Ook Adviescollege regeldruk kritisch op nieuwe verantwoordingsregels

Ook Adviescollege regeldruk kritisch op nieuwe verantwoordingsregels

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) schrijft in haar analyse van de zogenaamde regeling Jaarverantwoording Wmg: ‘[…] het college [blijft] van mening dat nut en noodzaak van een stapeling van controle- en verantwoordingsinstrumenten onvoldoende zijn aangetoond. […] Verder constateert het college dat er geen goed zicht is op de omvang van regeldruk die als gevolg van de nieuwe wetgeving optreedt, voor welke groep ondernemers de regeldruk toeneemt, voor welke zij afneemt, en in welke mate.’

Het adviescollege sluit zich daarmee aan bij de kritiek van de Eerstelijnscoalitie. De nieuwe regels komen bovenop bestaande verantwoordings- en controleregels. Ze eisen van zorgaanbieders onder andere dat ze elk jaar circa 90 vragen beantwoorden over hun financiële handel en wandel. Deze nieuwe regels zijn overbodig en onuitvoerbaar.

Regels ten koste van de zorg voor patiënten

De overheid beweert steeds dat ze zich realiseert dat meer regels ten koste gaan van de zorg voor patiënten maar in de praktijk blijkt daar bitter weinig van. Ze tuigt onnodige en zwaar belastende regelgeving op om een probleem aan te pakken dat zich helemaal niet afspeelt in de groep waarop de regelgeving betrekking heeft. Daarnaast tast de regelgeving de privacy aan en snoept ze kostbare tijd af die zorgverleners anders aan patiënten hadden kunnen besteden.

De Eerstelijnscoalitie, een samenwerkingsverband van de eerstelijnsorganisaties InEen, KNGF, KNMP, KNMT, KNOV, LHV, LVVP, NVM-mondhygiënisten en ONT, stelt dat de overheid terecht fraude met publiek geld wil voorkomen. Maar richt de extra inspanningen op die hoeken van de zorg waar daadwerkelijk substantiële fraude op te sporen is – en dat is niet bij de ruim 27.000 kleine zorgaanbieders zoals de huisarts, de tandarts en de fysiotherapeut.

Brief Eerstelijnscoalitie aan Kamerleden

De Eerstelijnscoalitie wil dan ook dat de regeling Jaarverantwoording Wmg zoals deze er nu ligt van tafel gaat. Ook in de Tweede Kamer leven grote twijfels bij de regeling, waardoor de zorgspecialisten uit de Kamer hebben besloten deze nog eens onder de loep te nemen. In een brief aan deze Kamerleden zet de Eerstelijnscoalitie haar bezwaren nog eens klip en klaar uiteen. Ze roept de Kamer op om in gezamenlijkheid te werken aan afspraken die wél aan het doel om fraude op te sporen tegemoet komen maar tegelijkertijd wel realistisch en uitvoerbaar zijn. Al eerder bood de coalitie goede alternatieven aan voor de regeling.

De vragenlijsten voor de jaarlijkse financiële verantwoording waartegen de Eerstelijnscoalitie ageert, maken deel uit van bredere wetgeving gericht op het bestrijden van fraude en versterken van het toezicht in de zorg. In de eerder aangenomen Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) zijn nog meer verplichtingen opgenomen, zoals een meldplicht, vergunningsplicht en eisen aan de bestuursstructuur.

Bron:
KNMT

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Duurzame mondzorg hoe kun je je bedrijfspand verduurzamen

Duurzame mondzorg: hoe kun je je bedrijfspand verduurzamen?

Veel mondzorgpraktijken willen wel graag duurzamer worden, maar weten niet precies hoe ze dit kunnen realiseren. Grote winst is vaak te halen uit het verduurzamen van het bedrijfspand. Dit zorgt voor een lagere CO2-uitstoot, lagere energiekosten én vaak ook nog voor een beter energielabel.

Duurzaam ondernemen

Bij duurzaam ondernemen draait het om de balans tussen de drie p’s: people, planet en profit. Dit betekent dat je in je bedrijfsvoering rekening houdt met de effecten op de werknemers, het milieu en de maatschappij. Het is een onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Als je je mondzorgpraktijk wilt verduurzamen moet je beseffen dat elke bijdrage ertoe doet. Maak een plan en zet het binnen je team op de agenda. Bespreek wat je samen kunt doen, met welke ‘quick wins’ je stappen gaat zetten, ook kleine beetjes helpen. Het gaat om de juiste mindset. Duurzaamheid moet uitgangspunt worden van ons handelen en is eigenlijk een continu proces.

Een eerste stap die veel oplevert kan het verduurzamen van het bedrijfspand zijn. Hoe duurzaam een pand al is, blijkt uit het energielabel.

Energielabel bedrijfspand

Hoeveel fossiele energie een gebouw verbruikt, kan worden aangegeven met een energielabel. Het verbruik wordt uitgedrukt in kilowattuur per vierkante meter per jaar (kWh/m² per jaar). Hoe minder fossiele energie een gebouw gebruikt, hoe beter het energielabel. Een energielabel kan alleen worden afgegeven door een vakbekwaam energieadviseur die aangesloten is bij een Certificerende Instelling. Op basis van een aantal kenmerken van het gebouw maakt hij een energieprestatieberekening, waaruit de energieprestatie-indicator (labelklasse) volgt, die is aangegeven met een letter. A+++++ is het beste energielabel dat je kunt krijgen, G het slechtste.

Wanneer energielabel verplicht?

Of een energielabel verplicht is, hangt van de omvang van de mondzorgpraktijk af. Bij een mondzorgpraktijk die groter is dan 250 m2 moet je een energielabel hebben. Het maakt daarbij niet uit of de praktijk eigendom is of dat je een ruimte huurt in bijvoorbeeld een gezondheidscentrum.

Voor kantoren geldt dat een gebouw groter dan 100 m2 vanaf 2023 minimaal energielabel C moet hebben. Voor mondzorgpraktijken en gezondheidscentra geldt deze verplichting nog niet. Toch kun je beter wel rekening houden met de verplichting van energielabel C per 1 januari 2023 als je een overname, koop of verbouw van een praktijkpand overweegt. Als je financiering voor een pand aanvraagt, zal de bank ook vragen naar het energielabel en je plan van aanpak om het pand te verduurzamen. Een gunstiger energielabel kan je mogelijk financieel voordeel opleveren.

Energielabel verbeteren

Welk energielabel een gebouw krijgt, hangt af van de isolatie, de aanwezige installaties en de compactheid van het gebouw.

Een beter energielabel kun je krijgen door het pand te verduurzamen. Dit kun je doen door het nemen van allerhande maatregelen, zoals:

  • het overstappen naar hernieuwbare energie door het installeren van zonnepanelen, een zonneboiler en/of een warmtepomp;
  • het (beter) isoleren van het pand, bijvoorbeeld door dak-, vloer- of spouwmuurisolatie of het plaatsen van hoogrendementsbeglazing;
  • het vervangen van de bestaande verlichting door LED-verlichting.

Win hiervoor advies in van een deskundige die je kan adviseren wat voor dit specifieke pand de beste maatregelen zijn en welke subsidiemogelijkheden er zijn.

Energie besparen

Een belangrijk aspect bij verduurzamen is het besparen op energie. Dat doe je niet alleen door je bedrijfspand te verduurzamen, maar ook door zo efficiënt mogelijk om te gaan met energie, apparaten en bedrijfsruimte. Een niet-gebruikte bedrijfsruimte kost onnodige energie. Denk ook aan de airco, dat is vaak de grootste energieverbruiker. Bij de aanschaf van alle producten moet de levensduur en energiezuinigheid meespelen.

Nieuwbouw

Als je besluit om een bedrijfspand nieuw te bouwen, moet je in iedere fase rekening houden met duurzaamheid. In de ontwerp- en bouwfase gaat het bijvoorbeeld om de keuze van de locatie, de materialen en de aannemer. Hoe krijg je een bedrijfspand met een lange levensduur en zo min mogelijk onderhoud? Bedenk hoe je het pand gaat gebruiken en welke materialen je daarbij nodig hebt. Hoe ga je alles organiseren van patiëntenbehandeling tot inzet van je medewerkers? Denk voordat je gaat bouwen al aan de sloopfase. Kan het gebouw gemakkelijk een ander doel krijgen en kunnen bij sloop de bouwmaterialen hergebruikt worden?

Circulair denken

Echt duurzaam denken is ook circulair denken. Het gaat om het hele proces van cadle to grave. Als je bijvoorbeeld besluit om je eigen energie op te wekken met zonnepanelen, ben je niet per se duurzaam bezig. Je bespaart dan wel op energie en daarmee op CO2-uitstoot, maar maakt wel gebruik van kostbare grondstoffen. De huidige panelen zijn niet te hergebruiken of te recyclen. Groene energie inkopen kan dan duurzamer zijn dan zelf energie opwekken.

M.m.v. Thera Evers en Michiel Lieshout.

Thera Evers is samen met Arjan Wijnands en Nancy Jonkman-Koenis Sectorspecialist Medisch bij ABN AMRO Bank. Zij adviseren en begeleiden tandartsen en orthodontisten bij diverse ondernemersvraagstukken. ABN AMRO heeft een duurzame investeringsstool die inzicht geeft in het huidige energielabel en de verbetermogelijkheden voor een bedrijfspand. Ook kan ABN AMRO adviseren bij het aanvragen van subsidies voor het verduurzamen van een bedrijfspand.

Michiel Lieshout is restauratief tandarts (NVVRT geaccrediteerd) bij Tandartsenpraktijk Lansingerland (Berkel en Rodenrijs) en bezig om de verduurzaming van de mondzorg op de kaart te zetten door partijen te enthousiasmeren en kennis over te dragen.

 

 

Lees meer over: Duurzaamheid, Ondernemen
statistieken, modellen

Onbegrip bij eerstelijn over afwijzing alternatieven jaarverantwoording

Het kabinet blijft doof voor de bezwaren van huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten en andere kleine eerstelijnszorgverleners tegen de verplichting om voortaan elk jaar een lange vragenlijst over hun financiële huishouding te beantwoorden. De door de Eerstelijnscoalitie aangedragen alternatieven schuift staatssecretaris Blokhuis van VWS terzijde, zo blijkt uit de meest recente brief die hij over de regeling Jaarverantwoording Wmg aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Twee uur kost het de praktijkhoudende zorgverlener volgens de staatssecretaris om een vragenlijst in te vullen die misschien wel meer dan 100 vragen gaat tellen. Hoeveel het er precies zullen zijn is nog niet bekend: naast de 65 vragen van het ministerie gaan toezichthouders IGJ en NZa (en mogelijk het CBS) er nog een trits voor eigen gebruik aan toevoegen.

54.000 uren voor de zorg aan patiënten gaan verloren

Zelfs al zou het beantwoorden van de vragen de geschatte 2 uur per zorgaanbieder kosten, dan nog gaan er bij 27.000 kleinschalige zorgaanbieders die onder de nieuwe regels gaan vallen in totaal 54.000 kostbare uren per jaar verloren die rechtstreeks ten koste gaan van de zorg voor patiënten.

Eerstelijnscoalitie heeft goede alternatieven

De Eerstelijnscoalitie, een samenwerkingsverband van de eerstelijnsorganisaties InEen, KNGF, KNMP, KNMT, KNOV, LHV, LVVP, NVM-mondhygiënisten en ONT, heeft de staatssecretaris in gesprekken en per brief alternatieven aangeboden voor de in haar ogen tijdverslindende en overbodige vragenlijsten. Die houden primair het beter benutten in van bestaande informatie die allerlei instanties nu al uitvragen bij zorgaanbieders. Ze houden enerzijds het doel van het ministerie voor ogen, namelijk maatschappelijke verantwoording afleggen over de besteding van de collectieve middelen. Anderzijds zorgen de alternatieven in tegenstelling tot de vragenlijsten van VWS niet voor onnodige extra regeldruk.

Overhaaste invoering is vragen om problemen

In zijn brief aan de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris nu aan de alternatieven naast zich neer te leggen. Tegelijkertijd geeft hij aan de regeling Jaarverantwoording Wmg met stoom en kokend water te willen vaststellen, namelijk uiterlijk 21 september aanstaande. Dat zou betekenen dat zorgaanbieders een minimale 3 maanden hebben om de nieuwe regels tot zich te nemen en zich erop voor te bereiden. De Eerstelijnscoalitie ziet dat als het paard achter de wagen spannen: zo roep je een administratieve chaos over je af terwijl je zorgaanbieders op zijn minst een zorgvuldige voorbereiding mag gunnen.

Verantwoordingsregeling onderdeel breder pakket maatregelen

De vragenlijsten voor de jaarlijkse financiële verantwoording vloeien voort uit bredere wetgeving gericht op het bestrijden van fraude en versterken van het toezicht in de zorg. In de eerder aangenomen Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) zijn nog meer verplichtingen opgenomen, zoals een meldplicht, vergunningsplicht en eisen aan de bestuursstructuur.

(Ont)Regel de Zorg alleen met de mond beleden

Al bijna vijf jaar lang probeert de Eerstelijnscoalitie constructief mee te werken aan de wet, waarvan ze de doelstellingen deelt. Tegelijkertijd moet de coalitie zich permanent inspannen om de regeldruk niet onnodig op te laten lopen. Op het ministerie lijkt de met de mond wel beleden wens om de zorg te ‘ontregelen’ toch telkens weer ondergeschikt aan het belang van het opstellen van nieuwe regels. Het verzamelen van informatie uit allerhande vragenlijsten lijkt een doel op zich geworden, in plaats van een middel om misbruik van zorggelden aan te pakken. De coalitie heeft meerdere malen duidelijk gemaakt dat de verantwoordingsregeling onuitvoerbaar is voor kleinschalige zorgaanbieders en bovendien niet nodig aangezien fraude in de eerstelijnszorg nauwelijks voorkomt en door deze nieuwe regeling ook niet voorkomen gaat worden.

Verplichte accountantsverklaring is vervallen

Gelukkig heeft de Eerstelijnscoalitie op een aantal belangrijke punten het ministerie van VWS al wel weten te overtuigen de regels aan te passen. Zo zouden aanvankelijk alle zorgaanbieders naast de financiële verantwoording ook elk jaar een vele uren en miljoenen euro’s verslindende accountantsverklaring moeten opleveren. Die verplichting is er nu alleen nog voor grote zorginstellingen, namelijk die met een omzet van meer dan 12 miljoen euro.

Bron:
KNMT

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Als mondzorgverlener bijdragen aan een circulaire economie

Als mondzorgverlener bijdragen aan een circulaire economie

De overheid streeft naar een volledig circulaire economie in 2050. Wat houdt circulariteit in en hoe kun je als mondzorgpraktijk daaraan bijdragen? dental INFO sprak met Marien Korthorst die als trainer bij CIRCO dit najaar de Track Medische disposables organiseert.

Wat wordt bedoeld met circulariteit?

“Circulariteit is eigenlijk een verlengstuk van duurzaamheid. Het gaat erom dat we proberen om met zo min mogelijk materiaal en energie producten te maken die lang worden gebruikt, langer dan we nu gewend zijn. En dat er in dat hele proces geen afval en uitval meer plaatsvindt, dus dat we geen spullen meer naar de verbrandingsoven sturen als die ook gerecycled kunnen worden.

Circulariteit vinden mensen soms een lastig begrip, maar het gaat er simpelweg om dat we geen verspilling en afval meer willen.”

Kun je iets over CIRCO vertellen?

“De rijksoverheid wil dat Nederland in 2050 circulair is. In 2030 moeten we al halverwege zijn. Dat gaat natuurlijk niet vanzelf. CIRCO probeert hier handen en voeten aan te geven. Het project is in eerste instantie gericht op de maakindustrie en de creatieve industrie. Met financiële steun van de overheid is een ‘circular-design-methodiek’ ontwikkeld, die wordt gebruikt in de CIRCO-Tracks. Bedrijven ontdekken hoe ze producten, diensten, businessmodellen en ketens kunnen (her)ontwerpen om circulair te kunnen gaan ondernemen.

Bedrijven kunnen bijvoorbeeld nieuwe producten ontwikkelen met andere materialen erin of producten die beter te demonteren of recyclen zijn of juist een langere levensduur hebben.”

Hoe gaat zo’n Track in zijn werk?

“Een Track is een driedaags programma, waarin we proberen een groep deelnemers een stap verder te helpen met circulariteit. We kijken hoe een bedrijf nu werkt en welke materialen er worden gebruikt en hoe dat anders kan. De deelnemers gaan naar huis met een plan van aanpak (een roadmap), waarin ze gedefinieerd hebben hoe ze in de toekomst circulair worden.

De CIRCO-Tracks richten zich op allerlei sectoren, zoals de bouwsector en meubelbranche, maar bijvoorbeeld ook de zorg.

Bij een CIRCO-Track proberen we alle bedrijven die daar invloed op hebben, inclusief gebruiker en afvalverwerker, bij elkaar te zetten om met elkaar te verkennen waar de kansen liggen om dingen te verbeteren. We zoeken met alle deelnemers uit wat zij kunnen doen.”

Dit najaar wordt de Track Medische disposables georganiseerd. Kun je daar iets over vertellen?

“In onze Tracks proberen we altijd de verschillende schakels in een keten bij elkaar te brengen. Bij deze specifieke Track doet het UMC Utrecht mee. Er komen medisch specialisten, maar ook een milieukundige die iets weet over de afvalstromen in het ziekenhuis en een inkoper. Dat is eigenlijk al een ketentje van mensen die met elkaar samenwerken, maar niet dagelijks overleggen met elkaar. Ze hebben wel allemaal invloed op de keuze tussen bijvoorbeeld een disposable schaartje en een herbruikbaar product. Vanuit CIRCO willen we daar dan ook de leveranciers van dat ziekenhuis bij betrekken, maar ook de afvalverwerkers. Dus we gaan die keten nog wat verder oprekken.

In een vorige CIRCO-Track hadden we bijvoorbeeld een oogarts die staaroperaties uitvoert. Daar zijn specifieke instrumenten voor nodig. De producent daarvan heeft toen samen met de oogarts gekeken wat er zou moeten veranderen aan het product, het systeem of de verpakking om minder afval te krijgen. Daar werden ook de verpakkingsleverancier en de producent van onderdeeltjes die zij inkopen bij betrokken. Ook de afvalverwerker dacht mee: kunnen we materialen scheiden, kan dat nog in de operatiekamer of moet dat daarbuiten plaatsvinden, mag dat wel volgens de wet- en regelgeving en levert dat dan materiaal op dat we kunnen hergebruiken?”

Is de Track Medische disposables ook interessant voor mondzorgverleners?

“Jazeker! We proberen meerdere cases te hebben in een Track, bij voorkeur per bedrijf een eigen case. Daar zou mondzorg prima bij passen. In de mondzorgpraktijk spelen vergelijkbare vragen als in de rest van de zorg, die kunnen we met elkaar verbinden. We gaan bijvoorbeeld ook naar medicijnen en medicijnverpakkingen kijken. Als iemand interesse heeft, kan hij zich opgeven. Als een tandarts wil meedoen, dan ga ik proberen om ook zijn leverancier te interesseren voor de Track. Wat we vooral willen bereiken, is dat de producerende bedrijven in beweging komen. De tandarts kan als gebruiker helpen om een nieuwe vraag te stellen aan die bedrijven. Wij zoeken koplopers die aan de slag willen en die proberen we in zo’n Track bij elkaar te zetten.”

Zou het ook mogelijk zijn om een speciale Track voor tandartsen en mondhygiënisten te verzorgen?

“Dat zou kunnen, maar dan hebben we wel ongeveer tien verschillende organisaties nodig. We moeten dan echt kijken naar leveranciers, misschien een groothandel erbij, één à twee specialisten en mensen die aan bedrijfsafvalinzameling werken. Ik denk eigenlijk dat de kans van slagen groter is als geïnteresseerde tandartsen zich aansluiten bij de Track die we nu organiseren. Het kost best moeite om tien enthousiaste mensen bij elkaar te krijgen die hiervoor tijd kunnen vrijmaken. We maken de onderwerpen niet al te smal, zodat mensen elkaar kunnen inspireren. Mensen van net een andere discipline kunnen anderen vaak op weg helpen, omdat ze een frissere blik hebben dan vakgenoten zelf.”

Medische disposables worden nu op grote schaal toegepast. Wat zou er nu al verbeterd kunnen worden?

“De eerste vraag hierbij is: kun je een disposable vervangen door een herbruikbaar product? Of kan je het product langer gebruiken? Daarmee remmen we het materiaal- en energiegebruik af. Dat is het eerste wat we willen in de circulaire economie, dat we minder materiaal en energie gebruiken. Als ik bijvoorbeeld een spuugbakje kan schoonmaken en hergebruiken voor de volgende patiënt, dan zijn we al een stap verder. Dat betekent dan, dat het niet meer van karton kan worden gemaakt, maar een van beter materiaal. Je krijgt dan een duurder product dat schoongemaakt moet worden, maar dat veel vaker gebruikt kan worden. De vraag is dan of dat uit kan. Er is hier een keer onderzoek naar gedaan en toen bleek dat disposables niet per definitie goedkoper zijn.

Bij sommige producten mag het gewoon niet, bijvoorbeeld als het met een patiënt in aanraking is geweest. De hygiëne- en veiligheidseisen blijven voorop staan. Bij veel andere producten kan het wel. Dat uitzoeken is interessant. Door op een slimmere manier te werken en minder te gebruiken kun je vaak ook kosten besparen.”

Heb je tips voor mondzorgverleners?

“Kijk goed naar de producten en materialen die je gebruikt. Als bijvoorbeeld je instrumenten worden klaargelegd in een kartonnen bakje dat vervolgens wordt weggegooid, kun je je afvragen of je daar geen roestvrijstalen bakje voor kunt gebruiken. Daarnaast is het de kunst om de materialen die je kunt recyclen ook apart in te zamelen, dus plastic in een plastic bak. Alles wat niet met de patiënt in aanraking is geweest, zou je daar in theorie in kunnen stoppen.

Kijk steeds of je minder materialen kunt gebruiken, of je materialen langer kunt gebruiken en of je ze kunt hergebruiken als grondstof of product.

We zullen in de Track zeker ook voor de mondzorgverleners al wat stapjes voor morgen bedenken, maar er zullen ook wat langeretermijnstappen in zitten. Je moet er niet op rekenen dat we over twee jaar al een circulaire economie hebben in Nederland, maar daar gaan we naartoe ontwikkelen, we proberen iedere keer een stapje verder te komen. Er is nog een hele weg te gaan, maar er zijn ook koplopers die al heel ver zijn. In de Tracks proberen we uit te zoeken: wat is nu haalbaar en hoe kom je stapsgewijs verder?”

Interview voor dental INFO door Yvette in ’t Velt met Marien Korthorst, industrieel ontwerper en trainer bij CIRCO. Dit najaar leidt hij de Track Medische disposables. Geïnteresseerden uit de mondzorg kunnen zich hier nog voor opgeven.

 

 

Lees meer over: Duurzaamheid, Ondernemen
Euro, geld, goodwill

Goodwill en andere zaken die een rol spelen bij praktijkovername in de mondzorg

Het aantal ketenpartijen groeit. Partijen als TopMondzorg, Cureaos, Fresh Tandartsen, Tandarts Today, MondzorgGilde Nederland, Gaev, Kaakchirurgie Nederland en vele anderen zijn over het algemeen erg geïnteresseerd in overname van praktijken. Ook zijn er veel tandartsen of mondhygiënisten die de ambitie hebben om een eigen praktijk te runnen. Deze groeiende vraag zorgt net als in de huizenmarkt voor een prijsopdrijvend effect. Hoewel ketenpartijen doorgaans meer betalen dan een individuele partij, hebben deze ketens wel vaak bepaalde eisen.

Vaststellen goodwill

Bij de waardebepaling van een praktijk speelt de goodwill een belangrijke rol. Naast de goodwill wordt uiteraard gekeken naar de waarde van de activa. Ofwel, de waarde van het pand, de tandheelkundige apparatuur en overige inrichting van het pand, inclusief automatisering. De goodwill kan op verschillende manieren worden vastgesteld. De meest gangbare manieren zijn:

  • Prijs per patiënt

  • Normaliseren praktijkcijfers

    Hierbij worden de kosten bekeken die werkelijk gelden voor de opvolger. De autokosten van de huidige eigenaar worden er bijvoorbeeld uitgehaald.

  • EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization)

    Dit is een maatstaf voor de brutowinst van een bedrijf, zonder aftrek van de in de definitie genoemde kosten. De Nederlandse vertaling is inkomsten voor aftrek van rente, belastingen, afschrijvingen op activa en afschrijvingen op leningen en goodwill. Het wordt gebruikt als maatstaf voor de winst die een onderneming haalt met haar operationele activiteiten zonder dat hier kosten en opbrengsten van de financiering in verwerkt zitten.

  • Factor op basis van huidige winstcijfers

Waar kijken ketens naar?

Zoals vermeld kunnen er verschillen zitten in de manier waarop de waarde van een praktijk wordt vastgesteld. Ook zijn er verschillen in overnameprijzen die ketens betalen vergeleken met individuele partijen. In een onlangs verschenen rapport van ABN AMRO stond onder andere: “Deze ketens richten hun pijlen overwegend op hetzelfde type middelgrote praktijken, waarbij het soort praktijk, de potentie en geografische ligging vaak doorslaggevend zijn. Dit zorgt voor een prijsopdrijvend effect.”
Vaak zoeken de ketens vooral praktijken met minimaal 4 stoelen en minimaal 3000-4000 patiënten. Door de grote vraag naar dergelijke praktijken, betalen ketenpartijen gemiddeld 5 à 6 keer de EBITDA en soms zelfs nog meer.

Dit klinkt heel aantrekkelijk voor praktijkhouders die hun praktijk willen verkopen, maar hier zit soms wel een addertje onder het gras.
De prijs per patiënt hebben we de afgelopen jaren zien stijgen. Waar we een prijs per patiënt tussen de 5 en 40 euro zagen, zien we tegenwoordig uitschieters richting de 200 euro. Met name in de Randstad is er veel vraag en relatief weinig aanbod.
Bij een EBITDA berekening komt veel kijken, net als bij het normaliseren waarop vervolgens ook een factor zal worden losgelaten. Deze factor ligt meestal tussen de 1 en 2. Maar ook hier zie je soms uitschieters.

Verkoop aan een keten of individuele partij?

Bij de verkoop aan een ketenpartij krijg je als praktijkeigenaar te maken met aanvullende voorwaarden en eisen. Voorbeelden van dit soort voorwaarden zijn bijvoorbeeld:

  • Gespreide betaling: betaling in bijvoorbeeld 3 jaar, in plaats van ineens
  • Gebruik van bepaald kleingoed en techniek: hierbij wordt uitgegaan van collectieve inkoop
  • Omzetdoel
  • Andere werkwijze, protocollen etc.

Welke rol na verkoop?

Wat tevens belangrijk is, is welke rol je voor jezelf ziet na de verkoop. Ben je van plan nog enkele jaren aan te blijven als ZZP’er? In dat geval kan het enorm wennen zijn om opeens onder een andere vlag te werken. En nog belangijker: heeft de nieuwe eigenaar dezelfde visie en werkwijze die jij jarenlang hebt doorgevoerd in je praktijk?
Kortom, het is niet alleen het geld of de hoogte van de goodwill die een rol speelt. Het is aan te bevelen om je bij een eventuele verkoop goed te laten informeren en zeker niet over één nacht ijs te gaan.

Door:
Onno Karssen, Karssen Financieel – financieel adviseur voor zelfstandigen en medici.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Optimaal vergaderen en overleggen

Optimaal vergaderen en overleggen

Vergaderen en overleggen worden binnen de mondzorg met het groter worden van de praktijken steeds belangrijker. Dit vraagt om inzicht in processen en rollen. Hoe plaats je medewerkers centraal en zorg je voor veiligheid? Welke rollen kunnen mensen aannemen?

Medewerkers centraal

Zo kan je als praktijkeigenaar de fout maken om puur mededelingen te doen in plaats van actief te luisteren naar je medewerkers. Dat terwijl je medewerkers een schat van informatie hebben. Het is daarom van belang dat er een inventarisatie wordt gedaan naar wat er leeft onder de medewerkers voordat er vergaderd wordt. Hierop kan het beleid worden vastgesteld zodat de vergadering in goede banen wordt geleid.

Goede agenda

Uiteraard is een duidelijke agenda die ruim van te voren wordt gecommuniceerd aan alle deelnemers een prima gelegenheid voor de medewerkers om zich voor te bereiden. Ook hierin kan er doorgeschoten worden. Dan zijn de notulen al af voordat er vergaderd is.

Een goede agenda is kort en duidelijk. Hier bouw je veel veiligheid mee in. De deelnemers weten wat ze kunnen verwachten en hiermee wordt de drempel verlaagd om een eigen mening te ventileren.

Zorg voor veiligheid

Vergis je niet hoe spannend het voor medewerkers kan zijn om hun zegje te doen. Het helpt om van te voren te repeteren wat je precies wilt zeggen. Een tip is om een kort rijtje met punten te maken met wat je precies wilt zeggen.

Sommige praktijkmedewerkers zijn minder rap van tong en hebben meer ondersteuning nodig. Het kan dan helpen om een korte Powerpoint toe te staan of om tekeningen te laten maken op een flap-over terwijl ze aan het woord zijn. Ook kan het een goede methode zijn om twee deelnemers apart met elkaar te laten overleggen of een klein groepje te laten vormen voordat zij hun visie kunnen verwoorden. Een stel post-its kan ook soelaas bieden die vervolgens door de voorzitter simpelweg voorgelezen worden.

Het helpt ook om altijd te bedanken voor de geleverde input, ook als deze niet zo goed in je straatje past.

Morele stadia van Kohlberg

Toch kunnen medewerkers lang niet altijd hun eigen mening vormen. Dit is te verklaren vanuit de morele stadia van Kohlberg. Deze bestaan uit het preconventionele stadium, het conventionele stadium en het postconventionele stadium. Het laatste stadium bereikt lang niet iedereen en dat is misschien maar goed ook.

Het eerst stadium is een persoon die niet in staat is in termen van maatschappelijke regels te denken. Een eigen gezichtspunt en eigen belang staan centraal. Iets is goed als het een beloning oplevert en iets is fout als het straf oplevert. Dit stadium hoort bij jonge kinderen maar ook sommige jongeren en volwassenen passen hierin.

Hierna volgt het stadium waarbij er identificatie plaatsvindt met maatschappelijke regels, met name die van autoriteiten. Men ziet zichzelf als lid van het team. De meeste pubers en volwassenen denken op dit niveau.
In het laatste stadium begrijpt men de regels, maar baseert dit op de algemene morele en ethische principes die erachter schuil gaan en niet op de regels zelf. Men ziet zichzelf als een uniek wezen. Soms leidt dit tot het ingaan tegen de geaccepteerde regels, omdat eigen morele principes van meer waarde worden geacht. Slechts een klein percentage volwassenen bereikt dit stadium. Dit wordt ook wel transcendente moraliteit genoemd. Het overstijgt in feite de algemeen heersende normen.

Toegevoegde waarde of pain in the ass?

Iemand in dit laatste postconventionele stadium kan twee kanten opgaan. Of hij brengt enorme waarde omdat hij buiten de gebaande paden kan denken (out of the box) en dat kan groei voor je praktijk betekenen. Of hij keert de kont tegen de krib en is een ware pain in the ass. Op dat moment zal je van diegene af moeten. Je kunt ook omdenken: Wat fijn dat deze persoon zo kritisch is. Dat kan behoorlijk spannend aanvoelen maar zou wellicht veel voor je kunnen gaan betekenen. Wees hierbij niet bang voor gezichtsverlies. Op het moment dat je deze persoon een podium geeft, kan het zomaar zijn dat diegene weer bijdraait en actiever helpend mee gaat denken in plaats van te schoppen.

Vier rollen

Iemand die geoutilleerd is in vergaderen, kan van de ene rol in de andere springen. Precies naar dat wat er nodig is. Er zijn hierin vier hoofdpatronen te onderscheiden, te weten:

  • De aanjager
  • De organisator
  • De samenwerker
  • De denker

De aanjager

De aanjager zit hoog in de energie. Diegene praat snel en kan grote gebaren maken. Hij kan enorm enthousiast zijn en dat kan aanstekelijk werken. Het kan ook in je nadeel gaan werken op het moment dat het te ongeduldig overkomt, te agressief, te streng en als er geen ruimte meer over is voor anderen. Een aanjager kan te impulsief zijn en te hard van stapel lopen.

De organisator

De organisator is totaal anders dan de aanjager. De organisator is veel rustiger en wil alles stap voor stap aanpakken. Hij is ordentelijk, maar kan wel verzanden in details. Een organisator gaat negatief werken op het moment dat hij in de planning blijft vastbijten en dus niet tot actie overgaat of zich niet flexibel opstelt. Als je te weinig organisator vertoont dan toon je onbetrouwbaar gedrag, onethisch, niet consequent en ongestructureerd. Daar waar een aanjager teveel gas geeft, stapt de organisator teveel op de rem.

De samenwerker

De samenwerker is de verbindende factor. Hij zet de zaak op het juiste tempo in beweging. De samenwerker kan de organisator bevrijden van vastgeroeste gewoonten en weerhoudt de aanjager ervan dat hij te hard neerkomt. De samenwerker zorgt dus voor een dynamisch proces en kent veerkracht. De samenwerker kan veel dingen tegelijk doen, mensen enthousiast maken, omgaan met het gehele pluimage aan medewerkers en de handen ineenslaan. Juist omdat de samenwerker met iedereen door een deur wil, kan hij onbetrouwbaar overkomen. Aan wiens kant staat hij nu? Je kunt niet iedereen 100% beloven maar daar heeft de samenwerker wel de neiging toe.

De denker

De denker kan onbeperkt zijn fantasie laten gaan. Alles is mogelijk, er zijn geen grenzen. Of iets nu praktisch is of niet…dat maakt de denker niet uit. Leiders met het patroon van een denker zoeken naar mogelijkheden en richten zich op dingen die aandacht verdienen met een houding die het midden houdt tussen mysterieuze intuïtie en prikkelende willekeurigheid. Dit kan voor een ander heel verwarrend zijn. Deze visionairs houden erg van dagdromen. Hierdoor worden ze vaak als saai gezien terwijl er in hun brein/geest zoveel gebeurd. Een denker heeft oog voor talent en voelt de essentie van mensen aan. Een denker denkt buiten de kaders en ziet onvervulde en onopgeloste problemen. Een denker creëert kansen en kijkt verder dan zijn neus lang is. Zijn ideeën kunnen gek en vreemd gevonden worden. Vraag daarom de denker om uitleg, om het hoe en waarom.

Luisteren naar de denker

De denker kan dus mysterieus zijn. Het is een uitdaging om naar deze persoon te luisteren die een heel ander licht op de zaak kan brengen. De denker kan zich namelijk niet uitgenodigd voelen om te spreken. Dat komt omdat hij vaak heeft meegemaakt dat hij anderen niet mee krijgt en zelfs uitgelachen kan zijn. Bouw daarom genoeg veiligheid in voor de denker om letterlijk en figuurlijk hoger op te komen. Je zal open moeten staan om je mee te laten voeren. Bedenk daarna pas of het bij je eigen visie past en wellicht zal je je eigen visie moeten bijstellen. Ideeën van de denker kunnen in het nu van pas zijn maar sommige ideeën komen juist te vroeg. Je kunt dan vragen om deze in de spreekwoordelijke ijskast te zetten en toon respect. Vergeet dan niet om de ideeën op tijd uit de ijskast te halen voordat ze diep bevroren of alsnog bedorven zijn.

Zorg voor diversiteit

Let wel, alle rollen zijn belangrijk. Een divers team of personen die kunnen switchen van rol zijn essentieel. Wellicht hebben we de neiging om mensen tot het team toe te voegen die op dezelfde golflengte / energieniveau liggen als onszelf. Op dat moment is de praktijk gedoemd om te mislukken. Absoluut iets om mee rekening te houden tijdens sollicitatiegesprekken.

Bronnen:
Studie Organisatiepsychologie van Laudius
Door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
Hoe start je in de mondzorg een nulpraktijk

Hoe start je in de mondzorg een nulpraktijk?

Het starten van een nulpraktijk (zonder overname van een patiëntenbestand) is binnen de mondzorg in opkomst. Thera Evers, Sectorspecialist Medisch bij ABN AMRO Bank, vertelt wat er komt kijken bij het starten van een nulpraktijk.

Opkomst van nulpraktijken

In 2020 zagen wij een sterke opkomst van zogenaamde nulpraktijken, ofwel vrije vestiging. Zonder een patiëntenbestand over te nemen een tandartspraktijk starten, is om verschillende redenen in opkomst. Dit komt onder andere door de mismatch tussen vraag en aanbod van praktijken, de concurrentie van ketens en het prijsopdrijvend effect op de overnameprijs, het tandartsentekort en het vertrouwen van financiers in deze initiatieven. Wij zien dat deze ontwikkeling in 2021 verder doorzet.

Ook bij mondhygiënisten

Ook onder mondhygiënisten leeft in een toenemende mate de wens om een eigen praktijk te starten. Verhoudingsgewijs ligt dit aantal echter aanzienlijk lager dan bij tandartsen. Het starten van een praktijk zonder patiënten brengt voor mondhygiënisten meer uitdagingen met zich mee. Het opbouwen van een patiëntenbestand is lastiger omdat veel tandartsen patiënten doorverwijzen naar de mondhygiënist in hun eigen praktijk. Een netwerk opbouwen en samenwerking met tandartsen die geen mondhygiënist in de praktijk hebben, is belangrijk. Een patiënt is minder intrinsiek gemotiveerd om een mondhygiënist te bezoeken en gaat er niet snel uit eigen beweging heen.

Kansen en bedreigingen

Het starten van een nulpraktijk biedt de volgende kansen:

  • Je kunt je praktijk van scratch opbouwen en direct naar eigen inzicht en visie indelen en organiseren.
  • Je betaalt geen goodwill voor een overname.
  • Je kunt je eigen team samenstellen.

Bedreigingen zijn er echter ook:

  • Het vraagt veel organisatorisch vermogen omdat je naast de opbouw van je eigen praktijk vaak ook nog als waarnemer werkt.
  • Het aantrekken van personeel is in deze markt een uitdaging.
  • Als je start zonder patiënten moet je een goed plan hebben om patiënten te werven. De gewenste groei kan achterblijven bij de verwachtingen.

Eerst ervaring opdoen

Je kunt beter niet direct na je afstuderen proberen een nulpraktijk op te zetten, maar eerst in verschillende praktijken aan de slag te gaan. Dit helpt je om je visie op de mondzorg verder vorm te geven en best practises mee te nemen naar je eigen praktijk. Dit is ook de ideale kans om een kijkje in andermans keuken te nemen. Als je een eigen praktijk hebt, doe je dat niet snel meer. Bovendien start je niet fulltime een nulpraktijk, maar moet je zorgen voor een aanvullend basisinkomen uit waarnemingen. Dit is ook het moment om je vaardigheden als tandarts verder te ontwikkelen.

Informatie verzamelen

Als je met het idee rondloopt om een nulpraktijk te beginnen, doe je er goed aan te sparren met mensen uit je omgeving die hier ervaring mee hebben, zoals collega-tandartsen, praktijkbegeleiders of financieel deskundigen. Bedenk goed waar je wilt werken en wonen en start met het doen van een marktonderzoek waarin je het potentieel onderzoekt en een concurrentieanalyse maakt.

Locatieonderzoek

Het is zinvol om eerst informatie in te winnen over de desbetreffende locatie. Met een locatieonderzoek kun je voor een groot deel vaststellen of je financiële doelen in het potentiële verzorgingsgebied, realiseerbaar zijn. Op de website van de KNMT kan je meer informatie vinden over de tandartsdichtheid in verschillende regio’s in Nederland.

Met de KVK Locatiescan kun je als (startende) ondernemer de marktpotentie verkennen van je (toekomstige) vestigingsplaats. Het gaat hier om branches gericht op consumenten. Om te onderzoeken of een nieuwe of bestaande locatie voor jouw vestiging in jouw branche levensvatbaar is heb je gegevens nodig om keuzes te onderbouwen. Wat is de omvang van je verzorgingsgebied? Hoe groot is de concurrentie? Hoeveel inwoners (potentiële klanten) zijn er? Hoe ziet de bevolking eruit?
In deze scan zet de KvK de gegevens van je verzorgingsgebied op een rij en zetten deze naast cijfers van vergelijkbare locaties en landelijke cijfers. Zo krijg je meer inzicht in de potentie van je vestigingslocatie.

Financiering

Voor de financiering heb je een goed onderbouwd ondernemingsplan nodig. Op de website van ABN AMRO staat een voorbeeld dat je kunt invullen, waarmee je een compleet plan kan maken. Een bank maakt een financiële analyse aan de hand van de groeiverwachtingen van de praktijk. Veelal is een aanvullend inkomen als waarnemer noodzakelijk, omdat je natuurlijk niet direct fulltime in je praktijk aan de slag kunt. Het is aan te raden aan om altijd in een vroeg stadium je plannen met een bank te bespreken.

Tips

Verdiep je voordat je aan de slag gaat zo veel mogelijk in alle aspecten die komen kijken bij het starten van een nulpraktijk. Op de website van ABN AMRO staan verschillende tips en tools voor starters. Daarnaast wordt er jaarlijks (in november) een masterclass start of overname tandartspraktijk georganiseerd waar je veel concrete tips krijgt. De belangrijkste tip is om vooral zo snel mogelijk met financieel deskundigen over je plan te sparren. 

Arjan Wijnands, Nancy Jonkman-Koenis en Thera Evers zijn Sectorspecialisten Medisch bij ABN AMRO Bank. Zij adviseren en begeleiden tandartsen en orthodontisten bij diverse ondernemersvraagstukken.

Lees meer over: Kennis, Ondernemen
Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?

Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?

Steeds vaker krijgen mondzorgprofessionals te maken met kinderen met gescheiden ouders. In het gunstige geval kunnen de ouders goed met elkaar overweg en zijn er goede afspraken gemaakt, die worden nageleefd. Maar het kan ook weleens anders zijn, waarbij conflicten over de hoofden van de kinderen worden uitgevochten. En soms is toestemming voor een behandeling de inzet. Het kan ook voorkomen dat er een acute situatie ontstaat, waarbij de toestemming niet gevraagd kan worden. Hoe hiermee om te gaan? En hoe kijkt de tuchtrechter hier tegenaan?

Gezag

Het ouderlijk gezag houdt de zeggenschap over minderjarigen in. Dat gezag ziet ook op behandelingen in de zorg. Ouders met gezag moeten namelijk beiden toestemming geven voor een behandeling. Vanaf 16 jaar mag een jongere zelf beslissen en is de toestemming niet meer nodig.

Vragen wie het gezag heeft

Maar hoe weet de mondzorgprofessional dan wie het gezag heeft? Er simpelweg van uitgaan dat de ouder die het kind begeleidt ook gezag heeft is niet voldoende. Er zal bezien moeten worden hoe de gezagsverhouding in elkaar steekt. Dat kan aan de ouder gevraagd worden die de jeugdige begeleidt, waarna de mondzorgprofessional daarvan aantekening kan maken in het dossier.
Als er reden is om twijfelen aan de juistheid, dan moet er gevraagd worden naar een bewijs van het gezag. Dat kan een bestaand huwelijk zijn, een uittreksel uit het gezagsregister of een uitspraak van een rechter bijvoorbeeld. Als er sprake is van gescheiden ouders, dan dient doorgevraagd te worden naar de afspraken over het gezag. In de meeste gevallen ligt dit vast in een ouderschapsplan.

Toestemming voor inschrijving en uitschrijving?

Bij het inschrijven van een kind in de praktijk wordt een nieuwe behandelrelatie gestart. Zeker in die situatie is het van belang dat helder is wie het gezag heeft en als dat beide ouders betreft, dat zij allebei toestemming geven voor de inschrijving.

Maar geldt dat ook voor de uitschrijving uit de praktijk? Op 4 mei 2021 is gebleken in een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Den Haag dat ook in het geval van uitschrijving geïnformeerd moet worden naar de gezagsrelatie. Er was sprake van een uitschrijving omdat de moeder met de dochters met de dochters verhuisde, waarvoor een gerechtelijke procedure nodig was geweest omdat de vader daar niet mee instemde. De arts ging ervan uit dat de vader ervan op de hoogte was en dat de uitschrijving in lijn was met de uitspraak van de rechtbank, en schreef de dochters dus uit. De klacht van de vader werd echter gegrond bevonden, omdat de arts had moeten informeren naar de toestemming van de vader.

En is altijd toestemming nodig, ook in geval van een vechtscheiding?

Het uitgangspunt is dat er toestemming van beide gezagdragende ouders moet zijn, maar het kan voorkomen dat dit in strijd is met de belangen van het kind zelf. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) heeft daar een uitzondering voor gemaakt: als het niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener, kan hiervan afgeweken worden.

Een situatie waar het Regionaal Tuchtcollege Zwolle zich over gebogen heeft in 2016 laat zien dat er inderdaad soms van het uitgangspunt afgeweken kan worden. Een moeder zat in een Blijf-van-mijn-lijf huis en kwam met haar dochter op het spreekuur van een fysiotherapeut. Er was geen contact met de vader. Er is op enig moment voor gekozen geen toestemming te vragen van de vader, vanwege de situatie. Het college geeft aan dat ook in vechtscheidingen de toestemming van beide ouders in beginsel voorop staat, maar dat dat complex kan zijn. De afweging om in dit geval geen toestemming van de vader te vragen, kan het college, in het belang van de minderjarige, billijken, zo wordt aangegeven. Wel wijst het college wederom op het belang van het controleren van de juridische gezagsverhouding bij aanvang van de behandelrelatie.

Toestemming voor een second opinion?

En hoe zit het bij een verzoek om een second opinion uit te voeren? Dat is over het algemeen een korte exercitie, met een duidelijk doel. Maar ook in dat geval gelden de regels voor de toestemming van beide gezagdragende ouders, als het gaat om een minderjarige. Ook een second opinion is namelijk een behandeling. Dit is op 4 mei 2021 door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag verduidelijkt. Er is dus ook voor een second opinion toestemming nodig van beide ouders met gezag.

Wat te doen bij acute situaties?

Voorgaande voorbeelden gaan uit van de situatie dat voor de behandeling de toestemming van de ouder(s) kan worden afgewacht. Maar er kunnen zich ook situaties voordoen waarbij dat niet zo is: acute situaties. De wet geeft hier een uitzondering voor, namelijk in het geval de tijd voor het vragen van toestemming ontbreekt aangezien de behandeling kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen. Gedacht kan worden aan een verkeersongeval of andere situatie waarbij direct ingegrepen moet worden. Ook kan het voorkomen dat één ouder met gezag niet te traceren is, maar de behandeling wel nodig is. Ook in dat geval kan het op enig moment de behandeling zonder toestemming van die ouder toch uitgevoerd worden.

Tot slot

Complexe situaties in de praktijk kunnen wat minder ingewikkeld worden als de juridische verhoudingen helder zijn. Daarom is het in de eerste plaats van belang bij aanvang van de behandelrelatie met een minderjarige kort maar grondig na te gaan en vast te leggen wat de gezagsverhoudingen zijn. Verder is het goed voor ogen te houden dat toestemming voor de behandeling van beide ouders met gezag het uitgangspunt is, maar dat zich situaties kunnen voordoen waarbij daar (in het belang van het kind) anders mee omgegaan moet worden.

Door: Daniël Post & Élize Breugem – www.eldermans-geerts.nl. Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Groeien-met-je-mondzorgpraktijk

Groeien met je mondzorgpraktijk

Groeien met je mondzorgpraktijk, hoe doe je dat? Volgens tandarts en jurist Alexander Tolmeijer zijn de mogelijkheden tot groei oneindig, zelfs in coronatijd. Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelde hij hoe je tot groei kan komen en wat dat voor je praktijk betekent.

Persoonlijk doel

Groei van een praktijk wordt vaak in gang gezet door veel meer patiënten aan te nemen of door een praktijk over te nemen. Maar eigenlijk zou je je voor die tijd al af moeten vragen waarom je wilt groeien, wat je gelukkig maakt. Je moet dus je persoonlijke doelen stellen. Een hulpmiddel daarbij kan het boekje Ikigai zijn. Hierin wordt beschreven dat er vier factoren van invloed zijn bij het vinden van je persoonlijke doel. Dit kun je ook toepassen op de groei van je praktijk; het zou mooi zijn als die groei jou op vier verschillende gebieden wat brengt, namelijk:

  • dat het helpt voor je inkomen;
  • dat je erdoor iets kunt doen wat je echt leuk vindt;
  • dat je erdoor iets kunt doen waar je goed in bent;
  • dat het bijdraagt aan wat de wereld nodig heeft.

SMART

Het is goed om een doel SMART te maken: specifiek, meetbaar, haalbaar, relevant en tijdgebonden.
Specifiek is bijvoorbeeld vijf procent groeien of een stoel erbij. Dat is dan ook heel meetbaar. Of het ook haalbaar is, moet je zelf beoordelen. Je moet ook kijken hoe relevant je doel is. Als je als tandarts wilt groeien om een speedboot te kunnen kopen, is het maar de vraag of dat je medewerkers ook inspireert om daar aan mee te gaan werken. Zo’n boot is wel een resultaatsdoel, maar niet erg motiverend.
Als je wilt communiceren met je medewerkers, moet je kunnen aangeven waarom je dat doel nastreeft (in een maatschappelijk bewuste context).

Gedragsdoelen

Om je medewerkers mee te nemen in je plannen, moet je proberen om resultaatsdoelen om te zetten in gedragsdoelen. Gedrag kun je waarnemen en voordoen.
‘Je moet efficiënter werken’ is geen gedragsdoel. Wel: ‘een reële behandeltijd in je agenda zetten’.
Je moet gedragsdoelen opnemen die je kunt waarnemen. Als je meer patiënten in je praktijk wilt krijgen, moet je dat koppelen aan gedragsdoelen.

In ontwikkeling blijven

In de huidige maatschappij moet je altijd in ontwikkeling blijven en blijven groeien. Als je stilstaat, leidt dat tot achterstand. Dat geldt zowel voor jezelf als voor je medewerkers.
Je team moet jouw groeidoel ondersteunen met gedrag. Gedrag veranderen in je team is echter lastig. Het boek De ladder van Ben Tiggelaar geeft handreikingen hoe je dit kunt aanpakken.
Het doel dat je stelt moet motiverend zijn en bij het persoonlijke doel van de medewerkers passen. Je moet met je medewerkers in gesprek blijven, zodat je weet waar ze blij van worden en dat kunt koppelen aan de praktijkdoelen. Als dat niet lukt, moet je hier op tijd over praten. De medewerker zit dan waarschijnlijk niet meer op de juiste plek. Houd daarom in de gaten hoe iemand zich ontwikkelt en hoe je zijn of haar kracht kunt gebruiken in je groeidoel.

Manieren van groeien

Je kunt op verschillende manieren groeien: in uren, in patiënten en in soort behandelingen.

Groeien in uren

Groeien in uren kun je doen door inefficiënties uit de agenda te halen, maar ook door te gaan werken in shifts. Daar komt een hoop bij kijken, maar meestal zijn de voordelen groter dan de nadelen.

Voordelen van werken in shifts:

  • Je werkt minder uren per dag, dus het is minder zwaar.
  • Je houdt tijd over om de administratie op de praktijk af te maken.
  • De patiënt kan ook ’s morgens vroeg of ’s avonds terecht bij de praktijk.
  • De ruimte wordt efficiënter gebruikt.
  • De capaciteit wordt uitgebreid.

Nadelen van werken in shifts:

  • Korter werken is minder verdienen.
  • Je hebt meer mensen in dienst en daardoor minder contact met ze.
  • Er zijn kortere pauzes.
  • De avonden zijn vaak niet populair.

Arbeidsrecht

Als je in shifts gaat werken, moet je erg opletten met de arbeidscontracten. Je medewerkers gaan korter werken en daardoor minder verdienen. Tandartsen compenseren dat vaak door in de kortere tijd efficiënter te werken. Een assistente verdient echter per uur en krijgt daardoor minder inkomsten. Dit is alleen mogelijk als in het arbeidscontract is opgenomen dat je het contract mag wijzigen (het wijzigingsbeding). Ook belangrijk is of er in het contract werktijden staan vermeld of dat er verwezen wordt naar een rooster dat elke keer afgesproken wordt.

Medewerkerstevredenheidsonderzoek

Op wat voor manier je ook uitbreidt, uiteindelijk heb je gemotiveerde mensen nodig. Wat tandartsen te weinig doen is een medewerkerstevredenheidsonderzoek afnemen. Dit onderzoek hoeft niet heel uitgebreid te zijn. Bij Dentiva wordt met slechts twaalf (wetenschappelijk onderbouwde) vragen gewerkt. Hiermee kom je er al snel achter of mensen wel of niet tevreden zijn. Als medewerkers betrokken zijn, krijg je meer groei en ontwikkeling en neemt de klanttevredenheid toe. Een tevredenheidsonderzoek onder je medewerkers moet je elk jaar doen, het is een goede thermometer.

Je team meenemen

In groei moet je altijd je team meenemen. Hoe enthousiaster ze zijn, hoe betrokkener ze zijn en hoe gemakkelijker het is. Als je groeit, kunnen mensen daar enthousiast van worden, maar er kunnen ook mensen overboord vallen. Als je groter wordt, kan de persoonlijke aandacht soms minder worden. Als je met shifts gaat werken helemaal. Dan moet je ervoor zorgen dat er alternatieve momenten voor communicatie zijn.

Skills matrix

Om bij te houden wat alle medewerkers kunnen en waar ze staan, kun je een skills matrix gebruiken. Je kunt hierin iemands vaardigheden inzichtelijk maken door per activiteit aan te geven of iemand er kennis van heeft, het volledig begrijpt, het met begeleiding kan uitvoeren, het zelfstandig kan uitvoeren of er anderen in kan trainen.

Groeien in aantal patiënten

Als je het aantal patiënten wilt uitbreiden, is het goed om ook te bekijken hoeveel mensen er ongemerkt verdwijnen doordat ze niet worden opgeroepen. Dit kun je voor een groot deel tegengaan.
Als 80 tot 90% na een behandeling meteen een nieuwe afspraak maakt, betekent dit dat 10 tot 20% dat niet doet. Wat doe je met die mensen? Heel veel praktijken doen pas na 24 maanden een oproep en dan ben je vaak al te laat. Zorg dus voor een protocol en begin daar al na zes maanden mee. Hetzelfde geldt voor patiënten die bij een afspraak niet komen opdagen: zorg gelijk voor een follow-up.
Eén ding dat je in ieder geval moet doen als je wilt groeien: zet de kraan dicht en lek geen patiënten meer.

Groeien in soort behandelingen

Als je wilt groeien in het soort behandelingen dat je uitvoert, zijn er legio waar je uit kunt kiezen: scannen, restauraties uitvoeren, onzichtbare beugels plaatsen, preventie bij de jeugd.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Groeien in 2021? Zo doet u dat’ door Alexander Tolmeijer tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Alexander Tolmeijer is tandarts en jurist.

Lees meer over: Management, Ondernemen
Tuchtrecht

Tuchtrecht: toch een berisping wegens slecht georganiseerde praktijk

Tijdens vakantie van haar tandarts wordt een patiënt met een afgebroken kies behandeld door een mondhygiënist. Toen zij na de behandeling last kreeg van haar kies, diende ze een klacht in. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de tandarts tekort is geschoten in de organisatie van de praktijk en legt berisping op.

Situatie

Toen klaagster in oktober 2018 een afgebroken kies wilde laten behandelen, was verweerster in het buitenland. De patiënt werd daarom behandeld door een mondhygiënist. In een telefoongesprek voorafgaand aan de behandeling is tegen de patiënt gezegd dat ze door iemand anders wordt behandeld, maar de functie van de behandelaar werd niet genoemd.

Toen klaagster na de behandeling last kreeg van haar tand, heeft ze een klacht ingediend. Deze werd volgens haar niet goed behandeld. Aangezien verweerster in het buitenland was, kon zij haar niet persoonlijk te woord staan. Dat is wel wat de patiënt wilde.

Op 13 november 2018 mailde klaagster verweerster met het bericht dat ze zo veel last had van haar tand, dat het “op medische gronden noodzakelijk was op korte termijn over te gaan tot behandeling van het element”. Een paar dagen later ontving verweerster klaagster in haar praktijk waar het ongenoegen van klaagster is besproken. Verweerster verwees klaagster naar de KNMT voor de verdere afhandeling van de klacht, maar dit leidde niet tot een oplossing.

Op 14 december schreef verweerster een brief aan klaagster waarin ze spijt betuigd voor het verloop van de communicatie en de behandeling. De tandarts schrijft dat ze eerder zelf contact met klaagster had moeten opnemen. Ook schrijft ze dat de functie van haar collega van tevoren benoemd had moeten worden.

Klacht

Op 29 maart 2019 diende klaagster een klacht in tegen haar tandarts. Daarin verwijt ze verweerster het volgende:

  1. Slechte communicatie ten aanzien van het maken van de afspraak op 8 oktober 2018, de behandeling en de klachtafhandeling.
  2. Behandeling door een niet bevoegde/bekwame mondhygiënist.
  3. Onjuiste behandeling door de mondhygiënist.
  4. Een manier van leidinggeven in de kliniek die de gezondheid van klaagster in gevaar heeft gebracht.

In eerste instantie verklaarde het Regionaal Tuchtcollege alle klachtonderdelen ongegrond. Daarop ging klaagster in beroep bij het Centraal Tuchtcollege. Hieronder volgt de beoordeling en uitspraak door het Centraal Tuchtcollege zoals uitgesproken op de openbare zitting op 4 februari 2021. 

Beoordeling

Het Centraal Tuchtcollege begint haar beoordeling met de verduidelijking dat het tuchtrecht gaat over persoonlijke verwijtbaarheid. Hiervoor is het vereist dat de beroepsbeoefenaar betrokken is geweest bij het verwijtbaar handelen. Aangezien verweerster in het buitenland was tijdens de behandeling, kunnen klachtonderdeel 1, 2 en 3 niet gegrond verklaard worden.

Wat betreft klachtonderdeel 4 oordeelt het Centraal Tuchtcollege als volgt: “De tandarts dient er voor te zorgen dat haar praktijk op zodanige wijze is georganiseerd dat daar altijd, ook indien zijzelf niet aanwezig is, de zorg wordt verleend die van een tandartsenpraktijk verwacht mag worden.”

Vervolgens beoordeelt het college dat verweerster hier niet aan heeft voldaan. De exacte behandeling – het vervangen van de oude amalgaanrestauratie door een meervlakscomposietvulling en het herstellen van een afgebroken palatinale knobbel – mocht de mondhygiënist namelijk niet functioneel zelfstandig uitvoeren volgens de ‘Richtlijn opdrachtrelatie voorbehouden handelingen tandarts-mondhygiënist’.

Dat betekent dat voor deze behandeling een nadrukkelijke, schriftelijke opdracht van de tandarts aan de mondhygiënist nodig is. En dat de patiënt hier geïnformeerde toestemming voor geeft. Tenslotte dient de tandarts, door controle achteraf, toezicht te geven op de behandeling. Van dit alles was volgens het Centraal Tuchtcollege geen sprake.

Uitspraak

Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 1, 2 en 3 ongegrond. Klachtonderdeel 4 wordt wel gegrond verklaart. Het college vindt de ernst van de situatie zodanig dat volgens haar een waarschuwing niet volstaat. Daarom legt zij de tandarts de maatregel van een berisping op.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
PPodcast: de inspanningsloze praktijk – met Ron Steenkist en Michiel Buis

Podcast: de inspanningsloze praktijk – met Ron Steenkist en Nico Bezuur

Tandarts-ondernemer Ron Steenkist gaat deze podcast-aflevering weer in gesprek met een collega. Ditmaal is Nico Bezuur te gast. In 1982 studeerde hij af aan de Universiteit van Amsterdam. Vervolgens vervulde hij zijn dienstplicht als luchtmacht-tandarts. Zijn commerciële loopbaan begon hij bij het Jordaan-project, een tandheelkundig project in Amsterdam. Uiteindelijk werd hij mede-eigenaar van deze praktijk, die tegenwoordig Qyom heet.

In 2000 – met ondertussen dus bijna 20 jaar ervaring achter de kiezen – schreef Bezuur samen met  Rolf van Mierlo het boek ‘De winstgevende tandartspraktijk’. Daarin omschrijft hij de organisatie van een kliniek. Dit alles komt voorbij in deze aflevering van de Tandarts, Vrijheid en Meesterschap Podcast.

Als kers op de taart geeft Bezuur advies aan jonge collega’s: wordt een alzijdig ontwikkelde tandarts. Wordt een professional die op veel gebieden gespecialiseerd is en daarnaast zorgt voor een uitmuntende communicatie binnen het team en naar de patiënten toe. Luisteren, dus!

Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast

In de Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast gaat Ron Steenkist elke aflevering in gesprek met een collega die zijn praktijkvisie en -voering hebben beïnvloed. De gespreksonderwerpen lopen uiteen van financiën en agenda-planning, tot marketing en leiderschap. Eerder ging Steenkist bijvoorbeeld al in gesprek met Astrid Stijger, over het verhogen van het ‘Dental IQ’ van haar patiënten. De podcast is o.a. te vinden op Spotify en in Apple Podcasts.

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen, Podcast
Naald

Alternatieven voor recappen om prikaccidenten te voorkomen

Om prikaccidenten te voorkomen is het recappen van injectienaalden (het na gebruik terugzetten van de dop op de naald) al jaren geleden verboden. In de praktijk blijkt echter recappen nog gebruikt te worden. Wat is het risico van prikaccidenten en welke alternatieven zijn er inmiddels voor het recappen?

Wet- en regelgeving

Het verbod op recappen is in Nederland vastgelegd in het Arbobesluit (artikel 4.97, lid d). Opmerkelijk is dat het Arbobesluit alleen van toepassing is op medewerkers in loondienst. Zelfstandigen vallen niet onder het Arbobesluit en mogen dus wel recappen. Dit terwijl het recappen volgens de Europese Richtlijn duidelijk verboden is. In de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken van de KNMT is ook opgenomen dat recappen door mondzorgverleners in loondienst niet is toegestaan.

Prikaccidenten

Er vinden nog altijd veel prikaccidenten plaats. In de eerste helft van 2019 zijn door tandartspraktijken 316 prikaccidenten gemeld bij Prikpunt, het meldpunt voor prikaccidenten waarbij de KNMT is aangesloten. Hiervan was in 127 gevallen sprake van een verdovingsnaald. De meeste ongevallen hangen samen met recappen. De hoes laat los bij het verwijderen van de naald of wordt doorboord door de naald.

Risico’s bij prikaccidenten

Als je je prikt aan een gebruikte naald, moet je dit altijd serieus nemen. Door het bloedcontact loop je kans op besmetting met een ziekteverwekker. Het kan dan gaan om ernstige ziekten zoals hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) of het humaan immunodeficiëntievirus (hiv).

Hoe hoog het risico is, hangt ervan af of er bloed zichtbaar is. Is er geen zichtbaar bloed, dan is er sprake van een accident met een laag risico. Er is dan overigens wel nog kans op besmetting met hepatitis B. Als er wel zichtbaar bloed is, dan wordt er gesproken van een prikaccident met een hoog risico. Je kunt besmet raken met hepatitis B, hepatitis C en hiv.

Vaccinatie tegen hepatitis B

Om te voorkomen dat je hepatitis B oploopt, kun je je laten vaccineren. Kinderen die geboren zijn na 1 augustus 2011 krijgen een vaccinatie tegen hepatitis B aangeboden via het Rijksvaccinatieprogramma. Tegen hepatitis C en hiv is geen vaccin beschikbaar.
Als je in de mondzorg werkt en risicohandelingen uitvoert, moet je gevaccineerd zijn tegen hepatitis B, zodat je zelf beschermd bent en het virus ook niet kan overdragen op patiënten. Het vaccineren gebeurt via de werkgever. Van elke medewerker die risicohandelingen uitvoert moet in de praktijk een kopie van het vaccinatiebewijs aanwezig zijn en de titerbepaling waaruit blijkt dat er voldoende antistoffen tegen hepatitis B in het bloed zitten. Iemand is beschermd als de titerbepaling meer dan 100 IE/l bedraagt. In 2018 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een onderzoek onder mondzorgpraktijken gedaan om te zien of medewerkers die risicohandelingen uitvoeren voldoende beschermd zijn tegen hepatitis B. Daaruit bleek dat een groot deel van de praktijken niet kon aantonen dat de titerbepaling van alle medewerkers voldoende was. Totdat aangetoond was dat de titerbepaling in orde was, mochten zij geen risicohandelingen meer uitvoeren.

Accidenten voorkomen

Prikaccidenten kunnen vaak voorkomen worden door geconcentreerd te werken en goed op te letten bij het toedienen van injecties en het schoonmaken van scherpe instrumenten.

Ook als je bij een plaatselijke verdoving wil kunnen bijspuiten, is recappen niet toegestaan. Leg in dat geval de injectiespuit op veilige afstand, het liefst in een tray met een doorzichtig deksel.

Alternatieven voor recappen

Volgens het Arbobesluit moet op plaatsen waar prikaccidenten substantieel voorkomen gebruik gemaakt worden van veilige naaldsystemen, waarbij de naald bijvoorbeeld met een verschuifbare hoes kan worden afgeschermd. Daarnaast kan door het gebruik van naaldcontainers de kans op accidenten verkleind worden. Deze containers moeten zo veel mogelijk binnen handbereik geplaatst worden. Op de markt zijn verschillende alternatieven voor recappen verkrijgbaar die de veiligheid in belangrijke mate vergroten, zoals:

  • Ultra Safety Plus Twist

Septodont-Ultra-safety-Plus-TwistSeptodont Ultra Safety Plus Twist beschermt zowel de tandarts, het personeel als de patiënt tegen onnodige prikaccidenten en voldoet aan de nieuwste voorschriften, opgesteld door onder ander het WHO. Daarnaast is deze upgrade voorzien van een gepatenteerd intuïtief vergrendelsysteem. Beschikbaar met steriele handvatten voor eenmalig gebruik of met steriliseerbare handvatten, conform de meest recente wetgeving en zonder ingewikkelde leerprocedure.

  • Safe-Point naaldenverwijderaar

Bij de Safe-Point naaldenverwijderaar wordt de gebruikte spuit in de naaldinvoer gestoken, waarna door een intern mechanisme de naald wordt vastgegrepen en van de spuit wordt losgeschroefd. De naald wordt vervolgens automatisch in de naaldcontainer gedeponeerd.

  • Miramatic holder

De miramatic holder is een veiligheidshouder waarin de naald verticaal geplaatst kan worden. Zowel het plaatsen als het er weer uitnemen kan met één hand gedaan worden, waardoor er minder risico op prikaccidenten is. Met dit hulpmiddel is recappen veiliger, maar er wordt dus nog wel gerecapt.

  • Wegwerpspuiten

Tenslotte is het ook mogelijk om met wegwerpspuiten te werpen, waardoor je het probleem van wel of niet recappen helemaal niet hebt. Dit is echter geen duurzame methode en levert veel extra afval op.

  • NeedleOff

NeedleOffHet Nederlandse NeedleOff biedt een universele, praktische oplossing voor het verbod op recappen. Het invoeren van de gebruikte naald en het vasthouden van de spuit is voldoende. NeedleOff omklemt naald en draait die gemotoriseerd af. Na het uitnemen van de spuit valt de naald veilig in de geïntegreerde Sharptainer. NeedleOff werkt met alle dentale schroefnaalden, en alle injectiespuiten met bereikbare naaldhub en een rechte aansluiting.

Wat te doen na een prikaccident?

Als je je ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch prikt, dan moet je het volgende doen.

  • Laat het wondje goed bloeden door het uit te knijpen.
  • Spoel het wondje uit met water en desinfecteer het.
  • Neem zo snel mogelijk contact op met een (arbo)arts (bij voorkeur binnen 2 uur, maar uiterlijk binnen 72 uur).
  • Noteer zoveel mogelijk gegevens van de ‘bron’ van het bloed.
  • Geef het accident door aan je werkgever, die het vervolgens bij de Arbeidsinspectie moet melden.

Richtlijn prikaccidenten

De RIVM heeft een Richtlijn prikaccidenten opgesteld, waarmee op gestructureerde wijze kan worden ingeschat wat het risico is op infectie met hepatitis B, hepatitis C en hiv na het accident. Aan de hand van het geconstateerde risico worden hierin vervolgens maatregelen geadviseerd om je tegen de infectie te beschermen.

Update juni 2021

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Partnernieuws, Partnernieuws, Praktijkhygiëne, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
recht, beeld

Tuchtrecht: Waarschuwing na delegeren behandeling zonder informed consent van patiënt

Een tandarts wordt o.a. verweten dat zij een patiënt heeft laten behandelen door een behandelaar die niet BIG-geregistreerd was. Hiervoor was geen informed consent gegeven door de patiënt. Het tuchtcollege geeft de tandarts een waarschuwing.

Situatie

In november 2019 laat klaagster een gaatje vullen bij de tandartspraktijk waar de verweerster aan verbonden is. Verweerster was al 11 jaar lang de vaste tandarts van klaagster. Dit keer liet zij de behandeling echter uitvoeren door een andere behandelaar. Deze behandelaar was niet BIG-geregistreerd. Verweerster was in deze situatie de supervisor van de behandelaar.

Na de behandeling merkt klaagster op dat zich een wond ontwikkeld in haar wang en mondhoek. Hiermee gaat ze nogmaals terug naar verweerster, die haar adviseert naar haar huisarts te gaan zodat ze kan worden doorverwezen naar een dermatoloog.

Verweerster denkt zelf dat de wond is ontstaan door een beroepsfout van de behandelaar die de behandeling uitvoerde. Zij stelt in een de patiëntkaart dat de grote wond met pus mogelijk is veroorzaakt door etsgel, bijtend materiaal.

Na meerdere bezoeken aan de dermatoloog stelt klaagster – via haar advocaat – verweerster aansprakelijk voor de schade. Daarop reageert de juridisch adviseur van verweerster het volgende:

  • Dat zijn cliënt altijd bereid is geweest – en nog steeds is – om de niet vergoede kosten van de dermatoloog te vergoeden, maar dat geen nota is ontvangen,
  • “Het is waarschijnlijk dat de tandheelkundige behandeling goed is geweest maar dat haar mondhoek bloot is gesteld aan een zuur middel. Daarom heeft mijn cliënt voorgesteld om naar een dermatoloog te gaan. (…) Het kan zijn dat dit middel bij uw cliënt een allergische reactie heeft veroorzaakt. (…). “ en…
  • Dat er kennelijk geen blijvende schade is en dat er dus (verder) geen schadevergoeding behoeft te worden uitgekeerd.

Klacht

Klaagster stelt dat ze door de behandeling van de behandelaar zonder BIG-registratie brandwondachtig letsel heeft opgelopen. Zij stelt verweerster verantwoordelijk voor deze medische fout, aangezien zij de supervisor van de behandelaar was. Klaagster vindt dat verweerster haar zelf had moeten behandelen, aangezien zij haar vaste tandarts was.

Klaagster stelt ook dat verweerster na de behandeling haar pijnklachten en de aansprakelijkheidsklacht niet serieus heeft genomen. En dat haar medische gegevens ten onrechte en zonder toestemming zijn gedeeld met een derde persoon: de juridisch adviseur van verweerster.

Zakelijk houdt de klacht in dat:

  1. Verweerster klaagster door een behandelaar heeft laten behandelen die niet BIG-geregistreerd was; verweerster was al jaren de tandarts van klaagster en had haar zelf moeten behandelen;
  2. De behandelaar een medische fout heeft gemaakt en dat verweerster als zijn supervisor daarvoor verantwoordelijk is;
  3. Verweerster gebrekkige nazorg heeft geleverd en wekenlang de heftige pijn in en aan de wang van klaagster niet serieus heeft genomen;
  4. Verweerster de aansprakelijkheidstelling niet serieus heeft genomen en die had moeten doorsturen naar haar aansprakelijkheidsverzekeraar;
  5. De praktijk van verweerster verweerster schandalig heeft behandeld;
  6. Een toehoorder aan de zijde van verweerster ten onrechte klaagster heeft neergezet als fraudeur;
  7. Verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden door haar juridisch adviseur over de medische situatie van klaagster in te lichten en inzage te geven in de medische stukken van klaagster.

Beoordeling

Volgens het tuchtcollege is alleen klachtonderdeel 1 gegrond. Volgens artikel 38 Wet BIG is er een verbod op het delegeren van een medische handeling, tenzij aan bepaalde waarborgen worden voldaan. Eén van die waarborgen luidt:

“De opdrachtnemer informeert de patiënt dat hij de voorbehouden handeling uitvoert in opdracht van de tandarts en vraagt de patiënt toestemming voor deze behandeling.” (Circulaire 2008-01-IGZ, Inspectie voor de Gezondheidszorg, 11 februari 2008)

Klaagster geeft aan niet te zijn geïnformeerd en dat zij geen toestemming heeft gegeven voor de behandeling. Kortom: er was geen spraken van informed consent. Dit kan verweerster niet weerleggen en ook uit het bewijsmateriaal blijkt niet het tegendeel. Aangezien er geen sprake was van informed consent mocht de behandelaar volgens artikel 38 Wet BIG de behandeling niet uitvoeren. Daarmee is klachtonderdeel 1 gegrond.

De overige klachtonderdelen verklaart het tuchtcollege ongegrond. Opvallend hierin is vooral klachtonderdeel 2. Hoewel zowel klaagster als verweerster ervan uitgaan dat de klachten het gevolg waren van een beroepsfout van de behandelaar, kan hier geen bewijs voor worden geleverd. Ook de diagnose van de dermatoloog zegt niets over de oorzaak van de wond. Daarom kan er niet worden gesproken van een causaal verband en is klachtonderdeel 2 ongegrond.

Overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaart wegens gebrek aan bewijs, of omdat de klachten verweerster tuchtrechtelijk niet verwijtbaar zijn.

Uitspraak

Het tuchtrechtcollege verklaart klachtonderdeel 1 dus gegrond. Klachtonderdeel 2 t/m 7 worden ongegrond verklaart. De verweerster krijgt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Bron:
Overheid.nl

Lees ook:
Voorbehouden handelingen in de mondzorg. Wie mag wat doen en wanneer?

Voorbehouden handelingen en taakdelegatie in de mondzorg: hoe zit het ook alweer?

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht

Tuchtrecht: doorhaling van BIG-inschrijving na onjuiste declaraties en niet meewerken aan fraudeonderzoek

De BIG-registratie van een tandarts is doorgehaald nadat hij bewust en stelselmatig onjuiste declaraties heeft ingediend. Ook wilde hij niet meewerken aan een fraudeonderzoek terwijl hij daartoe wel wettelijk verplicht was.

Situatie

De beklaagde werkte van 2003 tot en met 2012 als kaakchirurg in een ziekenhuis. De klaagster is een zorgverzekeraar die een overeenkomst had met het ziekenhuis. De chirurg diende via het ziekenhuis rechtstreeks elektronische declaraties in bij de klaagster, die door haar werden voldaan. In 2013 richtte de beklaagde een behandelcentrum voor kaakchirurgie op. Hij had geen overeenkomst met de zorgverzekering, maar patiënten hebben wel facturen ter declaratie ingediend bij de klaagster.

In april 2012 kwam er bij de klaagster een interne melding over sterk afwijkende declaraties: de verrichting “poliepen verwijderen” zou door de kaakchirurg duizend keer vaker dan het landelijk gemiddelde zijn gedeclareerd. Uit een hierop volgend benchmarkonderzoek bleek dat op allerlei aspecten de beklaagde meer declareerde dan andere kaakchirurgen.

Dossieronderzoek over (via een aselecte steekproef aangewezen) 116 dossiers waarbij naar een aantal verrichtingen specifiek werd gekeken wees uit dat in veel gevallen de gedeclareerde zorg feitelijk niet geleverd of onrechtmatig was. De beklaagde is hierover bij brief geïnformeerd maar heeft niet op de uitkomsten gereageerd.

Ook wat betreft werkzaamheden voor het behandelcentrum waren er verschillende gevallen waarbij er dubbel of fout was gedeclareerd. Verder wenste de beklaagde dat het factureringsbedrijf verschillen tussen het notabedrag en het uitbetaalde bedrag aan hem zou afboeken. Het bedrijf gaf hier geen gehoor aan waarna de samenwerking werd beëindigd.

De klaagster startte hierop een fraudeonderzoek. Hiervoor werd de beklaagde verzocht om toezending van bepaalde medische dossiers, maar hij wilde hier niet aan meewerken. Uiteindelijk heeft de klaagster aangekondigd dat ze een bedrag van €122.188,58 gaat terugvorderen.

Klacht

De klaagster verwijt de tandarts dat hij haar bewust en stelselmatig op diverse wijzen heeft opgelicht door declaraties in te dienen voor zorg die niet of niet als zodanig is geleverd door de beklaagde. Een voorbeeld hiervan is het declareren van een zwaardere verrichting dan daadwerkelijk is uitgevoerd. Daarnaast zegt ze dat hij niet meewerkt aan een fraudeonderzoek door haar, wat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.

Beoordeling

Ten eerste zegt het college dat de beklaagde als zorgverlener verantwoordelijk is voor het invoeren van de juiste declaratiegegevens. Hoewel de beklaagde aanvoert dat hem niet kan worden verweten dat een “no show” werd gedeclareerd, kan het niet zo zijn dat in het dossier staat dat een patiënt niet is verschenen terwijl wel een declaratie van een röntgenfoto wordt opgevoerd. Dit kan dan niet anders dan een opzettelijke onjuiste declaratie zijn waar beklaagde zelf verantwoordelijk voor is, luidt het oordeel.

Wat betreft het (onrechtmatig) declareren van zwaardere of meer verrichtingen dan zijn uitgevoerd is gebleken dat de tandarts regelmatig meerdere prestaties voor één verrichting heeft gedeclareerd. Aangezien ook op het moment van declareren binnen de beroepsgroep de consensus bestond dat deze manier van declareren niet rechtmatig is acht het college het niet goed voorstelbaar dat de beklaagde dit wel rechtmatig vond. Ook blijkt uit de dossiers volgens het college inderdaad niet dat de gedeclareerde prestaties zijn uitgevoerd; dit klachtonderdeel is gegrond.

De beklaagde vond dat hij geen medewerking hoefde te verlenen aan het fraudeonderzoek omdat er onvoldoende aanleiding voor zou zijn geweest. Aangezien er verschillende concrete aanleidingen waren (bijvoorbeeld de interne melding en de resultaten uit de benchmark) is het college het hier niet mee eens. De beklaagde had dan ook verplicht moeten meewerken aan het fraudeonderzoek, maar heeft dit niet gedaan. De conclusie is dat de tandarts wat dit betreft in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg volgens de Wet BIG.

Uitspraak

Het college vindt dat de beklaagde in strijd heeft gehandeld met het algemene belang van de individuele gezondheidszorg en door zijn handelen schade aan de beroepsgroep heeft toegebracht door kernwaarden ervan met voeten te treden. Ook heeft hij geen inzicht getoond in het onjuiste van zijn handelen terwijl hij nog actief is als tandarts.

Het college acht geen lichtere maatregel passend dan een doorhaling van de inschrijving van de kaakchirurg in het BIG-register, en schorst die inschrijving bij wijze van voorlopige voorziening.

Bron: overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Podcast

Podcast: Meer rendement van een mondzorgpraktijk

Er bestaan enorme verschillen in het rendement tussen praktijken en behandelaren, zo ervaart Sjoerd Kuiken. Als je het rendement van je praktijk wilt verhogen, is het goed te weten waardoor deze verschillen ontstaan. In deze podcast vertelt Sjoerd over de verschillen tussen praktijken. Zodat je zelf – desgewenst – aan de slag kunt met het verhogen van het rendement in jouw praktijk.

Beluister de Podcast

Door: Sjoerd Kuiken. Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Het CSI-Kids Laboratorium daar krijg je goedgepoetste kinderen van

Het CSI-Kids Laboratorium: daar krijg je goedgepoetste kinderen van

In de mondzorgpraktijk van mondhygiënist Iris Oehlers in Amersfoort is een CSI-Kids Laboratorium gevestigd. Met behulp van proefjes kunnen kinderen (en hun ouders) daar meer leren over hun mondgezondheid. Iris vertelde aan dental INFO wat het CSI-Kids Laboratorium is en hoe dat gemotiveerde kinderen oplevert.

Hoe ben je op het idee gekomen van het CSI-Kids Laboratorium?

“Ik ben altijd iemand geweest die dacht dat bepaalde dingen anders konden. Wat je in de opleiding geleerd hebt, dat komt niet altijd over. Wat ik bij kinderen merkte, is dat ze vaak niet geïnteresseerd en gemotiveerd zijn. Ik zie ook dat ouders het op een gegeven moment opgeven om te proberen kinderen hun tanden te laten poetsen.

Ik heb vroeger in de marketing gewerkt en dat kan ik hierbij goed gebruiken. Ik ben op zoek gegaan naar hoe ik mensen beter kan bereiken, hoe ik dingen anders kan formuleren zodat het duidelijker overkomt. Je moet proberen die ouders te helpen om het anders aan te pakken, waardoor het gemakkelijker voor ze wordt. Door de kinderen in plaats van op de vingers te tikken, bewuster te maken. Kinderen van tegenwoordig hebben zo veel vragen, die nemen niet zo maar iets aan, die moeten echt weten waarom ze iets moeten doen.

Ik heb al twaalf jaar een praktijk in Landsmeer en daar ben ik begonnen om proefjes met kinderen te doen om ze bewust te maken van wat ze eten en drinken en waarom ze hun tanden moeten poetsen. Ik heb altijd al het idee gehad dat het leuk zou zijn om een laboratorium te hebben, maar in de praktijk in Landsmeer is daar geen ruimte voor. Vorig jaar heb ik de overstap gemaakt naar een praktijk in Amersfoort en daar was wel ruimte om een laboratorium te realiseren.”

Hoe ben je op het idee gekomen van het CSI-Kids Laboratorium

Hoe gaat het in zijn werk?

“Het hoofddoel van het laboratorium is voornamelijk mensen bewust maken van de mondgezondheid en ze daardoor motiveren om het beter te doen. Kinderen die hier komen, melden zich meestal als eerste aan bij de tandarts. Als ze er dan achter komen dat hier ook een laboratorium zit, dan willen ze daar meestal graag naartoe.

Wat we daar precies doen, hangt af van de leeftijd. We hebben draaiboeken waar we mee werken. De onderwerpen blijven hetzelfde, maar we gaan steeds dieper op de stof in. Als ze vier zijn, dan maak ik het niet langer dan een kwartiertje. We hebben alles getimed, dus we weten precies hoe lang elk onderdeel duurt. Dan gaan we tandpasta maken. Dat vinden ze altijd leuk. Daarna gaan we een kleurtestje doen. Dat doen we in het donker, dus dat is lekker spannend. De volgende keer willen ze weer en dan probeer je de poetsles erbij te krijgen.

Als je een kind van 10 of 11 hebt, dan ga je meteen een gaatje veroorzaken in een tand en allerlei limonades testen. Als ze nog wat ouder zijn, gaan we ook gaatjes vullen. Dus elke keer krijgen ze er wat bij. Bij elke groep weet je wat je moet doen en waarmee je ze kunt boeien. Ik heb eerst met kinderen uit de familie van verschillende leeftijden testjes gedaan om te kijken wat ze boeit.”

Hoe gaat het in zijn werk

Hoe doe je dat bij kinderen die bang zijn?

“Kinderen die een trauma hebben laten we vaker langskomen. Dan doen we allerlei leuke dingen in het lab en langzamerhand mogen we dan in de mond kijken. We proberen de stap om in de stoel te gaan zitten en zelfs een gaatje te vullen zachter te maken. We zorgen voor gewenning en proberen ze vertrouwen te geven.

Er komen ook wel hele gezinnen waarbij een kind of een ouder een trauma heeft. Dan gaan we tandpasta maken en dan komen de verhalen los en krijg je te horen wie waar mee zit. Dan gaan we de ‘investigation room’ in. Daar mogen de kinderen bijvoorbeeld de angstige ouder ondervragen en op die manier krijg je iemand zo ver om toch naar de tandarts te gaan. Dus het kan zowel een kind als een volwassene uit dat gezin zijn.”

Hoe doe je dat bij kinderen die bang zijn

Is het alleen voor je eigen patiënten bedoeld?

“Nee, het is niet alleen voor eigen patiënten. Tandartsen in de buurt kunnen naar ons verwijzen. Als bijvoorbeeld gezinnen of kinderen moeilijk te motiveren zijn, kunnen ze die naar ons toesturen. Die proberen wij dan aan het poetsen te krijgen. In zo’n geval nemen wij dan tijdelijk zo’n iemand bij de mondhygiënist in behandeling. Zo’n patiënt blijft wel gewoon bij zijn eigen hoofdbehandelaar, de eigen tandarts.

Wij hebben hier zelf ook tandartsen, maar het is de bedoeling om daarmee klein te blijven. Onze doelgroep bestaat uit mensen die jarenlang niet naar de tandarts zijn geweest.

We hadden vorig jaar na de opening eigenlijk een open dag willen houden voor collega’s uit de buurt, zodat ze kennis konden maken met het CSI-Kids Lab, maar door corona ging dat niet.”

Scholen kunnen toch ook bij jullie terecht?

“Door de coronamaatregelen kon dat tot nu toe niet, maar dat is wel het plan. Het laboratorium is 35 m2 groot en daar heb ik allemaal eilandjes gemaakt waar we met groepjes aan de slag kunnen. We hebben plaats voor 26 kinderen tegelijk. We willen aan de slag met de wat oudere kinderen. Kinderen in Amersfoort krijgen al poetsles in groep 2, 3 en 4. Wij gaan met kinderen van groep 6, 7 en 8 aan de slag. We gaan steeds dieper op de stof in naarmate ze ouder worden. Het wordt steeds interessanter. We zijn ook aan het kijken of we iets met middelbare scholen kunnen gaan doen. Kinderen in de pubertijd vinden dingen al snel kinderachtig, dus die zal je zelfstandig dingen moeten laten doen. Dat zijn we nog aan het uitwerken.”

Hoe financieren jullie dit?

“Het laboratorium valt onder instructie en informatie. Soms zitten er ook poetslessen aan vast, individueel of in groepsverband. Het wordt dus vanuit de basisverzekering vergoed; ouders hebben er geen extra kosten aan. Als er volwassenen meekomen, rekenen we daar niets voor.

Het was natuurlijk wel een grote investering om het lab te maken, maar dat moet zich in een aantal jaar terug betalen. We worden niet gesponsord, we willen geen reclamebord voor een bepaald merk zijn.”

Doen jullie alles met eigen medewerkers?

“Ja, we werken hier met een preventieassistente en twee mondhygiënisten in opleiding die dit jaar afstuderen en ik ben zelf ook mondhygiënist. Alle medewerkers vinden het erg leuk, omdat het heel afwisselend is en ze ook de effecten ervan terugzien.

Zelf testen we ook dingen uit in het laboratorium, bijvoorbeeld tandpasta in tabletvorm of iets wat vanuit China op de markt verschijnt. Zo hebben wij zelf ook heel veel plezier en leermomenten. We testen bijvoorbeeld vegan limonade en kijken wat de effecten daarvan zijn. Soms blijken dingen die gezond lijken helemaal niet zo gezond te zijn. Dat nemen we dan weer mee in ons lesprogramma.”

Wat zijn jullie ervaringen tot nu toe?

“Het heeft echt effect. De kinderen zijn echt beter gemotiveerd. Het leuke is dat ze soms ook hun ouders gaan corrigeren. Hoe lang het effect blijft, hangt af van de levensfase van het kind. De puberteit is natuurlijk van invloed.

Ook kinderen (en hun ouders) met een goede mondgezondheid hebben er baat bij. Het bevordert de bewustwording. Je kunt je mond wel goed verzorgen, maar van een heleboel dingen ben je je niet bewust. Als bijvoorbeeld iets zuur blijft in de mond en je speeksel kan het niet neutraal maken, wat doet het dan met je lichaam en met je darmstelsel? We kijken niet alleen naar de mondgezondheid op zich, maar ook naar de lichamelijke gezondheid. Waar we naar toe willen is dat we ook multidisciplinair kunnen werken, dus samen met een diëtiste of een fysiotherapeut.

Maar het belangrijkste blijft om kinderen en hun ouders te motiveren hun mond goed te verzorgen. Daar krijg je goedgepoetste kinderen van!”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Iris Oehlers van Mondgezondheid Centrum Amersfoort.

 

 

Lees meer over: Communicatie, Kindertandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z
vergoeding - geld -rechter

Wat is de transitievergoeding voor een spijtoptant?

Hoe zit het met de transitievergoeding als er geen sprake is van één voortdurend dienstverband, maar er sprake is geweest van een onderbreking in het dienstverband? Bijvoorbeeld indien een tandartsassistente haar dienstverband heeft opgezegd maar daarna toch weer terugkeert naar haar oude werkgever?

De transitievergoeding

Vanaf 2015 geldt er een wettelijk recht op een vergoeding als de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband met een werknemer te beëindigen, genaamd “de transitievergoeding”. Die vergoeding bedraagt één derde van een maandsalaris per gewerkt jaar. Alleen als er sprake is van “ernstig verwijtbaar handelen” aan de kant van de werknemer, is de werkgever deze vergoeding niet verschuldigd. De transitievergoeding moet wel binnen drie maanden na einde dienstverband door de werknemer worden opgeëist, omdat anders het recht op die vergoeding daarna is komen te vervallen.

De transitievergoeding en “pauzes” in het dienstverband

Hoe zit het als er niet sprake is van één voortdurend dienstverband, maar er sprake is geweest van een onderbreking in het dienstverband? Dan geldt de regel dat voorgaande arbeidsovereenkomsten die elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, meetellen voor de totale duur voor de berekening van de transitievergoeding.

Die regel lijkt en is ook helder, maar er zijn toch in bepaalde gevallen uitzonderingen op deze regel in de rechtspraak te lezen. Een interessante recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 2 maart 2021.

Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland d.d. 2 maart 2021

In deze zaak was de werknemer al bijna zes jaar in dienst bij de werkgever, maar de werknemer heeft vervolgens het dienstverband opgezegd per 1 juli 2019 vanwege een andere baan. Kennelijk beviel die andere baan niet goed, omdat de werknemer zich na twee maanden alweer bij de ex-werkgever meldde en aangaf toch weer terug te willen komen. Zo gebeurde het ook en de werknemer trad weer in dienst per 14 oktober 2019. Helaas was de hernieuwde samenwerking geen lang leven beschoren, want halverwege 2020 gaf de werkgever aan niet langer door te willen met de werknemer.

De werkgever startte een procedure op bij de Kantonrechter die op 2 november 2020 uitspraak deed. De Kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2021 en kende verder een transitievergoeding toe. Die vergoeding baseerde de Kantonrechter echter alleen maar op de periode vanaf 14 oktober 2019 en dus niet op de eerste datum van het eerdere dienstverband tussen partijen, zijnde 1 oktober 2013. Dat scheelde een flink bedrag aan transitievergoeding.

De werknemer had aangevoerd dat de tussenliggende periode korter was dan zes maanden en dus op grond van artikel 7:673 lid 4 BW de totale duur vanaf 1 oktober 2013 dient te worden meegenomen voor de berekening.

De Kantonrechter oordeelde echter dat het eerste dienstverband was geëindigd door de opzegging van de werknemer en er daardoor voor dat eerste dienstverband geen recht op een transitievergoeding was. Dat recht is er immers pas als de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband te beëindigen. Dat was niet het geval. Vervolgens oordeelt de Kantonrechter dat bovendien het initiatief om terug te komen, ook weer bij de werknemer lag. Als vervolgens het dienstverband alsnog eindigt op initiatief van de werkgever via de Kantonrechter, zou het niet billijk zijn als de werknemer door de letter van de wet alsnog recht zou hebben op een transitievergoeding over een periode waarin hij in eerste instantie géén recht had op een transitievergoeding.

Belangrijk is de bedoeling van de wetgever bij de regels voor de transitievergoeding. De wetgever heeft de transitievergoeding alleen willen toekennen aan een werknemer als de werkgever het initiatief neemt voor de beëindiging van het dienstverband. Als het eerder genoemde artikel 7:673 lid 4 BW in deze procedure strikt zou worden toegepast, leidt dat tot een uitkomst die in strijd is met de bedoeling van de wetgever. De rechter heeft dan de mogelijkheid om de werking van een bepaald artikel opzij te zetten, als dit in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.

En dat heeft de Kantonrechter in deze zaak ook gedaan en dus het eerdere dienstverband niet meegerekend bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding.

Zelfs “harde” regels zijn niet altijd even hard

Gezien deze uitspraak is het altijd belangrijk om niet alleen de wettelijke regels te kennen die gelden in onder andere het arbeidsrecht, maar ook om te beoordelen of in een bepaalde situatie die wettelijke regels wel “redelijk en billijk” zijn. Als dat niet het geval is, kan zelfs een harde regel in de wet opzij worden gezet. In dit geval lijkt ons dat een redelijke uitkomst.

Door:
Erwin Zondervan, advocaat gezondheidsrecht en arbeidsrecht bij Eldermans|Geerts.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Gesprek - sollicitatiegesprek - functioneringsgesprek, praten

Tips bij sollicitatiegesprekken

De kwaliteit van zorgverlening wordt met name bepaald door de kwaliteit van het team. Je hebt nooit 100% zekerheid, dat je een goede – of de beste – kandidaat aanneemt. Maar hoe kun je deze kans zo groot mogelijk maken? Daarvoor in dit artikel diverse tips voor het voeren van sollicitatiegesprekken.

Zorgverlening is teamwork, waardoor de kwaliteit van zorgverlening voor een groot deel wordt bepaald door de kwaliteit van het team. Uitdaging is díe medewerkers te werven, die de kwaliteit van het team omhoog ‘trekken’. Je hebt nooit 100% zekerheid, dat je een goede – of de beste – kandidaat aanneemt. Maar hoe kun je deze kans zo groot mogelijk maken? Daarvoor in dit artikel diverse tips voor het voeren van sollicitatiegesprekken.

Beoordelingscriteria

Een geanimeerd gesprek voeren met een kandidaat is misschien niet zo moeilijk, maar hoe kun je een kandidaat nu goed beoordelen. Veelal wordt het sollicitatiegesprek gehouden zonder duidelijke criteria voor het beoordelen van de kandidaat. Onderstaand diverse criteria waarmee de goede kandidaten van de zwakke kunnen worden onderscheiden.

  1. Generalisatie:
    Zwakkere kandidaten hebben de neiging hun ervaring te generaliseren en kunnen niet exact aangeven wat ze in een specifieke situatie geleerd hebben. Hoe specifieker de antwoorden, hoe sterker de kandidaat.
  2. Leermomenten:
    Zwakkere kandidaten vinden het moeilijk om uit te leggen wat ze geleerd hebben tijdens hun carrière. Ze neigen naar extremen in hun antwoorden – of ze antwoorden met dooddoeners of overdrijven juist heel erg. Sterke kandidaten zijn open over hun minder sterke kanten en fouten.
  3. Lange termijn visie:
    Zwakke kandidaten hebben een simpel beeld van mensen en hun baan. Sterke kandidaten beschrijven situaties veel diepgaander en genuanceerder.
  4. Het waarom:
    Minder goede kandidaten focussen vooral op ‘wat’ er gebeurd is en minder op het ‘waarom’. Ze vinden het moeilijk om te beschrijven of ze na een bepaalde gebeurtenis iets geleerd hebben en wat dat dan was. Sterkere kandidaten benadrukken het ‘waarom’ meer dan het ‘wat’.
  5. Interessegebieden:
    Zwakkere kandidaten zijn vooral gefocust op de concrete voordelen van de baan (promotiekansen, arbeidsvoorwaarden). Sterkere kandidaten vragen vooral naar de inhoud van de functie en de toekomst.
  6. Analytisch vermogen:
    Zwakkere kandidaten weten heel goed wat er fout ging, maar geven minder snel hun eigen rol daarbij toe. Sterkere kandidaten zijn in staat om zowel successen als mislukkingen te analyseren, inclusief hun eigen rol daarin.
  7. Zelfbewustzijn:
    Zwakkere kandidaten hebben geen goed beeld van zichzelf; ze overdrijven hun sterke kanten, proberen hun minder sterke kanten te verdoezelen en kennen hun eigen beperkingen niet goed genoeg. Sterke kandidaten hebben een goed en duidelijk beeld van hun sterktes, zwaktes en beperkingen.

10 Goede vragen

Om bovenstaande criteria goed aan bod te laten komen tijdens een sollicitatiegesprek is het belangrijk vooral open vragen te stellen en waar mogelijk door te vragen. Hierbij kun je denken aan de volgende voorbeeld vragen.

Algemeen/Praktijk:

  1. Wat was jouw meest uitdagende baan? Waarom? Wat heb je hiervan geleerd?
  2. Wat was jouw minst uitdagende baan? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
  3. Ben je ooit grote obstakels tegengekomen bij het nastreven van jouw doelen? Wat heb je toen gedaan? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
  4. Heb je weleens gefaald? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
  5. Heb je weleens iets fout gedaan in de omgang met anderen? Wat heb je daarvan geleerd?
  6. Wat was jouw beste leerervaring ooit? En wat jouw slechtste?
  7. In wat voor praktijk wil je graag werken?
  8. Wat vind je zo leuk aan het werken in een tandartspraktijk?
  9. Hoe moet jouw werkdag eruit zien om voldaan naar huis te gaan?
  10. Wat zou je over één jaar anders willen doen in je werk, wat je nu dus nog niet doet?

Past iemand in het team

Naast het beoordelen van de kandidaat op bovengenoemde criteria, is het verder belangrijk te beoordelen of iemand goed in het team past. Iets wat minder tastbaar is. Aan de hand van de volgende punten kun je deze vraag – enigszins – beantwoorden:

  • Laat een kandidaat gedurende een werkdag meelopen en laat het team ook een oordeel vellen. (Voelen zij een persoonlijke klik, is er wederzijds respect, etc.)
  • Laat de kandidaat merken heel graag onderdeel uit te willen maken van het team.
  • Laat de kandidaat merken zich aangetrokken te voelen tot de missie en kernwaarden van de praktijk.
    (Onder andere hiervoor is het dus goed de praktijkmissie en kernwaarden uit te schrijven.)

Motivatie vs. Vaardigheden

Binnen praktijken merk ik nog regelmatig, dat nieuwe medewerkers worden gezocht op basis van vaardigheden of beschikbare werkdagen. Echter, hiermee wordt de kwaliteit van het team niet vergroot. Mijn advies is vooral te zoeken naar medewerkers, die zich aangetrokken voelen tot de praktijk en graag onderdeel willen uitmaken van het team. Want als je werkt in een team waar je graag bij wilt horen en waartoe je je aangetrokken voelt, zal dit jou motiveren. En gemotiveerde medewerkers kunnen altijd nieuwe vaardigheden aanleren. Daarentegen kun je vaardige medewerkers niet zomaar motiveren.

Bekijk en download ook de documenten over Personeelsmanagement in de Dental Management Toolkit.

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Mailvoorbeelden

3 mail templates om extra Google reviews te krijgen

Positieve Google reviews zijn belangrijker dan ooit, ook voor tandheelkundigen. Gelukkig kun je met deze 3 mail templates extra positieve Google beoordelingen ontvangen voor je praktijk.

In het digitale tijdperk zijn online beoordelingen een belangrijke bron van betrouwbaarheid geworden. Of je nu een stofzuiger koopt, een vakantiehuisje huurt of een tandarts in de buurt zoekt: de kans dat je online naar recensies zoekt is groot. Sterker nog, wanneer je een bedrijf opzoekt, word je in Google direct geconfronteerd met de online beoordeling. Positieve Google reviews zijn dus belangrijker dan ooit, ook voor tandheelkundigen.

Als je in het oog wilt springen van potentiële patiënten komt een goede online score goed van pas. Je zou zelf ook liever bij een restaurant eten dat lovende recensies heeft gekregen, dan een restaurant met slechts 1 van de 5 sterren. Het is dus belangrijk om veel positieve beoordelingen te verzamelen. Maar hoe doe je dat? Topmarketeer Shaz Memon verklapte aan Dentistry hoe je het beste te werk kunt gaan. Zijn tip: vraag het gewoon netjes.

Vragen om beoordelingen

Het direct vragen om Google-beoordelingen voelt misschien ongemakkelijk of onethisch aan. Toch is het een essentieel onderdeel van een goede marketingstrategie. Online beoordelingen vormen tegenwoordig de basis van veel beslissingen die (ook uw) patiënten nemen. Het wordt pas onethisch op het moment dat u alleen om positieve feedback vraagt.

Wat je in feite doet is je patiënten vragen om een gunst. Communiceer dit dan ook op die manier. Leg uit dat de praktijk afhankelijk is van patiënten zoals zij om anderen te vertellen over uw diensten. Met een goede recensie word je verder geholpen. De meeste tevreden patiënten zullen dit begrijpen, en zullen het helemaal niet erg vinden om je een handje te helpen.

Wie die tevreden patiënten zijn, weet je als geen ander. Dit zijn de makkelijkste klanten om een beoordeling van te vragen. Ze kennen en vertrouwen u al, en zullen u waarschijnlijk graag willen helpen met een positieve beoordeling.

Maar je kunt ook klanten die je minder goed kent benaderen voor een online recensie. Zeker wanneer je een fantastisch resultaat hebt geboekt, een ingrijpende behandeling hebt afgerond, of iemands langlopende probleem hebt opgelost. Dit doe je het beste op een moment van optimale tevredenheid, bijvoorbeeld wanneer je de behandeling net hebt afgerond, of later op de dag wanneer het gebit weer is hersteld.

Mail templates

Een goede manier om in contact te blijven met je patiënten is via de mail. Ook wanneer je op zoek gaat naar online beoordelingen, kun je patiënten hiervoor (opnieuw) benaderen via de mail. Wanneer je dat doet is het belangrijk dat je mails opgewekt en positief zijn. Memon heeft drie mail templates opgesteld die je kunt gebruiken als basis voor jouw mails.

Mail 1: verstuur direct naar een tevreden klant na behandeling

 Beste [naam patiënt],

 

We werken er hard aan om u mondzorg van het hoogste niveau te leveren. Als een klein en hardwerkend team zou een beoordeling via Google van grote waarde zijn voor ons.

Daarom vragen we om 30 seconden van uw tijd. Door op de volgende link te klikken kunt u een beoordeling achterlaten: [link naar beoordelingsformulier]

 

Weet u niet zeker wat u moet schrijven? Probeer dan antwoord te geven op een of meerdere van de volgende vragen:

  1. a) Wat was uw eerste indruk van onze praktijk?
  2. b) Was het team zorgzaam en werd de behandeling goed uitgelegd?
  3. c) Hoe staat uw ervaring bij ons in verhouding tot uw eerdere mondzorgervaringen?
  4. d) Zou u onze praktijk aanraden bij vrienden of familie?

 

Alvast enorm bedankt voor uw beoordeling! We zien er naar uit hem te lezen.

Heeft u het idee dat we nog wat moeten veranderen voordat we een goede beoordeling verdienen, laat dat dan alstublieft weten in een reactie op deze mail. We streven er altijd naar elke patiënt een optimale ervaring te bieden en staan dan ook altijd open voor alle feedback die we kunnen krijgen.

 

Met vriendelijke groeten,

 

[jouw gegevens]

 

Mail 2: verstuur een week later als reactie op de eerste mail wanneer je geen reactie krijgt

 

Beste [naam patiënt],

 

Sorry dat we u nogmaals mailen, maar we willen zeker weten dat u onderstaande mail heeft ontvangen. Een beoordeling op Google achterlaten kost u slechts 30 seconden, maar betekent enorm veel voor ons. U kunt een beoordeling achterlaten via de volgende link: [link naar beoordelingsformulier].

 

Met vriendelijke groeten,

 

[jouw gegevens]

 

 Mail 3: verstuur twee weken later als je geen reactie krijgt

 

Beste [naam patiënt],

 

Wij mailen u in opvolging van uw behandeling van [datum behandeling]. Wij vroegen ons namelijk af of u nog feedback voor ons heeft.

 

We werken er hard aan om u mondzorg van het hoogste niveau te leveren. Als een klein en hardwerkend team zou een beoordeling via Google van grote waarde zijn voor ons.

Daarom vragen we om 30 seconden van uw tijd. Door op de volgende link te klikken kunt u een beoordeling achterlaten: [link naar beoordelingsformulier]

 

Weet u niet zeker wat u moet schrijven? Probeer dan antwoord te geven op een of meerdere van de volgende vragen:

  1. a) Wat was uw eerste indruk van onze praktijk?
  2. b) Was het team zorgzaam en werd de behandeling goed uitgelegd?
  3. c) Hoe staat uw ervaring bij ons in verhouding tot uw eerdere mondzorgervaringen?
  4. d) Zou u onze praktijk aanraden bij vrienden of familie?

 

Alvast enorm bedankt voor uw beoordeling! We zien er naar uit hem te lezen.

 

Heeft u het idee dat we nog wat moeten veranderen voordat we een goede beoordeling verdienen, laat dat dan alstublieft weten in een reactie op deze mail. We streven er altijd naar elke patiënt een optimale ervaring te bieden en staan dan ook altijd open voor alle feedback die we kunnen krijgen.

 

Met vriendelijke groeten,

 

[jouw gegevens]

 

Bron:
Shaz Memon via Dentistry

Lees meer over: Communicatie, Ondernemen
Podcast

Podcast: Management als smeermiddel

Door verschillende praktijkbezoeken werd Sjoerd Kuiken geconfronteerd met de grote onderlinge verschillen in ontwikkelsnelheid van een praktijk. Met de ontwikkelsnelheid van een praktijk bedoelt hij de mate waarin een praktijk in staat is zichzelf te verbeteren of verder te professionaliseren. Hoe kun je dit nu verklaren?

Beluister de podcast.

Door: Sjoerd Kuiken. Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.
Lees meer over: Management, Ondernemen