hoeven te ontwikkelen.”

Poets je glimlach

In het verlengde van ‘Adopteer een glimlach’ is daarnaast ‘Poets je glimlach’ bedacht. Saskia: “We bedachten dat er misschien ook wel patiënten in de praktijk komen die hun steentje willen bijdragen. Daarvoor hebben we tandenborstels laten bedrukken met ‘Poets je glimlach’. Mensen kopen dan voor € 4,- twee tandenborstels: een daarvan is voor de voedselbank en eentje nemen ze zelf mee naar huis. Andere praktijken kunnen hier ook aan meedoen en kunnen deze tandenborstels bij ons bestellen. Bij een bestelling vanaf twintig tandenborstels rekenen we geen verzendkosten.”

Week van de mondhygiënist

Het is de bedoeling dat het project ruim onder de aandacht wordt gebracht in de week van de mondhygiënist in maart 2021. Saskia: “Al vijftien praktijken hebben aangegeven dat ze willen mee doen, maar we hopen natuurlijk dat het er nog veel meer worden. Er zijn 172 voedselbanken in Nederland en het zou mooi zijn als veel hiervan voor een jaar of misschien wel langer door een mondzorgpraktijk geadopteerd worden.”

Prijs

Het begon allemaal met de PASSIEprijs. Wat gaan ze met het geldbedrag doen als ze zouden winnen? Saskia: “Inmiddels gaat het al lang niet meer om die prijs. We vinden het gewoon belangrijk dat die doelgroep van 0 tot 18 jaar opgepakt gaat worden door ons mondzorgverleners. Preventie is belangrijk voor deze kwetsbare doelgroep en vaak is het niet duidelijk dat de behandelingen worden vergoed vanuit de basisverzekering. Natuurlijk gaan we iets nuttigs doen met het prijzengeld als we dat winnen. Het zou bijvoorbeeld leuk zijn om die kinderen een dopper te geven, zodat ze zich er van bewust worden, dat ze beter water mee naar school kunnen nemen in plaats van al die pakjes met zoetigheid. Of een kookboekje voor kinderen ontwikkelen met tandvriendelijke recepten, of een bordspel over hoe je goed voor je gebit kan zorgen. We hebben ideeën genoeg voor de komende jaren. Maar een gezonde glimlach voor ieder kind, is uiteraard de mooiste prijs die we kunnen winnen!”

Meer informatie

Door: Yvette in ‘t Velt

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Tandarts - tand

Om de zes maanden of twee jaar? Frequentie tandartscontrole geen invloed op o.a. tandbederf volgens onderzoek

Het maakt niet uit of patiënten hun tandarts elke zes maanden bezoeken of met gepersonaliseerde intervallen op basis van de beoordeling van de tandarts. Intervallen tot 24 maanden hebben geen negatieve effecten op tandbederf, tandvleesaandoeningen of kwaliteit van leven, volgens een recente review in Cochrane Library.

Geen consensus

Er is geen consensus over de beste frequentie waarmee patiënten bij de tandarts op controle moeten komen en de effecten op mondgezondheid van het interval tussen controles. Aanbevelingen hierover variëren tussen landen, maar in veel landen wordt traditioneel gezien een periode van zes maanden bepleit.

Gezond maar duur

Een relatief kort interval van zes maanden zorgt ervoor dat de mond gezond blijft en problemen kunnen worden voorkomen. Het leidt echter mogelijk tot onnodige en dure behandelingen voor patiënten.

Update van oudere review

In deze review, een update van een versie uit 2013, werd in verschillende databases gezocht naar gerandomiseerde gecontroleerde studies. In totaal werden gegevens van twee onderzoeken opgenomen met samen 1736 deelnemers. Een onderzoek in een openbare tandartskliniek in Noorwegen omvatte deelnemers onder de 20 jaar die regelmatig op controle gingen. Het andere onderzoek vond plaats in algemene tandartspraktijken in het Verenigd Koninkrijk. Hier werden volwassenen beschreven die de afgelopen twee jaar minstens een keer een tandarts hadden bezocht.

Verschillende intervallen vergeleken

De studies vergeleken intervallen van twee jaar met een jaar en een half jaar respectievelijk. Ook werden ze in het VK met risico-gebaseerde intervallen vergeleken. De resultaten werden na twee jaar gemeten in Noorwegen en na vier jaar in het VK. De auteurs focusten op uitkomsten wat betreft cariës, tandvleesbloeding en kwaliteit van leven gerelateerd aan mondgezondheid.

Weinig verschil bij volwassenen

Uit de resultaten blijkt dat er bij volwassenen weinig tot geen verschil was tussen halfjaarlijkse, tweejaarlijkse en risico-gebaseerde intervallen wat betreft tandbederf (aantal aangetaste tandoppervlakten), tandvleesaandoeningen en welzijn na vier jaar. Ditzelfde geldt waarschijnlijk voor hoeveel mensen matig tot ernstig tandbederf hadden.

Onvoldoende bewijs

Er werd onvoldoende betrouwbaar bewijs gevonden over de effecten van de lengte van de periodes tussen controles bij kinderen en adolescenten na twee jaar. Volgens de auteurs kwam dit door problemen met de opzet van het betreffende onderzoek.

Nadelige effecten niet beoordeeld

De onderzoeken die in de review zijn opgenomen hebben geen nadelige effecten van de mogelijke strategieën beoordeeld. De auteurs concluderen desondanks dat intervallen tot twee jaar tussen de controles het risico op tandheelkundige aandoeningen niet negatief beïnvloeden bij volwassenen. Er is niet genoeg bewijs beschikbaar over hoe vaak kinderen en jongeren een bezoek aan de tandarts zouden moeten brengen.

Bron:
Cochrane Library 

Lees meer over: Kennis, Kwaliteit
Identificatie van medische gecompromitteerde patiënten

Identificatie van medische gecompromitteerde patiënten

Welke medische tandheelkundige interacties zijn er en welke factoren spelen hier mee? Lees meer over de mogelijkheden om erachter te komen of de medische gezondheid van uw patiënt invloed heeft op de tandheelkundige behandeling.

Verslag van de lezing van Henk Brand, Medisch bioloog, tijdens het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland.

Wat houdt een medische tandheelkundige interactie (MTI) in?

Er bestaan verschillende definities van de term medisch tandheelkundige interactie (MTI).

De Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie (VMTI) hanteert de volgende definitie: MTI is interactie tussen mondgezondheid en algemene gezondheid. Voorbeelden zijn de relatie tussen parodontitis en diabetes en de relatie tussen tandheelkundige materialen en allergieën.

Fred Rozema, bijzonder hoogleraar MTI bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), noemde bij zijn benoeming vijf gebieden waarop medisch tandheelkundige interactiesplaatsvinden:

  1. Ziekten kunnen tot uiting komen in de mond.
  2. Een ongezonde mond kan consequenties hebben voor de algemene gezondheid.
  3. Medicatie-gebruik kan zichtbaar zijn in de mond.
  4. Een acute medische situaties kan zich voordoen in de tandheelkundige praktijk.
  5. Ziekten en aandoeningen kunnen invloed hebben op de tandheelkundige behandeling.

MTI wordt dus in verband gebracht met de tandheelkundige behandeling in de dagelijkse praktijk,. Soms wordt er gedacht dat MTI hetzelfde is als Oral Medicine. Internationaal gezien staat het begrip Oral Medicine voor een gespecialiseerde vervolgopleiding na de studie Tandheelkunde. Oral Medicine gaat dieper in op de medische aspecten en is niet hetzelfde als MTI.

Samenvattend kan gesteld worden dat de medisch tandheelkundige interacties een groot en vaag begrensd terrein is. Misschien moet MTI meer gezien worden als een filosofie of visie op patiënt behandeling.

Welke interacties bestaan er?

Er bestaan vier factoren die allemaal interactie met elkaar kunnen hebben. Dit zijn:

  1. Algemene gezondheid
  2. Mondgezondheid
  3. Medicatie/ geneeskundige behandeling
  4. Tandheelkundige behandeling

Deze vier factoren kunnen in verschillende situaties elkaar op verschillende wijze beïnvloeden. De algemene gezondheid kan bijvoorbeeld effect hebben op de mondgezondheid. Monddroogte ten gevolge van radiotherapie of xerogene medicatie is hier een voorbeeld van. Deze monddroogte heeft weer consequenties voor de tandheelkundige behandeling. Immers, de patiënt moet vaker gezien worden omdat hij/zijn een hoger risico loopt op het ontstaan van cariëslaesies.

Het is dus belangrijk dat een tandarts zich bewust is van de algemene gezondheid en/of medicatie-gebruik van de patiënt. Op deze manier kan er op de juiste manier ingespeeld worden op de situatie van het individu.

Hoe komt een tandarts aan medische informatie van een patiënt?

Er zijn verschillende mogelijkheden om de medische gezondheid van de patiënt te bepalen en de mogelijke invloed daarvan op de tandheelkundige behandeling of andersom. Dit zijn:

  • Lichamelijk onderzoek

    Dit blijft in de tandheelkundige praktijk vaak beperkt tot het beoordelen van de algemene indruk die een patiënt geeft. Het kan een tandarts bijvoorbeeld opvallen dat een patiënt kortademig is.

  • Laboratorium onderzoek

    Dit soort onderzoek wordt vrijwel nooit door de tandarts uitgevoerd.

  • Medische schriftelijke anamnese of mondelinge anamnese

    Een tandarts is veelal afhankelijk van de anamnese wat betreft het verschaffen van medische informatie over de patiënt. Uit onderzoek blijkt dat 43% van de Nederlandse tandartsen hiervan gebruik maakt. Bij Europese tandheelkundeopleidingen ligt dit veel hoger, namelijk 94%.
    Er bestaan verschillende medische vragenlijsten. Uit onderzoek blijkt dat de meest voorkomende ziekten op dergelijke vragenlijsten hypertensie, epilepsie, allergieën en diabetes zijn. Geconcludeerd kan worden dat er binnen Europa onder tandheelkunde opleidingen geen consensus bestaat over welke ziektebeelden wel of niet gevraagd moet worden. Daarnaast zijn er ook nog beperkingen van een schriftelijke medische anamnese. Er kan sprake zijn van onderrapportage, patiënten kunnen vragen niet begrijpen en vaak wordt een dergelijke vragenlijst maar een keer afgenomen en is deze dus na verloop van tijd niet up-to-date.

Hoe kan de ernst van de medische situatie van een patiënt worden ingeschat?

De ASA-score geeft de medische conditie van een patiënt weer. De score loopt van 1 tot en met 5. Hieronder staan de betekenissen per score vermeld.

  • ASA 1: Gezonde patiënt.
  • ASA 2: Patiënt met een lichte systemische afwijking zonder beperking van dagelijkse activiteiten.
  • ASA 3: Patiënt met een ernstige systemische afwijking met beperking van dagelijkse activiteiten.
  • ASA 4: Patiënt met ernstige en levensbedreigende aandoening.
  • ASA 5: Patiënt gaat dood indien niet binnen 24 uur door een chirurg behandeld wordt.

Beperkingen van de ASA-score zijn dat er geen rekening wordt gehouden met de leeftijd en met eventuele angst voor tandheelkundige behandelingen. Deze factoren zijn echter wel belangrijk voor een tandheelkundige behandeling. Ook kunnen sommige medische aspecten een overdreven hoge score geven. Een allergie zoals hooikoorts geeft een ASA-score 3 terwijl dit de tandheelkundige behandeling vaak niet beïnvloedt.

