NVvE-congres-online---400

NVvE online congres: De Endo Finish, 20 maart 2021

De finishlijn is in zicht! Wat gaat u doen? Trekt u een sprintje? Of gaat u in een mooi constant tempo over de streep?

Het NVvE congres de Endo Finish gaat door! De knoop is doorgehakt! Op 20 maart aanstaande bieden we u een volledig online voorjaarscongres aan vanuit onze studio in Amersfoort. Middels een livestream gaan we ervoor zorgen dat de kennis die onze flexibele en ervaren sprekers willen overbrengen, via uw scherm thuis te bekijken is. Al uw vragen kunnen gesteld worden via de chatfunctie en worden in de uitzending of daarna beantwoord.

We kijken uit naar uw aanwezigheid!  Na inschrijving heeft u de mogelijkheid om de lezingen tot twee weken na het congres terug te kijken.

Wat gaat u doen? Trekt u een sprintje? Of gaat u in een mooi constant tempo over de streep? Bedenk u niet en schijf u in ieder geval vandaag nog in!

Mereille Buma
Voorzitter NVvE

Meer informatie en inschrijven NVve online congres: De Endo Finish, 20 maart 2021

Programma

8:00 – 9:00 Ontvangst
Registratiebalie open

9:00 – 9:15 Opening
Inleiding en uitleg ‘spelregels’ door voorzitter Mereille Buma en voorstellen moderator Ellemieke Hin, Tandarts-Endodontoloog.

9:15 – 10:15 Hoe kunnen we het wortelkanaal veilig en efficiënt irrigeren?

Irrigatie is een fundamentele stap in het reinigen van het wortelkanaal. Desinfectie van het wortelkanaal is sterk afhankelijk van de chemische werking van de spoelvloeistof en het mechanische effect van de vloeistofstroming. We hebben vele spoelvloeistoffen en irrigatie technieken tot onze beschikking. De vraag is wanneer we wat het best kunnen toepassen. Het antwoord is redelijk gecompliceerd omdat dit afhangt van de klinische endodontische diagnose van het te behandelen element en de wetenschappelijke onderbouwing.

Tijdens deze lezing wordt, aan de hand van een update van de literatuur, een voorzet gedaan voor een zo effectief mogelijk irrigatieprotocol.

Na deze lezing

  • kunt u adequaat het irrigatieprotocol beschrijven voor een element met een (pijnlijke) irreversibele pulpitis of een (pijnlijke) parodontitis apicalis;
  • kunt u beargumenteren wat de beperkingen zijn van de huidige irrigatie methoden;
  • kunt u beschrijven hoe het doorpersen van irrigatievloeistoffen te voorkomen is.

10:15 – 10:45 The A to Z of working length determination: from scientific background to clinical application

Some of us were taught to determine the optimal working length radiographically, others were advised to rely on their tactile sense or the patient’s pain response. Today many rely on the electronic apex locator. But is there a golden standard for determining the correct working length and what is the optimal working length? This lecture will discuss the basics of working length determination from the scientific background to clinical application. Why is working length determination so important? Is there such a thing as a general perfect working length? What is the optimal technique of working length determination, and how can I assure that my length determination is safe and reliable? Finally the lecture provides a trouble shooting guide for better working length determination.

Learning goals

  • why is working length so important? The scientific background of working length determination.
  • what is the optimal technique of working length determination?
  • determination of working length in the clinic: clinical application, reliability and troubleshooting.

10:45 – 11:15 Pauze 

11:15 – 12:30 De compacte kanaalvulling

Ieder kanaal heeft op doorsnede een andere kanaalconfiguratie. Geregeld betreft dat een ovaal kanaal, maar soms heb je te maken met de brede isthmus, een C-shape of een lastige curve. Hoe kan je zo voorspelbaar mogelijk het wortelkanaal vullen en wat hebben we daar precies voor nodig? Er zal tijdens deze lezing besproken worden welke vultechnieken er voor handen zijn en welke verschillende vulmaterialen daarbij gebruikt kunnen worden om tot een voorspelbaar eindresultaat te komen.Na deze lezing

  • weet u aan welke eisen een goede kanaalvulling moet voldoen;
  • heeft u kennisgenomen van de verschillende soorten vultechnieken en vulmaterialen;
  • herkent u de toepassingsgebieden van deze vultechnieken.

12:30 – 13:45 Lunch 

13:45 – 14:30 Regenerative Endodontic Therapy

Lang is de standaardtherapie bij avitale elementen met open apex de apexificatie met calciumhydroxide geweest. Aan deze therapie kleven echter belangrijke bezwaren. De standaardprocedure is tegenwoordig om het wortelkanaal na desinfectie apicaal te vullen met een MTA stop. Het nadeel van deze vulmethode is dat MTA het element niet versterkt.

Sinds een aantal jaren wordt er onderzoek gedaan naar Regenerative Endodontic Therapy (RET). Deze therapie streeft ernaar vitaal weefsel te laten ingroeien in de wijd open apex van het avitale element, om zo de radix verder te laten afvormen en dus sterker te maken. Tijdens deze lezing wordt deze therapie en de bevindingen uitvoerig met u besproken.

Na deze lezing

  • heeft u kennis van de bezwaren van het gebruik van calcium hydroxide en MTA bij een apexificatie;
  • kent u de procedure van RET;
  • bent u op de hoogte van de behandelresultaten die met RET te behalen zijn.

14:30 – 15:15 Wanneer is de finish bereikt? 

Na de endodontische behandeling is een goede coronale afsluiting van belang voor het succes op lange termijn. Maar wanneer heb je de finish bereikt? Is dat bij het opvullen van de endodontische opening of pas als er een volledige omvattende restauratie is gemaakt? In deze presentatie wordt ingegaan op de keuze voor het restauratieve eindpunt van endodontisch behandelde elementen in de posterieure zone: de directe of de indirecte restauratie. Aan de hand van literatuur en casuïstiek worden de overwegingen tussen de directe en indirecte inzichtelijk gemaakt.

Na deze lezing

  • kunt u de voor- en nadelen benoemen van een directe of indirecte restauratie op een endodontisch behandeld element in de posterieure zone;
  • kunt u de klinische stappen benoemen voor het vervaardigen van een adhesieve indirecte restauratie op een endodontisch behandeld element in de posterieure zone;
  • kunt u voorspelbaar een grote composietopbouw vervaardigen op een endodontisch behandeld element in de posterieure zone.

15:15 – 15:45 Pauze 

15:45 – 16:45 De kroon op het werk? 

In deze lezing gaan we in op het restaureren van voortanden met indirecte restauraties na een endodontische behandeling. Daarbij zullen we kijken naar sterkte en esthetiek. Een van de vragen die daarbij gesteld kunnen worden, is of het nodig is om een volledige kroon te vervaardigen na een endodontische behandeling. En of we een wortelstift moeten plaatsen als we veel weefselverlies hebben.

Vaak zijn tanden die endodontisch behandeld worden ook verkleurd. We kijken daarom ook naar hoe we de kleur kunnen beïnvloeden. Gaan we intern bleken of dekken we de kleur af met het keramiek of misschien wel met een laagje composiet onder de indirecte restauratie?

Na de lezing

  • weet u of een volledige kroon na een endodontische behandeling nodig is;
  • krijgt u een nieuwe kijk op het plaatsen van wortelstiften;
  • kunt u kiezen uit mogelijkheden om de kleur te beïnvloeden.

16:45 – 17:00 Vragenronde en discussie
Uitwisseling van vragen, aanvullingen en ideeën.

17:00 Borrel

Sprekers

Jan-Warnsinck

Jan Warnsinck

Jan studeerde in 1982 af in Groningen, waarna hij als algemeen practicus werkzaam was op diverse locaties. Sinds 1998 is hij als docent verbonden aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), waar hij zelf de postacademische opleidingen Endodontologie en Gnathologie volgde. Jan is auteur van diverse publicaties. In de omgeving van Haarlem voerde hij jarenlang een verwijspraktijk voor endodontologie Momenteel is Jan redactielid van de heruitgave van het boek Endodontologie, dat in 2021 verschijnt.

Luc-van-der-Sluis2-1500x1500Prof. dr. Luc van der Sluis

Sinds 1993 is Luc werkzaam als tandarts endodontoloog. Van 1993 tot 2010 was hij verbonden aan de afdeling Cariologie, Endodontologie en Kindertandheelkunde van het ACTA waar hij zich bezighield met onderwijs en onderzoek. Momenteel is Luc afdelingshoofd van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMC Groningen en is hij als onderzoeker verbonden aan het Kolff Instituut (Universiteit Groningen). Momenteel ligt de focus van zijn onderzoek op de preventie van parodontitis apicalis en de desinfectie van het wortelkanaal.

sune_photo-002

Sune Demant

Sune graduated as a dentist from Copenhagen University in Denmark in 2011.  He has carried out several research projects related to endodontics, as well as in undergraduate teaching. Sune has since his graduation combined research with clinical work and has since 2014 limited his practice to endodontics. He is currently a second year TEO at the Oral Health Sciences Postgraduate program (Endontology) at ACTA, Amsterdam as well as a PhD-student at University of Copenhagen.

 

Dieuwertje-de-Groot-Kuin-002

Dieuwertje de Groot – Kuin

Dieuwertje studeerde in 2010 af aan het ACTA als tandarts en rondde in 2017 haar opleiding tot Endodontoloog af. Naast haar werk in de Verwijspraktijk voor endodontologie in Horst en Nijmegen is zij actief lid van de NVvE en geeft zij geregeld lezingen om iedereen de leuke kant van de endo te laten ervaren.

 

John-Heijdra-1435x1500

John Heijdra

John studeerde in 1987 af als tandarts aan de K.U. Nijmegen. In 1989 nam hij een algemene praktijk in Barneveld over. Vijftien jaar later startte hij met de postdoctorale opleiding kindertandheelkunde. Zijn praktijk PUNTGAAF in Barneveld is een algemene praktijk en een verwijspraktijk voor kinderen. Daar werkt John als algemeen practicus en als pedodontoloog. Hij is lid van de onderzoeksgroep PREP. Vanuit deze groep heeft hij verschillende posters gepresenteerd op internationale congressen over de RET-behandeltechniek.

Kuijper-Maurits-de

Maurits de Kuijper

Maurits studeerde in 2014 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit Groningen. In november 2015 startte hij met een promotietraject over de restauratie van uitgebreide endodontisch behandelde elementen middels direct composiet en endokronen. Sinds september 2018 begeleidt hij studenten binnen het FIXED-programma bij het vervaardigen van kroon- en brugwerk. Ook werkt hij bij Mondzorgcentrum Winschoten.

 

Marco2-1500x1500

Marco Gresnigt

Marco studeerde in 2005 cum laude af aan de Rijksuniversiteit Groningen. In januari 2012 promoveerde hij op de adhesieve bevestiging van facings. Aan de universiteit van Groningen is hij hoofd restauratieve tandheelkunde en biomaterialen, verricht hij onderzoek naar restauratieve/adhesieve tandheelkunde en doceert hij esthetische en reconstructieve tandheelkunde. Hij begeleidt promovendi en publiceert in internationale tijdschriften. Daarnaast werkt hij in het centrum voor bijzondere tandheelkunde in het Martini Ziekenhuis Groningen, waar hij restauratieve en esthetische behandelingen uitvoert met behulp van een operatiemicroscoop. Hij geeft in binnen- en buitenland lezingen en cursussen over esthetische en adhesieve tandheelkunde. Marco is voormalig voorzitter van de internationale Bio-Emulation groep en ambassadeur van SlowDentistry.

Meer informatie en inschrijven NVve online congres: De Endo Finish, 20 maart 2021

Lees meer over: Kennis, Partnernieuws, Scholing
Zo ga je om met de hoge verwachtingen van patiënten

Zo ga je om met de hoge verwachtingen van patiënten

Door de continue confrontatie met goed verzorgde gebitten (die er online soms nog mooier uitzien dan ze daadwerkelijk zijn) gaan mensen zelf ook op zoek naar de mooiste versie van hun gebit. Het aantal esthetische tandheelkundige behandelingen is de laatste jaren dan ook toegenomen. Steeds meer mensen nemen alleen nog maar genoegen met de beste versie van zichzelf. Bovendien is tandheelkundige informatie (correct of foutief) 24/7 binnen handbereik, waardoor meer patiënten een sterk idee hebben van hoe hun behandeling eruit zou moeten zien. Er ontstaan dus niet alleen andere verwachtingen rondom de eigen glimlach, maar ook rondom hoe deze bereikt dient te worden.

Verwachtingen van patiënten

Daarom is het belangrijker dan ooit om voorafgaand aan de behandeling vast te stellen wat u als tandheelkundige kunt bereiken, zodat de verwachting van de patiënt naar een realistisch niveau kunnen worden gebracht. Volgens Standards for the Dental Team van de Britse dentale toezichthouder General Dental Council verwachten patiënten het volgende:

  • Dat er naar hen geluisterd wordt en dat hun voorkeuren en zorgen in acht worden genomen
  • Dat ze als individu worden behandeld en dat hun persoonlijke cultuur, normen en waarden gerespecteerd worden
  • Dat alle medewerkers van de praktijk eerlijk en integer handelen
  • Dat alle aspecten van hun gezondheid en welzijn in acht worden genomen en dat ze tandheelkundige zorg krijgen die geschikt voor hen is

Transparantie en communicatie van begin tot einde

Dat de patiënt dus steeds hogere verwachtingen heeft, is duidelijk. Maar hoe ga je hier mee om als behandelaar? Hoe kun je de verwachtingen effectief bijstellen naar een realistisch niveau? Twee woorden zijn hierin essentieel: transparantie en communicatie.
Vanaf het moment dat een nieuwe patiënt je praktijk binnenloopt moet er een open en eerlijke communicatie plaatsvinden.

Dat begint met luisteren naar de wensen en zorgen van de patiënt. Luister met een onbevooroordeeld oor en vraag door waar onduidelijkheden zijn. Vervolgens is het belangrijk dat je eerlijk en transparant bent wanneer je uitlegt wat je allemaal kunt doen. Het kan helpen om hier visuele middelen bij te gebruiken.
Vraag ook geregeld of de patiënt begrijpt wat je bedoeld. Wanneer het voor beide partijen volledig duidelijk is hoe de behandeling eruit zal zien, wat de verwachtingen en risico’s zijn, wat het einddoel is en hoe de prijs is opgebouwd, kan er een behandelplan worden opgesteld. Bespreek het behandelplan en geef dit geschreven plan mee aan de patiënt zodat hij hierover kan nadenken voordat hij een definitief akkoord geeft.

Blijf gedurende de behandelperiode vervolgens bij elke stap uitleggen wat je doet en wat het risico en doel is. Het blijft uiterst belangrijk om vast te stellen dat de patiënt begrijpt wat je doet en hun volledige toestemming te hebben bij elke stap van de behandeling. Houd bij je uitleg bovendien rekening met de wensen en zorgen van je patiënt en speel hier op in.

Elke patiënt is uniek

Elke patiënt is anders. Daarom is het belangrijk om altijd transparant te zijn en te blijven communiceren. Ten eerste om de patiënt volledig te informeren en hun verwachtingen realistisch te houden, maar ook om rekening te houden met de wensen, verwachtingen en zorgen van je patiënt. Zo kun je zelfs de hoge verwachtingen die sociale media ons opleggen bijstellen, wat enkel meer tevreden patiënten op zal leveren.

Bron:
Dentistry

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Podcast: De kracht van reflectie

Podcast: De kracht van reflectie

Reflecteren is één van de belangrijkste vaardigheden die je als praktijkeigenaar of  praktijkmanager onder de knie moet hebben. Het helpt je groeien in je functie maar ook als persoon.

Wat is reflecteren precies en hoe doe je dit? Hierover vertelt Anna Berends in haar podcast.

 

Podcast door: Anna Berends van Loenen.

Lees meer over: Kennis, Management, Ondernemen

Shared decision making: een continu proces

Binnen de WGBO wordt ‘informed consent’ aangescherpt tot door ‘shared decision making’. Agatha Hielkema van de VvAA legde op Mondzorgpraktijk Anno Nu uit wat dit inhoudt en wat de gevolgen hiervan zijn voor mondzorgverleners.

Veranderingen binnen WGBO

Per 1 januari 2020 vinden er veranderingen plaats binnen de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Een van deze veranderingen is dat de eis van ‘informed consent’ wordt aangescherpt tot ‘shared decision making’. Deze verandering geldt voor de hele gezondheidszorg. Eigenlijk wilden politiek en veldpartijen verschillende wetten met betrekking tot de gezondheidszorg samentrekken tot één mammoetwet. Omdat dit op veel bezwaren stuitte, is uiteindelijk besloten om dit niet te doen, maar om wel bestaande wetgeving uit te breiden en aan te passen, waaronder de WGBO. Alle doorgevoerde veranderingen zijn gericht op versterking van de positie van de patiënt.

Behandelingsovereenkomst

De behandelingsovereenkomst is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Uitgangspunt hierbij is dat twee partijen met elkaar een overeenkomst aangaan. De zwakkere partij wordt hierin een bepaalde mate van bescherming geboden. Bij een behandelingsbijeenkomst is die zwakkere partij de patiënt.
Een overeenkomst komt tot stand door wilsovereenstemming. Het is daarbij niet alleen van belang wat er op papier staat, maar ook wat de bedoeling is geweest van beide partijen. Dit geldt voor algemene overeenkomsten. Voor de behandelingsovereenkomst zijn veel verplichtingen dwingend vastgelegd in de wet.

Van informed consent naar shared decision making

Bij informed consent kwam de hulpverlener met een behandelplan, dat hij voorlegde aan de patiënt. De patiënt moest ook worden geïnformeerd over risico’s, alternatieven en alles wat de patiënt over de behandeling moest weten, maar ten opzichte van de nieuwe regeling lag het voorstel en initiatief meer bij de zorgverlener.
Daar zit echter een wat ongelijke verhouding in. Daarom wordt de wilsovereenstemming nu verder uitgewerkt in shared decision making. In essentie gaat het daarbij nog steeds over die wilsovereenstemming, maar wat er tussen de zorgverlener en de patiënt besproken moet worden is aangevuld. De tekst van de wet is op dat punt nu uitgebreider en aangescherpt.

Passend bij bevattingsvermogen

De hulpverlener moet informatie verstrekken die passend is bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Je moet hiermee rekening houden bij kinderen, oudere mensen en mensen met een beperking, maar ook bij mensen die ‘compos mentis’ zijn. Omdat voor volwassenen tandzorg geen verzekerde zorg is onder de zorgverzekeringswet, speelt de factor geld ook een rol. Ook mensen met een smalle beurs moeten kunnen overzien wat de voor- en nadelen zijn van de keuze die zij moeten maken over hun eigen mondgezondheid.
De zorgverlener heeft een verplichting om er voor te zorgen dat de informatie passend is. Je moet het gevoel hebben dat je boodschap overkomt. Folders en patiënteninformatie kunnen ter ondersteuning worden meegegeven of digitaal worden aangeboden.

Dialoogmodel

Je moet zo veel mogelijk met elkaar in gesprek zijn op basis van wederzijds vertrouwen, zodat de patiënt zijn medewerking aan de behandeling kan en durft te verlenen.
Wat echter vaak voorkomt is dat een patiënt de behandeling niet voortzet, soms zonder de tandarts hiervan bericht te geven. Patiënten die de behandeling niet voortzetten moeten zijn geïnformeerd wat dat voor hun mondgezondheid kan betekenen.

Checklisten

Wat moet er aan de orde komen bij shared decision making? Er zijn verschillende checklisten die een hulpverlener kunnen helpen om te kijken of je alle onderdelen goed in beeld hebt, onder andere van de KNMT. De volgende zes punten moeten aan de orde komen.

1. Hulpvraag vaststellen

Welke situatie geeft aanleiding tot de behandeling, wat is de initiële hulpvraag? Een hulpvraag is als een patiënt een afspraak maakt of terugkomt voor een reguliere controle. Het is onvoldoende om te zeggen dat wat de patiënt vraagt, de hulpvraag is. Er kan altijd al een historie zijn. Ook kun je er tijdens je onderzoek achter komen dat er iets aan de hand is waar de patiënt nog geen weet van heeft. De hulpvraag kan en moet zo nodig dus aangevuld worden door de mondzorgverlener.

2. Welke scenario’s zijn er?

Je moet altijd bespreken welke scenario’s er zijn. De beste oplossing voor de mondgezondheid kan bijvoorbeeld te duur zijn of lastig uit te voeren bij angstige patiënten. Hier is veel informatie over uit te wisselen. Vertel duidelijk wat de verschillende stappen in de behandeling zijn. Je moet je afvragen in hoeverre een patiënt de verschillende mogelijkheden kan overzien, terwijl hij zich afvraagt wat het allemaal gaat kosten. Omdat de patiënt het zelf moet betalen, speelt geld een belangrijke rol. Je moet je afvragen waar hij meer aan heeft: de perfecte, maar erg dure oplossing of de ‘second best’ oplossing die hij wel kan betalen.

3. Schriftelijke of elektronische informatie

De patiënt moet schriftelijke informatie kunnen krijgen. Volgens de nieuwe WGBO mag dit ook elektronische informatie zijn; je mag dus ook een folder per e-mail naar de patiënt sturen.

4. Schriftelijke informatie op verzoek

De patiënt moet geïnformeerd worden over de tarieven. Bij een behandeling die meer kost dan 250 euro, moet hij een begroting krijgen.

5. Alles begrepen?

Je moet zo veel mogelijk aansluiten bij het bevattingsvermogen van de persoon in kwestie. Als dat niet mogelijk is, dan moet de wettelijk vertegenwoordiger toestemming geven.
Een jongere van 16 jaar of ouder die wilsbekwaam is, mag zelfstandig de behandelingsovereenkomst aangaan, ook als de ouders de behandeling moeten betalen. Die jongere moet ook toestemming geven als er iemand bij de behandeling aanwezig is en ook als je in het dossier een contactpersoon wilt noteren. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar gelden specifieke regels voor toestemming voor de behandeling.

6. Gezamenlijke besluitvorming en toestemming

Een patiënt mag zijn toestemming voor een behandeling later weer intrekken. Bij een behandeling in delen waarbij al kosten gemaakt zijn, moet de patiënt de gemaakte kosten dan wel betalen. Als je denkt dat een patiënt mogelijk wil afhaken, doe je er goed aan hem hier op te wijzen.
Bij kinderen onder de 16 jaar is toestemming van beide met gezag belaste ouders nodig.

Conclusie

Shared decision making is een continu proces. Je moet goede zorg blijven aanbieden, ook als de patiënt de behandeling niet afmaakt of niet goed nakomt. Als bijvoorbeeld een patiënt niet goed poetst, moet je hierover steeds opnieuw in gesprek gaan.
Je moet je ook steeds afvragen of je nog toestemming voor een behandeling hebt. Je moet telkens opnieuw de situatie bespreken, benoemen wat je aantreft en dat noteren. Die continuïteit is de belangrijkste wijziging die uit de wetswijziging voortvloeit.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Shared decision making, de nieuwe WGBO-eis’ door Agatha Hielkema tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Agatha Hielkema is senior jurist Gezondheidsrecht bij VvAA Juridisch Advies en Rechtsbijstand.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Wet- en regelgeving
endodontische

Endodontische radiologie 2D vs 3D, regelgeving en indicaties

Onmisbaar voor het stellen van een diagnose voorafgaand aan het plannen van de endo-start is röntgenologische informatie. Vaak kan men, na klinisch onderzoek, met behulp van de beginsolo al veel vertellen over de anatomie van het element, de diagnose en eventueel te verwachten complicaties. Wat is de meerwaarde en wat zijn de beperkingen van de Cone Beam CT (CBCT) in de endodontologie? Wanneer zet je CBCT niet of juist wel in? Wat zeggen de richtlijnen hierover?

Verslag van de lezing van Frédérique San Giorgi en Reinier Hogeveen tijdens het NVvE-congres.

Aan de zaal wordt de vraag gesteld of de lengtefoto bij een endodontische behandeling nog nodig is. Dan blijkt dat de meeste tandartsen toch vertrouwen op de elektronische lengtebepaler.

Indien je ervoor kiest om foto’s te maken, is het belangrijk om gebruik te maken van een rechthoekige en geen ronde collimator/diafragma. De straling met een rechthoekige collimator/diafragma is een factor vier kleiner dan bij een ronde buis. Dit betekent dat je drie foute foto’s zou kunnen maken met een rechthoekige conus, voordat je aan de hoeveelheid straling zit die een ronde geeft.

2D-foto’s

Belangrijk bij het maken van 2D-foto’s is het gebruikt van richtmiddelen. Dit zorgt ervoor dat de foto’s een betere kwaliteit hebben en een grotere diagnostische waarde. Daarnaast zijn de foto’s in de tijd veel beter te vergelijken.

Röntgenfoto’s kunnen gemaakt worden met fosforplaatjes of met een sensor. Technisch gezien geeft de sensor een iets hogere beeldkwaliteit voor endodontische doeleinden dan de fosforplaatjes. Daarnaast is de belichtingstijd belangrijk voor de stralingsdosis die de patiënt krijgt . Deze tijd verschilt per element. Je merkt er weinig van als je de verkeerde belichtingstijd gebruikt, omdat de digitale systemen tegenwoordig de foto’s softwarematig aanpassen waardoor een goed beeld ontstaat. Maar bij het kiezen van steeds dezelfde belichtingstijd, overbelicht je bepaalde elementen (bijvoorbeeld onderincisieven). Dit is in strijd met het ALARA -principe. Het is daarom van belang om altijd een belichtingstabel te gebruiken.

Om de foto’s zo goed mogelijk te kunnen beoordelen kunnen nog een aantal maatregelen getroffen worden. Zo is het beter om de foto’s te bekijken in een donkere ruimte en kunnen de kwaliteit en de instellingen van de monitor van de PC ook nog van belang zijn.

CBCT

Voordat men na gaat denken over het maken van een 3D-foto is allereerst gedegen klinisch onderzoek van belang. Daarnaast een goede solo en eventueel nog een extra solo -opname gemaakt onder een hoek. Geeft dit alles bij elkaar nog niet voldoende diagnostische informatie om een gedegen behandelbesluit te nemen dan kan een CBCT soms een goede uitkomst bieden.

Ook CBCT’s zijn niet zaligmakend en hierbij kunnen we te maken krijgen met bepaalde artefacten. Ze ontstaan door nabijgelegen (metalen) restauraties of endodontische vulmaterialen. Deze kunnen zich uiten als de witte strepen en donkere gebieden die rondom het (metalen) materiaal ontstaan. Daarnaast duurt het maken van een CBCT-scan langer dan een 2D opname, waardoor de kans op bewegingsonscherpte groter is.

Er moet altijd nagedacht worden over de rechtvaardiging van het maken van een CBCT scan. Hierbij worden de diagnostische/therapeutisch voordelen voor de patiënt afgewogen tegen de potentiële risico’s of schade. Bij schade kun je denken aan de straling, maar ook aan eventuele vals positieve of vals negatieve diagnoses of de kosten voor de patiënt.

Wanneer is er een indicatie voor een CBCT scan?

Er is een indicatie voor een CBCT-scan wanneer wordt voldaan aan alle onderstaande criteria:

  • Als anamnese, klinisch onderzoek en een 2D-röntgenfoto niet voldoende zijn om tot een diagnose en/of behandelingsplanning te komen
  • Als het maken van een CBCT-scan in dit geval bewezen effectief is om wel de juiste diagnose te stellen
  • Als het potentiële voordeel voor de patiënt opweegt tegen de risico’s en mogelijke schade

Het risico bij het maken van een CBCT hangt deels als van de grootte van het veld en de resolutie. Hoe groter het veld en de resolutie, hoe groter ook de stralingsdosis.

Er zijn grofweg ongeveer acht redenen waarvoor een CBCT gebruikt zou kunnen worden binnen de endodontische diagnostiek.

  1. De diagnose van peri-apicale pathologie als er niet specifieke of tegenstrijdige symptomen en tekenen zijn
    Een element geeft klachten, maar op de solo is geen duidelijke afwijking zichtbaar. De CBCT kan dan zorgen voor betere peri-apicale diagnostiek.
  2. Bevestiging van non-dentogene oorzaken of pathologie
    Hierbij is het wederom belangrijk dat eerst een conventionele opname gemaakt wordt onder een hoek. Geeft deze nog geen uitsluiting, dan is een CBCT geïndiceerd.
  3. Beoordeling en/of management van dento-alveolair trauma
  4. Beoordeling van extreem complexe wortelkanaalsystemen zoals bijvoorbeeld een dens invaginatus
    Dit kan ervoor zorgen dat het behandelresultaat voorspelbaarder wordt.
  5. Beoordeling van extreme wortelkanaalanatomie voorafgaande aan een niet chirurgische behandeling
  6. Beoordeling van complicaties van de endodontische behandeling (bijvoorbeeld perforaties) voor behandelplanning als bestaande conventionele opnamen niet voldoende informatie geven
  7. Beoordeling en management van resorptiedefecten die klinisch gezien mogelijk nog behandelbaar zijn
    Zo kan beoordeeld worden wat de uitgebreidheid van het defect is en of de pulpa betrokken is.
  8. Pre-chirurgische beoordeling voorafgaande aan complexe peri-apicale chirurgie (bijvoorbeeld bij de achterste molaren
    Zo kan de ligging van onder andere de canalis mandibularis en sinus maxillaris bepaald worden.

Het moet duidelijk zijn dan een CBCT niet geïndiceerd is als standaard beeldvorming voor de endodontische behandeling.

Voor het maken van de CBCT zijn meerdere opties

Bij de verschillende opties horen verschillende verantwoordelijkheden.

1. De tandarts heeft zelf een CBCT en maakt hem zelf

Bij deze optie moet de tandarts de juiste scholing hebben in de vorm van een certificaat en er ook zorg voor dragen dat hij voldoende radiologie nascholing volgt (namelijk acht uur in vijf jaar). Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. De tandarts draagt er zorg voor dat de rechtvaardiging in het patiëntendossier wordt vastgelegd. De kosten worden met de patiënt besproken. Het kleinste mogelijke veld wordt gekozen met een adequate resolutie. Daarna beoordeelt de tandarts de hele scan en noteert ook eventuele toevalsbevindingen. De uitkomsten worden met de patiënt besproken en het beleid wordt hierop aangepast. Belangrijk voor het goed kunnen beoordelen van een CBCT is het hebben van voldoende kennis over de anatomie.

2. De tandarts verwijst naar een collega om de CBCT te maken

De verwijzend tandarts moet voldoende scholing hebben gehad om de patiënt te kunnen verwijzen naar een collega. Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. De verwijzer levert de in de verwijsbrief de benodigde informatie aan: zowel klinische symptomen, historie en reeds gemaakte opnames en de diagnostische vraag. De collega die de CBCT maakt is uiteindelijk verantwoordelijk voor de rechtvaardiging en heeft daarvoor al deze gegevens nodig. Vervolgens wordt de terugkoppeling door de verwijzer in het patiëntendossier genoteerd en bespreekt deze de uitkomsten met de patiënt.

3. De tandarts maakt op verwijzing van een collega de CBCT

De tandarts die de CBCT maakt moet de juiste scholing en nascholing hebben bijgehouden. Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. Hij/zij is ook verantwoordelijk voor de rechtvaardiging en voor het maken van het verslag en terugkoppeling naar de verwijzer.

Richtlijn tandheelkundige radiologie

Deze regels zijn allemaal opgenomen in de richtlijn tandheelkundige radiologie van de KNMT. Hierin staat exact gespecificeerd wie precies waarvoor verantwoordelijk is. Zo is de ondernemer verantwoordelijk voor het scheppen van omstandigheden waarbij stralingsbehandelingen veilig uitgevoerd kunnen worden op advies van de stralingsbeschermingsdeskundige (SBD). De SBD oefent toezicht uit op de stralingsbescherming in de praktijk bijvoorbeeld door het beoordelen van de stralingsrisicoanalyse.
Daarnaast moet er in iedere praktijk ook een Toezichthoudend Medewerker Stralingsbescherming (TMS) zijn. Deze persoon geeft instructies om stralingshandeling veilig uit te kunnen voeren en houdt hierbij toezicht of voert de handelingen zelf uit.
Als laatste is er nog de (blootgestelde) werknemer. Deze voert de daadwerkelijk opname uit volgens de instructie van de TMS. Deze werknemer moet hiervoor wel de juiste scholing gehad hebben.

De TMS moet tenminste vier uur in de vijf jaar besteden aan radiologienascholing. De blootgestelde werknemer één uur in vijf jaar.mits de TMS ook een certificaat heeft voor het beoordelen en maken van CBCT’s dan geldt de regel acht uur radiologienascholing in vijf jaar.

In de richtlijnen staan daarnaast de voorwaarden waaraan de apparatuur moet voldoen. Zo moeten de normale röntgenopname apparatuur en de OPT geregistreerd worden. Voor de CBCT is een vergunning nodig. De apparatuur moet jaarlijks gekeurd worden. Hierbij wordt het apparaat gekalibreerd en wordt er een service rapport toegevoegd in het KEW. De vergunning voor de CBCT moet voor februari 2020 rond zijn.

Bij het maken van de CBCT moet een keuze gemaakt worden voor de veldgrootte. Over het algemeen geldt dat de CBCT-apparaten met een grote veldgrootte beter geschikt zijn voor implantologie. Een kleine veldgrootte is beter geschikt voor endodontische diagnose. Bij de CBCT’s met een klein veld is de sensor vaak beter.

De kernboodschap

  • De CBCT is een waardevol aanvullend diagnostisch hulpmiddel in specifieke gevallen. Belangrijk hierbij is de dossiervorming.
  • Er is op dit moment nog maar een magere ‘evidence base’. Er moet beter gerandomiseerd onderzoek gedaan worden. Zo zou het een optie kunnen zijn om de ene patiënt die een endo nodig heeft te behandelen met een CBCT en de andere zonder. Na tien jaar worden de resultaten geëvalueerd.
  • Kies het juiste apparaat met de juiste instellingen voor het diagnostische doel rekening houdend met het ALARA (as low as reasonably practicable) principe.
  • Lees de KNMT richtlijn radiologie 2018 goed door.

Frédérique San Giorgi is tandarts en docent bij de sectie Orale Radiologie van ACTA. Daar zijn haar kerntaken CBCT-diagnostiek en verslaglegging en het geven van onderwijs. Frederique geeft radiologiecursussen voor assisterenden en mondhygiënisten door het hele land. Ze is werkzaam als tandarts-algemeen practicus in Voorhout. Daarnaast is ze actief als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van DentoMaxilloFaciale Radiologie (NVDMFR).

Dr. Reinier Hoogeveen is tandarts en universitair docent bij de sectie Orale Radiologie van ACTA. Reinier is stralingsdeskundige Niveau 3. Hij is betrokken bij het onderwijs en bij cursussen (onder andere de CBCT-cursus), de patiëntenzorg (CBCT-diagnostiek en verslaglegging voor verwijzers) en het onderzoek van de afdeling (dosisreductie). Daarnaast is hij werkzaam in zijn eigen praktijk, waar hij zich toegelegd heeft op radiologie en orthodontie.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Frédérique San Giorgi en Reinier Hogeveen tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Hoe help je ouders het poetsgedrag van hun kinderen te verbeteren?

Hoe kun je als mondzorgprofessional ouders helpen gezond gedrag vol te houden bij kinderen waarmee gaatjes worden voorkomen? Dr. Maddelon de Jong, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker, vertelden tijdens Quality Practice hoe zij met de Uitblinkers-methodiek ouders motiveren om het poetsgedrag bij hun kinderen te verbeteren.

Cariës voorkomen

Wanneer zijn we tevreden over onze inzet rondom preventie bij kinderen? Is dat als we een van de vijf gaatjes voorkomen of als we vrijwel alle gaatjes kunnen tegenhouden? De verwachting is wel dat we 100% scoren. Dus dan hebben we nog een hoop te doen…
Hoe kunnen we cariës voorkomen? Sealen? Fluoride? Dat is effectief, maar alles begint natuurlijk bij goede zelfzorg. Enkel adviezen geven, werkt hierbij niet. Het is niet zo dat als je zegt ‘je moet beter poetsen’, dat het dan direct gebeurt. Je zal teleurgesteld zijn, dat je voorlichting niet resulteert in gedragsverandering en daar zal je patiënt ook niet vrolijk van worden. Wij weten zelf ook allemaal wel dat dagelijks twee stuks fruit en twee ons groente goed voor ons is, maar wie doet dit ook werkelijk? Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken. Dit blijkt ook uit systematic reviews: de kennis is vaak wel aanwezig, maar er speelt vaak meer. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon zelf die invloed hebben op wel/niet gezond gedrag vertonen. Tot aan de Haagse politiek aan toe.

Tegensputterende kinderen

In een getoonde video weet een cabaretier fijntjes uit te beelden hoe ingewikkeld iets simpels kan zijn als je kinderen hebt. Zo kan poetsen ook een enorme klus zijn om uit te voeren bij je kinderen, zeker als ze tegensputteren. Een ouder kan na een heel gevecht het uiteindelijk gered hebben om toch nog twee seconden te poetsen. De volgende dag ligt dit kindje bij jou in de stoel. En jij zegt tegen de ouder: “Dat ziet er niet zo goed uit, hè?”. Alle moed zakt dan bij de ouder in de schoenen. Ouders zeggen vaak dat tandenpoetsen best lukt, maar als je doorvraagt zal je merken dat zij tegen dingen aanlopen. Ouders vinden het lastig als er met een belerende toon tegen ze wordt gesproken: als het nooit goed is, werkt dat niet motiverend en dus averechts. Dat is goed om in je achterhoofd te houden.

Ouder- en gezinsfactoren

De ouder- en gezinsfactoren werden onderzocht door interviews af te nemen bij diverse gezinnen. Het bleek dat iedereen wist dat er twee maal daags gepoetst moet worden. Er liggen echter vele hobbels in de gezinsomgeving waardoor er niet twee keer daags gepoetst wordt.
Er zijn drie hoofdfactoren die meespelen: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeienis, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezinsfunctioneren (structuur, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er hobbels zijn waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.

Uitblinkers-gespreksmethodiek

Hoe geef je dan jouw adviezen vorm? Je zal meer in gesprek moeten gaan, op zoek moeten gaan naar waar het wringt. Je moet als het ware een kijkje achter de voordeur kunnen krijgen. De passende adviezen kunnen heel eenvoudig zijn, als je ze maar bespreekbaar maakt. Hiervoor is de Uitblinkers-gespreksmethodiek ontwikkeld. Deze is geschikt voor 2- tot 10-jarige kinderen en kan in de dagelijkse praktijk gebruikt worden om poetsgedrag te verbeteren. Het is een semigestructureerde gespreksmethodiek bestaande uit tools en een script om het gesprek te leiden. Hierbij wordt achterhaald waar de ouder tegenaan loopt, waarna de aansluitende oplossingen worden besproken. Hierbij worden opvoedkundige principes toegepast.

Motivational interviewing

Motivational interviewing is een van de gesprekstechnieken die in deze methode verweven zit, naast alle andere technieken om een gelijkwaardig gesprek te krijgen. De sprekers geven het advies om niet alleen te zenden, want dat is eenrichtingsverkeer. “Hou het positief en stel veel vragen. Geef de ouder veel complimenten. Toon begrip en betrek de ouder bij de aanpak. Het belangrijkste is, dat je je focust op het positieve. Wat gaat er al goed? Zet de ouder eerst in zijn kracht en vraag daarna pas naar moeilijke momenten.”

Hobbels

Bij de Uitblinkers-methodiek horen negen kaarten met hobbels. Deze hobbels zijn tijdens het onderzoek geïdentificeerd. Daar komen de drie factoren ook aan bod. Op de kaarten is een tekening te zien van een hobbel. Een van de hobbels is de vermoeide of gestreste ouder. Tandenpoetsen heeft dan niet de prioriteit, doordat er al zo veel speelt. Een niet-meewerkend kind kan ook een hobbel zijn of de ouder die het kind niet wil dwingen. Of het kind dat te vermoeid is of dat het poetsen pijn doet. Ook drukte in de ochtend of juist in de avond kan een hobbel vormen.

Uitblinkers-gesprek

De sprekers doen voor hoe zo’n Uitblinkers-gesprek zou kunnen lopen. De tandarts of mondhygiënist: “Wat gaat er goed bij het tandenpoetsen?” De ouder: “Er wordt twee keer daags gepoetst. Ik doe het in de ochtend en mijn man in de avond.” “De taken zijn goed verdeeld in elk geval. Dat klinkt goed georganiseerd. Zijn er momenten waar je van denkt, dit is toch wat moeilijker?” “Wel eens, als hij in de avond niet goed wil meewerken. Dan is het wel een strijd.” “Maar dan lukt het wel?” “Meestal wel, maar als hij dan moe is, dan sla ik het even over en dan denk ik, dat komt morgen wel.” “Wil je eens kijken in de kaarten of je iets herkent?” Uiteindelijk moet er één kaart gekozen worden met de hoofdreden waarom het niet altijd soepel loopt. Ouders vinden de kaarten heel herkenbaar en fijn.
Daarna ga je samen kijken naar de mogelijke aanpak. Er bestaan hierbij twee theorieën: stimuluscontrole en operante conditionering.

Stimuluscontrole

Bij stimuluscontrole staat het creëren van een stabiele omgeving centraal, het structuren van tijd bijvoorbeeld. Structureer niet alleen de tijd, maar ook de ruimte. Je moet er even achter komen hoe het nu bij hen werkt thuis. Het is bij stimuluscontrole belangrijk dat dingen op een vaste tijd en in een bepaalde volgorde gebeuren. Het mooie is dat kinderen er dan op een gegeven moment zelf om gaan vragen: “Mama, je vergeet te tandenpoetsen.” Grenzen stellen is ook belangrijk. Echt consequent zijn: zo gaan we het doen en niet anders. Maak een afspraak en hou je eraan. Dat is stimuluscontrole . Dit kan je toepassen bij de kaart ‘poetsen is moeilijk in de ochtend’. Wat is voor de ouder nu het beste moment om het tandenpoetsen te doen? Denk mee! Stel bijvoorbeeld voor dat de tandenborstel in de keuken komt, zodat niet iedereen na het ontbijt weer helemaal naar boven moet. Ouders kunnen dit soms echt niet goed zelf verzinnen. Of bedenk dat je in de avond bepaalde dingen al klaar zet (de ontbijttafel), zodat het in de ochtend minder druk is. Als de ouder aangeeft dat het kind vaak te moe is om te poetsen, stel dan voor om het tandenpoetsen te doen voordat het moe is. Bijvoorbeeld door meteen na het eten te poetsen en daarna pas tv te kijken. Leg hierbij ook uit dat kinderen als ze moe zijn niet moe en sloom worden, maar vaak juist hyperactief en vervelend.

Operante conditionering

Bij operante conditionering hoort de vraag: hoe reageer je op negatief gedrag? Zorg dat tandenpoetsen met regelmaat en standaard gebeurt door met kleine stapjes en complimenten te werken. Positief gedrag moet beloond worden in plaats van negatief gedrag. Door af en toe te belonen blijft positief gedrag in stand. Maar dit geldt ook bij negatief gedrag! Dus wees consequent, maak geen uitzonderingen. Beloon een kind dus niet met het overslaan van tandenpoetsen als het tegensputtert, want dan beloon je slecht gedrag. Bij een kind dat weerstand biedt, dus toch altijd tandenpoetsen. Probeer tijdens het poetsen positieve aandacht te geven. Beloon bijvoorbeeld als het kind het toelaat om twee tanden te poetsen. Een sticker als beloning kan heel goed werken.

Samenvattend kun je het als volgt aanpakken:
• Ga positief in gesprek met ouders.
• Identificeer waar hobbels liggen – stel open vragen.
• Laat ouders meedenken in de oplossing – sta niet alleen op zenden.
• Probeer passende oplossingen aan te reiken.
• Complimenteer en toon begrip.

Bij de toolkit met kaarten van Uitblinkers hoort een training. Deze wordt gegeven vanuit de stichting die Denise en Maddelon hebben opgericht: stichting Blinkers. Tijdens het volgen van deze training worden de kaarten uitgegeven. Komende trainingsdagen zijn 14 mei en 19 juni 2020. Kijk voor meer informatie op www.stichtingblinkers.nl/nascholing

Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Noordwijk en Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk.

Denise Duijster is universitair docent op de sectie Sociale Tandheelkunde van het ACTA. Ze heeft de Masteropleiding ‘Dental Public Health’ gevolgd aan University College London. Begin 2015 is zij gepromoveerd op de rol van het gezin bij de preventie van cariës bij kinderen. Ze doet onderzoek naar sociaaleconomische gezondheidsverschillen, kwaliteit van mondzorg en de preventie van mondziekten in zowel hoge als lage inkomenslanden.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna van een lezing door dr. Maddelon de Jong-Lenters, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker aan ACTA , tijdens Quality Practice.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling

Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling

Via systematisch literatuuronderzoek brachten twee mondzorgkundestudenten de barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling in kaart. Zij keken hierbij naar de perspectieven van tandartsen, verpleegkundigen en zorgafhankelijke ouderen zelf.

Onderzoek

Aan de hand van de opgestelde zoekstringen is er gezocht naar wetenschappelijke literatuur in de databanken Medline en Cinahl. Uit de 374 hits in de databanken zijn na het screenen, selecteren en beoordelen acht studies geïncludeerd.

Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling
Klik hier voor vergrote versie

Barrières voor mondzorg

De barrières die tandartsen noemen voor consumptie en verlenen van mondzorg bij zorgafhankelijke ouderen in een zorginstelling zijn het gebrek aan training van de tandartsen, desinteresse om ouderen te behandelen, de voorkeur om ouderen in eigen praktijk te behandelen, gebrek aan draagbare apparatuur, gebrek aan geschikte ruimte en de complexe medische condities.

Voor verpleegkundigen zijn barrières voornamelijk het zorgafwijzend gedrag van de ouderen, gebrek aan voorraad en de angst om de ouderen pijn te doen en/of letsel te veroorzaken.

Barrières vanuit het perspectief van de ouderen zijn de kosten, de moeilijkheid om een tandarts te vinden, moeilijkheid om een tandarts te bezoeken, gebrek aan sociale support en andere medische problemen.

Conclusie

Dit systematisch literatuuronderzoek geeft aanwijzingen dat er vanuit verschillende perspectieven barrières worden ervaren waardoor het verlenen of ontvangen van mondzorg aan zorgafhankelijke ouderen wordt belemmerd.

Naar de rol van faciliterende factoren moet meer onderzoek worden gedaan.

 

Poster ontwikkeld door: Eline Suijkerbuijk en Daphne Velzeboer

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
Campus Abutment selectie op enkeltand vervanging

Campus: ‘Maak optimaal gebruik van de digitale processen’

Het digitaal afdrukken is inmiddels voor alle tandartsen wel een bekend begrip, maar welke digitale tandtechnische processen kunt u nog meer makkelijk doorvoeren in uw praktijk? Hoe maakt u hier toch gebruik van als u geen scanner heeft? Of hoe gaat deze workflow optimaal als u juist wel een scanner heeft? Tijdens deze campusavond praat Patrick Oosterwijk u volledig bij over onze laatste technieken op het gebied van digitalisering en krijgt u handige en bruikbare tips om deze processen te begrijpen en toe te passen.

Datum en locatie

23 januari 18.00 – 21.00 uur
Elysee Dental
Alphen aan den Rijn

Programma

18.00 uur Ontvangst met Lichte maaltijd

19.00 uur Start presentatie

21.00 uur Afsluiting en borrel

Spreker

Patrick Oosterwijk

Kosten

Kosteloos
Lees meer over: Kennis, Scholing
Praktijkrichtlijn-antitrombotica---mondzorg

Klinische praktijkrichtlijn Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken

Deze klinische praktijkrichtlijn (KPR) behandelt het aanbevolen beleid bij bloedige ingrepen in de eerste-, tweede- en derdelijns mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken. In deze richtlijn wordt de verzamelnaam antitrombotica gebruikt. Dit zijn zowel anticoagulantia (antistollingsmiddelen: VKA, DOAC, LMWH, zie afkortingenlijst) als trombocytenaggregatieremmers.

Antitrombotica worden gebruikt in het kader van behandeling of preventie van arteriële of veneuze trombo-embolieën. Een trombo-embolisch event kan ernstige gevolgen hebben. Patiënten die antitrombotica gebruiken, lopen een verhoogd risico op bloedingen. Bij bloedige ingrepen bij deze patiënten is er derhalve ook een verhoogd risico op nabloedingen. Tijdelijk staken van antitrombotica doet het nabloedingsrisico afnemen, maar verhoogt het risico op een trombo-embolisch event.

De beslissing antitrombotica te staken, om het risico op een nabloeding te beperken, dient daarom niet lichtvaardig te worden genomen. Deze klinische praktijkrichtlijn helpt bij het maken van deze beslissing.

Bekijk de richtlijn Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken
Bekijk de patiënteninformatie
Bekijk de samenvatting

Lees ook  het interview met prof. dr. Fred Rozema, MKA-chirurg en voorzitter van de ontwikkelcommissie over het wat en hoe van deze richtlijn voor tandartsen, tandarts-specialisten en mondhygiënisten.

 

 

 

 

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Behandeling parodontitis helpt controleren van bloedglucose bij patiënten met diabetes type 2

Nieuwe KIMO-richtlijn voor invasieve ingrepen in de mond bij patiënten die bloedverdunners gebruiken

Eind december 2019 is de nieuwe KIMO-richtlijn ‘Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken’ gepubliceerd. dental INFO sprak met prof. dr. Fred Rozema, MKA-chirurg en voorzitter van de ontwikkelcommissie over het wat en hoe van deze richtlijn voor tandartsen, tandarts-specialisten en mondhygiënisten.

Dit is een richtlijn voor invasieve ingrepen in de mond bij patiënten die bloedverdunners gebruiken. Er bestond al een ACTA-richtlijn over antistolling in de mondzorg. Waarom was deze nieuwe richtlijn dan nodig?

“De oude richtlijn dateert uit 2012 en voldeed niet helemaal meer, omdat er inmiddels een aantal nieuwe antitrombotica (‘bloedverdunners’) uitgebracht zijn, zoals de DOAC’s (directe orale anticoagulantia). Niemand wist wat die daar dan mee moest doen, omdat die nog niet in de richtlijn stonden. Moet je die stoppen of mogen patiënten daar mee doorgaan als je bijvoorbeeld een kies trekt? Er waren ook heel veel verrichtingen waarvoor in de oude richtlijn niet helemaal duidelijk was of ze er nu onder vielen of niet.
Daarnaast hebben we gelijk van de gelegenheid gebruik gemaakt om te synchroniseren met de nieuwe multidisciplinaire landelijke richtlijn antitrombotisch beleid voor huisartsen en medisch specialisten en de nieuwe Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling. Deze richtlijnen hadden hun eigen terminologie en dan kun je verwarring krijgen. De een bedoelt met een laag bloedingsrisico misschien iets anders dan een ander. Dus hebben we dat gesynchroniseerd; we gebruiken nu allemaal dezelfde termen.“

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Het is een officiële KIMO-richtlijn en is dus helemaal volgens het boekje gedaan. Je begint dan met een ‘Invitational Conference’, waarvoor je zoveel mogelijk mensen uitnodigt uit de professie en aangrenzende professies. Doel daarvan is dat je de knelpunten inventariseert en samen prioriteert waarover je iets zou moeten zeggen. De resultaten daarvan worden besproken in de Richtlijn Advies Commissie, die dan een Richtlijn Ontwikkel Commissie instelt. Deze formuleert de uitgangsvragen en doet literatuuronderzoek volgens de ‘evidence based’ methodiek. Zo komt een conceptrichtlijn tot stand en die wordt dan voor commentaar voorgelegd aan de wetenschappelijke verenigingen die met deze problematiek te maken hebben. De definitieve richtlijn die je dan krijgt, gaat naar de Richtlijn Autorisatie Raad en vervolgens naar Algemene Ledenvergadering, waar de richtlijn definitief wordt vastgesteld. De richtlijnontwikkeling zelf kost ongeveer 1,5 jaar. Met alle reactietermijnen erbij kom je op een traject van zo’n twee jaar.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn? Wat is er veranderd ten opzichte van de oude richtlijn?

“De richtlijn is bedoeld voor tandartsen, tandarts-specialisten (kaakchirurg en orthodontist) en mondhygiënisten. In grote lijnen komt het er op neer dat de antitrombotica die patiënten gebruiken meestal niet gestaakt hoeven te worden bij invasieve ingrepen in de mond zoals een tandvleesoperatie, het plaatsen van een implantaat of het trekken van een kies. Het hangt er een beetje van af welk middel je gebruikt en wat je precies moet doen. Vroeger overwogen we vaker om de bloedverdunners tijdelijk te staken. In de nieuwe richtlijn wordt aangegeven dat dat minder nodig is. Gebaseerd op de literatuur hebben we een andere afweging gemaakt. Het bloedingsrisico is in een heleboel gevallen zodanig laag, dat het risico om te stoppen groter is dan om door te gaan.
Stoppen is gevaarlijk, want mensen krijgen bloedverdunners om trombose en bloedvatverstoppingen te voorkomen. Dit moet je wegen tegen de gevolgen van een ernstige nabloeding. Het risico dat je een nabloeding krijgt, blijkt gelukkig veel kleiner te zijn dan waar in de vorige richtlijn vanuit is gegaan.
Daarnaast zeggen we nog iets over pijnstillers. Heel vaak worden NSAID’s voorgeschreven als pijnstiller. Dat raden wij af bij mensen die bloedverdunners gebruiken. Van NSAID’s is bekend dat ze het bloedingsrisico verhogen. Daar is vroeger nooit iets over gezegd en dat hebben we in deze richtlijn wel opgenomen.”

Wat betekent dit alles voor mondzorgverleners?

“Dit betekent dat je als mondzorgverlener meer moet nadenken over je eigen handelen. Het is minder kookboekgeneeskunde. Je moet dus klinisch een inschatting maken of er factoren zijn die het bloedingsrisico verhogen, bijvoorbeeld dat de patiënt kwetsbaar is en al erg veel ontstoken tandvlees heeft. In dat geval moet je je afvragen of je de behandeling niet beter kan faseren of dat je iets kunt uitstellen. Als iemand bijvoorbeeld implantaten in boven- en onderkaak nodig heeft, kun je er voor kiezen eerst alleen de onderkaak te doen, omdat je bang bent dat het nabloedrisico te groot wordt. Of bijvoorbeeld iemand die een kunstgebit moet krijgen heeft nog een heleboel wortelrestjes en alles is erg ontstoken. Als die patiënt dan erg kwetsbaar is, kun je het in drie keer doen in plaats van alles in een keer. Sommige dingen kun je natuurlijk niet faseren; als je twijfelt moet je overleggen met de kaakchirurg of de medisch specialist die de bloedverdunners voorschrijft.
Daarnaast moet je ook de normale dingen doen bij mensen die bloedverdunners gebruiken, zoals de wondjes hechten en mondspoeling gebruiken die ervoor zorgt dat de stolsels goed op hun plek blijven.“

Bekijk de richtlijn, samenvatting en patiënteninformatie van de KIMO-richtlijn antitrombotica

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met prof. dr. Fred Rozema, MKA-chirurg en voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie van de KIMO-richtlijn ‘Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken’.

 

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Richtlijnen, Thema A-Z
Poster Meldcode kindermishandeling, weinig kennis hierover bij tandartsen en mondhygiënisten

Poster Meldcode kindermishandeling: weinig kennis hierover bij tandartsen en mondhygiënisten

Doel van dit kwalitatief onderzoek was te achterhalen in hoeverre tandartsen en mondhygiënisten kindermishandeling kunnen herkennen en melden met behulp van de nieuwe meldcode kindermishandeling.

Onderzoek

In totaal zijn er vier mondhygiënisten en vier tandartsen geïnterviewd middels een semi-gestructureerd interview. Tandartsen en mondhygiënisten vinden hun rol als mondzorgverlener in het signaleren van vermoedens van kindermishandeling belangrijk ook al hebben zij zelf nog geen vermoeden gemeld middels de nieuwe meldcode. De meeste deelnemende mondzorgprofessionals zijn nauwelijks tot niet geïnformeerd over het herkennen en melden van kindermishandeling gedurende de studie. De protocollen betreffende kindermishandeling zijn door zowel de tandartsen als de mondhygiënisten niet doorgenomen of ingelezen. De meeste deelnemende mondzorgprofessionals weten niet of dit protocol aanwezig is in de praktijk waar zij werkzaam zijn. Bij- of nascholing wordt door alle vier de tandartsen als niet nodig ervaren, omdat dit te veel tijd zou kosten. Mondhygiënisten bleken wel enthousiast te zijn over bij- en nascholing. De mondzorgprofessionals zien graag een bijscholing terug in de vorm van een E-learning, college, EHBO of een medische BHV.

Poster Meldcode kindermishandeling, weinig kennis hierover bij tandartsen en mondhygiënisten
Klik hier voor vergrote versie

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat zowel tandartsen als mondhygiënisten weinig ervaring hebben met het herkennen van kindermishandeling en het lastig vinden dit te melden. Ook hebben zij geen kennis van de nieuwe meldcode kindermishandeling en wordt de meldcode niet geïmplementeerd in de praktijk.

Poster ontwikkeld door:
Charlotte Pasveer en Ellen van der Vlerk, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
Studenten

Capaciteitsorgaan pleit voor opleiden 320 tandartsen per jaar

Het Capaciteitsorgaan adviseert 320 tandartsen per jaar op te leiden. Nu starten er jaarlijks 275 tandartsen aan de opleiding Tandheelkunde wat volgens de beroepsorganisaties te weinig is voor de noodzakelijke mondzorg. Bovendien financiert de overheid momenteel slechts 240 opleidingsplaatsen en betalen de faculteiten de overige 35 plaatsen.

‘Het is het derde advies op rij waarin het Capaciteitsorgaan aangeeft dat de mondzorg dringend behoefte heeft aan meer tandartsen,’ zegt KNMT-voorzitter Wolter Brands. De adviezen uit 2010 en 2013 zijn door toenmalig minister Schippers terzijde geschoven. Ook schafte zij in 2014 de werkgroep Eerstelijns Mondzorg van het Capaciteitsorgaan af.

De bevolking van Nederland heeft echt meer tandartsen nodig

Brands: ‘Met het huidige advies in de hand zou ik zeggen: drie keer is scheepsrecht. De bevolking van Nederland heeft echt meer tandartsen nodig. Om die reden heeft de KNMT er blijvend bij de politiek op aangedrongen dat aan een experiment met de zelfstandige bevoegdheid van mondhygiënisten op zijn minst een deugdelijke raming van de capaciteit ten grondslag moet liggen. En dat er meer tandartsen moeten worden opgeleid als uit de raming blijkt dat de capaciteit aan tandartsen onvoldoende is. Dit hebben we ook in een uitgebreide reactie aan de Raad van State uiteen gezet. Reden waarom minister Bruins, die de plannen van Schippers nu ten uitvoer brengt, het Capaciteitsorgaan toch weer om advies heeft gevraagd.’

Objectieve raming van capaciteit

Dit heeft ertoe geleid dat er een Kamer Eerstelijns Mondzorg in het leven is geroepen, bestaande uit tandartsen, mondhygiënisten, opleidingen en verzekeraars. De Kamer maakt inmiddels structureel onderdeel uit van het reguliere takenpakket van het Capaciteitsorgaan. ‘Het laat zien dat minister Bruins hecht aan een objectieve benadering van wat in de mondzorg wel en wat niet nodig is op het gebied van capaciteit. Ervan uitgaande dat deze adviezen worden overgenomen, zoals dat elders in de zorg altijd het geval is.’

Lees meer over: Kennis, Scholing
Chirurgische paro-behandeling: de puntjes op de i?

KIMO-praktijkrichtlijn over wortelcariës bij ouderen beschikbaar

Onlangs is een nieuwe richtlijn van het KIMO verschenen: de Klinische praktijkrichtlijn Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen. dental INFO sprak hierover met Cees de Baat, emeritus hoogleraar gerodontologie en voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie

Waarom is deze richtlijn nodig?

“Deze richtlijn is nodig omdat gedurende het laatste decennium voor de beroepsgroep van tandartsen duidelijk zichtbaar is geworden dat de zorg voor de mondgezondheid van ouderen, en vooral die van kwetsbare en zorgafhankelijke ouderen, enkele knelpunten kent. Uit de wetenschappelijke literatuur weten we bijvoorbeeld dat wereldwijd zowel de incidentie als de prevalentie van wortelcariës bij ouderen meer dan 40% bedraagt.
Wortelcariës springt bij de mondgezondheidsproblemen van ouderen bijzonder in het oog, omdat het in korte tijd verstrekkende gevolgen kan hebben. Iedere tandarts die veel ouderen ziet, kent voorbeelden van ouderen die binnen enkele maanden onnodig het ene na het andere gebitselement hebben verloren.”

Hoe komt het dat het probleem van wortelcariës bij ouderen zo groot is?

“Onder ouderen komen chronische aandoeningen en andere gezondheidsproblemen veel voor. Hierdoor kan de zelfzorg afnemen, waarbij de kwaliteit van de dagelijkse mondverzorging ook vaak achteruitgaat. Bovendien vindt er minder vaak een periodiek mondonderzoek door een mondzorgverlener plaats, omdat er vaak belemmeringen zijn door toename van fysieke en/of cognitieve problemen. Hierdoor en doordat wortelcariës snel kan ontstaan en snel kan uitbreiden, wordt wortelcariës vaak te laat ontdekt. Bij te late ontdekking kan het kwaad al zo ver zijn voortgeschreden dat gebitselementen verloren zijn gegaan en dat de nog aanwezige gebitselementen niet meer te redden zijn.”

Voor wie is de richtlijn bedoeld?

“De richtlijn is vooral bedoeld voor tandartsen en mondhygiënisten. Daarnaast kunnen ook andere zorgverleners en personen die anderszins betrokken zijn bij de zorg voor (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen er hun voordeel mee doen. Primair is de richtlijn van toepassing op alle ouderen die het risico lopen wortelcariës te krijgen, dan wel wortelcariës hebben. Enkele aanbevelingen in de richtlijn zijn specifiek gericht op kwetsbare en/of zorgafhankelijke ouderen. Daarbij maakt het geen verschil of deze ouderen thuis wonen of in een woonzorgcentrum verblijven.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Het meerjarenprogramma van het KIMO kent het onderwerp ouderen als aandachtsgebied. In november 2017 is een Invitational Conference gehouden om prioriteiten te formuleren voor drie richtlijnonderwerpen. Dit was een landelijke conferentie met 35 deelnemers uit alle beroepsgroepen die bij de zorg voor ouderen betrokken zijn. Op basis van een brede inventarisatie van onderwerpen en een knelpuntenanalyse is toen gekomen tot drie onderwerpen, waaronder wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen. Vervolgens zijn uitgangsvragen geformuleerd en is in mei 2018 een Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC) aangesteld.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“De richtlijn gaat in eerste instantie over de risicobeoordeling van wortelcariës bij ouderen. Risicofactoren zijn verslechtering van de mondhygiëne, polyfarmacie en het gebruik van hyposialie-inducerende medicamenten. Afhankelijk van de aanwezigheid en de ernst van deze risicofactoren worden vervolgens aanbevelingen gedaan met betrekking tot het interval tussen periodieke mondonderzoeken, de medicatie, de hyposialie en het verrichten van radiologisch onderzoek.
In tweede instantie focust de richtlijn op de preventie en op de restauratieve aanpak van wortelcariës.”

Waar moeten tandartsen en mondhygiënisten vooral op letten?

“Tandartsen en mondhygiënisten moeten vooral attent zijn op ouderen die hun praktijk vaak jarenlang hebben bezocht en opeens niet meer komen. Dit berust vaak op overmacht. Het is vrijwel nooit een bewuste keuze om zich aan periodieke mondonderzoeken te onttrekken. Verder moet bij het ouder worden de gebruikte medicatie altijd aandacht krijgen. Tandartsen en mondhygiënisten moeten altijd een actueel medicatieoverzicht ter beschikking hebben en bedacht zijn op door medicamenten geïnduceerde hyposialie.
Tandartsen en mondhygiënisten doen er verstandig aan ouderen met wortelcariës en/of polyfarmacie en/of hyposialie-inducerende medicatie tandpasta met 5.000 ppm fluoride voor te schrijven.
Een laatste belangrijk aandachtspunt is de aanbeveling wortelcariës zo lang mogelijk niet-restauratief te behandelen via intensieve preventieve zelfzorg en eventueel via professionele preventieve zorg. Het moment waarop besloten wordt tot restauratief behandelen hangt af van het risico op ernstige schade (progressie van weefselverlies) en de geconstateerde of verwachte onvoldoende effectiviteit van de niet-restauratieve benadering en de belastbaarheid van de patiënt.”

Wanneer komen de andere twee richtlijnen voor mondzorg bij ouderen?

“Kortgeleden zijn twee Richtlijn Ontwikkel Commissies (ROC’s) aan het werk gegaan rond de invloed van medicatie op de mondgezondheid van ouderen en rond de zorgverlening aan de groeiende groep ouderen die aan huis gebonden zijn. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze richtlijnen over ongeveer een jaar verschijnen.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Cees de Baat, emeritus hoogleraar gerodontologie en voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen.

Bekijk de richtlijn Wortelcariës bij ouderen, de samenvatting en patiënteninformatie

 

 

Lees meer over: Kennis, Ouderentandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z
e-sigaret

De impact van e-sigaretten op parodontale zorg

Europa is het continent met het hoogste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 28%. Daarnaast gebruiken steeds meer mensen een e-sigaret. Dit is echt een booming business. Achtergrondinformatie over tabak en e-sigaret met vergelijking van de effecten hiervan op parodontaal gebied.

Verslag van de lezing van dr. Christoph Ramseier, parodontoloog en wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Bern in Zwitserland, tijdens het NVvP-congres Dentech.

Tabak-gebruik

Europa is het continent met het hoogste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 28%. Afrika heeft het laagste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 15%. Het globale gemiddelde is 22%, wat neerkomt op meer dan 1 miljard rokers wereldwijd. Hiervan overlijdt 50% vroegtijdig, aan de gevolgen van roken.

Na inhaleren van een sigaret, bereiken de nicotine-deeltjes na ongeveer 7 seconden de hersenen, waarna er dopamine vrij komt. Er is na verloop van tijd steeds meer nicotine nodig om dezelfde hoeveelheid dopamine vrij te maken. Tabakafhankelijkheid ontstaat door een steeds verder toenemende lichamelijke behoefte aan nicotine, in combinatie met psychische gewoonte.

Naast het roken van sigaretten, zijn er meer manieren om tabak te consumeren:

  1. Sisha
    Waterpijp roken is schadelijker dan het roken van sigaretten, omdat het tabak minder heet wordt waardoor het niet volledig fermenteert. Sisha wordt vaak door de gebruikers gecombineerd met “gewoon roken”.
  2. Snus
    Tabak in poedervorm wat onder de bovenlip wordt geplaatst, deze wordt via de mucosa opgenomen in het bloed. Dit kan leiden tot lokale leukoplakie.
  3. Pruimtabak
    Het kauwen op grofgesneden tabak kan intra-oraal en in de keel tumoren veroorzaken.
  4. Snuff
    Snuiftabak, via de neus opgesnoven en opgenomen in het bloed.

E-sigaret

In 2003 is de eerste e-sigaret uitgevonden door de Chinese apotheker Hon-Lik. De e-sigaret bestaat uit nicotine, smaakje (liquids), water,  glycerine en prophylene glycol. Na de e-sigaret werden er ook e-pipes, e-shisha’s en e-joints ontwikkeld. Van de mensen die “gewoon” roken, rookt 43% (soms) daarnaast een e-sigaret, 4% van de rokers rookt alléén maar e-sigaretten.

E-sigaretten zijn een booming business, en zijn zichzelf steeds aan het vernieuwen. Op dit moment bestaat de vierde generatie. Hierbij kan de gebruiker van de e-sigaret zelf de warmte instellen, de hoeveelheid rook en de smaak door middel van een app op de smartphone.
Gevaar hierbij is dat de gebruiker de e-sigaret illegaal  kan opvoeren, waardoor deze te heet wordt. Er is al meerdere keren een e-sigaret tijdens het inhaleren in het gezicht van een gebruiker geëxplodeerd, wat zorgt voor zeer ernstige verwondingen intra-oraal en brandwonden in het gelaat.

Er zijn 466 verschillende merken, en er zijn 7764 verschillende smaken te verkrijgen. De meeste e-sigaretten worden geproduceerd door de traditionele tabaksfabrikanten. In 2014 bedroeg de omzet in e-sigaretten wereldwijd 3 miljard dollar, er wordt verwacht dat dit in 2030 zal stijgen naar 51 miljard dollar. De E.U. hanteert wet- en regelgeving met betrekking tot de e-sigaretten, maar door het groeiende aantal merken is het lastig te controleren of de regels daadwerkelijk worden nageleefd.

Verhitting tabak

Er bestaan meerdere manieren om tabak te verhitten:

  1. Verbranding (combustion) > 800 – 1100 graden
  2. Pyrolyse > tot 800 graden
  3. Carbonisatie > 30 – 350 graden

Hoe minder heet de tabak wordt verhit, des te onvollediger de carcinogenen verbrand worden, dus hoe schadelijker de tabak is.

Vergelijking effect e-sigaret versus sigaret op parodontaal gebied

PARODONTITIS E-sigaret Sigaret
Pathogenese + +
Verdiepte pockets + +
Alveolair botverlies + +
Aanhechtingsverlies + +
Tandverlies + +
Peri-implantitis + +
Parodontale wondgenezing + +

 

MONDHYGIËNE E-sigaret           Sigaret
Plaque-index + ++
Bleeding on probing
Droge mond + +
Gevoeligheid gingiva + +

 

ORALE PATHOLOGIE E-sigaret Sigaret
Hairy tong ++ +
Leukoplakie + +
Submuceuze fibrose + +
“Smokers Palate” ++ +
Rokers’ hyperpigmentatie + +
Lichen planus + +
Hyperplastische candidosis ++ +
Eramyteuze candidosis + +
Glossitis rhombidea mediana + +

Voordelen en nadelen van e-sigaretten (ten opzichte van sigaretten)

VOORDELEN NADELEN
Geen pyrosis Lange-termijn-onderzoek ontbreekt
9 – 450 x lagere hoeveelheden toxines Klein aantal toxines is verhoogd
Tot 800 x minder toxisch Klein aantal smaken kan cytotoxisch zijn
Patiënten stoppen met roken van sigaretten Patiënten starten met roken van e-sigaretten
Aerosolen kunnen oxidatieve stress, apoptosis en DNA beschadiging veroorzaken

 

Het is belangrijk dat de tandarts, ongeacht in welke fase van de parodontale behandeling een patiënt zich vindt, beschikt over up-to-date informatie over het rookgedrag van de patiënt.

Stoppen met roken

Er is een aantal manieren om te stoppen met roken:

  1. Spontaan
  2. Begeleiding
  3. Behandeling met nicotine-vervangers (nicotin replacement therapy, NRT)
  4. Begeleiding i.c.m. farmaco-therapie > dit heeft de hoogste succes-rate.

Probeer een conversatie aan te gaan met de patiënt over stoppen met roken, en probeer de patiënt te begeleiden door een stopdatum af te spreken en NRT te adviseren.

Volgens recent onderzoek is het gebruik van e-sigaret minder schadelijk dat het gebruik van sigaretten. Het is daarom een optie e-sigaretten aan te raden als NRT bij patiënten die volledig willen stoppen met conventioneel roken, mits de patiënt goed begrijpt hoe de e-sigaret werkt én goed weet welke dosis nicotine gebruikt moet worden.

Dr. Christoph Ramseier is parodontoloog en wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Bern in Zwitserland. Hij heeft veel publicaties op zijn naam staan en is een veelgevraagde internationale spreker.

 

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor Dental INFO van de lezing van dr Christoph Ramseier, tijdens het congres Dentech, innovatie in de parodontologie van de NVVP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Selectieve preventie laagopgeleide kinderen

Hoe bereik je kinderen met laag sociaaleconomische status voor selectieve preventie in de mondzorg?

Dit systematische literatuuronderzoek had als doel het verkrijgen van kennis en inzicht op de manier waarop kinderen met een lage SES te bereiken zijn voor selectieve preventie binnen de mondzorg.

Onderzoek

Tijdens dit onderzoek werd door twee onderzoekers via de databanken MEDLINE, The Cochrane Library en PsycINFO gezocht naar literatuur over mondgezondheidspreventie in gezinnen met een lage SES en gezinnen met een hoge SES. Hierbij lag de focus op kinderen van 6 tot en met 12 jaar en ouders/volwassenen. Studies ouder dan 10 jaar werden geëxcludeerd. Studiedesigns als case-controlstudies, systematic reviews en meningen van deskundigen werden geëxcludeerd. De geïncludeerde studies zijn beoordeeld op methodologische kwaliteit.
Na het methodologisch screenen, selecteren en beoordelen van de studies zijn uiteindelijk vier studies geschikt bevonden. Twee van de vier studies gaven inzicht over het toepassen van selectieve preventie op scholen bij kinderen. Bij de andere twee studies kwamen de subjectieve standpunten van ouders naar voren over preventieve zorgverlening.

Selectieve preventie laagopgeleide kinderen
Klik hier voor vergrote versie 

Conclusie

Uit de resultaten van dit systematisch literatuuronderzoek kan voorzichtig geconcludeerd worden dat preventieve interventiemethoden op scholen een mogelijkheid kunnen bieden om kinderen met lage SES te bereiken voor selectieve preventie binnen de mondzorg. Daarnaast kan met enige voorzichtigheid geconcludeerd worden dat de opvattingen van ouders over preventieve zorg een belemmerende factor kan zijn voor het bereik van selectieve preventie voor kinderen.

Poster ontwikkeld door:
Sophie Hofland en Madelon Pepping, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z, Uncategorized
KPR-wortelcariës-bij-ouderen

Klinische praktijkrichtlijn Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen

Deze klinische praktijkrichtlijn Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen gaat over de preventie en de restauratieve behandeling van wortelcariës (ook wel cervicale cariës genoemd) bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen.

Bekijk de richtlijn Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen
Bekijk de samenvatting 
Bekijk de patiënteninformatie

De volgende onderwerpen/uitgangsvragen komen aan de orde:

1. Risicobeoordeling

  • 1a. Op basis van welke risicofactoren voor wortelcariës moet bij (kwetsbare of zorgafhan-kelijke) ouderen het tijdsinterval tussen periodieke mondonderzoeken worden verkort?
  • 1b. Welke medicamenten vergroten het risico op hyposialie en geven daarmee een vergrote kans op wortelcariës bij (kwetsbare of zorgafhankelijke) ouderen en welk beleid wordt daarbij aanbevolen?
  • 1c. Bij welke anamnestische en/of klinische bevindingen is bij (kwetsbare of zorgafhanke-lijke) ouderen radiologisch onderzoek geïndiceerd om bij wortelcariës gebitselementen die een bijdrage leveren aan de orale functies te kunnen behouden?

2. Aanpak van wortelcariëslaesies

  • 2a. Welke preventieve middelen en maatregelen worden geadviseerd aan (kwetsbare of zorgafhankelijke) ouderen om (progressie van) wortelcariës te voorkomen en gebitselementen die een bijdrage leveren aan de orale functies te kunnen behouden?
  • 2b. In welk stadium en op welke wijze dient wortelcariës restauratief behandeld te worden bij een (kwetsbare of zorgafhankelijke) oudere, rekening houdend met de algemene conditie van die oudere?

Voor wie is de richtlijn bedoeld?

Deze KPR is bedoeld voor tandartsen, tandartsspecialisten en mondhygiënisten.
Andere mondzorgverleners in de algemene praktijk en personen die anderszins betrokken zijn bij de zorg voor (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen kunnen hun voordeel doen met deze KPR.

Bron:
KIMO

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen

Bijna helft van Nederlanders voor digitale huisartsenzorg

47% van de Nederlanders ziet het wel zitten om digitaal contact te kunnen hebben met een huisarts. Dit zou ook deels het tekort aan huisartsen kunnen oplossen. Zou digitalisering van de mondzorg volgens u een volgende stap kunnen zijn?

Even met een huisarts chatten over niet-ernstige klachten, of even checken of een bezoekje nuttig zou zijn. Het klinkt als toekomstmuziek, maar als het aan ongeveer de helft van de Nederlanders ligt mag dit best de werkelijkheid worden. Op verzoek van de zorgverzekeraar CZ peilde Kantar de mening van patiënten over digitalisering van de zorg. Het resultaat laat zien dat men in het algemeen positief staat tegenover digitale huisartsenzorg.

Ontlasten van de eigen huisarts

Door bij niet-ernstige klachten eerst met een huisarts te chatten kan de eigen, fysieke huisarts worden ontlast. Deze krijgen daardoor meer tijd om anderen persoonlijk te helpen. Daarnaast kan het het huisartsentekort verminderen.

Laagdrempeligheid groot voordeel

Hoewel het misschien als een verrassing komt, is het best logisch dat patiënten digitale zorg aanmoedigen. Mensen mogen dan wel tevreden zijn met hun eigen, fysieke huisarts, een afspraak maken blijkt toch regelmatig een drempel te zijn. Het is voor een derde van de mensen lastig om een bezoek in te plannen. Wanneer je 24 uur per dag online terecht kan, valt dit probleem weg. Voor veel mensen is de laagdrempeligheid en het gemak van digitale zorg een groot pluspunt.

Zorgverzekeraar blij met resultaten

De zorgverzekeraar CZ is blij met bovenstaande conclusies. Joep de Groot, bestuursvoorzitter van CZ, zegt: “In onze visie is én blijft de fysieke huisarts de spil van de huisartsenzorg. Maar digitaal spreekt aan, dat laat het onderzoek wel zien. Het draagvlak voor digitale manieren van zorg verlenen is bij verschillende groepen best groot. En dat is belangrijk, want door tekorten zien we dat huisartsen flink onder druk komen te staan. En in sommige regio’s is het echt steeds lastiger om een huisarts te vinden. Dat willen we oplossen en digitalisering speelt daarbij een belangrijke rol.”

Taak weggelegd voor zorgverzekeraars

Dat zorgverzekeraars in dit proces belangrijk zouden kunnen zijn komt ook uit de resultaten naar voren. Maar liefst 73% van de respondenten laat blijken dat ze binnen het digitaliseringsproces een rol zien weggelegd voor de zorgverzekeraars. De meerderheid vindt echter wel dat het in eerste instantie een taak voor de huisartsen zelf is.

In hoeverre bent u het eens met deze stelling:
Digitale mondzorg is een goede aanvulling op de reguliere mondzorg.

Doe mee en vul 3 vragen in.

Maak uw eigen enquête voor feedback van gebruikers

 

Bron:
CZ

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws
DVDMFR

Congres: Artificial Intelligence in de tandheelkundige diagnostiek

De experts zullen het onderwerp van vele kanten belichten: wat kunstmatige intelligentie betekent voor de samenleving en wat de verwachtingen zijn voor de toekomst, wat de beloftes die kunstmatige intelligentie voor ons inhouden, maar ook de problematiek die ermee gepaard gaat, zowel technisch als ethisch. Uiteraard komt ook de tandheelkundige toepassing aan bod.
16 januari 2020, vanaf 16.00 uur, Almere.

In de medische diagnostiek heeft artificial intelligence (AI) al een vlucht genomen, waar het in de tandheelkunde nog een relatief nieuwe ontwikkeling is. Middels zogenaamde ‘’deep learning’’ algoritmes leert de computer radiologische beelden te interpreteren. Dit heeft in de medische radiologie al geleid tot verbetering en vooral ook consistentere diagnostiek bij bepaalde diagnostische taken. En het heeft ook geleid tot wat onrust in de beroepsgroep van radiologen over de toekomst van hun beroep.

Radiologische diagnostiek ondersteunen met kunstmatige intelligentie

Ook in de tandheelkundige radiologie zijn er inmiddels enkele initiatieven om de radiologische diagnostiek te ondersteunen met kunstmatige intelligentie. Die initiatieven zijn er zowel vanuit de commercie als vanuit wetenschappelijke hoek. Het is echter niet eenvoudig om computers te leren om tandheelkundige röntgendiagnostiek te doen, vooral vanwege de brede variatie van verschijningsvormen van cariës en parodontaal botverlies, niet in de laatste plaats door de niet gestandaardiseerde opnametechnieken. Daarom zijn de meeste initiatieven op dit moment gericht op diagnostiek op CBCT-opnamen en panorama-opnamen. Echter verreweg de meest voorkomende pathologie in de mond is nog steeds cariës en parodontale aandoeningen. Van cariësdiagnostiek op bitewings is bekend dat de sensitiviteit te wensen over laat; slechts grofweg 50% van de aanwezige approximale dentinecariës wordt op een bitewing correct gediagnosticeerd. Daarin zou kunstmatige intelligentie dus een verschil moeten kunnen maken.

Onderwerpen

Het wintersymposium van de NVDMFR is geheel gewijd aan de ontwikkelingen op het gebied van de kunstmatige intelligentie in het algemeen en in de radiologische diagnostiek. Middels diverse voordrachten van experts op het gebied van de toepassing van kunstmatige intelligentie voor (ondersteuning van) radiologische diagnostiek poogt de NVDMFR een inspiratiesessie neer te zetten waarbij u meegenomen wordt in de huidige ontwikkeling en de verwachtingen voor de toekomst.
Wij hebben een drietal sprekers bereid gevonden om het onderwerp op een toegankelijke wijze aan u te presenteren. Uiteraard is daarvoor ook samenwerking gezocht met sprekers uit de medische radiologie, waar men een behoorlijke voorsprong heeft op de tandheelkundige toepassing. Daardoor kunnen we het onderwerp van vele kanten belichten: wat kunstmatige intelligentie betekent voor de samenleving en wat de verwachtingen zijn voor de toekomst, wat de beloftes die kunstmatige intelligentie voor ons inhouden, maar ook de problematiek die ermee gepaard gaat, zowel technisch als ethisch. Uiteraard komt ook de tandheelkundige toepassing aan bod. De pioniers die komen spreken zullen ook zeker de link leggen met de dagelijkse tandartspraktijk. Uiteraard zal er ook ruim tijd worden ingepland om in discussie te gaan over de diverse ontwikkelingen.

Meer informatie en inschrijven ‘’Artificial Intelligence in de tandheelkundige diagnostiek’’

Lees meer over: Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Scholing
Nazorg bij parodontitis: the grand finale en een nieuw begin

Nazorg bij parodontitis: the grand finale en een nieuw begin

Het doel van de parodontale nazorg is het handhaven van de bereikte resultaten. Tijdens elke nazorgzitting maak je als behandelaar een risicoanalyse, die mede de tijdsduur tot de volgende afspraak bepaalt. Als je de motivatie van de patiënt goed zou kunnen inschatten, zou je daarmee dan het succes van de behandeling kunnen voorspellen?

Als de initiële parodontale behandeling, eventueel gevolgd door chirurgie, succesvol is afgerond is de parodontale ontsteking onder controle. Het doel van de parodontale nazorg is het handhaven van de bereikte resultaten. Het succes van de nazorg hangt enerzijds af van een gestructureerde werkwijze van de behandelaar en anderzijds van de therapietrouw (compliance) van de patiënt. Tijdens elke nazorgzitting maak je als behandelaar een risicoanalyse, die mede de tijdsduur tot de volgende afspraak bepaalt. Als je de motivatie van de patiënt goed zou kunnen inschatten, zou je daarmee dan het succes van de behandeling kunnen voorspellen?

Heb je de infectie onder controle, dan is het tijd voor de nazorg!

DIAGNOSE —> INFECTIECONTROLE —> RECONSTRUCTIE

Infectiecontrole geeft groen licht voor reconstructie, onder andere orthodontische behandeling, kroon- en brugwerk, implantologie.

Wat zijn factoren die succes bij een parodontale behandeling bepalen:

  • Goede samenwerking met de patiënt
  • Grondige subgingivale gebitsreiniging
  • Goede immunologische respons

Structuur van een nazorg-afspraak

Deze cirkel geeft een overzicht van de structuur van de nazorg afspraak. Negentien jaar geleden heeft Miranda Belder deze met dr. Dick Barendregt gemaakt. In de afgelopen 19 jaar is de basis nog altijd hetzelfde maar is er wat betreft diagnostiek en risico-bepaling wel wat veranderd.

 Nazorg bij parodontitis the grand finale en een nieuw begin. Structuur van een nazorg afspraak

Diagnose

Belangrijk bij de nazorg is om altijd de medische anamnese te updaten. Met de app van Farmaceutische Kompas op je telefoon is het mogelijk om snel bijwerkingen van medicatie in de mond te checken. Als voorbeeld Amlodipine; deze medicatie heeft de zeer zeldzame bijwerking gingivahyperplasie. Na staken amlodipine was de gingivahyperplasie volledig verdwenen. Tip van Miranda Belder:‘’Maak foto’s’’. tijdens intra-oraal onderzoek van wat je ziet in de mond. Zodat je in een volgende zitting vergelijkingsmateriaal hebt.
Na het vragen naar veranderingen in de medische anamnese en het intra-oraalonderzoek meet je de meest recente parodontiumstatus na.

Risicofactor voor een succesvolle parodontale behandeling zijn furcaties

Furcaties geven een grotere kans op aanhechtingsverlies in de toekomst. En een grotere kans op het ontstaan van wortelcariës.

Wist je dat?

Roken bevordert de incidentie van furcatieslaesies. Daarnaast kan het geassocieerd worden met pulpaproblematiek. En komt het meer voor bij mannen dan bij vrouwen. De hoogste prevalentie bij de distale furcatie van eerste bovenmolaren. De laagste prevalentie bij de mesiale furcatie van de tweede bovenmolaren en molaren met glazuurprojecties hebben grote kans op furcatieproblemen.

Onderzoek van Claffey et al.(1990);

  • Diepe initiële pockets en furcaties geven de grootste kans op aanhechtingsverlies in de toekomst.
  • Toename in pocketdiepte gecombineerd met bloedingsneiging geeft grootst voorspellende waarde.

Je moet implantaten meten, bij voorkeur met een plastic sonde om de contour van de supra-structuur goed te kunnen volgen. Bijvoorbeeld met een clickprobe die ook de juiste sonderdruk van 25N geeft.

Naast de parodontiumstatus heb je ook recent röntgenmateriaal nodig om de parodontale situatie te monitoren. Voor vrijgevestigde mondhygiënisten is het soms lastig om goed aan röntgenfoto’s te komen.

Risk-level

Het risk-level wordt beïnvloed door:

  • Aanvalfactoren <> afweerfactoren
  • Microbiële aanval <> immuunrespons
    Als de aanval en de afweer in balans zijn is er sprake van infectie-controle. Als er een disbalans ontstaat is er geen infectie-controle meer. De behandelaar doet dan onderzoek naar welke factor of factoren verantwoordelijk zijn voor de verstoring van het evenwicht.

Interval

Intervalbepaling

Aan de hand van risicofactoren. Dus nooit hetzelfde! Iedereen die nazorg doet, is een riskmanager die de risicofactoren analyseert en evalueert.

Herinstructie

Er is een enorme keuze uit middelen. “Jullie als behandelaars moeten de patiënten (juist) begeleiden bij het zoeken naar het juiste mondhygiëne-middel. Probeer eens iets nieuws, wees er creatief in”, zei Belder. Gebruik van disclosing is vaak heel illustratief.

Stuur tussen twee intervallen een appje naar de patiënt. Hoe kan je het op een leuke manier doen?
App bijvoorbeeld een foto waarop je de disclosing ziet, zodat de patiënt het kan terugzien. Of app informatie over de te gebruiken materialen.

De boodschap is: (WEES)DENK CREATIEF! Gebruik nieuwe media zoals Whatsapp.

Gebitsreiniging

Onderzoeken laten niet echt zien wat het beste is, handinstrumentarium of ultrasone apparatuur. Gebruik wat jou past als behandelaar en wat bij de patiënt past. Ga er niet te star mee om. Wees je ervan bewust dat je in de nazorg niet altijd met een scherpe set aan de slag moet gaan. Als je dit jaren achtereen doet kan er slijtage ontstaan aan met name de worteloppervlakken.

Verslaglegging

Leg na elke behandeling gestructureerd vast wat je hebt gedaan en wat er is besproken.

Doel van de nazorg is handhaven van de infectiecontrole
—>
Doel kan bereikt worden door een goede en gestructureerde kwalitatieve nazorg
—>
Samen met compliance van de patiënt

Structuur van nazorg op lange termijn: individuele benadering!

Individuele benadering is erg belangrijk. Je moet een samenwerkingsverband aangaan met de patiënt. Er zijn veel factoren die compliance beïnvloeden. Over het onderwerp therapietrouw zou Belder middagen kunnen praten, helaas was daar de tijd niet voor.

Angst

Tijdens haar lezing stipte ze de factoren Angst en de Benadering van de zorgverlener aan.

Er zijn verschillende soorten angst

  • Angst die voort komt uit model-leren
  • Informatie van anderen
  • Traumatische ervaringen
  • Genetische aanleg

Waar zijn mensen bang voor?

  • Machteloosheid/controleverlies. Meeste mensen vinden het daarom prettig om informatie (van) over de behandeling te krijgen
  • Pijn/fysieke beschadiging
  • Naalden
  • Geluid van de boor
  • Het haakje
  • Ultrasoon geluid
  • Het gedrag van de behandelaar
    • Autoritair
    • Onbegrip
    • Geen of weinig informatie geven
    • Hardhandig

Wat te doen als behandelaar?

  • Toon begrip voor de angst
  • Neem de tijd
  • Straal uit dat je iemand er doorheen sleept
  • Verdoof
  • Spreek een stopteken af
  • Geef voldoende informatie
  • Afleidingstechniek bijvoorbeeld buikademhaling, radio

* bron: Dyonne Broers, tandarts en directeur zorg bij ACTA.

Patiënten met een hoge angstbeleving ervaren meer pijn.

Benadering van de zorgverlener

Hoe bewerkstellig je als behandelaar een gedragsverandering bij je patiënt. Prochaska e.a. 1992 ontwikkelden een model wat laat zien hoe je via de precomtemplatie-fase, de comtemplatie-fase en de preparatie-fase in actie kan komen. Welke rol wij als behandelaar spelen in het behoud van de gedragsverandering en wat te doen bij terugval.Compliance vs. non-compliance: De rol van mondhygiënist is om de patiënt weer te motiveren. Voel je twijfel bij je patiënt, benoem dat dan ook.

Een voorbeeld van een motivatietechniek is Motivational Interviewing (MI)
Motivational interviewing:

  • Op gelijkmatige basis communiceren
  • Empathisch luisteren
  • De informatie structureren
  • Ambivalentie benoemen
  • Door bewustwording van de ambivalentie kan er daadwerkelijk gedragsverandering plaatsvinden

Motivatie van patiënten is een dynamisch proces dat afhankelijk is van omgevingsfactoren.

Inschatting Motivatie patiënt & risicofactoren = voorspeller therapeutisch succes

“In Nederland houden we heel erg van richtlijnen en protocollen. Blijf nadenken en blijf kijken naar de situatie op dat moment. Zorg voor een individueel plan en maak gebruik van nieuwe media.”

Miranda Belder heeft haar opleiding tot mondhygiënist gevolgd van 1986-1988 aan de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Utrecht. Zij was van 1988 tot 1993 werkzaam in diverse algemene praktijken in het Gooi. Vanaf 1993 tot en met 2013 is zij werkzaam geweest in de Kliniek voor Parodontologie te Amsterdam. Tevens is zij vanaf 2004 werkzaam als vrijgevestigd mondhygiënist in de Groepspraktijk voor Mondhygiëne in Alphen a/d Rijn, nu samen met drie collega-mondhygiënisten. Na haar afstuderen heeft zij diverse cursussen gevolgd o.a. Parodontale diagnostiek en behandelingsplanning, Initiële parodontale behandeling (Paro A/B/C) maar ook Psychodiagnostiek voor tandheelkundig specialismen en mondziekten. Zij geeft regelmatig lezingen en workshops over parodontale nazorg, richtlijnen peri-implantitis,factoren die compliance beïnvloeden en wat is je succesrate?

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Miranda Belder tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Wortelkanalen opnieuw reinigen en vullen - obstakels en hindernissen

Wortelkanalen opnieuw reinigen en vullen: obstakels en hindernissen  

De endodontische revisie behelst in verreweg de meeste gevallen het opnieuw reinigen en vullen van het wortelkanaal. Met geduld, het juiste instrumentarium en vooral creativiteit is voor ieder probleem wel een passende oplossing te vinden.

Apicale chirurgie (apexresectie)

Materiaalkeuze

In een studie van Safi et al. (2019) werden de vulmaterialen MTA en ERRM (biokeramische putty) met elkaar vergeleken. Alle elementen werden ultrasoon geprepareerd onder de microscoop. Na twee jaar bleek dat in 93,3% van de elementen de behandeling succesvol was. De keuze van het materiaal maakte significant niet uit.

Apicale preparatie

Tsesis et al. (2006) vergeleek verschillende preparatie methodes: de moderne methode en de traditionele methode. Bij de moderne methode wordt er een loodrechte apexresectie uitgevoerd en wordt er retrograad geprepareerd met ultrasone instrumentarium. Bij de traditionele methode wordt er een schuine bevel geprepareerd en wordt, in plaats van ultrasoon instrumentarium, de boor gebruikt. De resultaten lieten zien dat er sprake is van meer mislukking bij de traditionele behandeling.

Oorzaken niet-genezen na chirurgie

Het kan zijn dat er na de apexresectie geen sprake is van een duurzaam gezond resultaat. Hier kunnen verschillende oorzaken ten grondslag aan liggen (Saunders 2005):

  • Persisterende infectie
  • Re-infectie door lekkage
  • Extraradiculaire infectie – 6%
  • Onvolkomenheden in apicale afsluiting
  • Anatomische aspecten (isthmus)
  • Slechte technische uitvoering
  • Fracturen/cracks -9,5%
  • Het ontbreken parodontale aanhechting. Een blijvende verbinding tussen de sulcusbodem en de peri-apex heeft een negatieve invloed op de prognose.

De twee hoofdoorzaken van het mislukken van een apexresectie zijn:

  1. Persisterende infectie: er zit nog steeds viezigheid.
  2. Re-infectie door lekkage: deze viezigheid is onvoldoende geëlimineerd/ afgesloten.

Song et al. (2011) deed onderzoek naar de oorzaken van het falen van de apicale chirurgie. Van de 54 gebitselementen die faalden, was in de meeste gevallen een onjuiste retrograde preparatie (n=20) de oorzaak. Andere oorzaken waren: afwezigheid retrograde vulling (n=24), gemist kanaal (n=4), lekkend kanaal (n=3), aanwezigheid van een istmus (n=3).

Behandelopties na falen apicale chirurgie

 Er zijn vier oplossingen wanneer er sprake is van een slecht behandelresultaat na apicale chirurgie (Hülsmann 2016):

  1. Extractie
  2. Chirurgische herbehandeling
  3. Niet-chirurgische herbehandeling
  4. Niet-chirurgische herbehandeling + chirurgische herbehandeling

Hierbij is de vraag waarop je als behandelaar je keuze baseert. Bij het maken van de keuze spelen vier factoren een rol:

  • Wetenschappelijk bewijs
  • Klinische aspecten + patiëntgebonden factoren
  • Wens van de patiënt
  • Kennis, kunde en ervaring van de behandelaar

Chirurgische herbehandeling

Peterson en Gutman (2001) keken in hun systematic review naar de kans op genezing na het opnieuw uitvoeren van een apexresectie. In een derde van de gevallen was er geen sprake van genezing en daarom werd er geconcludeerd dat het opnieuw uitvoeren van een apexresectie niet zo succesvol is. Wat echter opvallend is aan de studie, is dat alle studies erg gedateerd zijn (1970 – 1997). In die tijd werd er nog geen microscoop en/of CBCT gebruikt.

Gagliani et al. (2005) keek in zijn studie naar het verschil in slagingspercentage tussen chirurgische behandeling en de chirurgische herbehandeling (uitgevoerd onder de microscoop, ultrasoon retrograad geprepareerd, SuperEBA als vulmateriaal). De resultaten lieten zien dat de eerste chirurgische behandeling (86%) succesvoller is dan een hernieuwde apexresectie (59%). In deze studie werd er dus geconcludeerd dat de eerste kans het meest succesvol is.

Song et al. (2011) evalueerde 54 chirurgisch herbehandelde elementen (microscoop, ultrasone retrograde preparatie, MTA of SuperEBA vulling). De resultaten lieten zien dat er bij 92,9% sprake was van succes. Zijn conclusie was dan ook dat het chirurgisch herbehandelen heel succesvol kan zijn.

Ook Kim et al. (2018) analyseerde de chirurgische herbehandeling (microscoop, ultrasone retrograde preparatie, MTA of superEBA vulling). Zijn conclusie was dat de eerste chirurgische behandeling zeer succesvol is (91,6%), maar chirurgische herbehandeling daar niet of nauwelijks aan onder doet (87,6%). De herbehandeling dus zeker kansrijk.

Aan de hand van de resultaten van de hierboven genoemde studies kan dus gesteld worden dat de keuze van het uitvoeren van chirurgische herbehandeling absoluut afhankelijk is van de patiënt- en element factoren.

Niet-chirurgische herbehandeling

Afsluiting van open apex met MTA

Wanneer er een endodontische herbehandeling uitgevoerd moet worden na een apexresectie dan is er altijd sprake van een open apex. De meeste wetenschappelijke resultaten over dit onderwerp komen uit de traumatologie. Simon et al. (2007) bestudeerde 57 gebitselementen met open apex waarbij gelijk een orthograde apicale plug van MTA werd aangebracht in de eerste zitting, dus zonder eerst calciumhydroxide aan te brengen. De resultaten lieten zien dat er bij 81% sprake was van genezing. Het blijkt dat de keuze voor het soort MTA (of andere hydrofiele producten) niet uitmaakt, met alle materialen kunnen goede resultaten worden behaald.

In een retrospectieve studie van Mente et al. (2015) werden 25 elementen geanalyseerd waarbij een niet-chirurgische herbehandeling was uitgevoerd nadat apicale chirurgie niet succesvol was gebleken. Alle behandelingen waren uitgevoerd onder de microscoop en er werd bij alle elementen een orthograde apicale plug van MTA aangebracht. De resultaten lieten zien dat er in 87% sprake was van genezing.

Tulus et al. (2016) concludeerde in zijn retrospectieve studie dat een niet-chirurgische herbehandeling na het uitvoeren van een apexresectie bij 69,5% van de gebitselementen succesvol is.

Vierde kanaal

Een veelvoorkomende oorzaak van het niet slagen van een apexresectie in een bovenmolaar is het missen van het vierde kanaal. Buhrley et al. (2002) deed onderzoek naar het gebruik van vergroting bij het vinden van het vierde kanaal in een bovenmolaar. Het bleek: hoe groter de vergroting waarmee er gewerkt werd, hoe groter de kans was dat het vierde kanaal gevonden wordt. Men kan zich dus afvragen of je een bovenmolaar nog wel moet behandelen zonder gebruik te maken van vergroting en of je een patiënt met een zwarting aan de mesiale radix nog wel moet verwijzen naar de kaakchirurg zonder eerst te kijken of het vierde kanaal niet gemist is. Daarnaast geldt ook dat hoe meer ervaring de behandelaar heeft, hoe makkelijker het vierde kanaal wordt gevonden (Corcocan et al. 2007).

Verwijderen van oude retrograde vulling

Pannkuk (2011) bestudeerde gebitselementen waarbij de retrograde oude (amalgaam-) vulling met ultrasone apparatuur verwijderd werd. Uit zijn resultaten bleek dat dit het beste lukt aan de vestibulaire zijde. Wanneer dit namelijk aan de linguale zijde wordt gedaan dan is het risico groot dat het restje retrograde vulling naar buiten, in de peri-apex, geduwd wordt. Wanneer dit gebeurd dan bestaat de kans dat het stukje via een fistel naar buiten komt. Mocht het stukje in de peri-apex blijven dan moet dit meestal verwijderd worden om het geïnfecteerd is en daarom de kans groot is dat de ontsteking anders persisteert.

Conclusie

Er zijn verschillende behandelopties na het falen van apicale chirurgie.

Voor de verschillende behandelopties geldt het volgende:

  1. Extractie – deze optie moet altijd genoemd worden.
  2. Chirurgische herbehandeling – bij een goede indicatie kan het goed worden toegepast.
  3. Niet-chirurgische herbehandeling – bij goede indicatie, vooral bij meerwortelige elementen, kan het goed toegepast worden.
  4. Niet-chirurgische herbehandeling + chirurgische herbehandeling – bij een goede indicatie kan het goed worden toegepast.

De keuze moet dus altijd gemaakt worden aan de hand van de verschillende factoren: wetenschappelijk bewijs, klinische aspecten + patiëntgebonden factoren, wens van de patiënt, kennis/ kunde/ ervaring van de behandelaar.

 

Michiel de Cleen studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert nu 20 jaar een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.

 

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres De endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z