Tuchtrechtelijke uitspraken mondzorg juni 2014
Soms is de scheidslijn dun. Wat is wel en niet geoorloofd? Bekijk de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege en de regionale Tuchtcolleges van juni 2014 over uitnodigen voor consult in weekend, benadelen van de ziektekostenverzekeraar en aanpassing praktijk na normschending.
Bij pijnklachten ook in het weekend uitnodigen voor een consult
Uitspraak 6 juni 2014, Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (nr. 196/2013) (ECLI:NL:TGZRZWO:2014:74)
Tandarts trekt vrijdagavond een kies bij klaagster. s Nachts meldt klaagster zich bij de huisartsenpost en daarna bij de alarmcentrale van de tandartsenpraktijk met pijnklachten. Zaterdagochtend neemt de tandarts contact op met klaagster en zorgt via de huisartsenpost voor antibiotica. Vervolgens is klaagster opgenomen in het AMC en driemaal geopereerd aan een logeabces. Het Regionale Tuchtcollege verwijt de tandarts dat hij klaagster op zaterdagochtend niet op consult heeft laten komen. De tandarts heeft klaagster antibiotica voorgeschreven zonder haar te zien, terwijl hij wist dat klaagster s nachts de huisartsenpost had gebeld met pijnklachten. Dit had volgens het Tuchtcollege aanleiding kunnen zijn om klaagster op consult te laten komen. De tandarts heeft zich verweerd door te stellen dat de echtgenoot van klaagster aan de telefoon niet heeft verzocht om een consult. Met dat verweer constateert het Regionale Tuchtcollege dat de tandarts zijn verantwoordelijkheid voor de beslissing of een consult noodzakelijk was, niet heeft genomen. Hiermee is de tandarts te passief geweest. Volgens het Regionale Tuchtcollege had de tandarts (bij de echtgenoot) moeten doorvragen en klaagster voor consult moeten laten komen. Door deze houding heeft de tandarts de tuchtnorm van artikel 47 Wet BIG geschonden zodat hem de maatregel van een waarschuwing wordt opgelegd.
Brutaal geval van het benadelen van de ziektekostenverzekeraar
Uitspraak 19 juni 2014, Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (nr.c2013.470) (ECLI:NL:TGZCTG:2014:250)
Klaagster verwijt de tandarts dat hij de behandeling onjuist heeft uitgevoerd, waardoor zij langere tijd heeft rondgelopen met een lelijk gebit, en dat de tandarts de ziektekostenverzekeraar van klaagster heeft opgelicht. Het Regionale Tuchtcollege concludeert allereerst dat de tandarts zich volstrekt onvoldoende op de hoogte heeft gesteld, dan wel heeft gehouden, van de (reeds lange tijd bestaande) technieken ten behoeve van het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen. Daarnaast stelt het Regionale Tuchtcollege vast dat ter zitting, naar aanleiding van op de patiëntenkaart van klaagster vermelde behandeling vragen zijn gesteld waarbij uit de beantwoording van diverse vragen bleek dat verweerder opzettelijk allerlei niet verrichte behandelingen en onjuiste codes heeft opgevoerd. Dit was volgens de tandarts gedaan in samenspraak met de klaagster, omdat zij over onvoldoende financiële middelen zou beschikken en haar behandeling anders niet mogelijk zou zijn. Het Regionaal, en later het Centrale Tuchtcollege, komen tot de conclusie dat de orthodontische behandelingen, zoals door de tandarts uitgevoerd, zwaar onder de maat zijn. Daarnaast is er volgens het Tuchtcollege sprake van een zeer brutaal geval van het benadelen van de ziektekostenverzekeraar. Hieruit volg dat beide klachtonderdelen gegrond worden verklaard, omdat de tandarts in strijd zou hebben gehandeld met de zorg die de tandarts volgens artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten. Om die reden acht het Centrale Tuchtcollege de maatregel van schorsing van inschrijving van de tandarts in het BIG-register gedurende de periode van één maand passend en geboden.
Aanpassing praktijk na normschending, het kwaad was al geschied
Uitspraak 19 juni 2014, Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (nr.c2013.084) (ECLI:NL:TGZCTG:2014:243)
Tandarts wordt verweten dat zij de wortelkanaalbehandeling aan element 26 niet goed heeft uitgevoerd, met als gevolg dat de kies verloren is gegaan, dat zij geen cofferdam heeft gebruikt en dat zij meerdere initiële behandelkosten in rekening heeft gebracht. In eerste aanleg bij het Regionaal Tuchtcollege wordt de tandarts berispt, waarna de tandarts bij het Centraal Tuchtcollege in hoger beroep gaat.
Bij het Centraal Tuchtcollege betoogt de tandarts dat zij de wortelkanaalbehandeling wél adequaat zou hebben verricht, beklaagt zij zich over de hoogte van de opgelegde maatregel en stelt zij dat in het kader van de klacht en de opgelegde maatregel, haar praktijk heeft laten doorlichten en de wijze van dossiervoering heeft verbeterd.
Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat bij de uitvoering van een wortelkanaalbehandeling in de beroepsgroep als aanvaarde standaard geldt dat er een foto vóór (ter vastlegging van de beginsituatie), een elektronische lengtebepaling en/of een lengtefoto (om de correcte lengte van de wortelkanalen te bepalen) en een foto na voltooiing van de behandeling wordt gemaakt (ter beoordeling van het eindresultaat). Niet in geschil is dat deze standaard ook ten tijde van de uitgevoerde wortelkanaalbehandeling bij klaagster gold. Ter zitting in hoger beroep heeft de tandarts verklaard dat zij om ook voor haarzelf onverklaarbare redenen bij de behandeling van klaagster geen van de zojuist genoemde fotos heeft gemaakt. Reeds hierom kan het beroep van de tandarts tegen de overweging van het Regionaal Tuchtcollege dat de behandeling van element 26 niet toereikend was, niet slagen. Het beroep dat ziet op dit onderdeel wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van de opgelegde maatregel stelt het Centraal Tuchtcollege dat het doorlichten van haar praktijkvoering een adequate reactie vormt, maar onvoldoende aanleiding is om een lichtere maatregel op te leggen. De aanpassingen die zich ná het verwijtbaar handelen hebben voorgedaan, doen niets af aan de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt dat de tandarts gemaakt kan worden.
Door:
Sebastiaan van der Leer – Köster Advocaten N.V