Overleg met collega’s

Op een Amerikaanse tandheelkunde faculteit werd bij 32% van medisch gecompromitteerde patiënten het tandheelkundig behandelplan aangepast nadat een arts was geraadpleegd. Bovendien bleek na het overleg de arts bij 8% van de patiënten de medische behandeling te hebben aangepast. Overleg tussen tussen tandartsen en artsen is dus zinvol als rekening gehouden moet worden met interacties tussen medische aandoeningen en/of medicijnen met (andere) medicijnen. Een voorbeeld is porfyrie, deze aandoening geeft problemen met bepaalde medicatie zoals lidocaïne en diclofenac.
Intercollegiaal overleg is dus heel belangrijk. Helaas weten de meeste artsen weinig over tandheelkunde.

dr. Henk Brand is als universitair docent verbonden aan de afdelingen Orale Biochemie en Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie aan het Academisch Centrum Tandheelkunde te Amsterdam.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland

Dit verslag is voor het eerst in oktober 2015 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in november 2020 opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Onderzoek, Thema A-Z

Een Frisse Adem voor iedereen

Veel mensen hebben wel eens last gehad van een onaangename ademgeur. Roken, alcohol en sommige medicijnen kunnen invloed hebben op de mondgeur. Vaak is een nare ademgeur van tijdelijke aard. Sommige mensen hebben echter aanhoudend een slechte adem (halitose). Aangezien het wijst op mondgezondheidsproblemen is het bespreekbaar maken wel belangrijk.

Lees meer over: Kennis, Patiëntenfolders volwassenen

Met een gezond gebit blijf je lachen

Mondverzorging is maatwerk. De tips in deze folder geven u beter inzicht in de beste poetstechnieken (met een hand- en elektrische tandenborstel) en het slimste gebruik van floss, stokers en ragers. Verder worden er extra hulpmiddelen besproken om uw mondhygiëne te verbeteren zoals het gebruik van een mondspoelmiddels, monddouche en tongreinigers.

 

 

Lees meer over: Kennis, Patiëntenfolders volwassenen

Nieuw consumentenmagazine over mondgezondheid: MOND!

Er zijn heel veel tijdschriften over gezondheid, diëten, sporten en mindfulness maar over de mond was tot nu toe geen magazine te vinden. Mondhygiënist Annemarie Frederiks zag een kans en schreef het consumentenmagazine MOND!

“Ik heb dit magazine vooral geschreven om meer bekendheid te creëren voor het vak mondhygiëne en de mondhygiënist en ook om de kloof te dichten tussen de patiënt en de tandheelkunde”, zegt Annemarie.

Het is een tijdloos magazine geworden met enkele mondhygiëne-instructies maar met vooral heel veel achtergrondinformatie. “De kennis over tandheelkunde in Nederland is over het algemeen vrij gering en daar wil ik met mijn 28 jaar ervaring graag verandering in brengen. Het is geen wetenschappelijk verhaal, maar juist heel praktisch en toegankelijk geschreven voor de consument. Na het lezen van het magazine is helder wat mondhygiëne en de mondhygiënist voor iemand kunnen betekenen.”

MOND! kan zowel door consumenten als praktijken – bijvoorbeeld voor in de wachtkamer – worden besteld voor 7,95 euro.

Meer informatie en bestellen MOND!

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Jochem-van-Gelder,-Ingrid-van-Oploo,-Amar

Later als ik groot ben uitzending: Amar een dag aan de slag als mondhygiënist

De 11-jarige Amar wil later als hij groot is graag tandarts of mondhygiënist worden. In de uitzending Later als ik groot ben verraste presentator Jochem van Gelder hem met een bezoek aan mondhygiënist Ingrid van Oploo.

Zij heeft een challenge voorbereid om te kijken wie het meeste af weet van de instrumenten waar een mondhygiënist mee werkt.
Bekijk de uitzending hieronder terug.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis