Tuchtrecht: Hoe ver gaat u in de vastlegging van uw communicatie met de patiënt?

communicatie

Het antwoord na het lezen van de navolgende uitspraak zal waarschijnlijk zijn: “niet ver genoeg”. Maar in hoeverre kan van u verwacht worden dat u zich wapent tegen klagende patiënten die zich beroepen op de tegenstrijdige standpunten? Of anders gezegd moet de tandarts ‘het nadeel van de twijfel’ krijgen in een welles/nietes-situatie? Oordeelt u zelf.

Uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den-Haag d.d. 14-7-15
(2014-152a ECLI:NL:TGZRSGR:2015:98)

Wat was het geval?

De klagende patiënt schreef zich in bij verweerder en had op dat moment al forse tandvleesproblematiek. Tijdens de eerste behandeling zijn DPSI-metingen verricht en is de patiënt – zo stelt de verweerder – ook gewezen op de ernstige tandvleesproblematiek.

Bijna anderhalf jaar na de eerste behandeling schrijft de patiënt zich weer uit en gaat naar een andere tandarts. Hij verwijt de tandarts dat deze – samengevat – slecht heeft geïnformeerd, hij is behandeld door de preventieassistente en niet is doorverwezen naar een specialist. Deze klachtonderdelen (2 tot en met 7) worden door het Regionaal Tuchtcollege (RTC) gezamenlijk behandeld omdat deze betrekking hebben op het handelen van de tandarts.

Oordeel: klachten gegrond
Het RTC oordeelt dat deze klachtonderdelen allen gegrond zijn. Ten aanzien van het oordeel dat de preventieassistente (een gedeelte van) een behandeling heeft uitgevoerd en het feit dat de tandarts wordt verweten ondanks de tandvleesproblematiek over te zijn gegaan tot het plaatsen van een kroon, oordeelt het college niet verrassend. Deze feiten worden als voldoende vaststaand beschouwd en zullen derhalve gegrond worden verklaard.

Communicatie in digitale dossier
Ten aanzien van de communicatie wordt het echter interessant. De tandarts heeft namelijk in het digitale dossier, op de patiëntenkaart van de patiënt, specifiek aangegeven wat volgens hem met de patiënt zou zijn besproken. Daarnaast stelt de tandarts dat hij bij elke behandeling (zelf) een DPSI-meting uitvoerde en ook een plak-score noteerde, maar dit bleek niet uit de patiëntenkaart van klager. Het college oordeelt dat het goed bijhouden van een patiëntenkaart is gebaseerd op het goed kunnen volgen van de medische (tandheelkundige) status van de patiënt en dient dus niet primair als bewijsmiddel in tuchtrechtelijke procedures.

Deze plicht voor de beroepsbeoefenaar staat ook met zoveel woorden in artikel 7:454 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook een vervangend of opvolgend tandarts heeft houvast aan een goed bijgehouden dossier, opdat deze goed geïnformeerd is over de metingen, onderzoeken en behandelingen die zijn uitgevoerd met betrekking tot deze patiënten en daarop zijn beleid kan afstemmen. Ook ten aanzien van het einde van de behandelingsovereenkomst oordeelt het college dat dit onvoldoende op de patiëntenkaart gedocumenteerd is.

Is de boodschap naar patiënt duidelijk verwoord en begrepen?
Deze uitspraak laat zien dat (steeds meer) waarde wordt gehecht aan de volledigheid van het patiëntendossier, met name wanneer het gaat om de gegevens op de patiëntenkaart. Het interessante aan deze uitspraak is dat de tandarts gedetailleerd heeft vastgelegd wat hij op verschillende momenten met de patiënt zou hebben besproken. Het college oordeelt daaromtrent dat ondanks deze vastlegging alsnog niet door haar kan worden vastgelegd of de boodschap – over de slechte staat van het tandvlees met alle risico’s van dien – wel duidelijk jegens de patiënt is verwoord en of deze wel door de patiënt is begrepen. En dat gaat ver. Althans het gaat uiteraard ver om dit te overwegen en vervolgens (mede) op grond daarvan tot een gegrondheid van de klacht te komen.

Het lijkt in dat geval dat de tandarts, hoewel hij duidelijk lijkt te hebben gecommuniceerd, het nadeel van de twijfel krijgt terwijl er doorgaans door regionale tuchtcolleges bij twijfel wordt gekeken naar hetgeen op de patiëntenkaart is opgenomen. Staat op de patiëntenkaart iets anders dan wat de klager stelt, dan wordt doorgaans geoordeeld dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. In deze kwestie zijn er 6 klachtonderdelen als één behandeld, zodat onduidelijk is aan welke overwegingen van het college (meer)waarde moet worden gehecht, maar het doet de tandarts wellicht wel twijfelen.

Hoe ver moet u gaan?
Hoe ver moet u gaan in het vastleggen van de communicatie? Moet u uw aantekeningen na iedere behandeling per e-mail aan uw patiënt versturen ter onderbouwing van hetgeen u met hem/haar heeft besproken? Oordeelt u zelf. De uitdrukking ‘wie schrijft, die blijft’ lijkt daarmee onvolledig geworden. Vollediger is in dit geval: ‘wie zijn patiënt schrijft, die blijft’.

Klik hier voor de uitspraak.

Door: Sebastiaan van der Leer Köster Advocaten NV

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Wat is je functie?

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving