Secundaire cariës: de invloed van randspleten

Secundaire cariës zijn gaatjes die opnieuw ontstaan naast of onder vullingen. Carolien Kuper bekeek voor haar promotieonderzoek wat de invloed is van verschillende maten randspleten tussen tand en vulling op het ontstaan van secundaire cariës. Uit haar onderzoek bleek dat secundaire cariës in veel kleinere randspleten (ca. 70 µm) dan eerder gedacht kan ontstaan, vooral in hoog cariësrisico patiënten.

Kuper vergeleek ook verschillende vulmaterialen en lijmsystemen met elkaar in relatie tot het ontstaan van secundaire cariës. Bepaalde materialen en een antibacteriëel lijmsysteem zorgen voor minder secundaire cariës. Ook ontdekte de onderzoekster dat secundaire cariës zich sneller vormt naast vullingen die zwaar belast worden.

Promotieonderzoek: Nicolien Kuper, 19 maart 2015
Bron: RadboudUMC

Lees meer over: Cariës, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Weinig pijn door computergestuurde verdovingsinjectie

Italiaanse onderzoekers hebben aangetoond dat pijngewaarwording en ongemak minder worden bij tandartspatiënten door het gebruik van een nieuw computergestuurd systeem voor het toedienen van anesthesie.

De nieuwe methode werd via een poster gepresenteerd op het Amerikaanse IADR (International Association for Dental Research) congres.

Onderzoek

Dertig gezonde volwassen patiënten hebben meegedaan aan het onderzoek. Zij waren betrokken bij een tandheelkundige procedure en hebben ooit in het verleden lokale anesthesie gekregen. Voordat een behandeling bij de patiënten plaatsvond, kregen zij een computergestuurde verdovingsinjectie. Vervolgens werd de pijngewaarwording van de patiënten gemeten.

Resultaten

De patiënten ervoeren weinig ongemak bij het gebruik van de techniek. Meer dan de helft was bereid extra te betalen voor deze ‘pijnloze’ toediening van anesthesie.

Bron: drbicuspid.com

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Pijn | Angst, Thema A-Z
Gingivarecessies: oorzaken en behandeling

Gingivarecessies: oorzaken en behandeling

Gingivarecessies worden steeds vaker waargenomen en vastgelegd. De introductie van de microchirurgie in de parodontologie heeft geleid tot baanbrekende en vernieuwende inzichten over de chirurgische benadering en behandeling. Wat zijn de oorzaken en behandelmogelijkheden van gingivarecessies?

Tegenwoordig bestaat de mogelijkheid om gingivarecessie te herstellen. In het verleden werden deze ontsierende recessies vaak als poetstrauma weggewimpeld en moesten deze maar geaccepteerd worden want behandeling was niet mogelijk. De introductie van microchirurgie in de parodontologie heeft geleid tot baanbrekende en vernieuwende inzichten over de chirurgische benadering en behandeling.

Wat is nodig?

  • Adequate vergroting en verlichting voor netter resultaat
  • Juiste instrumentarium
  • Hechtdraad (Op monofilament minder plaque 6-0 of 7-0 )
  • Hechtnaald met snijdende kop + schacht voor minder schade mucosa
  • Scholing om operatietechnieken te leren

Chirurgische technieken

  • Rotational flap procedure
    Chirurgische techniek met translocatie van een gesteelde flap voor het bedekken van een lokale gingivarecessie.
  • Coronally advanced flap
    Chirurgische techniek met coronaal verplaatste gesteelde flap voor het bedekken van een lokale gingivarecessie.
  • Envelope techniek = Gouden standaard
    Met free connective tissue graft (bindweefseltransplantaat). Biotype van de gingiva is hierbij erg belangrijk. Het liefst wil je een stug biotype om resistentie te creëren tegen het terugtrekken van tandvlees.

Microchirurgie vs. macrochirurgie
Bij microchirurgische ingrepen ligt het succespercentage hoger. (Burkhardt et al. 2005) Met een angiografie is het mogelijk om aan te tonen hoe vascularisatievoorziening in het transplantaat verloopt. Bij macrochirurgie komt na 1 week de bloedvoorziening op gang. Bij microchirurgie gaat het sneller en is direct na de ingreep al zichtbaar dat er sprake is van vascularisatie. Na 1 week is de vascularisatie volledig hersteld. Dit is essentieel voor de genezingscapaciteit.

Miller classificatie

  1. Gingivarecessie die begrensd wordt door gekeratiniseerde gingiva
  2. Gingivarecessie voorbij mucogingivale grens (omslagplooi)
  3. Interdentale papil degenereert, er is sprake van een bepaald proces (bijv. parodontitis)
  4. Interdentale papil volledig afwezig

Miller classificatie 3 is nog wel goed te behandelen. Bij Miller classificatie 4 is het chirurgisch niet meer mogelijk een papil te creëren.

Etiologie
Belangrijkste van parodontium is parodontaal ligament (PDL). PDL bepaalt de aanhechting van de tand, daardoor kom je tijdens sonderen niet op het bot terecht. Vezels van Sharpey bepalen dat er regeneratie plaats vindt.

Feiten over gingivarecessies

  • Gingivarecessies ontwikkelen zich alleen in het bijzijn van een botdehiscentie. Er lijkt daarom een relatie te bestaan tussen de mate van recessie en de grootte van de botdehiscentie. (Bernimoulin & Curilovic, 1977)
  • Een dun biotype gingiva is vatbaarder voor gingivarecessie tijdens of na een orthodontische behandeling. Gingivitis lijkt hier een belangrijke rol te spelen. (Melsen &Allais, 2005)
  • Een dun biotype gingiva (<0.5mm) loopt een groter risico om na de orthodontische behandeling gingivarecessie te ontwikkelen. (Yared et al. 2006)
  • Een excessieve labiale of linguale positie van gebitselementen is geassocieerd met een dun type gingiva en/of gingivarecessie. (systhematic review Joss-Vassali, 2010)

De recessiebedekking
Bij de recessiebedekking met bindweefseltransplantaat moet je goed weten waar je het oogst. Goede kennis van histologie is vereist. Er lopen behoorlijk wat vaten in het oogstgebied en bindweefsel is vrij dun. Het verkrijgen van het transplantaat gebeurt ter hoogte van het palatum. Op sommige plaatsen is meer vetweefsel en dat is niet geschikt voor het transplantaat.

Hoe palatumweefsel oogsten:

  1. Lokaal verdoven
  2. Onderliggende bindweefsel wordt uitgeprepareerd
  3. Vet weefsel intact laten; probeer oppervlakkig te blijven
  4. Sluiten met behulp van hechtingen

Het wondbed creëren voor adaptatie van het transplantaat en vervolgens hechten met meerdere hechtingen, bijvoorbeeld matras en kruishechting. Dit is essentieel voor druk en dus cruciaal voor succes.

Tunneltechniek
Bij de tunneltechniek wordt ruimte gecreëerd onder weke delen waarbij de papillen intact worden gelaten. Het transplantaat wordt submucosaal aangebracht.

De orthodontische draadspalk
Er bestaat een verband tussen orthodontische draadspalk en recessie. Orthodontische draadspalk is niet per se een risicofactor voor recessie. Het zijn met name externe factoren die invloed hebben op orthodontisch draad.

Externe factoren:

  1. Elastic deflection (twisted wire; draad wil zich uitdraaien).
  2. Draad kan geactiveerd worden door parafuncties
  3. Mal-positie van de draad
  4. Relaps door een te snel uitgevoerde orthodontische behandeling
  5. Skeletale groei

Secudaire risicofactoren: automutilatie

Uit een studie van Renkema et al. (2013) blijkt dat het gemiddelde aantal recessies in behandelde orthodontie patiënten significant hoger is dan bij onbehandelde patiënten, met name bij onderfront incisieven.
Soms is het beter om de draadspalk opnieuw te maken dan opnieuw vast te zetten. Dit om spanning en daarmee gingivarecessie te voorkomen.

Een endodontische behandeling is geïndiceerd wanneer recessie of defect bot tot voorbij apex reikt.

Gingivarecessie flowchart

De stappen:

  • Mondhygiëne behandeling (a-traumatische poetsinstructies) en halfjaarlijkse controle
  • Verwijderen of vernieuwen orthodontische draadspalk; eventueel uitneembare retainer
  • Orthodontische consult
  • Wel of niet een orthodontische herbehandeling? Soms is het nodig de radix weer terug te brengen in genetische bepaalde envelop
  • Vervolgen en/of jaarlijks evalueren
  • Dan eventueel recessiebedekking

Guido Rhemrev studeerde in 1998 af als tandarts aan de UvA. Na 3 jaar algemene praktijk in Nederland en Italië volgde hij vanaf 2001 de drie jarige Masteropleiding in de parodontologie aan ACTA. Hij is erkend door de NVvP en NVOI als parodontoloog en implantoloog. Sinds 2004 is hij werkzaam op de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA). Daarnaast is hij werkzaam als docent binnen de vakgroep parodontologie van ACTA waar hij parodontologen in opleiding begeleidt in de implantologie. Zijn voornaamste interesse ligt in de plastische parodontale microchirurgie bij patiënten met muco-gingivale en dento-alveolaire afwijkingen ten gevolge van parodontale aandoeningen. Op dit gebied heeft hij diverse artikelen gepubliceerd.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Guido Rhemrev tijdens het congres PARO2015 van Bureau Kalker
Jul 2015

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Gert Stel: We zijn steeds meer coach en cariësmanager

Onderzoek geeft aan dat 90% van de tandartsen boort bij cariës, waar dat eigenlijk niet nodig is.
Kindertandarts dr. Gert stel sprak over diagnostiek en risicofactoren bij cariës.

Verslag van de lezing van dr. G. Stel tijdens de cursus Weefselverlies bij jeugdigen van de Preventie Academie.

Gert Stel: “Je moet vastleggen, je moet weten wat er gebeurt, je moet dat kunnen controleren in de tijd.” Stel legde uit wat monitoren van cariës betekent. “Als tandheelkundigen moeten we weten of cariës actief is of niet en niet in elke verkleuring een boor zetten. Zelfs als het actieve cariës is, zullen we terughoudend moeten zijn met de boor.” Aan de cursisten werd een heftige foto getoond van een mond vol cariëslaesies. Maar omdat in de mond geen wortelpuntontstekingen aanwezig waren, was geen sprake van een acute situatie. Bovendien was de patiënt pijnvrij. De mond was nu schoon maar de gingiva verraadde dat het tandenpoetsen niet altijd zo goed gebeurde. Het feit dat de patiënt geen pijn had, geeft de behandelaar tijd. Tijd om preventie in te zetten.

Cariësactiviteit
Om te bepalen hoe het met de cariësactiviteit zit, moeten we ten eerste weten wat er de vorige keren al zat. Leg daarom steeds vast welke laesies in welk stadium aanwezig zijn; bijvoorbeeld via het ICDAS systeem. De aanwezigheid van verkleuringen/ontkalkingen op twee of meer plaatsen in de mond die tijdens het vorige mondonderzoek nog niet zichtbaar waren, zijn indicaties van een cariës actieve mond.

Eerst polijsten
Als er echter geen sprake is van nieuwe laesies en de reeds aanwezige laesies geen progressie vertonen gedurende minstens twee jaar dan is de mond stabiel en is er dus geen sprake van cariësactiviteit. De laesies zijn dan als het ware littekens. “Bij aanwezigheid van cariës moet je op je hoede zijn. Je moet het in de gaten houden.”, sprak Stel. Voordat men de elementen goed kan controleren op cariëslaesies, zullen de elementen eerst gepolijst moeten worden. “Beginnende tekenen van cariësactiviteit mis je anders want dit zit onder de plaque. De patiënt moet dus altijd eerst naar de mondhygiënist of preventieassistent en daarna kan de controle gedaan worden. “Een handigheidje is het met een orthodontisch elastiekje separeren van twee kiesjes om de approximale vlakken eenvoudig te kunnen controleren als getwijfeld wordt en er geen röntgenfoto beschikbaar is of gemaakt kan worden.”

Voorspellers van toekomstige cariës
Voorspellers van cariës in de toekomst zijn:

  • Cariëslaesies nu en in het verleden, zeker in pas doorgekomen elementen
  • Speeksel tekort
  • Suikerrijk dieet
  • Lage sociaal economische status / opleiding / inkomen
  • Houding / gedrag
  • Leeftijd

Risicokind
Wat maakt dat een kind een risicokind is? “ Vraag of er broers of zussen zijn. Wonen die thuis? Dit kan de stabiliteit van het gezin aangeven. Vraag wie er na poetst. Alleen mama? Vraag je af hoe het gezin georganiseerd is. Is er regelmaat en structuur? Door vragen te stellen kom je daar achter. Want dat bepaalt (mede) het cariësrisico”, vertelt Stel na aanleiding van het recente proefschrift van Denise Duyster (“Family Matters”). Zij onderzocht de rol van het gezin in relatie tot cariësrisico.

Leeftijd
Bij sommige leeftijden neemt het aantal laesies ineens toe. Zoals bij het doorkomen van de zessen waardoor onder andere de melkkiezen lastiger te poetsen zijn. Hetzelfde zien we als de zevens doorbreken. Ook maakt de grafiek een sprong rond de leeftijd waarop velen uit huis gaan. Dit gaat namelijk vaak gepaard met een ander eet- en poetspatroon.

Controle gebitselementen
Er zijn diverse manieren waarop we de gebitselementen kunnen controleren. Naast de vertrouwde lucht, licht en bitewings – nog steeds de Gouden Standaard – bestaan nieuwe detectie-instrumenten zoals de DIAGNOcam die met sterk doorvallend licht werkt. Een nadeel van de DIAGNOcam is dat het secundaire cariës slecht in beeld kan brengen. De QLF camera (QRaycam en QRayscan) en SIROinspect bieden tevens innovatieve manieren om onder andere plaque te ontdekken en zichtbaar te maken voor de patiënt. Hierbij kleuren bacterieproducten rood op (rode fluorescentie). Nog een, inmiddels al wat oudere, innovatie is het Icon waarmee interdentaal gesealed kan worden.

Coach en cariësmanager
“We zijn steeds meer coach en cariësmanager. We moeten eigenlijk geen tandheelkunde maar cariësmanagent studeren.” Maar helaas is het huidige vergoedingensysteem op basis van verrichtingen nog steeds niet passend om preventieve benaderingen/behandelingen voldoende te waarderen. Daardoor is het moeilijk om cariësmanagement, NOTCP of innovaties breed in te zetten. Daardoor verzandt men nog te vaak in een restauratiecyclus in plaats het voorkomen van cariës. Op dit moment is het volgens onderzoek zo dat 90% van de tandartsen een boor in cariës zet waar eigenlijk geen boor in hoeft. “

Gert Stel studeerde tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG. Tot de sluiting van deze Subfaculteit Tandheelkunde was hij daar werkzaam als docent op de afdeling kindertandheelkunde. In 1992 volgde zijn promotie in Würzburg (D). De (tandheelkundige) behandeling van bijzondere zorggroepen had en heeft zijn bijzondere aandacht. Hij was o.a. voorzitter van de VBTGG en de NVvK. Tot september 2010 lagen zijn tandheelkundige werkzaamheden hoofdzakelijk binnen het Radboudumc te Nijmegen; op het gebied van theoretisch en klinisch onderwijs in de kindertandheelkunde en als tandarts-pedodontoloog binnen de verwijs(staf)praktijk kindertandheelkunde en het CBT van het Radboudumc. Van 2010 tot 2014 was hij verbonden aan het UMC Groningen. Momenteel is hij werkzaam bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde (SBT) in Amsterdam. Naast voorzitter van het Nederlandsch Tandheelkundig Genootschap is hij verder bestuurslid van het Ivoren Kruis, verzorgt hij diverse voordrachten en presentaties en is hij nauw betrokken bij de opzet en uitvoering van diverse vormen van vakinhoudelijk nascholingsonderwijs.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van dr. Gert Stel tijdens de cursus Weefselverlies bij jeugdigen van de Preventie Academie.

Lees meer over: Cariës, Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z

Evenement: 3D-printen: hype of toekomst?

10 september 2015, Zwolle

Een 3D-geprint hart om op te oefenen ter voorbereiding op een risicovolle operatie, een geprinte koker die naadloos de verbinding legt tussen een been en beenprothese, het fabriceren van een lichtgewicht mechanische handprothese, een geprinte afdruklepel voor een gedetailleerd model van een gebit.

Van onderwijs tot medische applicaties

Voordelen

Allemaal prachtige mogelijkheden van 3D-printen, dat unieke voordelen biedt:
– Iedere patiënt is uniek, 3D-printen biedt producten en hulpmiddelen op maat.
– Korte doorlooptijd, doorgaans niet meer dan een paar dagen.
– Lage kostprijs.

Meer weten?

Kom dan naar het 3DprintEU-event op donderdag 10 september en laat u inspireren door de nieuwste technieken en mogelijkheden. U verlaat het congres met ideeën voor het toepassen van 3D-printtechnieken binnen uw specialisme.

Beursvloer en congres

3DprintEU bestaat uit een beursvloer en congres. De beursvloer is geopend van 9.30 tot 17.00 uur. Hier staan onder andere organisaties die hulpmiddelen of producten maken voor de zorg. Zij presenteren de laatste ontwikkelingen en technologieën op het gebied van 3D-printen binnen de zorg.
Tijdens het congres staan drie thema’s centraal waaronder medische toepassingen. Er vinden verschillende lezingen plaats die het gebruik van 3D-printen in medische toepassingen illustreren.

Congresprogramma

09.30 – 12.00 Hype of toekomst

De invloed van 3D-printen op de industrie, gezondheidszorg, foodsector en vele andere branches
Herman van Bolhuis, Keynotespeaker

3D-printen: Grijp je kansen!
Ir. Sjef J.J.M. van Gastel, Directeur Innovatieve Productietechnologie, Fontys Hogeschool Engineering

Material development: Key to unlock the future
Dr. Martin Faber Scientist Fibers & Finishes | Applied Polymer Innovations / Innofil3D

3D-printen in de dentale wereld – toekomstdroom of werkelijkheid?
Ir. Anton P. Aulbers, Programmanager Vat Photopolymerization, TNO

12.30 – 14.00 Medische toepassingen

3D-printen van een hart met een aangeboren hartafwijking
Dr. Arno A.W. Roest, Kindercardioloog, LUMC

De verschillende stappen van medisch 3D-printen: van ‘echte’ patiënt naar 3D-geprint model
Maureen van Eijnatten MSc, PhD student, VUmc 3D InnovationLab

Het ontwerpen van een 3D-printbare mechanische handprothese
Ir. Marco W.M. Groenewegen

Osteosynthese plaatbewerking door preoperatief 3D-printen van de clavicula: de ClaRP trial
Rob F.M. van Doremalen BSc, Technisch Geneeskunde graduate, Isala

14.30 – 16.00 Technologie en onderwijs

Doorbraak in 3D-printen op het gebied van orthodontische toepassingen en orthopedische toepassingen
Ir. Robbie Woldendorp, Docentonderzoeker, Windesheim

Hoe 3D-printen en 3D-design geïmplementeerd kan worden in het bestaande curriculum van een school
Ronald Scheer MSc, Product Manager Education, Ultimaker .

Spelen, creativiteit en ontdekken
Albert Barth, Directeur van Kleinkunstig

Aanmelden als bezoeker of exposant

Wilt u 3DPrintEU bezoeken?

Bent u geïnteresseerd om als standhouder op de beursvloer te staan, klik dan hier voor meer informatie.
Als exposant heeft u de mogelijkheid om in het kort de organisatie of een product te presenteren. Dit kan middels een pitch van 3 minuten tijdens het 3DprintEU event. Geef bij uw inschrijving aan dat u hier zich voor wilt aanmelden. We hebben plek voor een beperkt aantal pitches, vol = vol.

Locatie

3DPrintEU vindt plaats in de X-T lobby (begane grond, tussen het X- en T-gebouw) van Windesheim in Zwolle.

Tot ziens op 10 september!

Lees meer over: Kennis, Scholing

Nieuwe website voor uw patiënt: tandvleescijfer.nl

Welk cijfer krijgt uw tandvlees? Dat is de centrale vraag op de nieuwe consumentenwebsite www.tandvleescijfer.nl De website is ontwikkeld door Goed Gebekt, een initiatief van vier mondhygiënistondernemers.

De website legt de DPSI-score uit en roept consumenten op hun tandarts te vragen naar hun DPSI-score. “Het is onderdeel van de controle en kost niets extra’s. Maar kan u wel in de toekomst voor verrassingen en hoge kosten behoeden.”

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis

Oratie prof.dr. De Vos: We moeten betere en meer suikers eten

Suikers staan op het moment negatief in de belangstelling. Vetzucht en de daarmee samenhangende gezondheidsproblemen worden aan toegenomen suikerverbruik toegeschreven. Wat in dit maatschappelijk debat nauwelijks aan de orde komt is dat men hier een specifiek type suiker bedoelt. Niet alle suikers zijn slecht. We moeten zelfs meer suikers eten, stelt prof.dr. Paul de Vos in zijn oratie, en op een betere manier.

Essentiële suikers

Suikers zijn er in vele soorten en maten en zijn belangrijk voor onze overleving en functioneren. Er zijn suikers die gebruikt worden om cellen te beschermen in de transplantatiegeneeskunde of om de menselijke afweer te foppen. Daarnaast hebben mensen en dieren een behoefte aan bepaalde soorten suikers die de 100 triljoen bacteriën in ons maagdarmkanaal voeden. Deze bacteriën noemen we microbiota en zij helpen ons bij vertering van voedsel en ze zorgen dat onze afweer op de juiste wijze functioneert. Deze essentiële suikers – ook wel de door microbiota verteerbare suikers genoemd – eten wij in het Westen niet meer voldoende.

Anders

Het gevolg is dat de microbiota van mensen in Westerse landen er anders uitzien en minder soorten van goedaardige bacteriën bevatten. Er is waarschijnlijk een verband tussen de groeiende lijst van Westerse ziekten zoals astma, bepaalde allergieën en darmaandoeningen en de verminderde consumptie van door microbiota verteerbare suikers. Dat moet anders, vindt De Vos. Er is in het Westen te weinig aandacht geweest voor de voeding van de 100 triljoen bacteriën die samen met ons leven. Betere voorlichting en meer onderzoek naar welke suikers onze 100 triljoen bacteriën nodig hebben, lijken een noodzaak. De soorten suikers die nodig zijn, zijn waarschijnlijk verschillend voor vrouwen en mannen, en variëren per leeftijdsklasse omdat de microbiota en ook de afweer in deze groepen verschillend zijn. We moeten dus meer suikers eten en op een betere manier.

De oratie van prof.dr. P. de Vos vond plaats op 30 jun 2015, bij de Rijksuniversiteit Groningen.

Bron: RUG

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek
Kaakproblemen bij spieraandoeningen

Kaakproblemen bij spieraandoeningen

Bij spieraandoeningen kunnen ook de spieren van het kauwstelsel betrokken zijn. Willemijn van Bruggen beschreef de klachten van het kauwstelsel bij Duchenne musculaire dystrofie (DMD) en spinale musculaire atrofie (SMA). Tevens keek ze naar de effectiviteit van een ‘kauwgomkauwtraining’ voor mensen met DMD.

Bij SMA waren de voornaamste beperkingen de bewegingen van de onderkaak en de bijtkracht. Bij DMD was het kauwvermogen het meest beperkt. Van Bruggen raadt aan het kauwstelsel actief te houden door het aanpassen van het dieet zo lang mogelijk uit te stellen, mits dit medisch verantwoord is. Ook beschrijft ze een adviestraining voor zowel SMA als DMD. SMD-patiënten kunnen het beste in de vroege fase van de ziekte beginnen met het rekken van de mondopening en het actief naar opzij en naar voren bewegen van de onderkaak. DMD-patiënten kunnen het beste starten met een kauwtraining (lage intensiteit) gericht op het kauwvermogen zodra de patiënten ervaren dat zij hun voedsel moeten aanpassen. Drie keer per dag kauwgom kauwen liet verbetering van het kauwvermogen zien.

Promotie

Promotie: mevrouw drs. H.W. van Bruggen, 10 juni 2015
Promotors: De heer prof. dr. N.H.J. Creugers
Copromotors: Mevrouw dr. S.I. Kalaykova, De heer dr. M.H. Steenks (UMC Utrecht)
Subtitel: Mandibular function in neuromuscular disorders

Willemijn van Bruggen (1961) studeerde Tandheelkunde aan het UMC Groningen waar zij in 1988 haar tandartsenexamen behaalde. Van 1989 tot en met 1999 werkte ze in Engeland. Naast de werkzaamheden als algemeen practicus en het behandelen van bijzondere zorggroepen in tehuizen volgde zij de opleiding Bijzondere tandheelkunde aan het Eastman Dental Institute in Londen. Terug in Nederland volgde zij de opleiding tot tandarts-gnatholoog in Utrecht waar zij in aanraking kwam met mensen met een spierziekte. Bovenstaand onderzoek voerde zij uit op de afdeling Tandheelkunde van het Radboudumc, binnen het onderzoeksinstituut RIHS. Sinds 2014 is Van Bruggen werkzaam als tandartsdocent in het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA).

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek
Smile Design

Van ‘Smile Design’ tot composiet facing

‘Smile Design’ speelt een grote rol in de hedendaagse tandheelkunde. Een goed onderzoek, diagnose en behandelplan leiden tot voorspelbare tandheelkunde. Hoe plaats je die tanden in de mond? Hoe bepaal je de verticale en horizontale referentielijnen? Hoe bouw je zo’n Smile op? Wat is de nieuwe Incisal Edge Position? (Digital) Smile Design en een mock-up helpen je daarbij.

De moderne tandarts behandelt minimaal invasief en composiet facings kunnen een keuze zijn uit de uitgebreide behandelopties die ons tegenwoordig ter beschikking staan. Maar is deze facing het ‘schildje’ waar de patiënt altijd over praat? Of gaat er meer techniek schuil achter deze ‘bonded restoration’? Composiet of porselein? Dat is dé vraag die je je moet stellen als de situatie zich voordoet. Minimaal invasieve tandheelkunde betekent keuzes maken. Wat is het mooist? Is porselein nog het materiaal van eerste keuze? Blijft composiet wel mooi?

Stappen ‘Smile Design’
Tegenwoordig is er veel mogelijk met composiet. Het creëren van een goede lach, oftewel ‘Smile Design’, is een belangrijke stap bij het vervaardigen van composietfacings.

De stappen voor dit proces zijn als volgt:

  • Analyse van de initiële situatie.
  • Het maken van een behandelplanning.
  • Het maken van een wax-up.
  • Test drive, oftewel het maken van een mock-up. Op deze manier kan de patiënt wennen aan de situatie en weet hij/zij precies wat het eindresultaat van de behandeling zal zijn.
  • Het vervaardigen van de restauraties.

Keuze composiet
Er bestaan verschillende composietsystemen voor het vervaardigen van composietfacings. Er kan een keuze gemaakt worden uit een multilayer-composiet, waarbij met verschillende lagen composiet gewerkt wordt. Ook kan er gekozen worden voor een dual-layer-composiet. Hierbij wordt er eerst dentinecomposiet aangebracht en vervolgens een dunne laag glazuurcomposiet.

Analyses
Foto’s zijn erg belangrijk voor behandelplanning. Het is goed om te realiseren dat patiënt en tandarts op een verschillende manier naar de mondsituatie kijken, communicatie (luisteren!) is daarom essentieel. De volgende analyses worden uitgevoerd:

  • Esthetische analyse
  • Gezichtsanalyse
  • Dentolabiale analyse
  • Fonetische analyse
  • Tand analyse
  • Gingiva analyse

Composiet veneer versus porseleinen facing
Vaak kiezen patiënten eerder voor een composiet veneer dan voor een porseleinen facing omdat een composiet veneer goedkoper is en ook mooi resultaat geeft. Als we de materialen naast elkaar leggen dan zien we de volgende verschillen:

  • Herstelmogelijkheid: Composiet is makkelijker te herstellen.
  • Roken en andere gewoonten: Roken heeft invloed op beide materialen.
  • Duurzaamheid: Composiet wordt in de loop van de tijd minder mooi, porselein blijft mooi.
  • Mondhygiëne: Beide materialen eisen een goede mondhygiëne.

Test-drive
Een goed ‘Smile Design’ streeft naar het creëren van harmonie. Hierbij is het belangrijk om erachter te komen wat een patiënt wel en niet laat zien in een ontspannen situatie en tijdens het lachen. Om het ‘Smile Design’ te testen kan gebruik worden gemaakt van een mock-up. Door de mock-up te bevestigen met spotetching kan de patiënt de eindsituatie een aantal dagen ‘uitproberen’.

Hoe bouw je een smile desgin op?
Het vastleggen van de positie van de incisale rand is erg belangrijk om voorspelbaar te werken. Dit kan worden gedaan met behulp van een siliconensleutel. Indien er geen referentie beschikbaar is, dan kan de lengte van de oorspronkelijke centrale incisief op de volgende manier berekend worden:

Oorspronkelijke lengte van centrale incisief = 1,35 x breedte

Een ‘Smile Design’ houdt rekening met de rustpositie van de lippen en de zichtbaarheid van de tanden. Hierbij wordt rekening gehouden met de leeftijd en het geslacht van de patiënt.

Vervaardigen composiet facings
Bij het vervaardigen van een composiet facing moet eerst de positie van de incisale rand aangebracht worden. De juiste breedte en hoogte worden gecreëerd om vervolgens het element verder uit te bouwen.

De volgende aspecten van een element bepalen het resultaat:

  • Transitional lines, dit zijn de denkbeeldige verticale lijnen aan de buccale zijde van het element: op deze lijn start de ronding van het element;
  • Contactpunten;
  • Embrasures, dit zijn de V-vormige ruimtes aan weerzijde van het contactpunt;
  • Hoeklijnen;
  • Palatal shelve, door palatinaal eerst een dun laagje composiet aan te brengen wordt er een helo-effect gecreëerd;
  • Mammelons.

Een tip is om altijd het protocol op te volgen voor een voorspelbaar resultaat, dus ook bij een trauma.

Bart Beekmans is in 1985 afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is tandarts implantoloog en is gespecialiseerd in cosmetische tandheelkunde. Naast het werk in zijn praktijk, het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde, schrijft hij voor verschillende tandheelkundige bladen, geeft hij regelmatig cursussen en houdt hij lezingen op gebied van implantologie en cosmetische tandheelkunde, zowel nationaal als internationaal.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Frontrestauraties van bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Medicatie

Medicatie bij pijn in mond, hoofd en aangezicht

Pijnmedicatie en pijnstilling
Wat doet u als uw patiënt pijn heeft? Pijn kan verdwijnen door de tandheelkundige oorzaak weg te nemen. Maar niet in alle gevallen verdwijnt de pijn. Ook kan er sprake zijn van napijn. Goede pijnstilling is dan belangrijk. Antibiotica mag nooit worden voorgeschreven als pijnstiller, deze wordt alleen gereserveerd voor infecties. Wanneer de verwachting is dat een patiënt napijn kan krijgen dan is het verstandig een goed advies te geven. Welk advies geeft u en welke stappen moet u doorlopen?

Therapeutisch proces bij napijn
Welke stappen moet u doorlopen bij het voorschrijven van een pijnstiller?

  • Vaststellen van het patiëntprobleem
    Aan de hand van de uitgevoerde behandeling kan ingeschat worden hoeveel dagen een patiënt napijn kan hebben. Bij een niet-gecompliceerde extractie zal de napijn ongeveer 3 dagen duren.
  • Vaststellen van het therapeutische doel
    Wil je de pijn verminderen of laten verdwijnen?
  • Vaststellen van standaardtherapie
    De standaardtherapie is het voorschrijven van paracetamol. Vaak denken patiënten dat paracetamol niet helpt maar wanneer het op de juiste manier gebruikt wordt dan is het in veel gevallen een goede en veilige pijnstiller. Het advies is om al twee keer 500 mg paracetamol in te nemen voordat de verdoving is uitgewerkt. Elke 4 uur mag er weer 500 mg paracetamol ingenomen worden.
  • Controleer de geschiktheid van het medicijn voor de patiënt
    – Is de toedieningsvorm geschikt? Bij kinderen kan soms beter gekozen worden voor een zetpil.
    – Bestaan er contra-indicaties of interacties met andere medicatie voor de patiënt?
    – Is het handig om een doseerschema mee te geven aan de patiënt?
    – Is er sprake van een risicopatiënt zoals zwangerschap?
    – Komt de therapieduur overeen met de voorgeschreven hoeveelheid?
  • Therapie / farmacotherapie uitvoeren
  • Evaluatieplan
    Tot slot is het belangrijk om een evaluatieplan op te stellen, met andere woorden: controleer je geneesmiddelentherapie. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden als de patiënt toch terug komt omdat de pijn niet over is.

Recept
De volgende informatie moet op een recept staan:

  • Adres, telefoonnummer
  • Naam en handtekening van de tandarts
  • Datum
  • Naam geneesmiddel
  • Hoeveelheid per afleveringseenheid
  • Toedieningsvorm
  • Totale hoeveelheid
  • Wijze van gebruik
  • Naam, adres en geboortedatum patiënt
  • Vanaf 2014 is het verplicht een recept elektronisch voor te schrijven. Het digitale document is gekoppeld aan medicatiegebruik van patiënt. Tandartsen moeten dit ook vanaf 2015.

Geneesmiddelen paspoort – Interacties met andere medicatie
Het geneesmiddelenpaspoort kan door de patiënt opgevraagd worden bij de apotheek. Indien een patiënt veel medicijnen slikt, is dit verstandig om te laten doen omdat op deze manier kan worden gekeken of een pijnstiller eventueel een interactie heeft met een medicijn dat de patiënt slikt.

Pijnstillers

Paracetamol
Paracetamol is een acetanilidederivaat en werkt pijnstillend en koortswerend. Paracetamol remt de ontsteking niet. Dus wanneer er sprake is van veel weefselschade dan kan er beter gekozen worden voor een andere pijnstiller. De chemische naam van deze pijnstiller is para-acetylaminofenol en deze naam is ingekort tot ‘paracetamol’. Na bijvoorbeeld een extractie is het belangrijk dat paracetamol wordt ingenomen voordat de verdoving is uitgewerkt. Daarna moet er elke 4 uur een nieuw tablet ingenomen worden. Na 3 dagen kan er gestopt worden met het medicijn zodat er gekeken kan worden hoe het gaat zonder pijnstilling. Het voordeel van paracetamol is dat het erg goedkoop is. Ook zijn er weinig bijwerkingen, weinig contra-indicaties (alleen bij een ernstige lever- of nierfunctiestoornis moet de dosis verlaagd worden), is het medicijn effectief en vrij verkrijgbaar. Nadelen zijn dat er alleen een licht tot matige pijnstilling gerealiseerd kan worden, dat het medicijn lever-toxisch is bij hoge dosering en dat het niet ontstekingsremmend werkt.

Aspirine (NSAID)
Aspirine remt cyclo-oxygenase 2 (cox-2) en daardoor de prostaglandinesynthese. Prostaglandine is een ontstekingsmediator en zorgt onder andere voor pijn. Aspirine remt dus pijn en ontsteking. Daarnaast heeft het medicijn ook effect op bloedplaatjes en wordt het medicijn dus ook preventief gebruikt bij hart- en vaatziekten. Helaas remt aspirine ook cyclo-oxygenase 1 (cox-1) waardoor er makkelijker beschadiging van de maagwand ontstaat. Ook aspirine is goedkoop, effectief en vrij verkrijgbaar. Het nadeel is dat het medicijn erosief is voor slijmvliezen. Relatieve contra-indicaties zijn astma patiënten, ouderen met maculadegeneratie (schade aan netvlies) en zwangere vrouwen.

Andere NSAID’s
Onder ‘andere NSAID’s’ vallen ibuprofen, diclofenac, meloxicam, naproxen, etoricoxib en celecoxib. Een aantal van deze medicijnen remmen selectief cox-2. Ook deze NSAID’s zijn erosief voor slijmvliezen. Een aantal van deze middelen kan een interactie hebben met bloeddrukverlagers. Ook is het verstandig het medicijn niet voor te schrijven bij een verminderde nierfunctie. NSAID’s zorgen voor een reversibele bloedplaatjesremming. Ook deze medicijnen zijn goedkoop, vrij verkrijgbaar en effectief.

Opoïden
Opoïden zijn pijnstillers die worden voorgeschreven bij ernstige pijn, over het algemeen wordt dit medicijn dus niet voorgeschreven door de tandarts. Opoïden hebben effect op opoïd-receptoren in het centrale zenuwstelsel. Het nadeel van dit medicijn is dat het verslavend kan werken. Ook zijn er veel bijwerkingen bekend, bijvoorbeeld het ontstaan van een ademdepressie.

Er bestaan verschillende soorten:

  • Opiumalkaloïden
    – morfine en codeïne
  • Synthetische opiaat-agonisten
    – methadon
    – fentanyl
    – oxycodon
    – pethidine
    – tramadol

Onbegrepen pijn
Wanneer er niet een duidelijke oorzaak van de pijn te achterhalen is, dan is verwijzing naar een specialist op zijn plaats. Dit kunnen de volgende specialisten zijn: neuroloog, kno-arts, kaakchirurg, pijnspecialist, psycholoog, specialist bij orale kinesiologie.

Neuropathische pijn
Bij pijn door beschadiging van een perifere zenuw of door stoornissen in perifere of centrale zenuwstel kunnen er tricyclische antidepressiva (amitriptylline (Sarotex®, Tryptizol®) of anti-epileptica (pregabaline (Lyrica®)) voorgeschreven worden. Helaas hebben beide medicijnen veel bijwerkingen. Ook is het bekend dat (tricyclische) antidepressiva het effect van adrenaline verhogen. Voorschrijven van deze medicatie dient alleen door ervaren specialisten te worden gedaan.

Denise van Diermen studeerde geneeskunde aan de UvA. Na enige jaren te hebben gewerkt als arts-onderzoeker verplaatste ze haar werkplek naar ACTA. Sinds 1995 is ze werkzaam als universitair docent bij de vakgroep Mondziekten en Kaakchirurgie/Medisch Tandheelkundige Interactie (MTI).
Zij geeft frequent lezingen en nascholingen voor tandartsen en mondhygiënisten. In 2013 is ze gepromoveerd op een onderzoeksproject naar richtlijnen voor invasieve tandheelkundige ingrepen bij patiënten met antitrombotica. Denise van Diermen publiceert regelmatig artikelen in Nederlandstalige en buitenlandse tijdschriften en is mederedacteur van het boek: Ziekteleer voor Tandartsen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van dr. Denise van Diermen tijdens het NVvE najaarscongres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Visitatie in uw praktijk: hoe werkt dit precies?

Visitatie gaat over het samen met een collega kijken naar wat de praktijk organisatorisch en vakinhoudelijk goed doet en wat er verbeterd en verder ontwikkeld kan worden. Fons Niers neemt u mee door het proces van visitatie en geeft u een checklist om te zien waar uw praktijk staat.

Niet nieuw
Medisch specialisten zoals kaakchirurgen en orthodontisten visiteren elkaar al jaren verplicht. Ook de wetenschappelijke verenigingen van implantologen en parodontologen hebben een visitatiesysteem. De KNMT heeft nu een visitatiesysteem ontwikkeld voor tandartsen vanuit de kennis van de visitatie bij de medisch specialisten. De ANT biedt ook visitatie aan sinds 2014.

Nut van een visitatie
Bij een visitatie wordt uw tandartspraktijk bekeken door andere tandartsen. Met behulp van de visitatie kan u zich bewust worden van processen in uw eigen praktijk. Ook wordt er bevestigd of u op de goede weg zit en of u wellicht wat moet bijsturen. Een visitatie is dus reflectief en ontwikkelgericht.

4 domeinen
In de visitatiesystematiek staan 4 domeinen centraal.

  1. Evaluatie van zorg
    Bij evaluatie van de zorg gaat het om de uitkomst van de zorg. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hoe zorgprocessen en contacten met verwijzers geregeld zijn. De evaluatie is een zorginhoudelijke spiegel die u wordt voorgehouden om te zien waar je staat en waar je naartoe wilt.
  2. Patiëntenperspectief
    Patiëntenperspectief wordt steeds belangrijker. Zo wordt er gekeken of (en hoe) u de klachtenregeling geregeld hebt en hoe patiënten uw zorg en praktijk ervaren.
  3. Praktijkfunctioneren
    Belangrijk om te kijken hoe uw praktijk functioneert. Hoe gaat u om met u patiënten en personeel?
  4. Professionele ontwikkeling/individueel handelen
    Vakinhoudelijke kennis is belangrijk. Hoe houdt u dat bij? Hoe heeft u richtlijnen geïmplementeerd in uw praktijkvoering?

Proces
Iedere tandarts die in de praktijk werkzaam is, wordt gevisiteerd. Bij grotere praktijken vinden er meerdere visitaties plaats. U kunt zich inschrijven bij de KNMT of ANT.

Vragenlijsten
Vooraf wordt u gevraagd om een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst is opgenomen in ADAS, een online registratiesysteem, dat een veilige omgeving biedt om stukken van de visitatie op te slaan. Deze stukken zijn alleen in te zien door personen die er mee te maken hebben. Thema’s zoals radiologie, taakdelegatie en infectiepreventie komen in de vragenlijst aan bod.

  • 70 vragen voor tandarts-praktijkhouder
  • 50 vragen voor tandarts medewerker
  • 10 patiëntendossiers doorlichten

Visitatiecommissie
De visitatiecommissie komt vervolgens langs. Deze bestaat uit een hoofdvisiteur en een visiteur. De hoofdvisiteur heeft een officiële opleiding gehad binnen de KNMT en is het aanspreekpunt en de eindverantwoordelijke voor het proces en het verslag. De visiteur is een tandarts die datzelfde jaar gevisiteerd is of nog wordt gevisiteerd.

Uitkomsten
De uitkomsten van de visitatie zijn adviezen, eventueel zwaarwegende aanbevelingen en tekortkomingen. Deze worden op de visitatie dag zelf al gegeven. Binnen twee weken ontvangt u een eindrapport waarin ook een verbeterplan is opgesteld. U bepaalt zelf wat u met dit eindrapport doet. Het hoeft niet openbaar te worden gemaakt.

Kosten
€ 950,= per praktijk en € 200,= per deelnemende tandarts.

Wettelijke kaders
Er zijn een aantal wettelijke kaders die u geregeld moet hebben. Heeft u iets niet op orde, dan vormt de visitatie een mooi ijkpunt om er iets aan te doen.

  • Risico-Inventarisatie & Evaluatie (RI&E)
  • Klachtenreglement
  • Richtlijnen
  • Kwaliteitsjaarverslag
  • Rapportage veilig incidenten melden
  • Patiëntenervaringen
  • Werkafspraken
  • Taak-functieprofielen, werkinstructies

Waarom zou ik?

 

  • Voor uzelf: visitatie is een hands-on cursus kwaliteit.
  • Voor de maatschappij: patiënten vragen steeds vaker om het inzichtelijk maken van de kwaliteit van een praktijk
  • Verzekeraars vragen bij contractering steeds meer naar kwaliteit.
  • Voor de beroepsgroep: tandartsen ligt vaak onder vuur. Visitatie is een uitgelezen mogelijkheid om te laten zien dat we kwaliteit serieus nemen en ons toetsbaar opstellen.
  • KRT-eis: binnen 5 jaar moet er een visitatie plaatsvinden om kwaliteit zichtbaar te maken.

Ten slotte
De visitatie voor de tandartspraktijk is reflectief en ontwikkel gericht. “je ziet het pas als je het doorhebt”. Het is een heel waardevol instrument in het verbeteren en inzichtelijk maken van de kwaliteit van je praktijk.

Fons Niers is tandarts algemeen practicus in Amersfoort. Hij zat drie jaar in de regionale bemiddelingscommissie (klachtencommissie) en was zes jaar voorzitter van de Tandartsenvereniging Amersfoort. In de KNMT werkgroep visitatie heeft hij het huidige visitatiesysteem mee helpen vormgeven. Momenteel is Niers voorzitter van de KNMT begeleidingscommissie visitatie. Met zijn praktijk heeft hij zelf twee visitaties meegemaakt: in 2009 een in de I-qual setting en in 2012 een volgens de huidige systematiek. Hij is tevens opgeleid tot hoofdvisiteur.

Verslag door Veroni van Es voor dental INFO van de lezing van Fons Niers tijdens het congres Praktijkorganisatie Anno Nu, een initiatief van KNMT, Medisch Ondernemen en VvAA.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Praktijkinrichting

Uitzending Radio M Utrecht over mondzorg voor ouderen

Tandarts geriatrie Nelleke Bots was op donderdag 11 juni te gast bij Radio M Utrecht in het lunchprogramma Aan Tafel! en sprak over mondzorg voor ouderen.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

NVM: Wildgroei van mondzorgmedewerkers brengt kwaliteit en patiëntveiligheid in gevaar

De NVM is ernstig bezorgd over de kwaliteit en patiëntveiligheid verleend door preventie-assistenten. In de mondzorg zijn steeds meer preventie-assistenten werkzaam. De beroepsvereniging roept patiënten op om bij de eigen mondzorgpraktijk na te gaan welke achtergrond de mondzorgverlener heeft.

Lees hieronder het persbericht van de NVM waarin zij haar bezorgheid uit:

De mondhygiënist volgt een 4-jarige HBO-opleiding en een tandarts een 6-jarige universitaire studie. Wettelijke kaders waarbinnen de mondhygiënist en tandarts mogen handelen, maken het voor patiënten transparant wie, welke zorg verleent. Preventie is echter hot en door een 8-daagse cursus kan men al één van de volgende titels gebruiken: ‘preventie-assistent’, ‘paro-preventie-assistent’, ‘preventieconsulent’, ‘preventie-medewerker’ of ‘mondzorgmedewerker in de preventie’. Door een gebrek aan een erkende opleiding voor deze hulpkracht, zet NVM-mondhygiënisten haar vraagtekens bij de borging van kwaliteit en patiëntveiligheid onder deze groep. Tevens gaat het om een onbeschermde titel, dus ook als men de cursus niet haalt of niet volgt, mag men zich een dergelijke titel aanmeten en dat is zorgwekkend.

Zorgverlening

De mondhygiënist werkt zelfstandig, is zonder verwijzing te bezoeken en werkt binnen de wettelijke kaders van het deskundigheidsgebied. De HBO-opleiding waarborgt in de basis kwaliteit, patiëntveiligheid en professionele zorgverlening. Daarnaast bestaat er een KwaliteitsRegister voor Mondhygiënisten (het KRM) en een NVM-DiplomaRegister Mondhygiënisten. De patiënt kan dus met vertrouwen en zekerheid door een mondhygiënist behandeld worden. Hulpkrachten zoals een ‘preventie-assistent’, worden in de praktijk steeds vaker en breder ingezet om tandheelkundige behandelingen uit te voeren, zoals het verwijderen van tandsteen, het geven van poetsinstructies, maar ook het geven van verdoving en zelfs boren. Dit zónder dat de patiënt weet wie deze taken uitvoert en of deze medewerker wel voldoende is opgeleid. Vervolgens betaalt de patiënt exact dezelfde rekening, ongeacht of de behandeling door een mondhygiënist of ‘preventie-assistent’ is uitgevoerd. Kortom, veel mensen weten niet wie de mondzorg verleent en of ze de meest doelmatige zorg voor hun geld krijgen.

Deskundigheid

NVM-mondhygiënisten pleit voor een situatie waarbij de patiënt goed geïnformeerd is en de patiëntveiligheid en kwaliteit geborgd is. De patiënt heeft recht om te weten wie in zijn of haar mond werkt en wie de kosten in rekening brengt. NVM-mondhygiënisten roept patiënten op om bij de eigen mondzorgpraktijk na te gaan welke achtergrond de mondzorgverlener heeft. Elke patiënt verdient hoogwaardige en veilige mondzorg, want een gezonde mond is immers van levensbelang.

Lees meer over: Kennis, Kwaliteit, Scholing

Lachen zonder een hand voor je mond

Fotograaf Sacha de Boer vertelt dat mooie foto’s voortkomen uit zelfvertrouwen en hoe een mooie gezonde mond hier een waardevolle bijdrage aan levert. Met een hand voor de mond lachen is dan niet meer nodig. De Boer sprak op 13 juni jongstleden op het jaarcongres van de Koninklijke Nederlandse maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT).

Kleurrijk jaarcongres

Het congres werd bezocht door 200 mondzorgprofessionals en stond in het teken van de moderne visie op een mooie gezonde mond en de samenwerking die hiervoor nodig is binnen de beroepsgroep. De kleurrijke bijeenkomst bood een diversiteit aan onderwerpen; van biomechanica en innovatieve verankering tot Digital Smile Design. Spraakmakend waren de presentaties van meesterlijke oplossingen met composiet en dierenorthodontie.

 

 

Lees meer over: Actueel, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
kaf-koren

App: Herken betrouwbaar onderzoek

Waar moet u op letten bij het lezen van wetenschappelijke literatuur? Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) ontwikkelde een speciale editie “Kaf en Koren” binnen de NTvG app waarmee zij u stap voor stap meenemen in het beoordelen van een onderzoeksartikel.

Download voor €1,99 de editie ‘Kaf en Koren’ op uw tablet. Download eerst de NTvG app in App Store of Google Play en dan vindt u de uitgave in de categorie ‘Methodologie’.

Lees meer over: Kennis, Onderzoek
nooit-meer-angst-voor-de-tandarts1

Winnaar Like dental INFO op Facebook

In mei plaatsten wij de Like dental INFO aktie op Facebook waarin u kans kon maken op het boek Nooit meer angst bij de tandarts. Uit alle inzendingen hebben wij ad-random de volgende winnaar gekozen:

Nelleke Krielaart-Manschot

Heeft u gewonnen?
Heeft u gewonnen? Mail ons dan u naam, Facebookadres en het adres waarop u u prijs wilt ontvangen. We sturen het boek dan naar u toe.

Nooit meer angst bij de tandarts
Ongeacht de luxe fauteuils, het gezoem bij het boren en de snel werkende verdovingspuiten, blijkt nog altijd ruim veertig procent van de Nederlandse bevolking bang te zijn voor een tandartsbehandeling. Tandartsangst prijkt zelfs bovenaan de top-10 van de meest voorkomende angsten.

Het doel van dit zelfhulpboek is de weg naar angstvrije behandelingen, waarbij je stap voor stap meer inzicht krijgt in wat je moet doen om jezelf van je tandartsangst te verlossen. De centrale vraag hierbij luidt: Waar ben je werkelijk bang voor? Hiervoor beschik je over enkele tests die je duidelijk maken hoe jouw tandartsangst is opgebouwd en aan welke aspecten van jouw tandartsangst jij het best kunt werken.

Nooit meer angst bij de tandarts is in eerste instantie bestemd voor de tandartspatiënt, maar bovendien kunnen psychologen, orthopedagogen, psychiaters, tandartsen en mondhygiënistes met nieuwe inzichten op het psychologische terrein van de tandheelkunde hun voordeel doen. Tevens zullen tandartspatiënten die hinder ondervinden van andersoortige angsten als agorafobie, sociale angst of een claustrofobie, die een beperking vormen om angstvrij een tandarts te consulteren, met de inhoud van dit boek ook hun voordeel kunnen doen.

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
rontgenstraling

Diagnostiek met straling, 2D en 3D beeldvorming

Radiologie
Röntgendiagnostiek kan op veel gebieden in de tandheelkunde van toegevoegde waarde zijn. Hierbij is het heel belangrijk dat er een goede klinische rechtvaardiging is waarbij voor- en nadelen van de röntgenopname worden afgewogen. Tevens dient bij iedere opname het ALARA-principe te worden toegepast. Rechtvaardiging en diagnostiek op de opname(n) dient altijd in het dossier van de patiënt te worden genoteerd.

Bitewing- en periapicale opnames
Met de bitewing en peri-apicale opname kan er een hoogwaardig röntgenbeeld worden verkregen van een of meerdere gebitselementen. De detailweergave van intraorale opnamen is veel beter dan van panorama opnamen. Afhankelijk van de diagnostische vraagstelling kan er met digitale opnamen gevarieerd worden in contrast. Bijvoorbeeld voor parodontale diagnostiek heeft de foto minder contrast nodig dan bij endodontische diagnostiek. De zichtbaarheid van de interdentale botseptum verminderd bij een hoog contrast. Een intraorale opname heeft gemiddeld een dosis van 4 microsievert.

Cariologie
Bitewing opnames zijn aan te bevelen voor aanvullende informatie bij cariësdiagnostiek. Hoe vaak er een opname gemaakt moet worden, is afhankelijk van het cariësrisico. De Europese richtlijn voor het veilig gebruik van röntgenstraling in de tandartspraktijk geeft aan dat bij een hoog cariësrisico bij jeugd en volwassenen er elke 6 maand een bitewing opname gemaakt kan worden. Bij een gemiddeld cariësrisico is het interval voor beide groepen 12 maanden. Indien het risico laag is dan geldt een interval van 12-18 maanden voor het melkgebit, 24 maand voor het blijvend gebit bij de jeugd en bij volwassenen mag dit langer zijn dan 24 maand (dit moet echter wel onderbouwd en genoteerd worden in de behandelkaart).

Parodontale diagnostiek
Ook zijn bitewing opnames aan te bevelen voor parodontale diagnostiek. Voor parodontale diagnostiek geldt dat een peri-apicale opname minder gunstig is in verband met de inschietrichting waardoor het botniveau minder goed te beoordelen is omdat het vertekend wordt weergegeven (gunstiger dan de werkelijke ligging). Bij gemeten pocketdieptes vanaf 6 mm. dienen verticale bitewings te worden gemaakt zodat het botniveau nog steeds goed weergegeven wordt. Dit zijn dan twee verticale bitewings per zijde. Panorama opnames geven te weinig details weer en ook de inschietrichting is niet goed voor parodontale diagnostiek.

Panorama opname
Er moet geconcludeerd worden dat de panorama opname over het algemeen overgewaardeerd is en te veel gemaakt wordt. Voor een panormaopname is, net als voor alle andere opnamen, een goede klinische rechtvaardiging nodig. Screening door middel van een panorama-opname is verboden. De rechtvaardiging van de opname moet in het dossier van de patiënt worden genoteerd evenals alle diagnostische bevindingen, gerelateerd aan de klinische vraagstelling, maar ook de toevalsbevindingen.
Vanuit het perspectief van ALARA zou, indien een panoramische opname gerechtvaardigd is, overwogen moeten worden of de vraagstelling met een gedeeltelijke opname kan worden beantwoord. Indien het antwoord hierop positief is, dan dient de opname van een beperkt gebied te worden gemaakt (instelling toestel).
De stralingsdosis van een panoramaopname is 15-20 microsievert.

Conebeam CT: 3e dimensie
Wanneer er gekozen wordt om een Conebeam CT te maken dan moet dit goed onderbouwd zijn. Een patiënt wordt namelijk blootgesteld aan een veel hogere dosis ( 100-500 micro sievert).

ALARA
ALARA staat voor As Low As Reasonably Achievable. Ook het rechthoekige veld bij intraorale opnamen is sinds 2012 verplicht om teveel en onnodige blootstelling aan straling te voorkomen.
ALADA staat voor As Low As Diagnostically Acceptable en is een medische variant op ALARA. Dit houdt het volgende in:
– Kies de juiste, meest geschikte, opname voor de diagnostische vraagstelling.
– Maak gebruik van een correcte opnametechniek.
– Stem de dosis en belichtingstijd af op de diagnostische vraagstelling (bijvoorbeeld: voor het diagnosticeren van een agenesie is minder dosis nodig dan voor endodontische diagnostiek).
– Maak gebruik van collimatie (evenwijdige stralenbundel) en afscherming. Bijkomende voordelen hiervan zijn een beperktere verantwoordelijkheid en minder verslaglegging.

Dr. Erwin Berkhout
Erwin Berkhout (1974) behaalde zijn tandartsdiploma in 1998, promoveerde in de tandheelkundige radiologie in 2007 en voltooide in 2009 de opleiding tot stralingsdeskundige niveau 3. Momenteel is hij hoofd van de sectie Tandheelkundige Radiologie van ACTA en houdt zich daar bezig met onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg. Tevens voert hij in Loosdrecht een algemene tandartspraktijk.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van dr. Erwin Berkhout tijdens het congres Diagnostiek van Bureau Kalker.
Jun 2015

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Endodontische diagnostiek

Endodontische diagnostiek: snel ingrijpen of rustig afwachten?

Diagnostiek: reversibele versus irreversibele pulpitis
Moet de tandarts afwachten of snel ingrijpen bij een patiënt met pulpitis klachten? Dit is afhankelijk van de diagnose: reversibele of irreversibele pulpitis. Hoe kan er worden vastgesteld of een pulpitis reversibel of irreversibel is? Het zou handig zijn als een test kan uitwijzen of een pulpitis irreversibel is.

Testen als de koude-test kunnen een vals-negatieve, vals-positieve, terecht positieve en terecht negatieve uitslag geven. De sensitiviteit van een pulpitistest zou zijn: het percentage terecht positieve uitslagen onder de personen die irreversibele pulpitis hebben. De specificiteit van de test is het percentage terecht negatieve testuitslagen onder de mensen met reversibele pulpitis of zonder pulpitis.
De voorspellende waarde is de kans op een correcte uitslag, deze is afhankelijk van de prevalentie. ROC staat voor receiver operating characteristic. Deze grafiek laat zien dat hoe groter de onzekerheid is, hoe groter de kans bestaat op een fout-positieve uitslag.

‘If de doctor will listen, de patient will tell the diagnosis’.

Helaas is de koude test niet in staat om een onderscheid te maken tussen een reversibele en irreversibele pulpitis. Het enige waar we wel wat aan hebben is de informatie uit de anamnese en de historie. Zo weten we dat bij de aanwezigheid van korte stevige pijn waarschijnlijk de a-delta vezels betrokken zijn. Indien de pijn bij koude langer aanhoudt dan zijn vaak de C-vezels betrokken. Ook kan een patiënt klagen over spontane pijn. Het gaat er dus om wat de patiënt vertelt: ‘If de doctor will listen, de patient will tell the diagnosis’.

Diagnostiek van verticale wortelfractuur
Soms is de diagnose ‘verticaal wortel fractuur’ moeilijk te stellen. Ook hier is de anamnese erg belangrijk, vaak hebben patiënten al enige tijd vage klachten aan het element. In de meeste gevallen (99%) treedt een verticaal wortelfractuur op bij een endodontisch behandeld element. Ook de aanwezigheid van smalle nauwe pockets (in 60% van de gevallen aanwezig), fistel(s), pijn of een peri-radiculaire radiolucentie kunnen wijzen op een verticaal wortelfractuur. Indien de diagnose niet met zekerheid gesteld kan worden dan kan er voor gekozen worden een kleine kijkoperatie uit te voeren (door middel van een incisie) of een Conebeam CT te maken.

Conebeam ct
In een studie van Metska et al. (2012) zijn er twee soorten Conebeam CT scans vergeleken. De Newtom heeft een voxelgrootte 0,2 en de Acuitomo heeft een voxelgroote van 0,08. De voorspellende waarde bij de diagnose van het verticale wortelfractuur van de Acuitomo was hoger dan die van de Newtom. Hoe kleiner de voxelgrootte, hoe beter de Conebeam CT gebruikt kan worden voor endodontische diagnostiek.

Diagnostiek van interne en externe resorptie
Hoe kom je er achter of er sprake is van interne of externe resorptie? Om hier achter te komen kunnen er röntgenopnames uit verschillende hoeken genomen worden. Wanneer er sprake is van interne resorptie dan blijft de radiolucentie op dezelfde plek ik het kanaal vanaf verschillende inschietrichtingen. Bij externe resorptie loopt het kanaal, in de meeste gevallen, door in de zwarting.

Interne resorptie
Interne resorptie komt weinig voor in blijvende elementen, de prevalentie ligt tussen de 0,1-1,6%. Vaak bestaan er nauwelijks klachten. Indien de pulpa nog vitaal is dan is het resorptie-proces actief en moet er zo snel mogelijk een wortelkanaalbehandeling gestart worden. Indien het element non-vitaal is dan heeft het niet zo’n haast omdat de resorptie al gestopt is.

Externe resorptie
Voor de diagnostiek van externe resorptie is de Conebeam CT uitermate geschikt. Behandeling van externe resorptie is goed mogelijk.

Michiel de Cleen (1962) studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert thans een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres Diagnostiek van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

De verkleurde voortand: endodontische overwegingen

Er zijn verschillende opties voor het behandelen van een verkleurde voortand. En hoe te handelen bij intern bleken? Verslag van de lezing van endodontoloog Michiel de Cleen.

Een tandluxatie is eentraumatische ontwrichting van de tand in de alveolus volgens het Tandheelkundig woordenboek van F.J. Tempel. Michiel de Cleen maakt in zijn presentatie een onderscheid tussen verschillende typen luxaties:

  • Subluxatie
  • Lateraleluxatie
  • Extrusieluxatie

Bij een laterale of extrusieluxatie is er sprake van een duidelijkere verplaatsing van het element in de alveole dan bij een subluxatie. De kans dat de pulpa overleeft is bij een laterale of extrusieluxatie kleiner dan bij een subluxatie. Een subluxatie met een open apex heeft vaak een goede prognose.

Na (sub)luxatie van gebitselementen komt obliteratie van de pulpaholte vaak voor. Deze obliteratie leidt slechts zelden tot een apicale ontsteking, maar bijna altijd tot een ontsierde donkere verkleuring van de tand. Deze verkleuring wordt vaak pas duidelijk rond de leeftijd 20-30 jaar. De ervaring van Michiel de Cleen is dat het met name de centrale bovenincisieven betreft.

Uit onderzoek blijkt dat nog geen 10% van de geoblitereerde gebitselementen gepaard gaat met het necrotisch worden van de pulpaholte. Indien er sprake is van een apicale ontsteking, is een endodontische behandeling geïndiceerd. Een wortelkanaal behandeling in een gebitselement met een geoblitereerd kanaal is vaak erg lastig. Een kanaal is moeilijk te vinden door afzetting van tertiair dentine. Er bestaat daardoor een grotere kans op een vestibulaire perforatie. De verkleuring van dentine heeft een indicatie van de ligging van het kanaal. Door de behandeling uit te voeren onder de microscoop is vaak midden in het tertiaire dentine een puntje zichtbaar. Met de D-Finder (Mani) of een ultrasone tip (type ET24 van Satelec) is het mogelijk de toegang tot het kleine kanaal te vinden en zodoende een toegangscaviteit te prepareren.

Er zijn verschillende behandelopties voor een verkleurde voortand:

  1. Kanaalbehandeling en inwendig bleken
  2. Uitwendig bleken
  3. Composiet fineerrestauraties
  4. Porseleinen fineerrest
  5. Volledige kroon

Intern bleken
De behandeling intern bleken of ook wel ‘walking bleach’ genoemd, behoeft een specifieke behandeling van de pulpakamer. De vulling dient afgedekt te worden met glasionomeercement om invloed van het bleekmiddel te voorkomen. Soms is een kanaal echt niet te vinden, dan kan besloten worden het af te dekken met glasionomeercement, eventueel gevolgd door intern bleken en een restauratie. De duur van bleken ligt vaak ongeveer rond te twee weken, maar kan ook korter en langer zijn! Daarom is het advies om dagelijks contact te hebben met de patiënt totdat de kleur gelijk is aan het buurelement.

Michiel de Cleen (1962) is tandarts-endodontoloog. Na zijn afstuderen aan de Universiteit van Amsterdam was hij van 1988 tot 1995 (gast)medewerker van de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Thans voert hij een fulltime endodontische praktijk. Tot medio 2010 was hij hoofdredacteur van het tijdschrift TandartsPraktijk. Michiel de Cleen is mede-auteur van het standaardwerk Endodontologie en van zijn hand verschijnen regelmatig publicaties op het gebied van de endodontologie. Hij gaf talloze lezingen en cursussen in binnen- en buitenland.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Michiel de Cleen tijdens ENDO van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
kaaskiezen

Kaaskiezen, ook in het melkgebit

Kinderen met kaasmolaren in het melkgebit hebben later vaker kaasmolaren in hun blijvende gebit. Wanneer is er sprake van een kaasmolaar? Wat zijn de adviezen voor preventie en behandeling? Verslag van de lezing van mevrouw dr. M. Elfrink, tandarts-pedodontoloog.

Gebitsontwikkeling
De gebitsontwikkeling start al tijdens de zwangerschap. Het melkgebit wordt tijdens de zwangerschap aangelegd en voor het blijvende gebit start dat rond de geboorte. Er is een overlap in aanlegperiode van de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar en blijvende incisieven.

Ameloblasten
Ameoloblasten zijn verantwoordelijk voor de aanleg van het glazuur. Er bestaan drie fases in de ontwikkeling van glazuur.

  1. Secretie fase
    De secretie fase begint bij knobbeltoppen en gaat vervolgens door naar cervicaal. De ameloblasten produceren glazuureiwitten en de glazuurkristallen groeien met name in lengte. De glazuurlaag ontstaat, maar is nog maar voor 10-20% gemineraliseerd.
  2. Transitionele fase
  3. Maturatie fase
    Tijdens deze fase krijgt de glazuurlaag zijn hardheid. De glazuurkristallen groeien nu niet meer in lengte. Het glazuur bestaat aan het eind van deze fase voor 95 % uit mineraal.

Kaasmolaren

Glazuurafwijkingen
Glazuurafwijkingen kunnen worden ingedeeld in de volgende groepen.

  • 1. Hypomineralisatie
    Hypomineralisatie is een kwalitatief defect van het glazuur en ontstaat doordat de ameloblasten worden verstoord tijdens transitionele fase of maturatiefase. In het melkgebit zijn 1 tot 4 2e melkmolaren aangedaan. In het blijvende gebit betreft het 1-4 blijvende 1e molaren, soms in combinatie met de blijvende incisieven.
  • 3. Hypoplasie
    Hypoplasie is een kwantitatief defect van het glazuur, er is onvoldoende mineralisatie opgetreden. De ameloblasten zijn bij deze glazuurafwijking al in de secretie fase in hun functie verstoord. Het glazuur is dunner of afwezig.

Hoe wordt een kaasmolaar herkend?
Criteria voor de aanwezigheid van kaasmolaren zijn:

  • Het moet gaan om een begrensde opaciteit: wit, geel of bruin.
  • Er treedt post-eruptief glazuurverlies op: glazuurverlies nadat de kies is doorgebroken.
  • Er is sprake van een atypische restauratie.
  • Er is sprake van atypische cariës.
  • Er is sprake van een atypische extractie.

Kaasmolaren bestaan in een milde vorm en een ernstige vorm. Wanneer er alleen sprake is van opaciteiten dan spreekt men van de milde vorm, alle andere gevallen zijn ernstig.

Wanneer is er geen sprake van een kaasmolaar?

  • Als het gaat om een hypoplasie (kwantitatief defect) dan spreekt men niet van een kaasmolaar.
  • Als er andere elementen dan de melkvijven, blijvende zessen of blijvende incisieven zijn aangedaan. Er is dan sprake van een overige glazuurafwijking. Een 1e melkkies met een mineralisatie defect is dus geen kaasmolaar.

Relatie tussen kaaskiezen melkgebit en blijvende gebit
Kinderen met kaasmolaren in het melkgebit hebben vaker kaasmolaren in het blijvende gebit. Er is een overlap in aanlegperiode van de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar/blijvende incisieven. Als het individu in deze periode bloot wordt gesteld aan bepaalde risico-factoren dan is de kans groot dat zowel de 2e melkmolaren als het blijvende gebit zijn aangedaan. Kaasmolaren in het melkgebit zijn dus een voorspeller voor de aanwezigheid van kaasmolaren in het blijvende gebit. Opvallend is dat de milde vorm van kaasmolaren in het melkgebit een grotere kans geeft op de aanwezigheid van kaasmolaren in het blijvende gebit, in tegenstelling tot de ernstige vorm. Ook indien meerdere kaasmolaren in het melkgebit zijn aangedaan dan bestaat er meer kans op kaasmolaren in het blijvende gebit.

Prevalentie kaasvijfjes
In Nederland ligt de prevalentie rond de 5 tot 9%. Uit onderzoek blijkt dat de diagnose kaasmolaar meestal wordt gesteld aan de hand van het criteria ‘aanwezigheid van opaciteiten’. Daarna volgen de criteria post-eruptief glazuurverlies en de aanwezigheid van een atypische restauratie.

Etiologie

Etiologie blijvend gebit
Er zijn een aantal studies gedaan naar de etiologie van kaasmolaren in het blijvende gebit. Niet alle onderzoeksresultaten komen overeen. De volgende factoren zouden invloed kunnen hebben op het ontstaan van kaasmolaren.

  • Prenataal: Omgevingsfactoren & medische problematiek
    Voorbeelden: infectieziektes en stress bij de moeder en het aantal echo’s.
  • Perinataal: Medische problematiek & prematuriteit
    Voorbeelden: een laag geboorte gewicht, keizersnee en vroeggeboortes.
  • Postnataal: Voeding, medische problematiek & omgevingsfactoren
    Voorbeelden: koorts, toxische stoffen en antibiotica gebruik.

Etiologie melkgebit
Er is minder bekend over het ontstaan van kaasmolaren in het melkgebit. Omdat het melkgebit eerder aangelegd wordt, moet er vooral gekeken worden naar de pre- en perinatale periode. Het is bekend dat kinderen met kaasmolaren in het melkgebit in 94% van de gevallen een medische probleem hebben. Hoe meer aanwezige medische problemen, des te vaker kaasmolaren in melkgebit.
24,5% van de gevallen ontstaat in de pre-natale fase, 45,3% in de perinatale fase en 9,4% in de postnatale fase.
Etniciteit speelt ook een rol. Nederlands kinderen hebben vaker kaasmolaren dan Turkse of Marokkaanse kinderen. Ook speelt waarschijnlijk een laag geboortegewicht, koorts in het eerste levensjaar en alcohol consumptie van de moeder tijdens de zwangerschap een rol bij het ontwikkelen van kaasmolaren in het melkgebit.
Medicijngebruik van de moeder lijkt uit onderzoek geen invloed te hebben. Dit geldt ook voor antibiotica gebruik.

Preventie en behandeling

Preventie
Preventie is het belangrijkst. Een kind met kaasmolaren zal vaker door de tandarts gezien moeten worden: eens per 3 maand is het advies. Op deze manier kan er op tijd ingegrepen worden. Ook wordt er geadviseerd lokaal fluoride aan te brengen om cariës te voorkomen.
Het is nog niet bewezen dat sealen bij kaasmolaren in het melkgebit helpt, voor het blijvende gebit geldt dit wel als cariëspreventief middel.

Behandeling
Wanneer het toch nodig is een element te behandelen dan zijn er verschillende opties.

Restaureren

  • Glasionomeer cement moet gezien worden als tijdelijk vulmateriaal. Dit materiaal is ideaal voor jonge kinderen omdat het gemakkelijk en snel is aan te brengen en het materiaal een goede breuksterkte heeft.
  • Compomeer is samen met composiet het eerste keuze materiaal. Compomeer komt nog iets meer overeen met de slijtbaarheid van een melkmolaar dan composiet. Voor het gebruik van deze materialen is echter wel goede medewerking van het kind vereist.
  • Een roestvrijstalenkroon kan gebruikt worden indien een element zwaar is aangetast. Hiermee wordt het verder afbreken van het element voorkomen.

Extractie
Een extractie is de laatste behandeloptie. Er moet rekening gehouden worden met de orthodontische consequenties en asymmetriën die kunnen ontstaan.

Samenvatting

  • Kaasmolaren zijn zowel in het melk- als in het blijvend gebit een veelvoorkomend probleem.
  • De aanwezigheid van kaasmolaren in het melkgebit is een voorspeller voor de aanwezigheid in het blijvende gebit.
  • De etiologie lijkt multifactorieel te zijn. Vooral pre- en perinatale factoren spelen een rol bij het ontstaan van kaasmolaren in het melkgebit.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van mw. dr. M. Elfrink, tandarts-pedodontoloog, tijdens het afscheidssymposium ‘Kaaskiezen? Geen Keuze!’ in het UMCG.

Het afscheidssymposium van Bart Fledderus stond in het teken van kaasmolaren. Bart Fledderus, algemeen practicus, klinisch docent en kinder- en CBT-tandarts, werd door verschillende sprekers in het zonnetje gezet op deze dag. Ook de bezoekers die Bart niet persoonlijk kenden, hadden na deze dag een goed beeld van hem. Bart is een bevlogen man die geen tijd kent. Met plezier heeft hij veel betekend voor de tandheelkundige behandeling van kinderen, angstigen, ouderen en gehandicapten. Ook het behandelen van katten, honden en konijnen was voor Bart geen probleem. Bart heeft ook een tijd in het bestuur van Ivoren Kruis gezeten, de Nederlandse vereniging van mondgezondheid.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z