Euro, geld, goodwill

Goodwill en andere zaken die een rol spelen bij praktijkovername in de mondzorg

Het aantal ketenpartijen groeit. Partijen als TopMondzorg, Cureaos, Fresh Tandartsen, Tandarts Today, MondzorgGilde Nederland, Gaev, Kaakchirurgie Nederland en vele anderen zijn over het algemeen erg geïnteresseerd in overname van praktijken. Ook zijn er veel tandartsen of mondhygiënisten die de ambitie hebben om een eigen praktijk te runnen. Deze groeiende vraag zorgt net als in de huizenmarkt voor een prijsopdrijvend effect. Hoewel ketenpartijen doorgaans meer betalen dan een individuele partij, hebben deze ketens wel vaak bepaalde eisen.

Vaststellen goodwill

Bij de waardebepaling van een praktijk speelt de goodwill een belangrijke rol. Naast de goodwill wordt uiteraard gekeken naar de waarde van de activa. Ofwel, de waarde van het pand, de tandheelkundige apparatuur en overige inrichting van het pand, inclusief automatisering. De goodwill kan op verschillende manieren worden vastgesteld. De meest gangbare manieren zijn:

  • Prijs per patiënt

  • Normaliseren praktijkcijfers

    Hierbij worden de kosten bekeken die werkelijk gelden voor de opvolger. De autokosten van de huidige eigenaar worden er bijvoorbeeld uitgehaald.

  • EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization)

    Dit is een maatstaf voor de brutowinst van een bedrijf, zonder aftrek van de in de definitie genoemde kosten. De Nederlandse vertaling is inkomsten voor aftrek van rente, belastingen, afschrijvingen op activa en afschrijvingen op leningen en goodwill. Het wordt gebruikt als maatstaf voor de winst die een onderneming haalt met haar operationele activiteiten zonder dat hier kosten en opbrengsten van de financiering in verwerkt zitten.

  • Factor op basis van huidige winstcijfers

Waar kijken ketens naar?

Zoals vermeld kunnen er verschillen zitten in de manier waarop de waarde van een praktijk wordt vastgesteld. Ook zijn er verschillen in overnameprijzen die ketens betalen vergeleken met individuele partijen. In een onlangs verschenen rapport van ABN AMRO stond onder andere: “Deze ketens richten hun pijlen overwegend op hetzelfde type middelgrote praktijken, waarbij het soort praktijk, de potentie en geografische ligging vaak doorslaggevend zijn. Dit zorgt voor een prijsopdrijvend effect.”
Vaak zoeken de ketens vooral praktijken met minimaal 4 stoelen en minimaal 3000-4000 patiënten. Door de grote vraag naar dergelijke praktijken, betalen ketenpartijen gemiddeld 5 à 6 keer de EBITDA en soms zelfs nog meer.

Dit klinkt heel aantrekkelijk voor praktijkhouders die hun praktijk willen verkopen, maar hier zit soms wel een addertje onder het gras.
De prijs per patiënt hebben we de afgelopen jaren zien stijgen. Waar we een prijs per patiënt tussen de 5 en 40 euro zagen, zien we tegenwoordig uitschieters richting de 200 euro. Met name in de Randstad is er veel vraag en relatief weinig aanbod.
Bij een EBITDA berekening komt veel kijken, net als bij het normaliseren waarop vervolgens ook een factor zal worden losgelaten. Deze factor ligt meestal tussen de 1 en 2. Maar ook hier zie je soms uitschieters.

Verkoop aan een keten of individuele partij?

Bij de verkoop aan een ketenpartij krijg je als praktijkeigenaar te maken met aanvullende voorwaarden en eisen. Voorbeelden van dit soort voorwaarden zijn bijvoorbeeld:

  • Gespreide betaling: betaling in bijvoorbeeld 3 jaar, in plaats van ineens
  • Gebruik van bepaald kleingoed en techniek: hierbij wordt uitgegaan van collectieve inkoop
  • Omzetdoel
  • Andere werkwijze, protocollen etc.

Welke rol na verkoop?

Wat tevens belangrijk is, is welke rol je voor jezelf ziet na de verkoop. Ben je van plan nog enkele jaren aan te blijven als ZZP’er? In dat geval kan het enorm wennen zijn om opeens onder een andere vlag te werken. En nog belangijker: heeft de nieuwe eigenaar dezelfde visie en werkwijze die jij jarenlang hebt doorgevoerd in je praktijk?
Kortom, het is niet alleen het geld of de hoogte van de goodwill die een rol speelt. Het is aan te bevelen om je bij een eventuele verkoop goed te laten informeren en zeker niet over één nacht ijs te gaan.

Door:
Onno Karssen, Karssen Financieel – financieel adviseur voor zelfstandigen en medici.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Podcast

Podcast: Meer rendement van een mondzorgpraktijk

Er bestaan enorme verschillen in het rendement tussen praktijken en behandelaren, zo ervaart Sjoerd Kuiken. Als je het rendement van je praktijk wilt verhogen, is het goed te weten waardoor deze verschillen ontstaan. In deze podcast vertelt Sjoerd over de verschillen tussen praktijken. Zodat je zelf – desgewenst – aan de slag kunt met het verhogen van het rendement in jouw praktijk.

Beluister de Podcast

Door: Sjoerd Kuiken. Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Geld en financieel

Heeft uw praktijk fiscaal nog steeds het juiste jasje aan?

Vrijwel meteen nadat u had besloten om als zelfstandig praktijkhouder door het leven te gaan, kwam u voor de volgende belangrijke keuze te staan: Vanuit welke rechtsvorm ga ik mijn praktijk exploiteren? De rechtsvormkeuze is één van de belangrijkste keuzes die u als ondernemer in de opstartfase maakt. Gezien de uiteenlopende fiscale- en juridische behandeling van de diverse rechtsvormen is de keuze die de ondernemer maakt vaak gericht op fiscaal voordeel en/of inperking van juridische aansprakelijkheid.

Uw persoonlijke situatie, de financiële positie van uw praktijk en ook de (fiscale) wet- en regelgeving veranderen door de jaren heen, waardoor u zich (telkens) opnieuw de vraag dient te stellen of de rechtsvormkeuze die u eerder maakte nog steeds bij u past, zowel juridisch maar ook vanuit een fiscaal oogpunt.

In dit artikel gaan wij verder in op de fiscale voor- en nadelen bij een bepaalde rechtsvormkeuze en de huidige ontwikkelingen hieromtrent in de wet- en regelgeving.

Mogelijke rechtsvormen

De meest voorkomende rechtsvormen voor praktijkhouders zijn: de eenmanszaak, de maatschap en de besloten vennootschap (bv). Wij zullen ons in dit artikel dan ook beperken tot deze drie rechtsvormen.

Eenmanszaak

Bij een eenmanszaak is er sprake van één ondernemer. Deze ondernemer/ eigenaar is altijd een “natuurlijk persoon” (lees: een mens van vlees en bloed). De eenmanszaak is fiscaal gezien “transparant”. Dat wil zeggen dat het resultaat van de eenmanszaak wordt toegerekend aan de eigenaar/ondernemer en bij hem/haar persoonlijk in de belastingheffing wordt betrokken. De ondernemer betaalt inkomstenbelasting over de volledige met de eenmanszaak in een kalenderjaar behaalde winst. Een groot deel van deze jaarwinst vloeit hierdoor in de vorm van inkomstenbelasting direct naar de Belastingdienst (het toptarief in de inkomstenbelasting bedraagt in 2021 49,50%). Hierbij maakt het voor de heffing verder niet uit of de ondernemer de volledige jaarwinst heeft uitgegeven (privé) of deze winst heeft opgepot in de onderneming (bijvoorbeeld op een zakelijke spaarrekening).

Besloten vennootschap

Is de onderneming ondergebracht in een bv, dan worden de behaalde winsten (in eerste instantie) belast bij de bv zelf met vennootschapsbelasting. De tarieven in de vennootschapsbelasting zijn aanzienlijk lager dan de inkomstenbelastingtarieven (het toptarief in de vennootschapsbelasting bedraagt in 2021 25%). Om als aandeelhouder/ bestuurder van de bv uiteindelijk privé te kunnen beschikken over de gelden/ opgepotte winsten van de bv, dient er salaris te worden uitbetaald en kan er aanvullend nog dividend worden uitgekeerd door de bv.

De bv is verplicht om een minimaal salaris uit te betalen aan haar aandeelhouder/bestuurder (gebruikelijk loon). Het salaris van de aandeelhouder vormt een kostenpost voor de bv (hierdoor wordt de winst en de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting lager). Het salaris is bij de aandeelhouder belast met inkomstenbelasting (maximaal 49,50% in 2021).

Indien aan de aandeelhouder (naast het gebruikelijke salaris) ook opgepotte winsten door de bv worden uitgekeerd (dividend), zijn deze winstuitkeringen belast met inkomstenbelasting tegen een tarief van 26,9% (2021) .

Het moge duidelijk zijn, gezien de tariefstelling, dat het voor de aandeelhouders/ bestuurders, fiscaal vaak aantrekkelijker is om dividend uit te keren, in plaats van salaris uit te betalen. Om hier een stokje voor te steken heeft de wetgever eisen gesteld aan het minimaal uit te betalen salaris vanuit de bv.

Een groot voordeel van de bv ten opzichte van de eenmanszaak, is gelegen in het feit dat de (opgepotte) winsten, die niet in de vorm van salaris of dividend aan de aandeelhouder (privé) worden uitbetaald, na de heffing van het relatief lage vennootschapsbelastingtarief (15% over de winst tot € 245.000 in 2021) achterblijven in de bv als werkkapitaal.

Maatschap

De maatschap is een samenwerkingsverband van minimaal twee ondernemers/ eigenaren, de maten. In de maatschapsovereenkomst wordt onder andere vastgelegd op welke wijze de door de maatschap behaalde winsten worden verdeeld tussen de maten. Maten kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn. Is de maat een natuurlijk persoon, dan is de winst die aan de betreffende maat wordt toegerekend belast met inkomstenbelasting. Is de maat een rechtspersoon (bijvoorbeeld een bv), dan is de winst die wordt toegerekend aan deze maat belast met vennootschapsbelasting.

Winst belast met Inkomstenbelasting

In de situatie dat de winst wordt belast met inkomstenbelasting kunnen er enkele aftrekposten worden geclaimd. Door toepassing van de MKB-winstvrijstelling blijft 14% van de winst onbelast. Tevens kan, ingeval de ondernemer aan het urencriterium voldoet, de zelfstandigenaftrek (€ 6.670 in 2021) als aftrekpost worden opgevoerd. In basis wordt aan het urencriterium voldaan indien de ondernemer minimaal 1.225 uur werkzaamheden verricht binnen de onderneming.

Sinds 2020 kennen we twee tarieven/schijven in de inkomstenbelasting. Voor 2021 gelden de volgende tarieven in de inkomstenbelasting. Tot een inkomen van € 68.508, bedraagt het tarief 37,10% (2020: 37,35%). Het inkomen van € 68.508 of hoger is belast tegen een tarief van 49,50%.

Tot en met het jaar 2019 waren de aftrekposten, zoals de MKB-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek, aftrekbaar tegen het tarief van de betreffende tariefschijf waarin de aftrek plaatsvond. In geval van een ondernemingswinst van bijvoorbeeld € 100.000 alsmede € 20.000 aftrekbare MKB-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek, werd tot en met het jaar 2019 per saldo belasting geven over € 80.000. De aftrekpost van € 20.000 werd in dit voorbeeld dus te gelde gemaakt tegen het toptarief van 49,05%. Vanaf belastingjaar 2020 is hier verandering in gekomen.

Het maximale tarief van de aftrekposten zoals de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling is in 2020 beperkt tot 46%, en in 2021 nog maximaal 43%. In de komende jaren wordt dit maximale aftrektarief verder afgebouwd, naar uiteindelijk een tarief van circa 37% in 2023. Daarnaast wordt ook het bedrag van de zelfstandigenaftrek jaarlijks met enkele honderden euro’s afgebouwd naar uiteindelijk een bedrag van € 3.240 in 2036.

Kortom, in de inkomstenbelasting zien we de ontwikkeling dat de fiscale voordelen voor ondernemers steeds verder worden beperkt.

Winst belast met Vennootschapsbelasting

In de vennootschapsbelasting daarentegen zijn de belastingtarieven de laatste jaren sterk gedaald. Het tarief voor de vennootschapsbelasting bedroeg in 2018 nog 20% voor winsten tot en met € 200.000, en 25% voor winst boven de € 200.000.

In 2021 worden winsten tot € 245.000 belast tegen het lage tarief van 15% en winsten vanaf € 245.000 tegen het (hoge) tarief van 25%. In 2022 zal de schijfgrens voor het 15%-tarief waarschijnlijk nog verder worden opgerekt naar € 395.000. Voor winsten boven deze bedragen zal het tarief vooralsnog 25% blijven.

Zoals eerder besproken, krijgt een aandeelhouder die (privé) een dividenduitkering ontvangt van zijn vennootschap, ook te maken met inkomstenbelasting (aanmerkelijk belang heffing). Het aanmerkelijk belang tarief (box 2) is de afgelopen jaren gestegen van 25% in 2019, naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021.

Conclusie

De afgelopen jaren zijn er nogal wat wijzigingen geweest in de tarieven en tariefschijven van zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting.

Door de verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting en de (verdere) beperking van de aftrekposten in de inkomstenbelasting kan de bv als toekomstige rechtsvorm voor uw praktijk fiscaal voordeliger uitvallen dan de eenmanszaak of de maatschap. Afhankelijk van uw situatie kan de besparing jaarlijks in de duizenden euro’s lopen. Dit zal met name het geval zijn indien er na aftrek van uw salaris nog een behoorlijke overwinst resteert welke u niet naar privé wilt uitkeren.

Het is dan ook zeer belangrijk om regelmatig te (laten) beoordelen of uw huidige rechtsvorm fiscaal nog bij u past. Voor de omzetting van de rechtsvorm van uw onderneming bestaan diverse fiscale faciliteiten, afhankelijk van uw huidige rechtsvorm en de gewenste rechtsvorm.

Door:
Mr. I.W.G. Joosten RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Prestatie-indicatoren voor een tandartspraktijk

Als je de bedrijfsvoering van je tandartspraktijk wilt verbeteren, kun je sturen op een aantal prestatie-indicatoren. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu lichtte Jasper ter Bogt, adviseur tandheelkundige beroepen bij VvAA, een aantal prestatie-indicatoren toe en gaf tips voor een betere bedrijfsvoering.

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatoren zijn variabelen om prestaties van ondernemingen te analyseren en die over een korte periode meetbaar zijn. Je kunt dus een aantal prestatie-indicatoren uitzoeken waaraan je het succes van je praktijk kunt meten. Je kunt beter een praktijk niet op te veel prestatie-indicatoren sturen; kies er liever een beperkt aantal uit. Meet die dan consequent en bespreek de resultaten met het team.

Praktijkscan

De VvAA biedt een praktijkscan voor tandartspraktijken aan. Daarbij wordt een praktijk doorgelicht op de thema’s marketing, verrichtingen, patiëntenpopulatie, team en financiën. Aan de hand van de resultaten van de praktijkscan bij negen tandartspraktijken lichtte Jasper ter Bogt een aantal prestatie-indicatoren toe.

Teamgerelateerde onderwerpen

Teamgerelateerde onderwerpen die je zou kunnen meten zijn bijvoorbeeld wat je collega’s belangrijk vinden, waarom ze bij jou willen werken en waarom ze weer weg gaan. In de tijd waarin het moeilijk is om personeel te krijgen is het zinvol om hierover na te denken. Er zijn nog weinig praktijken die budgetten vrijmaken voor het aantrekken van nieuwe mensen, terwijl dat misschien wel zou moeten. Je moet goed nadenken over wie je wilt aannemen en wat je te bieden hebt.
Medewerkers blijken het minst tevreden te zijn over beoordelingsgesprekken, terwijl mensen wel graag willen weten hoe ze het doen. Teamoverleg scoort ook slecht, vaak duurt een overleg te lang.

Reviews

Volgens Zorgkaart Nederland heeft een tandartspraktijk voor betrouwbaarheid dertig recente beoordelingen nodig, dat wil zeggen in de afgelopen drie of vier jaar. Zorg er dus voor dat je voldoende reviews krijgt. Je kunt dit bijvoorbeeld doen door twee tot vijf keer per jaar een e-mail te sturen aan patiënten die pas in de praktijk zijn geweest. Vraag dan of ze hun mening online willen delen en zo mensen helpen die een tandarts zoeken die bij hen past en voeg een link toe naar Google reviews en Zorgkaart. Zo krijg je per jaar 10 à 30 reviews zonder dat je iedereen er bij elk bezoek om hoeft te vragen. Reageer ook op reviews die je gekregen hebt, zowel op positieve als negatieve.

Reden voor keuze tandartspraktijk

De belangrijkste reden om voor een nieuwe tandartspraktijk te kiezen is informatie over de inhoud, risico’s en effecten van een behandeling. De meeste mensen vinden heel veel belangrijk bij hun keuze, maar dit punt sprong er uit. Kosten voor een behandeling spelen een kleinere rol als patiënten kennis hebben van de waarde van een behandeling. Alternatieven noemen kan ook helpen.

Aantal patiënten die de praktijk afgelopen jaar niet bezocht hebben
Gemiddeld heeft 60 tot 70% van de ingeschreven patiënten minder dan een jaar geleden zijn tandartspraktijk bezocht. Dit percentage zou rond de 90% moeten liggen. Je kunt namelijk als praktijk beter je werk voor de komende tijd inschatten als alle patiënten geregeld komen.
Als praktijk doe je er goed aan om regelmatig je patiëntenbestand op te schonen door de mensen die al lang niet zijn geweest te benaderen. Je moet zorgen dat ze weer komen of ze anders uitschrijven.

Winst per patiënt

Een nieuwe patiënt levert een praktijk 50 tot 150 euro per jaar aan winst op. (De omzet is 200 à 250 euro.) Als je patiënten gemiddeld minder lang bij je praktijk blijven dan dat je van te voren hebt ingeschat, dan moet je goed nadenken waardoor dit komt. Een patiënt die vijf jaar blijft, levert ongeveer 500 euro winst op. Hiermee kun je uitrekenen wat het je oplevert als je nieuwe patiënten aantrekt.

Boete voor ‘no show’

Gemiddeld brengt een praktijk 5 euro in rekening voor een ‘no show’ (C90). Als je voor een consult 50 euro zou krijgen, is dat dus 45 euro verlies. Als dit je 400 à 500 keer per jaar gebeurt, is dat een aanzienlijke kostenpost. Ga daarom met deze patiënten in gesprek, maar laat dat iemand doen die daar talent voor heeft. Een patiënt die herhaaldelijk niet op komt dagen en die je liever kwijt bent, kun je beter een grotere boete laten betalen.

MO1

Bij drie op de tien controles wordt een preventie-, voorlichting- en/of instructiecode (MO1) gedeclareerd. Praktijken die geen MO1 in rekening brengen, geven deze instructies vaak wel, maar brengen deze dan niet in rekening. Door beter aan de patiënt uit te leggen dat deze instructie latere behandelingen kan voorkomen, zal een patiënt eerder bereid zijn hiervoor te betalen.

Omzet per dag

Als het honorarium van de tandarts-zzp’er van de totale omzet is afgehaald, houdt een praktijk gemiddeld 600 tot 800 euro per dag over. Hiervan moeten de overige kosten dan nog betaald worden. Hoe hoog die kosten zijn, is afhankelijk van de praktijk. Het kan variëren van een paar honderd euro tot wellicht zelfs meer dan die 800 euro.
Het honorarium van de tandarts-zzp’er zou meer gerelateerd moeten zijn aan de omzet die hij of zij genereert. Is dat niet het geval, dan kan een praktijkeigenaar op een dag dat een bepaalde zzp’er werkt, niets verdienen of zelfs verlies lijden.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Welke prestatie-indicatoren zijn belangrijk voor uw tandartspraktijk?’ door Jasper ter Bogt (adviseur tandheelkundige beroepen bij VvAA) tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Financieel, Kennis, Ondernemen

Wat betekent de invoering van het UBO-register voor mijn praktijk?

Vanaf 1 oktober 2020 moeten meer dan 1,5 miljoen Nederlandse organisaties hun UBO’s inschrijven in het UBO-register. Maar wat is het UBO-register? En wat betekent het voor jouw praktijk?

UBO staat voor Ultimate Beneficial Owner. Het is een uiteindelijk belanghebbende van een organisatie. Dit kan bijvoorbeeld iemand zijn die meer dan 25% van de aandelen van een bv in bezit heeft. Of iemand met meer dan 25% eigendomsbelang in een vof. Zij moeten worden ingeschreven in het UBO-register. Wie de UBO’s van jouw organisatie zijn, bepaal je zelf.

Maar niet alle organisaties hebben een opgaveplicht. Misschien hoef je dus helemaal geen UBO’s te registreren. Of jij een opgaveplicht hebt, hangt af van de rechtsvorm van jouw organisatie. Eenmanszaken hebben bijvoorbeeld geen registratieplicht. Op de website van de KVK vind je hier meer informatie over.

De reden van het UBO-register

Het UBO-register is ingevoerd om de transparantie van de Nederlandse markt te verbeteren. Dat komt voort uit Europese wetgeving. Door de belanghebbenden achter grote en kleine organisaties openbaar te maken ontstaat er een beter beeld van de machtshebbers en invloedrijken achter Nederlandse organisaties.

Dit maakt financiële misdaad lastiger. Zo kunnen witwaspraktijken beter voorkomen worden als de UBO’s van een organisatie openbaar zijn. Ook de financiering van zaken als kinderarbeid, terrorisme, wapenhandel en fossiele energie kunnen zo makkelijker worden opgespoord.

Dat is handig voor de Nederlandse recherche, maar ook voor de Nederlandse ondernemer en consument. Door het UBO-register in te zien, kun je je beter informeren over de partijen waarmee je in zee gaat. Bovendien kunnen consumenten zo zien waar hun uitgaven naartoe gaan.

Privacy

In theorie moet iedereen het UBO-register kunnen inzien. Dat kan door online een uittreksel UBO-register te bestellen bij de KVK. Daarmee kan je de volgende gegevens van UBO’s inzien:

  • Voor- en achternaam
  • Geboortemaand en -jaar
  • Nationaliteit
  • Woonland
  • De aard en omvang van het belang

In het UBO-register liggen nog veel meer gegevens opgeslagen, maar hier kun je geen toegang tot krijgen. Deze gegeven zijn alleen beschikbaar voor bevoegde autoriteiten, zoals de recherche en het Openbaar Ministerie. Zij kunnen deze gegevens gebruiken om criminelen en verdachte praktijken op te sporen.

Bron:
KVK

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Geld

Waardebepaling van een tandartspraktijk: welke factoren wegen mee?

Als tandarts is het overnemen van een praktijk of het verkopen van een eigen vertrouwde tandartspraktijk een grote stap. Het uitvoeren van een waardebepaling om daarmee een reële vraag- of overnameprijs vast te stellen is daarbij een essentieel onderdeel. Welke factoren zijn hierbij van belang?

Begrippen waarde en prijs

Voordat verder ingegaan wordt op de waardering van een tandartspraktijk is het goed om eerst de begrippen waarde en prijs onder de loep te nemen. Waarde is per definitie subjectief en afhankelijk van de positie van degene die waardeert (bijvoorbeeld de koper of verkoper) en de situatie waarin deze verkeert. De uiteindelijke prijs komt tot stand na onderhandelingen en kan afhankelijk zijn van andere voorwaarden die op een transactie van toepassing zijn. Als de verkopende partij zich bijvoorbeeld nog een bepaalde periode inzet voor de onderneming, heeft dit vaak invloed op de prijs. Hetzelfde geldt voor specifieke afspraken over bijvoorbeeld huur van de praktijkruimte, een concurrentiebeding, et cetera. Dit is tevens de reden dat men voorzichtig moet zijn met het hanteren van zogenaamde ‘Multiples’ of ‘vuistregels’ om de waarde te bepalen. Ondernemingen en markten waarin ondernemingen opereren zijn immers aan veranderingen onderhevig. Het vasthouden aan vuistregels in alle omstandigheden kan zowel de koper als de verkoper uiteindelijk duur komen te staan.

Afhankelijk van de methode of van degene die waardeert?

Het waarderen van tandartspraktijken is, net als bij andere ondernemingen, maatwerk dat uitgevoerd dient te worden door een specialist. Het uitvoeren van een tandheelkundige behandeling op basis van een correcte methode kan in de handen van een leek tot grote problemen leiden. Datzelfde geldt voor het correct uitvoeren van een waarderingsmethode. Ook hierbij is het cruciaal dat de persoon die deze berekening uitvoert een specialist is op het gebied van waardebepaling.

Liquideren of voortzetten onderneming

Voor het bepalen van de waarde van een onderneming of een activiteit is het allereerst van belang om vast te stellen onder welke veronderstelling wordt gewaardeerd: liquideren van de onderneming (directe opbrengstwaarde) of voortzetten van de onderneming (indirecte opbrengstwaarde). Over het algemeen kiest men bij verkoop van de onderneming voor een waardebepaling op basis van voortzetting van de onderneming.

Berekening indirecte opbrengstwaarde

Verschillende methoden zijn beschikbaar voor het berekenen van de indirecte opbrengstwaarde. De meest bekende is wellicht de Discounted Cash Flow (DCF) methode. Bij deze methode wordt de waarde bepaald door verwachte vrije geldstromen contant te maken tegen de gemiddelde gewogen vermogenkostenvoet van de onderneming. Verwachte vrije geldstromen worden in de waarderingspraktijk beschouwd als de meest juiste maatstaf voor het bepalen van de waarde. Een voordeel van deze methode is dat vrije geldstromen niet afhankelijk zijn van boekhoudkundige principes. Daarnaast dwingt de DCF methode tot nadenken over de verwachtingen en de risico’s van de onderneming. Tevens wordt bij deze methode rekening gehouden met de tijdswaarde van geld. Het laatste impliceert dat geld dat in de toekomst wordt ontvangen, op dit moment een lagere waarde vertegenwoordigt.

Minder geschikt

Nog te vaak wordt aangegeven dat er methoden zijn die minder geschikt zijn,  omdat deze bijvoorbeeld leiden tot een “te hoge waarde”. Een dergelijke opmerking impliceert dat niet de variabelen de uitkomst beïnvloeden, maar de methode.

Geen uniforme waarderingsmethode

De waarde van een onderneming is echter niet afhankelijk van de waarderingsmethode en er bestaat geen uniforme waarderingsmethode die geschikt is om de waarde van elke onderneming te bepalen. Als echter dezelfde uitgangspunten en veronderstellingen worden gehanteerd, zullen alle waarderingsmethoden leiden tot exact dezelfde uitkomst. Een “te hoge” of “verkeerde” waarde is het resultaat van een van de twee onderstaande oorzaken:

  1. Het onjuist toepassen van de waarderingsmethode door degene die waardeert.
  2. De onjuiste variabelen invoeren waardoor de uitkomst niet betrouwbaar is.

Verwacht rendement en risico

Een waarderingsspecialist weet dat andere aspecten wel relevant zijn voor de waarde van een onderneming. Waarde van een onderneming is in essentie afhankelijk van het rendement dat naar verwachting kan worden gerealiseerd in de toekomst. Aangezien het hier een verwachting betreft, zal degene die waardeert altijd rekening houden met risico’s en onzekerheden die samenhangen met de betreffende verwachtingen.

Analyse markt en onderneming

Voor een deugdelijke waardebepaling is het daarom relevant dat een analyse plaatsvindt naar de onderneming en de markt waarin de onderneming opereert. Deze analyse is voor elke onderneming weer anders en leidt voor elke onderneming tot andere verwachtingen en een ander risicoprofiel.

Waarderen patiëntenbestand

Bij het waarderen van een tandartspraktijk is het allereerst van belang dat het huidige patiëntenbestand geanalyseerd wordt en dat verwachtingen ten aanzien van het patiëntenbestand (na overname) worden geformuleerd. Hierbij spelen soms hele specifieke omstandigheden een rol, zoals de binding van patiënten met de huidige tandarts of een verheviging of verzwakking van concurrerende praktijken in de omgeving. Daarnaast dienen meer algemene aspecten van het patiëntenbestand te worden onderzocht, zoals aantal actieve patiënten, leeftijdsopbouw, geografische spreiding, omzet per patiënt, soort behandelingen en dergelijke.

Waarderen overige aspecten

Vervolgens dienen de overige aspecten die van belang zijn voor het toekomstige rendement te worden onderzocht. Hierbij valt te denken aan de technische staat van het pand of de aanwezige inventaris, maar ook aan het huidige personeelsbestand. Is er bijvoorbeeld voldoende capaciteit om de verwachte rendementen te realiseren? En welke investeringen zijn noodzakelijk en wanneer dienen deze plaats te vinden?

De verschillende analyses leiden uiteindelijk tot een realistische schatting van de verwachte rendementen en het bijbehorende risicoprofiel. Op basis van deze twee variabelen kan vervolgens bepaald worden wat een realistische waarde van de onderneming is.

Additionele analyse als gevolg van de coronacrisis

De impact die de coronacrisis heeft op de economie in het algemeen en op de gezondheidszorg in het bijzonder wordt meer en meer duidelijk. Bij het uitvoeren van een waardebepaling, het arrangeren van een financiering bij overname en bij het opstellen van verkoopdocumentatie is het van belang een analyse uit te voeren naar de eventuele effecten van corona op korte, middellange en lange termijn.

Door:  de heer drs. G. Slopsema RV, register valuator en eigenaar van Promonde: een adviesbureau op het gebied van overnames in de mondzorg. Daarnaast is hij ingeschreven als gerechtelijk deskundige op het gebied van Business Valuation en wordt hij ingeschakeld bij gerechtelijke procedures.

Update artikel oktober 2020

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
lenen-bij-uw-eigen-BV

Pas op met (excessief) lenen bij uw eigen BV

In juni 2020 is het wetsvoorstel ‘Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel dwingt aanmerkelijkbelanghouders om hun schuldposities aan de eigen B.V. af te bouwen tot beneden de € 500.000.

Onderneemt u in de rechtsvorm Besloten Vennootschap (BV), dan bent u als aandeelhouder in loondienst werkzaam bij uw BV. De BV betaalt uw salaris uit, waarbij u rekening houdt met de gebruikelijkloonregeling. Eventueel vult u jaarlijks uw privé inkomen aan middels een dividenduitkering. Een dividenduitkering kost geld, aangezien het belastingtarief in box 2 momenteel 26,25% bedraagt. Dit tarief zal in de toekomst verder stijgen (26,90% in 2021). Indien u als aandeelhouder besluit om in privé bijvoorbeeld een beleggingsobject te kopen, dan komt het in de praktijk vaak voor dat wordt besloten om de benodigde gelden van de BV te lenen in plaats van de gelden door middel van een belaste dividenduitkering naar privé te halen. En daar is niets mis mee zolang er maar zakelijk wordt gehandeld tussen u en uw BV. Er wordt een geldleningsovereenkomst opgemaakt tussen u en uw BV waarin een aflossingsschema, een zakelijke rentevergoeding en eventuele zekerheden worden opgenomen. Helaas zal dit lenen bij de eigen BV vanaf 2023 nog slechts beperkt mogelijk zijn zonder fiscale sanctie.

Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap

Op Prinsjesdag 2018 werd naar buiten gebracht dat een wetsvoorstel in de maak is met als doel het terugdringen van leningen tussen aanmerkelijkbelanghouders en hun BV (‘s). In maart 2019 werd het concept wetsvoorstel ‘Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap’ gepubliceerd middels een internetconsultatie. In juni 2020 is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. De geplande ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2023.

Het doel van dit wetsvoorstel is het terugdringen van de schuldpositie van aanmerkelijkbelanghouders aan hun BV. Een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) is onder andere de persoon, die samen met een eventueel fiscaal partner, direct of indirect minimaal 5% van de aandelen in een BV bezit.

Inhoud Wet excessief Lenen

Heeft een ab-houder meer dan € 500.000 schuld aan de BV, dan wordt op basis van het wetsvoorstel het gedeelte van de schuld boven de € 500.000 aangemerkt als een ‘bovenmatige schuld’. Deze bovenmatige schuld wordt fiscaal aangemerkt als een zogenoemd “fictief regulier voordeel” uit aanmerkelijk belang en daarmee belast met inkomstenbelasting in box 2 tegen het op dat moment geldende tarief. Het bovenmatig deel van een schuld, dat als fictief voordeel in aanmerking is genomen, verhoogd in een volgend jaar vervolgens de drempel van € 500.000, zodat niet nogmaals wordt afgerekend over dit bedrag. Vindt op enig moment een aflossing plaats op het bovenmatig deel van de schuld, dan wordt er in dat jaar een negatief fictief regulier voordeel in box 2 in aanmerking genomen. Aan de hand van een voorbeeld wordt de werking duidelijk.

Voorbeeldberekening

Stel u als ab-houder heeft op 31 december 2023 een schuld aan uw BV van € 700.000. Rekening houdend met de drempel van € 500.000 is er sprake van een bovenmatige schuld van € 200.000. Het bedrag van € 200.000 wordt in de aangifte inkomstenbelasting 2023 verwerkt als box 2 inkomen en wordt belast tegen het in 2023 geldende box 2 tarief (waarschijnlijk 26,9%). Kortom, uw lening kost u in 2023 waarschijnlijk € 53.800 extra aan inkomstenbelasting.

In het jaar 2024 heeft u de rente over de schuld van € 700.000 betaald aan uw BV, maar er wordt in 2024 nog niet afgelost. Uw schuld aan de B.V. per 31 december 2024 bedraagt nog steeds € 700.000.
Zoals hiervoor reeds genoemd wordt de drempel van € 500.000 verhoogd met het fictief regulier voordeel van € 200.000 uit het jaar 2023. De maximale schuld mag ultimo 2024 dan € 700.000 bedragen. In dit voorbeeld is de schuld per 31 december 2024 niet hoger dan € 700.000, waardoor er in 2024 geen box 2 voordeel in aanmerking wordt genomen.

In het jaar 2025 betaalt u naast de rente tevens € 200.000 aflossing aan de BV, waardoor de schuld per 31 december 2025 daalt van € 700.000 naar € 500.000. De maximale schuld ultimo 2025 mag nog steeds € 700.000 bedragen. De daadwerkelijke schuld bedraagt € 500.000. In het jaar 2025 is er in de inkomstenbelasting dan sprake van een negatief box 2 inkomen van € 200.000. Vanaf 2026 bedraagt de maximale schuld vervolgens weer € 500.000.

In het voorbeeld is het voordeel in 2023 positief en in 2025 negatief. Negatieve inkomsten kunnen in box 2 worden verrekend met positief inkomen uit het voorafgaande jaar en met positieve inkomsten in de toekomstige 6 jaren. Het negatief box 2 inkomen uit 2025 kan in het voorbeeld niet worden verrekend met het positief inkomen uit 2023. Indien in de 6 jaren na 2025 geen positieve box 2 inkomsten worden genoten zoals bijvoorbeeld een ‘echte’ dividenduitkering, dan is sprake van een permanent fiscaal nadeel. Er is immers fiscaal afgerekend over € 200.000, terwijl de ab-houder dit bedrag niet feitelijk heeft genoten.

Financiering van de eigen woning telt niet mee

Schulden die u bij uw BV bent aangegaan voor de financiering van de eigen woning kwalificeren niet als schuld in de zin van deze regeling en tellen niet mee bij de beoordeling of het drempelbedrag wordt overschreden. Voor nieuwe eigenwoningschulden die bij de BV worden afgesloten na 31 december 2022 komt de aanvullende eis dat er ten gunste van de BV een hypothecair zekerheidsrecht dient te worden gevestigd. Wordt dit nagelaten, dan kwalificeert de desbetreffende schuld weliswaar als eigenwoningschuld in box 1, maar moet de schuld tevens worden meegeteld bij de toets of het drempelbedrag wordt overschreden.

Schulden fiscaal partner worden meegeteld

Heeft u als ab-houder een fiscaal partner, dan worden de schulden van u en uw fiscaal partner aan de BV bij elkaar opgeteld voor toepassing van de regeling. Het drempelbedrag blijft echter € 500.000. Lenen u en uw fiscaal partner dus ieder € 400.000 van de B.V. dan is er sprake van een bovenmatige schuld van € 300.000, namelijk € 800.000 minus het drempelbedrag van € 500.000. Leningen ontvangen van meerdere BV’s waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden worden ook bij elkaar opgeteld, waarbij slechts eenmaal het drempelbedrag van € 500.000 van toepassing is.

Leningen aan verbonden personen

Voor leningen die uw BV heeft verstrekt aan verbonden personen zoals bijvoorbeeld uw kind, geldt een aparte drempel van € 500.000 bij het kind. De bovenmatige schuld van het kind wordt toegerekend aan u als ab-houder. Indien de schulden van u en uw partner, inclusief de bovenmatige schuld van uw kind, uw eigen drempelbedrag overschrijden, dan zal er een box 2 voordeel in aanmerking worden genomen, voorzover uw eigen drempelbedrag wordt overschreden. De toerekening van het kind aan de ouder in dit voorbeeld, is niet van toepassing indien het kind zelf ook ab-houder is in de betreffende BV waarvan is geleend. In dat geval vindt belastingheffing over een bovenmatige schuld van het kind plaats bij het kind zelf.

Beoogde ingangsdatum

De beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2023. Het toetsmoment om te beoordelen of er sprake is van een bovenmatige schuld is steeds 31 december. Op basis van de beoogde ingangsdatum zal het eerste toetsmoment 31 december 2023 zijn. Verwacht u op basis van de huidige situatie getroffen te worden door deze maatregel, ga dan tijdig op zoek naar mogelijkheden om uw schuldpositie aan de BV terug te brengen. Verwacht u de schuldpositie niet tot beneden het drempelbedrag te kunnen reduceren, kijk dan ook naar alternatieven zoals bijvoorbeeld het in privé aangeschafte beleggingsvastgoed te verkopen aan de BV. Voor dit soort situaties is gepleit voor een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting, maar daar zal naar verwachting geen gehoor aan worden gegeven door de wetgever. Rekening houdend met de voorgestelde verhogingen van de overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 kan het dan ook verstandig zijn om reeds dit jaar actie te ondernemen.

Door:
Ruud Bongers RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Continuiteitsbijdrage-corona---zorgverzekeraars

Continuïteitsbijdrage: aanvragen en bezwaarmogelijkheden

Het zal u niet zijn ontgaan: de zorgverzekeraars, verenigd in Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben een corona-compensatieregeling gepubliceerd; de continuïteitsbijdrage-regeling (CB). Mondzorgaanbieders kunnen de CB vanaf 18 mei 2020 aanvragen. Aanvragen van de CB kan in ieder geval nog tot en met 30 juni 2020. Terwijl sommige mondzorgaanbieders de CB nog niet hebben aangevraagd en de afweging om de CB al dan niet aan te vragen nog moeten maken, denken andere mondzorgaanbieders al aan het maken van bezwaar tegen de CB. In welke situaties heeft het maken van bezwaar zin?

Juridische voorwaarden

Het aanvragen van de CB gaat gepaard met breed pakket juridische voorwaarden, onder meer over het rechtstreeks declareren bij de verzekeraar, een lagere vergoeding voor ‘inhaalzorg’ en het niet kunnen wijzigen van de juridische structuur gedurende de looptijd van de CB. Bij de afweging of mondzorgaanbieders de CB aanvragen, doen zij er verstandig aan zich goed te laten informeren over deze juridische en de financiële gevolgen van de CB. Dat kan bijvoorbeeld door kennis te nemen van de analyse die de mondzorgkoepels hebben gemaakt, waarin de belangrijkste elementen van de regeling op een rij zijn gezet.

Geschillenregeling

De CB is een generieke regeling. Dat betekent dat in de aanvraagprocedure weinig tot geen rekening gehouden kan worden met specifieke situaties van individuele zorgaanbieders. Dat kan betekenen dat de vaststelling van de CB voor bepaalde mondzorgaanbieders niet direct juist is en/of tot onredelijke gevolgen zou leiden. De verzekeraars hebben voor klachten over de vaststelling van de CB een Geschillenregeling ontworpen.

Bezwaar en termijnen

Mondzorgaanbieders krijgen per zorgverzekeraar een ‘bevestigingsbrief’, waarin de vaststelling van de CB staat vermeld. Zorgaanbieders die het niet eens zijn met de vaststelling van de CB of met de hoogte van de CB, kunnen daartegen schriftelijk bezwaar (laten) maken door een klacht in te dienen. Dat dient dan per zorgverzekeraar apart te gebeuren, binnen vier weken na dagtekening van de bevestigingsbrief waarin de CB aan u kenbaar is gemaakt. De zorgverzekeraar beslist vervolgens binnen vier weken op de klacht. De verzekeraar kan deze laatste beslistermijn met éénmaal vier weken verlengen.

Wanneer heeft bezwaar maken geen zin?

Het heeft geen zin bij de zorgverzekeraar te klagen over de juridische voorwaarden van de CB, zoals de omstandigheid dat een lagere vergoeding geldt voor inhaalzorg. Deze voorwaarden worden geaccepteerd bij het aangaan van de CB en maken dus deel uit van de compensatieregeling. Ook heeft het waarschijnlijk geen zin als de meegenomen omzet niet representatief is omdat net een praktijk is gestart of sprake is van een uitbreiding / groei van een praktijk. ZN heeft in de FAQ aangegeven dat de maatwerk-afspraken hierop niet van toepassing zijn.

Wanneer heeft bezwaar maken wel zin?

Bezwaar maken is voor mondzorgaanbieders met name relevant indien zij zich, gelet op hun specifieke situatie, niet kunnen vinden in de vaststelling van de hoogte van de CB. Dat kan bijvoorbeeld komen doordat de zorgverzekeraar de ‘normomzet’ van de zorgaanbieder niet juist vaststelt, of ten onrechte de specifieke situatie van de zorgaanbieder (zoals een gedane overname) niet meeneemt in de bepaling van de CB. Daarnaast kan bezwaar maken zin hebben indien een zorgaanbieder te horen krijgt géén CB te ontvangen (of een CB van € 0,-) om een bepaalde reden. Daarnaast is het zondermeer raadzaam goed na te gaan of de berekening van de CB wel klopt. Veel van de gegevens worden automatisch door Vektis gegenereerd en het is daardoor mogelijk dat – onbedoeld – bijvoorbeeld omzet die gerealiseerd is op een (andere) AGB niet is meegenomen ook indien daar bij de aanvraag om is gevraagd. Dit speelt niet alleen bij een overname, maar ook bij het doorvoeren van de wijziging in de juridische structuur in bijvoorbeeld 2019 waardoor de AGB-code is gewijzigd.

Tot slot

Of bezwaar maken en het indienen van een klacht bij de verzekeraar zinvol is, hangt dus af van de specifieke situatie van de mondzorgaanbieder en de reden van het bezwaar. Dat sommige zorgaanbieders bezwaar zullen maken is, gelet op het generiek karakter van de CB, niet onlogisch. De Geschillenregeling stelt verzekeraars in dat kader in staat waar nodig (meer) maatwerk te leveren en fouten die zijn ontstaan als gevolg van het geautomatiseerd vaststellen van de CB te herstellen.

Meer informatie over de Geschillenregeling en antwoord op veelgestelde vragen leest u op de website van Eldermans | Geerts.

Door:
Daniël Post & Karik van Berloo – Eldermans|Geerts Advocaten | Zorgmakelaars | Adviseurs in de zorg

Lees meer over: Corona, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Zzp’ers en werknemers voelen zich betrokken bij de financiële situatie van de praktijk

Zzp’ers en werknemers voelen zich betrokken bij de financiële situatie van de praktijk

We hebben een spannende tijd achter de rug over hoe de coronacrisis financieel opgevangen zou worden in de mondzorg. Hoe verantwoordelijk voelen zzp’ers en mensen in loondienst zich eigenlijk voor de financiële gezondheid van de mondzorgpraktijk waarin zij werken? Mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna vroeg het op het Mondzorgforum en kreeg veel reacties.

Geen grote financiële problemen

Gelukkig blijkt vrijwel niemand echt heel diep in financiële problemen te zijn gekomen. Degenen in loondienst hebben alles uitbetaald gekregen en de zzp’ers hadden meestal voldoende buffer. Ook ik ben niet in financiële problemen geraakt, ondanks dat we midden in een verhuizing zaten. Dat komt vooral door allerlei nevenactiviteiten naast het klinische werk waardoor ik het minimale inkomen nog binnenhaalde. Zelf vind ik het heel belangrijk dat de praktijk voldoende geld te besteden heeft om te investeren, zodat we de patiënten het beste kunnen blijven aanbieden. Daarom heb ik diverse materialen zelf aangeschaft en heb ik niet het maximale bedrag op de facturen uitgeschreven. Dit zal ik ook de komende periode blijven doen. De agenda probeer ik zo goed mogelijk te vullen door zelf te bellen. Ik was nieuwsgierig hoe collega’s dit deden. Ik heb met acht collega’s gesproken.

Investeren in de praktijk

Ingrid Pomstra werkt in twee algemene praktijken en is bij een daarvan lid van de maatschap. Ze is mondhygiënist, stuurt personeel aan, doet de financiën en houdt het overzicht. Haar motivatie om de schouders onder het financiële stuk te zetten is dat ze het belangrijk vindt, dat het bedrijf financieel gezond blijft. “Zo kunnen we op lange termijn dezelfde kwaliteit blijven leveren en op een prettige manier,” vertelt ze. Haar collega’s maken zich verder niet druk omdat alles goed geregeld is. Ze zijn wel behulpzaam. “Ons gezamenlijk inspannen betekent dat we daar later de vruchten weer van kunnen plukken,” legt ze uit. Ze zou als tip willen meegeven om de komende tijd privé zuinig te zijn en om in de praktijk te investeren. “Blijf patiënten uitleggen hoe belangrijk onze zorg is.” Ze kreeg van een patiënt een mooie reactie. ”Laatst had ik een IC-medewerker in de praktijk. Hij was zo ongeveer de enige die het toejuichte dat ik al eerder aan het werk was gegaan. Hij zei letterlijk: dat neemt bij ons de druk weg. En precies dat was dan ook mijn motivatie hiertoe.”

Continueren van de zorg

Marjolein Zijm is inmiddels negen jaar werkzaam bij een praktijk voor parodontologie en implantologie in Arnhem, als mondhygiënist. Ze werkt hier in loondienst en heeft dus persoonlijk geen financiële gevolgen gemerkt. Toch voelt ze zich verantwoordelijk: “Ik voel me vooral verantwoordelijk voor de patiënten. De financiële situatie van de praktijk vind ik belangrijk voor onze toekomst, ook voor het continueren van de zorg. Ik heb daarom zelf aangeboden om extra te komen werken, zodat we wat ruimte kunnen creëren voor uitgestelde behandelingen. Onze praktijkmanager was hier blij mee. Niemand heeft voor deze crisis gekozen. De patiënten hebben hun nazorgbehandelingen nodig en ik wil graag mijn steentje bijdragen om zo snel mogelijk weer uit deze economische dip te komen. Een aantal collega’s wil ook een stapje harder werken. Ik zou het wel fijn vinden als er gezien wordt wie er een stap harder wil doen. Dat zijn door de regel meestal steeds dezelfde mensen namelijk.”

Extra werken

Patricia van Vlimmeren werkt drie dagen per week in een algemene tandartspraktijk in loondienst. Ze bemerkte dat er nogal wat onduidelijkheden bestonden bij de praktijk over de financiële tegemoetkoming. “Ik voel mij hier niet heel verantwoordelijk voor de financiële situatie. Ik werk er nu 26 jaar en krijg betaald voor 15 jaar ervaring. Dus zo draag ik eigenlijk al bij en trek ik zeker de praktijk niet het vel over de oren.” Ze werd gevraagd om extra te komen werken, maar het werd niet meteen duidelijk of ze dit uitbetaald zou krijgen. “Mijn motivatie is de continuïteit van de patiënten te waarborgen. Ik verwacht wel betaald te worden of in ruil vrije dagen te krijgen, maar dat maakt mij eigenlijk niet zoveel uit.” Toch raadt ze aan om vooraf goed te overleggen hierover. “Overleg over wat je gaat doen en hoe het geregeld wordt.” Uiteindelijk is gebleken dat Patricia gewoon uitbetaald wordt.

Flexibel zijn

Susan Mees werkt voor een praktijk met twee vestigingen. Dit is een praktijk met algemene tandheelkunde, implantaten, endodontologie en orthodontie. Ook werkt hier een preventieteam. “Mijn functie is hoofdassistent. Ik begeleid de assistentes en stagiaires, beheer de voorraad en assisteer ook zelf. Ik voel mij zeker verantwoordelijk. Het is ook in mijn eigen belang dat het goed gaat, anders krijg ik geen salaris. Ik heb daarom aangeboden om de gemiste uren later in te halen, om de behandelingen in te halen. Dit aanbod werd gewaardeerd. Bijna iedereen werkt nu wel wat meer. Het is gewoon geven en nemen. Dat werkt hier heel goed. Dus wees flexibel als je merkt dat je nodig bent.”

Financiële buffer

Stefanie Huizinga werkt in een vrijgevestigde mondhygiënistenpraktijk. “Hier werk ik al zes jaar als zzp’er op omzetbasis. Sinds januari huur ik een dag in de week een kamer. Op deze dag werk ik dus 100% voor mijzelf en draag ik daar ook alle verantwoordelijkheden voor.” Ze is niet direct in geldproblemen gekomen. “Ik heb de afgelopen jaren gespaard voor het geval ik langdurig ziek zou zijn. Mijn Arbeidsongeschiktheidsverzekering heb ik hieraan aangepast; ik krijg pas na zes weken een vergoeding. Dat scheelt een hoop premie, waarmee je een buffer kan opbouwen. Omdat ik geen personeel heb en maar voor een dag in de week een kamer huur, waren mijn vaste lasten te dragen. Ik heb deze weken dus aanspraak gedaan op mijn zakelijke spaarrekening. Wel heb ik een aanvraag ingediend voor de TOZO, maar tot op heden nog geen reactie hierop gehad.”
Ze voelt zich niet alleen verantwoordelijk voor haar eigen financiële situatie: “Ik voel mij heel erg verantwoordelijk voor de praktijk, maar niet zozeer op financieel gebied. Ja, het is een bedrijf en ja er moet omzet gedraaid worden, wil je kunnen blijven ontwikkelen. Toch heeft dit absoluut bij niemand van ons de hoogste prioriteit. Juist deze tijd hebben we aangegrepen om online te gaan vergaderen en de praktijk aan te pakken. Zoals protocollen maken of herzien, alle pc’s weer nalopen en instrumenten slijpen. Ondanks dat iedereen financieel anders in de praktijk zit (als eigenaar of zzp’er), voelen we ons gezamenlijk verantwoordelijk voor alles. Samen trekken we de kar.” Er is haar niet gevraagd om iets extra’s te doen, in tegendeel. “Na het heropenen van de praktijk op 28 april is er niet gevraagd om meer of anders te gaan werken zodat we meer omzet zouden draaien. We draaien nu zelfs veel minder omzet, omdat wij bewust er voor kiezen meer ruimte in de agenda te creëren. Ook dit is gezamenlijk besloten. We zijn allemaal wel flexibeler in onze werkschema’s. Indien nodig komen we een avond of een zaterdag terug naar de praktijk om het ‘goed te maken’ met de patiënten die we helaas hebben moeten afbellen. In de praktijk komt dit echter nog maar weinig voor.” Stefanie geeft nog een tip: “Ondanks dat het een rare en onzekere periode is, geniet er ook van. Gebruik de tijd om te reflecteren. Geniet van de inhoud van het werk, maar ook van het leven. Juist de afgelopen weken ben ik ook zo dankbaar geweest dat wij tot nu toe gezond zijn geweest en ik heb ook echt genoten van de quality time thuis met het gezin. Juist dat laatste is waardevol. Werken kan altijd nog!”

Patiënten graag weer zien

Lucia Rojas Hernadez is zzp-mondhygiënist bij drie praktijken: twee tandartspraktijken en een mondhygiënistenpraktijk. Ook zij is niet in geldproblemen gekomen door spaargeld te gebruiken en gelukkig kon haar partner blijven werken. “Ook de praktijk is niet in de problemen gekomen, maar als het langer had geduurd waarschijnlijk wel.” Ze voelt zich vooral verantwoordelijk voor patiënten: ”Patiënten zouden op straat staan als de praktijk failliet zou gaan. Ik ben niet gevraagd om extra te komen werken, maar heb dit wel voorgelegd.” Ze kreeg daarop een positieve reactie. “Ik wil mijn patiënten gewoon zelf graag weer zien en werk voor mezelf creëren. Ook kan ik de praktijk op die manier helpen. Ik verwacht daar eigenlijk niks voor terug. Misschien waardering. Ik ben gewoon blij als ik mijn patiënten weer kan zien en behandelen en dat is genoeg.” Ook Lucia heeft een tip: “Begin weer met werk als je je veilig voelt. Overleg over welke maatregelen jullie (extra) nemen. Lijkt me lastig in loondienst, omdat je dan sommige dingen niet kan bepalen voor jezelf.”

Helpen om de agenda gevuld te krijgen

Mirjam Oosting is een jonge zzp’er bij een algemene praktijk, een mondhygiënistenpraktijk en als consultant. Omdat ze net begonnen is, heeft ze dus nog niet echt een buffer. “Het was dus niet zo fijn. Ik voel me daarnaast ook wel verantwoordelijk voor de financiële gezondheid van de praktijk. Ook omdat ze zelf geen verlies wil draaien. Ik heb daarom zelf aangeboden dat ze de omzet later over mogen maken als het niet goed uitkomt. Mijn opdrachtgever vond het fijn dat hij speelruimte kreeg.” Over haar eigen situatie: “Ik heb natuurlijk ook zelf geen zin om rood te komen staan. Vorig jaar heb ik een berekening met een intermediair gemaakt en op basis daarvan zou ik belasting in het voren gaan betalen. Dus dan zijn wel echt inkomsten nodig.” Ook haar collega’s voelen zich verantwoordelijk en hebben ook aangeboden om in de vakantie te gaan werken. Mirjam vertelt: “We komen graag werken. Ik verwacht verder niks terug. Ik vind het zelf leuk om te werken, dus prima zo.” Ze geeft nog een tip voor de zzp’ers en degenen in loondienst: “Ga waar nodig helpen om de agenda goed genoeg gevuld te krijgen.”

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Corona, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z
vergoeding

Overzicht financiële regelingen coronacrisis voor zorgaanbieders

De laatste weken zijn de verschillende financiële regelingen gepubliceerd door de Rijksoverheid en Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Denk aan de NOW, de ZN-regeling voor Zvw, de ZN-regeling voor Wlz, de TOZO en de TOGS.

Eldermans | Geerts heeft alle financiële regelingen op een rij gezet: voor wie is de regeling, de voorwaarden, of er sprake is van terugbetaling en hoe de regeling aangevraagd kan worden.
Bekijk het overzicht met financiële regelingen

 

Lees meer over: Corona, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z

All-in beloning bij werken met arbeidsovereenkomst niet zonder risico

De eerder bekendgemaakte voornemens wat betreft de zzp-wetgeving zorgen ervoor dat tandartsen overwegen om op andere manieren te gaan samenwerken. Een van de opties betreft het samenwerken op basis van arbeidsovereenkomst. Het is niet ongebruikelijk dat ook dan met een zogenoemde all-in beloning wordt gewerkt. Dit is echter niet zonder risico.

All-in beloning inclusief premies en vakantiedagen

De all-in beloning is een variabele beloning die bestaat uit een percentage van de omzet van de tandarts in loondienst, exclusief techniek- en specifieke materiaalkosten. Hierbij zijn vakantiegeld en vakantiedagen bij het maandelijks loon inbegrepen. Ook de premies voor werknemersverzekering en ziektekostenverzekering worden in de loonberekening meegenomen om alle kosten die een tandarts-praktijkhouder moet voldoen uit dit deel van de omzet te betalen.

Voor de tandartspraktijkhouder kan deze vorm van belonen risicovol zijn. Hieronder worden de drie belangrijkste redenen toegelicht.

Vakantiedagen

Ten eerste ontvangt de tandarts in loondienst bij deze beloningsconstructie maandelijks een vergoeding voor vakantiedagen. Het gevolg hiervan kan zijn dat een werknemer om financiële redenen geen vakantiedagen opneemt omdat dit die periode leidt tot een lager inkomen.

Lagere rechters lijken onder bepaalde condities in te stemmen met deze beloningsvorm, maar de gerechtshoven en de Hoge Raad kunnen nog bepalen dat in bepaalde gevallen alsnog de vakantiedagen moeten worden uitbetaald.

Werkgeverslasten

Daarnaast is het geen uitgemaakte zaak of de werkgeverlasten moeten worden betrokken in de loonrekening. Het is namelijk gebruikelijk om stijgende werkgeverslasten door te belasten naar de werknemers, maar dit is misschien juridisch gezien niet toegestaan. Omdat door de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans deze kosten flink zullen stijgen is de discussie opnieuw opgelaaid.
De gerechtshoven en de Hoge Raad moeten ook hier uitsluitsel geven. Het risico bestaat dat de tandartspraktijkhouder niet alle loonkosten kan berekenen aan dat deel van de omzet dat bestemd is voor de loonkosten.

Hoge WW-premie?

Ten slotte is het de vraag of voor contracten met all-in beloningsvorm het hoge WW-premietarief (7,94%) geldt. De wet noch de uitwerking van de Belastingdienst geven een duidelijk antwoord. Wanneer de conclusie is dat altijd het hoge tarief geldt, zal dit leiden tot hogere werkgeverslasten. Hierdoor zijn er meer kosten voor de praktijkhouder of is er een lager brutoloon voor de tandarts in loondienst.

In overleg over alternatief

De KNMT is in overleg over een alternatieve arbeidsovereenkomst waarbij wordt gewerkt met een vast maandsalaris en een jaarbonus afhankelijk van de gerealiseerde omzet. Ze zijn met meerdere partijen en instanties in gesprek over de vraag of voor deze contractvorm de lage WW-premie mag worden afgedragen.

Bron:
KNMT

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Hoe financier je je eigen mondzorgpraktijk?

Wil je een mondzorgpraktijk starten, uitbreiden of overnemen? Dan komt er een heleboel op je af. Een van de belangrijkste dingen die je moet doen, is de financiering regelen. Lees hier wat de mogelijkheden zijn om aan geld te komen.

Toename mondzorg

Het is een goed moment om een mondzorgpraktijk te starten, uit te breiden of over te nemen. Volgens de Rabobank neemt de vraag naar mondzorg in Nederland toe en zijn patiënten bereid meer geld hieraan uit te geven. De verwachting is dat de omzet van mondhygiënisten in 2020 met 2 tot 4% zal toenemen.

Ondernemingsplan

Als je een onderneming wilt starten of uitbreiden, dan zijn er natuurlijk heel veel dingen die je moet regelen. Met een vaag plan kun je niets; het is dus zaak alles goed op een rijtje te zetten. Het beste kun je dat doen in een ondernemingsplan. Hierin schrijf je onder meer op wat je precies gaat doen, wat de toegevoegde waarde is van je praktijk, hoe je aan klanten komt, wat je aan inkomsten binnenkrijgt en wat je moet investeren. Op internet is meer informatie over ondernemingsplannen te vinden, bijvoorbeeld op ikgastarten.nl of bij de Kamer van koophandel.
Als je de eerste versie van je ondernemingsplan klaar hebt, weet je ongeveer wat je aan geld nodig hebt. In dit stadium zullen je cijfers nog niet heel precies zijn, omdat je bijvoorbeeld nog niet weet hoeveel je exact kwijt bent aan de huur van een pand of je verzekeringen.

Lenen bij een bank

Met je ondernemingsplan kun je naar een bank stappen om te praten over financiering van je onderneming. Een bank zal over het algemeen niet alleen je plan van belang vinden, maar ook hoe jij als persoon bent. Er zal een inschatting gemaakt worden van je capaciteiten en of je het in je hebt om een geslaagd ondernemer te worden. Ben je al ondernemer in deze branche, dan is het goed om je jaarcijfers van de afgelopen drie jaar te laten zien. Als hieruit blijkt dat je onderneming een succes is, dan is dat uiteraard van positieve invloed. De bank zal ook kijken naar je opleiding en je ervaring. Je zult aan moeten geven welke activiteiten je gaat ontwikkelen en wat je verwachtingen zijn voor de opzet van je praktijk in de komende vijf jaar.

Financiële onderbouwing

Bij je ondernemingsplan wordt vooral gekeken naar de financiële onderbouwing. Hoe ziet je marktanalyse eruit, ben je realistisch over de concurrentie en je omzet, wil je samenwerkingen aangaan, enzovoort. Een bank is er vooral in geïnteresseerd of je onderneming voldoende winst kan maken om de aflossing en de rente terug te betalen.
Op basis van alle gegevens zal de bank een taakstellende begroting maken. Hierin wordt aangegeven hoe groot je omzet minimaal moet zijn om aan je verplichtingen (inclusief je privé-uitgaven) te kunnen voldoen. Deze taakstellende begroting wordt vervolgens vergeleken met de begroting die je zelf gemaakt hebt.

Met eigen geld investeren

Als je eigen geld hebt, dan is het goedkoper om dat in je eigen onderneming te steken dan om het benodigde geld te lenen bij een bank. Je kunt ook je investering gedeeltelijk met eigen geld financieren. In het ideale geval financier je minimaal 20% van je investering met je eigen vermogen. Dit geld kun je bijvoorbeeld gebruiken om een verbouwing te financieren of een pand, een auto of apparatuur aan te kopen. Wat je nog te kort komt, kun je financieren door geld van de bank te lenen of te leasen. Op de lange termijn is lenen goedkoper door eigen inbreng en doordat de activa na afbetaling van de lening eigendom worden.

Leasen

Op korte termijn is het vaak goedkoper om te leasen. Afhankelijk van de gekozen lease-vorm kan leasen tot eigendom leiden. Het voordeel van leasen is dat het maandtermijn kan worden afgestemd op de cashflow. 100% financiering (inclusief de voorfinanciering van de btw) is hierbij mogelijk, ook voor starters. Daarnaast is ook tweedehands leasen mogelijk, wat goedkoper en duurzamer is.

Borgstelling MKB-kredieten

Als je geen lening bij een bank kunt krijgen, omdat je te weinig onderpand hebt (zoals gebouwen of machines), dan kun je misschien gebruik maken van de Borgstellingsregeling voor het midden- en kleinbedrijf (BMKB). De overheid staat dan garant voor een deel van de lening, waardoor een bank minder risico loopt. Je kunt dan een groter bedrag bij de bank lenen dan dat je op basis van je onderpand zou krijgen. Je rente wordt hiermee lager en de looptijd langer.
Er zijn wel wat voorwaarden aan de BMKB verbonden. De lening moet minimaal 25.000 en mag maximaal 1,5 miljoen euro bedragen. Als de lening bedoeld is voor de financiering van een pand, dan moet minstens de helft als werkruimte gebruikt worden. De looptijd van de borgstelling is maximaal zes jaar en als de lening gebruikt wordt om een pand te financieren maximaal twaalf jaar. Voor startende ondernemers zijn er nog aanvullende mogelijkheden binnen de BMKB.
Als je gebruik maakt van deze regeling moet je wel eenmalig provisie betalen. Deze bedraagt 3,9 tot 5,85%. Meer informatie over de BMKB is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Bron:
Door Marleen Jansen, sectorspecialist gezondheidszorg bij de Rabobank

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Keuze BV, vof, maatschap of eenmanszaak

BV, vof, maatschap of eenmanszaak, wat is wijsheid?

Vaak zien we in de praktijk dat er geen aandacht is voor de keuze van een rechtsvorm. Van oudsher wordt maar snel een maatschap gevormd als er meerdere eigenaren in het spel zijn. Of als iemand alleen de praktijk draait, wordt er gekozen voor een eenmanszaak. Toch is het wel degelijk een zeer belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering geworden.

De veranderende economie, het risico van aansprakelijkheden, meer scheiding tussen privé en zakelijk zijn maar een paar factoren die de afgelopen jaren steeds meer hun stempel drukken op de bedrijfsvoering. Deze factoren beïnvloeden dan ook de keuze in een passende rechtsvorm.

Veel adviseurs baseren het keuze advies vaak alleen maar op de fiscale wetgeving. Wil je echter de juiste keuze maken, dan vinden wij dat u ook moet kijken naar factoren als levensfase van de ondernemer, de plannen voor de toekomst, uitbreiding of overdragen, eigen pand, pensioenopbouw etc etc. Dit alles bepaalt dan uiteindelijk de keuze die misschien niet fiscaal het meest optimale is, maar wel het beste past.

Fiscale aspecten

Om toch te beginnen met het fiscale aspect. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar wat er wordt verdiend (lees winst) en of een combinatie van loonbelasting en dividendbelasting beter uitvalt. Als eenmanszaak of vennoot/maat heb je recht op zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling. Dit drukt de belastingdruk aanzienlijk.

Een voordeel van een BV is dat niet de gehele winst direct belast hoeft te worden met inkomstenbelasting. Als je een BV hebt wordt er namelijk maandelijks een loonstrook gemaakt voor een bepaald salaris. Het restant van de inkomsten die de praktijk genereert, wordt dan benut om de andere kosten te dekken, zoals overig personeel, huisvesting, auto etc. Het bedrag dat dan als winst overblijft is maar belast met 20% vennootschapsbelasting.

Op dit moment is de winst in de BV nog geen privé geld (de BV is eigenaar ervan!). Om de winst naar privé te halen moet er 25% dividendbelasting over betaald worden. Per saldo kan dit dus wel een voordeel opleveren maar dat geldt dan alleen voor de hogere inkomens. Tevens blijkt elk jaar met Prinsjesdag dat de tarieven wel worden aangepast. Dus is het maar de vraag welk voordeel elk jaar behaald kan worden.

Toch kan het een goede reden zijn om een BV-constructie te kiezen. Je bent namelijk niet verplicht om dividend uit te keren. Het geld kan ook in de BV blijven staan om te gaan dienen als investeringsgeld in een pand, hypotheek te verstrekken aan de ondernemer of diens familie of bijvoorbeeld als pensioen.

Pensioen

Om gelijk maar met het laatste door te gaan, het pensioen. In de media is de laatste tijd steeds meer aandacht voor pensioenen. Men spreekt van een pensioenakkoord: pensioenen worden gekort omdat de dekkingsgraden te laag zijn, er een hogere AOW-leeftijd is, etc etc. Dit alles duidt erop dat je als ondernemer ook steeds meer rekening moet gaan houden om op de een of andere manier een pensioen te regelen. Dit is wat ons betreft ook een belangrijk onderdeel voor de keuze van een ondernemingsvorm.

Iemand die verschillende polissen heeft afgesloten, heeft geen behoefte om nog iets te regelen. Daarentegen, iemand die geen polissen heeft en wel wat wil regelen heeft wel de behoefte om hierover na te denken. Dan kan de keus van de rechtsvorm dus ook een belangrijk onderdeel zijn. Wel moet daarbij de kanttekening gemaakt worden dat de richtlijnen voor pensioenen in eigen beheer steeds worden aangepast. Maar pak het dan op in een breder perspectief.

In een BV vorm kan je dus een deel van de inkomsten laten staan in de BV. Dit geld kan dan geïnvesteerd worden in bijvoorbeeld een nieuwe praktijk. Wanneer de praktijk wordt verkocht, kan worden bedongen dat de koper het pand gaat huren waardoor je maandelijks inkomen genereert. Natuurlijk gelden hier ook allerlei regels voor en moet goed gekeken worden naar de plannen van de regering met de box 3 heffingen, maar het toont wel aan dat er mogelijkheden zijn. Deze constructie met een bedrijfspand, kan ook met recreatief onroerend goed in binnen- en buitenland. Wel moet altijd beoordeeld worden wat de beste constructie is.

Samenwerken

Dan een heel ander aspect: samenwerken. In de adviespraktijk zijn we het liefst bezig om mensen verder te helpen met het realiseren van hun droom. Echter helaas komen we te vaak cases tegen waarbij we als mediator moeten gaan werken om een stukgelopen samenwerking te ontmantelen. En dat is jammer. Door op het moment van samenwerken goed na te denken over de bedrijfsstructuur kan er veel werk en geld worden bespaard in de toekomst.

Terugkomend op een BV structuur. Als de praktijk gevoerd wordt vanuit een BV en de eigenaren een eigen holding daarboven hebben, is het voordeel dat er duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden over bijvoorbeeld vergoedingen. De meeste ruzies ontstaan doordat de privé omstandigheden van een ieder dusdanig verschillend zijn waardoor andere uitgave patronen ontstaan. Eén van de voorbeelden: de een wil een fiets en de ander een dure auto op de zaak.

Om deze discussie – en dus onrust – te voorkomen adviseren wij te allen tijde af te spreken om alle privé gerelateerde uitgaven in de holdings te houden en de praktijk zuiver te houden in een aparte BV. Maak tevens gebruik van een gedegen aandeelhoudersovereenkomst waarin alle taken en vergoedingen worden vastgelegd. Dit is maatwerk en kost in aanvang tijd maar levert zoveel voordeel op, want 99% van de discussies is al besproken en dus kan iedereen zich focussen op de werkmaatschappij en zijn eigen privé situatie (balans tussen privé en zakelijk).

Levensfase

Bij samenwerken speelt vaak ook de levensfase waarin de ondernemer zich bevindt een belangrijke rol. Iemand van 50 jaar, gehuwd met kinderen, die gaat samenwerken met een vrijgezel van 25 heeft duidelijk te maken met verschillende levensfases. Dan biedt de beschreven structuur van werkmaatschappijen met holdings een gedegen thuisbasis. Ook kan dit dan een zeer succesvolle basis zijn om uiteindelijk de praktijk te verkopen en van een welverdiend pensioen te gaan genieten. Want het verkopen van aandelen is onbelast voor de holding die het verkoopt. Er ontstaat dan direct een pensioenpot.

Overdragen aan kinderen

Samenwerken kan ook breder getrokken worden. Er bestaan namelijk nog steeds fiscale regels voor fiscaal gunstig overdragen van een onderneming aan kinderen. Dit is een duidelijke motivatie om te kijken naar de organisatiestructuur. De overheid heeft namelijk hiervoor zeer veel regels opgesteld waardoor het noodzakelijk is om zeker tien jaar van tevoren hierop al voor te sorteren.

Aansprakelijkheid

Dan tot slot aansprakelijkheid. Ook dit heeft weer twee kanten. Ten eerste de thuissituatie, vaak zien wij dat de partner van de ondernemer ‘angstig’ reageert op het ondernemerschap. De keuze van de juiste rechtsvorm kan rust creëren waardoor de ondernemer beter kan focussen op de bedrijfsvoering. Kanttekening die geplaatst moet worden, is dat er altijd risico’s blijven bestaan aan ondernemerschap. Maar als de regels worden gevolgd, dan kun je ze minimaliseren.

Ook regels van de overheid hebben effect op de aansprakelijkheid. Elke praktijk heeft personeel nodig. Hieraan kleven steeds meer risico’s. Dit zit vooral in situaties waarin een medewerker (langdurig) ziek wordt en er een doorbetalingsverplichting ontstaat. Dit kan een groot financieel risico zijn. Om dergelijke risico’s dan in eerste instantie niet privé door te laten werken, is de keuze van de organisatiestructuur essentieel.

Samengevat

Samengevat kan men concluderen dat de veranderende markt de ondernemer noodzaakt om ook steeds te beoordelen of de organisatiestructuur niet aangepast moet worden. Zoals blijkt is de keuze van structuur niet eenduidig vast te stellen en een stuk maatwerk. Schakel dan ook altijd de juiste adviseurs hiervoor in. Misschien kost het wat geld, maar het levert je zeker geld en rust op waardoor de balans tussen zakelijk en privé behouden blijft.

Door:
Raymon Bots Raymon Bots, mede-eigenaar van InAccount voor belastingzaken, administratie en advisering.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Investeerders in de mondzorg

Investeerders in de mondzorg

Na eerdere consolidatie in de tandheelkunde, leidend tot ‘de grote twee’, DentConnect en Dental Clinics, zijn steeds meer investeerders actief in de mondzorg.

Vooral de verkoop van de moedermaatschappij van DentConnect, voor naar schatting 16x het brutobedrijfsresultaat (vóór rente, afschrijving en belasting), heeft menig investeerder doen watertanden. Deze keten bevindt zich momenteel overigens in zwaar weer. De gemaakte prognoses worden (voornamelijk in Nederland) niet gehaald. Daarnaast hebben de eigenaren geld bij moeten leggen vanwege liquiditeitsproblemen. Voorzichtigheid is dus wel degelijk geboden.

Beweging in de markt

Maandelijks worden wij gebeld door overnamespecialisten, afgevaardigden van investeringsmaatschappijen of andere personen zonder Tandheelkunde-diploma met de intentie om tandartspraktijken over te nemen en samen te voegen. Zij zijn dan op zoek naar een netwerk van tandartsen, naar expertise en/of financiering.
Begin dit jaar bood een stagiair uit Londen mij €200 voor een interview van een half uur (te ontvangen via PayPal of Amazon, het liefst binnen 2 dagen). Hij was bezig met het doen van marktonderzoek, waarbij een artikel van mijn hand voorbij kwam. Hij was benieuwd naar overnameprijzen in de markt, de houding van tandartsen ten opzichte van ketens en had nog een paar andere uitgekauwde vragen. Ik heb vriendelijk voor de eer bedankt.
Natuurlijk is dit maar één kant van de spreekwoordelijke medaille. Schaal is noodzakelijk om het hele scala aan mondzorg te kunnen bieden, te kunnen blijven voldoen aan wet- en regelgeving en de kosten van de zorg in bedwang te houden. Verder is een groot deel van u al lang blij wanneer de sores van administratie, personeel of andere ondersteunende taken weggenomen wordt.

Praktijkoverdracht aan investeerders

Veel tandartsen zijn – na initiële scepsis – dan ook erg benieuwd naar wat een keten of investeringsmaatschappij hen kan bieden. Dikwijls liggen de prijzen hoger dan wat een collega bereid zou zijn te betalen. De verkoop aan een investeerder verloopt echter vaak anders dan de overdracht aan een collega-tandarts. Weet dat u met zeer ervaren onderhandelaars aan tafel zit. Zij zijn op dat moment uit op de beste transactie, dus hebben daarmee een tegengesteld belang. Laat uzelf bijstaan in zo’n gesprek, om zo een eerlijk speelveld te creëren.
Graag licht ik een aantal financiële voorwaarden uit, die dergelijke partijen kunnen voorstellen bij een overdracht:

Doorwerken na overname

U bent als ervaren tandarts een belangrijk onderdeel van de praktijk. Het schaap met de vijf poten, die de meeste omzet genereert en de praktijk succesvol aanstuurt. Waarschijnlijk bent u voor de patiënten ook nog hét gezicht van de praktijk. Overnemende partijen zien u dan ook graag blijven, en spreken graag een periode af (1 tot 5 jaar), waarin u veelal als ZZP’er verbonden blijft aan de praktijk, soms tegen een relatief hoog percentage van uw eigen omzet. Zowel het percentage als de periode zijn onderhandelbaar. Mocht uw beloning enkel afhankelijk worden van uw eigen omzet, wees dan kritisch op andere verantwoordelijkheden. Deze gaan mogelijk ten koste van uw omzet en beloning.

Herinvesteren in de onderneming

Sommige partijen vragen u te herinvesteren in uw eigen onderneming. Voor een overnamepartij is dit interessant omdat dit de initiële koopprijs drukt. Daarnaast blijven zij u op deze manier binden aan de praktijk. Ook voor u kan dit lucratief zijn, aangezien u bij een eventuele latere verkoop van het geheel uw deel weer kunt verkopen. Een aandeel in een succesvolle groep praktijken is namelijk meer waard dan een aandeel in een enkele praktijk. Anderzijds ontvangt u de gelden in het gunstigste geval pas later, is de waarde van dit aandeel sterk afhankelijk van het succes van de onderneming en kan het waardeloos worden bij faillissement.

Uitgestelde en voorwaardelijke betaling

Om u te motiveren om de omzet van de praktijk op peil te houden in de jaren na overname, wordt er vaak een deel van de overnamesom pas na enkele jaren uitgekeerd, wanneer bepaalde doelstelling gerealiseerd worden. Ook kan er een winstdeling worden voorgesteld, afhankelijk van nog te behalen resultaten. De aanname is hier dat u zich meer zal inzetten voor de praktijk, wanneer hier een financiële beloning tegenover staat. Wanneer u een omzetstijging verwacht en hier nog voldoende invloed op hebt, kan dit interessant zijn. De keerzijde is echter dat u bij een tegenvallende omzet minder of zelfs niets van deze betaling ontvangt. Besef u dat de hoogte van de omzet ook niet meer enkel in uw handen ligt.

Praktijkpand

Mocht u het praktijkpand in bezit hebben, dan nemen investeerders dit niet graag over. Een pand is duur, levert onvoldoende rendement op en is bovendien niet de kernactiviteit van de onderneming. De huur van uw pand door de overnemende partij is vaak wel een optie. Hierin zijn de duur van het huurcontract en de hoogte van de huur relevant en mogelijk onderhandelbaar.

Niet-financiële voorwaarden

Uiteraard zijn er ook andere (niet financiële) voorwaarden, die een rol kunnen spelen. Denk aan de verantwoordelijkheden die u afspreekt, naast het behandelen van patiënten. Een ander veelbesproken voorwaarde is de keuzevrijheid in materialen. Mag u zelf bepalen wat en waar u inkoopt, of zitten hier restricties aan?

Visie en ambities

Naast de voorwaarden die de overnemende partij stelt, zijn ook de visie en ambities van de overnemende partij van belang. Sommige investeerders hebben bijvoorbeeld de expliciete wens om na een paar jaar weer te kunnen verkopen, andere hanteren een lange-termijn visie. Het is goed u hierin te verdiepen, om zo een keuze te kunnen maken die bij u past.

 

Door: Henk-Jan van Roekel, senior healthcare banker bij het adviesteam Mondzorg van Van Lanschot Healthcare
14 november geven wij, in samenwerking met brancheorganisatie ANT, een workshop over praktijkovername voor verkopende tandartsen.

Hebt u zelf vragen over uw praktijkovername of zoekt u een bank die mee kan denken? Neemt u dan contact met mij op via 06-12280221 of h.vanroekel@vanlanschot.com of met mijn collega’s van het team mondzorg op mondzorg@vanlanschot.com

Brabantse pan-Europese tandartsketen in Zweedse handen (2017, 10 oktober). Financieele Dagblad.
2 Cureos liquidity runs low as June earnings miss sends leverage into double-digits, curbing RCF access (2019, 30 augustus). Debtwire

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Wat betekent Prinsjesdag 2019 voor de mondzorgondernemer?

Wat betekent Prinsjesdag 2019 voor de mondzorgondernemer?

Op Prinsjesdag heeft het kabinet Rutte III zijn (fiscale) plannen weer uit te doeken gedaan. Niet dat er nog veel nieuws door onze koning kon worden verteld; het overgrote deel was zoals gebruikelijk weer vooraf uitgelekt. De nadruk ligt deze keer op de koopkracht van de middeninkomens, maar wat betekenen deze maatregelen nu voor u als mondzorgondernemer? U treft hierna een overzicht aan van de diverse plannen die voor u van belang zijn, afhankelijk van de rechtsvorm.

Inkomstenbelasting: box 1 en box 3

Box 3-heffing

Niet in het belastingplan genoemd, maar vóór Prinsjesdag met veel bombarie aangekondigd: de voorgenomen verlaging van de box 3-heffing op spaartegoeden. Deze verlaging gaat echter pas in vanaf het belastingjaar 2022 en laat ik om die reden buiten deze beschouwing. Voor de jaren 2020 en 2021 blijft het huidige – t.a.v. spaargeld onrechtvaardige – regime gehandhaafd. De Hoge Raad heeft in een recent arrest voor de jaren 2013 en 2014 de wetgever in feite de opdracht gegeven hier iets aan te doen. De vraag is of de wetgever met dit ingangstijdstip hiermee voldoende heeft gedaan. Het zou me niet verbazen wanneer er voor recentere jaren opnieuw procedures worden opgestart tegen de box 3-heffing over spaargeld. Overigens bestaan er voor ondernemers (vooral degenen met een B.V.) op dit moment mogelijkheden om aan de box 3-heffing te ontkomen.

Tarieven/heffingskortingen box 1

Qua tariefstructuur komen we vanaf 2020 voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd uit op een 2-schijvensysteem, te weten 37,35% tot een belastbaar inkomen van € 68.507 en 49,5% daarboven. Hiermee wordt de verlaging van het toptarief naar 49,5% een jaar eerder ingevoerd dan eerst de bedoeling was. Verder worden de arbeidskorting en de algemene heffingskorting extra verhoogd ten opzichte van de eerdere plannen. Tot zover het positieve nieuws voor box 1 van de inkomstenbelasting.

Ondernemersfaciliteiten

Om het verschil in heffing tussen zzp’ers (maar dus ook alle andere ondernemers!) en werknemers te verkleinen wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs in 9 jaar afgebouwd van € 7.280 naar € 5.000. Volgens de rekenmodellen wordt deze verlaging voor 2020 ruimschoots goedgemaakt door de verhoging van de arbeidskorting (hebben ook ondernemers recht op) en de algemene heffingskorting. De MKB-winstvrijstelling daarentegen blijft gehandhaafd op 14% van de winst na zelfstandigenaftrek en eventueel FOR-dotatie.

Aftrekbeperking tegen het hoogste tarief

Vrijwel alle aftrekposten in de inkomstenbelasting zijn niet meer aftrekbaar tegen het toptarief, waaronder dus hypotheekrente eigen woning, zelfstandigenaftrek, MKB-winstvrijstelling, alimentatie en giften. In 2020 geldt een maximaal aftrektarief van 46% en in de jaren 2021 t/m 2023 wordt dit verder afgebouwd naar 43%, 40% en ca. 37% (tarief eerste schijf). Enige uitzonderingen hierop zijn nog de FOR-dotatie, lijfrentepremies en premies van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (AOV). Deze aftrekbeperkende maatregel kan de netto inkomenspositie van menig specialist in de mondzorg de komende jaren behoorlijk negatief beïnvloeden, met name degenen met de combinatie van een flinke hypotheek en alimentatieverplichting.

Tip: indien de financiële situatie dat mogelijk maakt, is afkoop ineens van alimentatie in 2019 het overwegen waard.

Vennootschapsbelasting en box 2 inkomstenbelasting – voor ondernemers met een B.V.

Tarief vennootschapsbelasting

Het tarief vennootschapsbelasting voor winsten boven € 200.000 blijft in 2020, in tegenstelling tot eerder
aangekondigd, 25%. Dit tarief zal in 2021 dalen naar 21,7%, een hoger tarief dan men eerder heeft gecommuniceerd. Het tarief voor winsten tot € 200.000 gaat wel zoals toegezegd verder omlaag, van 19% nu naar 16,5% in 2020 en 15% in 2021. Het aparte tarief van de innovatiebox stijgt van 7% naar 9%. Op veruit de meeste mondzorgondernemers zal echter het tarief tot een winstniveau van € 200.000 van toepassing zijn. De betalingskorting op het ineens voldoen van de voorlopige aanslagen wordt afgeschaft.

Tip: indien mogelijk is het voordelig om bepaalde geplande kosten naar voren te halen, zodat die nog worden afgetrokken tegen het huidige hogere tarief.

Tarief box 2 inkomstenbelasting

In samenhang met de hiervoor geschetste verlaging van de vennootschapsbelasting gaat het aanmerkelijk belang tarief (box 2) omhoog van 25% naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021.

Combitarief vennootschapsbelasting en box 2 inkomstenbelasting

Aangezien het ondernemen vanuit een B.V. een dubbele heffing met zich meebrengt van vennootschaps- en inkomstenbelasting (box 2) wordt er vaak gerekend met een zogenaamd combitarief voor deze 2 belastingen. Dit tarief bedraagt op basis van het vennootschapsbelastingtarief tot € 200.000 thans 39,25%; in 2020 wordt dat 38,42% en in 2021 37,87%. Al met al is er dus sprake van een daling van het combitarief. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de verhoging van het box 2 tarief ook geldt voor de winstreserves in de B.V. die t/m 31-12-2019 zijn opgebouwd (en dus nog niet zijn uitgekeerd), terwijl de winsten van de jaren t/m 2019 nog wel waren onderworpen aan het hogere vennootschapsbelastingtarief. Van een step up zal geen sprake zijn.

Tip: indien gewenst of nodig kan het dus verstandig zijn om nog dit jaar tot dividenduitkering over te gaan om zo nog van het huidige (en dus lagere) tarief te profiteren.

Overige belastingmaatregelen

Naast de wijzigingen in de tarieven is het van belang de volgende maatregelen te kennen:

  • Voor alle werkgevers wordt de vrije ruimte van de werkkostenregeling (hetgeen belastingvrij aan personeel kan worden uitbetaald) verhoogd van 1,2% naar 1,7% over de eerste € 400.000 loonsom. Dus max. € 2.000 meer vrije ruimte t.o.v. 2019.
  • Vanaf 2021 wordt waarschijnlijk de aftrek voor scholingskosten in de inkomstenbelasting afgeschaft en vervangen door een subsidieregeling.
  • De overdrachtsbelasting voor niet-woningen gaat van 6% naar 7%.
  • De bijtelling voor elektrische auto’s gaat van 4% naar 8% in 2020, naar 12% in 2021, naar 16% in 2022, naar 17% in 2025 en naar 22% in 2026. De cataloguswaardegrens waarop deze lagere percentages van toepassing zijn was in 2019 nog € 50.000, maar wordt in 2020 en 2021 respectievelijk € 45.000 en € 40.000.

    Tip: wie dus overweegt een elektrische auto aan te schaffen, kan dat dus het beste nog dit jaar doen! Want dan heeft u nog 5 jaar recht op het lage bijtellingspercentage van 4%.

  • Het btw-tarief voor e-books, digitale kranten en/of magazines gaat naar het lage tarief; die zouden dus goedkoper voor de mondzorgondernemer (die veelal niet btw-plichtig is) moeten worden.
  • Er wordt een vrijstelling assurantiebelasting ingevoerd voor premies van verzekeringen ter dekking ziekengeld-, wga-en overlijdensuitkeringrisico’s. Voor werkgevers zouden de kosten voor deze verzekeringen dus aanzienlijk moeten dalen, aangezien het tarief assurantiebelasting 21% bedroeg.

Laatste tip voor ondernemers met een B.V.: het in privé aangaan van een stille maatschap met uw B.V. kan tot een aanzienlijke verlaging van uw jaarlijkse belastingdruk leiden!

Door:
Johan Noordermeer RB, fiscalist Branchegroep Zorg Visser & Visser, Accountants-Belastingadviseurs, E jnoordermeer@visser-visser.nl, T 06-15470487. Voor meer informatie en een vrijblijvend gesprek kunt u gerust contact met ons opnemen. Bekijk de Visser & Visser diensten voor tandartsen

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Geef pensioen nu de aandacht die het verdient

Pensioen: het houdt ons wel bezig maar dat betekent helaas nog niet dat we ook in actie komen. Als tandarts bouwt u geen verplicht pensioen op. Het pensioenfonds voor tandartsen is immers een slapend pensioenfonds waarbij de inleg gestaakt is in 1996. Grote kans dat u bij de grote groep tandartsen hoort die hierin geen of onvoldoende vermogen heeft opgebouwd voor een fatsoenlijke oude dag.
Onderzoek wijst uit, en niet voor de eerste keer, dat we pensioen in principe wel belangrijk vinden maar zelden ook echt inzicht hebben in wat we straks precies krijgen. Laat staan dat we weten of dat überhaupt genoeg is om goed van rond te komen.

Enerzijds is dat goed te verklaren. Als mens hebben we van nature meer aandacht voor de korte termijn. De uitdagingen en onderwerpen waar we druk mee zijn, zijn vaak ook verbonden aan de levensfase waarin we op dat moment zitten.
Het onderwerp pensioen is alleen zo belangrijk dat het verstandig is om het juist wél nu al aandacht te geven. Hoe langer u wacht met reserveren, hoe hoger het bedrag is dat u later opzij moet zetten om na uw pensionering goed van te kunnen leven. Met andere woorden, hoe lastiger het is om uw pensioendoelstelling te realiseren.
Op www.mijnpensioenoverzicht.nl kunt u zien wat u nu aan pensioen hebt opgebouwd, inclusief de AOW-uitkering. Eigen voorzieningen in de vorm van een lijfrente bij een verzekeraar of bank worden niet in dit overzicht vermeld.

AOW

Iedereen die in Nederland woont of werkt bouwt automatisch AOW pensioen op. U krijgt een volledig AOW-pensioen als u in de 50 jaar voor uw AOW-gerechtigde leeftijd altijd verzekerd bent geweest. Als alleenstaande krijgt u een bruto uitkering van ca. € 15.500. Als u een partner hebt, dan bedraagt ieders AOW-uitkering ca. € 10.600. Uitgaande van een gemiddeld bruto inkomen van een tandarts van ca. € 100.000 is dit een flinke terugval bij pensionering als u verder geen voorzieningen hebt getroffen.

Verder moet u er rekening mee houden dat uw AOW-gerechtigde leeftijd steeds verder opschuift. De huidige AOW-leeftijd (2019) is 66 jaar en vier maanden. Deze leeftijd stijgt in stapjes naar 67 jaar en drie maanden in 2022. De verwachting is dat de AOW-leeftijd in de toekomst nog verder gaat stijgen. De prognose voor 2050 is 71 jaar.
Als u eerder wilt stoppen met werken is het dus belangrijk om vermogen opzij te zetten om dit AOW-gat te dichten.

Pensioen als persoonlijke voorziening

Met het wegvallen van het pensioenfonds voor tandartsen en verdere beperking om pensioen op te bouwen in de BV wordt het pensioen steeds meer een persoonlijke voorziening. Gelukkig zijn er al heel lang mogelijkheden om persoonlijk meer pensioen op te bouwen. U kunt bij een verzekeraar of bank vermogen opbouwen voor een lijfrente. De inleg kunt u onder voorwaarden in mindering brengen op uw belastbaar inkomen in box 1, zodat u netto minder betaalt. Over de jaarlijkse uitkering (na pensionering) betaalt u inkomstenbelasting in box 1. Meestal is de belastingteruggave over de inleg hoger dan de belasting over de uitkering, zodat u daar een fiscaal voordeel mee behaalt. Daarnaast is het opgebouwde vermogen niet belast in box 3.

De maximale inleg bedraagt jaarlijks € 12.678 (2019). Als u de afgelopen 7 jaar geen of niet volledig gebruik hebt gemaakt van deze mogelijkheid, kunt u nog aanvullend inleggen. Op de site van de Belastingdienst staat een rekenprogramma om uw maximale inleg te bepalen.

U bent verplicht het opgebouwde vermogen aan te wenden voor een lijfrente-uitkering die uiterlijk vijf jaar na uw AOW-leeftijd dient in te gaan. Als u komt te overlijden, moet het opgebouwde vermogen aangewend worden voor een uitkering ten behoeve van uw nabestaanden.

Verdere mogelijkheden

Een lijfrentevoorziening heeft bepaalde fiscale voordelen, maar is wel gebonden aan allerlei spelregels waardoor de flexibiliteit beperkt is. Bovendien zal in veel gevallen nog aanvullend vermogen nodig zijn om in het gewenste bestedingsniveau te kunnen voorzien.

Aanvullend vermogensopbouw

Verdere vermogensopbouw kan op diverse manieren. Denk daarbij aan sparen, beleggen, investeren in vastgoed etc. Voor de inkomstenbelasting wordt dit vermogen belast in box 3. U wordt geacht een bepaald rendement met dat vermogen te behalen, ongeacht het rendement dat u daadwerkelijk hebt gerealiseerd. U zou er ook voor kunnen kiezen om belasting te betalen over het werkelijk gerealiseerde rendement in plaats van het forfaitaire rendement. Als u uw praktijk al in de BV-vorm uitoefent, dan kunt u uw overwinst in uw BV houden. Oefent u uw praktijk uit als ondernemer voor de inkomstenbelasting, dan is het mogelijk interessant om de overwinst in te brengen in een BV.

Aflossen van schulden

‘Van aflossen wordt niemand armer’. Een bekende uitdrukking. Door het aflossen van schulden verlaagt u uw toekomstige lasten en bouwt u feitelijk ook vermogen op. In veel gevallen is dit een goed alternatief. Als u echter aflost op bijvoorbeeld uw hypotheek op uw eigen woning of ander vastgoed, verlaagt u wel uw lasten maar u zet ook vermogen vast. Als u later geld nodig hebt voor aanvulling op uw pensioen, is het wellicht lastig om dit weer via een bancaire lening beschikbaar te krijgen. Verkoop is dan enige optie.

Uw praktijk als uw pensioen

Bij pensionering heeft u wellicht een eigen praktijk die u wenst te verkopen. De netto verkoopopbrengst van uw praktijk zou dan uw aanvullende pensioenpotje zijn. Maar wat is uw praktijk straks waard? En wat houdt u daar onder aan de streep van over. Antwoord hierop geven wordt steeds moeilijker naarmate uw pensioenleeftijd verder in de toekomst ligt.

Professionele ondersteuning bij het opbouwen van uw pensioenvermogen
Pensioenopbouw vraagt om professionele ondersteuning. Dat begint met het vaststellen van het vermogen wat u verwacht nodig te hebben voor een fijne oude dag en het in kaart brengen van uw vermogenspositie nu en straks. Vervolgens zal er een realistisch plan moeten komen om dit vermogen op te bouwen rekening houdend met de (fiscale) spelregels die hiervoor gelden.

Het begint echter met in actie komen, en dat kan iedereen. Niet voor niets zeggen ze vaak “Visie en Actie zijn DE formule voor succes”. Pieter Steenhuizen, manager van het adviesteam Mondzorg bij Van Lanschot Healthcare.

Wilt u weten hoe u vermogen voor later kunt opbouwen en wat Van Lanschot vandaag voor u kan betekenen? Neemt u dan contact met mij op via 06 51 40 04 31 of p.steenhuizen@vanlanschot.com of met mijn collega’s van het team Mondzorg op mondzorg@vanlanschot.com.

Pensioen workshop

Tijdens het ANT congres van 12 april a.s. zullen wij speciaal voor tandartsen een Pensioen workshop geven.

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er
BTW

Nieuwe kleineondernemersregeling vanaf 1 januari 2020

Vanaf 1 januari 2020 geldt een vernieuwde kleineondernemersregeling. Hiermee kan er worden gekozen voor vrijstelling van btw. Daarnaast is de nieuwe kleineondernemersregeling niet alleen voor natuurlijke personen, maar ook voor stichtingen, verenigingen en bv’s.

Voorwaarden kleineondernemersregeling

Met de nieuwe kleineondernemersregeling hoeven natuurlijke personen, samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen, zoals stichtingen, verenigingen en bv’s, geen btw-aangifte meer te doen indien zij voldoen aan twee voorwaarden. Ten eerste mag de omzet niet hoger zijn dan €20.000 per jaar. Ten tweede moet het bedrijf gevestigd zijn in Nederland.

Gevolgen nieuwe regeling

Het kiezen voor de nieuwe regeling brengt de volgende gevolgen met zich mee:

  • U hoeft geen btw-aangifte meer te doen;
  • U hoeft geen btw meer in rekening te brengen bij uw klanten;
  • U kunt geen btw meer aftrekken of terugvragen die andere ondernemers bij u in rekening brengen;
  • U dient uw omzet duidelijk bij te blijven houden in uw administratie.

Aanmelddatum

Op het moment dat u kiest om deel te nemen aan de nieuwe kleineondernemersregeling is de vrijstelling geldig voor minstens drie jaar. Aanmelden voor de regeling is mogelijk vanaf 1 juni 2019, en moet vóór 20 november 2019 worden gedaan indien u wenst dat de regeling ingaat vanaf 1 januari 2020.

Ontheffing van administratieve verplichtingen

Ondernemers die op dit moment al een ontheffing van administratieve verplichten voor btw hebben hoeven zich niet aan te melden voor deze regeling. Indien dit het geval is zult u hier een brief met meer informatie over ontvangen.

Bron:
Belastingdienst

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er
Raymon Bots

Bedrijfsvoering van een mondzorgpraktijk: alles draait om effectiviteit!

Mondzorgpraktijken krijgen net als andere ondernemingen te maken met veel veranderingen. Hoe moeten zij de bedrijfsvoering hier op aanpassen? Moeten zij hun efficiency vergroten? dental INFO sprak met Raymon Bots, mede-eigenaar van administratie- en advieskantoor In Account. Volgens hem draait het om effectiviteit.

Kun je je voorstellen?

Mijn naam is Raymon Bots, ik ben 47 jaar en heb ruim twintig jaar ervaring in de accountancy. Tien jaar geleden heb ik samen met twee anderen InAccount opgericht. Ik merkte dat de markt een andere dienstverlening van zijn boekhouder/accountant verlangde dan het traditionele verwerken. Ik wilde het ‘Scrooge-imago’ doorbreken. Dit is goed gelukt door onder andere de dienstverlening tegen vaste tarieven aan te bieden. Hierdoor hebben we nu ruim 225 mkb-cliënten, operationeel in alle branches en van groot tot klein.

Van origine ben ik een bedrijfseconoom, maar ik heb ook de opleidingen voor controller en accountant (AA) voltooid. Ik voer echter geen enkele titel, aangezien ik daarin geen toegevoegde waarde zie voor mijn klanten. Belangrijker is dat je de juiste kennis hebt en kunt sparren met je klant op alle vlakken, zowel zakelijk als privé. Dit laatste vooral omdat het thuisfront een gedegen fundament moet zijn om succesvol te kunnen ondernemen.

Je hoort wel zeggen dat mondzorgpraktijken met veel veranderingen te maken krijgen. Waar lopen ze tegenaan?

Vaak wordt vergeten dat het runnen van een mondzorgpraktijk gewoon te vergelijken is met elke andere onderneming. Mondzorgpraktijken hebben dus ook allemaal te maken met allerlei externe invloeden. Sommige wetswijzigingen bijvoorbeeld hebben grote gevolgen voor een praktijk. Invoering van de AVG is zo’n wijziging die best veel invloed heeft gehad, omdat verzekeringen gekoppeld zijn aan burgerservicenummers.

Wat wel specifiek is voor de mondzorg, is dat de regulering van de tarieven de laatste jaren steeds is veranderd: van vaste prijzen naar vrije prijzen, dan weer naar vaste prijzen enzovoort. Verder kan ik niet echt iets herkennen, wat specifiek is voor de branche.

Er zijn tandartsen die aangeven dat ze steeds meer tijd kwijt zijn aan het managen van de praktijk. Doen zij iets fout of brengt de huidige tijd dat gewoon met zich mee?

Het klopt dat ze meer tijd nodig hebben voor het managen. In principe doen ze helemaal niets fout. De markt verandert in het algemeen steeds sneller. Gebruik van social media zorgt er bijvoorbeeld voor dat je bijna alles direct hoort, terwijl daar vroeger veel langer over werd gedaan. De beeldvorming van patiënten is dus ook anders dan bijvoorbeeld tien jaar geleden.

Voor de crisis was het mogelijk om menig onderneming te sturen op basis van efficiency (kosten/baten). Ik heb echter altijd aangegeven dat het gaat om effectiviteit. Efficiency is namelijk hiervan een onderdeel.

Kun je dit toelichten?

Bedrijfseconomisch kun je de effectiviteit van een onderneming meten aan de hand van vier pijlers, namelijk:

  • flexibiliteit: de mogelijkheid om je organisatie aan te passen aan veranderende marktomstandigheden;
  • efficiency: de kosten-batenanalyse;
  • satisfactie: het ‘goed in je vel zitten’, de balans dus tussen privé en zakelijk;
  • externe behoeftevoorziening: klantgerichtheid in de ruimste zin van het woord.

Het begrip effectiviteit is dus heel breed. De opleiding van specialisten, medisch of anderszins, is niet gericht op al deze facetten. Zeker in de crisisjaren en daarna is het beheersen van al deze pijlers echter essentieel geworden. Dit vergt wel een investering van tandartsen om het ‘nieuwe ondernemen’ te leren. Praktijkhouders die dit al hebben opgepakt, gaan nu langzaamaan ook de vruchten ervan plukken.

Hoe moeten mondzorgpraktijken dit dan toepassen?

Het belangrijkste is dat je tegenwoordig niet meer kan sturen op alleen kosten. Je moet alle verschillende pijlers in de gaten houden om een succesvolle onderneming te runnen. In de crisisjaren zag je dat veel ondernemers aan de noodrem gingen trekken voor hun uitgaven. Ik heb altijd gezegd dat niet te doen. Wel het gas loslaten en beetje bijremmen, maar gewoon blijven investeren. Natuurlijk alleen als het financieel gezien mogelijk was, soms trok een bank aan de noodrem. Bedrijven die dit hebben gedaan, profiteren nu het meest van de economische groei. Bedrijven die dit (wel of niet bewust) hebben nagelaten, hebben het vaak nu nog steeds moeilijk. Ze zijn van de trein gestapt en moeten nu alles inhalen. Aangezien de ontwikkelingen zich sinds 2015 zeer snel opvolgen, is dat een hele zware opgave.

Gaan mondzorgpraktijken steeds bedrijfsmatiger werken?

Ze moeten wel, of ze willen of niet. Je merkt wel in welke levensfase een praktijkhouder zit. Iemand die zijn pensioen in het vizier heeft, kijkt anders naar alles dan iemand die net komt kijken met een nieuwe praktijk.

Je merkt ook de invloed van franchise-concepten. Hierdoor krijg je automatisch een ‘splitsing’ in de markt. Franchise past niet bij iedereen, maar is wel interessant voor dat deel van de markt die het bedrijfsmatige onderdeel wil ‘uitbesteden’. Het andere deel van de markt gaat meer zelfstandig aan het werk met de eerder genoemde effectiviteitspunten.

Hoe kan je als mondzorgpraktijk je kosten beheersen en je winst vergroten?

Je moet dus niet alleen naar de kosten kijken! Ik praat dan ook niet over winst, maar over rendement. Op internet kan je meer dan 25 definities terugvinden over het begrip rendement. Natuurlijk heb je het financieel rendement. Om deze te beheersen dien je een langetermijnvisie te ontwikkelen en goede managementinformatiesystemen in te voeren. Dit zorgt er voor dat je de combinatie met de andere pijlers van effectiviteit goed kan doorvoeren. Er bestaan namelijk heel veel verbanden tussen alle onderdelen. Bijvoorbeeld dat als het hele team goed in zijn vel zit (dus de pijler satisfactie), er meer betrokkenheid is. Er zullen minder fouten gemaakt worden, wat kostenverlagend werkt. Met een flexibele instelling binnen het team kan de hele onderneming gemakkelijker aanpassingen doorvoeren tegen lagere kosten, wat weer meer winst oplevert. En door samenwerkingen te creëren op verschillende vlakken, kunnen sommige kosten gedeeld worden.

Dit zijn slechts een aantal verbanden. Je moet wel altijd in je achterhoofd houden dat sommige aanpassingen moeilijker zijn door te voeren door externe factoren zoals de krapte op de arbeidsmarkt of verplichtingen van overheidswege.

Heb je nog tips voor mondzorgpraktijken?

Als een praktijkhouder zich wil gaan herstructureren, dan is de eerste stap een zogenaamde nulmeting maken. Kijk dus waar je nu staat: financieel, operationeel, privé, echt alles. Daarna moet ook een langetermijnvisie worden bepaald: wel of niet groeien/uitbreiden, investeren, ‘klaarmaken’ voor overdracht aan familie of derden, enzovoort.

Er volgt dan een actieplan met welke stappen er wanneer genomen moeten worden om het doel te bereiken. Tussentijdse evaluatie dient er voor te zorgen dat men niet blind een kant op gaat. Zoals aangegeven verandert de externe markt erg snel en deze veranderingen vergen soms enige bijsturing.

Interview door Yvette in ’t Velt met Raymon Bots, mede-eigenaar van InAccount voor belastingzaken, administratie en advisering.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, Opinie, Thema A-Z
6 stappen bij het verkopen van de tandartspraktijk

6 stappen bij het verkopen van de tandartspraktijk

Bent u van plan om binnenkort uw tandartspraktijk te verkopen? Dat is een belangrijke stap en kan een grote uitdaging zijn. Door te weten wat er te wachten staat kan het proces makkelijker worden. In dit artikel worden zes belangrijke stappen toegelicht die gevolgd zouden moeten worden bij het verkopen van de tandartspraktijk.

  1. Begrijp uw rol

Voordat u begint met de verkoop van de praktijk is het belangrijk om te weten welk doel u hiermee hoopt te bereiken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan financiële onafhankelijkheid, pensioen, minder werkuren of het willen bereiken van een hogere klinische rol. Het is belangrijk voor potentiële kopers om hiervan op de hoogte te zijn.

  1. Zorg dat alle papieren klaar zijn

Op het moment dat het besluit om te verkopen vaststaat, is het fijn als het proces zo snel mogelijk kan verlopen. Hiervoor is het belangrijk om al de benodigde papieren gesorteerd te hebben, om er zeker van te zijn dat alle benodigdheden aanwezig zijn.

  1. Bereid de werknemers voor

In dit stadium van het verkoopproces is het niet per sé noodzakelijk om de werknemers al in te lichten over een eventuele verkoop. Het is echter wel belangrijk om ervoor te zorgen dat de verkoop hen zo weinig invloed op hen zal hebben. Zorg dat alle contracten up-to-date en getekend zijn, en dat alle voorwaarden waarvoor zij hebben getekend aanwezig zijn.

  1. Kies een advocaat

Van begin af aan is het belangrijk om goed juridisch advies over belangrijke beslissingen en overeenkomsten met potentiële kopers te kunnen inwinnen bij een advocaat. Het is daarom raadzaam om tijdig een advocatenkantoor te kiezen die kennis heeft van de industrie, en daardoor in staat is om passend advies te geven. Vraag bijvoorbeeld eens rond bij collega’s die hetzelfde hebben doorstaan.

  1. Wees eerlijk en duidelijk

Alles wat er niet wordt verteld op het moment dat de verkoopprijs wordt opgemaakt kan hier een negatief effect op hebben. Wees daarom direct zo eerlijk mogelijk over eventuele minpunten van de praktijk, om later veel gedoe te kunnen voorkomen.

  1. Wees realistisch in het stellen van verwachtingen

Bij het verkopen van een tandartspraktijk zal iedereen in het proces voorstander zijn van een snelle en efficiënte verkoop. Wees echter voorbereid op eventuele vertragingen in het proces om frustraties te voorkomen en de tijdlijn niet in de war te schoppen.

Bron:
Dentistry.co.uk

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Tandartsen ondervinden financieel nadeel van patiënten die een afspraak niet nakomen

Tandartsen ondervinden financieel nadeel van patiënten die een afspraak niet nakomen

Naar aanleiding van een Duitse punctualiteitsstudie vroegen wij u in juli een vragenlijst in te vullen over de punctualiteit van uw patiënten. Heeft u ook patiënten die niet op een afspraak verschijnen? Lees hier hoe uw collega’s in Nederland dit ervaren.

Duits onderzoek

In het Duitse onderzoek onder 561 artsen gaf meer dan de helft van de ondervraagden aan zo’n 1000 euro per maand aan inkomen mis te lopen door patiënten die niet komen opdagen. Patiënten tussen de 19 en 30 jaar zouden het vaakst verstek laten gaan.

Nederlandse vragenlijst

Uit de antwoorden op de vragenlijst van dental INFO blijkt dat het niet komen opdagen van patiënten ook in Nederland veel voorkomt. Van de 80 respondenten gaf 25% aan dat dit tot 3 keer per maand gebeurt, 20% tot 5 keer per maand, 32,5% tot 10 keer per maand en 22,5% zelfs meer dan 10 keer per maand. Niemand gaf het antwoord ‘nooit’.

De afspraken die het meeste vergeten worden zijn controleonderzoeken of nabehandelingen (40%) en regelmatige afspraken (26%).

Soort patiënten

Uit de vragen over welke soort patiënten het vaakst een afspraak vergeten kwam niet een duidelijk beeld. Over de leeftijdsgroep gaf 44% van de respondenten aan dat de leeftijd geen rol speelt. 30% zei dat het vooral gaat om patiënten tussen de 19 en 30 jaar en 25% om patiënten tussen de 31 en 50 jaar. 79% gaf aan dat het geslacht geen rol speelt, terwijl 21% antwoordde dat het vooral om mannen gaat.

Ook het hebben van een aanvullende mondzorgverzekering maakt niet uit volgens het merendeel van de respondenten (87,5%). Van de 12,5% die hierin wel een verschil zag, vond 11,25% patiënten met een aanvullende verzekering het meest betrouwbaar.

Financiële gevolgen

Bijna alle respondenten (97,5%) geven aan financieel nadeel te ondervinden van de onbetrouwbare patiënten. Bij 17,5% gaat het om 0 tot 200 euro per maand, bij 43,75% om 200 tot 500 euro, bij 15% om 500 tot 1000 euro en bij 8,75% zelfs om meer dan 1000 euro. 2,5% zegt geen nadeel te ondervinden en 12,5% weet het niet.

Patiëntenplan

Op de vraag hoe het patiëntenplan wordt bijgehouden antwoordt het merendeel (87,5%) dat dit gebeurt via een geïntegreerd afspraakbeheer (ingebouwd in de praktijksoftware). Bij 8,75% gebeurt dit digitaal los van de praktijksoftware en bij 3,75% met een papieren kalender.

Het overgrote deel van de respondenten (89%) herinnert patiënten aan afspraken, 59% doet dit per e-mail, 24% per sms en 5% per telefoon.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen