schorsing na onrechtmatige vernietiging patiëntgegevens

Tuchtrecht: schorsing na onrechtmatige vernietiging patiëntgegevens

Een tandarts wordt door ex-patiënten verweten dat hij ondanks herhaalde verzoeken om hun patiëntendossiers toe te sturen geen medische informatie heeft verstrekt en op geen enkele manier bereikbaar was. De tandarts heeft de medische dossiers zonder toestemming aan derden verstrekt en laten vernietigen. Het tuchtrechtcollege veroordeelt de tandarts tot een schorsing.

Situatie

Op 7 januari 2020 start een tuchtrechtzaak tegen een tandarts die tot februari 2019 een eenmanspraktijk had. Door de opvolgend arts zijn bij meerdere patiënten tandheelkundige problemen vastgesteld. Vier patiënten hebben vervolgens melding gemaakt van vermeed medisch verwijtbaar handelen bij hun rechtsbijstandsverzekeraar.

De tandheelkundig adviseur van de verzekeraar vroeg daarop de behandeldossiers van de klagers op bij de tandarts (de verweerder). Op meerdere brieven en telefoontjes naar de praktijk van de verweerder ontving de adviseur geen reactie. Ook de klagers zelf hebben de tandarts meerdere geprobeerd telefonisch te bereiken. Zonder succes. De praktijk was gesloten, de telefoon werd niet opgenomen en brieven bleven onbeantwoord.

Uiteindelijk blijkt dat de tandarts een huurachterstand had. Daarop werd in december 2019 beslag gelegd op zijn praktijk en alle roerende zaken en inboedel. Dus ook de patiëntgegevens en behandeldossiers. Op 9 januari 2020 heeft de tandarts een overeenkomst gesloten met de schuldeisers. Daarin werd het volgende vermeld:

“Alle roerende zaken welke zich in het gehuurde bevinden worden in eigendom overgedragen aan de schuldeisers. Na ondertekening van deze akte staat het de schuldeisers vrij om de zich in het gehuurde bevindende inboedel af te voeren en te vernietigen, dan wel te vervreemden.

De schuldenaar gaf aan dat er een doos met patiëntengegevens in het gehuurde aanwezig zou zijn en geeft mij, gerechtsdeurwaarder, dan wel de schuldeisers toestemming om eventuele bescheiden en/of gegevensdragers met patiëntgegevens en/of financiële gegevens te (laten) vernietigen door gespecialiseerde derden.”

Een deurwaarder heeft de in de praktijkruimte aangetroffen patiëntengegevens laten vernietigen.

Klacht

De klagers verwijten de verweerder dat hij hun medische gegevens en dossiers niet heeft overgelegd, terwijl hier op verschillende manieren herhaaldelijk om gevraagd is. De tandheelkundig adviseur van de rechtsbijstandsverzekeraar van de klagers heeft deze documenten nodig om te kunnen beoordelen over de tandarts medisch verwijtbaar heeft gehandeld.

Tijdens de zitting ontdekken de klagers dat de tandarts hun gegevens ten onrechte en zonder hun toestemming heeft doorgespeeld aan derden en heeft laten vernietigen. Hierdoor kan niet langer onderzocht worden of de tandarts medisch verwijtbaar heeft gehandeld, waardoor de klagers financiële schade lijden.

De verweerder heeft spijt van zijn daden. Hij geeft aan dat hij tijdens deze gebeurtenissen fysieke problemen, depressie en een burn-out had. Hierdoor was hij destijds ‘volledig de kluts kwijt’ en vermeed hij alles wat mijn praktijk te maken had. Zijn beredenering destijds: door de documenten te laten vernietigen komen ze in ieder geval niet in handen van onbevoegden.

Beoordeling

Het tuchtrechtcollege verwijst in haar beoordeling naar de artikelen 7:454 t/m 7:457 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin staat dat een tandarts de medisch dossiers van patiënten ten minste 20 jaar in stand moet houden, deze aan patiënten moet verstrekken wanneer zij daarom vragen, en deze alleen mag delen met derden wanneer patiënten daar nadrukkelijk toestemming toe geven.

Er zijn uitzonderingen op deze regels, maar die gaan in dit geval niet op. Uit de situatie zoals hierboven beschreven wordt duidelijk dat de tandarts zich niet aan deze regels heeft gehouden.

De echte vraag in deze zaak is of de tandarts volledig aansprakelijk kan worden gesteld voor zijn handelen gezien zijn toenmalige mentale toestand. Hoewel het college begrip kan opbrengen voor de afnemende geestelijke gezondheid van de tandarts, neemt dat niet weg dat de tandarts verantwoordelijkheid draagt.

Volgens het college hoort het bij de professionele rol van tandarts om eigen mentale problemen tijdig te signaleren en hulp te zoeken. Dat heeft de tandarts niet gedaan. Bovendien had hij bij het herkennen van zijn mentale problemen de patiëntendossiers moeten veiligstellen, en de patiënten minstens op de hoogte moeten stellen van de situatie. Ook dit heeft de tandarts niet gedaan.

In haar beoordeling heeft het college rekening gehouden met de spijt die de verweerder betuigd, zijn mentale toestand (die nog niet verbeterd is en dat naar verwachting ook niet snel zal zijn), en het feit dat de tandarts 64 jaar is.

Uitspraak

De tandarts geeft zelf aan dat hij waarschijnlijk niet meer aan de slag zal gaan als tandarts, maar dat hij ook niet in de toekomst kan kijken. Om er zeker van te zijn dat de verweerder zijn werk als tandarts niet meer zal uitvoeren doet het college de volgende uitspraak:

Het college acht de klacht gegrond en veroordeelt de verweerder tot een schorsing van 6 maanden onvoorwaardelijk en 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving

Tuchtrecht: waarschuwing na onvoldoende te hebben voorzien in behoeften van patiënt

Een tandarts heeft een waarschuwing gekregen van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle nadat zij zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de behoeften van de klaagster en daardoor niet aan de wensen en behoeften van de klaagster kon voldoen.

Situatie

Na de uitvoering van een wortelkanaalbehandeling door beklaagde bij klaagster op 25 juli 2019 hebben beide partijen het besluit van klaagster besproken om tot plaatsing van facings op de elementen 12, 21, 22 en 23 over te gaan.

Op 22 augustus 2019 wordt het werkstuk bij klaagster geplaatst in het Tandtechnisch laboratorium. Maar bij thuiskomst was zij niet tevreden met het resultaat. Aangezien de tandartspraktijk van beklaagde 23 augustus dicht was, heeft klaagster haar beklag gedaan bij de tandtechnieker.

Op 28 augustus 2019 vind er een gesprek plaats tussen klaagster en beklaagde. Daarover schreef beklaagde in haar tandheelkundig dossier:

“Op 28 aug heb ik hier met haar een half uur gesproken over haar klacht, de 11 vindt ze te kort terwijl mijn mening is dat de 21 te lang is en de 13 en 23 nog iets ingekort moeten worden. Hier was ze het niet mee eens, er mocht niet meer aan geslepen worden en korter gemaakt worden. Ik wil geen nieuwe kroon maken 11 omdat we dan risico lopen op kleurverschil, nog meer ellende en omdat ik vind dat de 21 ingekort moet worden. Ik vind het een heel mooi werkstuk en ik wil daar niet meer in rommelen, in een mooi beeldhouwwerk ga je ook niet meer lopen hakken…
Naar mijn mening is het prachtig, iets bijslijpen nog van de 21 en de 13 en 23 dan is het een prachtig resultaat.”

Hier was klaagster het absoluut niet mee eens. Twee dagen later dient ze een klacht in bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT). Door het KNMT werd een onafhankelijke arts ingeschakeld om te bemiddelen.

Volgens hem is het resultaat “onnatuurlijk en anatomisch onjuist”. Die fouten hadden volgens hem voorkomen kunnen worden als beklaagde de juiste procedure had gevolgd. Er waren bijvoorbeeld geen wax-ups en mock-ups gemaakt. Dit was volgens hem de oorzaak van de teleurstelling bij klaagster.

Op 30 september 2019 heeft klaagster een second opinion laten uitvoeren bij een andere tandarts. Hij concludeerde het volgende:
“Er is tandheelkundig een fraai resultaat bereikt van uit technisch oogpunt; echter is er onvoldoende rekening gehouden met de verwachting met betrekking tot de lengte van de centrale incisieve.”

Met die second opinion op zak ging klaagster op 1 oktober 2019 nogmaals het gesprek aan met de beklaagde tandarts. Die was nog steeds niet bereidt om de wensen van klaagster in te lossen. Het dossier vermeldt over dat gesprek:
“Misschien dat iemand haar beter kan helpen dan ik , ik ga in een mooi kunstwerk niet slopen, ik vind het erg mooi wat ik gemaakt heb…… ik begrijp haar niet en kan haar ook niet meer verder mooi maken.”

Klacht

Op basis van deze situatie verwijt klaagster beklaagde het volgende:

  1. Onjuiste uitvoering van de behandeling;
  2. Onheuse bejegening;
  3. Het naast zich neerleggen van de uitkomst van de second opinion en daardoor niet tot bemiddeling komen;
  4. Nalatigheid in de benadering en uitvoering waardoor klaagster al zes maanden met frustraties rondloopt;
  5. Het volhouden dat een technisch volmaakt product is afgeleverd.

Beoordeling

Het college komt tot de conclusie dat beklaagde onprofessioneel heeft gehandeld. Er is bijvoorbeeld geen professioneel en compleet tandheelkundig dossier bijgehouden. Daarnaast kan ook nergens uit blijken dat beklaagde voldoende rekening heeft gehouden met de wensen en behoeften van klaagster.

Volgens het college is het bij een cosmetische behandeling, zoals een plaatsing van facings op de voortanden, extra belangrijk om de wensen en behoeften van een patiënt volledig te doorgronden voordat er een behandelplan wordt opgesteld. Dit omdat zo’n behandeling niet alleen objectief beoordeeld kan worden, maar ook een subjectief element van kwaliteit heeft. Uit de gepresenteerde feiten en de standpunten tijdens de zitting kan het college niet opmaken dat dit op correcte wijze is gebeurd.

Uitspraak

Het college verklaart de klacht gegrond en legt aan de beklaagde de maatregel van een waarschuwing op.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Mondclinic Rotterdam

Vacature: Mondhygiënist Rotterdam

Wij zijn op zoek naar een nieuwe collega voor de MondClinic praktijk in Rotterdam. Ben jij een teamplayer? Wil je nieuwe dingen leren? Dan ben je bij ons aan het goede adres.

Wij zijn een mondhygiënepraktijk, er werken alleen mondhygiënisten en balie-assistentes. We werken met de nieuwste apparatuur. Zo hebben we sinds kort een röntgenapparaat. We werken volgens Guided Biofilm Therapy met de EMS master. En we werken sinds kort met spraak gestuurde parodontium statussen.

Fulltime: Nee

Uur per week: 24 – 28 uur

Praktijk: MondClinic, Koningslaan 285, 3067 TG Rotterdam

Functie-eisen: Mondhygiënist of laatste jaars Mondzorgkunde

Contactpersoon: Corina Julien

Enthousiast? Stuur dan jouw CV en motivatie naar info@mondclinic.nl  Wil je meer weten? Neem dan contact op met Corina Julien.

Lees meer over: Ondernemen, Partnernieuws, Partnernieuws, Personeel, Producten
Recht - tuchtrecht

Gezondheidsrecht: de belangrijkste wetten

Uit een onderzoek van VvAA blijkt dat veel zorgverleners behoefte hebben aan meer informatie over gezondheidsrechtelijke zaken. Daarom zette mr. Kim Waldron, jurist gezondheidsrecht bij VvAA, tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu op een rij met welke wetgeving mondzorgverleners onder meer te maken hebben.

Gezondheidsrecht

Gezondheidsrecht is een omvangrijk rechtsgebied. Voor het gemak spreken we van drie typen wetten:

  1. Algemene Nederlandse wetten
  2. Stelselwetten
  3. Zorgwetten

1. Algemene Nederlandse wetten

De algemene Nederlandse wetten bevatten een aantal belangrijke artikelen over het gezondheidsrecht.

Grondwet

In de Grondwet is in artikel 11 de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam vastgelegd. Hieruit volgt onder meer dat een patiënt toestemming dient te geven aan een zorgaanbieder om een ingreep of verrichting te ondergaan. In artikel 22 van de Grondwet is neergelegd dat de overheid maatregelen treft om de volksgezondheid te bevorderen.

Privaatrecht

Voor wat betreft het privaatrecht (regelt de verhouding tussen burgers onderling) is Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek relevant te noemen voor het gezondheidsrecht, omdat daarin de regelgeving omtrent vertegenwoordiging van meerderjarige wilsonbekwamen is neergelegd. Ook neergelegd in Boek 1 zijn de regels omtrent het ouderlijk gezag. Dat is relevant voor de toestemming die een ouder dient te geven voor een behandeling van een minderjarige. Zo geldt bijvoorbeeld dat een ouder die geen gezag heeft, geen toestemming kan geven voor een behandeling. Overigens heeft een ouder zonder gezag in voorkomende gevallen wel recht op belangrijke informatie over een kind.
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bevat wettelijke bepalingen over de geneeskundige behandelingsovereenkomst (ook wel bekend als de WGBO). Een zorgaanbieder/zorgverlener sluit een behandelingsovereenkomst met de patiënt en daaruit vloeien allerlei rechten en plichten voort. De WGBO kent bepalingen van dwingend recht: een zorgaanbieder/zorgverlener mag niet ten nadele van de patiënt van de bepalingen afwijken.

Privacyrecht

De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet AVG zijn van belang als we het hebben over het privacyrecht. In de AVG zijn bepalingen neergelegd over hoe om te gaan met persoonsgegevens en het verwerken ervan, waaronder bijzondere persoonsgegevens zoals het medisch dossier. Bijvoorbeeld bij een verzoek tot afschrift van een kopie van het medisch dossier: binnen welke termijn dient een zorgverlener dit te overleggen?
De Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) regelt het delen van gegevens met andere zorgaanbieders via elektronische uitwisselingssystemen en het recht op een elektronische kopie en inzage van het medisch dossier.

Bestuursrecht

Het bestuursrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger, bijvoorbeeld hoe je in bezwaar en beroep kunt gaan tegen een besluit. Hiervoor is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van belang. De Awb is de basis van de bevoegdheden van zelfstandige bestuursorganen zoals de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), maar ook andere toezichthouders zoals de Autoriteit Consument & Markt (ACM), de toezichthouder in het kader van mededinging.

Mededingingsrecht

Het mededingingsrecht is geregeld in de Mededingingswet, waarin onder andere het maken van prijsafspraken wordt verboden.

Strafrecht

In het Wetboek van Strafrecht zijn – naast de algemene bepalingen – ook bepalingen opgenomen op grond waarvan een zorgverlener strafrechtelijk vervolgd kan worden.

In het Wetboek van Strafvordering zijn de processuele regels vastgelegd, onder meer hoe en wanneer kan worden overgegaan tot strafvervolging. Toegespitst op het gezondheidsrecht kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de rechten en plichten van verdachten en getuigen in een strafrechtelijk onderzoek, maar bijvoorbeeld ook de juridische positie van een zorgaanbieder bij een vordering van de Officier van Justitie tot afgifte van medische gegevens van een van zijn patiënten.

2. Stelselwetten

In Nederland bestaan vijf wetten die van belang zijn voor het zorgstelsel, de zogenaamde stelselwetten. Het zorgstelsel is er op gebaseerd dat burgers in eerste instantie proberen zichzelf te redden (zelfredzaamheid), eventueel met hulp uit het netwerk (vrienden, buren, familie – mantelzorgers).

Wet publieke gezondheid

Ingevolge de Wet publieke gezondheid (Wpg) schept de overheid de voorwaarden voor een goede volksgezondheid in het belang van de individuele burger dan wel de gehele bevolking. De wet regelt ook dat de overheid maatregelen neemt om de burgers te beschermen tegen gezondheidsrisico’s waar zij zelf geen of onvoldoende invloed op hebben. Voorbeelden hiervan zijn het rijksvaccinatieprogramma, het bevolkingsonderzoek, infectieziektebestrijding en zeer actueel de COVID-19 crisis.

Zorgverzekeringswet

Een burger kan zorg krijgen via de Zorgverzekeringswet (Zvw). Sinds 2006 is iedereen verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Indien een burger meer zorg wenst dan waar hij op grond van de basisverzekering recht op heeft, dan kan hij een aanvullende verzekering afsluiten, dan wel voor de zorg betalen (via een factuur).

Wet maatschappelijke ondersteuning  en Jeugdwet

Daarnaast zijn er de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet. Op grond van deze wetten is de gemeente verantwoordelijk gesteld voor de maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg. Zij regelen de inkoop met als gedachte dat zij goed weten wat zich binnen de gemeentelijke grenzen afspeelt en wat derhalve nodig is aan zorg.

Wet langdurige zorg

De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt zware en intensieve zorg, zoals de verpleeghuiszorg. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) regelt de indicatiestelling en bepaalt of mensen recht hebben op Wlz-zorg. Wlz is een verplichte volksverzekering: daar betaalt een ieder aan mee.

3. Zorgwetten

Met zorgwetten worden wetten bedoeld die specifiek betrekking hebben op de gezondheidszorg.
Er zijn een aantal wetten waarin de kwaliteit van zorg is geregeld, zoals de Wet BIG, de WGBO en de Wkkgz.

Gezondheidswet en de Wet Marktordening Gezondheidszorg

Voor de organisatie van de gezondheidszorg en de instrumenten en bevoegdheden van de toezichthouders zijn de Gezondheidswet en de Wet Marktordening Gezondheidszorg (Wmg) van belang. Zo zijn in de Gezondheidswet de bevoegdheden van de IGJ opgenomen. In de Wmg zijn de bevoegdheden van de NZa vastgelegd. De NZa stelt onder andere de mondzorgtarieven en de declaratiecodes vast. Voor de mondzorg is bovendien van belang dat de Regeling Mondzorg van de NZa de tandarts verplicht in geval dat een behandeling 250 euro of meer kost een begroting voor te leggen aan de patiënt.

Enkele voorbeelden van zorgwetten zijn de volgende:

In de Wet op de medische keuringen is de gang van zaken geregeld rondom medische keuringen, die iemand bijvoorbeeld moet ondergaan om in aanmerking te komen voor een uitkering (van een afgesloten verzekering) en de rechten en plichten van betrokkenen.
In de Wet medische hulpmiddelen is beschreven aan welke eisen medische hulpmiddelen moeten voldoen en hoe je er mee moet werken. Bijvoorbeeld: is een kunstgebit een hulpmiddel?
De Geneesmiddelenwet regelt de voorwaarden voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde geneesmiddelen. Deze wet bevat ook bepalingen over de bevoegdheid tot het voorschrijven van geneesmiddelen door tandartsen.

Kwaliteit van zorg

Voor de kwaliteit van zorg zijn de volgende wetten relevant te noemen:

  • Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO);
  • Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG);
  • Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz);
  • Wet toelating zorginstellingen (Wtzi).

WGBO

De WGBO regelt de rechten en de plichten van de zorgverlener en de patiënt. Er staan met name plichten in voor de zorgverlener, zoals de informatieplicht en het informed consent. De informatieplicht is de plicht om patiënten goed te informeren over de verschillende mogelijkheden die er zijn in het kader van de zorg, maar ook over de te ondergane behandeling, de risico’s, de kosten, advies nazorg enzovoorts. Een en ander dient ook goed te worden gedocumenteerd in het medisch dossier. Informed consent houdt in dat de patiënt weloverwogen toestemming moet kunnen geven voor een behandeling. Dit kan een patiënt alleen als hij goed geïnformeerd is. Hieruit vloeit dan ook het belang van de informatieplicht voort.

Sinds kort is ook het zogenaamde ‘shared decision making’ (gezamenlijk beslissen) opgenomen in de WGBO: de zorgverlener en de patiënt bespreken samen waarom voor een bepaalde behandeling wordt gekozen. Daarbij dient alles te worden uitgelegd naar het bevattingsvermogen van de patiënt (dus bij een kind anders dan bij een volwassene).

Andere plichten die in de WGBO staan: goed hulpverlenerschap, de plicht om een dossier bij te houden (bewaartermijn 20 jaar), rechten van patiënten met betrekking tot hun dossier, waaronder het inzagerecht en het vernietigingsrecht, privacy en geheimhouding (beroepsgeheim), maar ook regels over vertegenwoordiging van minderjarige en wilsonbekwame patiënten.

Dossiervoering is van groot belang voor de continuïteit van zorg omdat een zorgaanbieder niet alleen gebruik maakt van zijn dossier, maar ook assistentes en collega’s, zoals zijn opvolger (bijvoorbeeld bij een overstap naar een andere praktijk), maar ook voor het verweer tegen een klacht of claim. Voor meer informatie over waar het medisch dossier aan dient te voldoen: zie de KNMT-praktijkrichtlijn patiëntendossier. Een en ander wordt ook verder uitgewerkt in (tucht)rechtspraak.

Wet BIG

De Wet BIG heeft drie doelen, namelijk:

  1. het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg;
  2. het beschermen van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van de beroepsbeoefenaren;
  3. het borgen van het vertrouwen in de gezondheidszorg.

De Wet BIG regelt in de eerste plaats de titelbescherming. Deze is voor tandartsen gekoppeld aan de inschrijving in het BIG-register en andere zorgverleners, zoals mondhygiënisten, aan een diploma van een erkende opleiding. De titelbescherming betekent voor de praktijk dat het verboden is om zonder de vereiste BIG-registratie c.q. het vereiste diploma een titel te voeren, op straffe van een boete. De titelbescherming geldt ook voor door de minister erkende specialistentitels, bijvoorbeeld die van orthodontist.

In de tweede plaats worden de bevoegdheden tot het verrichten van de voorbehouden handelingen in de Wet BIG beschreven. De regeling houdt kort samengevat in dat het zelfstandig verrichten van bepaalde handelingen vanwege hun risicovolle karakter zijn voorbehouden aan bepaalde beroepsbeoefenaren, zoals artsen, verloskundigen en tandartsen, mits bekwaam. Voor tandartsen geldt wel de beperking dat zij alleen deze bevoegdheid hebben, voor zover de handeling op hun wettelijke deskundigheidsgebied ligt. Zo mogen tandartsen een lokale verdoving toedienen voor zover dit nodig is voor een tandheelkundige behandeling. Ook bepaalt de Wet BIG dat onder strikte voorwaarden een zelfstandig bevoegde zorgaanbieder het verrichten van een voorbehouden handeling mag delegeren aan een andere zorgverlener. Zo mag een tandarts hiertoe een opdracht geven aan een tandarts in opleiding of aan een mondhygiënist. Als een tandarts handelt in strijd met deze regeling is hij hierop niet alleen tuchtrechtelijk aan te spreken, maar maakt hij zich tevens schuldig aan een strafbaar feit. Voor de IGJ is het delegeren van voorbehouden handelingen in de mondzorg een belangrijk onderwerp in het kader van het toezicht.

Daarnaast is in de Wet BIG het tuchtrecht geregeld met als primair doel het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de zorg. Door aangeklaagde zorgverleners wordt een tuchtprocedure echter vaak als een straf(zaak) ervaren. Onder andere een patiënt, een naaste of nabestaande, de IGJ, een werkgever of een collega kan een klacht indienen bij het regionaal tuchtcollege tegen een beroepsbeoefenaar ten aanzien van zijn handelen of nalaten.

Het regionaal tuchtcollege beoordeelt of een BIG-geregistreerde zorgverlener heeft gehandeld zoals van een redelijk handelende of redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Het regionale tuchtcollege bestaat uit een voorzitter uit de rechterlijke macht, drie leden-beroepsgenoten en een jurist. Als zij van oordeel zijn dat de ingediende klacht gegrond is, dan kan aan de beroepsbeoefenaar een maatregel worden opgelegd, zoals een waarschuwing of een berisping. De beroepsbeoefenaar kan zelfs geschorst worden of worden doorgehaald in het BIG-register, met publicatie van de maatregel tot gevolg. De twee laatstgenoemde maatregelen zijn echter uitzonderlijk en komen niet vaak voor. Er is een beroepsmogelijkheid bij het Centraal Tuchtcollege in Den Haag. Het is voor de aangeklaagde zorgverlener mogelijk om tegen iedere beslissing in beroep te gaan, terwijl voor de klagende partij deze mogelijkheid alleen open ligt voor zover een klacht(onderdeel) ongegrond is verklaard.

Wkkgz

De Wkkgz is op 1 januari 2016 in werking getreden. Deze wet heeft tot doel om de kwaliteit van de zorg te bewaken en te bevorderen en de positie van een patiënt (in de Wkkgz wordt de patiënt cliënt genoemd) te versterken.

De Wkkgz bevat verplichtingen voor zorgaanbieders met een eigen praktijk, met of zonder personeel en zorgaanbieders die als opdrachtnemer (zzp’er) werkzaam zijn. De wet bevat voorts kwaliteitsverplichtingen en een verplichte regeling voor klachten en geschillen. Zo is in de Wkkgz vastgelegd dat een incident altijd intern gemeld, geregistreerd en onderzocht moet worden volgens een zogenoemde Veilig Melden (VIM)-procedure. Een incident is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis die betrekking heeft op de kwaliteit van zorg en die heeft geleid, kan leiden of had kunnen leiden tot merkbare gevolgen voor een patiënt. Als een incident merkbare gevolgen heeft gehad voor de patiënt of deze nog kan hebben, dan moet de zorgaanbieder hem direct informeren over de aard en toedracht van het incident en de genomen maatregelen. Hij moet in dat geval hiervan ook notities opnemen in zijn dossier en het tijdstip van het incident en de naam van de betrokken zorgverleners vermelden. Als een incident heeft geleid tot ernstige schade of het overlijden van de patiënt, dan is er sprake van een calamiteit. De zorgaanbieder moet hiervan binnen drie werkdagen na ontdekking melding doen bij de IGJ.

Een andere kwaliteitsbepaling in de Wkkgz is de vergewisplicht van een zorgaanbieder: voor het aannemen van een nieuwe werknemer of opdrachtnemer dient de praktijkhouder na te gaan of de kandidaat-zorgverlener geschikt is om zorg aan zijn patiënten te verlenen. Hiervoor moet de zorgaanbieder in elk geval informatie inwinnen over het functioneren bij voormalige werkgever(s)/opdrachtgever(s).

Als een zorgaanbieder een overeenkomst met een zorgverlener niet voortzet wegens ernstig disfunctioneren van de zorgverlener, dan heeft hij een meldplicht bij de IGJ. Dat is ook het geval wanneer sprake is van geweld in de zorgrelatie.

De Wkkgz verplicht een zorgaanbieder tot het hebben van een regeling voor het afwikkelen van klachten, een onafhankelijke klachtenfunctionaris en aansluiting bij een door de minister erkende geschilleninstantie. De meeste tandartsen/mondzorgpraktijken hebben dit belegd bij de KNMT (en voorheen de ANT). Bemiddeling door een klachtenfunctionaris staat centraal. Tandartsen/mondzorgpraktijken zijn in de regel aangesloten bij de Stichting Geschilleninstantie Mondzorg (SGIM). De klager kan hier na een niet-bevredigende bemiddeling zijn klacht (als geschil) aanmelden. De klagende partij kan daarbij voorts een schadevergoeding tot 25.000 euro vorderen. De geschilleninstantie geeft haar oordeel in de vorm van een bindend advies. Hiertegen is geen hoger beroep mogelijk. Wel bestaat de mogelijkheid om de rechtbank te verzoeken om vernietiging van het advies wegens schending van de beginselen van een zorgvuldige procedure. De rechter mag een dergelijk verzoek uitsluitend marginaal toetsen. Dit komt dan ook zelden voor.

Mogelijkheden ontevreden patiënt

Een patiënt kan verschillende stappen ondernemen bij onvrede over de zorgverlener/zorginstelling en/of behandeling, namelijk:

  • De patiënt kan een melding maken bij de IGJ via het Landelijk Meldpunt Zorg. De IGJ zal de melding onderzoeken.
  • Ook kan hij een klacht indienen op basis van de Wkkgz-klachtenregeling, waarna bij blijvende onvrede of de wens voor een schadevergoeding, de klacht kan uitmonden in een geschil bij een geschilleninstantie.
  • Tegen een BIG-geregistreerde zorgverlener kan hij een tuchtklacht indienen bij een regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg. Bij sommige beroepsgroepen/beroepsverenigingen bestaat ook de mogelijkheid tot het indienen van een (tucht)klacht op grond van verenigingstuchtrecht;
  • Als de patiënt van mening is dat hij schade heeft geleden als gevolg van het handelen (of nalaten) van de zorgverlener, waarvoor hij een compensatie dient te ontvangen, kan hij de zorgverlener aansprakelijk stellen. Een aansprakelijkstelling wordt ook wel claim genoemd. Deze worden in de regel behandeld door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. In het laatste geval is het gebruikelijk dat een medisch adviseur op basis van het medisch dossier beoordeelt of er sprake is van onzorgvuldig handelen en of er voldoende causaal verband is tussen de ontstane schade en het handelen van de zorgverlener. Zoals gezegd kan ook op basis van de Wkkgz-klachten- en geschillenregeling een claim worden behandeld.

Het is in alle bovenstaande gevallen verstandig om als mondzorgverlener juridische hulp in te schakelen. In geval van een claim is het belangrijk deze direct door te sturen naar de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.

Belang van medisch dossier

Het valt op dat in de mondzorg veel claims en (tucht)klachten verband houden met een gebrekkige informatievoorziening. Het gaat er in die gevallen met name om dat de (onbesproken) risico’s (die vervolgens zijn ingetreden) en de kosten van de behandeling niet duidelijk zijn besproken. In sommige gevallen heeft de patiënt ook geen begroting gehad, terwijl dat verplicht is bij een voorgenomen behandeling van 250 euro en hoger. Vervolgens is het opvallend te noemen dat als een klacht of claim gegrond wordt verklaard c.q. wordt toegekend, dit vaak het gevolg is van gebrekkige dossiervoering, dus verslaglegging op de patiëntkaart, foto’s enzovoorts. Daardoor kan de beoordelende instantie niet of onvoldoende vaststellen welke informatie er gegeven is. Er wordt in voorkomende gevallen van uitgegaan dat er onvoldoende geïnformeerd is met gevolgen voor de geldigheid van de toestemming. Het medisch dossier (de patiëntenkaart) is immers de basis waarop klachten en claims worden beoordeeld. Als dit niet of onvoldoende op orde is, dan kan dat leiden tot een gegronde klacht of toekenning van een claim.

Investering in een medisch dossier is dus van groot belang. Het leidt tot betere zorg en hogere patiënttevredenheid. Het geeft de zorgverlener bovendien een betere positie bij geschillen met patiënten, collega’s en zorgverzekeraars. Het kost vooraf misschien wat meer tijd, maar deze investering zal zich terugbetalen.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Grip op gezondheidsrecht’ door Kim Waldron tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu 2020.
Mr. Kim Waldron is jurist gezondheidsrecht bij VvAA.

Bekijk ook de video Grip op zorgwetgeving

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: voorwaardelijke schorsing na onherstelbare schade aan gebit

Tuchtrecht: voorwaardelijke schorsing na onherstelbare schade aan gebit

Een tandarts in een cosmetische kliniek voor tandheelkunde heeft een voorwaardelijke schorsing gekregen nadat zij onder meer zonder toestemming het gebit van de klaagster heeft afgeslepen. Ook was er geen behandelplan en kostenbegroting opgesteld en waren te veel kosten gedeclareerd.

Situatie

De klacht komt van een cliënt die haar boventanden cosmetisch wilde laten verbeteren in een kliniek. Tijdens het intakegesprek kwam naar voren dat ze porselein en meer lipvulling wilde, net als wittere tanden. In de volgende maand werd bij de klaagster een gebitsreinigingsbehandeling uitgevoerd, werd het gebit gebleekt en werden de tanden geprepareerd door deze te slijpen aan drie zijden. Ook werd een mock-up van composiet gemaakt en met de klaagster besproken.

Een paar dagen later heeft klaagster de tandtechnieker bezocht om de kleur en vorm van de kronen te bepalen. Toen heeft ze een foto gezien van haar geslepen tanden, waarna ze een week later contact op heeft genomen met de kliniek om haar klachten te uiten. Na een gesprek met de verweerster werd besloten de behandeling voort te zetten en de kronen definitief te plaatsen.

Hierna kwam de klaagster terug bij de tandarts met klachten over gevoeligheid en slissen. De verweerster heeft hierop uitleg gegeven en de kronen op de cuspidaten wat bijgeslepen. Ook stuurde de cliënt de tandtechnieker (zoals ze hadden afgesproken) een bericht waarin ze onder andere zegt dat ze erg geschrokken is dat ze geen facings maar kronen had gekregen, maar dat de technieker daar niks aan kan doen. Dezelfde dag heeft ze een schriftelijke klacht ingediend bij de kliniek.

Ruim een half jaar later vermeldt een andere tandarts dat de patiënt bij hem was gekomen met klachten aan haar bovenfrontelement, bloedend tandvlees, pijn bij afbijten en een dikke rand aan de achterzijde, waarschijnlijk te dikke buccale randen. Intra-oraal werd forse gingivitis en een slechte randaansluiting geconstateerd van de kronen die zeker 1 mm tekort zijn of niet goed op hun plaats zitten.

Op basis van contact met de cliënt constateert een adviespersoon in contact met deze tandarts dat de procedure van informed consent niet lijkt te zijn gevolgd. Er is voor een behandeling van meer dan 250 euro geen schriftelijke toestemming gevraagd en de informatievoorziening was onvoldoende, schrijft hij. Ook werd de esthetische behandeling mogelijk uitgevoerd op ongezonde gebitselementen en leek er technisch sprake te zijn van een aantal tekortkomingen. “De parodontale situatie is thans ernstig te noemen. Dit lijkt in hoofdzaak te zijn veroorzaakt door niet goed passende ¾ kronen”, schrijft de adviesgever aan de tweede tandarts.

Klacht

De klaagster verwijt de verweerster dat zij de klaagster niet goed heeft geïnformeerd en geen voorafgaande kostenbegroting en behandelplan heeft overlegd. Daarna zou de behandeling niet goed zijn uitgevoerd waardoor onherstelbare schade aan gezonde tanden zou zijn aangericht. Dit zou hebben plaatsgevonden zonder informed consent. Tenslotte wordt de tandarts verweten dat ze onjuist heeft gefactureerd en de tarieven niet bekend heeft gemaakt.

Beoordeling

Het college stelt vast dat bij de klaagster partiële kronen zijn geplaatst op haar zes boventanden en dat dit van begin af aan het plan van de verweerster leek te zijn. De klaagster zegt dat zij – mede omdat dit op de website wordt vermeld – voor facings kwam. Omdat het een louter cosmetische ingreep betreft acht het college in dit geval het verkrijgen van toestemming na zorgvuldige informatievoorziening van groot belang. Het college vindt dat de dossiervoering ver onder de maat is. Er is niet vastgelegd wat de verweerster precies aan de klaagster heeft meegedeeld of wat de uitkomst was van onderzoek naar de status van het gebit van de klaagster. Er kan dus niet worden vastgesteld dat sprake is van informed consent. Ook een heimelijk opgenomen gesprek tussen klaagster en verweerster geeft het beeld dat met name het esthetische resultaat tijdens de intake is besproken. De klachtonderdelen wat betreft informatievoorziening en informed consent zijn daarom gegrond.

Verder staat het niet ter discussie dat verweerster klaagster geen schriftelijke kostenbegroting met uitsplitsing van de kosten heeft gegeven, anders dan mogelijk een kladje. Ook is het college van oordeel dat de behandeling niet voldoet aan de kwaliteitseisen die hieraan mogen worden gesteld, en dat een minder verstrekkende ingreep mogelijk had kunnen leiden tot een vergelijkbar esthetisch resultaat. De klachten over deze onderwerpen zijn gegrond verklaard.

Daarnaast oordeelt het college dat er in strijd met de voorschriften is gedeclareerd. Zo werd een niet-standaard beetregistratie gedeclareerd terwijl een standaard beetregistratie is uitgevoerd en zijn meer dan het maximum aantal verdovingen per zitting gedeclareerd. De verweerster is echter niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de betwiste tandtechnische kosten en het kenbaar maken van de tarieven. Deze klachten zullen worden besproken in een aparte zaak tegen de praktijkhouder.

Uitspraak

Al met al kan volgens het college de verweerster een ernstig verwijt worden gemaakt omdat de behandeling over de gehele breedte onvoldoende dan wel onjuist was. Het zwaarste weegt echter dat het gebit van de klaagster zonder haar toestemming blijvend en vermoedelijk onnodig is beschadigd. Het college legt een voorwaardelijke schorsing op van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Ook moet de verweerster deels de proceskosten betalen.

Bron:
overheid.nl

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Goed zijn in je vak maar ook in het zorgen voor patiënt en team

Podcast: Goed zijn in je vak maar ook in het zorgen voor patiënt en team

Podcast van tandarts-ondernemer Ron Steenkist. Hij interviewt collega’s die zijn praktijkvisie en praktijkvoering hebben beïnvloed. In deze podcast praat hij met Eric Tak, een ondernemer-tandarts die mede-eigenaar en oprichter is van een tandartspraktijk. Hij is van mening dat een tandarts niet alleen goed moet zijn in zijn vak, maar ook in het zorgen voor zowel de patiënten als het team. Wanneer dat goed gaat komt geld verdienen vanzelf en mag je best aan de wereld vertellen dat je goed doet.

Tak wordt omschreven als een meester van de taakdelegatie, waarom blijkt uit het volgende fragment:

“Je moet mensen die zelf in staat zijn thuis hun hele huishouden te runnen ook gewoon in zo’n praktijk de kans geven om de dingen te doen zoals ze zelf willen. En toen zijn de ideeën gevormd. Je moet wel een soort matrix maken, je moet een route maken, je moet beschrijven hoe je de dingen wil. En dan moet je de mensen ook gewoon de kans geven om zichzelf te ontwikkelen”, aldus Tak over het delegeren van allerlei taken en vertrouwen hebben in zijn team.

Beluister de podcast

Lees meer over: Management, Ondernemen
Van-beoordelingsgesprek-naar-continu-feedback-geven

Van beoordelingsgesprek naar continu feedback geven

01In het verleden was het gebruikelijk om functionerings- en beoordelingsgesprekken te houden met je medewerkers. Volgens Charlotte van den Wall Bake zijn beoordelingsgesprekken niet meer van deze tijd. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelde zij waarom én hoe het dan wel moet.

Gebruikelijke cyclus

De gebruikelijke cyclus om met je medewerkers in gesprek te gaan, is al heel lang om twee keer per jaar een functioneringsgesprek te voeren en een keer per jaar een beoordelingsgesprek. Het functioneringsgesprek is daarbij gericht op heden en toekomst; het is een gelijkwaardige dialoog.

Het beoordelingsgesprek is terugblikken op het verleden; het is meer een monoloog van de leidinggevende.

Huidige tijd

De huidige tijd vraagt echter om een andere aanpak. Dat komt enerzijds door de schaarste op de arbeidsmarkt. Bijna alle tandartspraktijken hebben moeite met het aantrekken van personeel. Je moet dus aantrekkelijk zijn voor je personeel. Dat betekent tijd, aandacht en energie besteden aan de medewerkers, zodat ze zich gehoord en verbonden voelen.

Anderzijds heb je steeds meer te maken met millennials. Dit zijn mensen die tussen 1980 en 2000 zijn geboren en een andere stijl van leidinggeven vragen. Millennials zijn (nog) niet gewend om te falen, om ergens voor te hoeven vechten en willen steeds nieuwe dingen. Die moet je als praktijkhouder of manager dus op een andere manier aandacht geven.

Aandacht geven

Vroeger gaf je aandacht aan je personeel met een beoordelingsgesprek. Dat was niet een ideale situatie. Je keek naar het verleden en de een vertelde de ander wat er wel of niet goed was gegaan.

Kilian Wawoe heeft zeven jaar onderzoek gedaan naar wat teams tot topteams maakt. Hij heeft ontdekt dat door continu aandacht te geven aan de medewerkers de prestaties en medewerkerstevredenheid omhoog gaan. Het aantal burn-outs gaat naar beneden. Volgens hem maakt het beoordelen met cijfers medewerkers passief. Je kunt beter continu in dialoog gaan met de medewerker.

Functieprofiel

Als je een medewerker gaat werven heb je een functieprofiel nodig. Een functieprofiel bestaat uit vier onderdelen:

  1. een uitnodigend verhaal over je praktijk, omdat medewerkers tegenwoordig uit verschillende banen kunnen kiezen
  2. taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, kun je eventueel van de KNMT-site kopiëren

(wel controleren of het precies past voor je praktijk)

  1. benodigde kennis en competenties, opleiding en eventuele specialisaties
  2. wat je te bieden hebt: aantal uur, salariscategorie en dergelijk

Kandidaten screenen

Van de kandidaten die reageren kijk je in hoeverre het cv overeenkomt met het functieprofiel. Als een kandidaat niet helemaal voldoet, bijvoorbeeld omdat ze geen diploma heeft, of overgekwalificeerd is, ga daar dan over in gesprek. Misschien blijkt het toch een heel goede kandidaat te zijn, zeker in deze tijd van schaarste. Denk in kansen, maar maak wel heel duidelijke afspraken over wederzijdse verwachtingen. Die afspraken moeten altijd uitlegbaar zijn, ook naar de rest van het team.

Cyclus van gesprekken

Als iemand eenmaal is aangenomen, ga je een cyclus van gesprekken in. Geef continu feedback en ga in dialoog met de medewerker om te weten wat ze in haar hoofd heeft. Het gaat hierbij om kennen, kunnen en willen. Dus vraag je steeds af:

  • Wat kent zij?
  • Wat kan zij?
  • Wat wil zij?

Ambities

Naar het laatste punt wordt meestal niet gevraagd, maar dat moet je wel doen. Je kunt maar beter weten wat iemand wil. Onderzoek waar iemands ambities liggen en of en hoe die binnen de praktijk gerealiseerd kunnen worden.

Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de leidinggevende om de zelfkennis van de medewerker te laten ontwikkelen. Hiermee groeit ook de waardering van binnen en van buiten en het zelfvertrouwen van de medewerker, wat prettig is voor het team.

Alternatief voor beoordelingsgesprekken

Je kunt dus beter geen beoordelingsgesprekken meer houden. Probleem is wat je dan als alternatief voor dat beoordelingsgesprek moet nemen. Je kunt dan denken aan:

  • feedbackgesprekken;
  • reflectiegesprekken;
  • toekomstgesprekken;
  • tienminutengesprekken;
  • 360 gradenfeedbacksystematiek.

Waar het in feite om gaat, wat de crux is, is dat je continu in gesprek bent en blijft met je medewerkers, zodat je goed weet wat er speelt. Je kunt dan bovenop de ontwikkeling zitten en inspelen op de verwachtingen van de medewerker en van jezelf.

Nadenken over wat bij je past

Je moet er over nadenken wat bij jou past. Hoeveel tijd heb je voor gesprekken met medewerkers en wat hebben zij nodig? Jij bent degene die de medewerkers aandacht moet geven, zodat ze zich gezien en gehoord voelen. Hierdoor voelen ze zich meer betrokken bij de praktijk en nemen ze meer initiatief. Je moet preventief aandacht besteden, dat kost minder tijd dan wanneer je dat pas doet als er al iets aan de hand is.

Overweeg eens of je iedere maand een tienminutengesprek kan houden, zodat je in de preventiekant kan investeren. Die tien minuten gaan dan over het functioneren van de medewerker, gericht op heden en toekomst.

Verslaglegging

Als je een medewerker wilt ontslaan moet je een dossieropbouw hebben. Meestal ben je daar te laat mee. Daarom moet je van een functioneringsgesprek, een feedbackmoment of een tienminutengesprek altijd een verslagje maken. Dat kan heel kort zijn door alleen de besproken onderwerpen en de afspraken te noemen. Je kunt eventueel ook de medewerker zelf het verslag laten maken.

Reflectiegesprek

Bij een reflectiegesprek laat je de ander tot inzicht komen wat het effect is van zijn gedrag. Dat doe je door vragen te stellen (zonder verwijt) om daarmee de ander aan het denken te zetten. Daarna kun je vragen wat maakte dat hij zo reageerde. Vervolgens kun je vragen wat hij anders had kunnen doen, zodat de ander tot inzicht komt welke alternatieven hij had.

Je moet luisteren om te begrijpen, en zeker niet gelijk reageren op wat de ander zegt.

Als je nog beoordelingsgesprekken doet

Als je nog beoordelingsgesprekken doet, moet je je afvragen wat die gesprekken je brengen. Passen ze nog bij deze tijd, passen ze nog bij de medewerkers? Of is het tijd om te veranderen?

Je moet gaan nadenken over hoe je op een goede, gestructureerde manier met grote regelmaat aandacht kunt geven aan de medewerker, want dat hoort nu eenmaal bij je job.


Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Beoordelingsgesprekken zijn passé’ door Charlotte van den Wall Bake tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Poster: Duurzaamheid in de mondzorgpraktijk

Poster: Duurzaamheid in de mondzorgpraktijk

Kan een mondzorgpraktijk duurzaam te werk gaan én tegelijkertijd voldoen aan de hygiënenormen? Dat onderzochten studenten Mondzorgkunde Kim Bunnik en Eva van Emmerik voor hun afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht.

Met hun onderzoek wilden Bunnik en Emmerik kennis en inzicht verkrijgen over duurzaam werken in de mondzorgpraktijk. De resultaten kunnen mondzorgprofessionals helpen een bijdrage te leveren aan een beter milieu, waardoor milieuverontreiniging wordt gereduceerd. De studenten onderzochten hoe een mondzorgpraktijk kan verduurzamen, duurzaam kan werken, én tegelijkertijd ook kan voldoen aan de hygiënenormen van de mondzorgpraktijk. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn aanbevelingen gedaan over stappen die mondzorgpraktijken kunnen doorlopen om (nog) duurzamer te werk te gaan zonder afbreuk te doen aan de hygiënenormen.

Interviews met mondzorgprofessionals

Bunnik en Emmerik voerden een kwalitatief beschrijvend onderzoek uit. Bij zes (mondzorg)professionals met diverse functies, allen werkzaam binnen dezelfde mondzorgpraktijk, zijn semigestructureerde interviews aan de hand van interviewschema’s afgenomen. De interviews zijn afgenomen via Skype en opgenomen middels audio-opnamen. Na afloop zijn de interviews letterlijk getranscribeerd en open- en axiaal gecodeerd met het computerprogramma Atlas.ti. Uit de getranscribeerde en gecodeerde interviews zijn negen hoofdthema’s en minimaal drie subthema’s per hoofdthema naar voren gekomen.

Belemmerende factoren voor verduurzaming

Uit de ervaringen en meningen van de (mondzorg)professionals blijkt dat het verantwoord omgaan met het milieu een belangrijk aspect is om een zo klein mogelijke footprint op de aarde te realiseren. Belemmerende factoren voor het verduurzamen van een mondzorgpraktijk bleken de implementatie bij het toepassen van duurzaam werken, het doorvoeren van een duurzame werkwijze en tegelijkertijd voldoen aan de hygiënenormen en de geringe ervaring op het gebied van duurzame bouw.

Manieren van verduurzaming

Bevorderende factoren voor het verduurzamen van een mondzorgpraktijk bleken de positieve invloed op het milieu, de gereduceerde energiekosten, het enthousiasme van patiënten en een onderhoudsvriendelijk pand. Goede isolatie, driedubbel glas, zonnepanelen, LED-verlichting, een goed inkoopbeleid, afval scheiden, medewerkers duurzaam opleiden, fietsgebruik stimuleren en duurzaamheid doorvoeren in het patiëntencontact en de behandelingen dragen bij aan het verduurzamen van een mondzorgpraktijk.

Poster: Duurzaamheid in de mondzorgpraktijk
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Uit dit kwalitatieve onderzoek kan geconcludeerd worden dat een mondzorgpraktijk een bijdrage kan leveren aan verduurzaming en tegelijkertijd ook kan voldoen aan de hygiënenormen. Dit kan door duurzame materialen te gebruiken die goed te reinigen zijn en verstandig om te gaan met disposables die goed te recyclen zijn.

Poster ontwikkeld door:
Kim Bunnik en Eva van Emmerik, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Duurzaamheid, Markttrends, Ondernemen, Thema A-Z
recht, beeld, schaal

Tuchtrecht: berisping na onjuiste factuur

Een tandarts heeft een berisping opgelegd gekregen nadat hij onjuist heeft gefactureerd en zijn tarieven niet bekend heeft gemaakt. Zo oordeelt het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam.

Situatie

Klaagster heeft in oktober 2019 haar boventanden cosmetisch laten verbeteren in de praktijk van verweerder. De behandelingen werden uitgevoerd door een tandarts die als ZZP-er aan de praktijk was verbonden, en dus niet door verweerder.

Het proces verliep niet naar wens van de klaagster. Daarom heeft ze samen met haar man op 1 november 2019 een persoonlijk klachtgesprek gehad met de behandelend arts en de assistente. Toen is afgesproken de behandeling voort te zetten.

Nog steeds ontevreden over de behandeling, diende klaagster op 19 november een schriftelijke klacht in bij de praktijk. Hier werd schriftelijk op gereageerd door de behandelend tandarts en verweerder. Vervolgens stelde de toenmalige gemachtigde van klaagster aansprakelijk voor alle geleden en nog te lijden schade. Uit de feiten gepubliceerd door de tuchtcommissie is niet op te maken wat voor schade het betreft.

Klacht

Maar de geleden en te lijden schade waren uiteindelijk ook niet de reden om de zaak voor de tuchtcommissie te brengen. De klacht heeft in plaats daarvan betrekking om de omgangsvormen, klachtbehandeling en facturering van verweerder. De klacht bestaat uit vijf onderdelen. Klaagster verwijt verweerder dat hij:

  1. Tegen klaagster heeft geschreeuwd door de telefoon
  2. De door klaagster ingediende klacht niet goed heeft behandeld
  3. Medewerkers onder druk zet om voor een duurdere behandeling te kiezen en vooraf geen offerte of behandelplan te overleggen
  4. Onjuist heeft gefactureerd
  5. Tarieven niet bekend heeft gemaakt

Beoordeling

Het college beoordeelde de klacht deels gegrond. In het geval van klachtonderdeel 1 is het het woord van klaagster tegen het woord van verweerder. Klaagster vindt dat zij via de telefoon onheus is bejegend. Verweerder ontkent dit. Beide partijen kunnen geen bewijs leveren, waardoor het college klachtonderdeel 1 onmogelijk gegrond kan verklaren.

Ook klachtonderdeel 2 en 3 werden ongegrond verklaart. Volgens het college heeft verweerder de klacht van klaagster correct afgehandeld. Bovendien is verweerder altijd open geweest in de mogelijkheden tot klagen en de instanties waar hij lid van is. Als bewijs voor klachtonderdeel 3 werd een gespreksverslag van het klachtgesprek van 1 november 2019 aangedragen. Dit werd door het college als ontoereikend beoordeeld.

Volgens het college is er door de verweerder in strijd met de voorschriften gedeclareerd. Zo werd er al een eindrekening opgemaakt en werden er al facturen verstuurd voordat alle behandelingen waren uitgevoerd. Daarnaast werd een onterecht een niet-standaard  beetregistratie gedeclareerd en is er meer dan het maximaal aantal te declareren  verdovingen per zitting voor deze behandeling opgevoerd.

Daarnaast werden er door verweerder op de post “tandtechniek in eigen beheer” kosten opgevoerd die niet door of namens verweerder zijn gemaakt. Eenmalige kosten worden namelijk zes keer opgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn de verzendkosten, arbo-en milieutoeslag, bruikleen Dentatus articulator, bruikleen etskit, een gipsmodel en een superhard gipsmodel. Het soft tissue model is überhaupt niet toegepast en wordt evengoed zes maal in rekening gebracht. Dit alles is volgens het college verwijtbaar en is klachtonderdeel 4 gegrond.

Wat betreft klachtonderdeel 5: verweerder heeft erkend dat de prijslijst materiaal en techniek niet op de website is geplaatst. Dit is in strijd met het voorschrift van de NZa. Dit klachtonderdeel is volgens het college daarom gegrond.

Uitspraak

Het college verklaart klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond. Voor de gegronde klachtonderdelen 4 en 5 wordt aan de verweerder de maatregel van berisping opgelegd. Ook dient deze berisping geanonimiseerd ter publicatie aangeboden te worden aan NT (Nederlands Tandartsenblad) en Dentz, zodra deze onherroepelijk is geworden. Ten slotte wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Nieuwe, interdisciplinaire onderzoeksgroep gaat zich richten op tandheelkundige materialen

Verdienen tandartsassistenten meer verantwoordelijkheid bij de inkoop van producten?

Stel je voor dat je een tandheelkundige bijeenkomst bijwoont, gewapend met een lange lijst met producten die je namens je tandartspraktijk kunt kopen in de tentoonstellingshal tijdens die bijeenkomst. Stel je voor dat je wordt verteld dat je de aankoop niet kunt voltooien vanwege de titel op je naambadge. Er staat “tandartsassistent”.

Deze situatie komt veel te vaak voor, volgens Jen Hawley Price, chef engagement en development bij de Dental Assisting National Board (DANB) en de DALE Foundation in de Verenigde Staten. Zij is bij de Dental Assisting National Board (DANB) en de stand van de DALE Foundation geweest tijdens een grote tandheelkundige conferentie toen een door DANB gecertificeerde tandartsassistent (CDA) hulp kwam zoeken. Ze woonde de conferentie bij om aankopen te doen namens haar tandartspraktijk en kreeg te horen dat ze haar tandarts naar de stand moest sturen omdat dit bedrijf in tandheelkundige producten niet kon verkopen aan tandartsassistenten.

74% van Amerikaanse tandartsassistenten beveelt producten aan

Volgens de DALE Foundation’s Value of Dental Assistants to the Dental Practice research, zei 74% van de Amerikaanse tandartsassistenten dat ze producten aanbeveelt, en 72% is betrokken bij het plaatsen van bestellingen van tandheelkundige producten. 42% van de tandartsassistenten doet dit werk zelfstandig voor hun tandheelkundige praktijk. Dat is veel koopkracht.

Ondanks een aanzienlijke koopkracht gaf slechts 60% van de tandartsassistenten aan dat ze een ontmoeting had met vertegenwoordigers van de tandheelkundige industrie. Er is een relatief grote kloof tussen degenen die betrokken zijn bij het ontmoeten van vertegenwoordigers en degenen die betrokken zijn bij het aanbevelen en / of kopen van producten. Assistenten mogen vaak wel bestellingen plaatsen, maar worden verder nog regelmatig uitgesloten van het inkoopproces.

De Amerikaanse tandartsassistenten nemen hun inkoopverantwoordelijkheden serieus. Misschien wordt het voor mondzorgfabrikanten, distributeurs en verkopers tijd om ook de koopkracht van tandartsassistenten serieus te nemen.

Wij zijn benieuwd: wie heeft er in jouw praktijk de verantwoordelijkheid over de inkoop en aanbeveling van producten? Vul de poll in.

Bron:
DrBiscupid

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Transitievergoedingen personeel bij praktijkbeëindiging: maak gebruik van de compensatieregeling

Transitievergoedingen personeel bij praktijkbeëindiging: maak gebruik van de compensatieregeling

Casus van een tandarts die jarenlang werkzaam is in de provincie Groningen en plotseling komt te overlijden. De erfgenamen van de tandarts besluiten de tandartspraktijk te beëindigen: het blijkt niet mogelijk de praktijk te verkopen of voort te zetten. De werknemers hebben recht op een transitievergoeding. Onder voorwaarden kan het UWV de transitievergoeding compenseren.

Casus

Stel: een tandarts is jarenlang werkzaam in de regio Delfzijl in de provincie Groningen. Plotseling komt hij te overlijden. Wegens een tekort aan zorgverleners in de regio is er geen kandidaat beschikbaar om de praktijk voort te zetten en het blijkt ook niet mogelijk om de praktijk te verkopen. De erfgenamen van de tandarts besluiten daarom de tandartspraktijk te beëindigen. Er moet dan veel geregeld worden, waaronder de situatie van het personeel. De arbeidsovereenkomsten van de werknemers van de praktijk moeten worden beëindigd wegens het vervallen van arbeidsplaatsen, als gevolg van de beëindiging van de onderneming. De werknemers hebben dan recht op de wettelijke transitievergoeding, zijnde 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar met een maximum van euro 84.000,– (voor 2021). Als het jaarsalaris van de werknemer hoger is dan dat bedrag, dan is een jaarsalaris het maximum in plaats van dat bedrag.

De onwenselijke situatie kan dan ontstaan dat de erfgenamen, die de erfenis “zuiver” hebben aanvaard, hun privévermogen moeten aanspreken om de verplichte transitievergoeding te betalen aan de werknemers. Als het gaat om werknemers die al lange tijd in dienst zijn, kan het totale bedrag aan transitievergoedingen fors oplopen.

Compensatieregeling

Zoals uit voorgaande casus blijkt, kan de transitievergoeding voor een onevenredig hoge financiële last zorgen bij kleine organisaties. Daarom is per 1 januari 2021 de Compensatieregeling bedrijfsbeëindiging in werking getreden. Een relatief kleine organisatie met minder dan 25 werknemers in dienst kan in geval van pensionering of overlijden van de ondernemer een verzoek voor compensatie van de transitievergoeding indienen bij het UWV. Om voor vergoeding in aanmerking te komen geldt een aantal voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn als volgt.

Voorwaarde: gemiddeld minder dan 25 werknemers

Allereerst moet het gaan om een organisatie met gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst in de tweede helft van het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de beëindiging van het dienstverband wordt verzocht. Als sprake is van een vof, een commanditaire vennootschap of maatschap dan kan het zo zijn dat de werknemer de arbeidsovereenkomst is aangegaan met slechts één vennoot of maat. Voor de berekening van het aantal werknemers wordt gekeken naar de onderneming in zijn geheel.

Voorwaarde: toestemming UWV

Daarnaast moet voor ten minste één werknemer toestemming zijn verleend door het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen voor het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming, dan wel dat de rechter de arbeidsovereenkomst van één werknemer heeft ontbonden op die grond.

Pensionering of overlijden

Als sprake is van pensionering, zal de compensatie worden verleend als de werkgever de AOW-leeftijd heeft bereikt of binnen zes maanden na indienen van het verzoek zal bereiken. Als sprake is van overlijden, wordt de compensatie verstrekt als het verzoek uiterlijk binnen 12 maanden na overlijden van die persoon is gedaan.

Hoe hoog is de compensatie?

Dan tot slot over de hoogte van de compensatie. De transitievergoeding wordt slechts eenmaal gecompenseerd en moet zijn betaald op of na 1 januari 2021. Bovendien wordt enkel de transitievergoeding gecompenseerd als de transitievergoeding in een bepaalde periode is betaald. De compensatie wordt namelijk alleen toegekend als de transitievergoeding is betaald in de periode tussen zes maanden voor het verzoek tot toestemming/ontbinding via het UWV of de kantonrechter, en de periode van negen maanden na de gegeven toestemming of ontbinding. Bovendien geldt dat als er aan de werknemer meer is betaald dan de wettelijke transitievergoeding, het meerdere niet zal worden vergoed door het UWV.

Complexe regelgeving

Als u al als ondernemer in de mondzorg voornemens bent om met pensioen te gaan, en er geen opvolger of overnemende partij is te vinden, krijgt u te maken met veel regelgeving, waaronder dus de verplichting om werknemers een transitievergoeding uit te betalen. Het is belangrijk om goed advies te krijgen over de beëindiging van de praktijk, zo ook over de mogelijkheid om bij het UWV compensatie te krijgen voor betaalde transitievergoedingen.

Door: Erwin Zondervan & Rosalie Geurtsen – www.eldermans-geerts.nl
Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
zzp'er

Werken met zzp’ers? Veel tandartspraktijkhouders kijken er door corona anders tegenaan

Praktijkhouders blijken de zzp-ontwikkelingen maar moeilijk te kunnen vertalen naar hun praktijk. Opvallend: een op de drie tandartsen kijkt door corona wel anders naar het werken met zzp’ers. En ondanks dat praktijkhouders over het algemeen inschatten minder met zzp’ers te gaan werken, blijkt in de praktijk nog het tegendeel.

We zien steeds meer zzp’ers in de zorg en met de start van de pilot van de webmodule op 11 januari begint wéér een nieuw hoofdstuk in het bewogen zzp-verhaal.  Toch blijken praktijkhouders de zzp-ontwikkelingen maar moeilijk te kunnen vertalen naar hun praktijk. Dat geldt ook voor tandartsen, al geven zij aan dat het de goede kant op gaat. Opvallend: een op de drie van hen kijkt door corona wel anders naar het werken met zzp’ers. En ondanks dat praktijkhouders over het algemeen inschatten minder met zzp’ers te gaan werken, blijkt in de praktijk nog het tegendeel.

Hieronder ziet u de resultaten van VvAA onderzoek (november 2020) onder praktijkhouders die ervaring hebben met het werken met zzp’ers, of die het komende jaar plannen daartoe hebben.

Beperkt zicht op impact zzp-wetgeving

Eerstelijns zorgpraktijken werken de afgelopen jaren steeds vaker met zzp’ers. In de mondzorg zien we dat van oudsher al veel. Des te opvallender dat blijkt dat minder dan de helft van de tandartspraktijkhouders die met zzp’ers werkt een goed beeld heeft van de betekenis van de recente zzp-ontwikkelingen voor de eigen praktijk. In figuur 1 is dit terug te zien: het deel dat eens of helemaal eens scoort op de stelling hierover vormt samen nog niet eens de helft (44%).

Beperkt zicht op impact zzp-wetgeving

Klik hier voor de vergrote versie

Meer inzicht dan andere zorgverleners

Veel is het niet, die 44% die een goed beeld heeft van de impact van de recente zzp-ontwikkelingen. De belangen zijn immers groot. Het kan bijvoorbeeld flink in de papieren lopen als de belastinginspecteur van oordeel is dat een zzp’er bij de mondzorgpraktijk in dienstbetrekking werkt. Maar het betekent wel een flinke stijging vergeleken met de nulmeting in december 2019. Toen scoorde slechts 25% positief op deze stelling. De praktijkhouders over alle beroepsgroepen tezamen stegen minder hard (van 23% naar 32% in 2020). Tandartspraktijkhouders hebben daarmee in de 2020-meting met afstand het meest vertrouwen in hun inzicht ten opzichte van andere zorgverleners.

Meer inzicht dan andere zorgverleners

Klik hier voor de vergrote versie

Anders kijken naar zzp’ers door corona

Een op de vijf eerstelijns praktijkhouders (20%) geeft aan door hun ervaringen in coronatijd anders te kijken naar het werken met zzp’ers. Scores verschillen per beroepsgroep. Ongetwijfeld heeft de impact van de pandemie op hun beroepsuitoefening daarmee van doen. Zo ontstonden in de mondzorg door de ‘coronapraktijksluitingen’ in het voorjaar van 2020 discussies over de (door)betaling van zzp’ers die betaald worden op basis van de door hen gerealiseerde omzet. Begrijpelijk: die omzet viel toen immers van de een op de andere dag helemaal weg.

We zien dan ook bij tandartspraktijkhouders in vergelijking tot andere beroepsgroepen het meest verandering in hun beeld: 30% kijkt nu anders naar het werken met zzp’ers. Kort daarachter komen de fysiotherapeuten, die eveneens de deuren een aantal weken dichthielden. Ook zij scoren met 28% bovengemiddeld op de stelling hierover. Figuur 3 toont de scores van een aantal beroepsgroepen uit het onderzoek.

 Anders kijken naar zzp’ers door corona

Klik hier voor de vergrote versie

Toch weer meer gewerkt met zzp’ers

Vooral huisartsen, verloskundigen en uiteraard tandartsen werken op het meetmoment ook daadwerkelijk met zzp’ende zorgverleners in hun praktijk. Tandartsen: 75% in 2019, 79% in 2020. Opvallend is dat in 2019 een veel kleinere groep (56%) voorspelde in 2020 met zzp’ers te gaan werken. In de 2020-meting is de verwachting voor 2021 nog weer lager: 38%. Dat is zelfs nog aanzienlijk lager dan de 46% die alle zorgverleners tezamen. Mogelijk omdat tandartsen beter op de hoogte zijn van recente ontwikkelingen.

Of de (tandarts)praktijkhouder dit jaar wel daadwerkelijk conform die verwachting minder met zzp’ers gaat werken, is nog maar de vraag. De vertraging van de webmodule en het uitstellen van de aanscherping van de handhaving maakt de urgentie daartoe in ieder geval niet groter. Dit uitstel werd op 16 november 2020 door het kabinet bekend gemaakt, net ná het afnemen van het onderzoek. Figuur 4 laat zien hoeveel van de tandartspraktijkhouders werkte, werkt of verwacht te gaan werken met zzp’ers (metingen 2019 en 2020).

Toch weer meer gewerkt met zzp’ers

Klik hier voor de vergrote versie

Webmodule ipv modelovereenkomst géén goed idee  

Op 11 januari dit jaar is de pilot van de webmodule van start gegaan. De webmodule moet de opdrachtgever (praktijkhouder) na het invullen van een anonieme vragenlijst inzicht geven in de aard van de arbeidsrelatie die hij heeft met een opdrachtnemer (zzp’er). Het basisvraagstuk is daarbij of er sprake is van een dienstbetrekking en daarmee onder meer inhoudingsplicht voor loonbelasting  en sociale premies. Gebruik van de webmodule kan tot drie uitkomsten leiden:

  • Opdrachtgeversverklaring: de zzp’er kan buiten dienstbetrekking werken
  • Indicatie dienstbetrekking: sterke aanwijzingen voor een (fictieve) dienstbetrekking
  • Geen oordeel mogelijk: niet duidelijk of er een dienstbetrekking bestaat

Gedurende de pilot van zes maanden heeft de uitkomst echter nog geen rechtsgevolgen. Na die zes maanden volgt een evaluatie en, op basis daarvan, een besluit of de Belastingdienst de webmodule definitief inzet. Tegen die tijd wordt ook besloten over de aanscherping van de handhaving. Ofwel: de sanctionering van praktijkhouders met ‘schijnzelfstandigen’ die feitelijk in dienstbetrekking werken.

Wordt de webmodule na de pilot daadwerkelijk ingezet, dan komt deze óf als instrument naast de nu huidige modelovereenkomsten te staan óf in plaats daarvan. Dat is nu helaas nog niet duidelijk. Dat laatste zou niet verstandig zijn, in ieder geval voor de (mond)zorg, omdat de webmodule te generiek is, niet passend voor de zorg. Afhankelijk van hoe de opdrachtgever de vragen interpreteert, concludeert de webmodule al snel dat een zorgverlener in dienstbetrekking werkt, of dat er geen oordeel mogelijk is. In het gunstigste geval heeft het nieuwe instrument dus geen meerwaarde. Daarom pleit VvAA ook voor het behoud van de momenteel gebruikte modelovereenkomsten die door de Belastingdienst positief zijn beoordeeld. Deze houden namelijk wel rekening met zorgspecifieke arbeidselementen, bijvoorbeeld vanuit de zorgwetten Wkkgz en Wgbo. Daarnaast: partijen sluiten in de regel toch een overeenkomst om hun afspraken in vast te leggen. Zo’n webmodule betekent dan ook nog extra administratieve lasten.

Praktische zzp-informatie

U krijgt snel meer grip op alle zzp-ontwikkelingen met het online minicollege Zzp’ers in de zorg.


Nog meer informatie over het werken met of als zzp’er vindt op vvaa.nl/zzp.

Door:
Drs. ing. Erik M. van Dam, senior adviseur Kennismanagement en zzp-expert bij VvAA.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, ZZP-er
Op zoek naar de juiste routing

Podcast: Op zoek naar de juiste routing

In deze podcast praat tandarts-ondernemer Ron Steenkist met Marc van Wingaarden, praktijkeigenaar en meester van de routing. Ze hebben het onder andere over bezoeken aan Amerikaanse tandarts-goeroe Dick Barnes en hoe hij hun visie beïnvloedde. Ook bespreken ze waarom een behandelplan altijd belangrijk is en wat de tandheelkunde zo interessant maakt.

Podcast van tandarts-ondernemer Ron Steenkist. Hij interviewt collega’s die zijn praktijkvisie en praktijkvoering hebben beïnvloed. In deze podcast praat hij met Marc van Wingaarden, praktijkeigenaar en meester van de routing. Ze hebben het onder andere over bezoeken aan Amerikaanse tandarts-goeroe Dick Barnes en hoe hij hun visie beïnvloedde. Ook bespreken ze waarom een behandelplan altijd belangrijk is en wat de tandheelkunde zo interessant maakt.

Een fragment over Van Wingaardens eerste trip naar Barnes waarin hij veel dingen leerde die in Nederland toen totaal anders waren:

“In Nederland was je constant brandjes aan het blussen – als er daar een gat zit of daar weer wat afbreekt of daar weer kiespijn dan ga je daarmee aan de slag. Daar kreeg je eigenlijk voor het eerst het belang mee van een goed behandelplan en dat je daar de tijd voor neemt om dat op te stellen, maar ook dat je dat gaat communiceren met de patiënten. Dat waren we natuurlijk totaal niet gewend in Nederland. We redeneerden zelf al van nou, dat zal wel te duur zijn, dat kunnen ze niet betalen. Zo begin je eigenlijk altijd al met compromissen. […] Eigenlijk was het bijna een beetje vies om zo te doen omdat je dan van alles aan mensen aan het verkopen bent, terwijl je het juist in het belang van de patiënt doet en je het beste met ze voorhebt. […] Dat hebben we daar op een heel erg beeldende manier meegekregen”, vertelt hij.

Beluister de podcast

Lees meer over: Management, Ondernemen
Tuchtrecht: voorwaardelijke schorsing na inspectietraject

Tuchtrecht: voorwaardelijke schorsing na inspectietraject

 Een tandarts is voorwaardelijk geschorst door het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle nadat hij zich ten onrechte als orthodontist presenteerde en de randvoorwaarden voor goede tandheelkunde niet op orde had. Ook had hij zich niet toetsbaar en transparant opgesteld, wat het college als ernstige verwijten kwalificeert.

Situatie

De zaak betreft een aanklacht van de inspectie gezondheidszorg en jeugd. Na een melding in november 2019 van een patiënt met betrekking tot onprofessioneel handelen en mogelijk onbevoegd handelen/titelmisbruik heeft de klaagster een onderzoek ingesteld. Dit gebeurde net nadat de proeftijd van de beklaagde als gevolg van seksueel grensoverschrijdend gedrag was afgelopen.

In januari 2020 heeft de klaagster een onaangekondigd bezoek afgelegd op de praktijk waarbij ze onder meer een aantal geselecteerde patiëntendossiers heeft ingezien. Na verder contact en een herinspectie zijn de bevindingen en conclusies in een rapport beschreven. De klaagster concludeerde onder andere dat de randvoorwaarden van de praktijk voor het bieden van goede zorg op de onderwerpen hygiëne en infectiepreventie, radiologie, dossiervoering en organisatie van de zorg niet op orde zijn. Daarnaast zou de beklaagde zich onterecht als orthodontist presenteren en zich niet transparant en toetsbaar opstellen. Hierdoor zou sprake zijn van een situatie die voor patiëntveiligheid, de kwaliteit van zorg of anderszins voor het leveren van goede zorg een ernstige bedreiging vormt.

Op basis van het rapport heeft de klaagster aan de beklaagde een aanwijzing gegeven om verbetermaatregelen te treffen op de zorgonderdelen infectiepreventie, radiologie, dossiervoering en organisatie. Bezwaar van de beklaagde werd door een voorzieningenrechter afgewezen.

Vervolgens heeft de klaagster een maand na de eerste deadline van de verbetermaatregelen de realisatie van deze maatregelen getoetst. Hoewel de onderdelen op het gebied van infectiepreventie en radiologie werden beëindigd was een deel van de tekortkomingen niet voldoende verbeterd. Hierna volgde een periode waarin de inspectie tot verdere actie overging wat betreft de onvoldoende verbetermaatregelen, andere onderdelen werden getoetst en de beklaagde enkele keren bezwaar maakte tegen bijvoorbeeld het openbaar maken van de klacht. Uiteindelijk meldde de klaagster in oktober 2020 dat is voldaan aan de vereisten en dat het aanwijzingstraject tot een einde is gekomen.

Klacht

De klaagster verwijt de beklaagde dat hij 1) zich onterecht presenteert als orthodontist, 2) zich niet transparant en toetsbaar opstelt en 3) de randvoorwaarden voor het bieden van goede tandheelkundige zorg aan patiënten niet op orde heeft.

Beoordeling

In zijn verdediging zegt de tandarts dat onderdeel 1 het gevolg is van het over het hoofd zien van het woord orthodontist op de website en dat hij zich niet als orthodontist heeft gepresenteerd. Het tweede klachtonderdeel doet hij af als misverstand en miscommunicatie. Wat betreft de randvoorwaarden geeft de beklaagde toe dat er sprake is geweest enige tekortkoming maar dat het wel enige nuancering behoeft.

Over het presenteren als orthodontist zegt het Regionaal Tuchtcollege dat het niet vast is komen te staan dat de beklaagde dit opzettelijk in woord heeft gedaan. Op basis van de informed consentformulieren en de website van zijn praktijk waarop wel “orthodontist” wordt vermeld zou echter misverstand hebben kunnen ontstaan bij patiënten. Aangezien het volgens de Wet BIG verboden is de beschermde titel van orthodontist te voeren als niet over een dergelijke BIG-registratie wordt beschikt is dit klachtonderdeel gegrond.

Het tweede onderdeel is ook gegrond verklaard. Informed consentverklaring die aan de klaagster op 3 februari 2020 werden toegezonden verschillen namelijk van de door klaagster tijdens het inspectiebezoek op 11 februari 2020 ingeziene verklaringen. Ook werden verklaringen op vanuit behandelperspectief onverklaarbare momenten toegevoegd aan patiëntendossiers, zo blijkt uit loggegevens. Bij gebrek aan een alternatieve verklaring gaat het college ervanuit dat de beklaagde achteraf – en mogelijk zonder medeweten van zijn patiënten – verklaringen heeft aangepast.

Tenslotte bleek tijdens het inspectieonderzoek dat er diverse tekortkomingen in de praktijkvoering van de beklaagde zijn geconstateerd op het gebied van hygiëne en infectiepreventie. Hoewel niet voor elke klacht volgens het college een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt worden verscheidene tekortkomingen die klaagster vast heeft gesteld niet betwist, sommige ook niet door de beklaagde. In 2017 zijn eveneens tekortkomingen bij de praktijk geconstateerd op dit gebied, wat de tandarts had moeten weten aangezien hij er toen al werkte. Dit neemt het college mee in de beoordeling. Ook het derde klachtonderdeel is gegrond.

Het college kwalificeert de aanklachten als ernstige verwijten die de kern van het vak raken en risico voor de patiëntveiligheid opleveren. Ondanks dat de beklaagde verbetermaatregelen heeft genomen die ervoor moeten zorgen dat in de toekomst de randvoorwaarden structureel in orde zijn, rechtvaardigt dit een zware maatregel.

Uitspraak

Het college legt aan de beklaagde de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van drie maanden met een proeftijd van twee jaar onder voorwaarden. Deze beslissing is gepubliceerd.

Bron:
overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Opmerkelijk, Thema A-Z, Tuchtrecht
Tip voor personeelsmanagement: Eerst wie, dan wat

Tip voor personeelsmanagement: Eerst wie, dan wat

Om een succesvolle praktijk op te bouwen en te behouden is personeelsmanagement cruciaal. dental INFO vroeg praktijkmanagementadviseur Sjoerd Kuiken naar zijn tip voor personeelsmanagement.

Binnen praktijken zijn er regelmatig wisselingen van personeel of worden teams uitgebreid. Er is dan ook een grote zoektocht naar personeel, doordat de vraag het aanbod overstijgt (zeker in de buiten Randstedelijke gebieden).

Daarnaast is mijn ervaring, dat soms binnen praktijken de zoektocht naar nieuw personeel er ook één is van ‘een nieuw poppetje’ op de vrijgekomen plaats. Hiermee bedoel ik, dat praktijken puur en alleen op zoek zijn naar ‘een persoon’ die op de gevraagde dagen kan werken. Oftewel, de beschikbare dagen van de kandidaat lijken belangrijker te zijn dan de persoon zelf.

De persoon achter de kandidaat

Mijn advies daarentegen is vooral te kijken naar de persoon achter de kandidaat en dan pas te kijken naar wat die persoon op dit moment aan capaciteiten en vaardigheden bezit. Oftewel, eerst wie en dan pas wat.

Dit wordt ook versterkt door het volgende:

  • Een medewerker die past binnen het team en de praktijk en hier graag onderdeel van wil uitmaken zal gemotiveerd zijn. Dit is veel meer van belang dan iemands vaardigheden. Je kunt een medewerker namelijk nauwelijks motiveren, terwijl nieuwe vaardigheden wel altijd aangeleerd kunnen worden.
  • De zorg wordt allang niet meer geleverd door alleen de tandarts, maar door het gehele team. Elke medewerker draagt hieraan bij. Dus investeren in de kwaliteit van de medewerkers betekent ook investeren in de kwaliteit van je zorgverlening.

Kortom, durf te kiezen voor kwaliteit

Dit betekent tevens, dat je als praktijkhouder het langere termijn belang van de praktijk ook voor het korte termijn belang durft te plaatsen. Kiezen voor kwaliteit kan namelijk betekenen dat een vacature op de korte termijn niet wordt opgevuld als zich geen kwalitatieve kandidaten melden. Hoe lastig dit soms ook is.

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Geld en financieel

Heeft uw praktijk fiscaal nog steeds het juiste jasje aan?

Vrijwel meteen nadat u had besloten om als zelfstandig praktijkhouder door het leven te gaan, kwam u voor de volgende belangrijke keuze te staan: Vanuit welke rechtsvorm ga ik mijn praktijk exploiteren? De rechtsvormkeuze is één van de belangrijkste keuzes die u als ondernemer in de opstartfase maakt. Gezien de uiteenlopende fiscale- en juridische behandeling van de diverse rechtsvormen is de keuze die de ondernemer maakt vaak gericht op fiscaal voordeel en/of inperking van juridische aansprakelijkheid.

Uw persoonlijke situatie, de financiële positie van uw praktijk en ook de (fiscale) wet- en regelgeving veranderen door de jaren heen, waardoor u zich (telkens) opnieuw de vraag dient te stellen of de rechtsvormkeuze die u eerder maakte nog steeds bij u past, zowel juridisch maar ook vanuit een fiscaal oogpunt.

In dit artikel gaan wij verder in op de fiscale voor- en nadelen bij een bepaalde rechtsvormkeuze en de huidige ontwikkelingen hieromtrent in de wet- en regelgeving.

Mogelijke rechtsvormen

De meest voorkomende rechtsvormen voor praktijkhouders zijn: de eenmanszaak, de maatschap en de besloten vennootschap (bv). Wij zullen ons in dit artikel dan ook beperken tot deze drie rechtsvormen.

Eenmanszaak

Bij een eenmanszaak is er sprake van één ondernemer. Deze ondernemer/ eigenaar is altijd een “natuurlijk persoon” (lees: een mens van vlees en bloed). De eenmanszaak is fiscaal gezien “transparant”. Dat wil zeggen dat het resultaat van de eenmanszaak wordt toegerekend aan de eigenaar/ondernemer en bij hem/haar persoonlijk in de belastingheffing wordt betrokken. De ondernemer betaalt inkomstenbelasting over de volledige met de eenmanszaak in een kalenderjaar behaalde winst. Een groot deel van deze jaarwinst vloeit hierdoor in de vorm van inkomstenbelasting direct naar de Belastingdienst (het toptarief in de inkomstenbelasting bedraagt in 2021 49,50%). Hierbij maakt het voor de heffing verder niet uit of de ondernemer de volledige jaarwinst heeft uitgegeven (privé) of deze winst heeft opgepot in de onderneming (bijvoorbeeld op een zakelijke spaarrekening).

Besloten vennootschap

Is de onderneming ondergebracht in een bv, dan worden de behaalde winsten (in eerste instantie) belast bij de bv zelf met vennootschapsbelasting. De tarieven in de vennootschapsbelasting zijn aanzienlijk lager dan de inkomstenbelastingtarieven (het toptarief in de vennootschapsbelasting bedraagt in 2021 25%). Om als aandeelhouder/ bestuurder van de bv uiteindelijk privé te kunnen beschikken over de gelden/ opgepotte winsten van de bv, dient er salaris te worden uitbetaald en kan er aanvullend nog dividend worden uitgekeerd door de bv.

De bv is verplicht om een minimaal salaris uit te betalen aan haar aandeelhouder/bestuurder (gebruikelijk loon). Het salaris van de aandeelhouder vormt een kostenpost voor de bv (hierdoor wordt de winst en de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting lager). Het salaris is bij de aandeelhouder belast met inkomstenbelasting (maximaal 49,50% in 2021).

Indien aan de aandeelhouder (naast het gebruikelijke salaris) ook opgepotte winsten door de bv worden uitgekeerd (dividend), zijn deze winstuitkeringen belast met inkomstenbelasting tegen een tarief van 26,9% (2021) .

Het moge duidelijk zijn, gezien de tariefstelling, dat het voor de aandeelhouders/ bestuurders, fiscaal vaak aantrekkelijker is om dividend uit te keren, in plaats van salaris uit te betalen. Om hier een stokje voor te steken heeft de wetgever eisen gesteld aan het minimaal uit te betalen salaris vanuit de bv.

Een groot voordeel van de bv ten opzichte van de eenmanszaak, is gelegen in het feit dat de (opgepotte) winsten, die niet in de vorm van salaris of dividend aan de aandeelhouder (privé) worden uitbetaald, na de heffing van het relatief lage vennootschapsbelastingtarief (15% over de winst tot € 245.000 in 2021) achterblijven in de bv als werkkapitaal.

Maatschap

De maatschap is een samenwerkingsverband van minimaal twee ondernemers/ eigenaren, de maten. In de maatschapsovereenkomst wordt onder andere vastgelegd op welke wijze de door de maatschap behaalde winsten worden verdeeld tussen de maten. Maten kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn. Is de maat een natuurlijk persoon, dan is de winst die aan de betreffende maat wordt toegerekend belast met inkomstenbelasting. Is de maat een rechtspersoon (bijvoorbeeld een bv), dan is de winst die wordt toegerekend aan deze maat belast met vennootschapsbelasting.

Winst belast met Inkomstenbelasting

In de situatie dat de winst wordt belast met inkomstenbelasting kunnen er enkele aftrekposten worden geclaimd. Door toepassing van de MKB-winstvrijstelling blijft 14% van de winst onbelast. Tevens kan, ingeval de ondernemer aan het urencriterium voldoet, de zelfstandigenaftrek (€ 6.670 in 2021) als aftrekpost worden opgevoerd. In basis wordt aan het urencriterium voldaan indien de ondernemer minimaal 1.225 uur werkzaamheden verricht binnen de onderneming.

Sinds 2020 kennen we twee tarieven/schijven in de inkomstenbelasting. Voor 2021 gelden de volgende tarieven in de inkomstenbelasting. Tot een inkomen van € 68.508, bedraagt het tarief 37,10% (2020: 37,35%). Het inkomen van € 68.508 of hoger is belast tegen een tarief van 49,50%.

Tot en met het jaar 2019 waren de aftrekposten, zoals de MKB-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek, aftrekbaar tegen het tarief van de betreffende tariefschijf waarin de aftrek plaatsvond. In geval van een ondernemingswinst van bijvoorbeeld € 100.000 alsmede € 20.000 aftrekbare MKB-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek, werd tot en met het jaar 2019 per saldo belasting geven over € 80.000. De aftrekpost van € 20.000 werd in dit voorbeeld dus te gelde gemaakt tegen het toptarief van 49,05%. Vanaf belastingjaar 2020 is hier verandering in gekomen.

Het maximale tarief van de aftrekposten zoals de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling is in 2020 beperkt tot 46%, en in 2021 nog maximaal 43%. In de komende jaren wordt dit maximale aftrektarief verder afgebouwd, naar uiteindelijk een tarief van circa 37% in 2023. Daarnaast wordt ook het bedrag van de zelfstandigenaftrek jaarlijks met enkele honderden euro’s afgebouwd naar uiteindelijk een bedrag van € 3.240 in 2036.

Kortom, in de inkomstenbelasting zien we de ontwikkeling dat de fiscale voordelen voor ondernemers steeds verder worden beperkt.

Winst belast met Vennootschapsbelasting

In de vennootschapsbelasting daarentegen zijn de belastingtarieven de laatste jaren sterk gedaald. Het tarief voor de vennootschapsbelasting bedroeg in 2018 nog 20% voor winsten tot en met € 200.000, en 25% voor winst boven de € 200.000.

In 2021 worden winsten tot € 245.000 belast tegen het lage tarief van 15% en winsten vanaf € 245.000 tegen het (hoge) tarief van 25%. In 2022 zal de schijfgrens voor het 15%-tarief waarschijnlijk nog verder worden opgerekt naar € 395.000. Voor winsten boven deze bedragen zal het tarief vooralsnog 25% blijven.

Zoals eerder besproken, krijgt een aandeelhouder die (privé) een dividenduitkering ontvangt van zijn vennootschap, ook te maken met inkomstenbelasting (aanmerkelijk belang heffing). Het aanmerkelijk belang tarief (box 2) is de afgelopen jaren gestegen van 25% in 2019, naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021.

Conclusie

De afgelopen jaren zijn er nogal wat wijzigingen geweest in de tarieven en tariefschijven van zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting.

Door de verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting en de (verdere) beperking van de aftrekposten in de inkomstenbelasting kan de bv als toekomstige rechtsvorm voor uw praktijk fiscaal voordeliger uitvallen dan de eenmanszaak of de maatschap. Afhankelijk van uw situatie kan de besparing jaarlijks in de duizenden euro’s lopen. Dit zal met name het geval zijn indien er na aftrek van uw salaris nog een behoorlijke overwinst resteert welke u niet naar privé wilt uitkeren.

Het is dan ook zeer belangrijk om regelmatig te (laten) beoordelen of uw huidige rechtsvorm fiscaal nog bij u past. Voor de omzetting van de rechtsvorm van uw onderneming bestaan diverse fiscale faciliteiten, afhankelijk van uw huidige rechtsvorm en de gewenste rechtsvorm.

Door:
Mr. I.W.G. Joosten RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Veranderingen in het gezondheidsrecht

Veranderingen in het gezondheidsrecht

18Op het gebied van gezondheidsrecht zijn er enkele wijzigingen. Gabie Bakker, adviseur juridische zaken bij KNMT, vertelde tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu welke wijzigingen dat zijn en wat er van mondzorgpraktijken verwacht wordt.

Vermelding BIG-nummer

Volgens de Wet BIG moet iedere art. 3-zorgverlener een BIG-nummer hebben. Als je een BIG-nummer ontvangt, mag je een beschermde beroepstitel voeren zoals tandarts. Alle geregistreerde zorgverleners, waaronder ruim 11.000 tandartsen, zijn opgenomen in het BIG-register, dat online en openbaar is. Het nut hiervan is dat zorgverleners in het register kunnen worden opgezocht. Uit onderzoek blijkt echter dat het BIG-register te weinig gebruikt wordt. Daarnaast blijken zorgverleners soms lastig te vinden, bijvoorbeeld omdat er binnen een bepaalde beroepsgroep zorgverleners zijn met dezelfde achternaam. Het is gemakkelijker om op BIG-nummer te zoeken, maar dan moet dat nummer en het BIG-register an sich wel bekend zijn bij patiënten. Daarom is het registratiebesluit BIG aangepast en moeten zorgverleners vanaf 1 januari 2021 op bepaalde plaatsen hun BIG-nummer kenbaar maken. Vermelding van het BIG-nummer is verplicht:

  • wanneer een patiënt daar om vraagt;
  • bij vermelding van je naam op een website (bijvoorbeeld op de teampagina van de praktijk waar je werkt);
  • bij ondertekening van beroepsmatige e-mails.

Deze wetsaanpassing treedt op 1 januari 2021 in werking, maar zorgverleners hoeven nog geen actie te ondernemen. Zij krijgen namelijk zes maanden de tijd om alles aan te passen. CIBG maakt nog bekend wanneer die zes maanden ingaan. Na die zes maanden zal er pas op gehandhaafd worden.

Meer informatie hierover is te vinden op de website van KNMT.

WMCZ 2018: cliëntenraad

Per 1 juli 2020 is de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (WMCZ 2018) in werking getreden. Er zal echter in verband met corona voorlopig nog niet op gehandhaafd worden.

De wet schrijft voor hoe medezeggenschap door cliënten/patiënten moet worden vormgegeven. Cliënten hebben hierbij meer rechten gekregen. Deze wet is ingegeven door de stelling dat medezeggenschap, inspraak en betrokkenheid van cliënten leiden tot beter bestuur en betere zorg en ondersteuning van de cliënt.

De wet is vooral geënt op verblijf in een verzorgingsinstelling. Voor de mondzorg is de wet van toepassing op praktijken waarbij meer dan 25 natuurlijke personen werken die structureel zorg verlenen. Tandartsen, mondhygiënisten, preventieassistenten en stoelassistenten tellen hierbij mee, balieassistenten die administratief werk verrichten niet. Het gaat om natuurlijke personen, niet om fte’s.

Verplichtingen

Uit de wet volgen een aantal verplichtingen. Een van de verplichtingen is het opstellen van een medezeggenschapsregeling. Hierin moet bijvoorbeeld vermeld worden uit hoeveel leden de cliëntenraad bestaat, hoe ze benoemd worden, wie er lid kunnen worden en hoe lang de zittingsduur is. Ook moet er een huishoudelijk reglement worden opgesteld met de werkwijze van de cliëntenraad. De zorgverlener moet ook een budget beschikbaar stellen voor een cliëntenraad en daarnaast moet er ook een commissie van vertrouwenslieden ingesteld worden. Deze bestaat uit drie leden en bemiddelt tussen de cliëntenraad en de instelling.

De KNMT heeft verschillende tools ontwikkeld die je als mondzorgpraktijk kunt gebruiken bij het instellen van een cliëntenraad.

Toezicht IGJ

In 2020 heeft een groot deel van de inspectietaken van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) plaatsgemaakt voor coronatoezicht. In 2021 zal dat weer het geval zijn. Prioriteit heeft infectiepreventie en basishygiëne en de beschikbaarheid van geneesmiddelen.

In het algemeen wordt er ook gekeken naar medezeggenschap en inspraak. Daar gaan ze niet specifiek naar op zoek maar als ze ergens op inspectie komen, kan dit punt meegenomen worden.

Bij de eerstelijnszorg spitst het toezicht van de IGJ zich toe op:

  • goede zorg;
  • ontwikkelingen zorglandschap (zzp’ers);
  • rol zorgverlener;
  • samenwerking in zorgnetwerk.

In de mondzorg zijn de hoofdthema’s hetzelfde gebleven, namelijk:

  • infectiepreventie;
  • radiologie;
  • zorg;

Voor 2021 is daar aan toegevoegd:

  • behandelingen met grotere risico’s dan standaardbehandelingen (bijvoorbeeld behandelingen die onder narcose plaatsvinden en implantologie);
  • behandelingen door een behandelaar die deze behandelingen volgens de weg niet mag uitvoeren (taakdelegatie, bevoegdheid enz.);
  • of de behandelaar de patiënt duidelijke informatie geeft over de behandeling en toestemming krijgt voor de behandeling (informed consent).

Tijdelijk besluit geregistreerd-mondhygiënist

Op 1 juli 2020 is voor een periode van vijf jaar het Tijdelijk besluit geregistreerd-mondhygiënist in werking getreden. Om als mondhygiënist aan dit experiment mee te doen, moet men:

  • in 2006 of later zijn afgestudeerd;
  • een afgeronde opleiding Basisveiligheidsnormen stralingsbescherming hebben;
  • geregistreerd staan in het tijdelijk register.

Deze geregistreerd-mondhygiënisten mogen de volgende voorbehouden handelingen uitvoeren: anesthesie toepassen, röntgenfoto’s maken en primaire cariës behandelen.

Samenwerkingsafspraken

Inmiddels zijn in het kader van dit tijdelijk besluit samenwerkingsafspraken gemaakt door de KNMT, ANT en NVM over vijf onderwerpen, namelijk:

  • het zorgplan;
  • het delen van solo-opnamen;
  • de bekostiging van het beoordelen van solo-opnamen;
  • de achterwacht bij spoed;
  • inschrijving van de patiënt bij de tandarts.

Na vijf jaar wordt het experiment geëvalueerd.

Vooruitblik Wtza

Op 1 januari 2022 treedt de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) in werking. De wet geldt voor alle zorgaanbieders. Doel van de wet is verbetering van het kwaliteitstoezicht door de IGJ en bevordering van de bewustwording van zorgaanbieders van de kwaliteitseisen waaraan de zorgverlening dient te voldoen en daarnaast ook fraudebestrijding.

Het is een omvangrijke wet die een aantal verplichtingen met zich meebrengt, zoals:

  • meldplicht;
  • vergunningsplicht;
  • bestuursstructuur;

Meldplicht

Zowel nieuwe als bestaande zorgaanbieders dienen zich voorafgaande aan de zorgverlening bij de inspectie te melden. Bestaande zorgaanbieders dienen dit binnen zes maanden te doen nadat de wet in werking getreden is en nieuwe zorgaanbieders voorafgaande aan de zorgverlening. Dit gebeurt door middel van een online vragenlijst bij de inspectie.

Vergunningsplicht

De vergunningsplicht geldt voor instellingen met meer dan 10 zorgverleners, ook voor mondzorgpraktijken. Nu is het zo dat mondzorgpraktijken deze vergunning van rechtswege hebben, maar vanaf 1 januari 2022 moeten zij zelf de vergunning aanvragen. Dit geldt voor nieuwe en bestaande praktijken. Bestaande zorgaanbieders moeten dit binnen twee jaar doen nadat de wet in werking is getreden. De nieuwe zorgaanbieders moeten dit doen voordat men met de zorgverlening start.

Bestuursstructuur

Er gaan ook eisen gesteld worden aan de bestuursstructuur. Deze moet transparant zijn en men moet een interne toezichthouder aanstellen. De interne toezichthouder moet uit drie onafhankelijke personen bestaan. Deze verplichting rondom de bestuursstructuur geldt voor een praktijk met meer dan 25 zorgverleners.

Jaarverantwoording

Om de jaarverantwoording is nog veel te doen. Deze regeling ligt nog niet vast, maar het concept zorgt voor veel onrust, omdat er heel veel gevraagd gaat worden van zorgaanbieders. Alle zorgaanbieders met uitzondering van solisten en zzp’ers worden verplicht openbaar jaarverantwoording af te leggen, met behulp van een jaarrekening, accountantsverklaring, een vragenlijst over de financiële bedrijfsvoering en een bestuursverslag. Dit zorgt voor erg veel administratieve en financiële lasten. De KNMT is nog aan het lobbyen en hoopt deze regel werkbaarder te krijgen.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Gezondheidsrecht: wat staat u in 2021 te verwachten?’ door Gabie Bakker tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu 2020.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Podcast: Van een kleine algemene praktijk naar een keten van preventie

Podcast: Van een kleine algemene praktijk naar een keten van preventie

Podcast van tandarts-ondernemer Ron Steenkist. Hij interviewt collega’s die zijn praktijkvisie en praktijkvoering hebben beïnvloed. In deze podcast praat hij met Tieke van Riel, tandarts en mede-oprichter van een tandartspraktijk op Amsterdam IJburg die steeds meer veranderde naar een praktijk met volledige aandacht op preventie.

Een fragment hieruit:
“Wat ik altijd zo bijzonder vond: de monden van patiënten die 30 jaar niet naar de tandarts waren geweest, zagen er vaak beter uit dan monden van patiënten die 5 jaar niet naar de tandarts waren geweest. Daar zat dan vaak zoveel herstelwerk in. Degenen die 30 jaar niet waren geweest hadden vaak wel meer tandvleesproblemen maar qua tanden zag het er veel beter uit. Waar wij mee bezig zijn – daarvan is het de vraag of het er altijd wel beter van wordt. Ik voel mij soms een priester, bij elke nieuwe patiënt vertel ik ons hele verhaal, ik geloof er wel echt in. Je wilt gewoon echt de mond gezond maken”, vertelt Van Riel.

Beluister de podcast van Ron Steenkist hieronder.

Lees meer over: Management, Ondernemen
Zzpers-in-de-zorg-in-tien-minuten

Video: Zzp’ers in de zorg in tien minuten

Het ZZP-dossier houdt het zorgveld al jaren bezig. Met onduidelijkheid over al dan niet doorgevoerde nieuwe maatregelen en handhaving daarvan.

Ondertussen werken steeds meer zorgverleners als zzp-er. Ook praktijkhouders kunnen er nauwelijks meer een touw aan vastknopen, blijkt uit onderzoek. Slechts een derde ervan weet bijvoorbeeld wat die zzp-ontwikkelingen betekenen voor hun eigen praktijk. Daarom schetst de VvAA in 5 stappen hoe het in elkaar steekt, inclusief de actuele ontwikkelingen.

Lees meer over: Ondernemen, ZZP-er
Het team vertrouwen. Durf jij het aan

Het team vertrouwen. Durf jij het aan?

Ervaar jij als praktijkhouder ook een afwachtend team, dat geen verantwoordelijkheid neemt? En medewerkers die nauwelijks betrokken lijken en niet proactief zijn? Er zijn veel collega-praktijkhouders die dergelijke gevoelens ervaren. Als je weet waar de oplossing ligt, is vervolgens de uitdaging om daadwerkelijk te veranderen. Om de verandering te DURVEN aangaan. In deze serie wordt in elk artikel een nieuwe maatregel besproken, die wellicht ook voor jou opgaat. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag: “Durf jij het team meer vertrouwen te geven?”.

Als het vertrouwen ontbreekt

Wat is de oorzaak als een team afwachtend functioneert of als medewerkers nauwelijks betrokken en proactief zijn? Ik ervaar regelmatig – vanuit de praktijkhouder of praktijkmanager – een gebrek aan vertrouwen in het team.

Kenmerkend voor teams waarin het vertrouwen ontbreekt is als:

  • Medewerkers zwakheden en fouten voor elkaar verbergen.
  • Medewerkers aarzelen bij het vragen om hulp of het geven van opbouwende feedback.
  • Medewerkers aarzelen hulp aan te bieden buiten het terrein waarvoor ze verantwoordelijk zijn.
  • Medewerkers er niet in slagen vaardigheden en ervaringen bij anderen te herkennen en daarvan gebruik te maken.
  • Medewerkers tijd en energie verspillen bij hun pogingen hun doelen te realiseren.
  • Medewerkers wrokkig zijn.

Wat is vertrouwen?

Wat is vertrouwen eigenlijk? Vertrouwen staat voor de zekerheid van de teamleden dat de intenties van de praktijkhouder en hun collega’s goed zijn en dat men zich op zijn gemak voelt als men zich kwetsbaar tegenover elkaar opstelt. Daarmee blijft ‘vertrouwen’ een niet-tastbaar begrip.

Wat specifieker zijn de kreten die volgen als er naar ‘vertrouwen’ wordt gevraagd, zoals:

  • Eerlijkheid
  • Doen wat je zegt
  • Een goed gevoel
  • Betrouwbaarheid
  • Afspraak is afspraak

De kracht van vertrouwen

“En waarom zou ik mijn team dan wel vertrouwen? Wat levert het me op?”

Twee terechte vragen, die ik vanuit praktijkhouders en praktijkmanagers voorgelegd krijg. Oftewel, wat is eigenlijk de kracht van vertrouwen? Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van het Pygmalion-effect.

Op Wikipedia wordt het Pygmalion-effect als volgt beschreven: Het Pygmalion-effect is een fenomeen dat in het onderwijs kan worden geobserveerd en sluit aan bij de selffulfilling prophecy. Het effect houdt in dat leraren, soms onbewust, verwachtingen hebben van bepaalde leerlingen. Met deze verwachtingen sturen ze impliciet de prestaties van leerlingen. Deze sturing kan zowel in positieve zin (hoge verwachtingen leiden tot betere prestaties) als in negatieve zin (lage verwachtingen leiden tot slechtere prestaties).

Hoewel het Pygmalion effect zijn oorsprong kent in het onderwijs, zijn er meerdere studies naar gedaan in andere vakgebieden. En keer op keer blijkt: verwachtingen zijn machtige wapens. Als managers meer verwachten, presteren werknemers beter. Dergelijke positieve verwachtingen zijn dan uiteraard gestoeld op een positief vertrouwen.

Wat levert het op?

Vanuit deze ‘selffulfilling prophecy’ gedachte is duidelijk, dat het startpunt – het initiatief – bij de praktijkhouder of praktijkmanager kan liggen. De conclusie moge duidelijk zijn: het begint met vertrouwen.

Kenmerkend voor teams waarin er vertrouwen heerst is als:

  • Medewerkers hun zwakheden en fouten toegeven.
  • Medewerkers om hulp durven te vragen.
  • Medewerkers vragen en inbreng van anderen accepteren op terreinen waarvoor ze zelf verantwoordelijk zijn.
  • Medewerkers elkaar het voordeel van de twijfel gunnen, voordat ze tot negatieve gevolgtrekkingen komen.
  • Medewerkers verontschuldigingen aanbieden en die ook zonder aarzelen accepteren.
  • Medewerkers tijd en energie steken in belangrijke zaken en niet in politieke spelletjes.

Durf jij het aan?

Ondanks dat het niet grijpbaar is, staat ‘vertrouwen’ wel in de waarderingstop-3 van eigenschappen binnen (werk)relaties. Dus durf jij het aan om allereerst uit te gaan van het goede en het team jouw vertrouwen te schenken? Indien je iemand ten onrechte jouw vertrouwen hebt gegeven, kom je daar vroeg of laat wel achter. Indien je iemand ten onrechte niet jouw vertrouwen hebt gegeven, zal je daar nooit achter komen.

Als praktijkhouders en praktijkmanagers meer verwachten door het geven van hun vertrouwen, dan presteren werknemers ook beter. En als je medewerkers behandelt alsof ze verantwoordelijk en betrouwbaar zijn, dan zijn ze dat ook.

Bronnen:

De meeste mensen deugen. Een nieuwe geschiedenis van de mens. Rutger Bregman. De Correspondent, 2019. Blz. 314.
De 5 frustraties van teamwork. Hoe je ervoor zorgt dat het samenwerken leuk blijft. Patrick Lencioni. Business Contact, 2015. Blz. 175-178.

Lees ook: Een praktijkmanager aanstellen. Durf jij het aan?

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel