Tuchtrechtelijke uitspraken mondzorg februari 2014

justice

Bekijk de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege en de regionale Tuchtcolleges over een tandarts die foto’s van een patiënte in ondergoed maakte en een tandarts die het op vrijwel alle terreinen te bont maakte en doorgehaald is in het BIG-register.

Soms is de scheidslijn dun. Wat is wel en niet geoorloofd? Bekijk de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege en de regionale Tuchtcolleges van februari 2014 over een tandarts die foto’s van patiënte in ondergoed maakte en een tandarts die het op vrijwel alle terreinen te bont maakte en doorgehaald is in het BIG-register.

Foto’s van patiënte in ondergoed; buiten de professionele grenzen getreden
Uitspraak 4 februari 2014, Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen (nr. T2013/04) (ECLI:NL:TGZRGRO:2014:6)

De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft een zelfstandig onderzoek ingesteld naar het handelen van de tandarts. Uit dat onderzoek zijn drie klachtonderdelen voortgevloeid, namelijk;

1) dat de tandarts stelselmatig op een onprofessionele wijze zijn patiënten heeft bejegend door aanraking van lichaamsdelen waartoe hij als tandarts geen noodzaak had,
2) de tandarts is buiten zijn professionele grenzen getreden door digitale foto’s te maken van verwondingen van de patiënt na een ongeval waarbij hij de patiënte verzocht zich uit te kleden tot aan haar ondergoed, en
3) de tandarts zou een onvoldoende mate van zelfreflectie en gebrek aan interpersoonlijke sensitiviteit getoond hebben in de ongelijkwaardige relatie tussen patiënt en hulpverlener.

De tandarts betwist de gestelde onprofessionele bejegening en voert daarbij aan dat de aangiftes die tegen hem werden gedaan moeten worden bezien in het licht van een slechte werkverhouding die hij tijdens de behandelingen kreeg en welke uiteindelijk hebben geleid tot zijn ontslag.

Ten aanzien van het nemen van de foto’s van de patiënte oordeelt het College dat de tandarts in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in art. 7:453 BW (SL: het vereiste van goed hulpverlenerschap) nu de tandarts bij het verlenen van de zorg niet heeft gehandeld in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid. Ten aanzien van de stelselmatige onprofessionele bejegening, de attitude richting de patiënte en het aanraken van lichaamsdelen waartoe de tandarts geen noodzaak had stelt het College vast dat de feiten uiteenlopen en omdat deze door de tandarts stelselmatig worden betwist, kan niet worden vastgesteld welke lezing de juiste is zodat volgens vaste jurisprudentie de klacht op punt ongegrond moet worden verklaard. Tot slot constateert het Tuchtcollege dat er ter zitting nog steeds geen sprake is van enige zelfreflectie zodat de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond worden verklaard en de maatregel van een berisping wordt opgelegd.

Tandarts maakt het op vrijwel alle terreinen te bont zodat diens doorhaling als maatregel wordt opgelegd
Uitspraken 18 februari 2014, Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag:
(nr. 2012/178) (ECLI:NL:TGZRSGR:2014:21)
(nr. 2012/191) (ECLI:NL:TGZRSGR:2014:22)
(nr. 2013/055) (ECLI:NL:TGZRSGR:2014:23)
(nr. 2013/050) (ECLI:NL:TGZRSGR:2014:24)

Het gaat in deze tuchtzaak om vier tegen de tandarts aanhangig gemaakte klachtzaken. De vier klachtonderdelen worden grotendeels gegrond verklaard en zien onder andere op het niet of slecht informeren van patiënten, langdurig en structureel onoordeelkundige bijstand als tandarts en het niet of onvoldoende bijhouden van de dossiers. Daarnaast is in algemene zin ook gebleken dat niet de vereiste patiëntenzorg is geleverd, dat in alle gevallen de administratie niet adequaat is bijgehouden (er zijn dubbele declaraties ingediend en er worden op verschillende data dezelfde behandelingen met verwijdering van dezelfde elementen genoteerd, er lijkt zelfs sprake te zijn van een frauduleus lijkende aanpak) en er is ten aanzien van de radiologie geen adequaat röntgenbeleid. Zo ontbreekt iedere verslaglegging waar röntgenfoto’s zijn gemaakt.

Dit alles maakt dat het College tot het oordeel is gekomen dat de tandarts structureel op verschillende essentiële terreinen tekort is geschoten in de zorg voor zijn patiënten waarbij het College zich afvraagt of de tandarts in staat is om aan deze situatie een einde te maken. Daarnaast lijkt de tandarts de situatie te bagatelliseren en bestaat er volgens het College geen aanwijzing om te oordelen dat de klagers, van wie de klachten gegrond worden verklaard, behoorden tot een uitzonderingsgroep. Dit alles leidt tot de maatregel van doorhaling van de tandarts in het BIG-register.

Door:
Sebastiaan van der Leer – Köster Advocaten N.V

 

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Wat is je functie?

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving