Tuchtrechtelijke uitspraken mondzorg, januari 2013
Soms is de scheidslijn dun. Wat is wel en niet geoorloofd? Bekijk een overzicht van de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege en de regionale Tuchtcolleges van januari 2013.
Berisping tandarts voor nalatigheid na doorverwijzing naar mondhygiënist
Uitspraak 15 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te s-Gravenhage
De tandarts wordt verweten dat hij gedurende 35 jaar nalatig is geweest bij de tandheelkundige behandeling van klaagster. Voor paradontale problemen heeft de tandarts klaagster verwezen naar de mondhygiënist. Dit is volgens het Regionaal Tuchtcollege echter niet voldoende nu er geen sprake was van enige afstemming tussen de tandarts en de mondhygiënist en de tandarts bovendien zelf in het geheel geen halfjaarlijkse controles van het tandvlees verrichtte. De tandarts kan zich volgens het Regionaal Tuchtcollege ter verwijzing naar de mondhygiënist niet aan zijn verantwoordelijkheid onttrekken. Dit geldt des te sterker nu er geen enkele terugkoppeling van de mondhygiënist was en ook de ernst van de klachten en de toestand van het tandvlees, het uitblijven van controles niet toeliet. Het Tuchtcollege verklaart de klachten daardoor gegrond en legt de maatregel van berisping op. Bekijk de uitspraak
Tandarts niet verwijtbaar na alleen telefonisch contact bij ongeval
Uitspraak 22 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam
De tandarts wordt door klaagster verweten dat hij de avond van het ongeval van klaagster, als diensthebbende tandarts, slechts telefonisch de situatie van klaagster heeft beoordeeld en vervolgens heeft besloten om niet naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis te komen waar klaagster zich had gemeld. Is de tandarts tekort geschoten jegens klaagster door tijdens zijn dienst niet naar de spoedeisende hulp van klaagster te komen? Nee, doordat hij telefonisch alle informatie had verkregen die hij nodig had om een inschatting te kunnen maken dat een behandeling op diezelfde avond niet noodzakelijk was. In het ziekenhuis was geen kaakfractuur geconstateerd. Klaagster kon haar tanden en kiezen goed op elkaar krijgen en er waren bij de val geen elementen uit haar mond geslagen, hetgeen betekent dat een behandeling op diezelfde avond niet persé noodzakelijk was. Bovendien heeft de tandarts in het telefoongesprek wel duidelijk gemaakt dat klaagster de volgende ochtend voor verdere behandeling naar haar tandarts moest gaan, hetgeen ook is gebeurd. Daarmee heeft volgens het College de tandarts niet verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht wordt door het Regionaal Tuchtcollege afgewezen. Bekijk de uitspraak
Kaakchirurg krijgt waarschuwing voor niet-informeren over risicos
22 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam
Bij klager zijn de verstandskiezen links (28/38) verwijderd door de kaakchirurg waarbij de kaakchirurg voorafgaand aan de ingreep röntgenfotos van klager heeft bekeken maar geen aanleiding heeft gezien tot het bekijken van de uitvergrote foto. Na de ingreep bleef klager last houden van een verdoofd en irriterend gevoel aan de linkerkant van zijn onderkaak. Klager verwijt de kaakchirurg, hem niet te informeren over mogelijke risicos van de ingreep en bij de ingreep geen rekening te hebben gehouden met de ligging van de zenuwbaan ten opzichte van de wortel. Het Tuchtcollege oordeelde dat de kaakchirurg klager voorafgaand aan het verwijderen van de verstandskies linksonder over de ingreep en het daaraan verbonden risico had moeten informeren. Het Regionaal Tuchtcollege legt de maatregel van een waarschuwing op. Bekijk de uitspraak
Tandarts krijgt waarschuwing voor onjuist factureren
22 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam
De tandarts wordt door de klager verweten op een factuur onjuiste codes en verrichtingen te hebben vermeld. Het College stelt vast dat de codes T87, T81 en E37 ten onrechte zijn gedeclareerd nu er geen sprake was van een kroonverlenging, tuber- of retromolaarplastiek en er geen sprake was van een aparte diagnostische behandeling. Het College overweegt vervolgens dat van een tandarts mag worden verwacht dat hij bij het in rekening brengen van kosten voor door hem verrichte behandelingen het opstellen van daarop betrekking hebbende notas de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht neemt en legt vervolgens de maatregel voor een waarschuwing op. Bekijk de uitspraak
Tandarts berispt voor verschillende zaken
15 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te s-Gravenhage
De tandarts wordt o.a. verweten dat hij een wortelkanaalbehandeling niet goed zou hebben uitgevoerd waardoor de kies verloren is gegaan, geen cofferdam zou hebben gebruikt, tijdens de behandeling maar één handschoen zou hebben gedragen en ten onrechte meerdere initiële behandelkosten in rekening heeft gebracht. Ten aanzien van de wortelkanaalbehandeling stelde het College vast dat deze ontoereikend is gevuld terwijl meer dan een half jaar later op de controlefoto ook nog ontstekingen zijn te zien. Kort na de behandeling zijn geen controlefotos gemaakt hetgeen volgens het College wél van de tandarts gevergd had mogen worden, zeker toen er sprake bleef van pijnklachten. Ten aanzien van de wijze van declareren door de tandarts oordeelt het College dat de tandarts zelf zowel de initiële wortelkanaalbehandeling als de voltooiing ervan heeft gedeclareerd, hetgeen niet is toegestaan. Een aparte vergoeding van een initiële wortelkanaalbehandeling is bedoeld voor noodgevallen, namelijk wanneer een andere tandarts spoedhalve noodmaatregelen moet treffen. Die spoedtandarts mag dan hiervoor declareren (niet ingeval één tandarts beide behandelingen verricht), waarna de eigen tandarts de wortelkanaalbehandeling kan declareren. Het Regionaal Tuchtcollege legt daarom de tandarts de maatregelen van een berisping op. Bekijk de uitspraak
Klacht afgewezen: Patiënt verwijt tandarts onvoldoende nazorg en niet serieus nemen klachten
15 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te s-Gravenhage
Klaagster verwijt de tandarts dat zij onvoldoende nazorg heeft verleend terzake van pijnklachten die klaagster heeft ondervonden na het vervangen van twee amalgaan vullingen en vervolgens de klachten van klaagster niet serieus heeft genomen. De tandarts heeft na de voornoemde behandeling enkele weken willen afwachten om te bezien of de pijnklachten zouden verdwijnen. Toen de klachten aanhielden heeft de tandarts eerst een aantal weken gewacht, aangezien haar ervaring was dat een composietvulling wel vaker pijnklachten gaf. Vervolgens heeft de tandarts de vullingen verwijderd en de elementen gevuld met glassionomeercementvullingen. Het College is van oordeel dat het handelen en het afwachtend beleid van de tandarts verdedigbaar is. Daarom wijst zij de klacht af.
Bekijk de uitspraak
Klacht afgewezen: Patiënt verwijt tandarts niet-behandelen bij openstaande rekening
24 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven
Het College verstaat de klacht van klaagster zo dat klaagster de tandarts verwijt dat deze haar niet wenst te behandelen omdat er nog openstaande rekeningen zijn. Het College stelt vast dat de tandarts bij klaagster een eenvlaksvulling heeft vervangen door een drievlaksvulling zonder deze in rekening te brengen, terwijl een drievlaksvulling duurder is dan een eenvlaksvulling. Daarnaast was klaagster niet verder aanspreekbaar én was zij telefonisch niet meer te bereiken. De klacht wordt afgewezen. Bekijk de uitspraak
Klacht deels gegrond: Patiënt ontevreden over plaatsing implantaten en levering prothese
10 januari 2013 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te s-Gravenhage
De klacht van klaagster bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste dat de tandarts de implantaten niet deugdelijk heeft geplaatst en ten tweede dat de tandarts geen goede prothese heeft geleverd. In eerste instantie zijn bij het Regionaal Tuchtcollege beide klachten ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelde dat de twee implantaten die de tandarts heeft geplaatst verder naar voren geplaatst hadden moeten worden, het ontbreken van voldoende bot kan daarbij geen argument zijn voor de wijze van plaatsing van de implantaten. Van de tandarts had verwacht mogen worden dat hij zonodig kunstbot zou hebben aangebracht in de regio waarin voor het vervaardigen van de gewenste prothetische voorziening een implantaat zou moeten worden aangebracht, te reconstrueren. Het Centraal Tuchtcollege oordeelde het eerste klachtonderdeel gegrond.Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel, het leveren van geen goede prothese, stelt het Centraal Tuchtcollege vast dat de tandarts niet tekort is geschoten bij het geven van de opdracht tot het vervaardigen van de prothese aan het tandtechnisch laboratorium en evenmin de overdracht van de behandeling van klaagster aan een collega. Het Centraal Tuchtcollege verklaart daarom de eerste klacht (voor een deel) gegrond en wijst het tweede klachtonderdeel af. Bekijk de uitspraak
Tandarts krijgt waarschuwing voor beschadigen zenuwkanaal
10 januari 2013 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te s-Gravenhage
Klaagster verwijt de tandarts dat hij 1) het zenuwkanaal in de onderkaak links heeft doorboord tijdens het plaatsen van een implantaat en, 2) een onjuiste vorm van anesthesie heeft toegepast, althans heeft laten toepassen, voorafgaand aan het plaatsen van het implantaat. Het Regionaal Tuchtcollege komt tot een ongegrondverklaring van beide klachtonderdelen. Tijdens de procedure bij het Centraal Tuchtcollege worden meerdere visies van diverse deskundigen in het geding gebracht. Daaruit maakt het Centraal Tuchtcollege op dat de tandarts de canalis mandibularis niet heeft doorboord maar wel het dak van de canalis manbularis heeft beschadigd. Het Centraal Tuchtcollege oordeelde vervolgens dat gelet op de omstandigheid, de tandarts de minimale afstand tussen de top van de kaak en het dak van de canalis mandibularis heeft geschat op 11 mm. Het opmerkelijke is dat de tandarts heeft gekozen voor een implantaat van 11,5 mm lang. Volgens het Centraal Tuchtcollege had de tandarts voor het direct plaatsen van het implantaat eerst moeten beoordelen of er sprake was van een beschadiging van de canalis mandibularis als gevolg van het sonderen. Nu de tandarts dit niet heeft gedaan heeft hij het risico genomen dat het dak van de canalis mandibularis zou worden geraakt en mogelijk zou worden beschadigd, met als gevolg dat (blijvend) letsel zou kunnen optreden. Deze handelswijze is in strijd met de zorg die hij in zijn hoedanigheid als tandarts jegens klaagster had behoren te betrachten. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel, het toepassen van een onjuiste vorm van anesthesie voorafgaand aan het plaatsen van een implantaat komt het Centraal Tuchtcollege, gelijk het Regionaal Tuchtcollege tot de conclusie dat de toediening van de infiltratie anesthesie bij klaagster de juiste vorm van anesthesie is voor het plaatsen van een enkelvoudige implantaat. Omdat het eerste klachtonderdeel gegrond wordt verklaard wordt uiteindelijk de tandarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Bekijk de uitspraak
Door: Sebastiaan van der Leer, Köster Advocaten N.V.