tekort aan tandartsen

ANT in brief aan informateur: meer tandartsen opleiden en keuzevrijheid consument

De ANT vraagt Tjeenk Willink bij de kabinetsformatie aandacht te besteden aan het belang van goede mondzorg voor de gezondheidszorg in Nederland. Het dreigende tekort aan tandartsen zal grote impact hebben op de toegankelijkheid van goede mondzorg voor alle Nederlanders volgens de ANT.

Structureel worden al tien jaar lang zo’n 100 tandartsen per jaar te weinig opgeleid. In de ANT-brief aan de informateur wordt ook aandacht gevraagd voor maatschappelijke issues zoals meer aandacht voor de mondgezondheid van kwetsbare ouderen. Veel ouderen blijven verstoken van mondzorg, de ANT pleit in dit kader voor verruiming van de vergoedingen voor ouderen vanuit de basisverzekering.

In de brief aan de informateur snijdt de ANT een aantal belangrijke thema’s aan die van groot belang zijn voor de mondzorg. Naast extra zorg voor kwetsbare ouderen is onder andere de capaciteit een groot punt van zorg. Nederland is afhankelijk geworden van in het buitenland opgeleide tandartsen, omdat al 10 jaar lang ruim 100 tandartsen per jaar te weinig worden opgeleid. De komende tien jaar zal bovendien een derde van de tandartsen met pensioen gaan. De noodzakelijke uitbreiding van de opleidingscapaciteit kan budget-neutraal worden gefinancierd met de naar schatting € 20 mln. aan belastingsubsidie die jaarlijks aan buitenlandse tandartsen wordt verstrekt.

Innovatie
Ook pleit de ANT voor meer keuzevrijheid voor consumenten. Patiënten met bijzondere wensen lopen nu tegen de beperkingen van het huidige tariefstelsel aan. Hetzelfde geldt voor tandartsen die innovatieve materialen of behandelingen willen bieden. De huidige tarieven zijn gebaseerd op gemiddelden en werpen een drempel op voor het leveren van zowel complexe als innovatieve zorg. ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes: “Innovatie is altijd de sleutel geweest tot economisch succes. Nederland is in hoog tempo bezig terrein te verliezen. Daarom heeft de ANT het initiatief genomen om in overleg met de Consumentenbond en de Patiëntenfederatie voorwaarden uit te werken hoe een patiënt op transparante wijze afspraken kan maken met zijn tandarts, waarbij de patiëntenrechten voorop staan en toch het maatwerk kan worden aangeboden waar de consument om vraagt.”

Taakherschikking
Tot slot waarschuwt de ANT dat verdere taakherschikking in de mondzorg, zoals eerder bepleit door minister Schippers, contraproductief is. Vaartjes: “Hierbij wordt niet de patiënt centraal gesteld, maar de wens om geforceerd kostenverlagingen door te voeren zonder de geringste aanwijzing dat dit doel realistisch is. Door taakherschikking zoals het vorige kabinet voorstaat, worden patiënten een doolhof ingestuurd van zorgverleners met de meest uiteenlopende kwalificaties. Terwijl transparantie in de zorg juist nodig is. Taakherschikking is inmiddels een 20-jaar oud concept dat problemen moet gaan oplossen van de mondzorg over 10 jaar. Met deze maatregel lopen we straks dus minstens 30 jaar achter de feiten aan. Het vergt politieke moed om dit vandaag te durven erkennen. Geen maatregelen dus die de regierol van de tandarts onderuit halen, de zorg versnipperen en ondoorzichtig maken, het werken in teamverband tegenwerken en de zorg duurder gaan maken door overbehandeling en inefficiency .”

Lees meer over: Kennis, Scholing
Patiëntendossier op mobiel voor patiënten Radboudumc

Patiëntendossier op mobiel voor patiënten Radboudumc

Vanaf nu is het voor patiënten van het Radboudumc mogelijk om hun persoonlijke patiëntendossier via de app mijnRadboud te raadplegen. Het patiëntendossier was al digitaal beschikbaar via de website, maar kan vanaf nu ook via een smartphone bekeken worden. De app biedt de mogelijkheid om zelf gemaakte afspraken direct in de digitale agenda, met digitale routeplanner, te plaatsen.

MijnRadboud
MijnRadboud kent inmiddels bijna 40.000 gebruikers. Het laatste half jaar steeg het aantal met zo’n 2.000 gebruikers per maand. Met mijnRadboud kunnen patiënten in een beveiligde digitale omgeving afspraken maken, maar daarnaast onder meer uitslagen zien, vragenlijsten invullen of vragen stellen aan het behandelteam. Verder kunnen patiënten met een iphone via de gezondheid app zelf metingen invoeren zoals bloeddruk, gewicht en temperatuur. Voorbereiden van de afspraak in het ziekenhuis kan ook. Met een persoonlijke barcode op hun smartphone kunnen patiënten zich in het Radboudumc aanmelden voor hun afspraak.

App
De app heeft op dit moment nog wel minder mogelijkheden dan de webversie van mijnRadboud. Een patiënt kan bijvoorbeeld nog geen persoonsgegevens wijzigen of resultaten van metingen inzien via de app. De ontwikkeling van mijnRadboud gaat door. Binnenkort wordt het mogelijk om herhaalrecepten aan te vragen.

Nieuwe gebruikers
Nieuwe gebruikers kunnen een account aanvragen bij de centrale inschrijfbalie of de polikliniek van het Radboudumc. Patiënten hebben daarna 10 dagen de tijd om het account te activeren. Dat kan alleen via de website gedaan worden. Zodra mijnRadboud geactiveerd is en de app geïnstalleerd kan een patiënt gebruik maken van mijnRadboud via website en smartphone.

Lees meer over: E-health, Kennis
Nt-GSK Bachelorscriptie Award

Winnaars Nt-GSK Bachelorscriptie Award 2017

De Groningse studenten Chris Dekker, Arjan Hofte en Martijn Koole zijn 2 mei op ACTA uitgeroepen tot winnaar van de Nt-GSK Bachelorscriptie Award 2017.

Hun scriptie ‘De stijfheid van humaandentine, composiet en biodentine’ werd door de jury als beste van de zes genomineerde inzendingen gewaardeerd. De drie studenten ontvingen de prijs, een bedrag van duizend euro, uit handen van Jack Plooij, lid van de Nt-redactieraad. Het feit dat er een duidelijke uitspraak werd gedaan en dat er iets onderzocht werd wat een belangrijk vooroordeel wegneemt, was volgens de jury doorslaggevend.

 

Storytelling in de tandheelkundige voorlichting
De tweede prijs ging naar ACTA-studenten Anne-Christina Nassif en Martine van Mourik-Wijnhorst voor hun scriptie ‘Storytelling in de tandheelkundige voorlichting’.

Angry birds: is boosheid gerelateerd aan bruxisme?
De Nijmeegse studenten Emese van Pinksteren en Eline Veldhuis wonnen de derde prijs. Hun scriptie droeg de naam ‘Angry birds: is boosheid gerelateerd aan bruxisme?’

Deelname aan de Bachelorscriptie Award staat open voor Bachelorstudenten tandheelkunde uit Groningen, Nijmegen en Amsterdam. Zij kunnen via de studie- of blokcoördinator van hun opleiding hun scriptie die is geschreven in het kader van een (derdejaars)opdracht in de bachelorfase, laten meedingen naar de prijs. Iedere opleiding mag maximaal drie scripties inzenden.

Lees meer over: Kennis, Scholing
slaapapneu

Kunnen gezichts- en halsafmetingen slaapapneu voorspellen?

Kunnen bepaalde gezichts- en halsafmetingen voorspellen welke patiënten een verhoogd risico hebben op obstructieve slaapapneu (OSA)? Een onderzoeker bestudeert een mogelijk verband bij volwassenen. Zij presenteerde onlangs haar bevindingen op de jaarlijkse bijeenkomst van de International Association for Dental Research (IADR) in San Francisco.

Onderzoek obstructieve slaapapneu
Bahn Agha, PhD, MSc, orthodontist en klinisch postdoctoraal onderzoeker aan de Queen Mary University of London, onderzocht de relatie tussen gezichts- en halsafmetingen en de aanwezigheid van obstructieve slaapapneu.

Mensen met obstructieve slaapapneu hebben regelmatig ademstilstanden tijdens hun slaap doordat de tong en zachte delen in de keel de ademhaling blokkeren. Dit kan onder andere leiden tot slaperigheid overdag, hartproblemen, auto-ongelukken en een verminderde kwaliteit van leven.

Multifactoriële aandoening
Uit het onderzoek van Dr. Agha bleek dat bij volwassenen met OSA de halsomtrek gemiddeld met 1,26 mm was toegenomen.

Slaapapneu is een echter een multifactoriële aandoening, die onder andere wordt beïnvloed door leeftijd, etnische afkomst, geslacht, alcohol- en medicijngebruik en houding van het hoofd.

De halsomtrek alleen kan geen OSA voorspellen. OSA komt ook voor bij personen met een normaal gewicht en een normale halsomtrek. Door de vorm van de schedel te combineren met andere factoren, zoals hoge bloeddruk, obesitas, mannelijk geslacht, een voorwaartse hoofdstand en ouderdom, zou de voorspelling van OSA kunnen verbeteren.”

 Betekenis onderzoek voor tandartsen
Dr. Agha hoopt door verder onderzoek een model te kunnen creëren dat door tandartsen kan worden toegepast. Tandartsen zouden kunnen helpen OSA te voorspellen door de geschiedenis van slaap-gerelateerde ademhalingsproblemen van een patiënt vast te leggen en metingen te verrichten, zoals de halsomtrek en de body mass index. Potentiële OSA-patiënten kunnen dan doorverwezen worden. “Door mijn onderzoek wil ik graag het bewustzijn van de tandartsen vergroten en de beschikbare mogelijkheden voor voorspelling of diagnose van OSA uitleggen,” aldus Dr. Agha.

Bron:
Wiley Online Library

Lees meer over: Kennis, Onderzoek
Praktische update voor uw praktijkautomatisering

Praktische update voor uw praktijkautomatisering

Wat kan ICT betekenen in uw dagelijks werk op bijvoorbeeld het gebied van dossiervorming en communicatie? En hoe kan uw automatiseringssysteem u ondersteunen in het dagelijks werk? Verslag van de lezing van Pieter Schram tijdens het congres Digitaal in de tandartspraktijk.

Pieter Schram, mede-eigenaar van Vertimart Consultants, bekend van de software Exquise, heeft een enigszins interactief programma voor zijn lezing bedacht waarbij hij door middel van respons van de zaal zijn presentatie van de nodige interactiviteit voorziet.

Verleden
In 1970 kwamen de eerste computersystemen in de mondzorgpraktijken en in 1982 kwamen de eerste personal computers op de Nederlandse markt en zo ook in de tandartspraktijk. In 1985 werd gestart met computernetwerken en in 1987 bracht de firma Trophy de eerste digitale röntgensoftware op de markt. Rond 1990 waren er ongeveer 25 aanbieders van tandartssoftware in Nederland en was 75% van de tandartsen geautomatiseerd. In datzelfde jaar kwam ook Windows op de markt.

Heden
Momenteel zijn er nog maar zo’n 10 aanbieders van tandheelkundige praktijksoftware actief in de markt en sinds 2000 is 98% van de Nederlandse praktijken geautomatiseerd.

E-learning
Vandaag de dag zien we de opkomst van e-learning, hoewel dit nog weinig praktisch voor de tandarts is. Het verschijnsel van “serious gaming” wordt steeds populairder – het als het ware spelenderwijs leren van tandheelkundige behandelingen via een serieus computerspel.

Leren van onze eigen data
We kunnen ook van ons eigen systeem leren want dagelijks stoppen we grote hoeveelheden data in de praktijkmanagement software en we kunnen die data ook weer ophalen. Verschillende factoren kunnen zo onderzocht en geanalyseerd worden. Zaken als bijvoorbeeld een verkeerde planning kunnen door zo’n nuttige analyse aan het licht komen.

Ook voor onderzoeksdoeleinden kan deze informatie nuttig zijn, bijvoorbeeld middels de KNMT peilstations. Het is ook niet zo gek te bedenken dat big data wel eens gebruik kan worden bij het opstellen van richtlijnen.

Regelgeving
Er komt tegenwoordig veel kijken bij het up-to-date houden van het patiëntendossier. De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) verplicht het bijhouden van dit dossier.

Steeds nadrukkelijker wordt door de overheid verlangd om hier op passende wijze mee om te gaan wegens de privacy. Datalekken moeten gemeld worden en alle verwerkingen van de data moeten geregistreerd worden.

De KNMT praktijkrichtlijn patiëntendossier omschrijft een aantal verplichte en niet-verplichte onderdelen van het dossier. Het is gemakkelijk als dit soort zaken met standaardvelden ingevuld kunnen worden.

De invoering van richtlijnen ziet Schram positief tegemoet want daarmee kan hij zogenaamde workflows introduceren waarmee je stapsgewijs bepaalde stappen doorloopt. Op die manier zal de software zorgen dat je niets hoeft te vergeten: dat is een voordeel van gestandaardiseerd werken.

Cybercriminaliteit
Onheil waarmee je te maken kunt krijgen, zijn onder meer phishing, ransomware en datalekken. Ter illustratie noemt Schram het boek “Komt een vrouw bij de H@cker” dat deze fenomenen mooi illustreert.

De laatste tijd wordt de zorg steeds meer het doelwit van cybercriminaliteit en ransomware want het zijn gevoelige data en vaak niet al te best beveiligd. Iedereen in de praktijk moet behoedzaam zijn voor phishing e-mail berichten.

Vaak is het ondergaan van ransomware ook al een datalek en die moet bij de overheid gemeld worden. Hiervoor is het handig om een protocol te hebben waarin staat hoe te handelen, adviseert Schram.

Het is niet onwaarschijnlijk dat we ook in tandartspraktijken zogenaamde “Information Security Management Systems” (ISMS) gaan zien verschijnen. Het ISMS-proces begint met het in kaart brengen van de mogelijke risico’s en de reeds aanwezige maatregelen om vervolgens inschattingen te maken van wat er verbeterd moet worden. Uiteindelijk kan men zelfs op dit punt tot certificering komen. En ook met derden dienen zogenaamde bewerkingsovereenkomsten gesloten te worden als zij met de praktijkdata omgaan.

Toekomstvoorspellingen
Tenslotte doet Schram nog een aantal toekomstvoorspellingen.
– Hij verwacht dat er in de e-health ontwikkelingen zullen komen in trant van wat we nu al kennen: bijvoorbeeld slimme tandenborstels of de bruxisme app.
– De cloud zal een grotere rol gaan spelen spelen en we zullen naar steeds meer computerondersteunde zorg toe gaan verwacht Schram.
– Hij verwacht in de toekomst een grotere rol van de patiënt bij de bepaling van wie wel of geen toegang mag krijgen tot zijn patiëntendossier, wat dus een rol in de praktijkautomatisering zal kunnen gaan spelen.

Pieter Schram is directeur en mede-eigenaar van Vertimart Consultants. Hij startte zijn loopbaan in de automatisering in 1981 bij Dental Union en heeft dus inmiddels 35 jaar ervaring in de diverse facetten van de tandheelkundige automatisering. Vanuit deze specifieke expertise en praktijkervaring schetst hij tijdens zijn lezing een duidelijk beeld van de uitdagingen, de risico’s en van wat we de komende jaren mogen verwachten op het gebeid van tandheelkundige automatisering. Naast zijn werk binnen Vertimart heeft hij enkele jaren leiding gegeven aan een middelgrote groepspraktijk.

Verslag door tandarts Daniel Joffe, voor dental INFO van de lezing van Pieter Schram tijdens het congres Digitaal in de tandartspraktijk van Bureau Kalker

Lees meer over: E-health, ICT, Kennis
mondzorg

Bijzonder in het kwadraat: mondzorg bij patiënten met afwijkingen

Liesbeth Clerx sprak over haar werk met bijzondere patiënten. Zij is mondhygiënist in een Centrum Bijzondere Tandheelkunde (CBT). “Wees niet terughoudend in de behandeling van patiënten met aangeboren en verworven afwijkingen. Zij hebben ook recht op zorg van hoge kwaliteit.”

Taken
Clerx werkt met veel collega’s samen, waaronder ook psychologen. CBT-patiënten krijgen als eerste een intake, waaronder bij volwassenen een psychologische screening. Bij angstige kinderen en volwassenen volgt een gewenningstraject. Clerx liet een filmpje zien waarbij ze uitlegde dat je niet zomaar een mondhygiënist bent als je in een CBT werkt. In het filmpje kreeg ze een hele dikke knuffel van haar verstandelijk beperkte patiënt. “Je moet veel luisteren, braaksel opruimen, epileren van een intra-oraal huidtransplantaat ….”, vertelde Clerx aan een zaal die zich verbaasde over de foto’s.

Tot haar taken behoren verder het participeren bij de intake – soms samen met de psycholoog –, het geven van naaldexposure bij een fobie, sealen, kleine restauraties en afdrukken maken, mondfoto’s maken, diagnosticeren en het – in overleg – bepalen van het behandelplan.

Divers
Haar patiënten zijn ook divers: patiënten met schisis, oncologische patiënten, patiënten met oligodontie, patiënten met een verhoogd kokhalsreflex, patiënten die last hebben van mondbranden en nog veel meer.

Tips bij kokhalsreflex
Over het kokhalsreflex vertelde ze meer, want veel mondhygiënisten wilden hier tips over. Het kokhalzen kan al voorkomen bij het zien van een tandenborstel of witte kleding. Anatomisch is er niks aan de hand bij de patiënten.

Mondhygiënisten kunnen deze mensen helpen door ze in een gewenningstraject te begeleiden bij de  buikademhaling. Soms gaat de behandeling beter door wat zout (zoute tandpasta) op de tong aan te brengen. In de stoel zou de behandelaar de patiënt kunnen vragen om spieren aan te spannen en dan weer los te laten.

Terughoudend
Als take-home-message gaf Clerx mee: “Wees niet terughoudend in de behandeling van patiënten met aangeboren en verworven afwijkingen. Zij hebben ook recht op een hoge kwaliteit van zorg. Maar let in het algemeen ook op je onderbuikgevoel bij het behandelen van patiënten.” Zo zou je mensen met psychiatrische problematiek kunnen tegenkomen in je praktijk. “Ontwikkel je onderbuikgevoel en wees dan juist wel terughoudend met invasieve behandelingen.”

Liesbeth Clerx is NVM-mondhygiënist, lid vakgroep Intramurale Zorgverlening en werkzaam op de afdeling Centrum Bijzondere Tandheelkunde Radboudumc Nijmegen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Liesbeth Clerx tijdens het NVM-voorjaarscongres. www.mondhygienisten.nl

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Mondhygiëne, Producten
School

Nieuwe toelatingseisen voor studies geneeskunde en tandheelkunde in België

Vanaf het studiejaar 2018-2019 zullen de toelatingseisen voor de studies geneeskunde en tandheelkunde In België anders zijn. De eisen in Wallonië en Vlaanderen zullen meer op elkaar aansluiten. In Vlaanderen komen 1239 plaatsen voor eerstejaars studenten, waarvan 135 voor kandidaat-tandartsen.

Wallonië
In de huidige situatie gelden in Wallonië geen toelatingseisen voor de studie geneeskunde. Er is daardoor een overschot aan artsen ontstaan. De federale regering heeft onlangs een regeling goedgekeurd over het aantal artsen dat er jaarlijks mag bijkomen. In Wallonië zal ook een instroombeperking komen met een toelatingsproef. Het overschot aan Franstalige tandartsen zal hierdoor langzaam minder worden.

Vlaanderen
In Vlaanderen wordt al gewerkt met een toelatingsexamen, maar ook hier zal een en ander veranderen. De Vlaamse regering heeft het voorstel hierover van de Vlaamse minister van Onderwijs Hilde Crevits aangenomen. Er komt een numerus fixus en een aparte proef voor artsen en tandartsen.

Meer plaatsen
Vanaf het studiejaar 2018-2019 zullen er in Vlaanderen meer plaatsen beschikbaar komen: 1239 tegen gemiddeld 1081 in de huidige situatie. Van deze 1239 plaatsen zijn er 135 gereserveerd voor tandheelkundestudenten.

Toelatingsexamen
In Vlaanderen wordt nu ook al met een toelatingsproef gewerkt. Hierbij wordt van te voren vastgesteld wat de norm is om toegelaten te worden. Deelnemers zijn dus op grond van de normering geslaagd of gezakt. In het nieuwe systeem worden de kandidaten naar hun resultaten gerangschikt. De besten komen in aanmerking voor de vastgestelde hoeveelheid plaatsen.

Aparte proef voor artsen en tandartsen
De proeven zullen ook wat inhoud betreft anders worden. Er komt een aparte proef voor artsen en tandartsen. Naast wetenschappelijke kennis zullen ook andere competenties getoetst worden. Bij de aspirant-tandheelkundestudenten zal ook gekeken worden naar de handvaardigheid.

Bron:
Demorgen.be

Lees meer over: Kennis, Scholing
Virtual reality

Virtual reality als hulpmiddel bij training MKA-chirurgen

Op de universiteit van Huddersfield (Groot-Brittannië) is een team onderzoekers bezig om nieuwe manieren te ontwikkelen om MKA-chirurgen te trainen met behulp van ‘virtual reality’ (VR).

Nieuwe technologie
Met deze nieuwe technologie kan een chirurg zijn vaardigheden trainen in een virtuele operatiekamer in een close-up, stereoscopische 3D-weergave met 360 graden beelden. De zichtproblemen in een overvolle ‘echte’ operatiekamer behoren hiermee tot het verleden.

Wanneer de techniek verder ontwikkeld is, kan deze wereldwijd een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van de training van chirurgen.

Computerspellen
Het VR-operatieproject is op touw gezet door de promovendus, Yesh Pulijala. Deze gekwalificeerde MKA-chirurg was zich bewust van de beperkingen van de conventionele training. Hij wordt begeleid door professor Minhua Ma, een toonaangevende autoriteit op het gebruik van computerspellen voor het gezondheidsonderwijs. In eerste instantie richten ze zich op de complexe Le Fort I operatie, waarbij gezichtsafwijkingen worden gecorrigeerd.

Breder onderzoek
Het promotieonderzoek van Yesh zal worden afgerond in 2017, maar de reikwijdte van het project wordt uitgebreid door de betrokkenheid van de Dr. David Peebles, deskundige in cognitieve processen aan de Universiteit van Huddersfield. Hij begeleidt het promotieonderzoek van Matthew Pears, die afgestudeerd is in psychologie en cognitieve wetenschap.
Matthew realiseerde zich dat het project van Yesh een goede springplank voor zijn eigen promotie zou zijn. Hij onderzoekt manieren waarop de menselijke factoren en niet-technische vaardigheden in de VR-operatie zouden kunnen worden opgenomen.

Mentale aspecten
Matthew heeft onder andere MKA-chirurgen geïnterviewd over hun ervaringen en gevraagd hoe ze reageren wanneer zich problemen voordoen tijdens een operatie. Het leren opereren gaat veel verder dan het goed leren uitvoeren van de operatietechnieken; de mentale aspecten zijn ook van groot belang.

“We zijn nu aan het proberen om alle extra kennis van de deskundigen in te brengen en Matt onderzoekt manieren om dat op te nemen in het systeem dat Yesh heeft ontworpen.“, aldus Dr. Peebles.

Bron:
Dentistry.co.uk

 

Lees meer over: Kennis, Scholing
elektronische lengtebepaler

Anatomie, opening en elektronische lengtebepaler bij wortelkanaalbehandeling

Voor het uitvoeren van een goede wortelkanaalbehandeling is het van belang de anatomie van het element goed te kennen. Waar bevinden zich de kanalen? Bekijk ook het overzicht van belangrijke factoren bij het gebruik van een elektronische lengtebepaler.

Anatomie en opening

Bovenincisief
Bij een bovenincisief is de inzetrichting van je boor heel belangrijk. Er word namelijk makkelijk naar buccaal geperforeerd of te weinig dentine weggehaald palatinaal waardoor de vijl niet spanningsvrij het kanaal in gaat.

Onderincisief
Bij onderincisieven is vaak sprake van een tweede kanaal. Deze bevindt zich linguaal. De outline van de opening moet dus genoeg naar linguaal worden uitgebreid.

Bovenmolaar
Het is altijd lastig een vierde kanaal te vinden bij een bovenmolaar. Wanneer er te weinig toegang is tot het vierde kanaal dan moet er meer naar mesiaal geopend worden. Het mesiobuccale kanaal van de 16/26 is erg ovaal, dus ook al zijn er maar 3 kanalen dan moet er toch voor 4 geprepareerd worden om goed te kunnen irrigeren.  Een longneck excavator of ultrasone hulpstukken zijn hiervoor handig. Het is belangrijk dat het opzoeken van een vierde kanaal altijd op zicht wordt gedaan, bij voorkeur met behulp van een microscoop.

Ondermolaar
Vaak wordt het distale kanaal als twee kanalen benaderd: de kanalen komen dan apicaal weer bij elkaar. Dit is alleen maar goed omdat op deze manier de isthmus goed te bereiken is voor irrigatie.

Premolaren
Wanneer er een onduidelijk beeld van de radix te zien is op de röntgenfoto dan is de kans groot dat er drie kanalen aanwezig zijn.

Elektronisch lengtebepaler

Het is goed om te weten dat de elektrische lengtebepaler geen afstand in millimeters kan aangeven (het is geen grafische schaal!) maar alleen de locatie van de opening meet. De enige betrouwbare informatie is dus wanneer de lengtebepaler aangeeft dat je door de apex heen bent (rood). De beste manier om de werklengte te bepalen is door net niet in het rode gebied te zitten en hier een halve millimeter van af te trekken. De restrictie kan meer coronaal zitten dan het meeste apicale puntje van de wortel. Wanneer de werklengte op de röntgenfoto te kort lijkt te zijn, moet echter toch vertrouwd worden op dat wat de elektronische lengtebepaler aangeeft. De kanalen dienen vochtig te zijn.

Belangrijk factoren bij het gebruik van een elektronische lengtebepaler:

  1. Isolatie
    Er mag geen verbinding zijn met mondvloeistof – dus eventueel eerst een restauratie maken.
  2. Metalen restauratie
    Contact met een metalen restauratie kan het lengte bepalen verstoren. Het gebruik van een dubbele rubberen stopper kan gebruikt worden om contact tussen de vijl en de restauratie te vermijden.
  3. Carieus dentine, caviteit of breuk (verbinding pulpakamer met mondholte)
    De lengtebepaler is niet betrouwbaar wanneer er sprake is van een caviteit of breuk. Een perforatie of breuk kun je detecteren met de elektronische lengte bepaler.
  4. Geen reactie tijdens lengte bepalen
    Het apparaat dient opnieuw gekalibreerd te worden door het wanghaakje tegen de meter aan te houden.
  5. Wijd open apex
    Bij een open apex is het aan te raden de lengte te bepalen met een lengtefoto wanneer de elektronische lengtebepaler geen betrouwbare gegevens geeft.
  6. Herbehandeling
    De elektronische lengtebepaler is alleen goed te gebruiken indien het ‘oude’ guttapercha verwijderd is. Maak dus eventueel een röntgenfoto.
  7. Hartstimulator
    Er is discussie over of er een lengtebepaler gebruikt mag worden bij patiënten met een hartstimulator.

Kasper Veenstra, tandarts, Centrum voor Mondzorgkunde,  UMCG

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Kasper Veenstra tijdens de cursus Endodontologie van het Wenckebach instituut.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
implantaat

“Kleine” implantologie in het onderfront

Implantologie in het onderfront kent grote uitdagingen, zeker als het om meertandsvervanging gaat. Verslag van de lezing van Marco Cune en Steven Zijderveld over deze problematiek. Met uitleg over chirurgische en restauratieve oplossingen voor het vervangen van ontbrekende gebitselementen in het onderfront.

Oorzaken ontbreken onderincisief
Verschillende oorzaken voor het ontbreken van een onderincisief kunnen zijn:

  • Agenesie
    Agenesie van de laterale onderincisief komt hierbij minder vaak voor dan agenesie van de centrale onderincisief.
    Bij agenesie van één of meerdere elementen is het altijd belangrijk te onderzoeken of de agenesie solitair voorkomt of onderdeel is van een syndroom. Om dit onderscheid te kunnen maken, zouden andere ectodermale kenmerken uitgevraagd en bekeken kunnen worden; bijvoorbeeld traanvocht, zweetproductie, haarkenmerken. Daarnaast is van enkele genen bekend dat zij betrokken zijn bij het ontstaan van agenesie en hypodontie.
  • Endodontisch falen
    De onderincisief heeft een lager slagingspercentage bij endodontische (her)behandeling dan de overige gebitselementen.
  • Trauma
    Hierbij kan men denken aan cystes, iatrogene schade (orthodontische behandeling), tongpersen.
  • Parodontaal falen
    Bijvoorbeeld piercings die recessie veroorzaken.

Oplossing voor meertandsvervanging in het onderfront zijn

  • Conventionele brug
  • Etsbrug
  • Orthodontisch sluiten
  • Implantaat plaatsen

Plaatsen van een implantaat
Het plaatsen van een implantaat zal in specifieke gevallen de meest voor de hand liggende oplossing zijn, daarom wordt deze oplossing verder besproken.

Bij het plaatsen van een implantaat in het onderfront zijn er twee aspecten die onderzocht moeten worden:

  1. Is er genoeg ruimte voor de componenten die op het implantaat moeten komen?
    De mesiodistale afmeting van een natuurlijke kroon van een onderincisief is 5-6 mm, de tandtechnicus wil echter minimaal 7-8 mm ruimte in mesiodistale richting voor het opbakken van een mooie kroon. Hier dient men rekening mee te houden.
    Daarnaast kan men te maken hebben met een beperkte interocclusale ruimte door uitgroei van het bovenfront.
  1. Is er genoeg ruimte voor de implantaten?
    Een implantaat heeft minimaal 6-8 mm ruimte nodig. Hierbij moet ook goed op de convergentie van de apices van de buurelementen gelet worden.

Vervangen van twee incisieven
Het vervangen van twee incisieven in het onderfront is lastiger dan één.

Implantologische mogelijkheden zijn:

  • Plaatsen van een implantaat centraal met een dubbele kroon
  • Plaatsen van een implantaat met een kroon en dummy
  • Plaatsen van twee implantaten naast elkaar met elk een solitaire kroon

Welke keuze gemaakt wordt in bovenstaande opties is onder andere afhankelijk van de chirurgische mogelijkheden. Zo kan er bijvoorbeeld botaugmentatie nodig zijn, waarbij het de voorkeur geniet bot te oogsten uit de ramus-regio van de mandibula in plaats van de kin in verband met risico op beschadiging van de nervus. Ook kan het risico op beschadiging van de apices van de buurelement een reden zijn om een implantaat centraal te plaatsen. Het plaatsen van een implantaat centraal met een dubbele kroon erop, geeft matige resultaten op gebied van reinigbaarheid en esthetiek.

Onderzoek laat zien dat het plaatsen van twee implantaten een hoog failure percentage en veel botverlies geeft. Wanneer mogelijk, geniet het de voorkeur een implantaat te plaatsen op de plaats van één van de elementen, om daar vervolgens een kroon met een dummy op te schroeven. Dit is het beste te reinigen en geeft de beste esthetische resultaten.

Steven Zijderveld volgde zijn studie tandheelkunde en geneeskunde aan de tandheelkunde, respectievelijk geneeskunde Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Na zijn tandarts- en artsexamen (respectievelijk 1989 en 2000) deed hij de specialisatie tot kaakchirurg aan de Afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie van de Vrije Universiteit  te Amsterdam (1998). Sinds 2000 is hij werkzaam als kaakchirurg in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein en Utrecht. Tevens was hij parttime verbonden aan de Afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie van het Vrije Universiteit medisch centrum te Amsterdam met een onderzoeksaanstelling naar bot- en botvervangende materialen in een sinusbodemelevatie studiemodel. In maart 2010 promoveerde hij met een proefschrift getiteld: Bone regeneration with different grafting materials in a human maxillary sinus floor elevation model. Van 2010 tot 2015 was Steven bestuurslid (secretaris) van de NVMKA.
Steven houdt veelvuldig voordrachten over implantologie gerelateerde onderwerpen.

 Marco Cune (7-6-1965) studeerde tandheelkunde aan het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam (ACTA, Vrije Universiteit) van 1984 tot 1990. Na het behalen van zijn doctoraal- en tandartsexamen werkte hij er respectievelijk bij de vakgroepen Prothetische Tandheelkunde en Orale Implantologie. Van 1991 tot 2010 was hij werkzaam als tandartsonderzoeker aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht, binnen de vakgroep Mondziekten, Kaakchirurgie en Bijzondere Tandheelkunde. In 1993 werd een proefschrift met als onderwerp: overkappingsprotheses op implantaten afgerond. Sindsdien was hij actief betrokken bij het tot stand komen van vijf proefschriften. Van 2003 tot 2006 was hij als tandarts coördinator betrokken bij het centrum voor bijzondere tandheelkunde in het UMC Utrecht. Vanaf 2007 werden de taken meer richting het wetenschappelijk onderzoek verschoven. Daarnaast voerde hij een algemene tandartsengroepspraktijk te Houten (1997-2010). In 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar Orale Functieleer, in het bijzonder de restauratieve en reconstructieve tandheelkunde aan het UMC Groningen, Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde. Zijn onderzoeksinteresses bestrijken een breed scala aan onderwerpen, maar richten zich met name op de orale implantologie en prothetische tandheelkunde. Hij publiceert regelmatig over deze onderwerpen en verzorgt voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland. Vanaf 2007 is hij 1 dag per week werkzaam in het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde in het St. Antonius ziekenhuis te Nieuwegein.

 Verslag door Annalous van Poppel, voor dental INFO, van de lezing van dr. S.A. Zijderveld en prof. dr. M.S. Cune tijdens het jaarcongres 2016 ‘Bijzondere tandheelkunde in uw praktijk’ van de NVGPT.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
Omgaan met weerstand bij de patiënt

Omgaan met weerstand bij de patiënt

Weerstand: iedereen maakt dit weleens mee. Zo kent iedereen wel die stagiaire die geen sprankje enthousiasme toont. Of de patiënt die kenbaar maakt echt geen tandenstokers te willen gebruiken. Hoe gaat u om met de verschillende soorten weerstand?

Soorten
Er zijn twee verschillende soorten weerstand, namelijk actieve en passieve weerstand. Bij actieve weerstand komt er iemand naar u toe met een vraag of met boosheid. Dit is eenvoudig te tackelen omdat u dan niet eruit hoeft te ‘trekken’ waar iemand precies mee zit. Passieve weerstand is als iemand niet mee doet, zich afsluit. Deze persoon kan heel luchtig doen. Dit kan irriterend werken. Waarom doet zo iemand dat? Het kan zelfprotectie zijn: Want als het dan niet lukt, dan is het logisch en is het geen gebrek aan slimmigheid of iets dergelijks. Het kan dus onzekerheid zijn als iemand niet gemotiveerd lijkt.

Actieve weerstand
Als iemand actief weerstand biedt, geeft dit vaak een emotionele reactie bij de ontvanger van de weerstand. Dit kan variëren van schrikken, tot zich onzeker gaan voelen, tot het minder leuk gaan vinden. Het grijpt u naar de keel. Er gebeurt vaak lichamelijk veel met u. Bijvoorbeeld dat uw handen gaan trillen of dat u rood wordt.

Een tip hierbij is, dat u beter vanuit uw rol kunt reageren dan vanuit uw eigen persoon. Want dan raakt het u een stuk minder: het voelt niet als een persoonlijke aanval. Dus zorg dat u in uw rol blijft. Mocht u toch een lichamelijke reactie of emotie voelen, wendt u zich dan heel even af. Probeer rustig te worden. U mag best eventjes stil zijn. Pak bijvoorbeeld even een glas water om u zich te herpakken en een passende reactie te bedenken. U kunt ook vragen aan de ander stellen zodat u bedenktijd krijgt.

Omarm actieve weerstand, want dan behoudt u uw professionele rol. Mocht u angst voelen, probeer dan niet te vluchten maar toon juist lef. Dit doet u door stevig op de grond te gaan staan en goed vanuit uw buik adem te halen. Laat uw gevoel los en neem uw rol weer aan.

Passieve weerstand
Als de weerstand passief is, probeer hem/haar er dan actief bij te betrekken. Ook dit kunt u door vragen te stellen doen. Staat u voor een groep, dan kunt u op een later tijdstip diegene die passieve weerstand vertoont even apart te nemen voor een gesprekje.

Een valkuil is om meteen een oplossing aan te dragen. Bijvoorbeeld: Uw patiënt zegt: “Dat gefriemel is niks voor mij, ik ga niet flossen.” Zeg dan niet: “Dan kunt u een waterflosser gebruiken.” Beter is om uw eigen oplossing even los te laten en eerst goed contact te leggen. Laat merken dat het oké is dat diegene die weerstand biedt dit zegt. Laat merken dat u luistert door de zin te herhalen en door te vragen wat in de lijn ligt van deze stelling. Bijvoorbeeld: “Dat gefriemel is niks voor u, u gaat niet flossen. Wat is precies het probleem? Denkt u dat het u niet gaat lukken?” Dus u vraagt door in andermans spoor, niet in uw eigen straatje. Laat de ander maar even van zich af klagen. Ga er even in mee en zeg daarna pas wat u ervan vindt, wat u belangrijk vindt.

Hierna spreekt u af wat het plan wordt. Bijvoorbeeld: “Ik vind het wel belangrijk dat u tussen uw tanden schoonmaakt om de ontsteking te bestrijden. Zonder deze reiniging gaat de ontsteking onmogelijk weg. Ik stel voor dat ik u een flosstechniek laat zien die vrij eenvoudig is. Mocht dit echt niet lukken, dan kan ik samen met u bekijken wat er voor u wel werkt. Lijkt u dat wat?” Zo kunt u op een nette manier samenkomen zonder dat de patiënt zich gepasseerd voelt.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de training Omgaan met weerstand, door Willeke van Essen voor Edin Dental Academy.

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Samenwerken, Thema A-Z
online reputatie

Het belang en het beschermen van uw online reputatie

Uw online reputatie is vandaag de dag van groots belang. De praktijken met de meeste klachten krijgen deze niet vanwege hun slechte behandelingen, maar simpelweg vanwege slechte communicatie.

Klachten zijn altijd vervelend, en soms is het lastig om hier direct juist op te reageren – vooral als het om negatieve online berichten gaat. Deze berichten zijn meestal openbaar zichtbaar, wat de situatie gelijk ingewikkelder maakt. Een goede oplossing is om te zorgen dat de verdere conversatie zoveel mogelijk privé plaats vindt.

Een antwoord als: ‘Het spijt ons zeer dat u deze negatieve ervaring heeft met ons service. Kunnen we u bellen om dit verder te bespreken en kijken hoe we dit op kunnen lossen?’ kan hierbij goed van pas komen. Hierdoor zien ook buitenstaanders dat de klacht serieus wordt genomen.

Succesfactoren voor online klachten
Uit een enquête van TNS NIPO blijkt dat op slechts 38% van de online klanten wordt gereageerd. Ook hebben zij drie succesfactoren gevonden die komen kijken bij het reageren op online klachten, namelijk:

  • De snelheid van een reactie
  • De kwaliteit van de oplossing
  • Op welke manier het antwoord wordt gegeven

Reputatie behouden
Door zowel snel te reageren, het liefst in een privé gesprek, en een goede oplossing te geven wordt voorkomen dat de indiener van de klacht mogelijk slechte verhalen kan verspreiden en dat de goede reputatie kan worden behouden. Elke praktijk krijgt te maken met klachten, en dit is niet per sé wat slechts – zolang de reactie maar goed is.

Bron:
Dentistry.co.uk

Lees meer over: Communicatie patiënt, E-health, Kennis
Vooroordelen in de mondzorgpraktijk

Vooroordelen in de mondzorgpraktijk

Misschien wel een van de grootste fouten die een mondzorgprofessional kan maken, is het beoordelen van een klant op basis van uiterlijk, afkomst of manier van praten. Dit kan vele consequenties met zich meebrengen.

Het hebben van zulke vooroordelen mag dan misschien onschuldig lijken, het kan wel degelijk vele consequenties met zich meebrengen, aldus Ashley Latter. Deze Brit helpt tandartsen en hun teams om hun communicatie en verkoopvaardigheden te verbeteren.

Consequenties
Vooroordelen kunnen misbeoordelingen van klanten met zich meebrengen, wat niet alleen duizenden euro’s en kansen kan schelen, maar ook ervoor kan zorgen dat niet alleen het potentieel van de tandarts niet volledig wordt benut, maar ook dat de dromen van de klant niet kunnen worden waargemaakt.

Kosten versus behandeling
Denk hierbij aan een voorbeeld waarbij een klant komt om te kijken naar mogelijke behandelopties, waarbij de tandarts er vanuit gaat (door bepaalde vooroordelen) dat prijs per definitie de doorslaggevende factor zal zijn. De tandarts gaat helemaal op in de prijs, waarna de potentiële klant de ruimte weer verlaat zonder een enkel idee wat er aan het probleem kan worden gedaan.

Diagnose eerst
Om zeker te weten dat dit u als tandarts of mondhygiënist niet overkomt, is een ding belangrijk om te onthouden:

Schrijf nooit wat voor, voordat het beeld van het probleem, het doel en de wil van de klant volkomen duidelijk zijn. Dan kan er nog weinig misgaan.

Bron:
Dentistry, Ashley Latter

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Zes genomineerden voor Nt-GSK-Bachelorscriptie Award 2017

Zes genomineerden voor Nt-GSK-Bachelorscriptie Award 2017

Op 2 mei vindt de uitreiking plaats van Nt-GSK-Bachelorscriptie Award 2017. Voor deze award zijn zes eindscripties genomineerd van bacheloropleidingen tandheelkunde. De Award is een initiatief van het Nederlands tandartsenblad in samenwerking met GSK Consumer Healthcare.

Zes genomineerden
De Nt-GSK-Bachelorscriptie Award is in het leven geroepen om tandartsen kennis te laten nemen van de interessantste scripties van de verschillende tandheelkundige faculteiten. Elke faculteit mag jaarlijks drie scripties inzenden. Dit jaar zijn de volgende zes scripties genomineerd voor de prijs.

Evidence based reiniging en desinfectie van ultrasone apparatuur

Abbergayle Partoredjo en Mustafa Nourozi (Amsterdam) hebben de besmetting van ultrasone apparatuur met mondbacteriën onderzocht. Ze hebben daarbij gekeken naar de binnenkant van de ultrasone apparatuur, omdat holle instrumenten lastig schoon te maken zijn en dit van invloed kan zijn op het desinfectie- en sterilisatieproces. Ook hebben ze bekeken of aan de hand van de bestaande protocollen voor reiniging, desinfectie en sterilisatie de ultrasone instrumenten goed gedesinfecteerd worden. Tijdens de test werd aangetoond dat met de huidige protocollen niet alle bacteriën worden gedood. Hierdoor kunnen orale bacteriën van patiënt op patiënt worden overgebracht. Nieuw onderzoek kan leiden tot betere protocollen. Tot die tijd kan het instrumentarium het beste handmatig gereinigd worden, eventueel aangevuld met sterilisatie.

Radiografische interpretatie van parodontale problematiek door studenten tandheelkunde en mondzorgkunde

Het onderzoek van Robbin van der Wal, Mais al Saadi en Susan Kok (Groningen) werd verricht in het kader van de taakherschikking tussen tandartsen en mondhygiënisten. Uit onderzoeken is gebleken dat tandartsen zich afvragen of mondhygiënisten bekwaam genoeg zijn om bepaalde werkzaamheden uit te voeren. Er zijn echter slechts enkele onderzoeken verricht naar de competenties van mondhygiënisten.

Voor deze bachelorscriptie is onderzocht wat de competenties zijn van mondhygiënisten op het gebied van interpretatie van röntgenbeelden ten behoeve van parodontale diagnostiek in vergelijking met tandartsen. Laatstejaars studenten mondzorgkunde en tandheelkunde kregen tien röntgenopnamen voorgelegd, waarbij geen contextuele informatie werd gegeven. De studenten moesten de foto’s op drie aspecten beoordelen. Deze beoordelingen werden vergeleken met een ‘gouden standaard’, die gemaakt was aan de hand van de beoordeling van dezelfde röntgenbeelden door drie ervaren parodontologen. Uitkomst van het onderzoek was dat er geen verschil was tussen laatstejaars studenten tandheelkunde en mondzorgkunde.

Angry birds: is boosheid gerelateerd aan bruxisme?

Emese van Pinxteren en Eline Veldhuis (Nijmegen) hebben onderzoek verricht naar de relatie tussen bruxisme (het klemmen of knarsen van de tanden) en boosheid. Deelnemers aan het onderzoek hebben vier weken een dagboek bijgehouden en eenmalig een vragenlijst ingevuld. Zij gaven hierbij zelf aan of ze bruxisme hadden. Daarnaast werd een vragenlijst over boosheid ingevuld door bruxisten en niet-bruxisten, waarna de boosheidsscores uit beide groepen met elkaar zijn vergeleken.

De conclusie is dat bruxisten een hogere mate van boosheid vertonen dan niet-bruxisten, waarbij deze boosheid van invloed blijkt te zijn op de mate van bruxisme.

Storytelling in de tandheelkundige voorlichting

Anna-Christina Nassif en Martine van Mourik-Wijnhorst (Amsterdam) hebben onderzocht of storytelling bij kinderen van zes en zeven jaar effect heeft op het tandenpoetsgedrag , ofwel attitude, gedragsintentie en de hoeveelheid tandplaque.

Ze hebben 132 kinderen uit groep 3 en 4 van twee basisscholen onderverdeeld in een testgroep en een controlegroep. Ze kinderen uit de testgroep kregen een sprookje te horen dat was gerelateerd aan tandenpoetsen (storytelling). Alle kinderen kregen een vragenlijst voorgelegd over attitude, gedragsintentie en poetsgedrag en een tandplaquemeting.

Voor de attitude, de gedragsintentie en het poetsgedrag kon geen verschil worden aangetoond tussen groepen met of zonder storytelling. De plaquescores bleken bij de testgroep wel beter te zijn dan bij de controlegroep. De conclusie was daarom dat storytelling wel effectief lijkt te zijn, maar om welke reden is niet duidelijk.

Het effect van elmex erosion protection op tandglazuur

Vadjiha Behbodi en Juliette Simons (Nijmegen) onderzochten het effect van citroenzuur en jus d’orange op tandglazuur. Ze bekeken de invloed van tandenpoetsen hierop en het gebruik van het mondspoelmiddel Elmex® Erosion Protection.

Voor hun onderzoek maakten ze gebruik van glazuursamples. De helft van de samples werd blootgesteld aan citroenzuur en de andere helft aan jus d’orange. Een deel van de samples werd met het mondspoelmiddel behandeld en een deel werd gepoetst met een elektrische tandenborstel. Na vijftien dagen werd voor alle samples het tandzuurverlies gemeten en het gemiddelde weefselverlies berekend. Conclusie was dat het weefselverlies hetzelfde is bij de gepoetste en niet-gepoetste samples. Het mondpoelmiddel werkt wel beschermend tegen het ontstaan van tanderosie. Daarnaast blijkt citroenzuur tot meer weefselverlies te leiden dan jus d’orange. Zes keer per dag blootstelling aan citroenzuur of jus d’orange geeft meer weefselverlies dan bij drie keer per dag.

De stijfheid van humaan dentine, composiet en biodentine

Chris Dekker, Arjan Hofte en Martijn Koole (Groningen) hebben onderzocht of de stijfheid van humaan dentine, composiet en Biodentine™ vergelijkbaar zijn.

Bij de behandeling van cariës wordt zowel het verloren dentine als het verloren glazuur door composiet vervangen. Dentine en glazuur hebben echter andere materiaaleigenschappen. Een meer natuurlijke situatie zou zijn om de dentine te vervangen door een materiaal dat daar op lijkt en de glazuur door composiet. Het nieuwe materiaal Biodentine™ zou op natuurlijke dentine lijken. In dit onderzoek is één van de eigenschappen van Biodentine™ vergeleken met die van natuurlijke dentine en die van composiet, namelijk de stijfheid.

De conclusie was dat de stijfheid van Biodentine™ en composiet significant overeenkomen. Biodentine™ lijkt qua stijfheid echter niet meer op humaan dentine dan composiet.

Bron:
GSK Consumer Healthcare

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Scholing
tandletsel

Autotransplantatie: Als het toch misgaat bij tandletsel en ook bij agenesieën

Niet alle dento-alveolaire letsels lopen goed af. Bij avulsie en intrusie-luxatie is de prognose vaak matig tot slecht.  Autotransplantatie biedt dan een oplossing. Ook bij agenesiën. Verslag van de lezing van Jacques Baart over de voorwaarden voor autotransplantatie, welk donorelement en het succespercentage.

Niet alle dento-alveolaire letsels lopen goed af. Bij avulsie en intrusie-luxatie is de prognose vaak matig tot slecht. Een late repositie van een uitgeslagen tand bij een kind in de groei leidt vaak tot ankylose en endodontische ellende. Datzelfde geldt voor een intrusie-luxatie. Ook hier is sprake van een avitale pulpa en aanzienlijke schade aan het parodontale membraan. Houd de behandeling eenvoudig en wees helder in uw mededelingen over de vooruitzichten van de tand. Weet dat voortgaande ontsteking , ankylose en een apexresectie leiden tot nog meer botverlies wat het uitvoeren van een autotransplantatie, orthodontie of een implantaat lastiger maakt.

Wat zijn de voorwaarden voor autotransplantatie?

  • Gezond acceptorgebied.
  • Wortelvoltooiing premolaar. Als de wortellengte voor 4/5 is afgevormd, is de kans groot  op revitalisatie van de pulpa.
  • Atraumatische verwijdering donorelement.
  • Voldoende ruimte sagittaal en transversaal.

Welk donorelement?
De voorkeur gaat uit naar een premolaar uit de onderkaak. Of dan gekozen wordt voor de eerste of tweede maakt geen verschil. In de bovenkaak gaat de voorkeur wel uit naar een de tweede premolaar vanwege de wortelvorm.

Autotransplantatie bij agenesieën
Meestal gaat een tweede premolaar uit de bovenkaak, naar regio tweede premolaar in de onderkaak.

  • Agenesie van element 35 gaat in 52% gepaard met afwijkingen van de elementen: 45, 15, 25 (te traag, klein, verkeerde doorbraakrichting).
  • Agenesie van element 35 en element 45 gaan in 73% gepaard met afwijkingen van element 15 en element 25.
  • Een voordeel van autotransplantatie in de premolaarstreek is dat het in 80% van de gevallen onder lokale anesthesie gedaan kan worden.

Autotransplantatie na trauma
Na trauma is er vaak sprake van botverlies, waardoor bottransplantaat nodig is. Dit botverlies is vaak ontstaan door:

  • Het trauma zelf
  • Avulsie
  • Periapicale ontsteking
  • Periapicale chirurgie
  • Verminderde uitgroei

De meeste autotransplantaties (88%) worden uitgevoerd vanwege agnesie.

Follow-up
Controle afspraken na 4 weken en na 1 jaar. Vervolgens na 2 en 6 jaar.

Gaat het altijd goed?
Uit follow-up onderzoek van bijna 700 opvolgende autotransplantaties blijkt dat:

  • Er in minder dan 6,5% van de gevallen complicaties optreden.
    Voorbeelden van complicaties zijn ankylose, avitaliteit en mobiliteit.
  • Survival 98% en succes 94% bedragen.

Conclusies

  • Bij agnesie en na trauma is autotransplantatie een mogelijkheid
  • Survival 98%, succes 94%
  • Indicatie komt van patiënt, ouders, tandarts en orthodontist
  • De kaakchirurg bepaalt of het kan: voldoende ruimte, bottransplantaat, preoperatieve orthodontie
  • Orthodontist bepaalt keuze donorelement
  • Orthodontist zet getransplanteerde premolaar in de rij
  • In het front bouwt de (cosmetisch-) tandarts een premolaar om naar een incisief
  • (cosmetisch-) tandarts bepaalt met de orthodontist wat gedaan moet worden: initiële ombouw en/of definitieve ombouw
  • Zo nodig past de kaakchirurg een en ander aan: lipbandje en/of gingiva

Jacques Baart studeerde tandheelkunde in Nijmegen en specialiseerde tot kaakchirurg in Amsterdam. Vanaf 1979 is hij als specialist verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie VUmc en aan ACTA te Amsterdam. Hij is chef de clinique, chef de policlinique, werkplekmanager, docent aan ACTA en bij de opleiding tot MKA chirurgen in het VUmc. In de patiëntenzorg richt hij zich vrijwel uitsluitend op kaakchirurgie bij kinderen. Hij schreef 4 studieboeken en is (mede) auteur van 140 wetenschappelijke artikelen. Hij vervulde vele bestuurlijke functies: voorzitter van de sectie specialisten KNMT, voorzitter van de Ned. Ver. MKA, voorzitter van de WTA en lid van het bestuur van de NVT.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Jacques Baart tijdens het congres Tandletsel van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
3D planning in de traumatologie

3D planning in de traumatologie

Bij herstel van schade door trauma wordt veel gebruik gemaakt van 3D beeldvorming en planning. Dit maakt behandeling voorspelbaar en geeft goede resultaten. Het proces is op te delen in 3D beeldvorming, 3D printing en 3D navigatie. Hoe werkt dit precies?

Beeldvorming
Bij de beeldvorming wordt gekeken naar weke delen, bot en dentitie.

Bij het beoordelen van de weke delen wordt gebruik gemaakt van stereophotogrammetry. Hierbij worden foto’s van het gezicht gemaakt vanuit verschillende hoeken, die tot één dataset en één gezicht gecombineerd worden. Met deze techniek kunnen ook onbeschadigde delen van het gezicht gespiegeld worden in het beschadigde deel om zo een mogelijk eindresultaat te simuleren en te plannen hoe groot een sjabloon voor een implantaat moet worden.

Het beoordelen van botstructuren wordt gedaan middels een Conebeam CT scan en voor de beoordeling van de dentitie wordt tegenwoordig steeds vaker gebruik gemaakt van een intra-orale scanner.

Printing
Nadat er beeldvorming heeft plaats gevonden, kan er 3D geprint worden. Nu worden er vooral nog sjablonen 3D geprint, die als hulpmiddel gebruikt worden tijdens de operatie. De verwachting is dat 3D planning in de toekomst zo zorgvuldig in combinatie met robotica of augmented reality kan plaatsvinden dat deze sjablonen overbodig zullen worden.

Naast het printen van sjablonen kunnen ook implantaten geprint worden, dit

zijn ‘patient specifieke implantaten’ (PSI). Deze implantaten worden op maat gemaakt en passen daarom ook maar op één manier op een bepaalde plaats. Dit kan gebruikt worden om de anatomie in het gezicht van een patiënt nauwkeurig te herstellen.

Ook kan (een deel van) de schedel waar het implantaat op moet komen geprint worden, zodat hierna met de hand het implantaat gemaakt wordt.

Wanneer het trauma zo ernstig is dat het gehele gezicht beschadigd is, en dat spiegelen met stereophotogrammetry of ConebeamCT geen goed resultaat geeft, kan gekeken worden naar een dataset waarin gemiddelde schedelmaten zijn opgenomen. Deze dataset kunt u dan over de dataset van de patiënt leggen en op die manier de grote fragmenten herkennen en aan elkaar zetten.

Navigatie
Na het plannen en printen komt het moment dat de planning overgebracht moet worden naar de patiënt. Hierbij wilt u dat de planning die u gemaakt heeft overeenkomt met de chirurgische behandeling. Om ervoor te zorgen dat de apparatuur op de operatiekamer goed communiceert met de patiënt die geopereerd wordt, wordt er pre-operatief gekalibreerd. Hierbij wordt er een communicatiester vastgemaakt op het hoofd van de patiënt op zo’n positie dat er signalen van de apparatuur kunnen worden verzonden en ontvangen. Ook instrumenten die tijdens de operatie gebruikt worden (een pointer), hebben ‘bolletjes’ die communiceren met de apparatuur.  Om ervoor te zorgen dat de apparatuur goed weet waar de patiënt precies ligt, wordt de pointer op een aantal vaste referentiepunten gehouden zodat deze punten geregistreerd worden in de meetapparatuur.

Na kalibratie kan de operatie van start gaan. De pointer kan nu gebruikt worden om te controleren of bepaalde botstukken op de juiste positie geplaatst worden, na juiste plaatsing kunnen de botstukken vastgezet worden. Op deze manier kan hetgeen dat 3D gepland is overgebracht worden naar de patiënt.

De ontwikkeling in 3D planning, maar ook in robotica, zal er in de toekomst voor zorgen dat behandelingen nauwkeuriger, sneller, goedkoper en beter worden.

Prof. dr. Stefaan Bergé is hoogleraar en hoofd van de afdeling mond-, kaak- en aangezichtschirurgie van de Radboud Universiteit en is tevens voorzitter van het Centrum voor Schisis en Aangeboren Schedel- en Aangezichtsafwijkingen in Nijmegen. 

Verslag door Annalous van Poppel, voor dental INFO, van de lezing van prof. Dr. S.J. Berge tijdens het jaarcongres 2016 ‘Bijzondere tandheelkunde in uw praktijk’ van de NVGPT.

Lees meer over: 3D-printen, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
preventieassistent:

Voor uw preventieassistent: De DPSI onder de knie?

Tot de jaren 40 van Tot de jaren 40 van de vorige eeuw werd er met de natte vinger gekeken naar de parodontale conditie; het was een hele subjectieve inschatting. Daardoor vond de ene tandarts het wel meevallen, terwijl de andere precies dezelfde situatie als ernstig zou willen bestempelen. Dat was natuurlijk niet handig.

We willen tegenwoordig de conditie van de gingiva in maat en getal uitdrukken. Maar waarom willen we dat zo graag? Het blijkt dat bij verdiepte pockets, dus pockets dieper dan 3 mm, een supra-gingivale reiniging gecombineerd met een sub-gingivale reiniging effectiever is dan alleen een supra-gingivale gebitsreiniging. Dat is goed om te weten maar dan moet je natuurlijk wel weten waar die verdiepte ruimtes zich bevinden.

Verslag van de lezing van mondhygiënist Marion Seuntjens tijdens de Landelijke Dag voor de Preventieassistent.

De Periodontal Disease Index van Ramfjord
Als je de mond zonder instrumenten bekijkt, dan heb je lang niet altijd in de gaten waar echt een pocket aanwezig is. In 1959 werd de Periodontal Disease Index geintroduceerd. Deze index legde de parodontale conditie vast en gaf de mate van gingivitis weer. Ook het aanhechtingsverlies werd meegenomen. Bij deze meting moest op vier plaatsen rondom een element gemeten worden. Zo werd dus de partiële meting geïntroduceerd.  Dat werd niet voor niks zo gedaan: het kostte veel tijd om alle patiënten door de hele mond op elk plekje te meten. Ramfjord, de bedenker van deze meting, bedacht dat het handig was om een aantal elementen te selecteren die representatief zijn voor parodontitis zodat de hele mond snel in beeld kon worden gebracht. Deze zogenoemde Ramfjord-elementen waren de 16, 21, 24, 36, 41 en 44. Later bleek dat deze elementen wel representatief zijn voor gingivitis maar niet voor parodontitis. Deze index wordt niet meer toegepast.

CPITN: meten in sextanten
In 1982 kwam de Word Health Organisation (WHO) met het initiatief van de CPITN, met de bedoeling de behandelbehoefte bij grote populaties te bepalen. Op basis hiervan wilde men een politiek mondzorgbeleid kunnen maken.

De CPITN verdeelt het gebit in sextanten. Ditmaal wordt er niet op vier plaatsen per element gesondeerd, maar helemaal rondom. De hoogste waarde per sextant wordt genoteerd. Vervolgens wordt de parodontale conditie in een score uitgedrukt. De behandelbehoefte wordt vervolgens bepaald vanuit de hoogste score van alle sextanten. Score 0 stond voor gezond, pocketdieptes van maximaal 3 mm, geen tandsteen, geen retentiefactoren en geen bloeding na sonderen.

Een retentiefactor is een plaats waar eenvoudig plaque kan achter blijven, zoals tandsteen en overhangende vullingen. Bij score 1 worden pocketdieptes van niet dieper dan 3mm gevonden, geen tandsteen, geen retenties, maar wel bloeding na het sonderen bij 1 of meerdere plaatsen. Score 2 staat eveneens voor pockets tot 3 mm, maar wel met tandsteen of retentie.  Bij score 3 zijn er pockets aanwezig van 4-5 mm diepte en bij score 4 pockets van 6 mm of dieper.

DPSI
De Dutch Periodontal  Screenings Index (DPSI) werd in 1998 geïntroduceerd in Nederland en wordt nu als standaard gebruikt. Deze index lijkt sterk op de CPITN maar er is wel een verschil. De score 3 is onderverdeeld in score 3- en 3+. Bij 3- zijn er geen recessies en bij 3+ zijn er wel recessies boven de gemeten pocket.

Waarom is dat zo belangrijk? Als ik een pocket van 5 mm meet, maar daarboven is een recessie van 3 mm, dan is er een aanhechtingsverlies van 8 mm. Dat valt dus onder een ernstigere score dan een pocket van 5 mm zonder recessie, want dan is het aanhechtingsverlies ook 5 mm. Als er dus niet wordt verteld of sprake is van een recessie, kan er geen inschatting worden gemaakt over hoe ernstig de situatie is.

In 2010 werd de DPSI in een nieuw jasje gestoken en opnieuw onder de aandacht gebracht.

Er zijn 3 categorieën:

  • A. Onder categorie A vallen de scores 0,1 en 2.
  • B. Onder categorie B valt de score 3-.
  • C. Onder categorie C vallen DPSI 3+ en 4.

Parodontologietraject: wie behandelt?
De zware paro-patiënten vallen dus onder DPSI 3+ en 4. Wel wordt volgens het paroprotocol bij categorie B al het paro-traject gestart. Er moet dan een pocketstatus worden gemaakt. De DPSI moet bij elke periodieke controle worden gescoord om de conditie te volgen in de tijd, om een vergelijking te maken met eerdere scores. Het is vooral van belang dat de DPSI ervoor zorgt dat de patiënt bij de juiste behandelaar terecht komt. Enkel patiënten in categorie A kunnen bij de preventieassistent terecht, patiënten in categorie B en C dus niet.

Onder begeleiding van een tandarts of mondhygiënist kunnen patiënten met DPSI A in principe behandeld worden door de preventieassistent  aan of ter voorkoming van gingivitis, maar overleg is altijd aan te raden. Ook binnen DPSI A zijn er patiënten die complexer zijn dan de categorie patiënten waarvoor preventieassistenten scholing hebben gehad.

Pseudopocket
Seuntjens schetste een voorbeeld van een ruimte van 4 mm waarbij 1 mm zwelling door de ontsteking van de gingiva werd gemeten. Is dit nu een pocket? Ja, dat is natuurlijk wel een pocket maar dan zonder botafbraak. Dit wordt een pseudopocket genoemd. Je moet hierbij waken dat deze pocket niet als teken van parodontale afbraak en aanhechtingsverlies wordt gezien en dus niet in het paro-traject terecht komt. Als de sonde niet voorbij de glazuur-cement-grens komt is het geen parodontitis maar gingivitis en is er dus geen pocketstatus e.d. nodig. Het onderscheid maken tussen een echte pocket met botafbraak en een pseudopocket is moeilijk. Een preventieassistent kan bij twijfel het beste hulp inroepen van zijn praktijkbegeleider; de tandarts of mondhygiënist.

Ook bij pseudopocket moet altijd het paroprotocol voorgesteld worden als behandeloptie, want het het valt onder DPSI B. De preventieassistent mag dus niet zelf beslissen om het paroprotocol niet verder af te wikkelen. Dit is aan de patiënt.

Meten

Bij het meten van de pocketdiepte zijn de volgende zaken van belang:

  • De gemodificeerde pengreep
  • Afsteuning
  • De juiste druk
  • Exploratief

Bij de gemodificeerde pengreep blijft vanzelf de ringvinger over en dit is de steunvinger. Bij het meten moet er naar de wortelpunt gewezen worden zodat het instrument parallel staat. Dit moet met de juiste druk gebeuren namelijk 25 gram. Maar hoe weet je of je de juiste geeft? Dat kun je checken door met de juiste druk op een brievenweger te meten. Ook kun je jezelf controleren door met de clickprobe te sonderen . Deze geeft een klikje als de juiste druk is bereikt.

Exploratief sonderen
Verder zal er exploratief moeten worden gesondeerd. Dat betekent dat je onderzoekend door de sulcus of pocket heen gaat. Je gaat echt elk klein stukje van het element af. “Als er dan een hele lokale pocket zit, dan heb je hem te pakken”, illustreerde Seuntjens. Hierbij is vooral belangrijk dat er onder het contactpunt wordt gemeten. Hier ontstaan namelijk de eerste problemen omdat het daar lastig schoonmaken is en omdat het weefsel daar extra kwetsbaar is.  Dus voorkom dat je stopt bij de lijnhoek en reik goed onder het contactpunt. Dat betekent dat je de sonde iets schuiner moet inbrengen. Maar niet te schuin anders mis je ook de bodem en roept de patiënt ‘auw’ omdat je ergens anders in belandt. Bovendien klopt dan je meting niet.

Blijven scholen

“Eenmaal de DPSI gemeten, weet dan waar jouw persoonlijke grenzen liggen in de behandeling. Weet wat je kent en kunt en hou je hier ook aan. Streef naar perfectie en wees niet te snel tevreden in wat je kent en kunt”, zei Seuntjens.

Ze gaf tenslotte het belang aan van jezelf blijven scholen, zelfs in de dingen die het meest eenvoudig lijken.

Marion Seuntjes is mondhygiënist, Praktijk voor mondhygiëne, Beuningen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist voor dental INFO van het verslag van Marion Seuntjes tijdens de Landelijke Dag voor de Preventieassistent.

 

Lees meer over: Assisteren, Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Kaakmodel

Kaakmodel effectiever voor poetsinstructie dan video

Recentelijk onderzoek toont aan dat een kaakmodel een effectiever model is om kinderen te leren poetsen dan een instructievideo.

 Onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd door een groep onderzoekers in Saudi-Arabië. Ondanks het belang van kinderen goed aanleren hoe je moet poetsen is er tot nu toe nog weinig onderzoek gedaan naar welke technieken het beste werken. Fouad Saad Al-dinhaky Salama, leider van het onderzoek, zei er het volgende over:

“Er is behoefte aan studies die kijken naar de effectiviteit van tools voor het aanleren van tandenpoetsen in relatie tot tandplak.”

In dit onderzoek werd er gekeken naar het verschil in effect tussen het gebruik van een instructievideo op een Ipad en een traditionele instructie met behulp van een kaakmodel, op de mate van tandplaque bij de kinderen. In totaal deden 100 kinderen mee aan het onderzoek welke onderverdeeld werden in twee groepen. De mate van tandplak werd zowel voor als na de instructie gemeten om de effectiviteit te bepalen.

Resultaten
De onderzoekers vonden een significant verschil tussen de twee groepen. De groep die de traditionele instructie had gekregen had gemiddeld een ruim 6% grotere afname van tandplaque dan de groep die de instructie via de tablet had gekregen.

Conclusie
De traditionele instructie met behulp van een kaak model werkt effectiever tegen het tegengaan van tandplaque bij kinderen. Echter is er nog ruimte voor verder onderzoek waarbij ook gekeken wordt naar effecten over een langere periode.

Bron:
European Journal of Paediatric Dentistry: 2016, 17 (4): 327-331

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Studiereis Ibiza voor mondhygiënisten

Studiereis Ibiza voor mondhygiënisten

Dit event is voorbij

Saskia den Hartog en Lisette van der Harst zijn de oprichters van smiles.world. Zij organiseren twee keer per jaar een studiereis speciaal voor mondhygiënisten op een geweldige locatie. De eerste cursus, Gezond begint in de mond, staat gepland op 10 – 14 oktober 2017 op Ibiza.

Aspecten van preventieve, minimaal invasieve en curatieve mondzorg
Als mondhygiënist weet je als geen ander dat de mond de poort tot gezondheid is. Cariës is echter nog steeds de belangrijkste mondziekte in onze westerse wereld. De beschikbare materialen zoals kunststof sealants en composieten komen steeds meer in opspraak vanwege hun risico voor de gezondheid van zowel patiënt als behandelaar. In deze cursus komen vele aspecten van preventieve, minimaal invasieve en curatieve mondzorg aan bod. Speciale aandacht is er voor de toepassing van glas, een biocompatibel materiaal dat ook uitermate geschikt is voor de behandeling van kwetsbare doelgroepen zoals kinderen, ouderen en gehandicapten.

Wetenschappelijk en hands-on deel
De cursus bestaat uit een wetenschappelijk en een hands-on gedeelte waarbij praktische vaardigheden zoals het aanbrengen van sealants, halsvullingen (paro-patiënten!) en de ART-techniek met biocompatibele materialen geoefend kunnen worden. De gebruikte methodes en materialen zijn evidence-based en worden ondersteund door literatuur. Na afloop van de cursus kan de cursist direct aan de slag.

Unieke kans
Kortom, een unieke kans om een interessante cursus op een geweldige locatie te volgen en andere collega’s te ontmoeten!

 

Lees meer over: Kennis, Scholing
Nederlands-Arabisch

Nieuwe Nederlands-Arabische website over gezondheidszorg

Sinds 1 april 2017 is er speciaal voor Arabisch sprekenden een tweetalige website online over gezondheidszorg in Nederland: Gezondinnederland.info. Allerhande informatie over gezondheid en (mond)zorg in Nederland is hierop te vinden.

Initiatief van GGD en Pharos
De website is een initiatief van GGD regio Utrecht en Pharos. Samen met de Facebookpagina Syriërs Gezond heeft de website als doel Syriërs wegwijs te maken in zorgland Nederland. Op de Facebookpagina wordt door een team van Syrische zorgprofessionals samen met Nederlandse professionals algemene informatie gegeven over gezondheid en zorg in Nederland in de vorm van korte filmpjes, infographics, animaties en ander voorlichtingsmateriaal.

Op de website is alle informatie van de Facebookpagina op onderwerp gerangschikt. Alle berichten zijn zowel in het Arabisch als in het Nederlands weergegeven.

Inhoud
De website gaat over de gezondheidszorg in Nederland en besteedt ook enkele pagina’s aan mondzorg bij volwassenen en kinderen. Het geeft algemene, beknopte informatie over een aantal onderwerpen, zoals tandartsbezoek, gebruik van fluoride, angst voor de tandarts en bleken van tanden. Ook staan er verschillende video’s op de website, waaronder een over ‘bij de tandarts’.

Arabisch sprekende patiënten
Gezondinnederland.info is een goede manier voor Arabisch sprekende asielzoekers om meer te weten te komen over de (mond)zorg in Nederland. Dus heeft u Arabisch sprekende patiënten in uw praktijk, verwijs ze dan naar deze nieuwe, tweetalige website!

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis