Tuchtrechtelijke uitspraken mondzorg augustus 2014

Wat mag wel en wat niet? Bekijk de tuchtrechtelijke uitspraken van augustus 2014 over een achtergebleven afgebroken vijlpunt, ophoping van fouten leidt tot BIG-schorsing, een deugdelijk dossier en altijd een afspraak maken bij breuk melktand.

Afgebroken vijlpuntje blijft achter in het mesio- buccale kanaal; gebruikelijke complicatie

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (nr2013/401T)
(ECLI:NL:TGZRAMS:2014:83)

Klager verwijt de tandarts onder andere dat zij op onzorgvuldige wijze een tandheelkundige behandeling (wortelkanaalbehandeling en het trekken van een verstandskies) heeft uitgevoerd, waarbij onder andere verdovingsvloeistof in klagers wang is terechtgekomen en tijdelijk een grote zwelling in zijn gezicht is ontstaan. Daarnaast is een stukje van de X2-vijl afgebroken, en na behandeling in het mesio- buccale kanaal achtergebleven, zodat klager de tandarts verwijt dat zij fouten heeft gemaakt bij de behandeling van klager.

Ten aanzien van de zwelling constateert het College dat niet meer is vast te stellen wat de oorzaak van de zwelling is geweest. Voor de beoordeling van het handelen van verweerster is dat ook niet van belang, omdat een complicatie als deze een (bij deze behandeling) bekende (maar niet vaak voorkomende) complicatie is. Een zodanige zwelling kan ook ontstaan bij een behandeling die helemaal op juiste wijze wordt uitgevoerd. Klager heeft volgens het College dus de pech gehad dat deze complicatie is ontstaan, maar dat had hem bij een andere tandarts ook kunnen overkomen.

Ten aanzien van het afgebroken vijltje verschillen de partijen van mening of verweerster dit tijdens de behandeling aan klaagster heeft gemeld. Wat hier volgens het College ook van zij, naar het oordeel van het College is ook ten aanzien van het afbreken van het vijltje niet komen vast te staan dat verweerster klager onjuist heeft behandeld, dan wel dat haar hiervan op enige wijze een verwijt te maken valt. Evenals ten aanzien van de zwelling wordt door het College overwogen dat het afbreken van een vijlpuntje bij een behandeling als de onderhavige, een bekende complicatie is. Een en ander resulteert in het oordeel dat bij deze ene behandeling zeer ongelukkig, als een ongelukkige samenloop van omstandigheden, twee complicaties zijn opgetreden, waarvoor verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Het Regionaal Tuchtcollege wijst daarom de tuchtklacht af.

Bekijk hier de uitspraak


Ophoping van fouten leidt tot een jaar schorsing uit het BIG-register

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (nr. 2013/315 T) (ECLI:NL:TGZRAMS:2014:81)

Verweerder heeft bij klaagster elementen 11, 12, 21 en 22 verwijderd en een tijdelijke voorziening geplaatst. Op 21 maart 2012 heeft hij een negendelige brug geplaatst op drie pijler-elementen. Verweerder heeft nog een aantal keren op verzoek van klaagster de brug in de mond geslepen. De klacht van klaagster houdt in, dat verweerder voorafgaand aan de behandeling geen vooronderzoek heeft gedaan en geen foto’s heeft gemaakt van het gebit van klaagster. Hij heeft hierdoor een verkeerde diagnose gesteld. Het plaatsen van het brugdeel was zinloos en paste niet goed. Klaagster heeft daardoor veel pijn geleden. Daarnaast verwijt klaagster dat verweerder opeens is vertrokken en de behandeling abrupt heeft beëindigd, zonder een goede overgangsregeling en dat hij niet is aangesloten bij een klachtenregeling. Ter onderbouwing van haar klacht heeft klaagster een rapportage in het geding gebracht van tandarts D., welke de klachtonderdelen nader specificeert.

Het College oordeelt dat gelet op het door verweerder verrichte tandheelkundig handelen bij klaagster, te weten het verwijderen van elementen, het vervaardigen van de tijdige voorziening en het plaatsen van de burg, verweerster paradontaal röntgenologisch onderzoek had moeten verrichten voorafgaand aan de behandeling. Het College sluit daarbij op dit punt aan bij de rapportage van tandarts D. Verweerder heeft verder door het ontbreken van behoorlijk vooronderzoek, een verkeerde diagnose gesteld en tevergeefs een brug geplaatst. Het gebit van klaagster was immers opgeschikt om een brug te plaatsen. Ook hier neemt het College de bevindingen van tandarts D. over. De stelling van klaagster dat het brugdeel niet goede paste en dat zij hierdoor veel pijn heeft geleden, is niet door verweerder bestreden. Verweerder heeft namelijk geen verweer gevoerd, omdat hij onvindbaar is. Op grond van het voorgaande concludeert het College dat de klacht in alle onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij in gevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten, zodat schorsing van de inschrijving van verweerder in het BIG-register voor de duur van één jaar gepast is.

Bekijk hier de uitspraak


Onder alle omstandigheden een deugdelijk medisch dossier

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (nr. C 2013.473) (ECLI:NL:TGZCTG:2014:300)

Ingevolge artikel 7:454, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) richt de hulpverlener een dossier in met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekeningen van gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de ten diens aanzien uitgevoerde verrichtingen bij en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor de goede hulpverlening aan hem noodzakelijk is. In het onderhavige geval had de tandarts met de Dienst Justitiële Inrichting (DJI) een overeenkomst gesloten, welke inhield dat de tandarts van elke patiënt een medisch dossier diende bij te houden conform artikel 7:454 BW en daarin, naast de persoonsgegevens van de patiënt, kort maar duidelijk, diende aan te tekenen welke behandeling werd uitgevoerd, welke nadere afspraken met de patiënt werden gemaakt en welke medische mededelingen en adviezen werden gegeven. Dit is een beperktere dossiervoering dan op basis van de wet van de tandarts werd verwacht.

Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het enkele feit dat de tandarts met de DJI een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat de dossiervoering meer beknopt kan plaatsvinden (kort maar duidelijk), het niet anders maakt dat de tandarts zich aan de wettelijke vereisten dient te houden. Weliswaar kan de dossiervorming in de penitentiaire inrichting waar de klager zich tijdens de behandeling bevond, mede door de tijdsdruk waaronder gewerkt moet worden beknopt plaatsvinden, maar dat laat onverlet dat ook voor deze dossiervoering de minimumnorm geldt, namelijk dat duidelijk moet zijn welke behandeling is uitgevoerd en op basis van welke gegevens. Het Centraal Tuchtcollege is daarnaast met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het dossier in casu te summier is en niet voldoet aan de minimum norm van informatieverstrekking. Toch acht het Tuchtcollege het evenwel begrijpelijk dat bij de tandarts verwarring is ontstaan door het ogenschijnlijk naast elkaar bestaan van deze twee regelingen. Nu met deze uitspraak de eventueel bestaande verwarring wordt weggenomen, zal het Centraal Tuchtcollege het klachtenonderdeel wel gegrond verklaren, maar ter zake geen maatregel opleggen.

Bekijk hier de uitspraak

Bij breuk melktand altijd een afspraak maken

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (nr. C 2013/316 T) (ECLI:NL:TGZRAMS:2014:88)

Klaagster dient een klacht in over de behandeling van haar minderjarig zoontje, welke bij een val zijn linker voortand heeft afgebroken. Zij stelt daarbij dat zij tijdens het telefoongesprek, waarin zij (buiten de praktijkuren van verweerder) aangaf wat het geval was en niet de kans kreeg haar herhaaldelijk verzoek om een consult aan verweerder uit te leggen. Op grond van de telefonische informatie van klaagster, achtte verweerder een consult niet nodig.

De volgende dag heeft klaagster zich met haar zoontje bij een andere tandarts gevoegd, welke de melktand heeft geëxtraheerd. De klachten waren snel daarna verholpen. Klaagster verwijt de tandarts dat hij geweigerd heeft de gebroken linker voortand op de praktijk te beoordelen, waardoor haar minderjarig zoontje onnodig lang pijn heeft geleden. Verweerder heeft zich schriftelijk in deze procedure verweerd, maar is niet ter zitting verschenen.

In de tuchtrechtelijke procedure geldt dat, waar de verklaringen van partijen tegenover elkaar staan, aan het standpunt van de één niet meer geloof kan worden gehecht dan aan dat van de ander, tenzij uit de verklaringen van anderen dan partijen en/of andere bewijsmiddelen, moet worden afgeleid dat één van de partijen het gelijk aan haar zijde heeft. Het College stelt op basis van een door klaagster gemaakte (gewone) foto van de tand vast dat er sprake was van een breuk van de linker (melk) voortand.

In de NMT-praktijkrichtlijn “Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten Praktijkuren” is onder meer beschreven dat de tandarts in beginsel niet mag weigeren om een patiënt tandheelkundige eerste hulp te verlenen bij kennelijke (pijn)klachten. Voorts staat op de NMT- en Telefoonkaart (tandletsel) onder het kopje “Tand verplaatst (luxatie) bij blijvende melktanden” vermeldt patiënt diezelfde dag, liefst zo snel mogelijk, een afspraak te geven. En onder het kopie “Stuk afgebroken (kroonfractuur) bij een melktand”: bij pijn of kapotte lip voor dezelfde dag een afspraak geven.

Naar het oordeel van het College had verweerder op grond van het telefoongesprek met klaagster, waarin hij werd geïnformeerd over het feit dat het minderjarig zoontje bij een val een melktand had gebroken en pijn had, actie moeten ondernemen om de toestand van de tand persoonlijk te beoordelen en zo nodig te behandelen. De conclusie is dat de klacht daarmee gegrond is en verweerder een verwijt kan worden gemaakt ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de Beroepen Individuele Gezondheidszorg jegens klaagster en haar minderjarige zoontje had behoren te betrachten. Bij de oplegging van de maatregel heeft het College meegewogen dat verweerder zonder bericht van een verhindering, niet ter zitting is verschenen. Hij heeft zich op die manier niet toetsbaar opgesteld, waardoor herhaling van zijn gedrag niet kan worden uitgesloten. Om die reden legt het Regionaal Tuchtcollege de maatregel van een berisping op.

Bekijk hier de uitspraak

Door:
Sebastiaan van der Leer – Köster Advocaten N.V

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Wat is je functie?

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving