Moet je doorwerken in de mondzorg als je zelf tot een risicogroep voor corona hoort?

De mondzorg ligt op het ogenblik voor het grootste deel plat door het coronavirus. Maar een deel van het werk gaat wel door. Wat nu als je werkgever jou gewoon wil inzetten bij werk met patiënten, terwijl je tot een risicogroep hoort? Mag je dan weigeren om te komen werken?

Vraag van een lezer

Een lezer stelde de vraag aan dental INFO of zij verplicht kan worden om door te werken. Zij werkt als assistente bij een orthodontist en behoort door medische klachten tot de risicogroep voor het coronavirus. Ze meldt erbij dat er in de praktijk heel veel preventieve maatregelen worden genomen, dat er gewerkt wordt met chirurgisch mondmasker, beschermbril, handschoenen en plastic poncho en dat er steeds maar één patiënt tegelijk in de praktijk aanwezig is.

Wel of niet thuiswerken

Het kabinet heeft werkgevers opgeroepen om werknemers zo veel mogelijk thuis te laten werken. Als thuiswerken geen optie is, zoals in de mondzorg, dan kan de werkgever de werknemers verplichten om gewoon naar de werkplek te komen om daar hun functie uit te oefenen. Op de werkvloer moeten dan wel bepaalde regels worden nageleefd zoals diverse hygiënevoorschriften en de anderhalvemeterregel. Werknemers met ziekteverschijnselen die op corona kunnen duiden, mogen niet op hun werk verschijnen. Als er een concreet risico op besmetting bestaat, dan gelden er aanvullende eisen voor beschermingsmaatregelen.

Alleen doorwerken bij spoed

Het uitvoeren van reguliere behandelingen wordt, vanwege de huidige coronacrisis, op dit moment afgeraden. Spoedeisende mondzorg wordt nog wel verleend, dat wil zeggen bij:

  • dento-alveolair trauma waarbij repositie en replantatie noodzakelijk is, of als er sprake is van een gecompliceerde kroonfractuur met pulpa expositie;
  • nabloeding na een behandeling;
  • hevige pijn;
  • mogelijk levensbedreigende ontstekingen.

Spoedzorg bij orthodontiepatiënten

Ook orthodontisten worden aangeraden reguliere behandelingen op te schorten en alleen spoedeisende zorg te verlenen. De orthodontist bepaalt hierbij of interventie nodig is. Behandelingen die niet uitgesteld kunnen worden, mogen bij patiënten zonder (verdenking van) corona met de normaal gangbare beschermingsmaatregelen in de eigen praktijk worden uitgevoerd.

Kwetsbare werknemers

Maar zijn werknemers met een gezondheidsrisico verplicht om onder de huidige omstandigheden in een mondzorgpraktijk door te werken als hun werkgever dat wil? In de Arbowet is opgenomen dat werkgevers moeten voorkomen dat de gezondheid van werknemers door het werk negatief wordt beïnvloed. Kwetsbare werknemers moeten extra beschermd worden.
In het geval van corona wordt onder kwetsbare werknemers verstaan: ‘medewerkers die een verhoogd risico lopen op een ernstig beloop van een SARS-CoV-2-infectie’. Dit zijn onder andere mensen met chronische afwijkingen en functiestoornissen van de luchtwegen en longen, chronische hartaandoeningen en diabetes mellitus.

Richtlijnen RIVM

Volgens recente richtlijnen van het RIVM (van 7 april) kunnen kwetsbare medewerkers gewoon hun werk blijven doen mits er gewerkt wordt volgens de coronarichtlijnen en er gebruik wordt gemaakt van persoonlijke beschermingsmiddelen en/of fysieke barrières. Er wordt bij vermeld dat er altijd in goed overleg en met gezond verstand bekeken moet worden hoe het werk kan worden uitgevoerd. Er is daarbij altijd een individuele risico-inschatting nodig. De bedrijfsarts adviseert hierin.
Als voldoende bescherming niet mogelijk is, dan moet een werknemer met een verhoogd gezondheidsrisico worden vrijgesteld van werkzaamheden als deze werknemer bij het werk het risico loopt om besmet te worden.

Melding doen

Als je als werknemer denkt dat de coronarichtlijnen niet goed worden nageleefd, dan kun je aan de inspectie SZW vragen om een controle te komen doen. Bij een zorginstelling kun je als de gezondheid van patiënten in gevaar is, ook een melding doen bij de IGJ. Na een melding moet je tot de komst van de inspectie door blijven werken, behalve als er acuut ernstig gevaar is. Een werknemer mag dan het werk neerleggen met doorbetaling van loon.

Bronnen:
Eldermans | Geerts Advocaten, Juridisch specialist voor de zorg
KNMT
RIVM

Lees meer over: Corona, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z

Reacties mondzorg op advies voor opschorten niet-spoedeisende mondzorg

Zondagmiddag adviseerden de mondzorgkoepels KNMT, ANT, NVM en ONT  en ook de Vlaamse beroepsverenigingen VBT en VVT hun leden om met ingang van maandag 16 maart 2020 en in ieder geval tot 6 april 2020 de reguliere zorgverlening op te schorten en over te gaan op het uitsluitend behandelen van spoed bij niet-coronapatiënten. Hoe reageert de mondzorg?

KNMT-voorzitter Wolter Brands op NPO Radio 1

KNMT-voorzitter Wolter Brands was op maandagochtend 16 maart op NPO Radio 1 om toelichting te geven rondom het advies om niet-spoedeisende mondzorg op te schorten. Brands legde uit wat spoedgevallen zijn en waarom de mondzorg juist een bijzondere positie inneemt vanwege het werken met aerosolen.

Op de vraag: Zijn tandartsen het eens met uw advies, antwoordde Brands: ” Ik krijg een enorme partij fan-mail, vooral uit het Zuiden. Ik had toch even gedacht dat is toch wel schrikken. Ik heb uitgebreid overlegd met VWS, wat moeten we nou. We hadden zowiezo al een beetje het probleem van de mondkapjes, daar raakten we doorheen. Er werd ons gezegd, ga maar alleen spoedgevallen doen. Dat alles bij elkaar hebben we gezegd: we gaan een advies uitbrengen. En een advies is ook niet meer dan een advies: het is geen verplichting, dat kunnen wij de tandartsen niet opleggen (….) Dit is een sociale verantwoordelijkheid, de sociale isolatie die het kabinet propageert. Wij zeggen kijk eens wat voor situatie je in een tandartspraktijk krijgt, en weeg daar tegenaf, en maak je eigen keuze daarin.”

“Maar als ik naar de reacties kijk die ik gekregen heb, dan zullen de meeste tandartsen zeggen: dat volgen wij op, uit maatschappelijke verantwoordelijkheid.”

Mondzorgforum: 92% van mondzorgprofessionals is voor opschorten

Nog voordat door minister Bruno Bruins en minister Arie Slob de sluiting van scholen, kinderopvang horeca en sportclubs bekend maakte, plaatste het Mondzorgforum op Facebook een Poll met vraag:
Denk je dat het verstandiger is om te gaan sluiten voor reguliere zorg?

275 mondzorgprofessionals (tandartsen, mondhygiënisten en assistenten) vulden de poll in en gaven de volgende antwoorden:

  • Ja – 92 %
  • Nee – 7 %
  • Geen mening – 1 %

De overgrote meerderheid is dus voor het advies van de beroepsverenigingen om niet-spoedeisende zorg op te schorten.

Zorgen zzp’ers

Veel mondzorgprofessionals werken als zzp’ers en maken zich zorgen over hun financiële situatie. In de Facebookgroep Mondzorgforum plaatste een mondhygiënist een link naar de petitie zzp’ers hebben ook recht op óók recht op financiële bijstand na de coronacrisis Deze petitie is voor zzp’ers in alle beroepsgroepen.

Minister Eric Wiebes van Economische Zaken vertelde in het televisieprogramma WNL op Zondag dat zzp’ers niet hoeven te rekenen op extra financiële steun vanuit de overheid vanwege het coronavirus. “Het zal voor heel veel zzp’ers een teruggang in inkomsten betekenen. Daar hebben zij ook een beetje zelf voor gekozen”, zei Wiebes. Wel kunnen alle ondernemers, dus ook de zzp’ers, het betalen van hun belastingen uitstellen. Zij kunnen geen gebruik maken van de uitbreiding van de werktijdverkorting. Het kabinet bekijkt of er extra financiële middelen nodig zijn. “We kijk wat er nog kan”, zie Wiebes in het TV-programma.

Een praktijkhouder kan bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) vanwege minder werk een vergunning voor werktijdverkorting aanvragen om tijdelijk de arbeidsduur van medewerkers eenzijdig te verlagen. Zo worden de loonkosten (gedeeltelijk) gecompenseerd.

Reacties op social media

Een greep uit de reacties in de mondzorg op social media.

Beekmans Tandartsen op Twitter:

Het lijkt altijd onmogelijk totdat het gedaan is.

Beekmans-tandartsen

Retweet van mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna:

Denken jullie ook steeds, waar heb ik me in vredesnaam de laatste jaren druk om gemaakt? Alles is ineens in perspectief geplaatst als t om onze gezondheid gaat….

Babette-van-Veen

Veel praktijken plaatsten berichten over het verlenen van acute zorg, zoals Tandheelkunde Nelles:
Tandheelkunde-Nelles

 

Bron:
Mondzorgforum
Radio 1
Nu.nl
KNMT

Lees meer over: Management, Ondernemen, Praktijkhygiëne, Thema A-Z

Podcast: Als je ervaart dagelijks geleefd te worden: multitasken werkt niet

Met het verhogen van de efficiëntie vanuit de agendaplanning en binnen de behandelkamer wordt het voor stoelassistenten steeds lastiger om gedurende de werkdag ook de werkzaamheden in de sterilisatieruimte uit te voeren. Hierdoor zie ik binnen grotere praktijken – en soms ook al bij relatief kleinere praktijken – de ontwikkeling naar de intrede van een omloop assistente.

Uiteraard is dit een extra kostenpost voor de praktijk. Daarnaast ben ik van mening, dat een betere focus en afbakening van de verschillende werkzaamheden – iets wat dus bereikt kan worden met een omloop assistente – ook tot een hogere efficiency kan leiden. Dit zorgt namelijk voor rust. Niet alleen in de behandelkamer, maar ook in het hoofd. Vooral omdat veel medewerkers in de tandartsenpraktijk ervaren geleefd te worden.

Beluister hier de podcast of lees de tekst van de podcast van Sjoerd Kuiken hieronder.

Wat bedoel ik nu eigenlijk precies?

Met meer focus vanuit de stoelassistente bedoel ik dat zij meer in de behandelkamer aanwezig is en zich alleen nog maar haar aandacht hoeft te richten op wat daar moet gebeuren. En dus niet tegelijkertijd hoeft te denken aan het aanzetten van de thermodesinfector, het opnemen van de telefoon of het doen van de bestellingen.

In die situaties waarbij focus ontbreekt, wordt er vooral veel ‘gemultitaskt’. Dit voorbeeld voor de stoelassistente is vergelijkbaar met de werkzaamheden aan de balie. Of voor de praktijkmanager op kantoor. Ook tandartsen zie ik regelmatig allerlei andere taken afhandelen tussen – of soms zelfs tijdens – behandelingen. We multitasken wat af met elkaar in de tandartspraktijk.

Multitasken

De term ‘multitasken’ wordt vaak in positieve zin gebruikt voor medewerkers die in staat zijn ‘alle ballen in de lucht te houden’ gedurende de werkdag. Onderzoek wijst echter uit, dat multitasken helemaal niet werkt. En dat multitasken vooral zorgt voor stress en onrust. Ook wel het gevoel, dat je de hele dag ‘wordt geleefd’.

Het werkgeheugen in ons brein is namelijk helemaal niet in staat meerdere dingen tegelijk te doen. De volgende test levert het bewijs hiervoor. Tel zelf van 1 t/m 10 en meet de tijd. Doe hetzelfde met het opnoemen van de letters a t/m j. Als je deze twee reeksen vervolgens tegelijk wilt opnoemen, dus 1a, 2b, 3c, etc. en ook hiervan de tijd opmeet, zul je ervaren dat je in dit laatste geval vier tot vijf keer zo lang bezig bent als wanneer je de twee lossen reeksen apart opzegt. Kortom, het bewijs dat multitasken niet werkt.

Zoals gezegd zit het knelpunt in ons werkgeheugen. Het is veel beter om werkzaamheden niet te onderbreken. Dus eerst het ene afronden, voordat we doorgaan met het andere. Resultaat is dat we zodoende efficiënter werken. Maar tevens is het resultaat, dat dit veel minder fouten en minder stress oplevert.

Afleiden

Probleem is echter, dat we zelf vooral de neiging hebben ons af te laten leiden. Ons brein wordt verleid te schakelen naar nieuwe dingen. Om bijvoorbeeld op onze mobiel te kijken, een e-mail tussendoor te gaan beantwoorden of om even in de sterilisatieruimte te gaan kijken. De uitdaging is dus je niet te laten verleiden andere werkzaamheden tussendoor te doen. Het is vooral belangrijk focus te behouden en werkzaamheden eerst volledig af te ronden.

Zoals ik al heb gezegd is mijn advies voor praktijken om iedere medewerker veel meer focus te laten leggen op de eigen taken. En om taken niet naast elkaar of tegelijk uit te voeren. Dit is inefficiënt en zorgt voor een grotere kans op fouten. Niets is ook zo efficiënt als taken in één keer goed uitvoeren.

Single-tasker

Mijn advies is dus om vooral een ‘single-tasker’ te worden. Dit kun je voor jezelf versterken door de werkdag in blokken in te delen. Niet alleen een blokplanning voor de agendaplanning kan hierin werken, maar dus ook een blokplanning voor de balie, de omloop assistente of de praktijkmanager. Denk bijvoorbeeld aan blokken voor het verzetten van afspraken, het verwerken van de post en het nabellen van openstaande facturen. Daarnaast is het advies alle ‘tussendoor’ verleidingen zo veel mogelijk te blokkeren. Zet bijvoorbeeld telefoon en e-mail op bepaalde tijden uit. Of doe de deur dicht als je een blok kantoortijd efficiënt wilt besteden.

Nogmaals, wordt een single-tasker. Door vooral te focussen en af te bakenen. Dit zorgt voor minder fouten en minder stress. Op deze manier krijg je ook eerder de taken af, die hoge prioriteit hebben en zul je ervaren minder geleefd te worden.

Door: Sjoerd Kuiken – www.kuikenpraktijkmanagement.nl
Sjoerd is gespecialiseerd in het optimaliseren van de praktijkvoering. Gericht op een hoge kwaliteit van zorg, een omgeving waar met plezier en enthousiasme wordt gewerkt en die financieel gezond is.

Lees meer over: Management, Ondernemen, Thema A-Z, Werken met plezier

All-in beloning bij werken met arbeidsovereenkomst niet zonder risico

De eerder bekendgemaakte voornemens wat betreft de zzp-wetgeving zorgen ervoor dat tandartsen overwegen om op andere manieren te gaan samenwerken. Een van de opties betreft het samenwerken op basis van arbeidsovereenkomst. Het is niet ongebruikelijk dat ook dan met een zogenoemde all-in beloning wordt gewerkt. Dit is echter niet zonder risico.

All-in beloning inclusief premies en vakantiedagen

De all-in beloning is een variabele beloning die bestaat uit een percentage van de omzet van de tandarts in loondienst, exclusief techniek- en specifieke materiaalkosten. Hierbij zijn vakantiegeld en vakantiedagen bij het maandelijks loon inbegrepen. Ook de premies voor werknemersverzekering en ziektekostenverzekering worden in de loonberekening meegenomen om alle kosten die een tandarts-praktijkhouder moet voldoen uit dit deel van de omzet te betalen.

Voor de tandartspraktijkhouder kan deze vorm van belonen risicovol zijn. Hieronder worden de drie belangrijkste redenen toegelicht.

Vakantiedagen

Ten eerste ontvangt de tandarts in loondienst bij deze beloningsconstructie maandelijks een vergoeding voor vakantiedagen. Het gevolg hiervan kan zijn dat een werknemer om financiële redenen geen vakantiedagen opneemt omdat dit die periode leidt tot een lager inkomen.

Lagere rechters lijken onder bepaalde condities in te stemmen met deze beloningsvorm, maar de gerechtshoven en de Hoge Raad kunnen nog bepalen dat in bepaalde gevallen alsnog de vakantiedagen moeten worden uitbetaald.

Werkgeverslasten

Daarnaast is het geen uitgemaakte zaak of de werkgeverlasten moeten worden betrokken in de loonrekening. Het is namelijk gebruikelijk om stijgende werkgeverslasten door te belasten naar de werknemers, maar dit is misschien juridisch gezien niet toegestaan. Omdat door de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans deze kosten flink zullen stijgen is de discussie opnieuw opgelaaid.
De gerechtshoven en de Hoge Raad moeten ook hier uitsluitsel geven. Het risico bestaat dat de tandartspraktijkhouder niet alle loonkosten kan berekenen aan dat deel van de omzet dat bestemd is voor de loonkosten.

Hoge WW-premie?

Ten slotte is het de vraag of voor contracten met all-in beloningsvorm het hoge WW-premietarief (7,94%) geldt. De wet noch de uitwerking van de Belastingdienst geven een duidelijk antwoord. Wanneer de conclusie is dat altijd het hoge tarief geldt, zal dit leiden tot hogere werkgeverslasten. Hierdoor zijn er meer kosten voor de praktijkhouder of is er een lager brutoloon voor de tandarts in loondienst.

In overleg over alternatief

De KNMT is in overleg over een alternatieve arbeidsovereenkomst waarbij wordt gewerkt met een vast maandsalaris en een jaarbonus afhankelijk van de gerealiseerde omzet. Ze zijn met meerdere partijen en instanties in gesprek over de vraag of voor deze contractvorm de lage WW-premie mag worden afgedragen.

Bron:
KNMT

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
beoordeling - emoji - verdriet

Google moet informatie auteur van slechte beoordeling tandartspraktijk vrijgeven

Google moet de persoonlijke gegevens van de persoon die een anonieme online review heeft geschreven overdragen aan de tandarts die zich belasterd voelde door de review.

Matthew Kabbabe, een Australische tandarts, is van plan de recensent, die nu alleen bekend staat als “CBsm 23”, te vervolgen zodra hij de informatie van Google heeft verkregen. Dr. Kabbabe zei dat de recensie zijn reputatie verpestte omdat de auteur zei dat hij “extreem onhandig en ongemakkelijk” was en de procedure een “volledige verspilling van tijd” was. Hij beweert dat de slechte beoordeling zijn tandbleekhandel heeft beïnvloed en hem “duizenden en duizenden dollars” heeft gekost.

Gedwongen naar de rechtbank

Dr. Kabbabe beweert dat hij werd gedwongen om de rechtbank te vragen om Google te dienen omdat het bedrijf het verzoek van de tandarts in november 2019 om de beoordeling te verwijderen, evenals zijn recentere verzoek om persoonlijke gegevens van de beoordelaar te overhandigen, heeft afgewezen. Google zei ook dat het “geen middelen had om te onderzoeken waar en wanneer het account werd gemaakt”, beweerde Dr. Kabbabe.

Een rechter in Melbourne verleende Dr. Kabbabe toestemming om een document te zoeken dat de abonneegegevens van de slechte recensent, de namen van gebruikers, de IP-adressen die bij het account waren ingelogd, en telefoonnummers van Google bevat. Hij kan ook het technologiebedrijf vragen om andere metadata en andere Google-accounts die mogelijk hetzelfde IP-adres hebben gebruikt tijdens de beoordeling, over te dragen.

Trend in lasterzaken

Deze lasterzaak is de laatste in een toenemend aantal zaken tegen Google en andere online reviewsites, die terughoudend zijn om slechte recensies te verwijderen. Google heeft betoogd dat bedreigingen met laster kunnen worden gebruikt om informatie te onderdrukken die klanten kan helpen om slechte bedrijven uit de buurt te houden en dat het alleen beoordelingen met een gerechtelijk bevel moet verwijderen.

Niet lang geleden besloot het Zuid-Australische hooggerechtshof dat er $ 750.000 schadevergoeding werd toegekend aan Gordon Cheng, een advocaat uit Adelaide, voor een beoordeling in oktober 2018 met de bewering dat Cheng “valse en misleidende adviezen” heeft gegeven.

Cheng vertelde de rechtbank dat hij ongeveer 80% van zijn handel had verloren en vervolgens de diagnose depressie had gekregen. Ongeveer twee maanden nadat Cheng er voor het eerst over was gewaarschuwd, en zes maanden nadat het was gepost, haalde Google de beoordeling weg.

Beleid Google voor reviews

Bekijk ook het beleid van Google voor reviews. Als een review in strijd is met de gedragscode kan aan de hand daarvan beargumenteerd worden dat een review onrechtmatig is en verwijderd moet worden. Hierbij is het van belang dat aangetoond kan worden waarom een review onrechtmatig/ongefundeerd is.

De ANT gaf op haar website de volgende argumenten die u kunt aangeven in geval van een onrechtmatige review. U kunt aangegeven dat uw eer en goede naam worden aangetast omdat:

  • de negatieve review alleen gebaseerd is op een vermoeden of een klaarblijkelijke leugen
  • de negatieve review onfatsoenlijk taalgebruik, bedreigingen, uitlokkingen of discriminerende uitlatingen bevat
  • de negatieve review suggereert dat er zich een strafbaar feit heeft voorgedaan zonder dat daar een strafrechtelijk onderzoek naar heeft plaatsgevonden of strafrechtelijk bewezen is geacht
  • de review afkomstig is van een concurrent die zijn eigen positie probeert te verstevigen

Bron:
The Guardian
ANT

Lees ook:
5 tips bij een negatieve beoordeling op reviewsites als ZorgkaartNederland 

Lees meer over: Communicatie, Ondernemen

Hoe financier je je eigen mondzorgpraktijk?

Wil je een mondzorgpraktijk starten, uitbreiden of overnemen? Dan komt er een heleboel op je af. Een van de belangrijkste dingen die je moet doen, is de financiering regelen. Lees hier wat de mogelijkheden zijn om aan geld te komen.

Toename mondzorg

Het is een goed moment om een mondzorgpraktijk te starten, uit te breiden of over te nemen. Volgens de Rabobank neemt de vraag naar mondzorg in Nederland toe en zijn patiënten bereid meer geld hieraan uit te geven. De verwachting is dat de omzet van mondhygiënisten in 2020 met 2 tot 4% zal toenemen.

Ondernemingsplan

Als je een onderneming wilt starten of uitbreiden, dan zijn er natuurlijk heel veel dingen die je moet regelen. Met een vaag plan kun je niets; het is dus zaak alles goed op een rijtje te zetten. Het beste kun je dat doen in een ondernemingsplan. Hierin schrijf je onder meer op wat je precies gaat doen, wat de toegevoegde waarde is van je praktijk, hoe je aan klanten komt, wat je aan inkomsten binnenkrijgt en wat je moet investeren. Op internet is meer informatie over ondernemingsplannen te vinden, bijvoorbeeld op ikgastarten.nl of bij de Kamer van koophandel.
Als je de eerste versie van je ondernemingsplan klaar hebt, weet je ongeveer wat je aan geld nodig hebt. In dit stadium zullen je cijfers nog niet heel precies zijn, omdat je bijvoorbeeld nog niet weet hoeveel je exact kwijt bent aan de huur van een pand of je verzekeringen.

Lenen bij een bank

Met je ondernemingsplan kun je naar een bank stappen om te praten over financiering van je onderneming. Een bank zal over het algemeen niet alleen je plan van belang vinden, maar ook hoe jij als persoon bent. Er zal een inschatting gemaakt worden van je capaciteiten en of je het in je hebt om een geslaagd ondernemer te worden. Ben je al ondernemer in deze branche, dan is het goed om je jaarcijfers van de afgelopen drie jaar te laten zien. Als hieruit blijkt dat je onderneming een succes is, dan is dat uiteraard van positieve invloed. De bank zal ook kijken naar je opleiding en je ervaring. Je zult aan moeten geven welke activiteiten je gaat ontwikkelen en wat je verwachtingen zijn voor de opzet van je praktijk in de komende vijf jaar.

Financiële onderbouwing

Bij je ondernemingsplan wordt vooral gekeken naar de financiële onderbouwing. Hoe ziet je marktanalyse eruit, ben je realistisch over de concurrentie en je omzet, wil je samenwerkingen aangaan, enzovoort. Een bank is er vooral in geïnteresseerd of je onderneming voldoende winst kan maken om de aflossing en de rente terug te betalen.
Op basis van alle gegevens zal de bank een taakstellende begroting maken. Hierin wordt aangegeven hoe groot je omzet minimaal moet zijn om aan je verplichtingen (inclusief je privé-uitgaven) te kunnen voldoen. Deze taakstellende begroting wordt vervolgens vergeleken met de begroting die je zelf gemaakt hebt.

Met eigen geld investeren

Als je eigen geld hebt, dan is het goedkoper om dat in je eigen onderneming te steken dan om het benodigde geld te lenen bij een bank. Je kunt ook je investering gedeeltelijk met eigen geld financieren. In het ideale geval financier je minimaal 20% van je investering met je eigen vermogen. Dit geld kun je bijvoorbeeld gebruiken om een verbouwing te financieren of een pand, een auto of apparatuur aan te kopen. Wat je nog te kort komt, kun je financieren door geld van de bank te lenen of te leasen. Op de lange termijn is lenen goedkoper door eigen inbreng en doordat de activa na afbetaling van de lening eigendom worden.

Leasen

Op korte termijn is het vaak goedkoper om te leasen. Afhankelijk van de gekozen lease-vorm kan leasen tot eigendom leiden. Het voordeel van leasen is dat het maandtermijn kan worden afgestemd op de cashflow. 100% financiering (inclusief de voorfinanciering van de btw) is hierbij mogelijk, ook voor starters. Daarnaast is ook tweedehands leasen mogelijk, wat goedkoper en duurzamer is.

Borgstelling MKB-kredieten

Als je geen lening bij een bank kunt krijgen, omdat je te weinig onderpand hebt (zoals gebouwen of machines), dan kun je misschien gebruik maken van de Borgstellingsregeling voor het midden- en kleinbedrijf (BMKB). De overheid staat dan garant voor een deel van de lening, waardoor een bank minder risico loopt. Je kunt dan een groter bedrag bij de bank lenen dan dat je op basis van je onderpand zou krijgen. Je rente wordt hiermee lager en de looptijd langer.
Er zijn wel wat voorwaarden aan de BMKB verbonden. De lening moet minimaal 25.000 en mag maximaal 1,5 miljoen euro bedragen. Als de lening bedoeld is voor de financiering van een pand, dan moet minstens de helft als werkruimte gebruikt worden. De looptijd van de borgstelling is maximaal zes jaar en als de lening gebruikt wordt om een pand te financieren maximaal twaalf jaar. Voor startende ondernemers zijn er nog aanvullende mogelijkheden binnen de BMKB.
Als je gebruik maakt van deze regeling moet je wel eenmalig provisie betalen. Deze bedraagt 3,9 tot 5,85%. Meer informatie over de BMKB is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Bron:
Door Marleen Jansen, sectorspecialist gezondheidszorg bij de Rabobank

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
wet, hamer, weegschaal

Wet arbeidsmarkt in balans: nieuwe regels rond arbeidscontracten en ontslag

De regels rond arbeidscontracten en ontslag zijn vanaf 1 januari 2020 vastgelegd in de Wet arbeidsmarkt in balans. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelden Miechel Rooth (KNMT) en Heiko van Es (VvAA) wat er in de regels veranderd is voor praktijkhouders.

Wet arbeidsmarkt in balans

Door de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans is het arbeidsrecht per 1 januari 2020 ingrijpend gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op:
1. ketenregeling (aantal tijdelijk contracten)
2. oproepcontracten
3. premiestelsel WW
4. ontslagrecht
5. transitievergoeding
6. compensatieregelingen

1. Ketenregeling

De ketenregeling regelt het aantal contracten dat je kunt sluiten voordat er een vast contract ontstaat met een werknemer. Tot 1 januari 2020 mochten er maximaal drie tijdelijke contracten in twee jaar worden afgesloten. Deze keten begon opnieuw te lopen na een onderbreking van meer dan zes maanden. Sinds 1 januari 2020 geldt dat er maximaal drie tijdelijke contracten in drie jaar mogen worden afgesloten. De onderbreking van zes maanden voordat een nieuwe keten begint te lopen, is hetzelfde gebleven.

2. Oproepcontracten

Van een oproepovereenkomst is sprake als ‘de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid van een maand (nul-urencontract of een min-maxcontract) of als er sprake is van een loonuitsluitingsbeding. Er staat dan bijvoorbeeld in het contract dat een werknemer de eerste zes maanden geen loon krijgt als er geen werk is.
Als er sprake is van een oproepovereenkomst gelden er sinds 1 januari 2020 strengere regels. Je moet nu iemand minimaal vier kalenderdagen van te voren schriftelijk of elektronisch oproepen. Als je dat niet doet en iemand binnen die vier kalenderdagen oproept, dan hoeft de oproepkracht hier geen gehoor aan te geven. Ook kun je de oproep niet meer intrekken of wijzigen zonder dat je loon bent verschuldigd. Als je bijvoorbeeld iemand niet meer nodig hebt omdat patiënten op de dag van de behandeling afbellen, dan ben je toch loon verschuldigd. Je kunt dan de oproepkracht beter ander, niet-patiëntgebonden werk laten doen.
Bij een oproepbijeenkomst die langer dan twaalf maanden duurt, ben je verplicht een aanbod te doen voor een vaste arbeidsomvang gebaseerd op het gemiddelde aantal uren in de twaalf maanden ervoor. Dit geldt ook voor contracten die al voor 1 januari 2020 zijn aangegaan. Als je dit aanbod niet doet, dan kan de oproepkracht loon vorderen over de gemiddelde arbeidsomvang. De werknemer is niet verplicht om het aanbod te accepteren.

Nul-urencontract

Bij een nul-urencontract wordt de opzegtermijn voor de werknemer gelijk aan de oproeptermijn, dus vier kalenderdagen. Dat kun je voorkomen door in een contract voor een bepaalde tijd geen tussentijds opzegbeding op te nemen. Je kunt dan als werkgever ook niet tussentijds van de werknemer af.

3. Premiestelsel WW

Er is een nieuwe WW-premiestelsel. Tot 1 januari 2020 was het zo dat alle werkgevers in Nederland ingedeeld waren in sectoren. De WW-premie die je moest betalen was gedeeltelijk afhankelijk van de instroom van de werknemers uit die sector in de WW.
Met de Wet arbeidsmarkt in balans is de premie afhankelijk geworden van de soort arbeidsovereenkomst die je bent aangegaan met de werknemer. Voor flex-contracten geldt daarbij een hoge premie en voor vaste contracten een lage premie. Zo krijg je als praktijkhouder veel meer grip op de WW-premie die je betaalt.
Een flex-contract kan een tijdelijk contract zijn of een vast contract met een wisselend aantal uren (nul-urencontract of min-maxcontract). Om in aanmerking te komen voor de lage WW-premie moet sprake zijn van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een brief waarin staat dat de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst is, is onvoldoende. Kortom, er moet sprake zijn van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (of een addendum) dat door beide partijen is ondertekend. Is daar geen sprake van, dan moet de hoge premie worden betaald.

Als je een parttimer (op jaarbasis) meer dan 30% laat werken dan de contracturen, dan moet je met terugwerkende kracht toch nog de hogere premie betalen. Pas dus op met overwerk.

4. Ontslagrecht

In 2015 is er een nieuw ontslagrecht ingevoerd, omdat er rechtsongelijkheid bestond. Voor 2015 stond namelijk de kantonrechter centraal die een ontslagvergoeding kon toekennen. Dit leidde tot verschillende vergoedingen in gelijke gevallen. Als het ontslag via het UWV werd aangevraagd, kreeg de werknemer zelfs helemaal geen vergoeding.
Per 1 juli 2015 is het ontslag formeler geworden. Er zijn een aantal gronden vastgelegd op basis waarvan de werknemer ontslagen kan worden, namelijk:
a. bedrijfseconomische redenen
b. langdurige arbeidsongeschiktheid
c. frequent ziekteverzuim
d. disfunctioneren
e. verwijtbaar handelen of nalaten
f. werkweigering wegens gewetensbezwaar
g. verstoorde arbeidsverhouding
h. andere omstandigheden (zeer beperkte restgrond)

Toevoeging ‘i-grond’

Elke grond moest hierbij 100% onderbouwd zijn. In de praktijk bleek dit lastig te zijn, waardoor ontslag vaak onmogelijk was. Daarom is er nu de ‘i-grond’ aan toegevoegd. Dit komt er op neer dat je verschillende gronden mag combineren. Als er bijvoorbeeld twee gronden voor75% onderbouwd kunnen worden, kan de rechter de arbeidsovereenkomst toch ontbinden.
Bij toepassing van de ‘i-grond’ moet wel meer transitievergoeding betaald worden (maximaal 50%).

5. Transitievergoeding

Vanaf 1 januari 2020 bedraagt de transitievergoeding vanaf het begin van het dienstverband een derde maandsalaris per dienstjaar (zonder afrondingen). Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen grote en kleine werkgevers en er zijn ook geen leeftijdstoeslagen meer.
Het maandsalaris hierbij is inclusief vaste loonbestanddelen (vakantiegeld, eindejaarsuitkering, vaste toeslagen, bonus). Bij korte flex-contracten moet je nu ook een transitievergoeding betalen.

6. Compensatieregelingen

Voor de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) was het zo dat je als werkgever na twee jaar ziekte van een werknemer ontslag kon aanvragen bij het UWV. Dan hoefde je geen ontslagvergoeding te betalen. Sinds 1 juli 2015 moest een werkgever in zo’n situatie wel een transitievergoeding betalen. Veel werkgevers vonden dit onrechtvaardig, omdat ze al twee jaar loon hadden doorbetaald en vaak ook reïntegratiekosten hadden betaald. Resultaat was dat ze zo’n medewerker vaak niet ontsloegen, maar slapend in dienst hielden. De Hoge Raad heeft bepaald dat goed werkgeverschap verplicht om medewerking te verlenen aan betaling van de transitievergoeding indien de werknemer daar om verzoekt.
Vanaf 1 april 2020 kan daarom de werkgever die een transitievergoeding heeft betaald na twee jaar ziekte deze transitievergoeding (gedeeltelijk) gecompenseerd krijgen. Deze regeling geldt ook met terugwerkende kracht: als na 1 juli 2015 voor een werknemer een transitievergoeding is betaald als deze twee jaar ziek was, kan deze vergoeding alsnog teruggevorderd worden. Dit moet dan wel voor 1 oktober 2020 worden aangevraagd.

Compensatie bij staking onderneming

Als je als werkgever je onderneming staakt, moet je je werknemers ontslaan en dus een transitievergoeding betalen. Vanaf 1 januari 2021 zullen kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers) waarschijnlijk gecompenseerd worden voor de transitievergoeding die zij moeten betalen als gevolg van bedrijfsbeëindiging door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, ziekte of overlijden. Hiervoor geldt geen terugwerkende kracht. Als je dus je bedrijf wilt beëindigen vanwege ziekte of het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, kan het handig zijn te wachten tot 1 januari 2021.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Bent u voorbereid op de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans?’ door Miechel Rooth (KNMT) en Heilo van Es (VvAA) tijdens Praktijk Anno Nu.

Lees ook:
Dental HR Toolkit: voorbeelden en tips voor personeelsmanagement

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Personeel
Beste-voor-de-praktijk

Podcast: Waarom je niet altijd doet wat het beste is voor je praktijk?

Het komt nog regelmatig voor, dat ik in overleg ben met een tandarts-praktijkhouder over te nemen beslissingen in de praktijk. Denk aan het wel of niet aannemen van een nieuwe mondhygiënist, het wel of niet overstappen op een meerkamerplanning of het wel of niet uitbreiden van de praktijk.

Er is altijd de keuze om iets niet te doen en niemand verplicht je om iets wel te doen. Oftewel, als tandarts-praktijkhouder kun je elke keuze voor 100% zelf maken. Waarom worden er dan toch nog keuzes gemaakt die niet het beste resultaat voor de praktijk opleveren?Podcast door Sjoerd Kuiken.

Beluister hier de podcast of lees de tekst van de podcast van Sjoerd Kuiken hieronder.

Glazen bol

Voor alle duidelijkheid. Bij iedere (bedrijfskundige) beslissing is uiteraard vooraf niet exact te zeggen wat de impact van de beslissing is op de toekomst. Anders hadden we wel een glazen bol. Wat we wel kunnen doen is voorafgaand aan het nemen van de beslissing een goede afweging te maken. Klinkt als een open deur, maar is wel degelijk een interessante vraag als je daar verder op inzoomt. Want wat weeg je dan eigenlijk af? En waar houd je rekening mee?

Praktijksituaties

Ter verduidelijking hiervan wil ik je enkele situaties voorleggen waar ik in de afgelopen tijd tegenaan gelopen ben:

  • Praktijksituatie: “Er is een nieuwe tandarts aangenomen, die eigenlijk niet goed past in het team. De samenwerking verloopt ook niet lekker en patiënten blijken niet altijd tevreden te zijn. Maar ja, anders zou ik een lege behandelkamer hebben op dinsdag en woensdag.”
  • Praktijksituatie: “Als je mij vraagt, wat ik het liefste doe? Dan had ik gewoon weer mijn oude vertrouwde praktijk met drie behandelkamers. In plaats van dit grote pand met acht behandelkamers. Dan kan ik mij bezighouden met wat ik echt leuk vind, namelijk orthodontie.”

In beide situaties zijn in het verleden keuzes gemaakt door de tandarts-praktijkhouder, waar hij of zij op dit moment dus niet gelukkig mee is. Nogmaals, niemand heeft een glazen bol en kan de volledige consequenties overzien van een beslissing. Maar je kunt hier wel lering uit trekken. Ik ben namelijk van mening, dat het in deze situaties ontbrak aan twee dingen. Het ontbrak aan visie en durf.

Waarom een visie?

Bij elke bedrijfskundige keuze zou de afweging moeten zijn of deze wel of niet bijdraagt aan de door jou gewenste praktijk. Jouw droompraktijk moet dat stipje op de horizon zijn, waar je naartoe werkt. En elke beslissing moet jou en de praktijk dus eigenlijk dichter daar naartoe brengen.

Ik snap wel dat dit een theoretische benadering is, die niet voor 100% kan worden nageleefd. Maar zo zou het wel moeten zijn. Reden waarom dit niet lukt in praktijken is, omdat de volgende zaken ontbreken:

1. Visie ontbreekt

De tandarts-praktijkhouder heeft (nog) niet goed nagedacht over hoe zijn of haar droompraktijk eruit ziet. Of eigenlijk anders: men weet het vaak wel, maar heeft dit niet helder op papier of in gedachte uitgewerkt. Een helder stipje op de horizon ontbreekt.

2. Lange termijn afweging ontbreekt

In eerdergenoemde praktijksituatie is ervoor gekozen om de hogere kamerbezetting te stellen boven de kracht van het team. Alternatieve keuze is namelijk om tijdelijk niemand aan te nemen en nog even verder te zoeken naar een geschiktere kandidaat. Oftewel, op korte termijn een behandelkamer bezetten op dinsdag en woensdag heeft voorkeur gekregen boven het samenstellen van een goed team. De kamerbezetting is korte termijn en de team samenstelling is lange termijn.

Uitdaging is om bij iedere afweging vooral het hoogste belang te geven aan wat voor de praktijk op de langere termijn het beste is. Wat in sommige gevallen betekent, dat op korte termijn een ‘verlies’ wordt genomen of een ongemak wordt ervaren, omdat deze beslissing het beste is voor de praktijk op langere termijn. Als elke keuze op deze manier wordt afgewogen, ben je pas echt aan het bouwen aan je eigen droompraktijk.

En waarom durf?

Hiermee kom ik automatisch op mijn tweede punt, namelijk dat er naast ‘visie’ ook ‘durf’ nodig is. Het vergt namelijk enige durf om allereerst een visie uit te spreken. Met het uitspreken en kenbaar maken ervan leg je jezelf er namelijk ook op vast. Je committeert je eraan. Hoewel dit juist als positief punt gezien moet worden – en ik dit dus ook altijd adviseer om te doen – wordt het tegelijkertijd soms ook als beangstigend ervaren. Nu kunnen anderen je namelijk ergens op afrekenen. Vervolgens vergt het veel durf om een lange termijn afweging voorrang te geven boven een korte termijn oplossing.

Of denk aan de durf die er nodig is om een verkeerde beslissing terug te draaien en bijbehorend verlies te nemen. Dit is vaak voor de langere termijn het beste om te doen. Maar dat vergt dus ook wel veel ‘durf’.

Wat is het gevolg?

Het ontbreken van ‘visie’ en ‘durf’ merk je niet direct op in een praktijk. Dit komt echter snel genoeg aan het licht als blijkt dat er beslissingen worden genomen waar de praktijk op langere termijn niet beter van wordt. Handel dus bij voorkeur vanuit ‘dat stipje op de horizon’.

Dat stipje op de horizon hoeft niet een wollig verhaal te zijn. Want zo wordt het opstellen van een visie vaak ervaren en wordt er ook vaak invulling aan gegeven. Resultaat is vervolgens dat zo’n ‘wollige’ visie niets bijdraagt. De uitdaging is juist om de visie zo concreet, praktisch en eenvoudig mogelijk te houden, waarbij je als tandarts-praktijkhouder vooral je persoonlijke voorkeuren als uitgangspunt neemt. Daarvoor heeft Kuiken Praktijkmanagement een algemene vragenlijst opgesteld om tandarts-praktijkhouders hiermee op weg te helpen.

Zelf aan de slag gaan?

Wil je hiermee zelf aan de slag gaan. Stuur een mail aan sjoerd@kuikenpraktijkmanagement.nl Hij zal je een (verkorte) vragenlijst toesturen.

Door: Sjoerd Kuiken – www.kuikenpraktijkmanagement.nl
Sjoerd is gespecialiseerd in het optimaliseren van de praktijkvoering. Gericht op een hoge kwaliteit van zorg, een omgeving waar met plezier en enthousiasme wordt gewerkt en die financieel gezond is.

Lees meer over: Management, Ondernemen
Positieve reviews op Google te koop

5 tips bij een negatieve beoordeling op reviewsites als ZorgkaartNederland

Tegenwoordig zijn beoordelingen en reviews steeds belangrijker. Zo ook voor zorgverleners. Een voorbeeld is de website ZorgkaartNederland, op welk platform patiënten een waardering kunnen achterlaten over zorg die zij hebben ontvangen. Inmiddels loopt het aantal zorgverleners dat terugkomt op deze website op tot bijna 130.000. Een prima en mooi instrument; zowel voor patiënten als voor zorgverleners. Om online terug te zien dat uw werk gewaardeerd wordt is natuurlijk mooi, maar hoe zit het met uw privacy? En wat als u een ongefundeerde negatieve beoordeling op uw naam hebt staan?

Privacy van een zorgverlener

Op ZorgkaartNederland worden verschillende gegevens van een zorgverlener gepubliceerd, zoals de naam, het specialisme en de werkgever van een zorgverlener. Aan de gegevens kunnen waarderingen van de behandeling worden gekoppeld. De vereniging die de website ZorgkaartNederland exploiteert, Patiëntenfederatie Nederland, vraagt geen toestemming aan zorgverleners om deze informatie te verwerken en te publiceren. Ook worden gegevens van een zorgverlener niet zomaar op verzoek verwijderd.

ZorgkaartNederland zet zich naar eigen zeggen in voor het recht op informatie en vrije artsenkeuze voor patiënten. Omdat het voor het behartigen van haar gerechtvaardigde belangen noodzakelijk kan zijn, is de verwerking en de publicatie van de genoemde persoonsgegevens in beginsel toegestaan. Daarin wegen patiëntbelangen dus in beginsel zwaarder. Dat is echter wel begrensd. Het is namelijk niet toegestaan om iedere waardering te publiceren. Een waardering kan namelijk ongefundeerd zijn of niet gebaseerd zijn op eigen ervaringen.

Om te voorkomen dat oneigenlijke waarderingen op ZorgkaartNederland terecht komen, geldt een gedragscode, waarin regels zijn opgenomen waaraan een waardering moet voldoen. De gedragscode bevat bijvoorbeeld de regels dat in de waardering door de patiënt altijd een toelichting moet worden gegeven bij de cijfers, dat men zich dient te houden aan fatsoensnormen en dat men feiten moet beschrijven en geen vermoedens. Als de waardering niet aan de gedragscode voldoet, wordt de waardering niet geplaatst op de website, althans dat is wat ZorgkaartNederland aangeeft. Dat is dus een waarborg voor de zorgverlener.

ZorgkaartNederland handelt niet in overeenstemming met eigen gedragscode
Gebleken is dat als ZorgkaartNederland zelf de gedragscode niet volgt, een gang naar de rechter dan kan lonen. Op 9 oktober 2019 oordeelde de rechtbank Overijssel namelijk dat ZorgkaartNederland jegens een zorgverlener onrechtmatig heeft gehandeld door een waardering te plaatsen zonder (deugdelijk) te controleren of deze wel aan de gedragscode voldeed. Daarnaast heeft ZorgkaartNederland in die zaak onrechtmatig gehandeld door de betreffende waardering niet aanstonds te verwijderen nadat de betrokken zorgverlener haar wees op de waardering. Kortom, uit deze uitspraak kan worden afgeleid dat ZorgkaartNederland de waarderingen zorgvuldig dient te controleren en bij een schending van de gedragscode zo spoedig mogelijk te verwijderen, om op die manier schade bij de betrokken zorgverlener te voorkomen. Kanttekening hierbij is wel dat er hoger beroep is ingesteld, dus dat het gerechtshof er mogelijk anders over denkt.

5 tips bij een negatieve waardering

Indien u geconfronteerd wordt met een negatieve waardering op ZorgkaartNederland, waarmee u in uw belangen geschaad wordt en mogelijk schade lijdt, denk dan aan de volgende tips:

Tip 1: lees de waardering goed

Het is ten eerste van belang dat u de waardering goed leest en nagaat in hoeverre de feiten daarin kloppen. Maak daarbij goed onderscheid of het om feiten of om ervaringen van de patiënt gaat (hoe de patiënt iets heeft beleefd). Soms kan een ervaring worden gepresenteerd als een feit. Als dit onderscheid niet duidelijk is, signaleer dat dan.

Tip 2: bekijk de gedragscode van ZorgkaartNederland

De waarderingen van patiënten dienen in overeenstemming te zijn met de gedragscode. Bekijk daarom of dat zo is. Een waardering die gaat over levering van zorg van meer dan drie jaar geleden is bijvoorbeeld niet in overeenstemming met de gedragscode en kan dus om die reden in beginsel niet geplaatst worden.

Tip 3: geef een tegengeluid

ZorgkaartNederland stelt u in de gelegenheid om op een waardering te reageren. U kunt dus bijvoorbeeld aangeven dat u zich niet kan vinden in de gegeven kritiek en onderbouwen waarom u anders tegen de zaak aankijkt. Let daarbij wel op dat u het feitelijk houdt, professioneel en redelijk blijft in uw reactie. Ga dus niet in de (tegen)aanval. Tevens is het belangrijk dat u daarin binnen de kaders van uw beroepsgeheim blijft.

Als u van mening bent dat de waardering in strijd is met de gedragscode dan is het raadzaam dit zo spoedig mogelijk aan ZorgkaartNederland te melden. In dat geval dient de waardering namelijk kritisch te worden bekeken en in sommige gevallen aanstonds verwijderd te worden door ZorgkaartNederland. Dit bericht aan ZorgkaartNederland kan gecombineerd worden met een inhoudelijke reactie op de waardering. Als dat te kort dag is, kunt u ook aangeven dat uw verdere inhoudelijke reactie nog zal volgen.

Tip 4: verzoek een rectificatie

Bij een profiel van een zorgverlener op ZorgkaartNederland kan worden aangegeven dat in het verleden ongefundeerde (oneigenlijke) waarderingen zijn geplaatst door patiënten. Als dit dus het geval is, wordt aangeraden hiertoe een verzoek aan ZorgkaartNederland te doen. Daardoor kunt u ervoor zorgen dat bezoekers die de ongefundeerde waardering hebben gezien bij een nieuw bezoek geïnformeerd worden over het oneigenlijke karakter van die waardering.

Tip 5: juridische stappen

Indien u vermoedt dat ZorgkaartNederland onrechtmatig heeft gehandeld door een ongefundeerde waardering te laten staat en u hierdoor schade lijdt, dan staat de weg naar de rechter in beginsel open. Het ligt wel aan de specifieke situatie of dat ook uitkomst zal bieden. De procedure bij de rechtbank Overijssel laat zien dat reviewwebsites als ZorgkaartNederland zich niet alles kunnen veroorloven en dat zorgaanbieders daar in rechte tegen kunnen opkomen.

Door:
Elize Breugem en Carolien van den Ham , advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs Eldermans|Geerts

Lees meer over: Communicatie, E-health, Kennis
Podcast: De kracht van reflectie

Podcast: De kracht van reflectie

Reflecteren is één van de belangrijkste vaardigheden die je als praktijkeigenaar of  praktijkmanager onder de knie moet hebben. Het helpt je groeien in je functie maar ook als persoon.

Wat is reflecteren precies en hoe doe je dit? Hierover vertelt Anna Berends in haar podcast.

 

Podcast door: Anna Berends van Loenen.

Lees meer over: Kennis, Management, Ondernemen

Shared decision making: een continu proces

Binnen de WGBO wordt ‘informed consent’ aangescherpt tot door ‘shared decision making’. Agatha Hielkema van de VvAA legde op Mondzorgpraktijk Anno Nu uit wat dit inhoudt en wat de gevolgen hiervan zijn voor mondzorgverleners.

Veranderingen binnen WGBO

Per 1 januari 2020 vinden er veranderingen plaats binnen de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Een van deze veranderingen is dat de eis van ‘informed consent’ wordt aangescherpt tot ‘shared decision making’. Deze verandering geldt voor de hele gezondheidszorg. Eigenlijk wilden politiek en veldpartijen verschillende wetten met betrekking tot de gezondheidszorg samentrekken tot één mammoetwet. Omdat dit op veel bezwaren stuitte, is uiteindelijk besloten om dit niet te doen, maar om wel bestaande wetgeving uit te breiden en aan te passen, waaronder de WGBO. Alle doorgevoerde veranderingen zijn gericht op versterking van de positie van de patiënt.

Behandelingsovereenkomst

De behandelingsovereenkomst is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Uitgangspunt hierbij is dat twee partijen met elkaar een overeenkomst aangaan. De zwakkere partij wordt hierin een bepaalde mate van bescherming geboden. Bij een behandelingsbijeenkomst is die zwakkere partij de patiënt.
Een overeenkomst komt tot stand door wilsovereenstemming. Het is daarbij niet alleen van belang wat er op papier staat, maar ook wat de bedoeling is geweest van beide partijen. Dit geldt voor algemene overeenkomsten. Voor de behandelingsovereenkomst zijn veel verplichtingen dwingend vastgelegd in de wet.

Van informed consent naar shared decision making

Bij informed consent kwam de hulpverlener met een behandelplan, dat hij voorlegde aan de patiënt. De patiënt moest ook worden geïnformeerd over risico’s, alternatieven en alles wat de patiënt over de behandeling moest weten, maar ten opzichte van de nieuwe regeling lag het voorstel en initiatief meer bij de zorgverlener.
Daar zit echter een wat ongelijke verhouding in. Daarom wordt de wilsovereenstemming nu verder uitgewerkt in shared decision making. In essentie gaat het daarbij nog steeds over die wilsovereenstemming, maar wat er tussen de zorgverlener en de patiënt besproken moet worden is aangevuld. De tekst van de wet is op dat punt nu uitgebreider en aangescherpt.

Passend bij bevattingsvermogen

De hulpverlener moet informatie verstrekken die passend is bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Je moet hiermee rekening houden bij kinderen, oudere mensen en mensen met een beperking, maar ook bij mensen die ‘compos mentis’ zijn. Omdat voor volwassenen tandzorg geen verzekerde zorg is onder de zorgverzekeringswet, speelt de factor geld ook een rol. Ook mensen met een smalle beurs moeten kunnen overzien wat de voor- en nadelen zijn van de keuze die zij moeten maken over hun eigen mondgezondheid.
De zorgverlener heeft een verplichting om er voor te zorgen dat de informatie passend is. Je moet het gevoel hebben dat je boodschap overkomt. Folders en patiënteninformatie kunnen ter ondersteuning worden meegegeven of digitaal worden aangeboden.

Dialoogmodel

Je moet zo veel mogelijk met elkaar in gesprek zijn op basis van wederzijds vertrouwen, zodat de patiënt zijn medewerking aan de behandeling kan en durft te verlenen.
Wat echter vaak voorkomt is dat een patiënt de behandeling niet voortzet, soms zonder de tandarts hiervan bericht te geven. Patiënten die de behandeling niet voortzetten moeten zijn geïnformeerd wat dat voor hun mondgezondheid kan betekenen.

Checklisten

Wat moet er aan de orde komen bij shared decision making? Er zijn verschillende checklisten die een hulpverlener kunnen helpen om te kijken of je alle onderdelen goed in beeld hebt, onder andere van de KNMT. De volgende zes punten moeten aan de orde komen.

1. Hulpvraag vaststellen

Welke situatie geeft aanleiding tot de behandeling, wat is de initiële hulpvraag? Een hulpvraag is als een patiënt een afspraak maakt of terugkomt voor een reguliere controle. Het is onvoldoende om te zeggen dat wat de patiënt vraagt, de hulpvraag is. Er kan altijd al een historie zijn. Ook kun je er tijdens je onderzoek achter komen dat er iets aan de hand is waar de patiënt nog geen weet van heeft. De hulpvraag kan en moet zo nodig dus aangevuld worden door de mondzorgverlener.

2. Welke scenario’s zijn er?

Je moet altijd bespreken welke scenario’s er zijn. De beste oplossing voor de mondgezondheid kan bijvoorbeeld te duur zijn of lastig uit te voeren bij angstige patiënten. Hier is veel informatie over uit te wisselen. Vertel duidelijk wat de verschillende stappen in de behandeling zijn. Je moet je afvragen in hoeverre een patiënt de verschillende mogelijkheden kan overzien, terwijl hij zich afvraagt wat het allemaal gaat kosten. Omdat de patiënt het zelf moet betalen, speelt geld een belangrijke rol. Je moet je afvragen waar hij meer aan heeft: de perfecte, maar erg dure oplossing of de ‘second best’ oplossing die hij wel kan betalen.

3. Schriftelijke of elektronische informatie

De patiënt moet schriftelijke informatie kunnen krijgen. Volgens de nieuwe WGBO mag dit ook elektronische informatie zijn; je mag dus ook een folder per e-mail naar de patiënt sturen.

4. Schriftelijke informatie op verzoek

De patiënt moet geïnformeerd worden over de tarieven. Bij een behandeling die meer kost dan 250 euro, moet hij een begroting krijgen.

5. Alles begrepen?

Je moet zo veel mogelijk aansluiten bij het bevattingsvermogen van de persoon in kwestie. Als dat niet mogelijk is, dan moet de wettelijk vertegenwoordiger toestemming geven.
Een jongere van 16 jaar of ouder die wilsbekwaam is, mag zelfstandig de behandelingsovereenkomst aangaan, ook als de ouders de behandeling moeten betalen. Die jongere moet ook toestemming geven als er iemand bij de behandeling aanwezig is en ook als je in het dossier een contactpersoon wilt noteren. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar gelden specifieke regels voor toestemming voor de behandeling.

6. Gezamenlijke besluitvorming en toestemming

Een patiënt mag zijn toestemming voor een behandeling later weer intrekken. Bij een behandeling in delen waarbij al kosten gemaakt zijn, moet de patiënt de gemaakte kosten dan wel betalen. Als je denkt dat een patiënt mogelijk wil afhaken, doe je er goed aan hem hier op te wijzen.
Bij kinderen onder de 16 jaar is toestemming van beide met gezag belaste ouders nodig.

Conclusie

Shared decision making is een continu proces. Je moet goede zorg blijven aanbieden, ook als de patiënt de behandeling niet afmaakt of niet goed nakomt. Als bijvoorbeeld een patiënt niet goed poetst, moet je hierover steeds opnieuw in gesprek gaan.
Je moet je ook steeds afvragen of je nog toestemming voor een behandeling hebt. Je moet telkens opnieuw de situatie bespreken, benoemen wat je aantreft en dat noteren. Die continuïteit is de belangrijkste wijziging die uit de wetswijziging voortvloeit.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Shared decision making, de nieuwe WGBO-eis’ door Agatha Hielkema tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Agatha Hielkema is senior jurist Gezondheidsrecht bij VvAA Juridisch Advies en Rechtsbijstand.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Wet- en regelgeving
website

Wat kunnen mondzorgwebsites leren van internetgiganten?

Een goede website wordt steeds belangrijker, ook voor tandartsen, orthodontisten, mondhygiënisten en andere mondzorgprofessionals. Maar wat maakt een site goed? Internetgiganten weten dit als de beste. Wat kunnen tandheelkundewebsites van hen leren?

Een goede website is belangrijker dan ooit, omdat we (en ook uw toekomstige patiënten) steeds meer gebruik van internet. Dat heeft echter een negatief effect: patiënten verwachten steeds meer van een website. Is deze niet zo mooi en gebruiksvriendelijk mogelijk? Dan klikt de patiënt direct weg. Dit gebeurt in 70% van alle bezoeken aan mondzorgwebsites. Iedereen wil de aandacht van zijn doelgroep zo lang mogelijk vasthouden, wat de afgelopen jaren heeft geleid tot een heuse aandachtoorlog.

Trucjes

Internetgiganten zoals Bol.com, Zalando en Coolblue voeren deze oorlog op het hoogste niveau. Wil je overleven? Dan doe je er goed aan naar hen te kijken. Maar wat is het dan wat zij zo goed doen? De grote truc: laat de bezoeker zo min mogelijk nadenken en nog minder doen. Bezoekers willen zo snel en gemakkelijk mogelijk hun doel bereiken op een website. Internetgiganten helpen ze daarbij met slimme trucjes. Hier zeven voorbeelden:

1. Ze laten zien hoe snel een dienst of product geleverd kan worden
2. Ze laten zien hoe vaak een product is beoordeeld
3. Ze laten zien hoe een product is beoordeeld
4. Ze laten de prijs van een dienst of product zien
5. Ze laten (gedetailleerde) foto’s zien
6. Ze geven een duidelijke omschrijving van elk product of dienst
7. Ze laten zien hoe snel de bezoeker zijn doel kan hebben bereikt

Niet al deze trucjes zijn één-op-één toe te passen op elke mondzorgwebsite , maar we kunnen er wel van leren. Door zo veel mogelijk van deze trucs toe te passen op jouw website, krijg je een nieuwe patiënt zo snel mogelijk in je praktijk. Als ze daar eenmaal zijn, kun je al je investeringen in je website gaan terugverdienen.

10 obstakels voor bezoekers

Dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Bezoekers komen nog te vaak obstakels tegen wanneer ze door een praktijkwebsite navigeren. Hier enkele veel voorkomende obstakels:

1. Het fysieke adres of telefoonnummer is niet direct zichtbaar op mobiele apparaten zonder dat er ergens op geklikt moet worden
2. ‘Behandelingen’ worden ‘diensten’ genoemd, wat voor onduidelijkheid kan zorgen
3. Verschillende soorten behandelingen zijn verborgen onder een ‘behandelingen’-knop of -menu
4. Het is op de hoofdpagina lastig te zien wat de onderscheidende kwaliteiten van een praktijk zijn
5. Belangrijke behandelingen zijn vaak weggestopt onderin menu’s
6. Websites gaan er vanuit dat bezoekers de terminologie kennen
7. Belangrijke informatie vergt veel scrollen op mobiele websites
8. Contactformulieren vereisen meer informatie/gegevens dan noodzakelijk
9. (Google) recensies zijn niet duidelijk zichtbaar op de site, als ze er al zijn
10. Websites proberen iedereen aan te spreken, waardoor ze niemand optimaal aanspreken

Een betere website in 5 stappen

Een website optimaliseren kan een geld- en tijdrovend proces zijn wat je in veel gevallen vaak het beste aan de experts kan overlaten. Er zijn echter een paar relatief simpele stappen waarmee je je website een echte boost kunt geven en veel obstakels kunt wegnemen.

1. De vijf-seconden test

Binnen vijf seconden moet een bezoeker de belangrijkste info op jouw site kunnen zien. Dat betekent dat je adres, telefoonnummer, contactknop, belangrijkste behandelingen en recensies allemaal zichtbaar moeten zijn zonder dat de bezoeker hoeft te scrollen.

2. Contactknop

Van het rijtje hierboven is de contactknop een van de belangrijkste onderdelen. Via je contactknop verander je websitebezoekers immers in patiënten in je praktijk. Zorg daarom dat deze opvalt en zich altijd in de rechterbovenhoek van je site bevindt. Dit is de plek waar onze ogen automatisch naartoe bewegen.

3. Behandelingen, geen diensten

Kerken bieden diensten aan, jij biedt mondzorg behandelingen van hoog niveau aan. Verban het wordt ‘diensten’ dan ook van je website. Zorg er daarnaast voor dat je je belangrijkste behandelingen (degene waar je het beste in bent of het meeste aan verdient) een prominente plek op je site geeft, in plaats van ze te verstoppen in een menu.

4. Contentrijke behandelingspagina’s

Je behandelingspagina’s zouden het kroonstuk van je website moeten zijn. Hier kun je laten zien hoe goed je praktijk is in het vullen van caviteiten of plaatsen van kronen. Laat het dan ook zien! Plaats hier goede ervaringen van eerdere patiënten, voor-en-na-foto’s, animaties, video’s. Wees maar trots op je werk.

5. Laat maar zien hoe goed je bent

Als de praktijk echt goed werk doet, zul je positieve reacties krijgen. Wees vooral niet bang om deze reacties te delen. Heb je goede recensies op Google, Facebook of je eigen site? Geef ze dan een prominente plek op je website. Hetzelfde geldt voor prijzen, certificaten of onderscheidingen die je met je praktijk hebt binnengesleept. Laat maar zien hoe goed je bent.

Het digitale tijdperk neemt vele uitdagingen met zich mee, maar met deze tips heb je een goede wapenuitrusting in de oorlog om de aandacht van de consument.

Bron:
Shaz Menon op Dentistry.co.uk

Lees meer over: Communicatie, Ondernemen

Tuchtrecht: waarschuwing wegens niet met vereiste bekwame spoed handelen na tanduitval

Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft een tandarts een waarschuwing opgelegd nadat deze niet met de vereiste spoed handelde na de uitval van een blijvende tand. Er zat te veel tijd tussen het bellen na het verlies van de tand en de behandeling.

Situatie

De klacht was afkomstig van een ouder van zijn minderjarige zoon. Deze patiënt was gevallen en had daarbij een blijvende voortand verloren. Vijf minuten daarna heeft zijn moeder de spoedgevallendienst gebeld, waarna de telefonist een spoedmelding aanmaakte en zei dat de moeder door de tandarts gebeld zou worden. De moeder bewaarde de tand intussen in een glas melk.
Nadat de tandarts 39 minuten later nog niet had gebeld, heeft de moeder nogmaals gebeld met de spoedgevallendienst. Ongeveer 10 minuten daarna ontving de tandarts een melding op het semafoonnummer, waarna hij haar heeft gebeld. De patiënt kon een uur later naar de praktijk komen. Eerder was niet mogelijk omdat zijn assistente van ver moest komen en niet veel eerder op de praktijk kon zijn. Uiteindelijk werd de tand teruggeplaatst en een spalk geplaatst.

Klacht

De klager verwijt de beklaagde dat de tandarts niet heeft gereageerd naar aanleiding van het eerste gesprek tussen moeder en spoedgevallendienst. Ook verwijt de klager de tandarts dat er een te grote tijdspanne zat tussen het verlies van de tand, het bellen door de tandarts en het tijdstip waarop de patiënt in de praktijk mocht komen. De tandarts zou daarmee in strijd hebben gehandeld met de KNMT-praktijkrichtlijn “Opvang tandheelkundige zorg buiten praktijkuren”.

Beoordeling

Het gaat er bij deze beoordeling niet om of de verweerder beter had kunnen handelen, maar of hij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuiting is gebleven. Hoewel de tandarts zei dat hij niet eerder dan hij de moeder heeft gebeld de melding heeft gekregen op de semafoon, is de oproep wel eerder verstuurd. Aangezien niet vastgesteld kan worden of de eerste oproep daadwerkelijk de tandarts heeft bereikt, werd dit buiten beschouwing gelaten.
Bij het uitvallen van een tand is het belangrijk om de tand zo snel mogelijk terug te plaatsen. Gelet hierop had de tandarts, aldus het tuchtcollege, de patiënt sneller naar de praktijk moeten laten komen. De tandarts had zonder assistente al kunnen beginnen met de behandeling. Het spalken had eventueel later kunnen worden gedaan. Als de tandarts echt niet zonder de assistente iemand kan behandelen, is het zijn verantwoordelijkheid dat er tijdens diensturen dan ook altijd een assistente aanwezig is.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle heeft de klacht gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd.

Bron: overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrechter

Tandarts krijgt waarschuwing van tuchtrechter na uitschrijven patiënt

Afgelopen oktober deed de tuchtrechter in Zwolle uitspraak in een zaak tussen patiënt en tandarts. De tandarts werd aangeklaagd om het feit dat hij de patiënt zonder waarschuwing uitschreef en deze slecht behandeld heeft. De patiënt werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld en de tandarts kreeg een waarschuwing.

Situatie

De patiënt (klager) stond vanaf juli 2017 ingeschreven bij de tandarts (beklaagde). Op 12 juli 2017 werd een behandelplan en kostenoverzicht opgesteld. Daarin werd voor de bovenkaak voor €1372,05 aan behandelingen en voor de onderkaak voor €4200,04 aan behandelingen vastgelegd. Er zouden onder andere kronen gezet worden, cariës behandeld worden met composiet en tandsteen verwijderd worden. Tenslotte werd voor een frame voor de onderkaak een bedrag van € 801,20 begroot.

In september en oktober werd een groot deel van de behandelingen uitgevoerd. In november ontstond er vervolgens onenigheid over de betaling van de behandeling. Na menig mailcontact was de tandarts van mening dat de patiënt de betaling wilde vertragen. In december schreef de tandarts het volgende: “Aangezien u zich niet aan de afspraken hebt gehouden en niet binnen de gestelde termijn uw achterstand hebt voldaan, schrijf ik u bij deze uit in onze praktijk. Zo kan ik niet de zorg en de verantwoordelijkheid dragen.”

De patiënt week uit naar een andere tandarts voor de rest van zijn behandelingen. Deze tweede tandarts liet in april 2019 het volgende weten: “De brug is niet goed passend op de elementen waardoor er bij alle elementen cervicale cariës te vinden is. Daarom heb ik de brug verwijderd en ben ik het volgende tegengekomen: onder de brug er was geen opbouw gemaakt van composiet waar te nemen.”

Klacht

Op basis hiervan klaagde de patiënt de tandarts aan. De officiële aanklacht betrof onzorgvuldige en onvolledige behandeling. De patiënt had pijn geleden en er is gebleken dat er geen goed aansluitende brug was en dat er geen behandeling met composiet heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de patiënt kosten moeten maken voor de rest van zijn behandeling en is deze zonder geldige reden uitgeschreven uit zijn praktijk.

Beoordeling

Ten eerste geeft het college in haar beoordeling aan dat pijn leiden inherent is aan de behandeling van gebitsproblemen, en dat deze klacht dus niet gegrond is. Daarnaast geeft het college aan dat de uitspraak van de tweede tandarts onvoldoende bewijs biedt dat deze problemen veroorzaakt werden door nalatige behandeling van de originele tandarts. Bovendien was de periode tussen behandelingen (1,5 jaar) te lang om met zekerheid te kunnen zeggen dat de extra gemaakte kosten te verhalen zijn op de originele tandarts.

De aanklager werd op sommige punten wel in het gelijk gesteld. Zo kon de tandarts niet aannemelijk maken dat de elementen 33-43 met composiet zijn behandeld. Die behandeling stond niet vermeld op de patiëntenkaart. Vermelding op een begroting van een behandelplan achtte het college onvoldoende.

Tenslotte oordeelde het college dat de uitschrijving van de patiënte onvoldoende gegrond was en dat deze niet zonder waarschuwing had mogen plaatsvinden. Bovendien had de tandarts moeten helpen met het behandelen of doorverwijzen van de patiënt totdat deze een nieuwe tandarts had gevonden.

Uitspraak

De patiënt werd dus gedeeltelijk in het gelijk gesteld. De tandarts had zijn behandelingen en de kosten beter moeten communiceren en had de uitschrijving van de patiënt bij zijn praktijk beter moeten afhandelen. Het college hield er rekening mee dat de tandarts voor het eerst in aanraking kwam met de tuchtrechter legde deze een waarschuwing op.

Bron:
Overheid.nl 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
recht

Tuchtrecht: berisping wegens onvoldoende informatievoorziening, onjuistheden op patiëntenkaart en declaratiegedrag

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft een aanklacht tegen een tandarts deels gegrond verklaard. De patiënt klaagde de tandarts aan wegens een gebrek aan voldoende informatieverstrekking, het stellen van een onjuiste diagnose, het opstellen van een onjuiste verklaring, en het onjuist declareren.

Situatie

De klager had bij de verweerster een intakegesprek voor een gebitsbehandeling. Nadat de staat van het gebit van de patiënt was besproken en gipsmodellen en röntgenfoto’s waren gemaakt, werd een behandelplan opgesteld. Hierin staan verscheidene mondhygiëne en endodontische behandelingen, restauraties en extracties vermeld. Het behandelplan is schriftelijk bevestigd door de tandarts, maar het informed consent heeft de patiënt niet teruggestuurd.

De behandeling werd een maand later deels uitgevoerd en in rekening gebracht. De klager reageerde op de nota’s dat meer ingrepen in rekening waren gebracht dan uitgevoerd. Hierop werden de nota’s uiteindelijk verminderd.

Klacht                                                                                                                                                              

De klager verwijt de verweerster vier dat verweerster:

  • voor en na de behandeling onvoldoende informatie heeft verstrekt;
  • een onjuiste diagnose heeft gesteld of een onjuiste behandeling heeft gegeven;
  • een onjuiste verklaring of rapport heeft opgesteld;
  • onjuist heeft gedeclareerd.

Beoordeling

Het gaat er bij deze beoordeling niet om of de verweerster beter had kunnen handelen, maar of ze binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuiting is gebleven. Hoewel voor en na de behandeling informatie is verstrekt aan de klager over de behandeling, heeft de verweerster niet het volledig medisch dossier verstrekt op verzoek van klager. Daarmee heeft zij de klager niet voldoende geïnformeerd, dus het eerste klachtonderdeel is gegrond.

Het tweede klachtonderdeel is ongegrond omdat niet is vastgesteld dat er een onjuiste diagnose of behandeling is geweest.

De verweerster heeft toegegeven dat bepaalde verrichtingen niet zijn uitgevoerd maar wel zijn gedeclareerd. Dit betreft een onjuiste rapportage aan de patiënt en zodoende is het derde klachtonderdeel gegrond.

Tenslotte is ook het laatste klachtonderdeel gegrond omdat de tandarts verschillende en substantiële bedragen te veel heeft gedeclareerd.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft besloten om de verweerster een berisping op te leggen.

Bron:
Overheid.nl 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tweede kamer (Ont)regel de zorg trage maar gestage vooruitgang

(Ont)regel de zorg: trage maar gestage vooruitgang

Met het initiatief (Ont)regel de zorg probeert het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo veel mogelijk regels in de zorg te schrappen of versimpelen. Het uiteindelijke doel van het initiatief is ervoor zorgen dat zorgverleners minder tijd kwijt zijn aan het bijhouden en uitvoeren van regels, en meer tijd hebben te besteden aan de patiënten.

Kleine stapjes

Het doel is mooi, maar de uitvoering blijkt lastig. Veel vooruitgang is er nog niet geboekt sinds (Ont)regel de zorg 11 juli 2019 werd aangeboden aan het Ministerie van VWS. Toch zijn er kleine stapjes in de goede richting te ontdekken. Uit een tussentijds onderzoek van VvAA blijkt dat tandartsen het afgelopen jaar een klein beetje minder regeldruk ervaarden en dat ze iets minder tijd kwijt waren aan regelgeving. Het effect is tot dusver echter minimaal.

KNMT-voorzitter Wolter Brands ziet nog veel ruimte voor verbetering. Hij wil echt een verschil gaan maken: ‘Daarom blijven wij hard trekken aan de 9 punten uit de schrap- en verbeteragenda voor de mondzorg die we eerder dit jaar samen met onze leden en belanghebbenden zoals zorgverzekeraars en toezichthouders hebben opgesteld.’

Schrapagenda

Als onderdeel van het initiatief stelde de KNMT 9 punten op die verbeterd kunnen worden binnen de mondzorg . Zo werd er onder meer kritisch gekeken naar de regels omtrent het aanvragen van machtigingen bij zorgverzekeraars, de prijslijst van tandtechnische prestaties en het stickeren van steriele instrumenten.

Rol KNMT

In de brief die Minister De Jonge onlangs aan de Tweede Kamer stuurde wordt de KNMT beroepsorganisatie nadrukkelijk genoemd als initiatiefnemer van een agenda voor het schrappen van regels in de mondzorg. Daarnaast werd de KNMT – net als alle andere zorgverleners en patiënten die een bijdrage leveren het programma – in de brief bedankt voor hun inzet.

Bron:
KNMT

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Keuze BV, vof, maatschap of eenmanszaak

BV, vof, maatschap of eenmanszaak, wat is wijsheid?

Vaak zien we in de praktijk dat er geen aandacht is voor de keuze van een rechtsvorm. Van oudsher wordt maar snel een maatschap gevormd als er meerdere eigenaren in het spel zijn. Of als iemand alleen de praktijk draait, wordt er gekozen voor een eenmanszaak. Toch is het wel degelijk een zeer belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering geworden.

De veranderende economie, het risico van aansprakelijkheden, meer scheiding tussen privé en zakelijk zijn maar een paar factoren die de afgelopen jaren steeds meer hun stempel drukken op de bedrijfsvoering. Deze factoren beïnvloeden dan ook de keuze in een passende rechtsvorm.

Veel adviseurs baseren het keuze advies vaak alleen maar op de fiscale wetgeving. Wil je echter de juiste keuze maken, dan vinden wij dat u ook moet kijken naar factoren als levensfase van de ondernemer, de plannen voor de toekomst, uitbreiding of overdragen, eigen pand, pensioenopbouw etc etc. Dit alles bepaalt dan uiteindelijk de keuze die misschien niet fiscaal het meest optimale is, maar wel het beste past.

Fiscale aspecten

Om toch te beginnen met het fiscale aspect. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar wat er wordt verdiend (lees winst) en of een combinatie van loonbelasting en dividendbelasting beter uitvalt. Als eenmanszaak of vennoot/maat heb je recht op zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling. Dit drukt de belastingdruk aanzienlijk.

Een voordeel van een BV is dat niet de gehele winst direct belast hoeft te worden met inkomstenbelasting. Als je een BV hebt wordt er namelijk maandelijks een loonstrook gemaakt voor een bepaald salaris. Het restant van de inkomsten die de praktijk genereert, wordt dan benut om de andere kosten te dekken, zoals overig personeel, huisvesting, auto etc. Het bedrag dat dan als winst overblijft is maar belast met 20% vennootschapsbelasting.

Op dit moment is de winst in de BV nog geen privé geld (de BV is eigenaar ervan!). Om de winst naar privé te halen moet er 25% dividendbelasting over betaald worden. Per saldo kan dit dus wel een voordeel opleveren maar dat geldt dan alleen voor de hogere inkomens. Tevens blijkt elk jaar met Prinsjesdag dat de tarieven wel worden aangepast. Dus is het maar de vraag welk voordeel elk jaar behaald kan worden.

Toch kan het een goede reden zijn om een BV-constructie te kiezen. Je bent namelijk niet verplicht om dividend uit te keren. Het geld kan ook in de BV blijven staan om te gaan dienen als investeringsgeld in een pand, hypotheek te verstrekken aan de ondernemer of diens familie of bijvoorbeeld als pensioen.

Pensioen

Om gelijk maar met het laatste door te gaan, het pensioen. In de media is de laatste tijd steeds meer aandacht voor pensioenen. Men spreekt van een pensioenakkoord: pensioenen worden gekort omdat de dekkingsgraden te laag zijn, er een hogere AOW-leeftijd is, etc etc. Dit alles duidt erop dat je als ondernemer ook steeds meer rekening moet gaan houden om op de een of andere manier een pensioen te regelen. Dit is wat ons betreft ook een belangrijk onderdeel voor de keuze van een ondernemingsvorm.

Iemand die verschillende polissen heeft afgesloten, heeft geen behoefte om nog iets te regelen. Daarentegen, iemand die geen polissen heeft en wel wat wil regelen heeft wel de behoefte om hierover na te denken. Dan kan de keus van de rechtsvorm dus ook een belangrijk onderdeel zijn. Wel moet daarbij de kanttekening gemaakt worden dat de richtlijnen voor pensioenen in eigen beheer steeds worden aangepast. Maar pak het dan op in een breder perspectief.

In een BV vorm kan je dus een deel van de inkomsten laten staan in de BV. Dit geld kan dan geïnvesteerd worden in bijvoorbeeld een nieuwe praktijk. Wanneer de praktijk wordt verkocht, kan worden bedongen dat de koper het pand gaat huren waardoor je maandelijks inkomen genereert. Natuurlijk gelden hier ook allerlei regels voor en moet goed gekeken worden naar de plannen van de regering met de box 3 heffingen, maar het toont wel aan dat er mogelijkheden zijn. Deze constructie met een bedrijfspand, kan ook met recreatief onroerend goed in binnen- en buitenland. Wel moet altijd beoordeeld worden wat de beste constructie is.

Samenwerken

Dan een heel ander aspect: samenwerken. In de adviespraktijk zijn we het liefst bezig om mensen verder te helpen met het realiseren van hun droom. Echter helaas komen we te vaak cases tegen waarbij we als mediator moeten gaan werken om een stukgelopen samenwerking te ontmantelen. En dat is jammer. Door op het moment van samenwerken goed na te denken over de bedrijfsstructuur kan er veel werk en geld worden bespaard in de toekomst.

Terugkomend op een BV structuur. Als de praktijk gevoerd wordt vanuit een BV en de eigenaren een eigen holding daarboven hebben, is het voordeel dat er duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden over bijvoorbeeld vergoedingen. De meeste ruzies ontstaan doordat de privé omstandigheden van een ieder dusdanig verschillend zijn waardoor andere uitgave patronen ontstaan. Eén van de voorbeelden: de een wil een fiets en de ander een dure auto op de zaak.

Om deze discussie – en dus onrust – te voorkomen adviseren wij te allen tijde af te spreken om alle privé gerelateerde uitgaven in de holdings te houden en de praktijk zuiver te houden in een aparte BV. Maak tevens gebruik van een gedegen aandeelhoudersovereenkomst waarin alle taken en vergoedingen worden vastgelegd. Dit is maatwerk en kost in aanvang tijd maar levert zoveel voordeel op, want 99% van de discussies is al besproken en dus kan iedereen zich focussen op de werkmaatschappij en zijn eigen privé situatie (balans tussen privé en zakelijk).

Levensfase

Bij samenwerken speelt vaak ook de levensfase waarin de ondernemer zich bevindt een belangrijke rol. Iemand van 50 jaar, gehuwd met kinderen, die gaat samenwerken met een vrijgezel van 25 heeft duidelijk te maken met verschillende levensfases. Dan biedt de beschreven structuur van werkmaatschappijen met holdings een gedegen thuisbasis. Ook kan dit dan een zeer succesvolle basis zijn om uiteindelijk de praktijk te verkopen en van een welverdiend pensioen te gaan genieten. Want het verkopen van aandelen is onbelast voor de holding die het verkoopt. Er ontstaat dan direct een pensioenpot.

Overdragen aan kinderen

Samenwerken kan ook breder getrokken worden. Er bestaan namelijk nog steeds fiscale regels voor fiscaal gunstig overdragen van een onderneming aan kinderen. Dit is een duidelijke motivatie om te kijken naar de organisatiestructuur. De overheid heeft namelijk hiervoor zeer veel regels opgesteld waardoor het noodzakelijk is om zeker tien jaar van tevoren hierop al voor te sorteren.

Aansprakelijkheid

Dan tot slot aansprakelijkheid. Ook dit heeft weer twee kanten. Ten eerste de thuissituatie, vaak zien wij dat de partner van de ondernemer ‘angstig’ reageert op het ondernemerschap. De keuze van de juiste rechtsvorm kan rust creëren waardoor de ondernemer beter kan focussen op de bedrijfsvoering. Kanttekening die geplaatst moet worden, is dat er altijd risico’s blijven bestaan aan ondernemerschap. Maar als de regels worden gevolgd, dan kun je ze minimaliseren.

Ook regels van de overheid hebben effect op de aansprakelijkheid. Elke praktijk heeft personeel nodig. Hieraan kleven steeds meer risico’s. Dit zit vooral in situaties waarin een medewerker (langdurig) ziek wordt en er een doorbetalingsverplichting ontstaat. Dit kan een groot financieel risico zijn. Om dergelijke risico’s dan in eerste instantie niet privé door te laten werken, is de keuze van de organisatiestructuur essentieel.

Samengevat

Samengevat kan men concluderen dat de veranderende markt de ondernemer noodzaakt om ook steeds te beoordelen of de organisatiestructuur niet aangepast moet worden. Zoals blijkt is de keuze van structuur niet eenduidig vast te stellen en een stuk maatwerk. Schakel dan ook altijd de juiste adviseurs hiervoor in. Misschien kost het wat geld, maar het levert je zeker geld en rust op waardoor de balans tussen zakelijk en privé behouden blijft.

Door:
Raymon Bots Raymon Bots, mede-eigenaar van InAccount voor belastingzaken, administratie en advisering.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Investeerders in de mondzorg

Investeerders in de mondzorg

Na eerdere consolidatie in de tandheelkunde, leidend tot ‘de grote twee’, DentConnect en Dental Clinics, zijn steeds meer investeerders actief in de mondzorg.

Vooral de verkoop van de moedermaatschappij van DentConnect, voor naar schatting 16x het brutobedrijfsresultaat (vóór rente, afschrijving en belasting), heeft menig investeerder doen watertanden. Deze keten bevindt zich momenteel overigens in zwaar weer. De gemaakte prognoses worden (voornamelijk in Nederland) niet gehaald. Daarnaast hebben de eigenaren geld bij moeten leggen vanwege liquiditeitsproblemen. Voorzichtigheid is dus wel degelijk geboden.

Beweging in de markt

Maandelijks worden wij gebeld door overnamespecialisten, afgevaardigden van investeringsmaatschappijen of andere personen zonder Tandheelkunde-diploma met de intentie om tandartspraktijken over te nemen en samen te voegen. Zij zijn dan op zoek naar een netwerk van tandartsen, naar expertise en/of financiering.
Begin dit jaar bood een stagiair uit Londen mij €200 voor een interview van een half uur (te ontvangen via PayPal of Amazon, het liefst binnen 2 dagen). Hij was bezig met het doen van marktonderzoek, waarbij een artikel van mijn hand voorbij kwam. Hij was benieuwd naar overnameprijzen in de markt, de houding van tandartsen ten opzichte van ketens en had nog een paar andere uitgekauwde vragen. Ik heb vriendelijk voor de eer bedankt.
Natuurlijk is dit maar één kant van de spreekwoordelijke medaille. Schaal is noodzakelijk om het hele scala aan mondzorg te kunnen bieden, te kunnen blijven voldoen aan wet- en regelgeving en de kosten van de zorg in bedwang te houden. Verder is een groot deel van u al lang blij wanneer de sores van administratie, personeel of andere ondersteunende taken weggenomen wordt.

Praktijkoverdracht aan investeerders

Veel tandartsen zijn – na initiële scepsis – dan ook erg benieuwd naar wat een keten of investeringsmaatschappij hen kan bieden. Dikwijls liggen de prijzen hoger dan wat een collega bereid zou zijn te betalen. De verkoop aan een investeerder verloopt echter vaak anders dan de overdracht aan een collega-tandarts. Weet dat u met zeer ervaren onderhandelaars aan tafel zit. Zij zijn op dat moment uit op de beste transactie, dus hebben daarmee een tegengesteld belang. Laat uzelf bijstaan in zo’n gesprek, om zo een eerlijk speelveld te creëren.
Graag licht ik een aantal financiële voorwaarden uit, die dergelijke partijen kunnen voorstellen bij een overdracht:

Doorwerken na overname

U bent als ervaren tandarts een belangrijk onderdeel van de praktijk. Het schaap met de vijf poten, die de meeste omzet genereert en de praktijk succesvol aanstuurt. Waarschijnlijk bent u voor de patiënten ook nog hét gezicht van de praktijk. Overnemende partijen zien u dan ook graag blijven, en spreken graag een periode af (1 tot 5 jaar), waarin u veelal als ZZP’er verbonden blijft aan de praktijk, soms tegen een relatief hoog percentage van uw eigen omzet. Zowel het percentage als de periode zijn onderhandelbaar. Mocht uw beloning enkel afhankelijk worden van uw eigen omzet, wees dan kritisch op andere verantwoordelijkheden. Deze gaan mogelijk ten koste van uw omzet en beloning.

Herinvesteren in de onderneming

Sommige partijen vragen u te herinvesteren in uw eigen onderneming. Voor een overnamepartij is dit interessant omdat dit de initiële koopprijs drukt. Daarnaast blijven zij u op deze manier binden aan de praktijk. Ook voor u kan dit lucratief zijn, aangezien u bij een eventuele latere verkoop van het geheel uw deel weer kunt verkopen. Een aandeel in een succesvolle groep praktijken is namelijk meer waard dan een aandeel in een enkele praktijk. Anderzijds ontvangt u de gelden in het gunstigste geval pas later, is de waarde van dit aandeel sterk afhankelijk van het succes van de onderneming en kan het waardeloos worden bij faillissement.

Uitgestelde en voorwaardelijke betaling

Om u te motiveren om de omzet van de praktijk op peil te houden in de jaren na overname, wordt er vaak een deel van de overnamesom pas na enkele jaren uitgekeerd, wanneer bepaalde doelstelling gerealiseerd worden. Ook kan er een winstdeling worden voorgesteld, afhankelijk van nog te behalen resultaten. De aanname is hier dat u zich meer zal inzetten voor de praktijk, wanneer hier een financiële beloning tegenover staat. Wanneer u een omzetstijging verwacht en hier nog voldoende invloed op hebt, kan dit interessant zijn. De keerzijde is echter dat u bij een tegenvallende omzet minder of zelfs niets van deze betaling ontvangt. Besef u dat de hoogte van de omzet ook niet meer enkel in uw handen ligt.

Praktijkpand

Mocht u het praktijkpand in bezit hebben, dan nemen investeerders dit niet graag over. Een pand is duur, levert onvoldoende rendement op en is bovendien niet de kernactiviteit van de onderneming. De huur van uw pand door de overnemende partij is vaak wel een optie. Hierin zijn de duur van het huurcontract en de hoogte van de huur relevant en mogelijk onderhandelbaar.

Niet-financiële voorwaarden

Uiteraard zijn er ook andere (niet financiële) voorwaarden, die een rol kunnen spelen. Denk aan de verantwoordelijkheden die u afspreekt, naast het behandelen van patiënten. Een ander veelbesproken voorwaarde is de keuzevrijheid in materialen. Mag u zelf bepalen wat en waar u inkoopt, of zitten hier restricties aan?

Visie en ambities

Naast de voorwaarden die de overnemende partij stelt, zijn ook de visie en ambities van de overnemende partij van belang. Sommige investeerders hebben bijvoorbeeld de expliciete wens om na een paar jaar weer te kunnen verkopen, andere hanteren een lange-termijn visie. Het is goed u hierin te verdiepen, om zo een keuze te kunnen maken die bij u past.

 

Door: Henk-Jan van Roekel, senior healthcare banker bij het adviesteam Mondzorg van Van Lanschot Healthcare
14 november geven wij, in samenwerking met brancheorganisatie ANT, een workshop over praktijkovername voor verkopende tandartsen.

Hebt u zelf vragen over uw praktijkovername of zoekt u een bank die mee kan denken? Neemt u dan contact met mij op via 06-12280221 of h.vanroekel@vanlanschot.com of met mijn collega’s van het team mondzorg op mondzorg@vanlanschot.com

Brabantse pan-Europese tandartsketen in Zweedse handen (2017, 10 oktober). Financieele Dagblad.
2 Cureos liquidity runs low as June earnings miss sends leverage into double-digits, curbing RCF access (2019, 30 augustus). Debtwire

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Wat betekent Prinsjesdag 2019 voor de mondzorgondernemer?

Wat betekent Prinsjesdag 2019 voor de mondzorgondernemer?

Op Prinsjesdag heeft het kabinet Rutte III zijn (fiscale) plannen weer uit te doeken gedaan. Niet dat er nog veel nieuws door onze koning kon worden verteld; het overgrote deel was zoals gebruikelijk weer vooraf uitgelekt. De nadruk ligt deze keer op de koopkracht van de middeninkomens, maar wat betekenen deze maatregelen nu voor u als mondzorgondernemer? U treft hierna een overzicht aan van de diverse plannen die voor u van belang zijn, afhankelijk van de rechtsvorm.

Inkomstenbelasting: box 1 en box 3

Box 3-heffing

Niet in het belastingplan genoemd, maar vóór Prinsjesdag met veel bombarie aangekondigd: de voorgenomen verlaging van de box 3-heffing op spaartegoeden. Deze verlaging gaat echter pas in vanaf het belastingjaar 2022 en laat ik om die reden buiten deze beschouwing. Voor de jaren 2020 en 2021 blijft het huidige – t.a.v. spaargeld onrechtvaardige – regime gehandhaafd. De Hoge Raad heeft in een recent arrest voor de jaren 2013 en 2014 de wetgever in feite de opdracht gegeven hier iets aan te doen. De vraag is of de wetgever met dit ingangstijdstip hiermee voldoende heeft gedaan. Het zou me niet verbazen wanneer er voor recentere jaren opnieuw procedures worden opgestart tegen de box 3-heffing over spaargeld. Overigens bestaan er voor ondernemers (vooral degenen met een B.V.) op dit moment mogelijkheden om aan de box 3-heffing te ontkomen.

Tarieven/heffingskortingen box 1

Qua tariefstructuur komen we vanaf 2020 voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd uit op een 2-schijvensysteem, te weten 37,35% tot een belastbaar inkomen van € 68.507 en 49,5% daarboven. Hiermee wordt de verlaging van het toptarief naar 49,5% een jaar eerder ingevoerd dan eerst de bedoeling was. Verder worden de arbeidskorting en de algemene heffingskorting extra verhoogd ten opzichte van de eerdere plannen. Tot zover het positieve nieuws voor box 1 van de inkomstenbelasting.

Ondernemersfaciliteiten

Om het verschil in heffing tussen zzp’ers (maar dus ook alle andere ondernemers!) en werknemers te verkleinen wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs in 9 jaar afgebouwd van € 7.280 naar € 5.000. Volgens de rekenmodellen wordt deze verlaging voor 2020 ruimschoots goedgemaakt door de verhoging van de arbeidskorting (hebben ook ondernemers recht op) en de algemene heffingskorting. De MKB-winstvrijstelling daarentegen blijft gehandhaafd op 14% van de winst na zelfstandigenaftrek en eventueel FOR-dotatie.

Aftrekbeperking tegen het hoogste tarief

Vrijwel alle aftrekposten in de inkomstenbelasting zijn niet meer aftrekbaar tegen het toptarief, waaronder dus hypotheekrente eigen woning, zelfstandigenaftrek, MKB-winstvrijstelling, alimentatie en giften. In 2020 geldt een maximaal aftrektarief van 46% en in de jaren 2021 t/m 2023 wordt dit verder afgebouwd naar 43%, 40% en ca. 37% (tarief eerste schijf). Enige uitzonderingen hierop zijn nog de FOR-dotatie, lijfrentepremies en premies van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (AOV). Deze aftrekbeperkende maatregel kan de netto inkomenspositie van menig specialist in de mondzorg de komende jaren behoorlijk negatief beïnvloeden, met name degenen met de combinatie van een flinke hypotheek en alimentatieverplichting.

Tip: indien de financiële situatie dat mogelijk maakt, is afkoop ineens van alimentatie in 2019 het overwegen waard.

Vennootschapsbelasting en box 2 inkomstenbelasting – voor ondernemers met een B.V.

Tarief vennootschapsbelasting

Het tarief vennootschapsbelasting voor winsten boven € 200.000 blijft in 2020, in tegenstelling tot eerder
aangekondigd, 25%. Dit tarief zal in 2021 dalen naar 21,7%, een hoger tarief dan men eerder heeft gecommuniceerd. Het tarief voor winsten tot € 200.000 gaat wel zoals toegezegd verder omlaag, van 19% nu naar 16,5% in 2020 en 15% in 2021. Het aparte tarief van de innovatiebox stijgt van 7% naar 9%. Op veruit de meeste mondzorgondernemers zal echter het tarief tot een winstniveau van € 200.000 van toepassing zijn. De betalingskorting op het ineens voldoen van de voorlopige aanslagen wordt afgeschaft.

Tip: indien mogelijk is het voordelig om bepaalde geplande kosten naar voren te halen, zodat die nog worden afgetrokken tegen het huidige hogere tarief.

Tarief box 2 inkomstenbelasting

In samenhang met de hiervoor geschetste verlaging van de vennootschapsbelasting gaat het aanmerkelijk belang tarief (box 2) omhoog van 25% naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021.

Combitarief vennootschapsbelasting en box 2 inkomstenbelasting

Aangezien het ondernemen vanuit een B.V. een dubbele heffing met zich meebrengt van vennootschaps- en inkomstenbelasting (box 2) wordt er vaak gerekend met een zogenaamd combitarief voor deze 2 belastingen. Dit tarief bedraagt op basis van het vennootschapsbelastingtarief tot € 200.000 thans 39,25%; in 2020 wordt dat 38,42% en in 2021 37,87%. Al met al is er dus sprake van een daling van het combitarief. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de verhoging van het box 2 tarief ook geldt voor de winstreserves in de B.V. die t/m 31-12-2019 zijn opgebouwd (en dus nog niet zijn uitgekeerd), terwijl de winsten van de jaren t/m 2019 nog wel waren onderworpen aan het hogere vennootschapsbelastingtarief. Van een step up zal geen sprake zijn.

Tip: indien gewenst of nodig kan het dus verstandig zijn om nog dit jaar tot dividenduitkering over te gaan om zo nog van het huidige (en dus lagere) tarief te profiteren.

Overige belastingmaatregelen

Naast de wijzigingen in de tarieven is het van belang de volgende maatregelen te kennen:

  • Voor alle werkgevers wordt de vrije ruimte van de werkkostenregeling (hetgeen belastingvrij aan personeel kan worden uitbetaald) verhoogd van 1,2% naar 1,7% over de eerste € 400.000 loonsom. Dus max. € 2.000 meer vrije ruimte t.o.v. 2019.
  • Vanaf 2021 wordt waarschijnlijk de aftrek voor scholingskosten in de inkomstenbelasting afgeschaft en vervangen door een subsidieregeling.
  • De overdrachtsbelasting voor niet-woningen gaat van 6% naar 7%.
  • De bijtelling voor elektrische auto’s gaat van 4% naar 8% in 2020, naar 12% in 2021, naar 16% in 2022, naar 17% in 2025 en naar 22% in 2026. De cataloguswaardegrens waarop deze lagere percentages van toepassing zijn was in 2019 nog € 50.000, maar wordt in 2020 en 2021 respectievelijk € 45.000 en € 40.000.

    Tip: wie dus overweegt een elektrische auto aan te schaffen, kan dat dus het beste nog dit jaar doen! Want dan heeft u nog 5 jaar recht op het lage bijtellingspercentage van 4%.

  • Het btw-tarief voor e-books, digitale kranten en/of magazines gaat naar het lage tarief; die zouden dus goedkoper voor de mondzorgondernemer (die veelal niet btw-plichtig is) moeten worden.
  • Er wordt een vrijstelling assurantiebelasting ingevoerd voor premies van verzekeringen ter dekking ziekengeld-, wga-en overlijdensuitkeringrisico’s. Voor werkgevers zouden de kosten voor deze verzekeringen dus aanzienlijk moeten dalen, aangezien het tarief assurantiebelasting 21% bedroeg.

Laatste tip voor ondernemers met een B.V.: het in privé aangaan van een stille maatschap met uw B.V. kan tot een aanzienlijke verlaging van uw jaarlijkse belastingdruk leiden!

Door:
Johan Noordermeer RB, fiscalist Branchegroep Zorg Visser & Visser, Accountants-Belastingadviseurs, E jnoordermeer@visser-visser.nl, T 06-15470487. Voor meer informatie en een vrijblijvend gesprek kunt u gerust contact met ons opnemen. Bekijk de Visser & Visser diensten voor tandartsen

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
tuchtrechter

Kunnen tandartsen een tuchtklacht tegen elkaar indienen?

Veel BIG-geregistreerde zorgaanbieders krijgen tijdens hun carrière één of meerdere keren te maken met een tuchtklacht. Zo ook tandartsen. Doorgaans is het de patiënt die een tuchtklacht indient tegen zijn of haar tandarts, en in sommige gevallen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd. Dat een collega-tandarts een tuchtklacht indient, komt echter maar zelden voor. Hoe zit dat?

Tandarts met spoeddienst ‘doet maar wat’

Patiënten van mondzorgprofessionals krijgen, net als andere patiënten, uiteraard na de reguliere werktijden wel eens te maken met (onhoudbare) pijnklachten. In sommige gevallen leiden deze klachten ertoe dat de betreffende patiënt moet worden gezien en behandeld door een tandarts die spoeddienst heeft. Het kan derhalve voorkomen dat een patiënt die bij u in de praktijk is ingeschreven, tijdens de spoeddienst, door een collega wordt gezien en zo nodig door die collega wordt behandeld. Over het algemeen worden dergelijke behandelingen volgens de regelen der kunst uitgevoerd, maar dat is niet altijd zo.

Tuchtzaak

Een dergelijke situatie deed zich ook voor in een kwestie waarover het Regionaal Tuchtcollege (RTG) te Zwolle zich onlangs diende te buigen. Wat was er aan de hand?
Een patiënte van een tandarts (die later een tuchtklacht indiende) is door de beklaagde tandarts (verweerder) gezien en behandeld tijdens de spoeddienst in verband met pijnklachten. De patiënte bleef echter pijnklachten houden en is door haar eigen tandarts verder behandeld. Deze tandarts, de eigen tandarts van de patiënte, heeft vervolgens tegen verweerder een tuchtklacht ingediend inhoudende dat verweerder bij de betreffende patiënte een onzorgvuldige behandeling heeft uitgevoerd.

Kan de ‘eigen tandarts’ klagen over de tandarts met spoeddienst?

De vraag is nu of de eigen tandarts wel een voldoende ‘rechtstreeks belang’ heeft bij het indienen van de klacht. Met andere woorden, is de eigen tandarts klachtgerechtigd ? Het RTG beantwoordt deze vraag ontkennend.

Eigen tandarts niet geschaad in professionele autonomie

Het RTG stelt dat er door de eigen tandarts geen feiten of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan de eigen tandarts door het handelen van verweerder in zijn professionele autonomie of anderszins zodanig is geschaad, dat hij daardoor een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang heeft. De eigen tandarts heeft gesteld dat zijn rechtstreekse belang is gelegen in het feit dat hij gebaat is bij een zorgvuldige behandeling van zijn patiënten tijdens de spoeddienst. Het RTG gaat hier niet in mee. Immers, de tandarts onderscheidt zich daarin niet van anderen, aangezien elke beroepsbeoefenaar belang heeft bij een goede waarneming van patiënten in geval van afwezigheid. Klager werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard en een inhoudelijke beoordeling heeft niet plaatsgevonden.

Conclusie: Klager over collega’s kan doorgaans dus niet

Het bovenstaande betekent dat een tuchtklacht tegen een collega-tandarts over de kwaliteit van een behandeling die tijdens een spoeddienst werd uitgevoerd, over het algemeen, niet tot een inhoudelijke beoordeling over die behandeling zal leiden.
Door: Daniël Post & Lisette Greebe, Eldermans | Geerts, Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

5 november 2019: Kosteloos seminar over tuchtrecht en klachtrecht
Op 5 november 2019 organiseren wij een kosteloos seminar waarin wij zorgaanbieders praktische handvatten geven, zodat u weet wat te doen indien u onverhoopt geconfronteerd wordt met een tuchtklacht of klacht bij een Geschilleninstantie. Meer informatie en aanmelden kosteloos seminar over tuchtrecht en klachtrecht

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving