lenen-bij-uw-eigen-BV

Pas op met (excessief) lenen bij uw eigen BV

In juni 2020 is het wetsvoorstel ‘Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel dwingt aanmerkelijkbelanghouders om hun schuldposities aan de eigen B.V. af te bouwen tot beneden de € 500.000.

Onderneemt u in de rechtsvorm Besloten Vennootschap (BV), dan bent u als aandeelhouder in loondienst werkzaam bij uw BV. De BV betaalt uw salaris uit, waarbij u rekening houdt met de gebruikelijkloonregeling. Eventueel vult u jaarlijks uw privé inkomen aan middels een dividenduitkering. Een dividenduitkering kost geld, aangezien het belastingtarief in box 2 momenteel 26,25% bedraagt. Dit tarief zal in de toekomst verder stijgen (26,90% in 2021). Indien u als aandeelhouder besluit om in privé bijvoorbeeld een beleggingsobject te kopen, dan komt het in de praktijk vaak voor dat wordt besloten om de benodigde gelden van de BV te lenen in plaats van de gelden door middel van een belaste dividenduitkering naar privé te halen. En daar is niets mis mee zolang er maar zakelijk wordt gehandeld tussen u en uw BV. Er wordt een geldleningsovereenkomst opgemaakt tussen u en uw BV waarin een aflossingsschema, een zakelijke rentevergoeding en eventuele zekerheden worden opgenomen. Helaas zal dit lenen bij de eigen BV vanaf 2023 nog slechts beperkt mogelijk zijn zonder fiscale sanctie.

Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap

Op Prinsjesdag 2018 werd naar buiten gebracht dat een wetsvoorstel in de maak is met als doel het terugdringen van leningen tussen aanmerkelijkbelanghouders en hun BV (‘s). In maart 2019 werd het concept wetsvoorstel ‘Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap’ gepubliceerd middels een internetconsultatie. In juni 2020 is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. De geplande ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2023.

Het doel van dit wetsvoorstel is het terugdringen van de schuldpositie van aanmerkelijkbelanghouders aan hun BV. Een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) is onder andere de persoon, die samen met een eventueel fiscaal partner, direct of indirect minimaal 5% van de aandelen in een BV bezit.

Inhoud Wet excessief Lenen

Heeft een ab-houder meer dan € 500.000 schuld aan de BV, dan wordt op basis van het wetsvoorstel het gedeelte van de schuld boven de € 500.000 aangemerkt als een ‘bovenmatige schuld’. Deze bovenmatige schuld wordt fiscaal aangemerkt als een zogenoemd “fictief regulier voordeel” uit aanmerkelijk belang en daarmee belast met inkomstenbelasting in box 2 tegen het op dat moment geldende tarief. Het bovenmatig deel van een schuld, dat als fictief voordeel in aanmerking is genomen, verhoogd in een volgend jaar vervolgens de drempel van € 500.000, zodat niet nogmaals wordt afgerekend over dit bedrag. Vindt op enig moment een aflossing plaats op het bovenmatig deel van de schuld, dan wordt er in dat jaar een negatief fictief regulier voordeel in box 2 in aanmerking genomen. Aan de hand van een voorbeeld wordt de werking duidelijk.

Voorbeeldberekening

Stel u als ab-houder heeft op 31 december 2023 een schuld aan uw BV van € 700.000. Rekening houdend met de drempel van € 500.000 is er sprake van een bovenmatige schuld van € 200.000. Het bedrag van € 200.000 wordt in de aangifte inkomstenbelasting 2023 verwerkt als box 2 inkomen en wordt belast tegen het in 2023 geldende box 2 tarief (waarschijnlijk 26,9%). Kortom, uw lening kost u in 2023 waarschijnlijk € 53.800 extra aan inkomstenbelasting.

In het jaar 2024 heeft u de rente over de schuld van € 700.000 betaald aan uw BV, maar er wordt in 2024 nog niet afgelost. Uw schuld aan de B.V. per 31 december 2024 bedraagt nog steeds € 700.000.
Zoals hiervoor reeds genoemd wordt de drempel van € 500.000 verhoogd met het fictief regulier voordeel van € 200.000 uit het jaar 2023. De maximale schuld mag ultimo 2024 dan € 700.000 bedragen. In dit voorbeeld is de schuld per 31 december 2024 niet hoger dan € 700.000, waardoor er in 2024 geen box 2 voordeel in aanmerking wordt genomen.

In het jaar 2025 betaalt u naast de rente tevens € 200.000 aflossing aan de BV, waardoor de schuld per 31 december 2025 daalt van € 700.000 naar € 500.000. De maximale schuld ultimo 2025 mag nog steeds € 700.000 bedragen. De daadwerkelijke schuld bedraagt € 500.000. In het jaar 2025 is er in de inkomstenbelasting dan sprake van een negatief box 2 inkomen van € 200.000. Vanaf 2026 bedraagt de maximale schuld vervolgens weer € 500.000.

In het voorbeeld is het voordeel in 2023 positief en in 2025 negatief. Negatieve inkomsten kunnen in box 2 worden verrekend met positief inkomen uit het voorafgaande jaar en met positieve inkomsten in de toekomstige 6 jaren. Het negatief box 2 inkomen uit 2025 kan in het voorbeeld niet worden verrekend met het positief inkomen uit 2023. Indien in de 6 jaren na 2025 geen positieve box 2 inkomsten worden genoten zoals bijvoorbeeld een ‘echte’ dividenduitkering, dan is sprake van een permanent fiscaal nadeel. Er is immers fiscaal afgerekend over € 200.000, terwijl de ab-houder dit bedrag niet feitelijk heeft genoten.

Financiering van de eigen woning telt niet mee

Schulden die u bij uw BV bent aangegaan voor de financiering van de eigen woning kwalificeren niet als schuld in de zin van deze regeling en tellen niet mee bij de beoordeling of het drempelbedrag wordt overschreden. Voor nieuwe eigenwoningschulden die bij de BV worden afgesloten na 31 december 2022 komt de aanvullende eis dat er ten gunste van de BV een hypothecair zekerheidsrecht dient te worden gevestigd. Wordt dit nagelaten, dan kwalificeert de desbetreffende schuld weliswaar als eigenwoningschuld in box 1, maar moet de schuld tevens worden meegeteld bij de toets of het drempelbedrag wordt overschreden.

Schulden fiscaal partner worden meegeteld

Heeft u als ab-houder een fiscaal partner, dan worden de schulden van u en uw fiscaal partner aan de BV bij elkaar opgeteld voor toepassing van de regeling. Het drempelbedrag blijft echter € 500.000. Lenen u en uw fiscaal partner dus ieder € 400.000 van de B.V. dan is er sprake van een bovenmatige schuld van € 300.000, namelijk € 800.000 minus het drempelbedrag van € 500.000. Leningen ontvangen van meerdere BV’s waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden worden ook bij elkaar opgeteld, waarbij slechts eenmaal het drempelbedrag van € 500.000 van toepassing is.

Leningen aan verbonden personen

Voor leningen die uw BV heeft verstrekt aan verbonden personen zoals bijvoorbeeld uw kind, geldt een aparte drempel van € 500.000 bij het kind. De bovenmatige schuld van het kind wordt toegerekend aan u als ab-houder. Indien de schulden van u en uw partner, inclusief de bovenmatige schuld van uw kind, uw eigen drempelbedrag overschrijden, dan zal er een box 2 voordeel in aanmerking worden genomen, voorzover uw eigen drempelbedrag wordt overschreden. De toerekening van het kind aan de ouder in dit voorbeeld, is niet van toepassing indien het kind zelf ook ab-houder is in de betreffende BV waarvan is geleend. In dat geval vindt belastingheffing over een bovenmatige schuld van het kind plaats bij het kind zelf.

Beoogde ingangsdatum

De beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2023. Het toetsmoment om te beoordelen of er sprake is van een bovenmatige schuld is steeds 31 december. Op basis van de beoogde ingangsdatum zal het eerste toetsmoment 31 december 2023 zijn. Verwacht u op basis van de huidige situatie getroffen te worden door deze maatregel, ga dan tijdig op zoek naar mogelijkheden om uw schuldpositie aan de BV terug te brengen. Verwacht u de schuldpositie niet tot beneden het drempelbedrag te kunnen reduceren, kijk dan ook naar alternatieven zoals bijvoorbeeld het in privé aangeschafte beleggingsvastgoed te verkopen aan de BV. Voor dit soort situaties is gepleit voor een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting, maar daar zal naar verwachting geen gehoor aan worden gegeven door de wetgever. Rekening houdend met de voorgestelde verhogingen van de overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 kan het dan ook verstandig zijn om reeds dit jaar actie te ondernemen.

Door:
Ruud Bongers RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Tuchtrecht mondzorg

Tuchtrecht: berisping na gebrek aan onderzoek bij parodontologie

Een tandarts heeft door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag een berisping opgelegd gekregen nadat een patiënt onherstelbare gebitsschade heeft opgelopen door een onjuiste diagnostisering en behandeling van parodontitis.

Situatie

De patiënt liet zijn mondgezondheid van halverwege 1996 tot begin 2019 controleren en schoonmaken door een tandarts. Vanaf 2010 werden tijdens verschillende controles tanden gerestaureerd, het gebit gereinigd en bitewingfoto’s gemaakt. In augustus 2018 kwam hierbij een toename van botafbraak en gingivitis naar parodontitis aan het licht.
De klager werd hierna doorverwezen naar de mondhygiënist die parodontitis constateerde en de gebruikelijke initiële behandeling startte. In een expertiserapport van behandelingen schreef de mondhygiënist onder meer dat de patiënt “enorm veel tandsteen 1e kwadrant” en “diepe tot zeer diepe pockets bij de kiezen” had. Nadat ze in april 2019 geen verdere verbetering zag werd de klager doorverwezen naar de parodontoloog. Deze constateerde multipele gingiva recessies, lokaal diepe tot zeer diepe pockets en plaatselijk botverlies. De prognose voor verschillende kiezen werd als slecht of zeer dubieus beoordeeld.

Klacht

De klager verwijt de tandarts vijf punten. Drie klachten hebben betrekking tot tekortschieten in de onderzoeksplicht waardoor uiteindelijk gevorderde parodontitis te laat is opgemerkt. De patiënt is van mening dat onherstelbare gebitsschade is ontstaan doordat hij naar aanleiding van een foto niet naar een parodontoloog maar naar een mondhygiënist werd doorverwezen. Daarnaast zou de beklaagde zelf verantwoordelijk zijn geweest voor het reinigen van het gebit en was dit dus niet goed uitgevoerd volgens de patiënt. Tot slot wordt de tandarts verweten dat hij geen medisch dossier heeft vastgelegd en bijgehouden.

Beoordeling

Klachten over behandelingen ouder dan tien jaar zijn verjaard en worden niet beoordeeld. Het College beoordeelt in de andere gevallen of de tandarts binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuiting is gebleven. Het Paro-protocol is hierbij van belang omdat hiermee het parodontale proces kan worden gediagnosticeerd en gevolgd zodat op tijd kan worden ingegrepen. Ook wordt meegenomen dat de beklaagde niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld is en naar de klager spijt heeft betuigd.

De beklaagde heeft het Paro-protocol niet gevolgd en had, naar het oordeel van het College, al in november 2016 de parodontitissignalen moeten opmerken. Toen waren er al aanzienlijke pockets en was botafbraak zichtbaar. De beklaagde wordt hierom tuchtrechtelijk verwijtbaar bevonden wegens tekortschieten in de zorgplicht naar de patiënt. Het verwijzen naar een mondhygiënist in plaats van een parodontoloog is echter niet ongebruikelijk.

Met betrekking tot de verweten slechte gebitsreiniging heeft het College niet kunnen vaststellen dat het reinigen (jarenlang) onjuist is gebeurd. Tot slot is er geconstateerd dat het medisch dossier summier is en dat er geen gegevens over de parodontologische diagnostiek zijn vastgelegd. Dit voldoet niet aan de richtlijnen en de klacht is dan ook gegrond verklaard.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag heeft de klachten gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts een berisping opgelegd.

Bron:
overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Certificering - afstuderen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Matthijs Genders over het opzetten van ISO 9001 kwaliteitsmanagementsysteem binnen zijn praktijk.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouder wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Matthijs Genders over het opzetten van ISO 9001 kwaliteitsmanagementsysteem binnen zijn praktijk. Met zijn persoonlijke verhaal maakt hij duidelijk, dat een kwaliteitssysteem veel kan opleveren maar het niet voor iedereen zal werken.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Matthijs Genders
Praktijk:           Tandartsenpraktijk Genders in Landgraaf
Sinds:              Praktijkhouder sinds 2012
Opzet:              Zelfstandig praktijkhouder
Situatie:           Praktijk met 4 behandelkamers

Aanleiding

Een aantal jaren geleden heeft Matthijs ervoor gekozen om een volwaardig kwaliteitssysteem op te zetten en daarmee een volwaardige ISO 9001 certificering te behalen. Een geaccrediteerd ISO 9001 kwaliteitssysteem houdt overigens in dat de praktijk jaarlijks wordt geaudit door een geaccrediteerde instelling – in zijn geval Dekra – wat resulteert in een onafhankelijk en objectief oordeel over het kwaliteitssysteem. In de tussentijd is de praktijk verhuisd naar een groter pand, waarmee de praktijk is gegroeid van 2 naar 4 behandelkamers. Tevens is de praktijk in die tijd gegroeid van 3 medewerkers naar het huidige team van 14 medewerkers.

Waarom een ISO-certificering?

Matthijs geeft aan, dat er voor hem als praktijkhouder veel facetten zijn die naast het primaire proces – het verlenen van tandheelkundige zorg – geregeld moeten worden. Hij zag in, dat deze ondersteunende processen hem in de eerste jaren van zijn praktijkhouderschap veel tijd kostten en bij de groei van zijn praktijk steeds méér tijd gingen opeisen. Hierdoor ontstond voor hem een disbalans in de verhouding privé en werk, terwijl hij aangeeft het heel belangrijk te vinden deze balans goed te bewaken. Dit is dan ook voor hem de belangrijkste reden geweest meer structuur in zijn praktijk te willen brengen. En wel in de vorm van een ISO 9001 kwaliteitssysteem, wat hem structuur en uiteindelijk ook rust heeft opgeleverd.

Toen zijn praktijk nog kleiner was, had Matthijs al dezelfde ‘drive’ om alles zo goed mogelijk te doen. “Maar zo goed mogelijk is op een gegeven moment niet meer genoeg. Ook zijn er anderen die dingen beter kunnen dan jijzelf.” Het kwaliteitssysteem is meegegroeid met de groei van zijn praktijk. Daarbij heeft hij steeds meer taken overgedragen aan medewerkers, die daar beter in zijn of meer tijd voor hebben of krijgen.

Toelichting:

Voor een ISO 9001 certificering dient de praktijk een zogenaamd kwaliteitsmanagementsysteem op te zetten. Een dergelijk systeem houdt globaal in, dat je als praktijk niet alleen aantoonbaar voldoet aan geldende wet- en regelgeving, maar daarnaast ook aantoonbaar bezig bent met ‘continu verbeteren’. Een voorbeeld is de PDCA-cyclus als verbetermethode om de praktijk stap voor stap te verbeteren. Deze PDCA-cyclus kent de stappen Plan – Do – Check – Act en deze cyclus doorloop je continu, wat zorgt voor een proces van continu verbeteren.

Voor– en nadelen

Het opzetten, hebben en onderhouden van het kwaliteitssysteem heeft voor- en nadelen. Matthijs somt de volgende voordelen op:

  • Het kwaliteitssysteem biedt structuur.
  • Het zorgt voor transparantie en duidelijkheid.
  • Het creëert overzicht.
  • Het heeft geleid tot het delegeren van taken.

Daarnaast heeft een kwaliteitssysteem ook nadelen – of uitdagingen – namelijk:

  • Het vergt moed om taken uit handen te geven.
  • Sommige taken worden niet altijd op een manier uitgevoerd, zoals je graag ziet.
    Matthijs geeft hierop direct aan, dat bijsturing nodig blijft maar het loslaten voor veel tandartsen – waaronder hijzelf – niet gemakkelijk is.
  • Het onderhouden (/ bijhouden) van het kwaliteitssysteem kost veel tijd.
    “Een systeem opzetten betekent vervolgens niet dat je klaar bent. Het vergt onderhoud in de vorm van tijd en geld. Maar die keuze maak je om jouw praktijk en medewerkers te maken als beste versie van zichzelf.”

Papieren tijger?

Matthijs benadrukt diverse keren, dat het opzetten van het kwaliteitssysteem veel tijd en energie kost. Maar dat deze investeringen hem en zijn praktijk vooral meer hebben opgeleverd en dit duidelijk een goede keuze is geweest. Wel is het binnen de praktijk een doelstelling om de papieren tijger – wat het dus wel enigszins is – zo veel mogelijk af te slanken naar een systeem dat meer ‘to-the-point’ is om de kostbare tijd zo efficiënt mogelijk te benutten. Zo geeft Matthijs wel aan, dat hij inmiddels van een aantal zaken binnen het oorspronkelijke kwaliteitssysteem afscheid heeft genomen. Deze onderdelen kostten namelijk te veel energie, tijd en geld, terwijl het resultaat hiervan te minimaal was.

Balans tussen kwaliteit en kosten

Het opzetten van het kwaliteitssysteem heeft Matthijs dus duidelijk meer structuur gegeven, wat ertoe heeft bijgedragen dat er meer taken gedelegeerd zijn en hij zodoende meer rust heeft gekregen. Om zover te komen heeft het wel veel tijd, geld en inspanning gekost. Daarnaast zag Matthijs ook in, dat het steeds meer kosten met zich meebracht het gehele kwaliteitssysteem te blijven onderhouden om te voorzien in een optimale kwaliteit. Hierdoor ging de verhouding tussen kwaliteit en kosten ook gedeeltelijk uit de pas lopen.

Zo geeft Matthijs aan: “Ondanks dat het doel van een kwalitatieve praktijk niet ‘money driven’ moet zijn, moet je wel waken voor een gezond financieel bedrijf. Er werken genoeg mensen waar je verantwoordelijkheid voor draagt en neemt. En alle risico’s die je neemt hoeven natuurlijk ook niet voor niets te zijn. Een goede balans houden – tussen kwaliteit en kosten – is de uitdaging.”

Certificering gestopt

Het onderhouden van het volledige kwaliteitssysteem plus de jaarlijkse audit door Dekra heeft erin geresulteerd, dat de toegevoegde waarde van een volwaardig en geaccrediteerd systeem in verhouding tot bijbehorende kosten een scheve balans opleverde voor Matthijs. “We waren op het punt gekomen dat het liep, gecontinueerd werd en voor ons zodanig werkte om te kunnen blijven verbeteren. Op dat moment gaat de kosten-baten analyse langzaam kantelen en heb ik gekozen om wel het kwaliteitssysteem te blijven hanteren, maar niet meer in een geaccrediteerde variant.”

Aanvullend merkt Matthijs op, dat het kwaliteitssysteem door externe partijen nergens wordt ‘gewaardeerd’, waardoor je het geld dan beter kunt gaan inzetten voor andere zaken als investeringen in materialen en middelen en opleidingen voor het personeel.

Tips van Matthijs

Op basis van zijn ervaringen heeft Matthijs de volgende tips voor collega’s die overwegen of momenteel bezig zijn een kwaliteitssysteem op te zetten.

  1. Delegeren is ‘win-win’
    Het opzetten van het kwaliteitssysteem betekent ook om alle taken inzichtelijk te maken. Tip is kritisch naar je eigen kwaliteiten en zwaktes te kijken. Bepaal vervolgens welke taken door anderen gedaan kunnen worden. “De dingen die je niet goed kunt, kosten je ook meer energie. Waarom dan niet overlaten aan een ander, die het leuk vindt en er beter in is? Dat is toch ‘win-win’.”
  2. Doe het voor jezelf
    Een kwaliteitssysteem opzetten doe je uiteindelijk alleen voor jezelf en het team en niet voor patiënten of voor externe partijen. “Er zijn slechts een paar patiënten, die het opmerken. En je kunt wel 40 certificeringen hebben en titels in lijstjes ophangen, maar patiënten beoordelen meestal op hele andere punten dan die jij als praktijkhouder belangrijk vindt. Ben je aardig, kunnen ze op tijd terecht, etc.” Als tandarts-praktijkhouder wordt de praktijk gevormd door het gehele team en is het advies de keuze voor een kwaliteitssysteem ook alleen te maken op basis van persoonlijke en interne afwegingen. Het moet wel werken voor jouw praktijk en je hebt hierbij een draagvlak nodig van alle teamleden, anders werkt het niet.
  3. Niet voor kleine praktijken
    In een kleinere praktijk kun je – volgens Matthijs – als tandarts-praktijkhouder nog veel meer alleen je eigen gevoel laten gelden. Hoewel een bepaalde vorm van kwaliteitsbeleid zeker zal moeten voor alle praktijken,
  4. adviseert Matthijs voor kleinere praktijken niet zomaar over te gaan op een geaccrediteerd kwaliteitssysteem. Een niet gecertificeerde vorm is zeker ook voldoende.
  5. Denk goed na over missie en visie
    In het beginstadium is het belangrijk goed na te denken over je missie en visie. “Ik gaf hier allereerst te snel een algemene invulling aan. Later als je keuzes hebt gemaakt merk je, dat je dingen hebt gedaan die je eigenlijk niet had gewild. Dit komt mede doordat je missie en visie te ruim en niet specifiek genoeg was. Door hier specifieker in te zijn, worden keuzes later makkelijker. En wel, omdat je dan beter de koers voor ogen hebt wat je uiteindelijk leidt naar de juiste keuzes.”

Tot slot sluit Matthijs af met de opmerking, dat elke tandarts-praktijkhouder voor zichzelf moet uitmaken of een kwaliteitssysteem wel of niet van toegevoegde waarde is. “Wel denk ik persoonlijk dat we linksom of rechtsom hier uiteindelijk in welke vorm dan ook naar toe zullen moeten gaan. De eisen en verplichtingen vanuit intern en extern worden steeds hoger en je kunt op deze manier hier meer gestructureerd mee omgaan om dit te blijven verbeteren.”

Door:
Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag.

 

Lees ook de andere artikelen in deze serie:
Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

Lees meer over: Management, Ondernemen
thermodesinfector

Productvergelijking: Thermodesinfector

Op zoek naar een nieuwe thermodesinfector, maar weet u niet waar u moet beginnen? dental INFO vergeleek de relevante specificaties van thermodesinfectoren van verschillende fabrikanten.

Bekijk de productvergelijking thermodesinfectoren

 

Lees meer over: Infectiepreventie, Praktijkinrichting, Producten, Productvergelijking
behandelkamer

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder An Nguyen over het delegeren van het praktijkmanagement.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouder wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder An Nguyen over het delegeren van het praktijkmanagement. Met zijn persoonlijke verhaal maakt hij duidelijk, dat de rollen van zorgverlener en praktijkhouder heel goed samen kunnen gaan. En vooral ook hoe dit aan te pakken.

Persoonlijke gegevens

Praktijk:           Ardent Tandheelkunde in Hardenberg

Opzet:              Zelfstandig praktijkhouder

Omvang:          Praktijk met 4 behandelkamers

Team:              3 tandartsen, 2 mondhygiënisten, 5 (preventie) assistenten, 1 praktijkmanager

Aanleiding

In het afgelopen half jaar is An Nguyen erachter gekomen, dat zijn werk als tandarts te veel van zijn tijd en energie kostte. Daarbij heeft hij nog andere ambities buiten de tandheelkunde, welke hij ook graag wilt realiseren. Echter, het hebben van een eigen praktijk heeft voor hem heel lang betekent dat hij er ook altijd moet zijn. Zowel letterlijk – door fulltime te werken als tandarts – als ook figuurlijk. Recentelijk ervaart hij echter, dat de praktijk net zo goed kan lopen ook als je minder aanwezig bent.

Meer is niet altijd beter

An Nguyen heeft zijn praktijk Ardent opgericht in oktober 2012 anderhalf jaar na zijn afstuderen. De eerste twee jaar stonden in het teken van het ontdekken van zijn management stijl, zijn ontwikkeling als clinicus en het ontdekken van de ondernemerswereld.

Onlangs is hij van 4,5 dagen aan de stoel teruggegaan naar 4 halve dagen klinisch werk. Dit is niet geheel een vrije keuze geweest. In de afgelopen 7 jaar heeft hij zijn praktijk elk jaar weten te laten groeien in resultaat en in kapitaal. Jaarlijks heeft hij een plan opgesteld voor verdere groei. Hij was zodoende – naast zijn werk aan de stoel – ook druk bezig met de strategische planning en uitvoering. Daarnaast heeft hij buiten praktijkuren nog twee ondernemingen opgericht en onder andere een carrière als internationaal spreker opgebouwd. Zijn overtuiging was, dat meer ook altijd beter is.

Onlangs werd hij echter geconfronteerd met zijn eigen grenzen. Door zijn persoonlijke ambitie in combinatie met zijn keuze om de afgelopen jaren alles op te geven voor zakelijk succes. Nu heeft hij zich gerealiseerd en ervaren, dat het negeren van fysieke en mentale signalen uiteindelijk bij jezelf ‘terugkomen’. Zo ook bij hem, toen hij de ‘man met de hamer’ tegenkwam.

Inmiddels heeft An ervoor gekozen zijn fysieke en mentale gezondheid op de eerste plaats te zetten. Om zichzelf een leven te gunnen waarbij fysieke pijn niet ‘normaal’ is. Waarbij hij nu voor zichzelf kan kiezen door ook minder te werken.

Voorkom micro-management

Als 28-jarige startende praktijkhouder was zijn overtuiging, dat het succesvol runnen van een praktijk gelijk staat aan het weten van alles in en rondom de praktijk. Hierdoor was An vooral bezig met micro-management. Van de interne processen, het personeel, de administratie en alle andere aspecten die te maken hebben met het hebben van een eigen onderneming. En daarnaast was hij uiteraard ook 4,5 dagen per week als tandarts actief aan de stoel. En bovenop de normale druk als tandarts en praktijkhouder ervaarde hij vanaf het begin ook een enorme financiële druk voor het aflossen van zijn financiering.

 

“If you are the best at everything, you will do everything.”

 

Belemmerende overtuiging

Het dagelijks nemen van de juiste beslissingen was voor An een vereiste om de beginnende onderneming overeind te houden en te laten doorgroeien. Dit resulteerde erin, dat alle beslissingen ook via hem moesten lopen zodat hij controle hield over de processen en over de dagelijkse logistiek. Alles werd top-down geregeld.

Achteraf concludeert An echter, dat zijn overtuiging – dat hij de enige persoon zou zijn die de juiste beslissingen kon nemen voor het belang van de praktijk – hem erg heeft belemmerd. In die tijd zorgde deze overtuiging er namelijk voor dat ‘loslaten en delegeren’ voor hem geen optie was.

Business operator vs. Business owner

Tijdens een seminar van Tony Robbins werd hem pijnlijk duidelijk, dat het systeem dat hij had opgezet ervoor had gezorgd dat de praktijk ook om hem draaide. In zijn eigen praktijk was hij vooral de ‘business operator’ in plaats van de ‘business owner’. Dit onderscheid heeft An aan het denken gezet over zijn overtuiging dat hij de enige persoon zou zijn die de juiste beslissingen kon nemen. En nadat hij deze overtuiging heeft losgelaten, is hij aan de slag gegaan met het creëren van een duidelijke structuur en workflow binnen de praktijk en wel zodanig dat hij zelf afwezig kan zijn.

Concrete veranderingen

In de periode erna is An hard aan het werk gegaan zijn praktijkorganisatie en team te veranderen. Concreet heeft hij de volgende veranderingen doorgevoerd:

  • Werk aan een goed team
    Om vooral ‘business owner’ te kunnen zijn, is het samenstellen van een goed team heel belangrijk. Een goed team betekent voor An dat de sterktes van iedere medewerker daadwerkelijk worden benut. Door de juiste mensen te zoeken en te ‘empoweren’ in hun rol. En onderling vertrouwen op te bouwen door ze verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid te geven over hun beslissingen.
  • Stel een praktijkmanager aan
    Voor An was het wenselijk een manager aan te stellen, die hij zodanig kon vertrouwen voor de dagelijkse uitvoering. De praktijkmanager heeft daarbij een duidelijk takenpakket gekregen inclusief beslissingsbevoegdheid, zodat An daadwerkelijk afwezig kan zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de praktijkmanager volledig bekend is met An’s kernwaarden en bijbehorend kernwaardengedrag.
  • ‘Hands-off’ beleid
    “If you are the best at everything, you will do everything.” Dit heeft An doen inzien om zijn persoonlijke beleid te veranderen. Van ‘hands-on’ is hij nu veel meer ‘hands-off’. Doordat hij er nu van overtuigd is, dat hij alle beslissingen niet zelf moet nemen is het ook niet meer nodig om zelf alles te weten.
  • Neem de tijd
    De acceptatie door het team van de nieuwe praktijkmanager heeft tijd nodig. Men moest wennen aan het feit, dat de dagelijkse leiding niet meer bij An lag. Het ontstane vacuüm – zoals An dit verwoordt – heeft zich na ruim een jaar vanzelf weer ‘opgevuld’. En wel zodanig, dat An aangeeft de doorgevoerde veranderingen nooit meer terug te willen draaien.
  • Alles kan worden opgelost
    Door de jaren heen heeft An ervaren en het vertrouwen opgebouwd, dat alle situaties kunnen worden opgelost. Zo ook de praktijkmanagement issues. Volgens hem is ook hier het Pareto-effect van toepassing, doordat 80% van de beslissingen kan worden opgelost door zijn medewerkers. De overige 20% is voor An om in samenwerking met zijn praktijkmanager op te lossen. Dit zorgt ervoor, dat het hem steeds beter lukt de praktijk en bijbehorende verantwoordelijkheden los te laten. Wat ook de stress wegneemt.
  • Kom met oplossingen, niet met problemen
    An heeft het hele team geïnstrueerd om verantwoordelijkheid te nemen en mee te denken. Dit komt concreet erop neer, dat problemen niet meer bij hem ‘over de schutting’ mogen worden gegooid. Hij stimuleert zijn medewerkers eerst zelf na te denken en vervolgens vooral met oplossingen te komen.

 Wat levert het op?

Bovenstaande veranderingen hebben An meer rust in zijn hoofd gegeven. Maar naast mentale rust heeft het hem ook fysieke rust opgeleverd door de gereduceerde stress en werkdruk. Doordat hij zich minder met het praktijkmanagement hoeft bezig te houden, kan hij zich beter richten op zijn patiënten en de behandelingen. Daarnaast levert het hem ook meer tijd en energie op om vooral met de strategie van de praktijk bezig te zijn, waardoor het ondernemerschap ook leuker is geworden.

Tips van An

Terugkijkend op de afgelopen jaren geeft An aan veel zaken nu anders aan te pakken. Zo heeft hij ook enkele duidelijke tips voor collega’s die dezelfde problemen ervaren of dit willen voorkomen.

  1. Bepaal vooraf je eigen motivatie
    Als je overweegt om meer te delegeren en los te laten, dan geeft An als advies om jezelf allereerst af te vragen waarom je dit zou willen. Gaat het erom dat je geen zin meer hebt in management? Wil je af van personeelszaken? Of wil je je meer concentreren op andere zaken buiten de tandheelkunde? Het antwoord hierop schept een duidelijke verwachting naar jezelf.
  2. Durf afscheid te nemen
    Het team is allesbepalend voor de mate van succes voor je onderneming en je persoonlijke leven. Terugkijkend zou An veel eerder afscheid hebben genomen van medewerkers, die niet in het team pasten.
  3. Niet zelf het wiel uitvinden
    Met de wetenschap van nu zou An direct een praktijkmanager aannemen om alle processen vanaf het begin goed in te richten. Zelf heeft hij daarentegen eerst zelf het wiel willen uitvinden. Inmiddels is hij echter van mening, dat er ook anderen zijn die veel betere ‘wielen’ al paraat hebben. Waarom hier dan niet je voordeel mee doen?
  4. Vertrouw je medewerkers
    Zoek de juiste mensen en geef ze vertrouwen. Daarbij is het volgens An heel belangrijk om jouw persoonlijke waarden goed kenbaar te maken in plaats van afgebakende regels op te leggen. Vervolgens is het een kwestie van geloof en vertrouwen leggen in het team. Door vooral ook de gedachte los te laten, dat niet iedereen erop uit is om misbruik te maken van jou of de situatie. Dat niet iedereen uit is op persoonlijk gewin en er echt mensen bestaan die het beste met jou en jouw praktijk voor hebben. Op die manier ontstaat er een zelfsturend en ondersteunend team.

 

Door: Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag.

Lees ook:
Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

Lees meer over: Management, Ondernemen
Nieuwe fotomethode beoordelen wortelpositie beoordelen kan stralingsdosis verlagen

Nieuwe fotomethode beoordelen wortelpositie beoordelen kan stralingsdosis verlagen

Een nieuwe fotomethode zou de straling waar patiënten aan blootgesteld worden tijdens orthodontische behandelingen kunnen verminderen. Dat blijkt uit onderzoek aan de Universiteit van Californië, San Francisco.

De nieuwe fotomethode belooft niet alleen van nut te zijn tijdens orthodontistische behandelingen, maar ook bij andere soorten behandelingen waar de wortelpositie moet worden beoordeeld.

ERP-setup

De nieuwe methode wordt Expected Root Positioning Setup, ofwel ERP-setup, genoemd. Deze techniek legt een digitaal model over de bestaande Cone-Beam CT scan (CBCT scan) heen. In hun publicatie in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics (2019) vertellen de onderzoekers uitgebreid hoe de methode gebruikt kan worden voor orthodontische en andere tandheelkundige behandelingen.

Het bepalen van de wortelpositie is essentieel voor een succesvolle orthodontistische behandeling. Clinici maken daarom vaak gebruik van een CBCT-scan voor het plannen van een voorbehandeling of tussentijdse behandeling. Dit stelt de patiënt echter bloot aan straling, iets wat natuurlijk zo veel mogelijk voorkomen moet worden. Een ERP-setup geeft minder straling af, daarom wilden de onderzoekers kijken of hun nieuwe methode even betrouwbaar is als de bekende CBCT-scan.

“Het doel van deze studie was om te bepalen of de ERP-setup nauwkeurig en betrouwbaar kon worden gebruikt om klinische aanbevelingen te doen voor beugel-herpositionering op basis van de wortelpositie bij een afspraak voor tussentijdse behandeling”, aldus de onderzoekers.

Even betrouwbaar als CBCT

Tijdens hun onderzoek namen de onderzoekers een kleine steekproef van tien patiënten die de tandarts op de Universiteit van Californië bezochten. Naast dat zij allemaal CBCT-scans kregen tijdens hun voorbehandeling en tussentijdse behandeling, werd van hen ook een digitaal model gemaakt met behulp van de ERP-setup. Vervolgens werd aan vier clinici gevraagd naar zowel de CBCT-scans als de ERP-setup van de tussentijdse behandeling te kijken en hun advies te geven betreffende de beugels die ze zouden herpositioneren.

Na een reeks analyses kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat de ERP-setup en CBCT-scans dezelfde resultaten opleverden. Dat wil zeggen: de clinici gaven hetzelfde of een vergelijkbaar advies op basis van de verschillende foto’s. Over de uitkomst zeggen de onderzoekers het volgende:

“De intermethodische-betrouwbaarheidstest tussen de CBCT-scan en de ERP-setup heeft een substantiële overeenstemming opgeleverd, wat aangeeft dat de ERP-setup een betrouwbaarheid heeft die vergelijkbaar is met de CBCT-scan bij het nemen van klinische beslissingen over de wortelpositie.”

Nog niet klaar voor implementatie

De ERP-setup lijkt dus een veelbelovend alternatief te zijn voor de CBCT-scan. Het is even betrouwbaar, maar de patiënt wordt een stuk minder blootgesteld aan straling. De nieuwe methode is echter nog niet klaar voor implementatie. De technologie heeft momenteel een lange insteltijd, hoewel het al beter is dan toen de onderzoekers het in deze studie testten. Bovendien is het afhankelijk van een nauwkeurige kroon-positionering en werkt het dus niet voor patiënten met veel restauratief werk.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Tandarts, durf hulp te vragen bij het managen van je praktijk

Als je als tandarts een eigen praktijk begint, wil dat niet zeggen dat je ook gelijk een goede ondernemer bent. Aan de stoel werken is iets anders dan een praktijk managen. Hoe ontwikkel je ondernemerschap? We spraken hierover met Mariëtte Ham, businesscoach en auteur van het boek ‘Word wakker tandarts, het is een bedrijf!’

Kun je jezelf voorstellen?

“Ik ben businesscoach voor de ondernemende tandarts en mede-eigenaar van Ordentall. Dat is een kliniek voor parodontologie, implantologie, endodontologie en restauratieve tandheelkunde. Mijn man en ik zijn deze kliniek in 1989 gestart. Ik stuur hier in de kliniek zaken aan en daarnaast help ik andere tandartsen. Ik geef trainingen en coach tandartsen.
Wat ik beschrijf in mijn boek is de reis die ik tot zover heb gemaakt als niet-tandarts in tandheelkundeland.”

Wat is je achtergrond?

“Ik kom uit de kapperswereld. Daar heb ik veel ervaring opgedaan met verandertrajecten. Daarna heb ik veel businesstrainingen in het buitenland gedaan op het gebied van coachen en counselen. Het trainen en opleiden van mensen heb ik in de loop der jaren verder ontwikkeld.
Ik heb inmiddels dertig jaar ervaring in de tandheelkunde. We zijn gestart met twee praktijken en daar was het gelijk heel druk. Ik had een andere baan en had het daar naar mijn zin. Maar mijn man stond aan de stoel en er moest een soort cashflow gegenereerd worden. Je moet dan allerlei systemen opzetten en zorgen dat de boel draaiende blijft. Toen heb ik mijn baan opgezegd en ben ik de rol van manager in de praktijken gaan vervullen. Na vijf jaar hebben we de ene praktijk verkocht en zijn we doorgegaan met de kliniek. Toen hadden we vijf behandelkamers, nu vijftien met meer dan veertig medewerkers.”

Waar gaat je boek over?

“In mijn boek heb ik mijn dertig jaar ervaring opgeschreven. Het gaat om het hele traject van startende ondernemer, dat je niet weet waaraan je begint, naar nu. Wat je tegenkomt met je team bijvoorbeeld en het vallen en opstaan als je systemen implementeert. Ik gebruik veel eigen voorbeelden in het boek, maar reik ook tools aan die tandartsen kunnen gebruiken.
Ik belicht in het boek een aantal aspecten die een tandarts tegenkomt, bijvoorbeeld zijn rol in het team. Is hij de zwakste of de sterkste schakel? Een tandarts heeft er meestal voor gekozen om patiënten te behandelen. Als hij groter wil worden, dan komt het ondernemerschap om de hoek kijken. Dan moet je allerlei dingen doen en weten waarvoor je als tandarts niet wordt opgeleid.”

Kun je daar voorbeelden van noemen?

“Ik belicht in het boek bijvoorbeeld de werkomgeving. Is die werkomgeving inspirerend voor de medewerkers? Wil je dat je medewerkers zich ontwikkelen? Of is het een werkomgeving waar alleen maar gewerkt wordt? Is het team zelfsturend of een ongeleid projectiel? Is de visie van de organisatie duidelijk voor het team? En hoe zorg je ervoor dat een patiënt reclame voor je maakt? Als elke patiënt ervoor zorgt dat je er vier nieuwe patiënten bij krijgt, dan kun je je praktijk verder uitbreiden. En is er een leven buiten de praktijk? Zorg ervoor dat je je werk niet mee naar huis neemt en thuis niet mee naar je werk. Door de verschillende rollen die je vervult gescheiden te houden, kun je werk en privé in balans houden.”

Is je boek vooral bedoeld voor tandartsen die net beginnen of voor tandartsen die voelen dat ze vastlopen?

“Eigenlijk is het boek voor alle tandartsen. Ik wil inspireren en tandartsen uitnodigen om stappen te zetten naar een praktijk waar het mogelijk is om meer omzet te genereren, autonomie te bewaren en vrijheid te creëren. Dat wil niet zeggen dat je niet meer hoeft te werken. Waar het om gaat is: hoe ga je met je team om en hoe zorg je ervoor dat je medewerkers ook bepaalde verantwoordelijkheden krijgen. Je moet kaders kunnen stellen. En je moet ook naar jezelf kijken, hoe jij zelf werkt in de organisatie. Welke energie straal je uit en welk effect heeft dat op je mensen? Daar ben ik ook als businesscoach mee bezig.”

Wat is er voor een tandarts anders dan voor een andere ondernemer?

“Een andere ondernemer heeft er meestal voor gekozen om te ondernemen en ziet overal kansen in de markt. De tandarts heeft er voor gekozen om mensen te helpen om hun mond gezond te krijgen. Vaak is ondernemen dan bijzaak. Een tandarts weet niet altijd wat ondernemen precies inhoudt. Als je echt een ondernemer bent, dan is dat je passie, dan wil je ook dingen opzetten en uitproberen en neem je risico’s.
De jongere generatie tandartsen gaat er al heel anders mee om. Als een jonge tandarts nu een praktijk opzet, dan doet hij onder andere marktonderzoek.”

Welke problemen kom je in de praktijk vaak tegen bij tandartsen?

“Dat een tandarts vaak zijn eigen obstakel is! Hij wordt nogal eens geleid door de omstandigheden en maakt niet de keuze wat hij nu echt wil. Mijn ervaring is dat een team vaak geen koers heeft, omdat de missie en visie niet helder zijn. Er is dan weinig of geen structuur in alle lagen van de organisatie. Er moet heel veel gebeuren in een organisatie om er voor te zorgen dat alles in een flow loopt. Als er bijvoorbeeld niet op de goede manier gecommuniceerd wordt, ontstaat er onrust in het team.
Wat ik ook ervaren heb, is dat tandartsen de neiging hebben om achterover te leunen en te wachten totdat de storm voorbij is. Een bedrijf heeft ook een levenscyclus. Daar moet je als ondernemer rekening mee houden. Als je begint met een bedrijf, dan gebeurt er heel veel, je moet zorgen dat je cashflow krijgt. Op een gegeven moment krijg je meer mensen en dan moet je management opgezet worden. Er moeten andere mensen ingeschakeld worden die jou gaan helpen, zodat je bedrijf kan groeien op allerlei vlakken. Dat kan binnen het team zijn, maar dat kan ook extern zijn.”

Heb je tips voor praktijkeigenaren?

“De belangrijkste tip is: durf hulp te vragen. Tandartsen vragen liever geen hulp. Ze zoeken naar de meest simpele oplossing en die is er niet. Als een tandarts bij mij aanklopt, is hij vaak al over zijn eigen grens gegaan.
Nog een tip: denk in oplossingen, er is meer mogelijk dan je denkt. Als je bijvoorbeeld het regelwerk niet wilt doen, dan moet je iemand aannemen die dat wel goed kan. Het slurpt energie als je steeds dingen moet doen die je niet liggen. Je moet heel goed bedenken welke werkzaamheden je graag wilt doen en hoe je daar invulling aan gaat geven. Er zijn bijvoorbeeld tandartsen die zich graag in een bepaalde richting willen ontwikkelen, maar zich tegen laten houden omdat het zo druk is in de praktijk. Als jij heel graag kroon- en brugwerk doet, plan dit dan een aantal keer in de week in en laat via je website of social media weten dat dit je specialisme is. Neem dan bijvoorbeeld iemand aan die de controles kan doen.”

Interview door Yvette in ’t Velt met Mariëtte Ham, businesscoach en auteur van het boek ‘Word wakker tandarts, het is een bedrijf! Je praktijk als onderdeel van je ideale leven’.

Lees meer over: Management, Ondernemen, Opinie, Thema A-Z

Nieuw in de tandheelkundige zorg: taxi haalt patiënt op

Patiënten die de reis naar de kaakchirurg een grote drempel vinden? In Schiedam heeft de MKA Groep van vier kaakchirurgen een oplossing: de patiënten worden gratis opgehaald en teruggereden door Rinus Schaefer, een van de bekendste taxichauffeurs van die regio.

De Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie Groep zit pas sinds begin dit jaar in Schiedam en biedt uitgebreide zorg aan. Maar wat heeft een patiënt aan een afspraak om een kaakbreuk te herstellen of het gebit te laten reinigen als hij er niet kan komen?

Taxi als oplossing in coronatijd

Charles Versluijs, directeur van MKA Groep, zegt dat “kwetsbare patiënten en mensen op hoge leeftijd wordt geadviseerd om extra voorzichtig te zijn, maar in het openbaar vervoer is dat extra ingewikkeld”. Ze zijn een samenwerking zijn aangegaan met Taxi Rinus “om [hun] patiënten veilig en makkelijk naar hun afspraak te brengen en weer terug”. Gedurende een proefperiode in juli is de service gratis, wat in deze rare coronatijd natuurlijk erg fijn is.

Ervaring brengt rust

Taxichauffeur Rinus is met twintig jaar ervaring een bekende in Schiedam en Rotterdam. Hij heeft al veel meegemaakt en helpt de patiënten graag om met een geruster hart de behandeling in te gaan.

“Mensen kunnen zich soms onnodig druk maken om dingen. Ik heb weleens iemand weggebracht die heel ongerust was. Ik heb zelf ook wel het één en ander moeten ondergaan, dus ik ben ervaringsdeskundige, haha. Ik zei: joh, daar merk je niks van. Je wordt verdoofd, voor je het weet ben je klaar. Na afloop gaf hij me gelijk. Hij had er bijna niets van gemerkt. De werkelijkheid is altijd minder erg,” zegt de taxichauffeur.

Moppentap of stilte

“Doordat ik dit werk al zo lang doe, weet ik hoe ik met mensen om moet gaan. Heb je geen behoefte om te praten, of juist wel? Ik pas me volledig aan de ander aan. Ik zet echt niet uit mezelf de moppentap open. Ik ben nog van de oude stempel. Als ik bijvoorbeeld een ouder persoon wegbreng, blijf ik wachten tot de persoon veilig binnen is en de deur dicht is.”

Extra service

Door de extra service aan te bieden hoopt de groep kaakchirurgen hun patiënten de best mogelijke zorg te bieden en daarnaast het leven makkelijker te maken. Het is niet bekend wat er na de proefperiode gaat gebeuren met taxidienst.

Bron:
In de buurt Schiedam

 

 

Lees meer over: Communicatie, Ondernemen
Actuele  zzp-plaatsbepaling voor de mondzorgpraktijkhouder

Actuele zzp-plaatsbepaling voor de mondzorgpraktijkhouder

Kunt u het nog volgen? Sinds de afschaffing van de VAR, serveert Den Haag op zzp-gebied ongeveer evenveel af als het heeft  voorgesteld. Hierdoor ontstaat er voor zowel zzp’er als praktijkhouder een mistig speelveld. Ook voor VAR-opvolger DBA, het regime met de modelovereenkomsten, stond  alweer een opvolgend systeem klaar.  Ook dit bleek het eerder deze maand echter niet te halen: beide wetsonderdelen ervan zijn inmiddels van tafel.

Vanaf de herfst wordt slechts voorzichtig geëxperimenteerd met een nieuwe ‘opdrachtgeversverklaring’.  Is er dan de facto weinig veranderd sinds het VAR-tijdperk? Wel degelijk: de handhaving is sinds 1 januari dit jaar wat  opgeschroefd.

 Zelfstandig of niet?

Het belang voor de mondzorg is helder: in Nederland werken er totaal  zo’n kleine 5.000 tandartsen en mondhygiënisten als zzp’er. Praktijkhouder en zzp’er gaan er daarbij van uit dat laatstgenoemde als zelfstandige werkt. En dat hij dus, anders dan een werknemer, zelf verantwoordelijk is voor – bijvoorbeeld – de risico’s van arbeidsongeschiktheid en gebrek aan werk. Maar ook voor de opvang van klachten en aansprakelijkheid voor zijn handelen. Dat betekent dat de praktijkhouder geen loonheffingen (loonbelasting en sociale premies) inhoudt. Los van deze intentie van partijen is het uiteindelijk echter aan de belastingrechter, of de civiele rechter als het arbeidsrechtelijke zaken betreft, om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van zelfstandigheid van de zzp’er. Dat betekent dus bijvoorbeeld dat bij een mogelijke controle, de Belastingdienst op basis van feiten en omstandigheden kan vaststellen dat er wel degelijk sprake is van een dienstbetrekking en dus niet van zelfstandigheid. Met alle gevolgen van dien: denk aan naheffingen voor de werknemersverzekeringen voor onder meer werkloosheid en ziekte (WW en WIA) en mogelijke boetes.

In de papieren

Deze situatie levert onzekerheid op: het kan voor de praktijkhouder behoorlijk in de papieren lopen, omdat dan met terugwerkende kracht gecorrigeerd wordt. Maar ook voor de zzp’er: zijn ondernemerschap voor de inkomstenbelasting kan daardoor op het spel komen te staan. En daarmee ook de financieel aantrekkelijke belastingfaciliteiten, zoals zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling. En in het meest vergaande geval ook de zakelijke kostenaftrek, denk aan de ‘auto op de zaak’.

Duidelijkheid vooraf

Partijen willen daarom graag vooraf duidelijkheid hebben over de status van de zzp’er: buiten dienstbetrekking, ofwel zelfstandig, of niet? Daarvoor heeft de overheid in Nederland de afgelopen decennia diverse regimes ontworpen. De eerste was in 2002 de VAR (Verklaring arbeidsrelatie): een opdrachtgever kon een zzp’er met de beschikking ‘VAR-Winst uit onderneming’ van de Belastingdienst op zak zonder risico in zijn praktijk verwelkomen. Dat hielp enorm: de praktijkhouder hoefde niet meer bang te zijn voor de gevolgen als de belastinginspecteur de situatie in de praktijk anders beoordeelde dan de contractspartijen.

 VAR in de ban door schijnzelfstandigheid

De positieve effecten van de VAR waren zeker na de toevoeging van de absolute vrijwaring voor naheffingen voor de opdrachtgever in 2005, evident. Het gaf de gewenste duidelijkheid vooraf aan opdrachtgevers en werkte prima voor een groot deel van de arbeidsmarkt. Door ongewenste effecten aan de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt wilde Den Haag echter af van de VAR. Post- en maaltijdbezorgers werden in een rol als (schijn)zelfstandige gedrukt en werkten tegen (te) lage tarieven, veelal zonder verzekering tegen de belangrijkste arbeidsrisico’s. De onwenselijkheid hiervan werd maatschappij-breed gedeeld. De Wet Deregulering arbeidsrelaties (DBA), in 2016 van kracht, moest dit gaan oplossen. De oude schoenen, en daarmee de positieve effecten van de VAR, werden daarmee al afgeschreven voordat er goed en wel zicht was op ‘het loopvermogen’ van de nieuwe.

Ook opvolger DBA al snel in onmin

Bij de DBA moest met de door de Belastingdienst beoordeelde modelovereenkomsten vooraf duidelijkheid komen over het werken buiten dienstbetrekking. Werken met én conform zo’n ‘goedgekeurde’ overeenkomst betekent zelfstandigheid. Maar de inspecteur kon wel weer een oordeel hebben of er daadwerkelijk conform de overeenkomst wordt gewerkt. Geen absolute vrijwaring meer dus en geen échte duidelijkheid meer vooraf. De praktijkhouder hing dus mogelijk weer een naheffing boven zijn hoofd. Met onzekerheid en terughoudendheid tot gevolg. In 2016, vóór de parlementaire goedkeuring van de DBA, uitte VvAA daarom stevig haar zorgen over de gevolgen van het voorgenomen nieuwe regime voor de smeeroliefunctie die zzp’ers vervullen in de gezondheidszorg. Zzp’ers zijn immers van groot belang om snel te kunnen voorzien in aanvullende of vervangende capaciteit. Belangrijk voor het borgen van de continuïteit en kwaliteit van de zorg.

Eerdere en bestaande regimes

Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Modelovereenkomst voor mondzorgverleners

Toen de DBA toch in werking trad, stelden VvAA, ANT, KNMT, NVM en ONT voor de betreffende beroepsgroep op maat gemaakte modellen op. Daarmee kunnen  praktijkhouder en mondzorg-zzp’er eenvoudig hun eigen samenwerking  vastleggen. Deze overeenkomsten zijn door de Belastingdienst positief beoordeeld voor het werken buiten dienstbetrekking. Ze zijn als zodanig beschikbaar op de site van de Belastingdienst

 Nieuw regime in aantocht

Al snel bleek ook de DBA geen Haarlemmerolie en vond Den Haag het tijd voor iets nieuws. In het regeerakkoord van 2017 waren daarom al de hoofdlijnen van een nieuw regime geschetst dat de DBA moest vervangen. De kern daarvan bestaat uit de Opdrachtgeversverklaring: een webmodule van de Belastingdienst die op basis van door de opdrachtgever beantwoorde vragen een uitspraak doet over het al dan niet werken buiten dienstbetrekking. Daarnaast zijn er twee wetsonderdelen. De eerste om de ‘bovenkant’ van de arbeidsmarkt, met een uurloon boven de €75,-, meer ruimte voor zelfstandigheid te geven (Wetsvoorstel zelfstandigenverklaring). De andere om de onderkant van de arbeidsmarkt, met een uurloon onder de €16,  meer bescherming te bieden (Wet minimumbeloning zelfstandigen). Over beide wetsonderdelen was inmiddels zoveel te doen dat minister Koolmees op 15 juni, in zijn vijfde voortgangsbrief aan de Tweede Kamer, aangaf de ontwikkeling ervan te stoppen.

Ook over de webmodule is veel discussie geweest. Deze wordt  waarschijnlijk na deze zomer als pilot in gebruik genomen. Hiervoor is geen goedkeuring van het parlement nodig. Of er ooit sprake zal zijn van een daadwerkelijke ingebruikname na de pilot is nog maar de vraag. Eind dit jaar wordt hierover meer duidelijk aan de hand van een evaluatie van de pilot.

Nieuwe regime
Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Modelovereenkomsten behouden waarde

VvAA en diverse andere beroepsorganisaties waaronder KNMT hebben er stevig op aangedrongen dat de bestaande modelovereenkomsten hun (fiscale) waarde blijven behouden, desnoods naast de opdrachtgeversverklaring. Dit is van groot belang: de webmodule houdt namelijk onvoldoende rekening met de zorgsector en is voor het zzp’en in de zorg nauwelijks  bruikbaar. In de modelovereenkomsten zijn de nuances van de uitoefening van de mondzorg, bijvoorbeeld op basis van specifieke zorgwetgeving, wél zorgvuldig verwerkt. Ook scheelt het administratieve lasten als de modelovereenkomst haar fiscale waarde behoudt. Een overeenkomst sluit men immers vaak toch al, puur om de onderlinge samenwerking op een goede wijze vast te leggen. Maar ook omdat de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) erin opgenomen is op een wijze die is afgestemd met de Belastingdienst en het ministerie van VWS. Het scheelt dan als niet ook nog eens een keer opdrachtgeversverklaring aangevraagd moet worden.

U vindt de overeenkomsten op Belastingdienst.nl . Onder ‘Gezondheids- en welzijnszorg’ zijn alle overeenkomsten te downloaden: de overeenkomsten van  praktijkwaarneming, voor tijdelijke vervanging van de praktijkhouder, en de overeenkomsten van praktijkmedewerking, voor tijdelijke extra capaciteit in de praktijk.


Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Handhaving opgevoerd

Verandert er dan per saldo niks, op de mogelijke toevoeging van de opdrachtgeversverklaring na? Jawel; sinds 1 januari 2020 heeft  de Belastingdienst de handhaving opgevoerd. De dienst krijgt nu de ruimte om in de praktijk te controleren op de zelfstandigheid van zzp’ers. Iets dat lang uitgesteld werd. Nu wordt het gebruik van en vooral het ‘werken conform’ de modelovereenkomst nog belangrijker. Welk oordeel velt de inspecteur bij een controle? Hoe beoordeelt hij de feiten en omstandigheden in de praktijk? Dat moet gaan blijken. Men kan nu daadwerkelijk praktijken bezoeken, heeft daarvoor ook extra handhavingscapaciteit. De eerste paar bezoeken hebben we in februari dit jaar, voor het uitbreken van de coronacrisis, gezien. Mogelijk volgen er meer na deze zomer.

Dit moet serieus genomen worden, uiteraard, maar is niet direct reden tot paniek. Het betreft namelijk geen reguliere handhaving en de Belastingdienst werkt met een getrapte opbouw. Dit jaar doet men eerst een oriënterend bedrijfsbezoek. Mocht er op basis daarvan reden toe zijn, dan volgt een zogenoemd boekenonderzoek. Als uit dat onderzoek blijkt dat er in dienstbetrekking wordt gewerkt, en de zzp’er dus niet zelfstandig is, dan krijgt de praktijkhouder een aanwijzing. Pas als hij de arbeidsrelatie niet binnen een redelijke termijn anders invult, dan volgt een correctie van loonheffingen en sanctionering. Op z’n vroegst is vanaf januari 2021 de reguliere handhaving aan de orde. In zijn voortgangsbrief aan de Tweede Kamer geeft Koolmees echter al aan dat dit mogelijk verder uitgesteld wordt.

Geen reden tot paniek dus, maar zeker goed om de overeenkomst eens op tafel te leggen en samen te zien of deze aansluit bij de daadwerkelijke werkwijze in de praktijk.

Ook praktijkhouders in de mondzorg gaan minder met zzp’ers  werken

Praktijkhouders in de mondzorg werkten, net als de meeste andere praktijkhouders in de eerstelijns zorg, in 2019 meer met zzp’ers dan in de jaren daarvoor. Voor de mondzorg 73% in 2019 tegen 60% daarvoor, voor de gehele eerstelijns zorg 63% tegen 58%. Dit percentage zal naar verwachting dalen: nog maar 46% van de praktijkhouders verwacht in 2020 met zzp’ers te werken. Dat blijkt uit VvAA-onderzoek in december 2019. In 2019 werd in de mondzorg dus ruim bovengemiddeld met zzp’ers gewerkt. Opvallend genoeg zagen we dat de verwachting om in 2020 met zzp’ers te werken juist láger lag dan bij de gehele eerstelijns zorg.

Praktijkhouder in 2020 minder vaak aan de slag met zzp'er
Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Praktijkimpact zzp-ontwikkelingen ongewis

De veronderstelling is dat mondzorgpraktijkhouders wat beter op de hoogte zijn van de recente zzp-ontwikkelingen dan de praktijkhouders in andere beroepsgroepen. Hun beroepsorganisaties zijn over het algemeen vrij actief in de communicatie hierover. Mogelijk speelt dat een rol in hun terughoudendheid over het werken met zzp’ers in dit jaar. Dat zien we overigens geenszins terug als we praktijkhouders zelf vragen in hoeverre ze het eens zijn met de stelling dat ze ‘een goed beeld hebben van wat de recente ontwikkelingen rondom het werken met zzp’ers betekenen voor hun praktijk.’ De mondzorg scoort daar, in lijn met de andere beroepsgroepen, erg zuinig: een kwart (25%) is het (helemaal) eens met de stelling. Waarvan slechts 3% helemaal eens.


Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Lastige tijd voor praktijkhouder én zzp’er bij uitbraak coronavirus

De uitbraak van het coronavirus zette ook de mondzorg volledig op z’n kop. Omdat er nauwelijks patiënten kwamen, stortte de praktijkomzet in. De ondersteuningsregelingen voor praktijkhouders zijn niet altijd voldoende voor de vaste praktijkkosten, laat staan dat er in zulke gevallen dan nog inkomensruimte is. Maar ook veel zzp’ers die voor hen werken, hebben sinds de uitbraak van het coronavirus een zware tijd. De grondslag van de honorering van een zzp’er is in de regel immers de omzet die hij voor de praktijk maakt. Zonder werk ontstaat al snel ook een acuut probleem voor zijn inkomen. Veel meer dan een beroep doen op eigen reserves en de speciale bijstandsregeling (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers, Tozo) is vaak niet mogelijk.

Bij lopende opdrachten is de honorering waar de zzp’er nog recht op heeft afhankelijk van wat daarover in de overeenkomst tussen zzp’er en praktijkhouder is geregeld. Maar los van wat er wettelijk geldt en wat er in de overeenkomst staat, is het heel belangrijk om samen te bespreken wat je als praktijkhouder en zzp’er voor elkaar kunt betekenen. Zeker als je nu de praktijkvoering weer op gang is gekomen verder wilt met elkaar en er enorm veel werk verzet moet worden. In dat perspectief is niet de korte termijn, maar de middellange termijn minstens zo belangrijk.

Het devies is dus: heb oog voor elkaars belangen, luister goed naar elkaar, kijk wat er mogelijk is om elkaar overeind te houden. Praat er samen over, in alle openheid en redelijkheid.

Inmiddels is ook bekend dat Zorgverzekeraars Nederland (ZN) verwacht dat praktijken die gebruik maken van de ZN-ondersteuningsregeling (de continuïteitsbijdrage) daaruit in beginsel ook de zzp’ers betalen, in geval van ‘structureel gebruik maken van zzp’ers’. Zie ook de beantwoording van de veel gestelde vraag daarover die ZN op hun Q&A-pagina heeft opgenomen. Ook dit geeft overigens geen eenduidig recept hoe dit exact in te vullen.

Door:
Drs. ing. Erik M. van Dam, senior consultant VvAA

Lees meer over: Ondernemen, Personeel, ZZP-er
Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Vincent Guicherit over het onderscheidend positioneren van de praktijk.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouders wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Vincent Guicherit uitgeschreven over het onderscheidend positioneren van de praktijk.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Vincent Guicherit

Praktijk:           Idente Mondzorg in Gorinchem

Opzet:              Enig praktijkhouder

Situatie:           Praktijk met 3 behandelkamers

Aanleiding

Vincent Guicherit besteedt veel aandacht aan het maken van video’s. Onder andere voor zijn patiënten na het intakegesprek, maar ook voor zijn praktijkwebsite ter promotie van zijn zorgverlening. Op die manier onderscheidt tandarts Guicherit zich duidelijk van andere tandartsen en praktijken. Een mooie aanleiding om hem te vragen naar zijn beweegredenen, ervaringen en tips.

Creëer een mening

Als startpunt voor het onderscheidend positioneren van jezelf als zorgverlener of jouw praktijk, vindt tandarts Guicherit het heel belangrijk om als tandarts een eigen mening te hebben. Hij verwoordt dit als volgt:

“Als je je onderscheidend wilt positioneren, dan moet je een mening hebben. Over de mondzorg en over hoe dingen beter kunnen. En moet je niet bang zijn ook je mening te laten blijken. Heb je geen mening, zorg dan dat je er één hebt.”

Het hebben – of creëren – van een eigen mening is wat hem betreft dus een must voor het onderscheidend positioneren van je praktijk. “Wil je geen mening hebben, vergeet dan het onderscheidend positioneren.”

Keuzevrijheid patiënt

Tandarts Guicherit benadrukt vervolgens, dat patiënten keuzevrijheid hebben. Deze keuze is volgens hem echter beperkt, doordat hij van mening is dat de gemiddelde, moderne tandartspraktijken allemaal op elkaar lijken. Zo zegt hij: “De marketing van deze praktijken is vooral gebaseerd op verleiding via de praktijkwebsite, wat terugkomt in foto’s van lachend personeel, mooie wachtkamers, gratis parkeren en een centrale ligging. Aanvullend doen sommige praktijken veel aan het verwerven van goede recensies en dat is het wel zo’n beetje.”

Kortom, er wordt veel gecommuniceerd vanuit praktijken over de uitstraling en etalage-informatie en er wordt maar weinig inhoudelijk gecommuniceerd over de zorgverlening. Met deze constatering is tandarts Guicherit van mening, dat patiënten maar weinig – en niet de juiste – ‘tools’ hebben om een goede keuze te kunnen maken voor hun zorgverlener.

Vandaar dat hij ervoor heeft gekozen op zijn praktijkwebsite – zie ook: – veel informatie te plaatsen over waar patiënten op moeten letten bij de keuze voor een tandarts. Dit uiteraard ook met als doel patiënten inhoudelijk beter te informeren over zijn zorgverlening, zodat zij wel de ‘tools’ in handen krijgen voor zichzelf een juiste keuze van zorgverlener te kunnen maken.

Nadelen

Door zich heel duidelijk te positioneren en uit te gaan van wie hij is, krijgt tandarts Guicherit vooral de patiënten die daarbij passen. Wat dus het resultaat is van het maximaal informeren van patiënten. Het verkondigen van je mening via uitgesproken teksten en video’s heeft echter ook nadelen, namelijk alle nadelen die je kunt ondervinden zodra je ‘je kop boven het maaiveld uitsteekt’.

Collegiale tips

Voor collega tandartsen, die zich ook graag onderscheidend willen positioneren heeft tandarts Guicherit de volgende tips:

  1. Wees niet bang je te onderscheiden van je collega’s. Wees niet bang om te zeggen dat je dingen anders doet. Wees niet bang voor scheve gezichten. Wil je met iedereen goed vrienden zijn, onderscheid je dan vooral niet.
  2. Profileer jezelf zo, dat je de patiënten trekt die bij jou en jouw praktijk passen. Stop met het behandelen van iedereen, als je geen ‘bulk’ praktijk wilt zijn.
  3. Houd je praktijk overzichtelijk. Niet meer dan vijf behandelkamers. Zo voorkom je massaliteit, vervreemding en heb je meer tijd voor je patiënten.
  4. Stop met het onnodig verwijzen van patiënten. Laat je niet wegzetten als ‘algemeen practicus’, maar doe de tandheelkunde in volle omvang. Patiënten houden er niet van verwezen te worden. En als het dan toch moet, ga je altijd mee met je patiënt en leer je ervan.
  5. Luid en duidelijk communiceren – bijvoorbeeld via video’s – waar je goed in bent. Hoe meer specialistische kennis je in huis hebt, hoe interessanter je bent voor patiënten. Als je niets kunt vinden waarin je je onderscheidt, volg dan scholing in met name het buitenland – bijvoorbeeld van John Kois – om je wel te kunnen onderscheiden.

Door: Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Ondersteuning kan via ‘Think Forward’ persoonlijke training als tandarts-praktijkhouder.

Lees ook:
Risicoanalyse voor tevreden patiënten. Verslag van lezing dr. John Kois

Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
baby

Langer geboorteverlof vanaf 1 juli 2020

De verlenging van het geboorteverlof, ook wel kraamverlof, vaderschapsverlof of partnerverlof genoemd, wordt mogelijk gemaakt door een aanvullende uitkering van het UWV. Partners die op of na 1 juli 2020 moeder of vader zijn geworden, kunnen namelijk maximaal vijf weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Het gaat hierbij om vijf maal het aantal werkuren per week. Als iemand in een week 32 uur werkt, kan er dus 5×32=160 uur opgenomen worden.

Deze uren kunnen naar eigen inzicht worden opgenomen, op voorwaarde dat de gebruikelijke week geboorteverlof al is opgenomen en de uren binnen 6 maanden na de geboorte van het kind worden opgenomen.

Huidige situatie

In de huidige situatie (sinds 1 januari 2019) krijgen partners slechts eenmaal het aantal werkuren per week als geboorteverlof. Ook deze uren kunnen naar eigen inzicht opgenomen worden, maar dit moet wel gebeuren binnen vier weken na de geboorte. Aan deze regeling veranderd dus niks. Het enige wat per 1 juli verandert, is dat partners de mogelijkheid krijgen om daar bovenop nog eens aanvullend geboorteverlof op te nemen.

UWV-uitkering in plaats van salaris

Wanneer er aanvullend geboorteverlof wordt aangevraagd, wordt er geen salaris uitbetaald aan de partner (zoals dat bij het ‘normale’ geboorteverlof wel gebeurd). In plaats daarvan moeten werkgevers voor hun werknemers bij het UWV een uitkering aanvragen over de verlofperiode.

Deze uitkering bedraagt maximaal 70% van het dagloon. Vervolgens heeft de werkgever de mogelijkheid om dit op te hogen tot het oorspronkelijke salaris.

 

Bron:
Rijksoverheid

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Continuiteitsbijdrage-corona---zorgverzekeraars

Continuïteitsbijdrage: aanvragen en bezwaarmogelijkheden

Het zal u niet zijn ontgaan: de zorgverzekeraars, verenigd in Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben een corona-compensatieregeling gepubliceerd; de continuïteitsbijdrage-regeling (CB). Mondzorgaanbieders kunnen de CB vanaf 18 mei 2020 aanvragen. Aanvragen van de CB kan in ieder geval nog tot en met 30 juni 2020. Terwijl sommige mondzorgaanbieders de CB nog niet hebben aangevraagd en de afweging om de CB al dan niet aan te vragen nog moeten maken, denken andere mondzorgaanbieders al aan het maken van bezwaar tegen de CB. In welke situaties heeft het maken van bezwaar zin?

Juridische voorwaarden

Het aanvragen van de CB gaat gepaard met breed pakket juridische voorwaarden, onder meer over het rechtstreeks declareren bij de verzekeraar, een lagere vergoeding voor ‘inhaalzorg’ en het niet kunnen wijzigen van de juridische structuur gedurende de looptijd van de CB. Bij de afweging of mondzorgaanbieders de CB aanvragen, doen zij er verstandig aan zich goed te laten informeren over deze juridische en de financiële gevolgen van de CB. Dat kan bijvoorbeeld door kennis te nemen van de analyse die de mondzorgkoepels hebben gemaakt, waarin de belangrijkste elementen van de regeling op een rij zijn gezet.

Geschillenregeling

De CB is een generieke regeling. Dat betekent dat in de aanvraagprocedure weinig tot geen rekening gehouden kan worden met specifieke situaties van individuele zorgaanbieders. Dat kan betekenen dat de vaststelling van de CB voor bepaalde mondzorgaanbieders niet direct juist is en/of tot onredelijke gevolgen zou leiden. De verzekeraars hebben voor klachten over de vaststelling van de CB een Geschillenregeling ontworpen.

Bezwaar en termijnen

Mondzorgaanbieders krijgen per zorgverzekeraar een ‘bevestigingsbrief’, waarin de vaststelling van de CB staat vermeld. Zorgaanbieders die het niet eens zijn met de vaststelling van de CB of met de hoogte van de CB, kunnen daartegen schriftelijk bezwaar (laten) maken door een klacht in te dienen. Dat dient dan per zorgverzekeraar apart te gebeuren, binnen vier weken na dagtekening van de bevestigingsbrief waarin de CB aan u kenbaar is gemaakt. De zorgverzekeraar beslist vervolgens binnen vier weken op de klacht. De verzekeraar kan deze laatste beslistermijn met éénmaal vier weken verlengen.

Wanneer heeft bezwaar maken geen zin?

Het heeft geen zin bij de zorgverzekeraar te klagen over de juridische voorwaarden van de CB, zoals de omstandigheid dat een lagere vergoeding geldt voor inhaalzorg. Deze voorwaarden worden geaccepteerd bij het aangaan van de CB en maken dus deel uit van de compensatieregeling. Ook heeft het waarschijnlijk geen zin als de meegenomen omzet niet representatief is omdat net een praktijk is gestart of sprake is van een uitbreiding / groei van een praktijk. ZN heeft in de FAQ aangegeven dat de maatwerk-afspraken hierop niet van toepassing zijn.

Wanneer heeft bezwaar maken wel zin?

Bezwaar maken is voor mondzorgaanbieders met name relevant indien zij zich, gelet op hun specifieke situatie, niet kunnen vinden in de vaststelling van de hoogte van de CB. Dat kan bijvoorbeeld komen doordat de zorgverzekeraar de ‘normomzet’ van de zorgaanbieder niet juist vaststelt, of ten onrechte de specifieke situatie van de zorgaanbieder (zoals een gedane overname) niet meeneemt in de bepaling van de CB. Daarnaast kan bezwaar maken zin hebben indien een zorgaanbieder te horen krijgt géén CB te ontvangen (of een CB van € 0,-) om een bepaalde reden. Daarnaast is het zondermeer raadzaam goed na te gaan of de berekening van de CB wel klopt. Veel van de gegevens worden automatisch door Vektis gegenereerd en het is daardoor mogelijk dat – onbedoeld – bijvoorbeeld omzet die gerealiseerd is op een (andere) AGB niet is meegenomen ook indien daar bij de aanvraag om is gevraagd. Dit speelt niet alleen bij een overname, maar ook bij het doorvoeren van de wijziging in de juridische structuur in bijvoorbeeld 2019 waardoor de AGB-code is gewijzigd.

Tot slot

Of bezwaar maken en het indienen van een klacht bij de verzekeraar zinvol is, hangt dus af van de specifieke situatie van de mondzorgaanbieder en de reden van het bezwaar. Dat sommige zorgaanbieders bezwaar zullen maken is, gelet op het generiek karakter van de CB, niet onlogisch. De Geschillenregeling stelt verzekeraars in dat kader in staat waar nodig (meer) maatwerk te leveren en fouten die zijn ontstaan als gevolg van het geautomatiseerd vaststellen van de CB te herstellen.

Meer informatie over de Geschillenregeling en antwoord op veelgestelde vragen leest u op de website van Eldermans | Geerts.

Door:
Daniël Post & Karik van Berloo – Eldermans|Geerts Advocaten | Zorgmakelaars | Adviseurs in de zorg

Lees meer over: Corona, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z, Zorgverzekeringen

Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Mieke Hogerbrug over het aangaan en samenwerken in een maatschap.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouders wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Mieke Hogerbrug uitgeschreven over het aangaan en samenwerking in een maatschap.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Mieke Hogerbrug

Praktijk:          Hogerbrug & Kloth Tandartsen in Oud-Beijerland

Sinds:               Heeft de praktijk overgenomen met een collega per 1 januari 2018

Opzet:              Vormt een maatschap met één collega tandarts

Situatie:          Praktijk met 3 behandelkamers en praktijkmanager voor 2 dagen per week

Aanleiding

Mieke heeft per 1 januari 2018 de praktijk overgenomen van een tandarts, die binnenkort met pensioen gaat. Zij heeft er bewust voor gekozen om de praktijk niet alleen over te nemen, maar met een collega tandarts. Deze collega kende zij wel (via de middelbare school en ACTA), maar er was niet sprake van een intensieve samenwerking voordat de samenwerking ontstond.

Momenteel zijn er al diverse veranderingen doorgevoerd in de praktijk en zijn er volop ideeën voor de toekomst. Een goed moment om Mieke eens te vragen naar haar ervaringen over het aangaan van een maatschap, het gezamenlijk overnemen van een praktijk en het starten van een intensieve samenwerking met een collega tandarts.

Waarom een samenwerking?

Mieke heeft zich in 2008 gedifferentieerd als tandarts gehandicaptenzorg en wilde in geen geval in haar eentje een algemene praktijk voeren. En wel, omdat zij het werken in de algemene praktijk graag wil blijven combineren met de ‘special care dentistry’. Mieke haalt ook heel veel werkplezier uit het werken met mensen met een beperking. Haar uitdaging is hierin om behandelingen tot een goed einde te brengen middels het combineren van haar kennis van allerlei facetten uit de geneeskunde, psychologie, orthopedagogiek en andere differentiaties binnen de tandheelkunde.

Daarnaast werkte zij al vele jaren in de praktijk in Oud-Beijerland, waarvan de praktijkhouder haar het aanbod deed deze over te nemen. Vervolgens is Mieke in gesprek gegaan met haar huidige maat vanuit het idee een maatschap te starten en de praktijk gezamenlijk over te nemen. Haar maat werkte destijds nog als ZZP-er in een grote groepspraktijk.

De weg naar een maatschap

Voordat de beslissing werd genomen om daadwerkelijk de praktijk gezamenlijk over te nemen, zijn Mieke en haar maat uitgebreid in gesprek gegaan. Zo geeft Mieke aan: “Mijn maat en ik zijn met elkaar gaan eten en zij had een brief geschreven met daarin onder andere informatie over hoe zij in elkaar zit, hoe haar leven eruit ziet en wat zij belangrijk vindt zowel privé als qua werk. Wij hadden elkaar al eerder ontmoet en duidelijk een goede klik, maar na deze avond raakten we niet uitgepraat. Ook onze ideeën over de praktijk en hoe deze verder te moderniseren kwamen zeer overeen.”

Uit dit voorbeeld kunnen de volgende belangrijke punten worden gefilterd:

  • Spreek duidelijk naar elkaar uit hoe je bent en wat je belangrijk vindt.
  • Bespreek niet alleen je werk situatie maar ook elkaars privé leven (want het werk is nu eenmaal onderdeel van de werk / privé balans).
  • Bespreek het heden maar zeker ook je ambities.

In de keuze om wel of niet een samenwerking aan te gaan, is het belangrijk een goede afweging te maken tussen ratio en gevoel. Naar aanleiding van dit eerste gesprek geeft Mieke ook aan: “Eigenlijk was het die avond al meteen beklonken. Die praktijk die gingen wij samen aanpakken!”

Zonder wrijving geen glans

Elke samenwerking komt zo af en toe onder druk te staan. Vooral dan zal blijken hoe sterk de samenwerking daadwerkelijk is. Ben je in staat om hier als maten sterker uit te komen of drijft het de maatschap uit elkaar. Mieke geeft aan dat er onderling nog geen conflicten zijn geweest. Wel zijn er meerdere problemen ‘langsgekomen’, waar zij als maatschap mee moesten zien te dealen. Denk aan een fulltimer die voor lange tijd arbeidsongeschikt werd, scheidingen onder het personeel, medewerkers die moesten wennen aan een andere manier van werken en nu dan COVID-19.

Om als maten op één lijn te blijven in dergelijke situaties hebben Mieke en haar maat ervoor gekozen om regelmatig buiten werkuren lange wandelingen te maken. Op deze manier kunnen ze beiden letterlijk afstand nemen van de praktijk om nieuwe plannen te bespreken of te bespreken hoe bepaalde zaken in de praktijk worden aangepakt. Daarnaast hebben de maten maandelijks een overleg met de officemanager om reguliere zaken te bespreken en voort te zetten.

Communicatie is een leerpunt

Op de vraag of er zich situaties hebben voorgedaan omtrent de samenwerking waar je van hebt geleerd en die je nu anders zou aanpakken, kan Mieke zich niet direct een voorbeeld herinneren. Wat zij wel aangeeft, is dat haar leerpunten veelal betrekking hebben op ‘communicatie’. Zo is ze zich ervan bewust om duidelijker te zijn naar haar maat en naar de officemanager – en misschien ook wel naar zichzelf – wanneer er bijvoorbeeld behoefte is om de praktijk even te kunnen loslaten. Bijvoorbeeld als er behoefte is om privé tijdelijk meer voorrang te willen geven boven de praktijk.

Tips van Mieke

Voor collega’s die overwegen – of die momenteel bezig zijn – een samenwerking aan te gaan in een maatschap heeft Mieke de volgende tips:

  • Maak vooraf een plan
    Zo geeft ze aan: “Bespreek en leg zaken vast als: Wat willen jullie? Wat zijn de wensen? En wat de toekomstplannen? Staan jullie voor hetzelfde qua tandheelkunde en kan ieder de tandarts zijn die hij of zij wil zijn? Liggen de visie en missie op één lijn en kunnen jullie ook nog een beetje lol met elkaar maken?”
  • Blijf met elkaar praten
    “Zowel qua bedrijfsvoering, maar ook om even je frustraties over praktijkzaken te uitten. Zo is het motto van mijn maat: Stoom afblazen en dan weer door!”

Door: Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Wil je graag ondersteuning hierbij, dan kan dat via ‘Think Forward’ persoonlijke training als tandarts-praktijkhouder

Lees ook de andere artikelen in deze serie:
Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen, Samenwerken, Thema A-Z
werkoverleg

Tips voor effectief werkoverleg

Samenwerken in een praktijk vraagt om onderlinge coördinatie en overleg. Voor breder overleg is het goed met het team om de tafel te zitten. In dit artikel vind je 10 praktische tips voor een effectief werkoverleg resulterend in een betere samenwerking binnen het team en hogere betrokkenheid van medewerkers.

Samenwerken in een praktijk vraagt om onderlinge coördinatie en overleg. Eén-op-één overleg kan direct op de werkvloer gebeuren. Voor breder overleg is het daarnaast goed met het team om de tafel te zitten. Iets wat binnen de meeste praktijken ook periodiek gebeurt. De toegevoegde waarde van het werkoverleg wordt daarbij niet bepaald door de frequentie of de tijdsduur, maar in hoeverre het overleg effectief wordt ingevuld. In dit artikel daarom 10 praktische tips voor een effectief werkoverleg resulterend in een betere samenwerking binnen het team en hogere betrokkenheid van medewerkers.

Doelstelling werkoverleg

Om te komen tot een effectieve invulling van het werkoverleg is het allereerst belangrijk om de doelstelling van een overleg helder voor ogen te hebben. Algemene doelen zijn:

  1. Het nemen van beslissingen (/ het maken van werkafspraken)

  2. Het delen van informatie

Belangrijke kenmerken van een werkoverleg zijn dan ook:

  • Er wordt de tijd genomen voor overleg zonder te worden gestoord

De tijd nemen wil overigens niet betekenen, dat een overleg onnodig lang moet duren. In een kwartier kun je ook effectief overleg houden.

  • Medewerkers hebben inspraak

Actief inspraak geven aan medewerkers vergroot de betrokkenheid en het uitwisselen van ervaringen maakt het mogelijk om de kwaliteit van het werk te verbeteren.

Een werkoverleg is daarmee iets anders dan een brainstorm. Wikipedia geeft hier de volgende definitie van: “Brainstormen is een creativiteitstechniek met als doel snel, veel nieuwe ideeën over een bepaald onderwerp of vraagstuk te genereren.” Hoewel er misschien overlap lijkt te bestaan tussen het werkoverleg en een brainstorm is er wel degelijk een duidelijk onderscheid. Inzicht in dit onderscheid zorgt ook al voor een effectievere invulling van het werkoverleg. Bijvoorbeeld alleen al door niet meer ellenlang ideeën te delen tijdens een overleg zonder duidelijke conclusie aan het eind.

Praktische tips

Hieronder 10 praktische tips om te komen tot een effectief werkoverleg. Daarbij zul je zien, dat sommige tips ingaan op het overlegmoment zelf en andere tips betrekking hebben op de opvolging. Niet gek uiteraard, want de effectiviteit van het overleg wordt natuurlijk mede bepaald door waarin het overleg resulteert.

  1. Bereid de te bespreken punten goed voor

    Een goede voorbereiding is het halve werk. De voorbereiding bestaat uit het opzetten van een duidelijke agenda, waarvan onderliggende informatie ook is voorbereid.

  2. Begin op tijd

    Iedereen reserveert tijd voor het overleg, dus is het belangrijk om op tijd te beginnen. Door te wachten op de laatkomers, worden zij min of meer hiervoor beloond (wat natuurlijk niet de bedoeling is).

  3. Kies een voorzitter

    Het kiezen van een voorzitter is één, maar belangrijker nog is dat de voorzitter ook in staat moet zijn het overleg effectief te leiden. Belangrijke punten zijn onder andere het volgen van de agenda, het geven van inspraak en het komen tot een beslissing.

  4.  Kies een notulist

    Ook hier geldt weer, dat de notulist wel in staat moet zijn een duidelijk verslag te schrijven, dat kort en bondig is en voorzien van actie- en beslispunten.

  5. Werk notulen snel na het overleg uit

    Een ander belangrijk punt voor de notulist is, dat de notulen kort na het overleg worden uitgewerkt. En dat de besproken actiepunten direct na het overleg worden opgepakt. ‘Er kort op zitten’ heeft direct effect op de effectiviteit van het overleg.

  6. Houd je in het overleg aan de opgestelde agenda

    Belangrijke rol voor de voorzitter is om de agenda te volgen. In die overleggen waar dit niet goed gebeurt, is er veelal sprake van een brainstorm. Gestructureerd de agenda volgen zorgt voor duidelijkheid en draagt bij aan een efficiënte tijdsbesteding.

  7. Benoem vooraf de eindtijd (en de geplande tijd per agendapunt bij een volle agenda)

    Door vooraf de eindtijd te benoemen weet een ieder wat hij of zij kan verwachten. Door deze maatregel worden overleggen niet alleen korter, maar dwingt het iedereen ook om in discussies tot een conclusie te komen.Is een discussie nog niet ten einde maar de tijd wel, dan moet de voorzitter ingrijpen. In de meeste gevallen is het verstandig deze discussie in een apart overleg en met een kleinere groep voort te zetten.

  8. Breng oplossingen in

    Verzoek aan de deelnemers is om niet zozeer problemen in te brengen, maar vooral oplossingen. Medewerkers mogen wel problemen aankaarten, maar het is vervolgens belangrijk hen te stimuleren direct ook met oplossingen te komen. Het lijkt erg op elkaar, maar kan een wereld van verschil betekenen. Het – alleen – inbrengen van problemen is namelijk destructief, terwijl het aankaarten van oplossingen juist productief is en zorgt voor betrokkenheid.

  9. Haal het sociale aspect uit een overleg

    Een overleg verliest zijn effectiviteit als het moment ook wordt gebruikt vanuit sociaal oogpunt. Uiteraard is de sociale component ook belangrijk binnen een team, maar door beide los te koppelen gaat het niet ten koste van de effectiviteit van het overleg.

  10. Schaf de rondvraag af

    Tijdens de rondvraag kunnen mensen punten inbrengen, die niet op de agenda staan. Dit is niet nodig. De nieuwe agendapunten kunnen beter meegenomen worden naar het volgende overleg. Daarnaast kost een rondvraag veel tijd, omdat sommigen nog even – zonder enig doel – een zegje willen doen. Afschaffen dus.

Tot slot

Houd er rekening mee dat met het volgen van bovenstaande tips niet direct een effectieve ‘overlegcultuur’ en effectief ‘overleggedrag’ ontstaat. Het heeft tijd nodig. Mijn advies is om vooral door te blijven gaan en deze tips te handhaven. Belangrijkste advies daarbij is allereerst de huidige ‘overlegcultuur’ binnen jouw praktijk objectief te evalueren, waarbij de tandarts-praktijkhouder – als leider van het team – vooral kritisch kijkt naar zijn of haar eigen rol hierin. Ik ben namelijk van mening, dat het gedrag van het team grotendeels het resultaat is van hoe de leiderschapsrol is ingevuld.

Door: Sjoerd Kuiken
Sjoerd levert training, advies en begeleiding voor het optimaliseren van de praktijkvoering. Waarbij het draait om oplossingen die passen bij de praktijk, omdat elke praktijk uniek is.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
vakantiegeld

Kan ik vakantiegeld later uitbetalen?

Dankzij de coronacrisis zijn de inkomsten voor veel ondernemers in de mondzorg onzeker geworden. Door vakantiegeld later uit te betalen kun je je uitgaven spreiden, maar mag dit wel?

Een groot deel van de Nederlandse ondernemers zag zijn inkomsten hard achteruit lopen toen de intelligente lockdown van kracht werd. Zij die nog wel open mochten blijven werden bovendien een stuk minder zeker over hun inkomsten. Dit geldt ook voor ondernemers in de mondzorg, die een groot deel van hun werkzaamheden neerlegden. Dit alles natuurlijk omwille van de volksgezondheid, maar om de gezondheid van de eigen onderneming op peil te houden betekent dit dat ook de uitgaven verminderd en uitgespreid moeten worden.

Vakantiegeld uitstellen tot 30 juni

Het uitstellen van de uitbetaling van het vakantiegeld kan een grote kostenpost in mei schelen. Gelukkig mag een werkgever de uitbetaling volgens de wet uitstellen tot maximaal 30 juni. Dit is dus zo’n anderhalve maand later dan de reguliere datum. Bovendien is er een kans dat de inkomsten in juni weer oplopen, wanneer de maatregelen van de overheid versoepeld worden. Een goede manier dus om de kosten te spreiden.

Dit geldt echter alleen maar wanneer de arbeidsovereenkomst of cao geen uitzondering op deze wet benoemd. Zeker een cao is een heel sterk document, waar moeilijk op af te dingen is. Over een arbeidsovereenkomst kan een werkgever onder hoge uitzondering nog overleggen met de werknemer. Dit is natuurlijk een ontzettend uitzonderlijke situatie, dat begrijpen de meeste werknemers ook. In goed overleg is het dan ook mogelijk om de uitbetaling van het vakantiegeld (eenmalig) uit te stellen. Belangrijk is hierbij wel dat deze nieuwe, tijdelijke overeenkomst schriftelijk wordt opgesteld en ondertekend door de betrokken partijen.

NOW-regeling

Bedrijven die een beroep op de NOW regeling doen, ontvangen daarnaast ook een opslag van 30% voor o.a. het vakantiegeld. Dat is natuurlijk maar voor een beperkte periode, maar een deel van de betaling van het vakantiegeld komt dus al via de NOW regeling.

Bron:
Eldermans Geerts

Lees meer over: Corona, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z
Werken met een meerkamerplanning

Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Tandartsen en praktijken zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als tandarts-praktijkhouders wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Anna Dieleman uitgeschreven over het werken met een meerkamerplanning.

Persoonlijke gegevens

Naam: Anna Dieleman
Praktijk: Tandartspraktijk Dieleman in Middelburg
Sinds: Is de praktijk gestart in 2014
Opzet: Zelfstandig praktijkhouder
Omvang: Praktijk met 3 behandelkamers
Situatie: Haar man werkt als praktijkmanager (2-3 dagdelen per week)

Aanleiding

Sinds de start van de praktijk is er sprake van een enorme instroom van patiënten, waardoor de praktijk al snel uitbreidde van twee naar drie behandelkamers. Sindsdien is het een enorme uitdaging om te kunnen voorzien in de grote vraag naar tandheelkundige zorg binnen de praktijk. Hierbij heeft Anna er vanaf het begin voor gekozen om te werken volgens een meerkamerplanning.

De meerkamerplanning houdt in dat Anna’s agenda veelal over twee of drie behandelkamers is gepland. Daarbij wordt zij ondersteund door een assistente in iedere behandelkamer – die minimaal is opgeleid als preventie-assistente – en een vaste bezetting aan de receptie.

Voor- en nadelen meerkamerplanning

Als voordelen van het werken met een meerkamerplanning noemt Anna de volgende punten:

1. Veel flexibiliteit in de agenda

Wanneer je als tandarts in één behandelkamer uitloopt, wordt de ‘verloren’ tijd in de andere behandelkamer nuttig besteed door de assistente. Bijvoorbeeld door het voeren van een (onderhoudend) gesprek met de patiënt wat de behandelrelatie ten goede komt. Of alvast beginnen met mondhygiëne, het geven van mondhygiëne instructie of anesthesie. Hierdoor kun je als tandarts gelijk een ‘vliegende start’ maken bij binnenkomst in de behandelkamer en de verloren minuten snel weer inhalen

2. Het delegeren van taken

Door het delegeren van meerdere taken aan de assistenten, wordt hun baan veelzijdiger. Daarnaast wordt zo de behandelduur voor jezelf als tandarts per afspraak gereduceerd. Zo heeft Anna haar behandelduur voor een caviteit met anesthesie ingekort van 20 minuten naar 10 minuten.

3. Meer tijd per patiënt

De tijd per patiënt – besteed door de tandarts plus dat van de assistente – is meer geworden. Zo heeft de assistente ook de tijd om direct alle administratie in orde te maken. Zo wordt bijvoorbeeld het door Anna opgestelde behandelplan altijd direct omgezet naar een begroting en na toestemming van de patiënt wordt vrijwel direct een afspraak ingepland. Verder is er over het algemeen voldoende tijd voor het reinigen van de kamer en het voorbereiden voor de volgende patiënt.

4. Voldoende spoedtijd

Doordat er ruimte wordt gehouden tussen afspraken op een behandelkamer, is er ook voldoende tijd beschikbaar voor het inplannen van spoed afspraken gedurende de dag. Het is dus niet meer nodig om bijvoorbeeld einde ochtend of einde dag een spoedblok te reserveren.

5. Werken met een veelzijdig team

Het werkt plezierig om met een veelzijdig team te werken. Doordat veel taken worden gedelegeerd is er veel uitdaging en afwisseling voor zowel Anna als ook voor de assistenten.

Aandachtspunten bij meerkamerplanning

Planning afspraken luistert nauw

Het plannen van de afspraken op een meerkamerplanning luistert erg nauw en sommige punten vragen ook extra aandacht. Zo werkt Anna deels met een microscoop, een intra-orale scanner en worden kronen in huis met Cerec-apparatuur vervaardigd. De uitdaging is om elke behandelkamer zo veel mogelijk gelijkwaardig uit te rusten, maar deze apparaten zijn gebonden aan één behandelkamer. Het inplannen van afspraken waarbij één van deze apparaten wordt gebruik, vraagt dan ook meer aandacht. En het dagelijks voorafgaand aan de eerste patiënt doornemen van de agenda is voor Anna een heel belangrijk moment om eventuele fouten uit de planning te filteren.

Gelijkwaardig opleiden assistenten

Verder is het ook belangrijk om alle assistenten zo gelijkwaardig mogelijk op te leiden. Als niet alle assistenten dezelfde classificatie en diploma’s hebben, kunnen niet alle taken aan iedereen worden gedelegeerd. Dit kan ertoe leiden dat de ene assistente zwaarder wordt belast of dat er minder variatie in het werk is.

Individuele pauzes

Binnen de meerkamerplanning wordt gedurende de ochtend of de middag geen pauzetijd voor het gehele team ingepland. Zoals eerder al aangegeven, wordt er ruimte tussen afspraken binnen één behandelkamer aangehouden. Voor elke assistente is er dus tijd beschikbaar om individueel pauze te nemen. Soms is de tijd er niet, maar vaak wordt deze ook niet genomen onder het mom van ‘er is nog veel te doen’. Anna geeft aan hier actief op te moeten blijven toezien.

Hoe meer variatie, hoe ingewikkelder het plannen

Bij het verder ontwikkelen van de meerkamerplanning geeft Anna aan te veel wensen in haar planning te hebben doorgevoerd, waardoor het geheel te ingewikkeld werd. Een risico volgens haar is dus om te veel variatie aan te brengen. Denk aan de verschillende eisen per tandarts over de tijd per behandeling, tandartsen die bepaalde behandelingen niet – willen – doen, assistenten die verschillend zijn opgeleid en werkdagen die op verschillende tijden beginnen of eindigen. Hoe meer variatie, hoe ingewikkelder het plannen. Aandachtspunt volgens Anna is om dus voor eenvoud te gaan.

Persoonlijke aandacht voor patiënten

De ervaring van Anna is, dat er binnen een meerkamerplanning veel persoonlijke aandacht is voor patiënten – dit in tegenstelling tot de veel gehoorde veronderstelling dat een meerkamerplanning juist ten koste gaat van de aandacht. Deze aandacht wordt gegeven door zowel de tandarts als de assistenten. Denk aan de geruststellende woorden tijdens het inwerken van de anesthesie – de patiënt hoeft namelijk niet meer terug naar de wachtkamer – en na de behandeling is er ook alle tijd om te recoupereren en de assistente heeft tijd om mee te lopen naar de receptie om aldaar afscheid te nemen of de patiënt aan de receptioniste over te dragen voor het maken van een vervolgafspraak. Niet iedere assistente heeft het echter in zich om een gesprek met de patiënt aan te gaan. Volgens Anna is dit ook een kwestie van de assistenten ‘trainen’.

Verder is het nu met de corona Leidraad fijn om over meerdere behandelkamer te werken. Patiënten wachten namelijk gedeeltelijk in de behandelkamer op de komst van de tandarts, waardoor de wachtkamer minder bezet is. Zo is de patiëntveiligheid beter gegarandeerd en kan de behandelaar ‘gewoon’ doorwerken.

Tips van Anna

Vanuit haar ruime ervaring in het werken met een meerkamerplanning raadt Anna af om in de volgende situaties met een meerkamerplanning te werken:

  • Wanneer je als tandarts veel lange behandelingen doet.
  • Zo geeft Anna aan, dat wanneer zij heel lang en geconcentreerd bezig is geweest met een behandeling het ook erg intensief is om direct met een volgende lange behandeling te starten. In die situaties binnen een éénkamerplanning is het laten inwerken van anesthesie of het maken van röntgenfoto’s juist een ‘rustmoment’.
  • Wanneer je aan het afbouwen bent of niet goed tegen grote werkdruk kunt. Anna geeft aan dat een meerkamerplanning heel fijn werkt voor haar, maar ook intensief is (“Je moet altijd ‘aan’ staan”).
  • Als je geen zin hebt om grote investeringen – ook in tijd en scholing – te doen.
  • Als je heel erg control-freak bent en weinig of geen vertrouwen in de handen van je team kunt leggen.

Daarnaast heeft Anna de volgende tips voor collega’s die overwegen – of die momenteel bezig zijn – om over te stappen naar een meerkamerplanning:

  • Bedenk goed wat bij je past en ga niet zomaar beginnen met een meerkamerplanning. Wil je lekker efficiënt doorwerken of ben je meer iemand die het niet erg vindt om uit te lopen en om soms even te wachten op een anesthesie die in moet werken?
  • Kun je goed mensen opleiden en het vertrouwen in hun handen leggen? Zo nee, dan adviseert Anna om niet met een meerkamerplanning te werken.
  • Vind je het leuk om een groter team aan te sturen? Zo ja, dan past een meerkamerplanning hier goed bij.

Tot slot, heeft Anna nog het advies om je als tandarts-praktijkhouder goed te laten begeleiden gedurende de verandering. Een goede blauwdruk en implementatie van deze manier van werken betaalt zich uit in zeer veel werkvreugde, waarbij het erg belangrijk is om het gehele team vanaf het begin ‘mee te nemen’ in deze verandering door ze deelgenoot en mede verantwoordelijk te maken voor deze transitie. Alleen dán lukt het om op een relatief makkelijke manier te switchen.

Door: Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Wil je graag ondersteuning hierbij, dan kan dat via:
– ‘Think Forward’ persoonlijke training als tandarts-praktijkhouder

Tandartspraktijk Dieleman heeft in het verleden de meerkamerplanning geïmplementeerd in samenwerking met PDI (Business Model).

Bekijk ook de video: Meer rendement in de praktijk – opstellen blokplanning en het document Zelf een blokplanning opstellen in de Dental Management Toolkit

Lees ook:
Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

Lees meer over: Management, Ondernemen
Zzp’ers en werknemers voelen zich betrokken bij de financiële situatie van de praktijk

Zzp’ers en werknemers voelen zich betrokken bij de financiële situatie van de praktijk

We hebben een spannende tijd achter de rug over hoe de coronacrisis financieel opgevangen zou worden in de mondzorg. Hoe verantwoordelijk voelen zzp’ers en mensen in loondienst zich eigenlijk voor de financiële gezondheid van de mondzorgpraktijk waarin zij werken? Mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna vroeg het op het Mondzorgforum en kreeg veel reacties.

Geen grote financiële problemen

Gelukkig blijkt vrijwel niemand echt heel diep in financiële problemen te zijn gekomen. Degenen in loondienst hebben alles uitbetaald gekregen en de zzp’ers hadden meestal voldoende buffer. Ook ik ben niet in financiële problemen geraakt, ondanks dat we midden in een verhuizing zaten. Dat komt vooral door allerlei nevenactiviteiten naast het klinische werk waardoor ik het minimale inkomen nog binnenhaalde. Zelf vind ik het heel belangrijk dat de praktijk voldoende geld te besteden heeft om te investeren, zodat we de patiënten het beste kunnen blijven aanbieden. Daarom heb ik diverse materialen zelf aangeschaft en heb ik niet het maximale bedrag op de facturen uitgeschreven. Dit zal ik ook de komende periode blijven doen. De agenda probeer ik zo goed mogelijk te vullen door zelf te bellen. Ik was nieuwsgierig hoe collega’s dit deden. Ik heb met acht collega’s gesproken.

Investeren in de praktijk

Ingrid Pomstra werkt in twee algemene praktijken en is bij een daarvan lid van de maatschap. Ze is mondhygiënist, stuurt personeel aan, doet de financiën en houdt het overzicht. Haar motivatie om de schouders onder het financiële stuk te zetten is dat ze het belangrijk vindt, dat het bedrijf financieel gezond blijft. “Zo kunnen we op lange termijn dezelfde kwaliteit blijven leveren en op een prettige manier,” vertelt ze. Haar collega’s maken zich verder niet druk omdat alles goed geregeld is. Ze zijn wel behulpzaam. “Ons gezamenlijk inspannen betekent dat we daar later de vruchten weer van kunnen plukken,” legt ze uit. Ze zou als tip willen meegeven om de komende tijd privé zuinig te zijn en om in de praktijk te investeren. “Blijf patiënten uitleggen hoe belangrijk onze zorg is.” Ze kreeg van een patiënt een mooie reactie. ”Laatst had ik een IC-medewerker in de praktijk. Hij was zo ongeveer de enige die het toejuichte dat ik al eerder aan het werk was gegaan. Hij zei letterlijk: dat neemt bij ons de druk weg. En precies dat was dan ook mijn motivatie hiertoe.”

Continueren van de zorg

Marjolein Zijm is inmiddels negen jaar werkzaam bij een praktijk voor parodontologie en implantologie in Arnhem, als mondhygiënist. Ze werkt hier in loondienst en heeft dus persoonlijk geen financiële gevolgen gemerkt. Toch voelt ze zich verantwoordelijk: “Ik voel me vooral verantwoordelijk voor de patiënten. De financiële situatie van de praktijk vind ik belangrijk voor onze toekomst, ook voor het continueren van de zorg. Ik heb daarom zelf aangeboden om extra te komen werken, zodat we wat ruimte kunnen creëren voor uitgestelde behandelingen. Onze praktijkmanager was hier blij mee. Niemand heeft voor deze crisis gekozen. De patiënten hebben hun nazorgbehandelingen nodig en ik wil graag mijn steentje bijdragen om zo snel mogelijk weer uit deze economische dip te komen. Een aantal collega’s wil ook een stapje harder werken. Ik zou het wel fijn vinden als er gezien wordt wie er een stap harder wil doen. Dat zijn door de regel meestal steeds dezelfde mensen namelijk.”

Extra werken

Patricia van Vlimmeren werkt drie dagen per week in een algemene tandartspraktijk in loondienst. Ze bemerkte dat er nogal wat onduidelijkheden bestonden bij de praktijk over de financiële tegemoetkoming. “Ik voel mij hier niet heel verantwoordelijk voor de financiële situatie. Ik werk er nu 26 jaar en krijg betaald voor 15 jaar ervaring. Dus zo draag ik eigenlijk al bij en trek ik zeker de praktijk niet het vel over de oren.” Ze werd gevraagd om extra te komen werken, maar het werd niet meteen duidelijk of ze dit uitbetaald zou krijgen. “Mijn motivatie is de continuïteit van de patiënten te waarborgen. Ik verwacht wel betaald te worden of in ruil vrije dagen te krijgen, maar dat maakt mij eigenlijk niet zoveel uit.” Toch raadt ze aan om vooraf goed te overleggen hierover. “Overleg over wat je gaat doen en hoe het geregeld wordt.” Uiteindelijk is gebleken dat Patricia gewoon uitbetaald wordt.

Flexibel zijn

Susan Mees werkt voor een praktijk met twee vestigingen. Dit is een praktijk met algemene tandheelkunde, implantaten, endodontologie en orthodontie. Ook werkt hier een preventieteam. “Mijn functie is hoofdassistent. Ik begeleid de assistentes en stagiaires, beheer de voorraad en assisteer ook zelf. Ik voel mij zeker verantwoordelijk. Het is ook in mijn eigen belang dat het goed gaat, anders krijg ik geen salaris. Ik heb daarom aangeboden om de gemiste uren later in te halen, om de behandelingen in te halen. Dit aanbod werd gewaardeerd. Bijna iedereen werkt nu wel wat meer. Het is gewoon geven en nemen. Dat werkt hier heel goed. Dus wees flexibel als je merkt dat je nodig bent.”

Financiële buffer

Stefanie Huizinga werkt in een vrijgevestigde mondhygiënistenpraktijk. “Hier werk ik al zes jaar als zzp’er op omzetbasis. Sinds januari huur ik een dag in de week een kamer. Op deze dag werk ik dus 100% voor mijzelf en draag ik daar ook alle verantwoordelijkheden voor.” Ze is niet direct in geldproblemen gekomen. “Ik heb de afgelopen jaren gespaard voor het geval ik langdurig ziek zou zijn. Mijn Arbeidsongeschiktheidsverzekering heb ik hieraan aangepast; ik krijg pas na zes weken een vergoeding. Dat scheelt een hoop premie, waarmee je een buffer kan opbouwen. Omdat ik geen personeel heb en maar voor een dag in de week een kamer huur, waren mijn vaste lasten te dragen. Ik heb deze weken dus aanspraak gedaan op mijn zakelijke spaarrekening. Wel heb ik een aanvraag ingediend voor de TOZO, maar tot op heden nog geen reactie hierop gehad.”
Ze voelt zich niet alleen verantwoordelijk voor haar eigen financiële situatie: “Ik voel mij heel erg verantwoordelijk voor de praktijk, maar niet zozeer op financieel gebied. Ja, het is een bedrijf en ja er moet omzet gedraaid worden, wil je kunnen blijven ontwikkelen. Toch heeft dit absoluut bij niemand van ons de hoogste prioriteit. Juist deze tijd hebben we aangegrepen om online te gaan vergaderen en de praktijk aan te pakken. Zoals protocollen maken of herzien, alle pc’s weer nalopen en instrumenten slijpen. Ondanks dat iedereen financieel anders in de praktijk zit (als eigenaar of zzp’er), voelen we ons gezamenlijk verantwoordelijk voor alles. Samen trekken we de kar.” Er is haar niet gevraagd om iets extra’s te doen, in tegendeel. “Na het heropenen van de praktijk op 28 april is er niet gevraagd om meer of anders te gaan werken zodat we meer omzet zouden draaien. We draaien nu zelfs veel minder omzet, omdat wij bewust er voor kiezen meer ruimte in de agenda te creëren. Ook dit is gezamenlijk besloten. We zijn allemaal wel flexibeler in onze werkschema’s. Indien nodig komen we een avond of een zaterdag terug naar de praktijk om het ‘goed te maken’ met de patiënten die we helaas hebben moeten afbellen. In de praktijk komt dit echter nog maar weinig voor.” Stefanie geeft nog een tip: “Ondanks dat het een rare en onzekere periode is, geniet er ook van. Gebruik de tijd om te reflecteren. Geniet van de inhoud van het werk, maar ook van het leven. Juist de afgelopen weken ben ik ook zo dankbaar geweest dat wij tot nu toe gezond zijn geweest en ik heb ook echt genoten van de quality time thuis met het gezin. Juist dat laatste is waardevol. Werken kan altijd nog!”

Patiënten graag weer zien

Lucia Rojas Hernadez is zzp-mondhygiënist bij drie praktijken: twee tandartspraktijken en een mondhygiënistenpraktijk. Ook zij is niet in geldproblemen gekomen door spaargeld te gebruiken en gelukkig kon haar partner blijven werken. “Ook de praktijk is niet in de problemen gekomen, maar als het langer had geduurd waarschijnlijk wel.” Ze voelt zich vooral verantwoordelijk voor patiënten: ”Patiënten zouden op straat staan als de praktijk failliet zou gaan. Ik ben niet gevraagd om extra te komen werken, maar heb dit wel voorgelegd.” Ze kreeg daarop een positieve reactie. “Ik wil mijn patiënten gewoon zelf graag weer zien en werk voor mezelf creëren. Ook kan ik de praktijk op die manier helpen. Ik verwacht daar eigenlijk niks voor terug. Misschien waardering. Ik ben gewoon blij als ik mijn patiënten weer kan zien en behandelen en dat is genoeg.” Ook Lucia heeft een tip: “Begin weer met werk als je je veilig voelt. Overleg over welke maatregelen jullie (extra) nemen. Lijkt me lastig in loondienst, omdat je dan sommige dingen niet kan bepalen voor jezelf.”

Helpen om de agenda gevuld te krijgen

Mirjam Oosting is een jonge zzp’er bij een algemene praktijk, een mondhygiënistenpraktijk en als consultant. Omdat ze net begonnen is, heeft ze dus nog niet echt een buffer. “Het was dus niet zo fijn. Ik voel me daarnaast ook wel verantwoordelijk voor de financiële gezondheid van de praktijk. Ook omdat ze zelf geen verlies wil draaien. Ik heb daarom zelf aangeboden dat ze de omzet later over mogen maken als het niet goed uitkomt. Mijn opdrachtgever vond het fijn dat hij speelruimte kreeg.” Over haar eigen situatie: “Ik heb natuurlijk ook zelf geen zin om rood te komen staan. Vorig jaar heb ik een berekening met een intermediair gemaakt en op basis daarvan zou ik belasting in het voren gaan betalen. Dus dan zijn wel echt inkomsten nodig.” Ook haar collega’s voelen zich verantwoordelijk en hebben ook aangeboden om in de vakantie te gaan werken. Mirjam vertelt: “We komen graag werken. Ik verwacht verder niks terug. Ik vind het zelf leuk om te werken, dus prima zo.” Ze geeft nog een tip voor de zzp’ers en degenen in loondienst: “Ga waar nodig helpen om de agenda goed genoeg gevuld te krijgen.”

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Corona, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z
samengaan-ANT-en-KNMT

KNMT en ANT verkennen samengaan

KNMT en ANT starten met een verkenning van mogelijkheden om de belangen van tandartsen en tandarts-specialisten als collectief te verenigen en te behartigen. “De huidige COVID-19 crisis, maar ook de dreigingen voor de toekomst van tandheelkundige zorg, vragen om sterke positionering van de beroepsgroep en één slagkrachtige vereniging”, zeggen de KNMT en ANT op hun website.

Bundeling van krachten en middelen

In de afgelopen moeilijke en hectische weken hebben de besturen van KNMT en ANT intensief samengewerkt in de alliantie van mondzorgkoepels. “Dat heeft over en weer niet alleen tot veel begrip geleid, maar ook tot het inzicht dat onze eenheid de enige uitweg biedt om de mondzorg door deze crisis te loodsen. Een bundeling van krachten en middelen van beide organisaties is cruciaal om te zorgen dat we de belangen van de leden en die van patiënten op de juiste wijze kunnen behartigen”.

“Uit de vele gesprekken met leden en de recente gesprekken tussen beide verenigingsbesturen is naar voren gekomen dat het beroep van tandarts in de kern geen onderscheid of onoverkomelijke verschillen kent tussen KNMT- en ANT leden. Het samengaan doet daarom recht aan de intenties en ambities van beide verenigingen.”

Komende periode

In de komende tijd verkennen de besturen van de beide beroepsverenigingen een voorstel tot samengaan. Hierbij wordt ook onderzoek gedaan naar een passende juridische vorm. Zodra er een bestuurlijk akkoord is bereikt, wordt het voorstel op de agenda van de AV’s van beide beroepsverenigingen geplaatst.

Bekijk hier de brief aan de ANT- en KNMT-leden over de verkenning van samengaan 

NVM-mondhygiënisten

NVM-mondhygiënisten-voorzitter Manon van Splunter-Schneider noemt de verkenning in Mondzorgforum op Facebook “een mooie ontwikkeling.” De beroepsvereniging voor mondhygënisten heeft in de afgelopen periode samen met de KNMT, ANT en ONT intensief samengewerkt in de alliantie van mondzorgkoepels.

Lees meer over: Management, Ondernemen, Samenwerken, Thema A-Z

Tips: werken in de mondzorg in coronatijd

Tijdens de coronacrisis is er veel onzekerheid: alles loopt nu anders dan wat we gewend zijn. Er is onzekerheid over onze gezondheid, over het voorbestaan van de praktijk en over de zorgverlening aan patiënten. Hoe manage je je praktijk door de coronatijd? Wat is hierbij belangrijk?

Sjoerd Kuiken hield in de afgelopen weken brainstormsessies met tandartsen hierover. De uitkomsten hiervan heeft hij vertaald naar praktische tips voor tandarts-praktijkhouder voor het werken in de coronatijd.

Zekerheid en zingeving

Twee behoeften van medewerkers zijn onder andere de behoefte aan zekerheid en de behoefte aan zingeving. De eerste behoefte heeft bijvoorbeeld betrekking op zekerheid over het inkomen, zekerheid om ergens bij te horen en zekerheid van een vaste dagindeling. De zingeving gaat over de behoefte van medewerkers om met hun werk ook iets te kunnen betekenen voor anderen. Denk aan het verhelpen van iemands pijn of angst. Door de huidige crisis staat de ‘zekerheid’ echter erg onder druk. De ‘zingeving’ daarentegen krijgt een enorme boost, doordat we in deze moeilijke tijd juist veel voor onze naasten kunnen en willen betekenen.

Nauwelijks/geen angst bij medewerkers

De meeste praktijken zien dat medewerkers niet of nauwelijks angstig zijn om aan het werk te gaan in de praktijk in deze tijd. Uiteraard onder de voorwaarde dat aanvullende hygiëne maatregelen worden genomen. In enkele gevallen vertelden tandartsen tijdens de brainstormsessies, dat medewerkers wel angstig zijn. Dit kwam dan vaak voort uit een bijzondere situatie, zoals een medewerker die thuis een jong kindje heeft met gezondheidsklachten of een medewerker die thuis ook zorgdraagt voor haar bejaarde schoonmoeder.

Communicatie met patiënten

Veel mondzorgpraktijken hebben in de laatste weken hun patiënten geïnformeerd over de praktijksluiting en vervolgens de opstart. Uit de brainstormsessie bleek ook dat er veel praktijken contact hebben opgenomen met – een deel van hun – patiënten om hen te steunen of te begeleiden in deze lastige tijd.
Vanuit meerdere praktijken zijn tijdens de brainstorm sessies de ervaringen gedeeld vanuit het telefonische contact met patiënten. Algemene ervaringen hierin zijn, dat:

  • Patiënten hebben veel begrip voor het annuleren van de behandelingen.
  • Patiënten veel vertrouwen hebben in de algemene infectiepreventie maatregelen in de praktijk.
  • Patiënten verwachten dat er aanvullende maatregelen worden genomen op dit punt als gevolg van de coronacrisis.
  • Patiënten geen angst hebben om weer in de behandelstoel plaats te nemen.

Praktische tips

Op basis van mijn ervaringen uit de brainstormsessies geef ik je graag enkele tips mee voor het werken in deze tijd:

  1. Uit de sessies blijkt dat het voor tandarts-praktijkhouders belangrijk is om aandacht te hebben voor de onzekerheid die er kan heersen onder de medewerkers, nu het werk in de praktijk weer hervat is.
  2. Communiceer proactief naar patiënten. Het is goed om in je communicatie aandacht te geven aan mogelijke vragen of bezwaren die er vanuit patiënten kunnen opkomen. Denk hierbij aan duidelijke informatievoorziening via je praktijkwebsite, in het telefonisch contact met patiënten en bij binnenkomst in de praktijk.
  3. Het is belangrijk om patiënten actief te informeren over welke aanvullende maatregelen in de praktijk zijn genomen. Ook is het belangrijk om duidelijk te zijn naar patiënten over wat je van hen vraagt tijdens een praktijkbezoek.

Door: Sjoerd Kuiken – www.kuikenpraktijkmanagement.nl

Bestel nu: Stickers en posters met info en routing patiënten in coronatijd
Kuiken Praktijkmanagement heeft diverse toepassingen ontwikkeld voor de mondzorg, zoals informatieposters, ‘houd afstand’-stickers en handdesinfectie bordjes. Dit alles voor een goede informatievoorziening en routing van patiënten in jouw praktijk.

Lees meer over: Management, Ondernemen, Personeel
vergoeding

Overzicht financiële regelingen coronacrisis voor zorgaanbieders

De laatste weken zijn de verschillende financiële regelingen gepubliceerd door de Rijksoverheid en Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Denk aan de NOW, de ZN-regeling voor Zvw, de ZN-regeling voor Wlz, de TOZO en de TOGS.

Eldermans | Geerts heeft alle financiële regelingen op een rij gezet: voor wie is de regeling, de voorwaarden, of er sprake is van terugbetaling en hoe de regeling aangevraagd kan worden.
Bekijk het overzicht met financiële regelingen

 

Lees meer over: Corona, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z