Effect initiële behandeling van chronisch adulte parodontitis

Welke aspecten zijn van belang bij een goede parodontale behandeling en wat kun je verwachten van een initiële behandeling van chronische adulte parodontitis?

Verslag van de lezing ‘Effect initiële behandeling van chronische adulte parodontitis: wat kun je verwachten?’ van mevrouw drs. F.K.M. ten Berge, tandarts, tijdens de cursus Parodontologie Update van Quality Practice

Goede parodontale behandeling
Als je een paropatiënt intensief hebt behandeld en begeleid, is de herbeoordeling een spannend moment. Zeker als je nog niet zo lang parodontitis behandeld, is het niet alleen een meetmoment maar geeft het de behandelaar ook feedback. Maar voordat je zover bent, is er al veel aan vooraf gegaan.

Een goede parodontale behandeling begint bij een goede praktijkorganisatie. Daarin moet duidelijk zijn wie wat doet en zal er protocollair gewerkt moeten worden. De DPSI moet goed en regelmatig worden gescoord en de parostatus moet aangevuld worden met een OPG en/of röntgenstatus. Vergeet hierbij niet een totaaloverzicht te krijgen met behulp van de medische anamnese maar ook van de leefstijl van de patiënt, de omgeving en de eventuele erfelijke factor. Pas dan kan de etiologie van de parodontitis van die specifieke patiënt echt duidelijk worden. Communicatie is hierbij heel belangrijk en ook voor het verdere parotraject. Alleen op die manier kan er echt goede zorg op maat worden gegeven. De initiële therapie behoort binnen drie tot vier weken volledig afgerond te zijn en de herbeoordeling volgt dan pas weer na twee tot drie maanden.

Eénwortelige elementen
Wanneer zijn we tevreden over het klinische effect na uitvoering van een initiële parodontale behandeling bij adulte parodontitis? In een onderzoek werden éénwortelige elementen onderzocht van 49 parodontitispatiënten met pockets van 5-12 mm die vervolgens initieel behandeld werden.

De plaquescore liep bij de verdiepte pockets van 80% terug naar net onder de 20%. Terwijl bij de ondiepe pockets (minder of gelijk aan 3,5 mm) de plaquescore van 40% naar onder de 10% liep. De bloedingsindex ging van 90% naar ongeveer 20% bij de verdiepte pockets en van 50% naar onder de 10% bij de ondiepe pockets.

Bijzonder was dat bij pockets van rond de 4 mm er na initiële therapie geen aanhechtingswinst gevonden werd. De dieptes werden wel kleiner, maar ook nam de grootte van de recessie toe. Mevrouw Ten Berge adviseert daarom bij pockets ondieper dan 4,5 mm niet te intensief te behandelen, maar deze voorzichtig te benaderen. Bij diepere pockets geldt de volgende vuistregel van prof B.G. Loos, parodontoloog:

De diepte voorafgaand aan de initiële therapie in mm: 2 + 1 = pocketdiepte na initiële behandeling. Dus als een pocket 8 mm is bij een éénwortelig element bij de intake en bij de herbeoordeling is deze pocket 5mm geworden, dan is de initiële behandeling voldoende aangeslagen.

Meerwortelige elementen
Bij meerwortelige elementen zien we plaquescores van 80% reduceren naar 20%. Gedurende 42 maanden zien we in de plaquescores soms een piek naar 40%. Het is voor de patiënt moeilijk om de goede mondhygiëne continu op peil te houden. Het eist veel discipline. Af en toe een dip in de mondhygiëne is niet erg, zolang de patiënt het maar weer op kan pakken. “Wijs niet te veel met je vinger, maar vertel dat het heel menselijk is om soms wat slordiger te worden”, adviseerde Ten Berge.

De bloedingsscore van de meerwortelige elementen lag aanvankelijk ook hoger dan bij de éénwortelige elementen. Deze score was voorafgaand aan de initiële therapie 85% en in verloop van tijd fluctueerde het van 40% tot zo’n 25%. Bij de platte molaarvlakken geldt dezelfde vuistregel als bij de éénwortelige elementen. Met platte molaarvlakken worden de vlakken zonder furcatie bedoeld. Bij vlakken met een furcatie werd er geen aanhechtingswinst gevonden! Wel nam de mate van terug getrokken gingiva (recessies) in alle gevallen toe.

Rokers versus niet-rokers
Zes jaar lang werd de mondgezondheid van 46 rokers en 28 niet-rokers gevolgd. Zij hadden een gemiddelde pocketdiepte van vijf millimeter en werden initieel behandeld. Bij de rokers werd gemiddeld 1,3 millimeter pocketreductie gevonden en bij de niet-rokers was dit een halve millimeter meer. De toename van de recessie bleef na zes jaar ongeveer gelijk ten opzichte van elkaar. Het aanhechtingsniveau was bij niet-rokers dus meer dan bij rokers. Uiteraard moeten we wel elke patiënt apart blijven zien: elke patiënt is uniek. Niet elke roker presteert slechter dan een niet-roker.

Instructie
Ten Berge sloot haar presentatie af met een boodschap voor in de praktijk: instructie is zeer belangrijk om een goed blijvend resultaat te behalen. Deze instructie moet ook vaker dan één keer gegeven worden. Geef niet meteen op bij een furcatie, want ook furcatiepockets kunnen positief reageren op de initiële behandeling maar vaak minder goed dan éénwortelige elementen en platte molaarvlakken.

Niet alleen roken heeft een nadelig effect, maar denk ook aan andere factoren zoals stress, dieet en systemische ziekten.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing ‘Effect initiële behandeling van chronische adulte parodontitis: wat kun je verwachten?’ van mevrouw drs. F.K.M. ten Berge, tandarts, tijdens de cursus Parodontologie Update van Quality Practice.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Drie tinten grijs: Demografie, levensverwachting en de kwetsbare oudere

Demografische kenmerken van de vergrijzing in Nederland
Ouderen maken een steeds groter deel uit van de Nederlandse bevolking. De grootste leeftijdsgroep bestaat uit mensen die ouder zijn dan zestig jaar, dit gaat om 25% van de bevolking. Voor de komende jaren is de verwachting dat een sterk groeiende groep Nederlanders 80- of zelfs 90-plus zal zijn (ongeveer 40% van de groep 65+). Op dit moment is de vergrijzing in Nederland nog gelijk verdeeld over het land. In de toekomst zal dit anders worden en zullen vooral aan de buitenranden van Nederland de meeste ouderen wonen.

Levensverwachting
Aan de hand van de volgende tabel kan er een inschatting gemaakt worden van de levensverwachting van ouderen. Dit is ondermeer van belang bij het maken van behandelkeuzes in de tandartspraktijk.

Tabel 1. Levensverwachting in jaren

Mannen Vrouwen
70 jaar 12 16
80 jaar 6 8
90 jaar 3 4

Drie tinten grijs
Ouderen kunnen worden onderverdeeld in drie groepen:

  1. Vitale 65-plussers: Kunnen worden behandeld als ‘gewone’ mensen.
  2. Préfrail: Deze groep is minder mobiel en enigszins zorgafhankelijk.
  3. Frail: Deze groep is zeer zorgafhankelijk.

Groep 2 is de meest zorgwekkende groep in de mondzorg. Deze mensen wonen vaak nog zelfstanding waardoor er veel problemen zijn en waar weinig aandacht voor is.

Traceren kwetsbare oudere
De tandheelkundige zorg voor ouderen moet meer aandacht krijgen in de toekomst. Een tandarts kan, om te beginnen, een kwetsbare oudere op de volgende manier traceren:

  • Update algemene gezondheid
  • Update medicatie
  • Afnemende zelfzorg
  • Bewegen/spreken van de patiënt Afnemende behandelbaarheid (therapietrouw)

Spreker: Drs. A.R. Hoeksema, tandarts-algemeen practicus, Winschoten

Verslag door Marieke Filius voor dental INFO van de klinische avond “Drie tinten grijs” van het Wenckebach Instituut in het UMCG.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

TV-programma De Wensboom: meisje wenst oma goed gebit

In het RTL4 TV-programma De Wensboom wenst een meisje dat haar oma’s gebit wordt opgeknapt. Haar oma Henny is bang voor de tandarts en is hier al meer dan 40 jaar niet meer geweest. In het programma is te zien hoe ze naar tandarts Dyonne Broers van de Stichting Bijzondere Tandheelkunde gaat.

Bekijk het fragment terug, vanaf minuut 14

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis

Amalgaam succesvol voor herstel melkgebit

Amalgaam is volgens nieuw onderzoek het meest succesvolle materiaal om een melkgebit mee te herstellen. In het onderzoek werd het slagingspercentage van tandrestauraties bij kinderen onderzocht. Hierbij werden amalgaam, composiet en glasionomeer als vulmateriaal vergeleken.

Succesvolle restauraties

Voor het onderzoek werd gekeken naar 300 kinderen die een restauratie aan de melkkiezen hadden ondergaan. Hiervoor werden de kinderen over 3 gelijke groepen verdeeld, op basis van het vulmateriaal dat gebruikt was. Een succesvolle restauratie betekende dat er geen nieuwe restauratie of extractie van de kies nodig was voor het einde van de basisschool. Bijna 80% van de restauraties was succesvol en slechts 11 van de 300 gerestaureerde kiezen hoefden te worden geëxtraheerd.

Mislukte restauraties

Mislukte restauraties met amalgaam maakten minder dan 20% van alle mislukte restauraties uit. Van de 100 restauraties moesten er bij de amalgaamvulling 12 opnieuw gerestaureerd worden en 1 worden geëxtraheerd. Voor de composietvullingen gold dat van de 100 er 15 opnieuw gerestaureerd moesten worden en 3 geëxtraheerd en voor de glasionomeervullingen waren dit er respectievelijk 24 en 7 van de 100.

Gezondheidsrisico’s

De onderzoekers onderschrijven de gezondheidsrisico’s van amalgaam. Echter wijzen ze ook op de noodzaak voor verbeteringen in de alternatieven voor amalgaam.

Bron: European Journal of Paediatric Dentistry

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek

Cindy’s blog over haar kaakoperatie

Cindy vertelt op haar blog over haar ervaringen voor, tijdens en na haar kaakosteotomie. Ook heeft zij een forum waarop lotgenoten ervaringen kunnen delen.

“Heb je ooit een beugel gehad?”, vroeg mijn nieuwe tandarts in 2009. “Nee, meneer, ik ben altijd erg bang voor de tandarts”, zei ik. “Als je niets aan je overbeet doet, zal je over enkele jaren geen tanden meer in je mond hebben”. Enigszins aangeslagen nam ik de woorden tot me. “Hoe ga ik dit in godsnaam aanpakken?” De optie die ik had? Een lang beugeltraject én een kaakoperatie.

Na een half jaar nagedacht te hebben over dit mogelijke traject kwam ik terug bij de tandarts voor controle. Ik besloot de knoop door te hakken en er vol voor te gaan. In april 2010 werd mijn eerste beugel geplaatst: een palatal bar. Twee maanden later werden alle verstandskiezen en 4 premolaren verwijderd. In juli 2010 werden mijn tanden voorzien van brackets en kon het traject echt beginnen. Na anderhalf jaar beugelen was het tijd om me te melden bij de kaakchirurg voor het opstarten van het kaakosteotomietraject. Op consult bij kaakchirurg Dr. de Jonge van het Atrium MC te Heerlen kreeg ik te horen dat een onderkaakoperatie alleen niet voldoende zou zijn. Ook de bovenkaak zou ‘aangepakt’ worden. Een tegenvaller, want de tandarts had me eerder nog verteld dat ik alleen een onderkaakoperatie zou krijgen. Ik kreeg veel voorlichting, maar zat tegelijkertijd ook met veel vragen en onzekerheden. “Er is geen weg meer terug, ik moet doorzetten nu. Kom op, je kan het”, praatte ik mezelf moed in.


Vóór de operatie

Blog

Nadat ik urenlang op internet had gezocht naar ervaringen van andere patiënten was ik het zat. Hoeveel zoektermen ik ook op ‘Google’ intypte, ik vond nauwelijks ervaringen van andere lotgenoten. “Weet je wat, laat ik dan maar de eerste zijn die alle patiënten die na mij komen van de benodigde informatie voorziet!” Zo gezegd, zo gedaan. In februari 2012, twee maanden voor de operatie, startte ik een blog. Dit had eigenlijk 3 redenen:

  • Op deze manier kon ik de emoties van me af schrijven;
  • Familie en vrienden kon ik na de operatie doorsturen naar de blog als ze vroegen hoe het met me ging. Praten werd namelijk behoorlijk bemoeilijkt door de elastieken die tussen de boven- en onderkaak zaten;
  • Zoals al eerder gezegd: ik kan op deze manier alle patiënten die na mij komen van gedetailleerde informatie over het traject voorzien.

Operatiedag

23 april 2012 stond groot omcirkeld in mijn agenda: operatiedag. De dag dat mijn leven voorgoed zou veranderen. De dag waarop ik een mooie kaaklijn zou krijgen. De dag die het laatste deel van het beugel- en kaakosteotomietraject zou inluiden. Yes, die stralende en vooral gezonde glimlach kwam steeds dichterbij! Het viel niet mee. Vooral de eerste dagen waren zwaar. Een flink gezwollen hoofd, pijn, een doof gezicht, een bloedsmaak in je mond, niet kunnen slapen, nauwelijks kunnen eten. Geloof me, de eerste dagen is het afzien, maar daarna gaat het stap voor stap steeds beter.

De ‘nieuwe’ Cindy

De contouren van de ‘nieuwe’ Cindy werden steeds beter zichtbaar. Na enkele weken stond ik vol trots voor de spiegel: “wauw, ik heb nu echt een kin!” Het perfectioneren van het gebit kon beginnen. In oktober 2012, een half jaar na de kaakoperatie, werd mijn beugel verwijderd. Tranen van geluk. Niemand die mijn glimlach nog kon stoppen. Een dag nadat mijn beugel was verwijderd stapte ik in het vliegtuig om te gaan genieten van een welverdiende vakantie. Toen er een totaal onbekende vrouw op me af kwam en uit het niets tegen me zei: “wauw, wat ben jij mooi!”, wist ik het zeker: Ik ben klaar, ik mag er wezen. Ja, ik kan echt zeggen: het is het allemaal waard geweest.

Vóór de kaakosteotomie                 Na de kaakosteotomie

Groei

De blog bleef maar groeien. Van 50, naar 100, naar 200, naar 300 tot wel 500 pageviews per dag. Er is behoefte aan informatie, dat is duidelijk. Nu, 3 jaar post-OK, plaats ik nog steeds iedere maandag een nieuwe update. De blog groeit gestaag verder. Dankzij dit project zijn er prachtige dingen op mijn pad gekomen. Te gast bij programma’s van TV Limburg en BNN, maar ook reportages in de Grazia en de Flair. Een bijbaan als presentatrice bij TV Limburg. Het schrijven van een boek in samenwerking met mijn kaakchirurg om de informatievoorziening voor patiënten te optimaliseren. Inspirerende presentaties geven aan groepen ondernemers (want ja, “don’t let fear stop you!”) en zo kan ik nog wel even doorgaan. Als klap op de vuurpijl heeft de blog me uiteindelijk een baan opgeleverd. Sinds kort mag ik mijn glimlach delen in de wereld van de tandheelkunde, als ‘sales representative’ bij Bluem. Wauw, wat ben ik blij dat ik ooit de blog ben gestart!

“Shine bright like a diamond”

Door: Cindy van Moosdijk
Bekijk haar blog. http://cindyskaakoperatie.blogspot.nl/

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis

Behandeling van tandvleesaandoening vermindert de symptomen van een prostaatontsteking

Bij behandeling van tandvleesaandoeningen blijkt dat de symptomen van prostaatontsteking verminderen. Dit blijkt uit onderzoek gepubliceerd in Dentistry. Een tandvleesaandoening heeft namelijk niet alleen invloed op de mond, maar kan ontstekingen veroorzaken in andere delen van het lichaam.

Prostaatontsteking

Eerder onderzoek toonde al een verband aan tussen tandvleesontsteking en prostaatontsteking. Bij een prostaatontsteking zwelt de prostaat op en wordt de plasbuis dichtgedrukt. Hierdoor wordt plassen bemoeilijkt.

Huidig onderzoek

27 mannen met prostaatontsteking hebben deelgenomen aan het onderzoek met een gemiddelde tot hoge waarde van prostaat-specifiek antigeen (PSA). De mannen zijn ook onderzocht op tandvleesaandoeningen. Allen hadden een matige tot ernstige tandvleesontsteking, waarvoor ze vervolgens werden behandeld. 4 tot 8 weken later bleek de conditie van het tandvlees significant verbeterd. Tijdens de paradontale zorg ontvingen de deelnemers geen behandeling voor hun prostaatontsteking. Desondanks was bij 21 mannen de PSA-waarde verminderd. Degene met de hoogste PSA-waardes profiteerden het meest van de paradontale behandeling.

Follow-up

Er zal verder onderzoek plaatsvinden naar de huidige bevindingen. De onderzoekers hopen dat paradontale behandeling uiteindelijk een vast onderdeel wordt van de behandeling voor prostaatontsteking.

Bron:
Alwithanani N, Bissada NF, Joshi N, Bodner D, Demko C, et al. (2015) Periodontal Treatment Improves Prostate Symptoms and Lowers Serum PSA in Men with High PSA and Chronic Periodontitis. Dentistry 5:284. DOI: 10.4172/2161-1122.1000284 

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek

World Dental Forum 2015 in Hong Kong

In oktober vindt de derde editie van het World Dental Forum plaats. Een globaal initiatief van Modern Dental Group en partners.

Het wetenschappelijk programma van deze nascholing kent vele wereldberoemde sprekers.

Professor Daniel Wismeijer uit Nederland zal spreken over digitale tandheelkunde. Dr. Lieven Barbier en Ludovic Beckers, beide afkomstig uit België, zullen het thema ‘immediate loading’ bespreken.

Het sociale programma van de reis zal onder andere bestaan uit:

  • een bezoek aan Hong Kong
  • een bezoek aan het grootste lab ter wereld in Shenzhen
  • een galadiner op 21 oktober

Locatie
Grand Hyatt in Hong Kong

Kosten
De kosten bedragen € 2.499,- p.p. op basis van een dubbele kamerbezetting. Dit is inclusief vluchten, transfers, alle hotelovernachtingen, twee tours, alle maaltijden, drank bij maaltijden en uiteraard de nascholing. Voor een eenpersoonskamer geldt een toeslag van € 240,-. Niet cursisten ontvangen € 100,- korting.

 

 

Lees meer over: Kennis, Scholing
Richtingsbord

Oprichting KiMo voor ontwikkeling richtlijnen

Het Kennisinstituut Mondzorg (KiMo) wordt definitief opgericht voor de ontwikkeling van richtlijnen in de mondzorg. Dit werd op 18 mei besloten door alle partijen in de mondzorg.

Financiering
De ontwikkeling van richtlijnen wordt betaald door de beroepsorganisaties van tandartsen (KNMT en ANT), mondhygiënisten (NVM) en tandprotetici (ONT. De wetenschappelijke verenigingen en de opleiding in de mondzorg stellen hun expertise beschikbaar voor de ontwikkeling van de richtlijnen. KiMo is in contact met het ministerie van VWS voor een startsubsidie voor de eerste drie jaar.

Advies
Begin 2013 startten twee werkgroepen met het opstellen van een advies voor een structuur, financiering en werkwijze voor een richtlijninstituut voor de mondzorg. In de werkgroepen zaten vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties en opleidingen in de mondzorg, die ook allemaal werkzaam zijn in de praktijk.

Lees meer over: Kennis, Kwaliteit
patientenkaart

Patiëntendossier: hulpmiddel of belemmering in uw praktijk?

Een investering in het patiëntdossier levert betere zorg op, leidt tot minder problemen met uw patiënten en zorgverzekeraars en bespaart u dus uiteindelijk tijd. Wat noteert u in het dossier en waarom?

Verslag van de lezing van senior jurist gezondheidsrecht Annemarie Smilde VvAA Juridisch advies en rechtsbijstand tijdens het congres Praktijk Anno Nu.

Doelen van het dossier
Het belangrijkste doel van het dossier is borging van kwaliteit en continuïteit van de zorg. Daarnaast heeft het dossier tot doel het geven van uitleg en afleggen van verantwoording. Met het dossier kunt u het risico op klachten, claims en geschillen beperken en hebt u een sterkere positie in een procedure.

Borging van kwaliteit en continuïteit van de zorg
Het dossier is de basis voor uw eigen zorgverlening en voor de zorgverlening van andere betrokkenen: de mondhygiënist, de assistentes, collega-tandartsen, waarnemers en de opvolgend tandarts.

Wat noteert u in het dossier om de kwaliteit en continuïteit van de zorg te waarborgen?
De Wet (WGBO), de gedragsregels van de KNMT, richtlijnen en protocollen geven aan wat u moet registeren. Daarnaast blijkt uit uitspraken van Tuchtcolleges in de gezondheidszorg wat u in ieder geval moet noteren in het belang van de goede zorgverlening.

Belangrijke richtlijnen en protocollen zijn:

  • KNMT-Praktijkrichtlijn Patiëntendossier
  • KNMT-Richtlijn Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten kantooruren
  • Richtlijn (multidisciplinair) overdracht van medicatiegegevens in de keten
  • Protocol parodontale diagnostiek en behandeling

Zo noteert (of bewaart) u in het dossier:

  • Medische anamnese, tandheelkundige historie
  • Actueel medicatieoverzicht, uitgeschreven recepten, allergieën
  • Status praesens, bijvoorbeeld een gebitsdiagram
  • Röntgenfoto’s
  • Gegevens die de tandarts met instemming van de patiënt van zijn voorganger heeft overgenomen
  • De klacht c.q. hulpvraag
  • Het uitgevoerde onderzoek/de diagnose en indicatiestelling
  • Bevindingen bij extra- en intra oraal onderzoek, zoals parodontaal onderzoek (DPSI)
  • Verrichtingen (zie Regeling Mondzorg Nza)
  • Röntgenonderzoek (indicatie en bevindingen)
  • Rapportages van bacteriologisch onderzoek, etc.
  • Modelanalyses
  • Gebruikte anesthesie
  • Het behandelplan (en latere afwijkingen) Informed consent (informatieverstrekking plus toestemming) bij riskante of ingrijpende behandelingen als ook behandelingen met aanzienlijke kostenconsequenties
  • Informed consent voor delegatie van verrichting aan bepaalde hulpverlener, in ieder geval bij voorbehouden handelingen
  • Gegevens in het kader van horizontale en verticale verwijzing
  • Verstrekte tandheelkundige adviezen en behandelingsvoorstellen, inclusief reacties van de patiënt/mate van medewerking van de patiënt
  • Afspraken met patiënt om niet te behandelen, afwachtend beleid te voeren
  • Geannuleerde afspraken en afspraken die niet zijn nagekomen
  • Complicaties bij behandelingen, zoals afgebroken vijl of perforatie
  • Onbedoelde effecten van verrichtingen (zoals mislukte verrichtingen)

Dossier als basis voor verantwoording en toetsbare opstelling
Volgens de KNMT gedragsregels en tuchtrechtspraak moet de tandarts bereid zijn verantwoording af te leggen en zich toetsbaar op te stellen. Een goed dossier helpt u om het hoe en waarom van uw handelen/beleid uit te leggen aan de patiënt, een collega, de Inspectie voor de gezondheidszorg maar ook aan de zorgverzekeraar.

Wat noteert u in het dossier om inzicht te kunnen geven in uw handelen?
U noteert in het dossier alles wat van belang is voor kwaliteit en continuïteit van de zorg en wat vereist is volgens de regeling Mondzorg van De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).

Regeling Mondzorg van de NZa
Volgens de regels van de NZa noteert u in het dossier:

  • Basale gegevens als datum contact en behandelaar (AGB code)
  • Geleverde prestatie met code en gedeclareerde tarief
  • Kostenbegroting vooraf bij bedragen boven de 250 euro en eventuele latere aanpassingen
  • Indicatie ‘verrichtingen’ (met name preventieve), overleg met zorgverzekeraar
  • Daarnaast noteert u ook wat volgt uit tuchtrechtelijke uitspraken.

Wat leert de tuchtspraak?
Veel klachten worden ingediend naar aanleiding van een consult tijdens de dienst van een waarnemer of opvolger. Er zijn relatief veel klachten over:

  • gebrekkige verslaglegging bij behandeling van patiënten met paradontale problemen
  • het ontbreken notities over voorlichting en adviezen aan de patiënt, geen of onvolledige registratie van verstrekte informatie over te verwachten resultaat
  • gevolgen en risico’s van behandeling of van niet-behandelen

Bij een gebrekkig dossier kan de tandarts geen goed verweer voeren tegen de klacht over de behandeling en er bestaat een risico dat de klacht gegrond wordt verklaard én het risico op een zwaardere maatregel( waarschuwing in plaats van berisping) vanwege onvolledig dossier.

Het dossier ter beperking risico klacht, claim en geschillen
Met een goed bijgehouden dossier kunt u adequaat reageren op vragen en onvrede van patiënten en daarmee klachten, schadeclaims en discussies over uw declaratie voorkomen. Aanleiding voor veel klachten is gebrek aan transparantie, mede door een onvolledig dossier. Ook vragen van de opvolger aan de patiënt over het beleid/ behandelingen vanwege een gebrekkig dossier kunnen tot klachten en claims leiden. Met een goed patiëntendossier staat u sterker in civiele en tuchtprocedures. Een onvolledige verslaglegging dossier in een tuchtzaak betekent risico op toewijzing klacht over de behandeling én een tik op de vingers vanwege het dossier.

Annemarie Smilde is senior jurist gezondheidsrecht/teammanager bij VvAA rechtsbijstand.

Verslag door Veroni van Es voor dental INFO van de lezing van Annemarie Smilde tijdens het congres Praktijkorganisatie Anno Nu, een initiatief van KNMT, Medisch Ondernemen en VvAA.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Patiëntendossier

Tandenpoetsen? Ik eet liever spruitjes!

Moeilijk om kinderen hun groenten te laten eten? Ervoor zorgen dat ze hun tanden poetsen blijkt nog veel moeilijker. Onderzoek onder 1300 ouders liet zien dat bijna de helft van de ouders dit een grote uitdaging vond.

Tandenpoetsen en groente eten
Onderzoek uitgebracht door Delta Dental, een Amerikaanse mondzorgketen, liet zien dat 45 procent van de ouders het moeilijk vond om er voor te zorgen dat hun kinderen de tanden poetsen. Groenten eten was volgens hen net iets makkelijker, 42 procent gaf aan hier moeite mee te hebben.

Routine
‘Tot een bepaalde leeftijd begrijpen kinderen het belang van goede mondhygiëne nog niet. Daarom kan het moeilijk zijn om kinderen hun tanden te laten poetsen. Maar als ouders er van jongs af aan voor zorgen dat kinderen hun tanden poetsen en flossen dan wordt het een gewoonte’, aldus Bill Kohn, vice president of dental science and policy bij Delta Dental Plans Association.

Bron:
Dr.Bicuspid.com

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid

Functioneren na tuchtzaak

Een tuchtzaak zorgt er niet automatisch voor dat het functioneren van een arts verbetert. Dit werd vastgesteld door 2 kinderartsen op basis van 24 enquêtes die werden ingevuld door kinderartsen.

Het onderzoek
De kinderartsen Martine de Vries (LUMC) en Wendela Leeuwenburgh (AMC) stuurden enquêtes rond onder kinderartsen, waarop totaal 24 artsen reageerden. Nagenoeg alle artsen die reageerden op de enquête gaven aan dat hun manier van werken was beïnvloed door de klacht. Het aantal respondenten is te klein om met zekerheid conclusies over de effecten te trekken. Desalniettemin zijn de gevonden resultaten in overeenstemming met uitkomsten in internationaal onderzoek naar dit thema.

Verandering
Sommige artsen gaven aan dat hun functioneren positief was veranderd na de klacht. Zo waren zij zich bijvoorbeeld bewuster van een goede statusvoering. Veel artsen gaven echter ook dat zij door de klacht defensiever zijn gaan handelen of meer bezig te zijn met het eigenbelang dan het belang van de patiënt. Op de vraag of ze achteraf gezien anders zouden handelen antwoordden de meesten van niet.

Bron: Medisch Contact

Lees meer over: Actueel, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Steeds meer ouderen hebben extra hulp nodig bij mondverzorging

Ouderen hebben steeds meer moeite om hun gebit goed te verzorgen. Bij opname in een verzorg- of verpleeghuis heeft 80% van de nieuwe bewoners een matige tot slechte mondgezondheid. En verzorgenden in een zorginstelling hebben vaak geen tijd voor goede mondverzorging. Terwijl een gezonde mond juist voor ouderen extra belangrijk is. Wie een gezonde mond heeft, heeft geen pijn of ontstekingen, kan beter eten, ziet er verzorgder uit en heeft minder last van een slechte adem.

Samen met TNO en Zorg voor Beter ontwikkelde de KNMT poetsinstructiekaarten voor ouderen, verplegenden, verzorgenden en mantelzorgers. En een praktijkwijzer voor tandartsen. Onder het motto: Houd de oudere mond gezond!

1 op de 4 straks 65 jaar of ouder
In 2030 is bijna 1 op de 4 (24%) van de Nederlanders 65 jaar of ouder. Ouderen die langer thuis wonen en doorgaans nog (een deel van) hun eigen gebit hebben. ‘Dat is een groot goed,’ zegt KNMT-voorzitter Aad van der Helm. ‘Want een goede mondgezondheid is belangrijk voor de kwaliteit van leven. Maar met het ouder worden, wordt het steeds lastiger om de mond gezond te houden. Ook realiseren ouderen zich het belang van een goede mondgezondheid vaak niet. Slechts 20% van de thuiswonende ouderen is zich dat bewust terwijl ze vaak wel een duidelijke zorgbehoefte hebben.’

Actieplan
Het actieplan van de KNMT richt zich dan ook zowel op voorlichting als op hulp bij de dagelijkse mondverzorging en bij de periodieke tandheelkundige zorg. ‘Ouderen moeten daarop kunnen rekenen,’ zegt Van der Helm. ‘Zeker in geval van toenemende kwetsbaarheid kan verwaarlozing van het gebit ernstige gevolgen hebben. Naast pijn-, kauw- en slikproblemen kan een slechte mondgezondheid leiden tot gewichtsverlies, longontsteking, hart- en vaatziekten, slecht instelbare bloedsuikerspiegels en snellere veroudering van het brein.’

Poetsinstructiekaarten voor verzorgenden
In samenwerking met TNO en Zorg voor Beter ontwikkelde de KNMT poetsinstructiekaarten voor vijf verschillende gebitssituaties van de boven- en onderkaak. Met instructies in het geval van eigen tanden en kiezen, een volledig kunstgebit, een overkappingskunstgebit, geen (kunst)gebit of een frame of plaatje. De poetsinstructiekaarten zijn speciaal ontwikkeld voor personeel in verzorg- en verpleeghuizen en hebben allemaal een gelijke basis met steeds dezelfde poetsvolgorde. Dit helpt om alle tanden en kiezen te poetsen. Bekijk de poetsinstructiekaarten of bestel ze bij de KNMT.

Praktijkwijzer voor de tandarts
De KNMT heeft voor tandartsen de Praktijkwijzer zorg aan ouderen in de algemene mondzorgpraktijk ontwikkeld voor ondersteuning van tandartsen en hun team bij het zo adequaat mogelijk organiseren van de zorgverlening. Bijvoorbeeld hoe ouderen zo goed mogelijk in beeld blijven, hoe iedereen in het team zijn rol het best kan benutten om ouderen zo goed mogelijk te begeleiden en te behandelen maar bijvoorbeeld ook hoe de praktijk zo toegankelijk mogelijk te maken voor oudere patiënten.

Bekijk ook het filmpje poetsinstructie ouderen


Download brochure tno-poetsinstructiekaarten-dubbelzijdig-lr.pdf
Download brochure knmt-praktijkwijzer-mondzorg-ouderen[1].pdf
Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Link tussen menopauze en parodontitis

Link tussen menopauze en parodontitis

Er is aangetoond dat postmenopauzale vrouwen gevoeliger zijn voor botbreuken. Nieuw onderzoek wijst uit dat deze groep ook een grotere kans heeft op parodontitis.

Botverlies
Door de daling van het oestrogeenspiegel kunnen vrouwen in 5 tot 7 jaar na de menopauze tot 20% botmassa verliezen. Deze daling kan ook effect hebben op de mondholte, door ontstekingsreacties die in het lichaam plaatsvinden en kunnen leiden tot gingivitis.

Conclusie
Met behulp van Fracture Assessment Risk Tool (FRAX), ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), kan de fractuurrisico worden berekend. De onderzoekers concluderen dat er een link is tussen postmenopauzale vrouwen die hoog scoren op de FRAX en parodontitis. De onderzoekers suggereren dan ook dat botverlies een betrouwbare indicator van parodontitis zou kunnen zijn.

Bron: Dentistryiq.com

Lees meer over: Actueel, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Mondbacterie beschermt kankercellen

Onderzoekers van de Hebrew University Hadassah Medical School hebben de eerder gevonden relatie tussen fusobacteriën en darmkankercellen nader onderzocht. Hierbij vonden zij dat de fusobacterie voorkomt dat kankercellen worden opgeruimd door immuuncellen.

Fusobacterium nucleatum
De fusobacterium nucleatum is een bacterie die zich hecht aan de grampositieve micro-organismen in tandplak. Op zichzelf is de bacterie niet pathogeen, echter activeert het processen van andere pathogenen doordat het zich hieraan hecht. Hierdoor worden giftige metabolieten gevormd die de gezonde cellen van het omliggende weefsel kunnen vernietigen.

Immuuncellen
Bij veel patiënten met darmkanker is de bacterie niet alleen in de mond aanwezig, maar ook in het colorectale gebied. Daar beschermt de bacterie tumorcellen die door immuuncellen worden aangevallen. Verder onderzoek moet uitwijzen of de bacterie zich ook in andere tumoren voordoet. Ook moet er worden gekeken naar de mogelijkheid om de immuuncellen in staat te stellen de kankercellen op te ruimen door de fusobacterie te verwijderen of antistoffen toe te dienen die immuuncellen activeert.

Bronnen:
Zwp-online
Science daily


Lees meer over: Kennis, Onderzoek, ZZP-er
Dento-Alveolaire Pijn

Persisterende Dento-Alveolaire Pijn: kenmerken en wat te doen?

In bijna iedere tandartspraktijk komen enige patiënten voor met pijnklachten die vaak al jaren bestaan en waar geen duidelijke verklaring voor is. Soms zijn deze pijnklachten van neuropathische oorsprong: Persisterende Dento-Alveolaire Pijn (PDAP). Lees over de kenmerken, diagnose en therapie.

Verslag van de lezing van drs. Jan Warnsinck, endontoloog-gnatholoog, tijdens het ANT-congres Dental Studie Update

Jan Warnsinck vertelde over een patiënt met PDAP. De patiënt had al twee jaar persisterende pijn en was onderzocht door een KNO-arts, kaakchirurg en gnatoloog. Helaas kon er geen diagnose worden gesteld. Ook niet na verder uitgebreid tandheelkundig onderzoek en check op temporomandibulaire disfunctie. Vervolgens kreeg de patiënt last van flinke gevoeligheid bij kou in element 12 en werd de diagnose Irreversible pulpitis gesteld, waarop Warnsinck besloot een wortelkanaalbehandeling te doen. Na de behandeling persisteerde de pijn echter en werd het steeds waarschijnlijker dat het om een vorm van continue neuropathische pijn ging.

Wat is persisterende pijn?
Dit is pijn, die langer blijft bestaan dan de tijd die normaliter nodig is om genezing te bewerkstelligen. De pijn heeft geen biologisch doel: er is geen weefselschade (meer).

Wat is neuropatische pijn?
Dit is pijn die ontstaat als direct gevolg van een laesie of ziekte van het somatosensorische systeem (IASP, Treede et al, Neurology 2008). De pijn wordt veroorzaakt door het centraal zenuwcentrum zelf, waarbij er geen weefselschade (meer) is er een voortdurende sensitisatie is. Bij sensitisatie is sprake van een verlaagde pijndrempel, met een verhoogde prikkelgevoeligheid. Sensitisatie kan op de lange duur leiden tot neuropathische pijn. Men vermoedt dat Persisterende Dento Alveolaire Pijn een vorm van continue neuropathische pijn is.

Vroegere benamingen van Persisterende Dento Alveolaire Pijn (PDAP):

  • atypische tandpijn
  • fantoompijn
  • deafferentiatiepijn

Men is tot deze nieuwe benaming PDAP gekomen, omdat er in het verleden verwarring bestond over definities, diagnostische criteria etc. van de drie bovengenoemde benamingen. Dit stond verder onderzoek in de weg. Met de nieuwe benamingen, de duidelijke definitie en opgestelde diagnostische criteria van PDAP worden nieuwe mogelijkheden voor verder onderzoek geschapen.

Diagnostische criteria PDAP

  • Persisterende pijn, die minstens 8 uur per dag aanwezig is, gedurende minstens 15 dagen per maand, gedurende minstens 3 maanden
  • De pijn wordt ervaren in een duidelijk omschreven deel van het dento-alveolaire gebied
  • De pijn wordt niet veroorzaakt door een bepaalde ziekte of aandoening
    Nixdorf et al, J of Oral Rehab 2012

 

Wat kan de tandarts doen?
Het is belangrijk dat de anamnese, het klinisch en röntgenologisch onderzoek en het Uitgebreide Functie Onderzoek (UFO) volledig gebeurt. Als dit onvolledig wordt gedaan, neemt de kans op een verkeerde diagnose toe. De diagnose PDAP wordt namelijk gesteld door het uitsluiten van andere mogelijke oorzaken. Een checklist van de onderzoekspunten:

  1. Tijdstip van ontstaan. Zijn er voorgaande behandelingen? Hebben deze behandeling invloed gehad op het karakter en intensiteit van de pijn?
  2. Continuïteit. Continue pijn, gedurende langere tijd wijzen niet op een odontogene oorzaak van de pijn.
  3. Karakter: continue, zeurend, kloppend, stekend, aanvalsgewijs
  4. Intensiteit: “rating”schaal: 0-10; 0 = geen pijn, 10 = ergst voorspelbare pijn
  5. Localisatie, localiseerbaarheid
  6. Temperatuur. Is het gebitselement gevoelig bij warm en/of koude?
  7. TMD: Is er pijn bij openen en/of sluiten van de mond? Is er een bewegingsbeperking?
  8. Klemmen en knarsen
  9. Neurologische verschijnselen. Is er naast de pijn ook een verdoofd gevoel of verminderde gevoeligheid?
  10. Hoofd- en nekpijn, pijn elders in het lichaam
  11. Psychosociale factoren, stress, life events
  12. Diagnostische vragenlijst

Doorverwijzen
Als u geen diagnose kunt stellen na het onderzoek, is de kans groter dat er sprake is van Persisterende Dento Alveolaire Pijn (PDAP). U kunt uw patiënt dan doorverwijzen naar een multidisciplinair team in:

  • SBT (Stichting Bijzondere Tandheelkunde)
  • CBT (Centrum Bijzondere Tandheelkunde)
  • Pijnkliniek
  • Kliniek orafaciale pijn en disfunctie (ACTA)

Onderzoek PDAP
Verder onderzoek naar PDAP kan drie gebieden omvatten:

1. CBCT

  • 60% van de gebitselementen met de mogelijke diagnose PDAP vertoont geen röntgenologische periapicale afwijkingen, incl CBCT
  • Meerderheid van de periapicale ontstekingen zijn echter symptoomloos, wat inhoudt dat ze niet de oorzaak van de persisterende pijn zijn.

2. Proefanesthesie

Bij odontogene oorsprong: de pijn zal verdwijnen

  • Bij PDAP: 54% van de patiënten heeft een pijnreductie van 50% of meer. Hier uit kan geconcludeerd worden, dat de aneshesietest niet betrouwbaar is bij de diagnose PDAP.

3. Somatosensorische testen

Eerste screening op sensorische storingen voor algemeen-practici

  • Testen pijnlijke zijde versus niet-pijnlijke zijde
  • Stimuli wattenstaaf, prik met sonde en koude met spatel
  • PDAP-patiënten hebben vaker hypersensitiviteit aan pijnlijke zijde dan gezonde groep
  • Therapie

    De prognose bij PDAP is over het algemeen niet zo gunstig. Er is één studie op dit gebied gedaan (Pigg et al, J Orofac Pain 2013) waaruit bleek dat de meerderheid persisterende pijn hield, onafhankelijk van de gekozen therapie. Bij een derde is wel sprake van duidelijke pijnvermindering. De pijn blijkt ook niet erger te worden in de loop van de tijd.
    Mogelijke therapieën:1. Medicatie
    Als neuropathische pijn écht de diagnose is dan wordt wel de volgende medicatie wel voorgeschreven: Tryclische antidepressiva en anticonvulsants. Deze medicatie dient echter niet door de tandarts-algemeen-practicus te worden voorgeschreven. Men dient verder attent te zijn op mogelijke bijwerkingen. Ook laat onderzoek (Reviews: Martin et al, Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 2011, Int J Oral Maxillofac Surg 2012) zien dat er onvoldoende studies over deze medicijnen zijn en dat de effectiviteit onvoldoende bewezen is.

    2. Physical Self Regulation (PSR)
    Door de chronische pijn kunnen patiënten last hebben van:

    • Hogere pijnintensiteit
    • Moeheid, depressie
    • Verstoord ademhalingspatroon
    • Slaapstoornissen

    De Physical Self Regulation training is een ontspanningstraining gericht op houding, ademhaling, slaap en een dieet (Carlson et al, Pain 1998; Curran et al. J Orofac Pain 1996).

    3. Pijn-educatie
    Via therapie bij een psycholoog leren patiënten om met pijn te leren leven.

    Jan Wensink (c. warnsinck@acta.nl) is in 1982 afgestudeerd in Groningen, waarna hij als algemeen practicus werkzaam is geweest. In 2003 rondde hij de post-initiële opleiding Endodontologie af en in 2012 de post-initiële opleiding Gnathologie. Tot 2014 voerde hij een verwijspraktijk voor Endodontologie in Santpoort-Zuid en momenteel is hij werkzaam bij de secties Endodontologie en Orale Kinesiologie van het ACTA. Hij is mede-auteur van het boek Endodontologie (2010).

    Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Jan Warnsinck tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis

Prevalentie parodontitis hoogst onder allochtonen in VS

Onderzoek heeft aangetoond dat bijna 65 miljoen Amerikanen boven de 30 jaar een geavanceerde vorm van parodontitis hebben. Prevalentie van parodontitis blijkt het hoogst onder allochtonen. Het onderzoek is gepubliceerd in the Journal of Periodontology.

Gezondheidsvoorlichting
Uit het onderzoek blijkt dat 63,5 procent van de Spaans-Amerikanen, 59,1 procent van de niet-Spaanse (donkeren) en 50 procent van de Aziatische Amerikanen getroffen zijn door parodontitis. Volgens het onderzoek is duidelijke gezondheidsvoorlichting nodig om de algemene gezondheid van de gehele bevolking te verbeteren.

Parodontitis
Parodontitis blijkt dus een groot mondzorgprobleem in Amerika. Parodontale aandoeningen, vooral geavanceerde vormen, zijn gekoppeld aan cardiovasculaire ziektes en leiden ook tot tandverlies. Regelmatige bezoeken aan de tandarts en een goede mondhygiëne thuis zijn de beste middelen tegen parodontitis.

Bron: Pharmiweb

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z

Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage

Tandartsen worden steeds vaker geconfronteerd met ernstige glazuuraantasting van niet-carieuze aard onder adolescenten. Hoe behandelt u op een juiste en doelmatige manier? Een cursusverslag over de verschijningsvormen, diagnostiek en behandeling van gebitslijtage.

Uitgebreid en complex
Doordat de behandeling van deze patiëntengroep vaak uitgebreid en complex is, stellen algemeen practici de behandeling vaak erg lang uit, waardoor het risico ontstaat dat patiënten pas (te) laat worden behandeld. Ernstige gebitsslijtage kan leiden tot functionele problemen, zoals pijn bij eten en spreken. Tevens kunnen ook sociale, esthetische en fonetische problemen het gevolg zijn van de slijtage.

Onderzoek
Vele verschillende behandeltechnieken zijn beschreven en worden voorgesteld, echter deze zijn vaak alleen gebaseerd op (persoonlijke) klinische ervaring. Tot op heden ontbreekt het aan wetenschappelijke onderbouwing en lange termijnevaluaties. Ook resteren er nog veel vragen over het precieze effect van de verschillende etiologische factoren (attritie, abrasie erosie) op het ontstaan van de gebitsslijtage.

Om meer inzicht te krijgen in de vele vragen die er nog zijn naar de oorzaak en behandeling van (ernstige) gebitsslijtage, is het UMC St Radboud in Nijmegen enkele jaren geleden een groot klinisch onderzoek gestart. Dit onderzoek heeft als doel het bepalen van de meest effectieve behandelmethode bij deze patiëntengroep.

Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de PAOT-cursus Restauratieve behandeling van gebitsslijtage, door dr. B. Loomans, prof. dr. MC Huysmans, dr. N. Opdam, dr. C. Kreulen.

Dr. B. Loomans is tandarts en is in 2007 gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het gebied van de adhesieve tandheelkunde op het proefschrift ‘Proximal contact tightness of posterior composite resin restorations’. Hij heeft nu een aanstelling als senior onderzoeker en is betrokken bij onderzoek, onderwijs, postacademische cursussen en geeft lezingen in binnen- en buitenland. In 2008 heeft hij als gastdocent/onderzoeker op de KU Leuven gewerkt (Prof. dr. B. van Meerbeek). Op dit moment is hij projectleider van een grootschalig klinisch onderzoek naar de behandeling van ernstige gebitsslijtage, dat wordt uitgevoerd in de Expertisekliniek voor Gebitsherstel, UMC St Radboud in Nijmegen. Naast zijn aanstelling op de universiteit is hij twee dagen per week werkzaam als algemeen practicus in een verwijs- en groepspraktijk Medisch Centrum Nijmegen-Oost te Nijmegen (www.mcno.nl), waar zijn speciale aandacht uitgaat naar de adhesieve en reconstructieve tandheelkunde.

Dr. Cees Kreulen werkte na zijn afstuderen (1986, VU Amsterdam) aan het ACTA bij de vakgroep Kindertandheelkunde en de stichting Bijzondere Tandheelkunde (angstbegeleiding en gehandicaptenzorg). In 1992 gepromoveerd op een klinisch onderzoek naar kwaliteitsaspecten van composietrestauraties. In 1996 overgestapt naar Nijmegen en begeleidt bij de vakgroep Orale Functieleer als UHD tandheelkundig onderzoek, voornamelijk op het gebied van de adhesieve prothetiek.

Prof. dr. Marie-Charlotte Huysmans is hoogleraar Cariologie en Endodontologie bij de afdeling Tandheelkunde van het UMC St. Radboud in Nijmegen. Naast activiteiten in het cariologieonderwijs voor tandheelkunde- en mondzorgkundestudenten is zij vooral actief als leider van de onderzoekslijn Tandweefselverlies, die zich richt op onderzoek naar diagnostiek, etiologie, preventie en restauratieve behandeling van met name cariës en slijtage. Zij heeft breed (inter)nationaal gepubliceerd op dit gebied en maakt deel uit van het Adviescollege Preventie Mond- en tandziekten van het Ivoren Kruis.

Dr. Niek Opdam is afgestudeerd als tandarts in 1980. Als universitair docent aan de Radboud Universiteit te Nijmegen geeft hij post academisch onderwijs en doet onderzoek op het terrein van de adhesieve tandheelkunde met als aandachtsgebieden restauratiefalen, secundaire cariës en gebitsslijtage. Een recent aandachtsgebied is het evalueren van de kwaliteit van restauratieve behandelingen in de algemene praktijk via Practice Based Research. Hij wordt veel benaderd voor het verzorgen van lezingen en cursussen in Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Niek Opdam heeft een part-time verwijspraktijk met als differentiatie de adhesieve tandheelkunde in Ulft in Oost Gelderland.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Irrigatie tot in de puntjes geregeld

Natriumhypochloriet is nog steeds de ‘standard of care’ voor irrigatie van het wortelkanaal. Maar wat zijn de laatste inzichten over de optimale concentratie en de pH-waarde van de oplossing?

If you don’t clean it, you can’t fill it.

Natriumhypochloriet (NaOCl) is nog steeds de ‘standard of care’ voor irrigatie van het wortelkanaal. Maar wat zijn de inzichten tegenwoordig over de optimale concentratie en de pH-waarde van de oplossing? Er zijn nieuwe irrigantia op de markt gekomen en zijn er nog veelbelovende ontwikkelingen te verwachten. Ron Fransman gaf tijdens ENDO 2014 een update over de verschillende spoelmiddelen en –methoden om een zo optimaal mogelijke reiniging te bewerkstelligen.

Het gebruik van jodium als spoelmiddel blijkt niks te doen tegen de biofilm. Ook blijkt dat irrigatie met chloorhexidine geen toevoeging heeft op het behandelresultaat.

Natriumhypochloriet is het beste

  • NaOCl heeft een weefseloplossende werking.
  • Concentratie NaOCl: hoe hoger de concentratie hoe beter dat het werkt (6% is de huidige aanbevolen standaard).
  • Volume NaOCl: concentratie is belangrijker dan hoeveelheid. Frequent spoelen is goed, maar compenseert NIET voor een lagere concentratie.
  • In onderzoek is bevestigd dat een hogere concentratie hypochloriet het weefsel in de kanalen sneller oplost.
  • Het effect van NaOCl is het effect van TIJD en CONCENTRATIE.
  • Verwarmen NaOCl heeft geen weinig nut. Binnen een paar seconde is de temperatuur van NaOCl weer gedaald naar een temperatuur van 38 graden in het element.
  • Oppervlaktespanning/ surfactants: geen effect. Deze hebben alleen effect op een droge ondergrond, maar in een vochtig kanaal gaat het meer om diffusie dan om oppervlakte spanning.
  • 3-4% NaOCl werkt minder efficient dan 6%.
  • pH van de spoeloplossing heeft geen effect op de werking, dus een gebufferde oplossing is niet nodig.
  • EDTA en citroenzuur creëren beide een hydrofiele laag collageen die instort bij drogen van het kanaal en zorgt voor lekkage. Dus altijd naspoelen met hypochloriet om het de lange collageen vezels in te korten. Niet eindigen met EDTA of CA als laatste spoelmiddel.
  • Om debris in laterale kanalen beter te verwijderen wordt geadviseerd om-en-om te spoelen met NaOCl en EDTA.
  • Passieve Ultrasone Irrigatie verhoogt het effect van het spoelmiddel, terwijl Sonic (sonore) irrigatie nauwelijks effect heeft.
  • Irrigatie met een dunne naald is beter dan met een dikke naald, omdat die verder in het kanaal komt. Een naald met open eind is tot 3mm voor de naald actief, een side vented naald circa 1mm en moet dus verder in het kanaal ingebracht worden dan een naald met open eind om op dezelfde diepte goed te kunnen irrigeren. Handige tips zijn de NaviTips 29 en 31 gauge van Ultradent.

Conclusie

  • Gebruik liefst een concentratie van 5-6% NaOCl.
  • Het effect van NaOCl is het effect van tijd en concentratie. Voor het beste resultaat: laat een hoge concentratie een lange tijd inwerken.

Spoelprotocol

  • Gebruik bij initiële preparatie EDTA gel
  • Tijdens prepareren afwisselend spoelen met NaOCl en EDTA
  • Eindig met NaOCl, ultrasoon geactiveerd

Ron Fransman is tandarts-endodontoloog en heeft een verwijspraktijk in Amsterdam.
In 1998 heeft hij zijn specialisatie endodontologie voltooid. Hij geeft regelmatig cursussen en lezingen in binnen- en buitenland op het gebied van endodontologie. Ook heeft hij een aantal artikelen geschreven voor nationale en internationale vaktijdschriften.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Ron Fransmans tijdens ENDO2014 van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
preventieassistent

Hoe begeleidt u uw preventieassistent?

In veel tandartspraktijken zijn één of meer preventieassistenten werkzaam. Ook sommige mondhygiënistenpraktijken werken met een preventieassistent. Door de relatief korte opleiding is het aantal preventieassistenten de afgelopen jaren enorm gegroeid. Zij zijn niet opgeleid om zelfstandig te werken, maar behoren onder de begeleiding van een tandarts of mondhygiënist te staan. Hoe kunt u uw preventieassistent het beste begeleiden?

Werkveld
De preventieassistent ontvangt functionele leiding van de tandarts of mondhygiënist voor wie er onderdelen van de behandeling worden uitgevoerd. De preventieassistent geeft voorlichting en advies, bijvoorbeeld over het schoonhouden van de gebitsprothese. Er wordt tijdens de opleiding aandacht geschonken aan het afnemen van de initiële anamnese, maar niet aan de interpretatie van de uitkomst hiervan. Er wordt geleerd om de plaquekleur- en bloedingstest uit te voeren, fluoride aan te brengen, symptomen van gingivitis, parodontitis en retentieplaatsen te herkennen, een eenvoudige pocketstatus te lezen en te maken, een DPSI-score te maken, supragingivaal plaque en tandsteen te verwijderen en gebitselementen te polijsten.

Overleg
Voordat de preventieassistent de patiënt gaat behandelen dient het patiëntendossier aandachtig te worden gelezen. Kan de preventieassistent de patiënt wel aan? Is er bijvoorbeeld geen sprake van een medisch gecompromitteerde patiënt of een patiënt met een te hoge DPSI-waarde? Tandarts/mondhygiënist en preventieassistent doen er goed aan voor aanvang van de patiëntenbehandelingen alle patiënten eerst eens door te nemen en te bespreken. De tandarts/mondhygiënist kan aangeven waarop gelet moet worden en welke behandeling hij precies wenst.

Interactie
Aan de hand van de (update) van de anamnese, plaquekleuring, bloedingstest en DPSI kan er bedacht worden welke behandeling en voorlichting de patiënt precies behoeft. Vervolgens is er interactie gewenst met zowel de patiënt als met de tandarts/mondhygiënist om het definitieve behandelplan op te zetten. Hierbij vertelt de preventieassistent haar bevindingen en worden deze kort gecontroleerd op juistheid. Er vindt overleg plaats over welke voorlichting er gegeven zal worden. Blijkt de patiënt te hoog gegrepen voor de preventieassistent, bijvoorbeeld bij een DPSI-score in de categorie B, dan wordt de patiënt verwezen naar de mondhygiënist of een andere geschikte behandelaar.

Controle
Zodra de preventieassistent klaar is met de behandeling, dient er controle uitgevoerd te worden op zijn werk. Is het tandsteen en de plak geheel verwijderd? Zo niet, dan wordt dit teruggekoppeld naar de preventieassistent en onderzocht waar het mis is gegaan. Zo wordt er geleerd van fouten. Bied de preventieassistent gelegenheid om de eigen fouten op te lossen. Een ervaren preventieassistent kan hier voorzichtig losgelaten worden en hoeft niet meer bij iedere patiënt gecontroleerd te worden. De tandarts/mondhygiënist zal echter waakzaam moeten blijven ten bate van de kwaliteit.

Hulp
De preventieassistent moet altijd om hulp kunnen vragen. Spreek met elkaar af hoe u dit graag zou willen zien. Op welke manier zal hulp gevraagd moeten worden? Moet er op de deur geklopt worden en hoe wordt er duidelijk gemaakt om welk probleem het gaat bij welke patiënt? Wellicht biedt uw software hierbij uitkomst.

Einde dag
Na een dag werken is het prettig om alle patiënten wederom te bespreken. Kloppen de declaraties? Waar liep de preventieassistent tegen aan en hoe kan het in vervolg beter?

Valkuilen en leermomenten
De preventieassistent zal ook kritisch moeten zijn over zichzelf. Dit kan gestimuleerd worden door de preventieassistent met regelmaat een formulier te laten invullen over de eigen valkuilen en leermomenten. Deze kunnen worden besproken tijdens een functioneringsgesprek waarbij er nieuwe doelen kunnen worden gesteld.

Eerst investeren
Een preventieassistent kan zeker tijd schelen in de praktijk, maar daarvoor zal er eerst tijd moeten worden geïnvesteerd. Toch hoeft ook dat niet veel extra tijd te kosten omdat er veel gecombineerd kan worden met het periodieke mondonderzoek door de tandarts/mondhygiënist. De patiënt zal het prettig vinden dat er zo goed naar de mond wordt gekeken en er nagedacht wordt over zijn behandelplan.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, docent kort beroepsonderwijs

Lees meer over: Kennis, Kwaliteit, Ondernemen, Personeel

Gebruik van een Cone Beam CT-scan en OPG bij verwijdering van de derde molaren

Verslag van de lezing van kaakchirurg Baucke van der Minnen over het gebruik van cone beam CT-scan (CBCT) en een orthopantomogram (OPG) bij de verwijdering van derde molaren.

Het probleem van de derde molaar is dat er in de evolutie steeds minder ruimte is ontstaan in de kaak terwijl het aantal gebitselementen niet is afgenomen. Hierdoor kan de derde molaar vaak niet volledig tot eruptie komen. Het is de vraag wat momenteel de indicatie is voor verwijdering van de derde molaar en wanneer daarbij een CBCT-scan nuttig kan zijn in aanvulling op het OPG.

Op 20 jarige leeftijd breekt 28% van de derde molaren door. Tussen 20 en 26 jaar breekt nog 17% extra door en bij mensen ouder dan 26 jaar breekt nog 4% van de derde molaren extra door. Dit betekent dat als na de 26-jarige leeftijd de M3 niet doorgebroken is, er maar een hele kleine kans is dat de molaar alsnog doorbreekt.

Redenen om de derde molaar niet te verwijderen

  • Als de molaar volledig door bot bedekt is.
  • Als de molaar functioneel is.
  • Als de molaar kan dienen als toekomstige brug- of framepijler.
  • Als crowding de enige reden voor verwijdering is. Er is geen evidence dat na verwijdering van een M3 de crowding opgeheven wordt.

Wat te doen bij een klachtenvrije sondeerbare M3?
De vraag is of een klachtenvrije sondeerbare M3 ter preventie verwijderd moet worden of niet. Het blijkt – uit een daling in het aantal preventief verwijderde M3’s in Engeland – dat indien je een klachtenvrije sondeerbare M3 niet verwijdert, er soms klachten door ontstaan en dat het aantal geëxtraheerde M3’s in totaal weer op het zelfde aantal uitkomt als voor het intreden van de daling. Een klachtenvrije M3 is dan ook niet hetzelfde als een niet pathologische M3! Tevens bleek dat bij verwijdering van een M3 tussen 25 en 30 jaar er meer nabezwaren waren en het advies is dan ook om een M3 bij voorkeur te verwijderen voor het 25e levensjaar.

Relatie met de nervus alveolaris inferior
Op een OPG is de relatie van de nervus alveolaris inferior en de radix van de M3 redelijk goed te beoordelen. Er zijn drie situaties waarbij een relatie zeer waarschijnlijk is. Dit zijn:

  • Een uitbochting van de nervus op de plek van de apex van de M3.
  • Indien de nervus over de radix heen geprojecteerd is en deze duidelijk radiolucenter is dan de radix zelf.
  • Indien de wortelpunten in de nervus steken en de cortex van de canalis mandibularis niet door lijkt te lopen tussen de wortels in.

Wanneer is een CBCT nuttig?
Een CBCT is alleen dan nuttig als de uitkomst je behandelplan zou kunnen veranderen. Een studie laat zien dat slechts in 12% van de gevallen het behandelplan wijzigt als routinematig een CBCT wordt gemaakt. Indien er maar één behandeloptie is, heeft een CBCT geen toegevoegde waarde voor de beslissing een derde molaar te verwijderen of te laten zitten. Een CBCT kan wel nuttig zijn voor de planning van de ingreep.
Om een CBCT goed af te kunnen lezen moet niet alleen in de sagittale, coronale en horizontale vlakken gekeken worden, maar ook in de lengterichting van de nervus. In deze lengterichting moet dan de dwarsdoorsnede ter plaatse van de M3 worden bekeken, zodat een getrouwe weergave verkregen wordt van de plaats van de nervus ten opzichte van de apex.

Indien er een duidelijke relatie met de nervus bestaat, kan een coronectomie overwogen worden om de nervus te sparen. Bij een coronectomie dient al het glazuur verwijderd te worden en de wortel mag hierbij niet geluxeerd worden. In de literatuur zijn geen aanwijzingen te vinden dat een coronectomie meer nabezwaren oplevert dan volledig extractie. In de praktijk wordt dit door de spreker betwijfeld, overigens zonder dat dit in het UMCG onderzocht is.

Wat zijn de voorwaarden voor een coronectomie?

  • De M3 dient vitaal te zijn en er is een indicatie voor verwijdering.
  • Bij het volledig verwijderen is er een hoger risico voor beschadiging van de nervus.
  • De patiënt is niet medisch gecompromitteerd.
  • De patiënt dient altijd goed geïnformeerd te worden, dat een coronectomie geen wondermiddel is en er altijd een risico bestaat dat de radices toch nog verwijderd moeten worden of dat de radices gaan migreren.

Aandachtspunten bij wel of niet preventief verwijderen M3

Een OPG is in de meeste gevallen voldoende om een goede inschatting te maken voor het risico op nervus beschadiging.

  • Er zijn richtlijnen opgesteld om de standaard verwijdering van de M3 te voorkomen.
  • Klachtenvrij is niet gelijk aan geen pathologie. Hier ligt de rol van de tandarts. Deze moet beslissen of er sprake is van pathologie of niet.Aandachtspunten bij de CBCT
  • Een CBCT geeft minder straling dan een CT.
  • De uitkomst van een CBCT beïnvloedt de chirurgische planning, maar vooralsnog is er niet aangetoond dat verwijdering van een M3 met behulp van 3D beeldvorming minder kans geeft op nervusschade.
  • Baucke van der Minnen studeerde geneeskunde in Groningen. In 2000 werkte hij als basisarts in het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen. In 2001 begon hij aan de studie tandheelkunde in
    Groningen, welke in 2005 werd afgerond. In 2006 promoveerde hij op onderzoek naar de mogelijke toepassingen en het biologisch gedrag van een biodegradeerbaar polyurethaan schuim. De opleiding tot kaakchirurg (2005-2010) volgde hij in het UMCG en het Medisch Centrum Leeuwarden. Na afronden van de opleiding bleef hij als kaakchirurg aan het UMCG verbonden, met als aandachtsgebieden de aangezichtstraumatologie en de implantologie.

    Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Wenckebach Instituut.
Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z