In deze categorie vindt u artikelen over orthodontie. Van marktontwikkelingen tot congresverslagen over orthodontische diagnostiek en behandeling.

Beugel

Teamwork in de restauratieve tandheelkunde: orthodontie als onmisbare schakel bij complexe prothetische vraagstukken (deel 2)

Orthodontist Sandy van Teeseling en restauratief tandarts Alwin van Daelen werken het liefst interdisciplinair samen: een goed behandelplan moet tussentijds overlegd worden. Laagdrempelig overleggen is hierbij key. In hun lezing vertelden zij over samenwerking tussen ‘ortho en resto’. Verslag van hun lezing.

Lees ook deel 1 de lezing van Sandy van Teeseling en Alwin van Daelen

Oligodontie

Dit is een ernstige vorm van hypodontie, waarbij er meer dan vijf elementen ontbreken. De prevalentie hiervan is 0,14% in Europa en 0,08% in Nederland.
Er zijn twee genen bekend die oligodontie kunnen veroorzaken. Het gaat om mutaties in het AXIN2- en LPR6-gen. Deze genen worden autosomaal dominant overgedragen. Daarnaast is er bij sommige genmutaties gerelateerd aan oligodontie ook een verhoogd risico op coloncarcinoom.
Ook bij bepaalde syndromen hoort oligodontie: o.a. het syndroom van Down, van der Woude syndroom en ectodermale dysplasie.
De elementen die wel aangelegd zijn, zijn vaak afwijkend van vorm en van geringere grootte. De melkdentitie persisteert vaak en er is sprake van een smalle onderontwikkelde processus alveolaris op de plekken van de missende elementen. De beet is vaak verdiepte, met een diepe plica mentalis en verlies van beethoogte.

Het Nederlandse verzekeringssysteem vergoedt behandelingen bij patiënten met vijf of meer missende elementen. Het maakt hierbij niet uit waar de elementen missen. De verstandskiezen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

De onderontwikkeling van de processus alveolaris zorgt ervoor dat behandelen moeilijk is. Door afwezigheid van elementen ontstaat er een messcherpe kamvormige processus.
Binnen het VUmc hebben ze inmiddels veel ervaring met het behandelen van deze patiënten. Het behandeltraject bestaat eerst uit monitoren en tijdelijke oplossingen. Dit heeft te maken met de leeftijd van de patiënten. Daarna wordt een definitieve behandelplanning gemaakt, pre-prothetische orthodontie uitgevoerd, pre-implantaire chirurgie, implantologie en de uiteindelijke prothetische behandeling met behulp van kronen op implantaten en keramische of composiet restauraties.

Hierbij werken ze veel met backward planning. Er wordt gekeken wat je wilt bereiken en daarna pas op welke manier je dit kunt bereiken.
Patiënten met oligodontie zijn erg blij met implantologie. Dit geeft veel extra kwaliteit van leven.

Er is een richtlijn over oligodontie maar deze stamt uit 2007. Deze geeft aan dat interdisciplinaire benadering nodig is in teamverband. De restauratief tandarts is de coördinator en zorgt voor goede documentatie en behandelplanning. Deze zorgt voor het verzamelen van gegevens (lichtfoto’s, röntgeninformatie en modellen) en het opstellen van het behandelplan.
Het uitgangspunt is zo lang mogelijk behoud van tandweefsel en melkelementen gedurende de groei.
De afronding van de pre-prothetische fase en pre-implantologische orthodontie valt het liefst samen met het einde van de groei. De patiënt wordt blijvend gecontroleerd ter evaluatie van het behandelresultaat en ondersteund met professionele nazorg.
Voor de geplaatste implantaten houdt Alwin aan dat het implantaat minimaal twee keer per jaar gereinigd moet worden met airflow. Dit is de enige manier om submucosaal de biofilm bij een implantaat adequaat te kunnen verwijderen.

Bij niet ingrijpen op jonge leeftijd wordt de problematiek bij oligodontie patiënten vaak alleen maar uitgebreider. De beet zal steeds dieper worden en de beethoogte afnemen. Melkelementen hebben een minder hoge klinische kroon dan blijvende elementen en blijven ook vaak achter in de eruptie, waardoor ze in infra-positie komen te staan. Daarom kiezen ze er vaak voor om de beet minder diep te maken met composiet onlays op de melkelementen. Je bent hier vooral tijd aan het overbruggen tot de volwassenheid. Dit wordt net zo lang gedaan tot de patiënt klaar is om het verdere traject in te gaan voor implanteren.

Gelaatsgroei en implanteren

Groei doet veel voor de verticale dimensies in het gelaat. De processus alveolaris in de onder- en bovenkaak neemt enorm toe in hoogte tijdens de groei. Daarom is implanteren op jonge leeftijd geen optie. Het implantaat gedraagt zich als een ankylotisch element en zal niet meebewegen met de groei van de processus.

Het is lastig te bepalen wanneer de groei afgerond is. Dit is voor een deel genetisch bepaald. Eigenlijk blijven we ons hele leven groeien, want we passen ons steeds aan aan veranderende omstandigheden.

Implanteren kan wanneer de skeletale groei beëindigd is. Bij meisjes is dit vaak rond 18-19 jaar en bij jongens rond de 20-21 jaar.

Een truc om in te schatten hoever de groei is, is om de lengtegroei bij te houden. Is hierin geen verandering meer, dan kan een jaar later geïmplanteerd worden. De gelaatsgroei loopt ongeveer een jaar achter op de lengte groei.
Ook met behulp van laterale schedelfoto’s kan de groei beoordeeld worden en dan met name de verticale ontwikkeling in het aangezicht. Projecteer meerdere laterale schedelfoto’s over elkaar en wanneer er geen verandering meer optreedt, is de groei nagenoeg afgerond.

Het is een illusie dat we met orthodontie meer groei kunnen laten plaatsvinden dan erin zit. Wel kunnen we de groei beïnvloeden om de maximaal haalbare groei te bereiken. Orthodontisch kunnen we vooral dentale veranderingen bereiken en slechts een kleine groeiverandering.

Oligodontie en implanteren

Wanneer de patiënt oud genoeg is om te implanteren moet er eerst een botopbouw gedaan worden om de processus alveolaris te verhogen en te verbreden. De meest gangbare manier hiervoor is middels een autologe botopbouw. Dit is vrij belastend voor de patiënt en ook de timing moet goed zijn. Je kunt niet te lang wachten met implanteren, omdat het bot anders weer afgebroken wordt.
Een complicerende factor is dat veel oligodontie patiënten aan het eind van het traject behandelmoe zijn. Het is een lang en uitdagend behandeltraject, waarbij naast orthodontie vaak ook nog osteotomiën nodig zijn, gevolgd door botopbouw, implantologie en uitgebreid kroon- en brugwerk. Als er een osteotomie nodig is en de kaak ook verbreed moet worden, doen we dit liever in twee operaties. Eerst een operatie voor het verbreden en vervolgens de le fort I operatie.
Het brugwerk in deze casussen wordt veelal uitgevoerd in verschroefbaar (bij implantaten) volledig zirkoonoxide met alleen de buccale vlakken opgebakken. Dit om chippen te voorkomen. Solitaire indirecte restauraties worden bij voorkeur in lithium-disilicaat uitgevoerd.

De overleving van implantaten bij patiënten met oligodontie is lager dan bij reguliere implantologie. De vijf jaars overleving is 95,7% en de tien jaars overleving 89,2%. Dit heeft de maken met de botopbouw die gevoeliger is voor resorptie met name buccaal. Daarnaast is er een vrij hoge prevalentie van peri-implant mucositis en peri-implantitis. Door de uitgebreide prothetische werkstukken is het soms lastiger om een goed reinigbare supra-structuur te maken.

Autotransplantatie

Autotransplantatie kan een goed alternatief zijn voor implantologie. Hierbij verplaatsen we eigen elementen in de mond naar andere plek. Dit is mogelijk dankzij het parodontaal ligament en zorgt ervoor dat de processus alveolaris intact blijft.
Voorheen werden alleen gebitselementen die nog in ontwikkeling waren (maximaal 2/3 van de wortel lengte afgevormd) getransplanteerd. Waarmee een succespercentage is van meer dan 90%. Het grote voordeel hierbij is dat het al op jonge leeftijd uitgevoerd kan worden en het element verplaatsbaar is. Er moet wel een element beschikbaar zijn om te transplanteren. Premolaren van de bovenkaak worden geroteerd in de onderkaak geplaatst omdat de processus te smal is. Het element kan dan geroteerd worden en bouwt zijn eigen processus op.

Tegenwoordig kunnen zelfs volgroeide elementen ge-autotransplanteerd worden. Het element moet dan wel van een endodontische behandeling voorzien worden. Dit gebeurt veel bij trauma’s van frontelementen. Er wordt dan een premolaar in de bovenkaak verplaatst naar het front en omgebouwd tot een frontelement.

Autotransplantatie kan een goede optie zijn als er in één van beide kaken meerdere elementen ontbreken, terwijl in de andere kaak alle elementen aangelegd zijn. Door het verplaatsen van de elementen uit de kaak met de volledige dentitie, zijn beide kaken meer in verhouding en wordt de verdere behandeling makkelijker.

Alwin van Daelen is restauratief tandarts en werkt veel samen met de orthodontist, met name bij complexe problematiek bij volwassenen.

Sandy van Teeseling is orthodontist.

Beiden zijn onderdeel van een team met implantologen en tandtechniekers. Zij benadrukken het belang van teamwork bij uitgebreide casuïstiek. Iedereen neemt hierbij zijn of haar verantwoordelijkheid.


Verslag van de lezing van Alwin van Daelen en Sandy van Teeseling tijdens NVVRT meets door Paulien Buijs, tandarts.

Lees ook deel 1 van de lezing

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Restaureren, Thema A-Z
Aligners

Aligners zorgen voor een hogere incidentie van open gingivale embrasures

De kans op gingivale embrasures bij volwassenen is groter bij clear aligner-therapie dan bij een behandeling met vaste orthodontie. Daarnaast kunnen de gingivale embrasures ook groter zijn bij aligners volgens een studie gepubliceerd in Head & Face Medicine.

Dr. Lang Lei van de afdeling orthodontie geeft aan dat de behandeling met aligners zorgt voor een hogere incidentie van open gingivale embrasures (OGE’s).

Ethetiek van aligners

Ondanks dat aligners zorgen voor onzichtbaarheid tijdens orthodontische behandelingen zorgt het ook voor een ander probleem in de esthetiek. Open gingivale embrasures kunnen het gevolg zijn van aligner therapie en voldoen mogelijk niet aan de esthetische wensen van de patiënt. Verder kunnen de OGE’s de parodontale gezondheid aantasten omdat er tandplak tussen de embrasures blijft zitten.

Onderzoek

Een retrospectief onderzoek is uitgevoerd bij 200 volwassenen zonder extracties en minder dan 5 mm crowding. Met het onderzoek is de incidentie en ernst van OGE’s geëvalueerd van een behandeling met clear aligners in vergelijking met vaste orthodontische apparatuur. 100 volwassenen werden behandeld met aligners en 100 andere volwassenen droegen passieve ligatiebeugels. Om de incidentie van OGE’s vast te stellen werden er intra-orale foto’s gemaakt van de centrale snijtanden van de boven- en onderkaak. Aan de hand van de intra-orale foto’s werden de OGE’s bepaald door de kroonoverlap en vorm, wortelhoeking, afstand van het interproximale contactpunt tot de alveolaire botkam en interproximale glazuurreductie te meten.

Resultaten

Bij volwassenen behandeld met clear aligners was de incidentie van OGE’s tussen de centrale snijtanden in de bovenkaak 35% en in de onderkaak 38%. Bij volwassenen die behandeld waren met vaste orthodontische apparatuur was de incidentie van OGE’s 18% in de bovenkaak en 24% in de onderkaak. Ook het gemiddelde oppervlak van een open gingivale embrasure was groter na clear aligner therapie dan na vaste orthodontie.

Conclusie

De incidentie en het gemiddelde oppervlak van een open gingivale embrasure was groter na clear aligner therapie dan na vaste orthodontie. Het is daarom belangrijk om de patiënten voor behandeling te informeren over het mogelijk ontstaan van OGE’s tijdens een orthodontietraject.

Er zijn echter meer studies nodig onder verschillende patientpopulaties om het verband tussen clear aligners en de incidentie van OGE’s te onderzoeken.

Bron:
Head & Face Medicine

 

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
Beugel

Teamwork in de restauratieve tandheelkunde: orthodontie als onmisbare schakel bij complexe prothetische vraagstukken

Orthodontist Sandy van Teeseling en restauratief tandarts Alwin van Daelen werken het liefst interdisciplinair samen: een goed behandelplan moet tussentijds overlegd worden. Laagdrempelig overleggen is hierbij key. In hun lezing vertelden zij over samenwerking tussen ‘ortho en resto’. Verslag van hun lezing.

Interdisciplinair teamwork

Spear publiceerde hierover in 2006 dat een interdisciplinair team essentieel is om het maximale resultaat te kunnen behalen bij de behandelplanning van patiënten met complexe problematiek. Hierbij wordt de patiënt gezien door alle teamleden die betrokken zijn bij de behandeling en wordt het plan opgesteld door de interactie tussen alle teamleden.

Uiteindelijk komt er een plan uit met de maximaal haalbare uitkomst. Dit wordt overlegd met de patiënt. Als de patiënt het plan te uitgebreid of ingrijpend vindt, wordt er nagedacht over een compromis.
Sandy van Teeseling en Alwin van Daelen spreken liever niet van multidisciplinair. Een goed behandelplan moet tussentijds overlegd worden. Er moet niet een taakje uitgezet worden, waarna de patiënt aan het einde terug verwezen wordt en het niet gegaan is zoals van tevoren bedacht. Daarom spreken ze liever van interdisciplinair. Tussentijds laagdrempelig overleggen is hierbij key.

‘Resto needs ortho, but ortho needs resto as well’

Een volwassen patiënt met een esthetische wens meldt zich bij de orthodontist met de vraag om zijn tanden recht te laten zetten. In deze specifieke casus mist de 12 en is er sprake van forse crowding, een smalle bovenkaak en linguale inclinatie van de molaren in de onderkaak.
Hierbij kun je de tanden alleen oplijnen, maar wat dan opeens extra opvalt is dat er slijtage is opgetreden en dat niet alle tanden even hard gesleten zijn. Waar je bij een orthodontische behandeling bij kinderen er vaak voor kiest om de incisale randen op te lijnen, kies je er bij volwassenen juist voor om de gingivalijn aan te houden. Het missende tandweefsel kan vervolgens door de (restauratief) tandarts aangevuld worden voor een mooi esthetisch resultaat.
Tussendoor kan er laagdrempelig overlegd worden door lichtfoto’s heen en weer te sturen met kleine aanpassingen die nog nodig zijn.

Orthodontie kan op meerdere manieren bijdragen binnen de restauratieve tandheelkunde:

  • Align, bleach, bond is hierbij de meest voorkomende term. Eerst de tanden door de orthodontist op de juiste plek laten zetten gevolgd door esthetische aanpassingen door de (restauratief) tandarts
  • Aanpassen van tandbreedte door strippen, waardoor TSD of ALD problemen opgelost kunnen worden
  • Oplijnen van elementen, in- of extruderen om ruimte te creëren, roteren van elementen
  • Bot en zachte weefsels verplaatsen/remodelleren
  • Managen van diasteembreedtes, denk hierbij aan sluiten maar ook juist vergroten van diastemen, zodat er plaats ontstaat voor een implantaat
  • Oprichten of verplaatsen van pijlerelementen
  • Aanpassen van occlusie of articulatie (bijvoorbeeld bij een restricted envelop of function)

Aanpassen van tandbreedte door strippen

Een veel gehoorde klacht van patiënten is dat ze zich storen aan de black triangles. In deze specifieke casus stoort de patiënt zich aan de black triangles en de vorm van de laterale incisieven.
Hierbij kan gedacht worden aan een puur restauratieve oplossing om de ruimte op te vullen. Maar soms kan het zinvol zijn om iets verder door te denken. Wanneer je kijkt naar de verhouding van de elementen, viel in deze casus op dat de elementen relatief breed waren. Door te strippen en de elementen op te lijnen, was al een deel van de black triangles verdwenen en hoefde er restauratief veel minder gedaan te worden. Essentieel hierbij is om de lengte-breedte verhouding van de tanden goed op te meten voor het mooiste eindresultaat.

Een veel terugkerend probleem is een patiënt die orthodontisch behandeld is, waarbij te weinig rekening gehouden is met de ruimte die het onderfront nodig heeft. De orthodontist kan de tanden mooi in de boog zetten, maar je zult zien dat relapse optreedt, omdat er simpelweg niet voldoende ruimte is. Vaak gaat de cuspidaat weer buiten de boog staan. Strippen hierbij is essentieel om een stabiel behandelresultaat te verkrijgen.

Managen van diasteembreedte

Als er te weinig ruimte is, dan kan segment orthodontie een goede oplossing zijn voor een implantaat. Hierbij wordt niet de volledige boog behandeld, maar alleen een klein deel.

Implantaten kunnen soms heel handig gebruikt worden tijdens de orthodontie. Er zijn implantaten speciaal voor orthodontie ontwikkeld, de zogenaamde botankers, maar je kunt soms ook tactisch gebruik maken van de implantaten die voor restauratieve doeleinden gebruikt worden.

Orthodontie gaat over het uitoefenen van krachten. Er is altijd sprake van een actie- en een reactiekracht. De actiekrachten wil je ergens opvangen. Implantaten zijn hiervoor goed bruikbaar.
Het vergt wel een hele nauwkeurig planning, want het implantaat wordt geplaatst voordat de tanden en kiezen op de juiste plek staan. Het is enorm belangrijk dat er van te voren een goede set-up gemaakt is waarmee de positie van de implantaten vastgelegd worden. Deze positie wordt dan middels een boormal overgebracht naar de mond. Na integratie van het implantaat kan er een composiet kroon vervaardigd worden en hieraan kan verankerd worden.

Het grote verschil met orthodontische botankers is dat deze geen integratiefase hebben, maar direct belast kunnen worden. Het slagingspercentage is wel een stuk lager: 25% faalt.
Een ander nadeel is dat het botanker naderhand weer verwijderd moet worden en alsnog voor het restauratieve gedeelte geïmplanteerd moet worden.

Bot en zachte weefsels verplaatsen/remodelleren

De gingiva beweegt zich mee met de verplaatsing van een element, zolang je het element langzaam verplaatst. Dit kun je handig gebruiken binnen de pre-prothetische orthodontie. Is een element verloren en weet je al dat er een implantaat voor in de plaats moet komen, maar is er nog onvoldoende bot of zachte weefsels: extrudeer het element langzaam om het bot en de zachte weefsels mee te nemen om zo meer volume te krijgen op de plek waar daarna geïmplanteerd wordt.
Omdat je na plaatsen van het implantaat (zeker bij twee implantaten naast elkaar) weer wat weefsel verliest, wil je altijd overcompenseren. Het element verder extruderen om uiteindelijk bij het mooiste eindresultaat uit te komen. Het grote voordeel hierbij is dat er interdentaal ook veel mooiere botpieken overblijven wat bijdraagt aan een stabiel lange termijn resultaat.

Alwin maakt bij een implantaat in het front liever een keramische opbouw dan een titaniumopbouw. Mocht er een trauma plaats vinden, is er minder risico dat het hele implantaat verloren gaat. Bij een keramische opbouw gaat de opbouw kapot, maar deze kun je makkelijker vervangen.

Managen van diasteembreedtes

De 12 en 22 zijn de elementen die het vaakst agenetisch of afwijkend van vorm (kegeltand) zijn. Hierbij kan gekozen worden om de diastemen te sluiten en de cuspidaten op de plek van de lateralen te zetten, maar ook het openen van het diasteem om ruimte te maken voor implantologie is een optie.
Het levert regelmatig problemen op om apicaal voldoende ruimte te creëren voor een implantaat.
Een situatie die veel voorkomt in het front is dat het basale bot en de wortel te veel convergeren. Cervicaal en incisaal is er voldoende ruimte, maar apicaal niet doordat de wortels naar elkaar toe convergeren. We noemen dit het ‘wagon-wheel effect’. Hierbij is de anatomie de beperkende factor.
Om de orthodontist te helpen om in de goede verhoudingen uit te komen, kan een tijdelijke restauratie, waarbij het element alvast de juiste dimensies krijgt helpen. Na de orthodontische behandeling wordt uiteraard pas de definitieve restauratie gemaakt.

Mocht door dit wagon-wheel effect het niet mogelijk zijn om te implanteren dan zijn etsbruggen in het bovenfront een goed alternatief. De voorkeur gaat altijd uit naar een partiele omslijping en alleen als het niet haalbaar is, wordt gekozen voor een volledige omslijping. Een groot risico van een volledige omslijping is dat het elementen avitaal wordt en endodontisch behandeld moet worden. Dit verkort te levensduur van het element.

Aanpassen van occlusie of articulatie

Wanneer kinderen orthodontisch behandeld worden, komt ook vaak de vraag van ouders om iets aan hun dentitie te veranderen.
Het lastige bij volwassenen is dat er niet tot nauwelijks meer groei optreedt. Bij een fors terug liggende onderkaak, kom je sneller uit op een chirurgische behandeling.
Bij deze specifieke casus was sprake van een esthetische hulpvraag waarbij ook sprake was van TMD -problematiek. We zagen een bovenfront wat enorm in retrusie stond en het volledige onderfront bedekte in maximale occlusie.

Hierbij zal eerst het bovenfront opgericht moeten worden om de restricted envelop op te heffen. Heel vaak zie je dat hierbij de TMD-klachten nagenoeg volledig verdwijnen. Door de terugliggende onderkaak, krijg je zonder BSSO geen stabiele occlusie en frontrelatie. Veel volwassen patiënten zijn terughoudend met chirurgische behandelingen en daardoor kom je op een compromis uit.
In deze casus was het mogelijk om frontcontact te krijgen zonder BSSO. Hierbij is de diepe beet niet verholpen, maar wel de restricted envelop. Ook na een aantal jaren functioneert dit nog goed.

Bij kinderen zijn orthodontische behandeling vaak een standaardbehandeling. Bij volwassenen niet. Uiteraard is het goed om het ideaalbeeld na te streven, maar als dit niet haalbaar is, pas je plan aan.
Als je als volwassene al 50 jaar functioneert met een disto kaakrelatie, moet dat dan per se een neutro relatie worden?

De beroemde Amerikaanse orthodontist Vince Kokich zei ooit: ‘Let your treatment plan be realistic, not idealistic.’

Digital Smile Design (DSD) als hulp bij behandelplanning

DSD kan helpen om het behandelplan inzichtelijk te maken. Niet alleen voor de patiënt, maar ook voor de behandelaar. De tanden worden hiermee digitaal op de juiste plaats gezet en de juiste esthetische verhoudingen worden zichtbaar. Het helpt onder andere om in te schatten of er aanpassingen nodig zijn aan de gingivacontour met bijvoorbeeld (chirurgische) kroonverlengingen.
Wanneer er grote aanpassingen nodig zijn van het emergence profile kun je niet anders uitkomen dan met een volledige omslijping. Hierbij is de technieker van essentieel belang.

Ontbrekende elementen

Agenesie: het uitblijven van de normale ontwikkeling van een orgaan of deel daarvan
Hypodontie: agenesie van één of meerdere gebitselementen (prevalentie: 1-3%)
Oligodontie: ernstige hypodontie (6 of meer elementen afwezig. Prevalentie: 0,14%)
Anodontie: agenesie van alle gebitselementen (zeer zeldzaam)

Hypodontie en oligodontie worden vaak gezien door orthodontisten. De meest voorkomende vorm is afwezigheid van één of twee laterale incisieven in de bovenkaak of tweede premolaren in de onderkaak.

Er is veel discussie over het wel of niet sluiten van diastemen bij missende laterale incisieven. Soms is sluiten de meest praktische oplossing. Belangrijk is wel om de cuspidaat dan ook de vorm te geven van de laterale incisief. Het elementen moet hiervoor beslepen worden. Buccaal moet het element minder bol gemaakt worden, maar ook approximaal en soms zelfs palatinaal.

Bij de afweging om een diasteem te sluiten of te openen, speelt het weke delen profiel een belangrijke rol. De tanden zorgen voor ondersteuning van de lippen en met orthodontie kun je het profiel beïnvloeden.
De meest gebruikte lijn hiervoor is de E-line: ofwel esthetic line. Het is een denkbeeldige lijn van de neuspunt naar de kin. Liggen de onder- en bovenlip in de buurt van deze lijn, dan vinden we dit een aanvaardbaar profiel. Liggen de lippen achter de lijn dan zorgt het sluiten van de diastemen ervoor dat de lippen nog verder terug komen te liggen. Esthetisch gezien is dit niet aanvaardbaar en heeft dit een verouderend effect.

Etsbruggen

Voor het opvullen van het diasteem kan gekozen worden voor een implantaat, maar dit is niet het doel op zich. Ook etsbruggen zijn een goede oplossing.
Wanneer een etsbrug van lithiumdisilicaat gemaakt wordt, zorgen twee vleugels voor extra retentie. Breekt één van de vleugels na verloop van tijd af, kan deze losgeslepen worden en functioneert de brug verder met één vleugel. Twee vleugels zorgen daarnaast voor meer orthodontische retentie. Dit kan ook verkregen worden met een aanvullende essixretainer. Een nadeel van lithiumdisilicaat is het risico op breuk.

Uit een grote systematic review blijkt dat etsbruggen een overleving hebben die vergelijkbaar is met implantaten. Na vijf jaar is dit een overleving van 91,4% en na tien jaar 82,9%. De etsbrug van zirkoonoxide heeft de beste prognose. Deze wordt altijd uitgevoerd met één vleugel omdat de versie met twee vaker loskomt. Loskomen en chipping zijn ook de meest genoemde complicaties, waarbij chipping alleen voorkomt bij opgebakken porselein in occlusie of articulatiedelen op zirkoonoxide. Etsbruggen in het front doen het beter dan in de zijdelingse delen. Er zijn geen duidelijke verschillen tussen etsbruggen in de onder- of bovenkaak. In het onderfront heeft een etsbrug altijd de voorkeur boven een implantaat.

Alwin van Daelen is restauratief tandarts en werkt veel samen met de orthodontist, met name bij complexe problematiek bij volwassenen.

Sandy van Teeseling is orthodontist.

Beiden zijn onderdeel van een team met implantologen en tandtechniekers. Zij benadrukken het belang van teamwork bij uitgebreide casuïstiek. Iedereen neemt hierbij zijn of haar verantwoordelijkheid.


Verslag van de lezing van Alwin van Daelen en Sandy van Teeseling tijdens NVVRT meets door Paulien Buijs, tandarts.

Lees ook deel 2 van de lezing van Alwin van Dealen en Sandy van Teeseling

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Restaureren, Thema A-Z
Deel uw bijzondere casussen met uw collega’s!

Casus: Nasaal geïmpacteerde asymptomatische mesiodens bij 13-jarige succesvol verwijderd met behulp van nieuwe techniek

Een nasaal geïmpacteerde asymptomatische mesiodens kan op verschillende manieren worden verwijderd. Een casusrapport in Advances in Oral and Maxillofacial Surgery beschrijft de succesvolle toepassing van een nieuwe chirurgische techniek, een gemodificeerde LeFort I vestibulaire incisie, bij een 13-jarige jongen.

Geen uitgebreid onderzoek of gebruik

De maxillaire mesiodens is een veel voorkomende ontwikkelingsafwijking, maar wordt zelden gevonden in de neusbodem. Gewoonlijk wordt een mesiodens dat zich op de neusbodem bevindt verwijderd via intra-orale buccale of palatale transalveolaire benaderingen, met behulp van endoscopie. In 2011 werd een nieuwe techniek beschreven, een gemodificeerde maxillaire vestibulaire benadering met subperiostale intranasale dissectie. Sindsdien heeft de chirurgische benadering echter geen uitgebreid onderzoek of toepassing ondergaan.

Gezonde 13-jarige

Het casusrapport, geschreven door tandheelkundigen uit Saoedi Arabië en Australië, beschrijft een gezonde 13-jarige jongen. Hij onderging een preorthodontische chirurgische verwijdering van een asymptomatische mesiodens in het neusgebied. Een CBCT-scan en orthopantomogram zorgden voor nauwkeurige 3D-lokalisatie van de geïmpacteerde tand, waardoor clinici betere manieren konden bedenken om chirurgisch toegang te krijgen tot uitdagende gebieden. De beelden toonden aan dat de extra tand zich submucosaal bevond en de neusbodem doorbrak, achter de centrale snijtand rechtsboven.

Nieuwe techniek

De patiënt en zijn ouders waren overeengekomen om de tand te laten trekken met behulp van de maxillaire transnasale vestibulaire techniek. De operatie werd uitgevoerd onder algehele anesthesie met oro-endotracheale intubatie. Het bot dat de mesiodens gedeeltelijk bedekte werd verwijderd en de tand werd getrokken.

Geen complicaties

“Door een LeFort I gemodificeerde vestibulaire maxillaire incisie van de hoektand naar de hoektand, werd subperiosteale dissectie van de voorste bovenkaak en neusbodem gedaan, waardoor toegang werd verkregen tot het voorste aspect van de neusbodem”, schreven de auteurs. De patiënt herstelde zonder complicaties.

Geavanceerde vaardigheden vereist

De chirurgische procedure vereist geavanceerde vaardigheden. Ook heeft het beperkte indicaties voor specifieke in de neus ingebedde mesiodens. Verder is het lastig om toestemming te krijgen voor het toepassen van een nieuwe techniek, wat de implementatie ervan verhindert.

Meerdere voordelen

Voordelen van de nieuwe techniek zijn daarentegen optimale zichtbaarheid tijdens de operatie, tijdsefficiëntie en vermindering van het risico op schade aan de bovenste snijtandwortels en nasopalatine neurovasculaire bundel. Dit zorgt voor minimaal botverlies en haalt de noodzaak weg om postoperatief een palatinale spalk te plaatsen.

“Deze nieuwe techniek, die chirurgische ervaring en expertise vereist, wordt aanbevolen vanwege de optimale chirurgische toegang, wat resulteert in een kortere operatietijd en minder botverwijdering met een verminderd risico op schade aan de aangrenzende structuren”, schrijven de auteurs.

Bron:
Advances in Oral and Maxillofacial Surgery

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
beugel - orthodontist

Ras beïnvloedt mogelijk de resultaten van orthodontische behandelingen door verschillen in tandgrootte

Meer dan een derde van de orthodontische patiënten had verschillen in tandgrootte (tooth size discrepancy, TSD) in een studie die is gepubliceerd in Orthodontics and Craniofacial Research. De verschillen waren significant groter bij zwarte en Latijns-Amerikaanse patiënten dan bij witte deelnemers.

Klinische uitdagingen

Tegenwoordig worden orthodontisten nog steeds geconfronteerd met klinische uitdagingen als gevolg van onevenredige verhoudingen in de grootte van de tussentanden tijdens de laatste stadia van de behandeling van patiënten.

Bolton-analyse

In 1958 ontwikkelde Wayne A. Bolton een analyse om de onderliggende oorzaken van verschillen in tandgrootte en malocclusie te begrijpen. De Bolton-analyse helpt clinici bij het bepalen van de optimale interarch-relatie. De analyse, die was gebaseerd op 55 blanke mensen met “ideale occlusie”, meet de mesiodistale breedte van elke tand. De diagnostische betekenis van een Bolton TSD van> 1,5 tot 2 mm is onderworpen aan anekdotisch en evidence-based onderzoek. Volgens de studie is het een algemeen geaccepteerd hulpmiddel dat wordt gebruikt door orthodontisten.

Kenniskloof

Er is een toenemende aanwezigheid van digitale technologie en de daarmee samenhangende focus op het maken van orthodontologische behandelingen op maat. Desondanks is er een kenniskloof over hoe gegevens over de grootte van tanden, of deze nu afkomstig zijn van digitale of traditionele methoden, de behandeling kunnen beïnvloeden.

Prevalentie van TSD

Een groep onderzoekers uit de VS heeft de prevalentie van verschillen in tandgrootte vergeleken met behulp van digitale modellen en een cast-analyse. Ze focusten hierbij op verschillen tussen verschillende soorten malocclusies, geslachten en rassen. In totaal werden 101 modellen gebruikt en vergeleken met odontometrische software. Van de modellen waren er 53 vrouw en 48 man. Bovendien waren er volgens de studie 30 zwarte, 31 witte en 31 Spaanse patiënten.

Verschillen tussen rassen

De prevalentie van Bolton TSD was ongeveer 37%, en ongeveer 27% had anterieure Bolton TSD. Hoewel er geen statistisch significant verschil was naar geslacht, leek ras TSD te beïnvloeden. Witte patiënten hadden een statistisch significant kleinere prevalentie van TSD’s in vergelijking met zwarte en Latijns-Amerikaanse patiënten (p < 0,05,).

Uitgebreidere onderzoeken

Deze resultaten zijn belangrijk voor orthodontisten omdat veel clinici vertrouwen op de snijtanden van een patiënt om een Bolton-discrepantie te diagnosticeren. Bovendien zouden orthodontisten, vanwege de prevalentie van discrepanties, volgens de auteurs uitgebreidere onderzoeken moeten uitvoeren. Zo zouden alle tanden moeten worden gemeten om een TSD correct te detecteren, niet alleen die waarnaar wordt verwezen als de “sociale zes”.

TSD vroeg aanpakken

“Met de kennis van een toegenomen prevalentie bij Latijns-Amerikaanse en zwarte patiënten, kunnen orthodontiebeoefenaars anticiperen op de noodzaak om meer gepersonaliseerde zorg aan alle patiënten te bieden, door de TSD vroeg in de behandelingsfasen aan te pakken”, schreven de onderzoekers.
“Terwijl de demografie van patiënten die een orthodontische behandeling zoeken blijft evolueren en diverser wordt, zouden orthodontisten moeten verwachten dat ze nog meer Bolton TSD zullen tegenkomen in raciale minderheden”, concludeerden ze.

Bron:
Orthodontics & Craniofacial Research

 

 

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
Clear alignerbehandelingen leiden mogelijk tot alveolaire botdefecten

Clear alignerbehandelingen leiden mogelijk tot alveolaire botdefecten

Volwassenen kiezen tegenwoordig regelmatig voor een orthodontische behandeling zonder tandextracties en metalen beugel maar met een zogenaamde clear aligner. Beeldvorming heeft recent onthuld dat alignerbehandeling mogelijk leidt tot een toename van alveolaire botdefecten, volgens een studie gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics.

Gebrek aan klinische studies

Het gebruiken van een ‘onzichtbaar’ bitje om tanden te corrigeren en hun functie en esthetiek te verbeteren is momenteel niet ongebruikelijk. Er is echter een gebrek aan klinische studies naar de aanwezigheid van alveolaire botdehiscentie (ABD), dat is wanneer het defect zich verspreidt naar het marginale bot, en alveolaire botfenestratie (ABF), wat botverlies is op het linguale gebied van een tand, voor en na behandeling. Dit stelt een team onderzoekers uit de VS en Canada.

Milde crowding en malocclusie

Om die reden analyseerden de auteurs cone-beam computed tomography (CBCT)-scans van 29 volwassenen met milde tot matige crowding en klasse I of milde skeletale klasse II malocclusie, voor en direct na clear-alignerbehandeling. In totaal werden met behulp van de afbeeldingen 1923 worteloppervlaktes van 791 tanden geanalyseerd.

Voor en na behandeling

De totale wortellengtes werden geëvalueerd in axiale en dwarsdoorsnede-schijven. Lineaire meting voor dehiscentie (LM-D) werd gedefinieerd als de afstand tussen de alveolaire kam en de cemento-glazuurverbinding van elke wortel. Lineaire meting voor fenestratie (LM-F) werd geregistreerd wanneer het defect alleen betrekking had op het apicale een derde deel van een wortel. Alles werd voor en onmiddellijk na behandeling geteld en gemeten op buccale en linguale oppervlakken.

Toename van botdehiscentie en botgenestratie

Voor de clear-alignerbehandeling werd op 45% van de worteloppervlakken alveolaire botdehiscentie gesignaleerd en werd bij 10% alveolaire botfenestratie geregistreerd. Na de behandeling waren de percentages 56% en 15% voor respectievelijk ABD en ABF. Hetzelfde werd waargenomen op meerdere kaaklocaties. Ook werd het gebruiken van clear aligners geassocieerd met een hogere magnitude van LM-D’s, maar niet met LM-F’s, schreven de auteurs.

Beperkte generaliseerbaarheid

Alle deelnemers aan het onderzoek waren behandeld door één clinicus en hadden vergelijkbare milde crowding en malocclusie. Dit beperkt de generaliseerbaarheid van de resultaten van het onderzoek, schreven de auteurs.

Meer studies nodig

Ook vinden ze dat er in de toekomst meer studies moeten worden gedaan om gecombineerde parodontaal-orthodontische behandelprotocollen te identificeren voor de preventie en het beheer van alveolaire botdefecten tijdens clear-alignerbehandelingen, schreven de auteurs.

Voorzichtigheid is geboden

“Vanuit klinisch oogpunt bevelen de auteurs voorzichtigheid aan bij het uitvoeren van CAT [clear-alignerbehandelingen] zonder extractie bij volwassenen met een vol gebit om het optreden of verergeren van reeds bestaande ABD’s/ABF’s te voorkomen”, concludeerden de onderzoekers.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics 

 

 

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
Glimlach

Parodontologie-orthodontie-synergie kan de glimlachesthetiek verbeteren

De samenwerking tussen parodontologen en orthodontisten is belangrijk om de glimlach esthetiek te verbeteren.
De synergie tussen parodontologie en orthodontie is een uitstekend voorbeeld van het succes van multidisciplinaire benaderingen in de tandheelkunde, volgens Bruno de Carvalho tijdens de presentatie van de European Federation of Periodontology (EFP).

Bij esthetische tandheelkundige behandelingen zijn een correcte orthodontische en parodontale diagnose en een grondige analyse van de harde en zachte weefsels heel erg belangrijk om langetermijnresultaten te behalen.

Multidisciplinaire aanpak

Parodontitis heeft vaak esthetische gevolgen en daarom is een multidisciplinaire aanpak vereist. Het begrijpen van zowel de biologische basis van parodontale chirurgie als de basis van orthodontische bewegingen is belangrijk om goede esthetische resultaten te krijgen.

Orthodontische extrusie

Orthodontische geforceerde extrusie (OFE) is een orthodontische tandbeweging en kan een therapeutisch doel hebben. OFE is een tandbeweging in coronale richting om de tandpositie te wijzigen en/of veranderingen teweeg te brengen in het omliggende bot en weke delen.

Indicaties voor OFE

Veel voorkomende indicaties van orthodontische geforceerde extrusie zijn onder meer tractie van geimpacteerde tanden, blootstelling van tanden die structurele schade vertonen, behandeling van parodontale bot- en papillaire defecten en ontwikkeling van de implantatieplaats.

Tijd van actieve orthodontische extrusie

De totale tijd van actieve orthodontische extrusie wordt voornamelijk beïnvloed door het toegepaste klinische protocol, de hoeveelheid gewenste tandextrusie en wortel morfologie.
In de presentatie werden drie verschillende klinische protocollen gedefinieerd, namelijk:
– OFE met circumferentiële supracrestale fiberotomie (CSF) of intermediaire tandstabilisatie (ITS)
– OFE zonder CSF of ITS
– OFE zonder CSF en met ITS

Mucogingivale chirurgie

Mucogingivale chirurgie kan helpen om de esthetiek van de glimlach te herstellen en om de ondersteuning van de tanden te verbeteren. Zowel klassieke en nieuwe technieken kunnen worden gebruikt in situaties van een vergevorderde recessie. Interdisciplinaire behandelingen kunnen worden uitgevoerd om complexe recessies te behandelen.

Nieuw interdisciplinair protocol

In de presentatie is een nieuw interdisciplinair protocol voor de behandeling van klasse 3/RT2-recessies in de voortanden van parodontale patiënten getoond. Dit innovatieve protocol bestaat uit het uitvoeren van mucogingivale chirurgie met een tunnelbindweefseltransplantaat tijdens orthodontische tandbeweging. De wortel wordt niet alleen buccaal, maar ook mesiaal en distaal bedekt.

Via deze link kan de gehele samenvatting van de presentatie van de EFP worden bekeken

Lees meer over: Orthodontie, Parodontologie, Thema A-Z
Video: Casuspresentatie - Stabiliteit na orthodontie

Video: Casuspresentatie – Stabiliteit na orthodontie

Op lange termijn streven we bij patiënten naar een microbiologisch evenwicht en occlusale stabiliteit in de mond. In deze video van de NVVRT wordt vooral ingegaan op de occlusale stabiliteit na orthodontie.

Microbiologisch evenwicht is een stabiel oraal microbioom, dus zonder ontstekingen, zowel parodontaal als endodontisch.

Er zijn 5 factoren beschreven die effect hebben op een gebalanceerde occlusie namelijk; condylar inclination, incisal guidance, occlusal plane inclination, compensating cuve en cuspal inclination. Het aanpassen van een van deze factoren heeft direct effect op de andere factoren. In onderstaande video worden deze factoren uitgelegd en aan de hand van 4 casussen wordt de occlusale stabiliteit besproken.

Bekijk hieronder de gehele casuspresentatie:

Bron:
Niels Kik, NVVRT

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Zeldzame vasculaire laesies

Casus: Zeldzame vasculaire laesies incidenteel gedetecteerd op pre-orthodontische röntgenfoto’s

Zeldzame en goedaardige maar agressieve vasculaire maxillofaciale laesies werden ontdekt als incidentele bevindingen op de tandheelkundige röntgenfoto’s van twee patiënten. Als ze niet worden behandeld kunnen de laesies botten en zenuwen beschadigen. De casussen die zijn gepubliceerd in het Australian Dental Journal benadrukken het belang van een grondige interpretatie van de complete röntgenfoto.

Diagnose en behandelplanning

Pre-orthodontische röntgenfoto’s spelen een belangrijke rol bij de diagnose en behandelplanning. Het is noodzakelijk om de beelden grondig te beoordelen, aangezien incidentele bevindingen relatief vaak voorkomen. Zo ook bij twee casussen die worden beschreven door een groep van de University of Queensland School of Dentistry in Australië. Twee gevallen van juveniel angiofibroom (JA) werden aanvankelijk incidenteel geïdentificeerd op pre-orthodontische röntgenfoto’s.

Juveniel angiofibroom

JA is een lokaal agressieve, goedaardige tumor die bestaat uit bindweefsel en bloedvaten. De tumoren vormen zich achter in de neus, maar ze kunnen zich uitbreiden naar de sinussen, het bovenste deel van de keel en het bot rond de ogen. In zeldzame gevallen verspreidt een tumor zich naar de hersenen. Uiteindelijk kunnen deze gezwellen zenuwen en botten beschadigen.

Adolescente mannen

De tumor komt vaak voor bij adolescente mannen en kan tot een laat stadium ongediagnosticeerd blijven. De huidige mening is dat genetica, hormonen en HPV-infectie een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van juveniel angiofibroom. Veel mensen zijn asymptomatisch, maar mogelijke symptomen zijn neusbloedingen, gehoorverlies, dubbelzien en moeite met ademhalen door de neus. De laesies kunnen volgens de auteurs moeilijk te behandelen zijn op basis van hun grootte en locatie.

Casus 1: 15-jarige jongen

De eerste casus gaat over een 15-jarige jongen die voorafgaand aan de orthodontische behandeling naar een privé-radiologiepraktijk werd gestuurd om röntgenfoto’s te laten maken. Hij had geen symptomen en een onopvallende medische voorgeschiedenis. Bij het beoordelen van de röntgenfoto van de tiener identificeerde de radioloog een anterieure verplaatsing van de achterwand van zijn linker maxillaire sinus en een verwijding van de linker pterygomaxillaire spleet.

CT- en MRI-scan

Een CT- en MRI-scan toonden een gelobde laesie gecentreerd op de verwijde linker pterygomaxillaire spleet en mediaal uitstrekkend in de achterste neusruimte van de patiënt, waarbij het neustussenschot naar rechts werd geduwd. De laesie veranderde ook de contouren van zijn nasofarynx en verplaatste zich naar de sfenoïdale sinus. Anterolateraal verspreidde de tumor zich in het maxillaire antrum en de masticatorruimte diep naar de temporalisspier, schreven de auteurs.

De radioloog zag geen interne verkalkingen op de CT-scan. De jongen werd gediagnosticeerd met juveniel angiofibroom en werd voor behandeling doorverwezen naar een ziekenhuis. Hier onderging hij een angiografische embolisatie en werd de laesie operatief verwijderd. De patiënt herstelde zonder complicaties.

Casus 2: 26-jarige man

Ook het tweede geval beschrijft iemand zonder symptomen die voor een orthodontische behandeling naar een radiologiepraktijk werd gestuurd. Na het bekijken van het gemaakte laterale cefalogram identificeerde de radioloog een anterieure buiging van de achterste wand van de maxillaire sinus. Ook was een grote massa van zacht weefsel bij de achterste-superieure nasofarynx zichtbaar.

Sterke indicatoren van een laesie

Dit waren sterke indicatoren van een laesie, waaronder juveniel angiofibroom, en waren voor de radioloog aanleiding om meer beeldvorming te laten maken. Een CT- en MRI-scan toonden een contrastverhogende massa in het linker achterste neusgebied van de man. De massa verwijdde het foramen sfenopalatine en de pterygopalatine fossa aanzienlijk met scalloping van de maxilla en pterygoidbotten die zich lateraal uitstrekken tot de pterygomaxillaire spleet.

Ook andere details op de beeldvorming toonden de laesie, waarvan artsen vermoedden dat zij er al een tijdje was. De man werd gediagnosticeerd met juveniel angiofibroom en doorverwezen naar een oor-, neus- en keelarts voor behandeling.

Vroege diagnose en behandeling

In beide gevallen vergemakkelijkte het identificeren van de laesies vroege diagnose en behandeling, wat mogelijke levensbedreigende complicaties beperkte, volgens de auteurs. “Dit benadrukt het belang van nauwkeurige interpretatie van beeldvorming die vaak wordt uitgevoerd in de tandheelkunde, inclusief de grondige evaluatie van structuren buiten de interessegebieden”, schreven ze.

Bron:
Australian Dental Journal

Lees meer over: Casus, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Draad

Tanden op hun plaats gehouden met gouden draden in de 17e eeuw

Uit een nieuwe studie blijkt dat de tanden van een aristocratische Franse vrouw, die aan het begin van de 17e eeuw leefde, op hun plaats werden gehouden met fijne gouden draden. Een oplossing die, hoewel innovatief in die tijd, haar toestand waarschijnlijk verslechterde. Archeologen gebruikten beeldvorming zoals CBCT om te ontdekken hoe haar tanden werden gestabiliseerd in die tijd.

Overblijfselen van Anne d’Alègre

Na de dood van Anne d’Alègre in 1619 werd haar lichaam gebalsemd en begraven in een loden kist. Haar tanden zijn hierdoor goed bewaard gebleven volgens een groep van het Nationaal instituut voor preventief archeologisch onderzoek (INRAP).
De overblijfselen van Anne werden ontdekt in 1987 en bet behulp van cone-beam computertomografie (CBCT) werden haar tanden beoordeeld.

Uitkomsten CBCT

CBCT toonde aan dat D’Alègre leed aan acute parodontitis. Ze had geprobeerd de gevolgen ervan te voorkomen door haar losse tanden te omwikkelen in de buurt van het tandvlees met gouddraad of te doorboren om het draad er doorheen te laten gaan. De draden zouden af en toe moeten worden aangedraaid en door de behandeling zouden ook de aangrenzende tanden kwetsbaarder zijn geworden om ook los te raken. Verder zou het ook erg pijnlijk zijn geweest volgens het Live Science artikel.

Waarom de behandeling met gouddraad

De auteurs van het onderzoek schreven dat ze eventueel sociale druk kan hebben gevoeld om haar tanden te behouden in een tijd waarin de waarde en rang van vrouwen in de maatschappij werd beïnvloed door hun uiterlijk.
Maar Rozen Colleter en zijn team van de INRAP merkten op dat een tandprothese een betere optie zou zijn geweest om een bepaalde sociale rang te behouden tegenover de tegenstanders van Anne d’Alègre.

Bron:
Live Science

Lees meer over: Opmerkelijk, Orthodontie, Thema A-Z
Orthopatiënten-geven-de-voorkeur-aan-persoonlijke-bezoeken-boven-online-contact

Orthopatiënten geven de voorkeur aan persoonlijke bezoeken boven online contact

Orthodontische patiënten geven de voorkeur aan face-to-face interacties met hun zorgverleners in plaats van online contact. Dat blijkt uit een studie gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics.

De online mogelijkheden voor orthodontie, ook wel teledentistry genoemd, zijn de afgelopen jaren hard gegroeid. Maar de voorkeuren van patiënten voor het gebruik ervan zijn lang onbekend gebleven. Nieuw onderzoek keek naar de waargenomen waarde van face-to-face interacties tussen patiënten en orthodontisten, het verlangen naar gemak en attitudes ten opzichte van specifiek gebruik van teledentistry voor orthodontie.

“De meeste respondenten voelden zich op hun gemak bij het virtueel communiceren met de orthodontist, maar voelden zich ongemakkelijk bij het virtueel controleren van hun feitelijke behandelingsvoortgang”, schrijven de auteurs van het onderzoek, geleid door Dr. Jackson Griffeth van de Virginia Commonwealth University.

Opzet van het onderzoek

Volgens de auteurs van de studie is hun steekproef representatief. Zo is er rekening gehouden met de verhouding tussen volwassen en kindpatiënten, gebruikte behandelingsmodaliteiten en geslachtsverdeling. Dat geeft de studie brede toepasbaarheid voor orthodontisten in de privépraktijk.

Deelnemende orthodontisten mailden een elektronische enquête naar hun patiënten, en de reacties werden vergeleken op basis van patiëntkenmerken. Er waren acht orthodontisten in het onderzoek opgenomen, evenals 388 patiënten van de westkust, het zuidwesten en het zuidoosten van de VS.

Duidelijke voorkeur voor face-to-face interacties

Onderzoeksbevindingen wijzen op een duidelijke voorkeur voor face-to-face interacties van zowel volwassen patiënten als ouders van kindpatiënten. De voorkeur van volwassenen voor face-to-face interacties was echter iets hoger.

Een van de meest besproken voordelen van telezorg is het gemak voor de patiënt. 85% van de ouders geeft aan dat de behandeling van hun kind goed aansluit bij hun andere schema-eisen. Onderzoekers speculeren dat vanwege de electieve aard van orthodontie, de meeste patiënten kunnen wachten om een behandeling te zoeken totdat hun schema het toelaat.

Onderzoeksbevindingen wijzen ook op een grotere interesse in teledentistry bij patiënten met een zogenaamde ‘clear aligner’. Deze patiënten kunnen volgens de studie gemotiveerd zijn door het idee van minder fysieke manipulatie in vergelijking met behandeling met beugels. Toch gaf bijna 80% van de clear aligner-patiënten nog steeds de voorkeur aan persoonlijke interacties met hun zorgverleners.

“Hoewel gemak waarschijnlijk door de meeste, zo niet alle, van onze patiënten wordt gewenst, zijn er andere belangrijke motivaties, zoals kwaliteit van zorg, comfort, en contact met de orthodontist”, aldus de auteurs van het onderzoek.

Conclusies

Op basis van de bevindingen van het onderzoek trekken de onderzoekers de volgende conclusies:

  1. Regelmatige contact tussen patiënt en zorgverleners hebben de voorkeur en worden door patiënten als belangrijk beschouwd.
  2. Patiënten ervaren een orthodontische behandeling niet als hinderlijk.
  3. Teletandheelkunde wordt het meest geschikt gebruikt om de communicatie aan te vullen in plaats van face-to-face communicatie te vervangen.
  4. Patiënten hebben over het algemeen geen voorkeur voor retainer checks, spoedafspraken of online consulten via teleledentistry.

“Het implementeren van teledentistry in de orthodontie moet van patiënt tot patiënt worden toegepast met voortdurende nadruk op de arts-patiëntrelatie”, schrijven Griffeth en collega’s.

Bron:
AJO-DO

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
tandheelkunde - tand - schoon

Wat de tandheelkunde in dertig jaar heeft geleerd over TMD’s en orthodontie

In de afgelopen dertig jaar heeft de tandheelkunde geleerd dat conventionele orthodontische behandelingen geen temporomandibulaire aandoeningen (TMD’s) genezen of veroorzaken, volgens een artikel is gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics. Sinds 1992 is veel meer bekend geworden over orthodontische behandeling en hoe deze zich verhoudt tot TMD’s, schreven de auteurs.

Relatie tussen orthodontie en TMD’s

Al bijna een eeuw heeft de behandeling van TMD’s geleid tot discussie en verschillende meningen onder orthodontisten en andere tandheelkundige specialistens. Bezorgdheid over de relatie tussen orthodontie en TMD’s bereikte volgens de auteurs een kantelpunt in 1987 met een rechtszaak in Michigan.

Kantelpunt door rechtzaak

Een orthodontist had een 16-jarige behandeld voor een malocclusie met vaste beugels en het trekken van twee maxillaire eerste premolaren. De patiënt had voor of tijdens de behandeling geen symptomen van TMD, maar klaagde erna over gewrichtspijn en hoofdpijn. Na doorverwijzing naar een kaakchirurg om haar mandibulaire derde molaren te laten verwijderen kreeg het meisje hevige pijn bij het klikken en vergrendelen van het gewricht.

Klacht en schikking

Er werd een klacht ingediend tegen de kaakchirurg omdat hij er niet in was geslaagd een TMD-probleem te diagnosticeren voordat haar kiezen werden getrokken, waardoor haar toestand verslechterde. De zaak werd geschikt voor $ 2.500.

Ondermaatse behandeling

Een andere klacht werd ingediend tegen de orthodontist voor het verstrekken van ondermaatse behandeling, resulterend in TMD-symptomen. Getuigendeskundigen getuigden dat de behandeling niet het verwijderen van de premolaren had mogen omvatten omdat dit uiteindelijk leidde tot de klachten. De eiser kreeg $ 850.000, schreven de auteurs.

Meer onderzoek

De zaak zorgde uiteindelijk voor meer onderzoek wat leidde tot een speciale uitgave van het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopaedics over het temporomandibulaire gewricht. De uitgave besprak met name de relatie tussen orthodontie, occlusie, condylusposities en temporomandibulaire aandoeningen.

Veel geleerd sinds 1992

Sinds 1992 heeft de tandheelkunde veel meer geleerd over orthodontische behandelingen en hoe deze zich verhouden tot TMD’s, schreven de auteurs. Er zijn aanwijzingen dat behandelingen met en zonder extracties, evenals het juiste gebruik van beugels, elastieken, kincups en diepe overbeetcorrectie, geen temporomandibulaire aandoeningen veroorzaken. Deze behandelingen kunnen ook veilig worden gebruikt om de snijtanden van de bovenkaak naar achter te halen. Bovendien hebben studies aangetoond dat het terugtrekken van de snijtanden de condylen niet distaal positioneert in de glenoid fossa, wat leidt tot een verplaatst temporomandibulair gewricht.

Niet minder risico op TMD’s na behandeling

De occlusie- of condyluspositie van een patiënt na orthodontische behandeling vermindert of verhoogt volgens de auteurs over het algemeen het risico op het ontwikkelen van TMD’s niet. Daarom mogen orthodontisten ouders van jonge kinderen niet adviseren dat een orthodontische behandeling het risico van een kind om deze aandoeningen in de toekomst te ontwikkelen zal verminderen of elimineren, merkten ze op.

Biopsychosociale zorgstandaard

Bovendien moeten clinici deze aandoeningen niet langer mogen behandelen met een al te simplistisch occlusaal en mechanisch gebaseerd zorgmodel. Ze moeten een medische, biopsychosociale zorgstandaard volgen en onder andere de genetica van pijngevoeligheid, chronische pijn en gedragsfactoren in overweging nemen. Ook moeten clinici verwijzen naar of overleggen met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, waaronder psychologen, fysiotherapeuten en orofaciale pijnspecialisten.

Niet iedereen overtuigd

Zelfs na drie decennia van kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek en overtuigend bewijs zullen sommige clinici bewijs dat hun overtuigingen tegenspreekt van de hand wijzen. Ook zullen ze praktijken zoals niet-extractie, expansie, kaakgroei en alternatieve orthodontie gebruiken om TMD’s te genezen of te voorkomen, voegden de auteurs eraan toe.

Patiënten in gevaar

“Clinici moeten zich echter realiseren dat het aannemen van deze niet-ondersteunde en ongegronde TMD-praktijken niet alleen het welzijn van hun patiënten in gevaar brengt, maar zeker zal resulteren in vermijdbare en onverdedigbare juridische claims”, concludeerden ze.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics

 

 

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
Tandarts voor orthodontie: duidelijkheid in titelaanduiding

Orthodontische behandeling op jonge leeftijd: wacht op spontaan herstel volgens onderzoekers

Ongeveer de helft van de kinderen in Duitsland begint tussen hun zevende en achttiende een orthodontische behandeling. Duitse onderzoekers bekritiseren start behandeling bij kinderen vanaf 7 jaar en zeggen dat men langer zou moeten wachten omdat het gebit zich spontaan kan herstellen op zo’n jonge leeftijd.

Dit en meer blijkt uit een lopend onderzoek namens de hkk-zorgverzekering.

Gegevens van zorgverzekeraar

Onder leiding van sociale wetenschapper Dr. Bernard Braun van de Universiteit van Bremen en Greifswald-orthodontist Dr. Alexander Spassov werden de gegevens van 2920 kinderen en jongeren geanalyseerd. De studiegroep bestond uit 54,8% meisjes en 45,2% jongens die allen bij hkk verzekerd zijn en in 2018 een orthodontisch behandelplan kregen.

Behandelingen starten bij (te) jonge kinderen

De meeste kinderen (69,4%) waren tussen de 10 en 14 jaar oud toen hun behandeling startte. Echter start het vaak al eerder, bij kinderen vanaf 7 jaar. De onderzoekers bekritiseren dit en zeggen dat men vaak langer zou moeten wachten omdat het gebit zich spontaan kan herstellen op zo’n jonge leeftijd.

Spontane correctie

Dr. Spassov zegt hierover: “Dat weten we al uit het langetermijnonderzoek […] dat bijvoorbeeld een eenzijdige kruisbeet vaker wordt waargenomen bij jongere kinderen dan bij oudere. Deze daling duidt op een spontane correctie.”

Informatie voor ouders

Dit wordt bevestigd door de vergaarde data: zo’n 32% van de 7-jarigen heeft kruisbeet tegenover 10.4% bij de 11-jarigen. Dr. Braun eist daarom dat ouders eerst worden geïnformeerd over de mogelijkheid van zelfcorrectie voordat een orthodontische interventie wordt gestart.

Onnodige ingrepen voorkomen

Hij wil het niet hebben over “Behandeling ja of nee” maar “Behandel onmiddellijk of wacht en observeer tot de kinderen 11 jaar oud zijn”. Zo kunnen onnodige ingrepen worden voorkomen wat gewaardeerd wordt door het kind en de verzekeraar die de interventie moet financieren.

Kostbare aanvullende diensten

Verder bekritiseren Barun en Spassov de kostbare aanvullende diensten die rechtstreeks aan de orthodontist worde gefactureerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld minder zichtbare of betere beugels die geen wetenschappelijk bewezen voordeel hebben.

Medische noodzakelijkheid

Volgens hen is er geen hulp om je op de medische noodzakelijkheid te oriënteren en zo een weloverwogen (financiële) keuze te kunnen maken. Dr. Braun zegt hierover dat we “dringend behoefte [hebben] aan meer transparantie en een onafhankelijk beoordelingsorgaan dat ouders in staat stelt de medische voordelen van aanvullende diensten correct te classificeren”.

Studie tot 2023

De studie registreert het verloop van orthodontische behandelingen over een periode van vier jaar in Duitsland. Het eindrapport is gepland voor 2023.

Bron:
hkk

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
Glimlach

Glimlach bepaalt mooiheid van gezicht

Wat maakt iemand aantrekkelijk of juist niet? Volgens nieuw onderzoek is de glimlach van een lachend persoon de bepalende factor. Voor mannen spelen ook de ogen en het haar een belangrijke rol.

Orthodontie voor esthetica

Een van de belangrijkste redenen voor mensen om een orthodontische behandeling te ondergaan is esthetische verbetering. Scheve tanden hebben in het algemeen een negatieve invloed op hoe anderen aantrekkelijkheid, intelligentie en persoonlijkheid ervaren. Het is daarom erg belangrijk om het belang van de glimlach te kwantificeren om zo de behandelingen goed te kunnen evalueren.

Welk gezichtsdeel beïnvloedt de aantrekkelijkheid?

Dit is wat onderzoekers uit Portugal en Schotland hebben uitgezocht. Door verschillende gezichtscomponenten van de foto’s van lachende gezichten te isoleren trachten ze erachter te komen welke gezichtsdelen de aantrekkelijkheid het meeste beïnvloeden. Ze publiceerden hun onderzoek waarbij ze de aantrekkelijkheid van 30 mannen en 30 vrouwen lieten beoordelen in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics.

Glimlach zorgt voor 69% van variatie voor vrouwen

Uit de resultaten bleek dat voor vrouwen 69% van de variatie in de aantrekkelijkheid van het gezicht kon worden toegeschreven aan de glimlach. Bij de mannen was dit 49%. Ook de ogen en het haar beïnvloedden hoe een man het gezicht beoordeelde. Deze zorgden voor respectievelijk 20% en 6% van de variatie tussen boordelingen.

2D beelden niet zonder beperkingen

De studie is echter niet zonder beperkingen. De bevindingen in gebaseerd op 2D beelden van gezichten die misschien anders kunnen worden bekeken wanneer ze in het echt worden bekeken. Dan zijn gezichten dynamischer en kunnen bijvoorbeeld ook patronen van emoties een rol spelen.

Tandheelkundigen hebben belangrijke rol

Tandartsen en orthodontisten kunnen de resultaten van het onderzoek, hoe belangrijk de lach wel niet is, in gedachten houden terwijl ze iemands glimlach aan het corrigeren zijn. “Inzicht in de invloed van elk element op de aantrekkelijkheid van het gezicht als geheel zou kunnen helpen bij het kwantificeren van de grenzen van orthodontie wanneer de tanden en de zachte weefsels worden behandeld”, aldus de auteurs.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Orthodontie, Thema A-Z
Demografie van arts en patiënt bepaalt deels orthodontische behandeling

Demografie van arts en patiënt bepaalt deels orthodontische behandeling

De keuze van behandeling wanneer orthodontisten de tanden van een patiënt rechtzetten hangt niet alleen af van het tandprobleem. Ook de demografie van de arts en patiënt beïnvloeden de beslissing, aldus een recente studie.

Welke factoren bepalen de behandeling?

Patiënten kunnen zich misschien afvragen waarom hun tanden nou precies op een bepaalde manier worden rechtgezet. De factoren die invloed hebben op de behandelingskeuze voor volwassen patiënten in Verenigde Staten zijn nu onderzocht door een team geleid door Greg Huang, hoofd van de afdeling orthodontie van de University of Washington School of Dentistry.

Onderzoek bij behandelaars en patiënten

De studie, gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics, ondervroeg 91 behandelaars over hun demografische kenmerken en aanbevelingen voor de behandeling voor patiënten. Daarnaast werden 347 patiënten gevraagd naar hun demografische kenmerken, eerdere orthodontische behandeling en behandelingsdoelen. Er werd voornamelijk gekeken naar vier hoofbehandelingsgroepen: aligners, vaste beugels, tijdelijke beugels en orthognatische chirurgie.

Niet iedereen krijgt dezelfde aanbeveling

Het resultaat laat zien dat de aanbevolen behandeling sterk afhangt van verschillende factoren. Zo werd bij blanke en Aziatische patiënten drie keer vaker aanbevolen om de tanden recht te laten zetten dan bij Latino’s en zwarte mensen. Ook bevolen vrouwelijke artsen deze behandeling vaker aan.

Verzekeringsdekking belangrijk bij chirurgie

Verder waren dentofaciale kenmerken zoals de steilheid van de onderkaakvlakken van belang als het gaat om aanbevelingen voor orthognatische chirurgie. Daarnaast bleken beschikbaarheid van verzekeringsdekking, en het ras en de etniciteit van de arts invloed te hebben op de beslissing. Patiënten met verzekering kregen in 70% van de gevallen een aanbeveling tot chirurgie tegenover 26% van de patiënten zonder.

Academische praktijken gaan vaker voor tijdelijke apparaten

Tijdelijke verankeringsapparaten werden vaker aanbevolen in academische dan in privépraktijken. Ook werden tijdelijke beugels drie keer zo vaak geadviseerd bij patiënten zonder verzekering en bij zwarte en Latinopatiënten.

Resultaat geeft inzicht in invloeden

De resultaten zijn duidelijk, maar wel gebaseerd op een niet-random geselecteerde groep Amerikaanse behandelaars en patiënten. Alsnog kan de studie worden gebruikt als een inzicht in welke factoren de aanbevelingen van behandelaars beïnvloeden.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics 

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
Casussen - orthodontie niet nodig (deel 2)

Casussen: orthodontie niet nodig (deel 2)

Verslag van de lezing van dr. Domingo Martin, orthodontist, en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over hun manier van werken. Zij bespraken drie casussen waarbij het niet nodig was om orthodontie uit te voeren.

Dr. Domingo Martin

Casus: Patiënt met hypoplasie van de maxilla

In dit geval wordt een patiënt besproken met hypoplasie van de maxilla. Haar neus is relatief groot, de lippen zijn aan de dunne kant en liggen wat terug. Er is weinig ginigva zichtbaar. Dr. Martin haalt aan dat hij veel chirurgie doet, omdat hij de grenzen van zijn orthodontische behandeling kent. Maar niet iedereen wil chirurgie of veranderingen aan het gezicht.

Deze patiënt heeft veel slijtage door een end-to-end beet. Door de skeletale verhoudingen is het niet mogelijk om een goede occlusie te krijgen. Op het moment dat de patiënt kiest voor alleen orthodontische behandeling zal altijd een gecompromiteerd resultaat behaald worden. Ondanks dit lukte het in dit geval een redelijk occlusie te behalen. Echter komt de patiënt vier jaar later terug, omdat de elementen verplaatst zijn. Zij stoort zich met name aan het feit dat de cuspidaten in de onderkaak naar linguaal geïnclineerd zijn. Dr. Martin wijt dit aan de gefixeerde retentie.

Gefixeerde retentie

Er wordt een klein uitstapje gemaakt naar gefixeerde retentie. Domingo geeft aan dat gefixeerde retentie erg gevaarlijk is. Het gebeurt namelijk nog wel eens dat elementen roteren door deze vaste retentie en dat daardoor het element volledig uit het bot wordt gedrukt. Bij dit meisje was een onderincisief ver naar buccaal verplaatst. Het element is orthodontisch ver naar linguaal verplaatst, hierdoor verminderde de recessie en was het mogelijk om het restant van de recessie middels een recessiebedekking te bedekken. Dit moest binnen drie maanden genezen en daarna werd het element weer normaal in de boog geplaatst. Dr. Martin kiest er daarom voor om het eerste jaar gefixeerde retentie te plaatsen. Deze verwijdert hij daarna en vervangt ze voor uitneembare retentie.

Terug naar de oorspronkelijke casus

In dit geval werden de cuspidaten door de CC-bar in de onderkaak naar linguaal gekipt. Met deze patiënt werd besproken dat het nu niet alleen orthodontisch opgelost kan worden, maar dat het ook opgebouwd moet worden.
Door de lichte maxillaire hypoplasie moet om de klasse III te compenseren meer torque zijn in het bovenfront. Op het moment dat Maria Jesus Prevedo tevreden is met de gecrëeerde ruimte, wordt de orthodontische behandeling gestopt en wordt begonnen met de opbouw.

Daarna ondergaat de patiënt wederom splinttherapie. In dit geval een driedelige splint. Het anterieure deel wordt in de nacht gedragen en het posterieure deel overdag. Zelf zijn ze erg tevreden over deze variant van de splint.
Hiermee worden de laatste kleine discrepanties opgelost. De facebow registratie wordt uitgevoerd, de modellen worden in CR in de articulator geplaatst. Er wordt een wax up gemaakt en de anatomie wordt wederom hersteld. Er volgt weer een controle of de beet hetzelfde is als de registratie.

Positieve verandering

De front elementen zijn een goede afspiegeling van hoe functie en esthetiek samen gaan. De laterale incisieven moeten altijd iets korter zijn dan de centrale. Dit omdat ze anders in de weg zitten met protrusie. De ondercuspidaten hebben dan geen ruimte. Belangrijk is ook dat de cuspidaten onder contactpunten hebben en geen contactvlakken. De contactpunten moeten daarnaast licht zijn.
In het geval van deze patiënt zorgde de gecombineerde orthodontische en prosthodontische behandeling voor een positieve verandering voor haar gezicht. De klasse III is minder en de onder en bovenlip bevinden zich in een veel natuurlijkere positie.

Achteraf gezien is dr. Domingo erg blij dat er bij deze patiënt niet is gekozen voor chirurgie.

Casus: patiënt met TMD klachten

Deze patiënt meldde zich met TMD klachten en moeite met het vinden van een goede beet.
Dr Domingo is ervan overtuigd dat TMD en occlusie absoluut iets met elkaar te maken hebben. Hij heeft er ook problemen mee dat wij de occlusieconcepten uit 1920 van Angle nog steeds gebruiken. Hij is van mening dat we de definities van occlusie moeten veranderen.
Zoals uit de literatuur blijk zorgt het brein altijd voor een positie waarop de tanden goed op elkaar passen. Op het moment dat er interferenties aanwezig zijn, compenseert het brein. Daardoor ontstaan andere, vaak grotere kauwbewegingen en bewegingen van de condylus. Hierdoor ontstaan meer risico’s op het ontstaan van TMD. Door het plaatsen van de condylus op de juiste positie, verandert wel de gehele occlusie.

Asymmetrisch

De laatste patiënt is asymmetrisch. Er is in rust geen dental show. De asymmetrie is skeletaal. Er is sprake van een Klasse III van minimaal één premolaar breedte.
Zij is vier jaar orthodontisch behandeld en er is wortelresorptie opgetreden bij de voorgaande orthodontische behandeling. Door de asymmetrie is het nodig zowel de onder- als bovenkaak chirurgisch aan te passen. De elementen zijn door de asymmetrie naar rechts gekipt. De rechter condyl heeft ook wat massa verloren. Er is sprake van een platte fossa en een platte condyl. Hierdoor is het niet mogelijk dat de discus zich bovenop de condylus bevindt. Deze zal zich er waarschijnlijk voor bevinden.

CBCT

De CBCT geeft in dit geval ook informatie over de hoeveelheid bot in de onderkaak bij de incisieven. Het is belangrijk om te weten hoeveel bot er precies is. Is er te weinig bot, dan kunnen deze elementen maar minimaal verplaatst worden.
Voor de chirurgie wordt begonnen met splinttherapie. Dit om de juiste positie van de condylus te behouden. Tijdens de chirurgie is het met name belangrijk dat er geen te zware contacten zijn distaal.
Bij deze patiënt werd een downfracture uitgevoerd, wel asymmetrisch. Het voordeel van deze operatie is dat er nog veel aangepast kan worden, omdat de maxilla nog los zit.
Echter na de operatie krijgt de patiënt weer TMD klachten. Daarom wordt de beugel verwijderd en wordt opnieuw een splint geplaatst. Deze werkt als een distractor. Hierdoor kan de druk van de condyl gehaald worden. De splint trekt de condyl als het ware iets naar beneden. De patiënt is hierdoor van de pijn af en is daar erg blij mee. Echter is er wel een grote open beet ontstaan.
Ze wil niet opnieuw orthodontie of chirurgie ondergaan. Daarom wordt besloten om de open beet te sluiten middels een prothetische opbouw.

Dr. Maria Jesus Provedo

Esthetisch gezien is dit een mooie casus. Alle tanden stonden al op de juiste positie. De esthetiek van het gelaat was al goed. Het enige probleem was de beet die gesloten moest worden.
De stabilisatie gebeurt weer volgens protocol. Er wordt een negatieve coronoplasty gedaan. Dit komt neer op het verwijderen van materiaal van de distale elementen. De fossa’s worden iets verdiept en de knobbels iets afgenomen. Zodra de juiste verticale dimensie is bereikt, wordt wederom een waxup gemaakt.
In dit geval werd gekozen voor onlays op de 7’ens in verband met de grootte slijtage hier. De front elementen werden opgebouwd in composiet.

Casus: Maken van composiet restauraties

Dr. Maria Jesus Provedo

Hierbij wordt met name de nadruk gelegd op de manier van het maken van de composiet restauraties. De casus van Javier wordt als voorbeeld gebruikt. Hij mist met name veel tandmateriaal anterieur. Hierdoor is er weinig lipondersteuning en weinig dental show. Er wordt een diagnostische wax-up gemaakt en de patiënt accepteert de behandeling.

Wax-up

Het model met de wax-up daarop wordt gedupliceerd. Er ontstaat een gipsmodel van de wax-up. In de toekomst willen ze er naar toe dat dit model gescand wordt en er een digitale versie van ontstaat.

Bij de overgang van glazuur naar gingiva wordt wat gips weggehaald. Vervolgens worden er siliconen mallen gemaakt van het model. Hiervoor moeten de gipsmodellen goed droog zijn er en moet voldoende afdrukmassa zijn. Deze modellen met siliconenafdrukmassa worden in een ‘pressurepot’ geplaatst tot ze zijn uitgehard.

Wanneer de mallen hard zijn wordt er per tand aan de incisale rand een in- en uitgang voor het composiet geboord. De buurelementen worden afgedekt met telflon, het te behandelen element wordt geetst en gebond. Daarna wordt het flowable composiet verwarmd. Vervolgens wordt de matrix in de mond geplaatst en wordt de flow in het ene gat aangebracht, net zo lang tot het uit het tweede gat komt. Met een scalpel verwijdert ze de overmaat. De wax-up moet zo perfect mogelijk zijn, omdat het dan makkelijk is om de overmaat te verwijderen. De occlusie wordt gecontroleerd.  Het is belangrijk dat de contacten in het front licht zijn en gelijk verdeeld.

Composiet

Het volgende onderdeel is per individue verschillend. Er wordt een deel van de flowable composiet verwijderd en nieuw composiet wordt toegevoegd in verschillende kleuren.
Het composiet wordt vervolgens uitgebreid gepolijst met verschillende siliconen cupjes en als laatste met een geitenharenborstel met vertex Pasta.

De volgorde is afwisselend een element onder en boven, van voor naar achter.

Wanneer er maar weinig composiet toegevoegd hoeft te worden, is het ook een mogelijkheid om de silliconenmal te verwarmen. Vervolgens wordt de mal op de elementen geplaatst met flink wat druk. Dit is ook de manier waarop de posterieure elementen opgebouwd worden.

Bij het maken van de wax-up moet de verticale dimensie bepaald worden. Dit wordt in eerste instantie gedaan door de esthetiek van het gezicht te beoordelen. Er wordt gekeken naar  de dental show en de fonetiek wordt beoordeeld. De elementen kunnen verlengd worden of meer naar voren geplaatst, zodat klanken beter uitgesproken worden. Vervolgens wordt in de articulator gekeken naar de eerste contacten. Ze gaan uit van een ideale overbite van drie tot vier millimeter. Als dit niet gehaald kan worden dan moeten de elementen verlengd worden of de OVD moet geopend of gesloten worden. Belangrijk is ook de verhoudingen van de elementen. Als een element niet al te breed is, kan hij ook niet te veel verlengd worden.

Dr. Domingo Martin is een internationale autoriteit op het gebied van gecombineerde orthodontische en tandheelkundige behandelingen.

Dr. Maria Jesus Prevedo is restauratief tandarts.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van dr. Domingo Martin en dr. Maria Jesus Prevedo tijdens het NVVRT-congres Resto meets ortho.

Lees ook Casussen: Orthodontie niet nodig, 1

Lees meer over: Casus, Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Studie - tandcorrecties staan niet altijd gelijk aan zelfrespect

Studie: tandcorrecties staan niet altijd gelijk aan zelfrespect

Als je gezegend bent met een stralende witte glimlach, loop je automatisch optimistischer en zelfverzekerder door het leven. Scheve tanden daarentegen verminderen vaak het gevoel van eigenwaarde. Een logische vraag is dan ook of het hebben van een beugel invloed heeft op ons welzijn en het daaropvolgende succes in het leven? Een Australische studie probeert de veronderstelling dat het corrigeren van scheve tanden gelijk staat aan het herwinnen van zelfvertrouwen te weerleggen.

Een studie van 30 jaar

De studie is uitgevoerd door Dr. Med. Esma Dogramaci en prof. David Brennan van de Adelaide Dental School en het Australian Research Centre for Population Oral Health. Zij hebben eind jaren tachtig 448 tieners met verschillende mate van malocclusie onderzocht. Op 30-jarige leeftijd had ten minste een derde van de deelnemers ooit orthodontische therapie ontvangen.

Psychosociaal welzijn

De focus van de eenmalige studie was het onderzoeken of een beugel inderdaad kan bijdragen aan een psychosociaal welzijn of groter geluk. Hierbij werden vier psychosociale aspecten benadrukt: hoe goed gaan mensen om met nieuwe of moeilijke situaties en de bijbehorende tegenvallers; hun eigen welzijn wanneer zij hun eigen gezondheid in eigen handen nemen; de steun die de persoon dacht te ontvangen van zijn sociale omgeving; en tot slot je eigen niveau aan optimisme.

Conclusie

Al met al was de conclusie van de studie erg sober: degenen die geen beugel droegen of hadden gehad, waren zelfverzekerder of optimistischer dan degenen die er wel een hadden of hadden gehad. De bevindingen zijn onlangs gepubliceerd in het tijdschrift Orthodontics and Craniofacial Research.

Bron:
University of Adelaide 

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
Casussen: orthodontie niet nodig

Casussen: orthodontie niet nodig

Verslag van de lezing van dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over haar manier van werken. Zij werkt samen met orthodontist dr. Domingo Martin. In haar lezing bespreekt zij twee casussen waarbij het niet nodig was om orthodontie uit te voeren.

Casus 1: Carlos

De casus wordt als volgt benaderd:
Er worden allereerst foto’s (extra-oraal en intra-oraal) gemaakt en deze worden beoordeeld. Bij Carlos is sprake van een geroteerde en geïnclineerde positie van het hoofd. Zijn lach is deficiënt en er is erg veel slijtage zichtbaar. Ook in de rustpositie is er gebrek aan zichtbaar tandmateriaal. Daarnaast is het duidelijk dat de slijtage aan de ene kant uitgebreider is dan aan de andere kant.
Er is verder gebrek aan ondersteuning van de bovenlip, waardoor Carlos er vervroegd verouderd uitziet. Door de slijtage is er veel verloren van de verticale dimensie. Er is sprake van een verlaagde beethoogte en daardoor erg dunne lippen. Bij lachen zijn er bijna geen elementen zichtbaar. Het is duidelijk dat er veel volume aan tandmateriaal verloren is.

Eerst goede verticale dimensie creëren

Op het moment dat de elementen in deze positie opgebouwd worden, zal er altijd sprake zijn van een instabiele condylus positie. Daarnaast is de positie waarin Carlos kauwt ook niet ideaal. Er is een verschil aanwezig tussen de MO en CR. Daardoor is het lastig om te bepalen waar je moet beginnen. Daarom is het van belang om eerst een goede verticale dimensie te creëren en te stabiliseren.
Vervolgens kan er gekozen worden voor het opbouwen van de slijtage middels composiet of middels kroon en brugwerk.

Op het moment dat er veel tandmateriaal verloren is gegaan, wordt composiet een steeds onzekerdere keuze. Echter is Carlos nog jong (rond de 40) en door de grote mate van slijtage is er al veel glazuur verloren gegaan. Indien er gekozen zou worden voor indirecte restauraties zou er nog meer glazuur weg gehaald moeten worden, waardoor de prognose van de restauraties minder wordt. Daarom is bij Carlos gekozen voor composiet, met in het achterhoofd dat het altijd nog mogelijk is om voor kronen te gaan.

Wax-up

Belangrijk is weer om eerst te denken aan de functie. Alle 28 aanwezige elementen zullen opgebouwd moeten worden. Stap 1 is terug te gaan naar de juiste condylus positie. De positie waarin de musculatuur zo ontspannen mogelijk is.
Uit de modellen van Carlos die middels een facebow registratie in de articulator gezet zijn, blijkt dat er bij protrusie sprake is van posterieure interferenties, net als bij het articuleren naar links en rechts. Vervolgens wordt een wax-up gemaakt om te beoordelen wat er ongeveer nodig is qua restauraties. Middels de wax-up moet de originele vorm van de elementen terug gebracht worden met daarbij de functie in het achterhoofd. Dr. Provedo maakt altijd zelf de wax up. Bij een casus zoals die van Carlos gaat het herstellen van de functie en esthetiek hand in hand. Door de opbouw zal het hele gezicht van de patiënt veranderen. Er wordt verticale dimensie toegevoegd en daardoor ook extra lipsupport. Door de veranderde vorm van de elementen, verandert de positie van de lippen. Dr. Provedo haalt aan dat veel patiënten die botox gebruiken, beter af zouden zijn als ze de elementen op de juiste plek zouden zetten.

Splint- en fysiotherapie

Bij Carlos is gestart met splint- en fysiotherapie. De splint wordt in dit geval gemaakt op de positie van de opgebouwde elementen. Dit omdat patiënten vaak klagen dat ze vinden dat de elementen te lang zijn, omdat ze gewend zijn aan de korte elementen die ze nu hebben. Tijdens het dragen van de splint wennen ze nu al aan de veranderde verhoudingen van de elementen. Door de splint verandert de positie van de onderkaak.

De modellen worden altijd middels een facebow registratie in de articulator geplaatst. Het is belangrijk om de werkelijke verticale dimensie te weten met de daarbij behorende parameters. De inclinatie van de maxilla is belangrijk.  Hierop wordt de positie van de onderkaak aangepast. De registratie is altijd in CR.

Beetbepaling

Om de functie goed terug te brengen is het belangrijk dat de oorspronkelijke anatomie terug gebracht wordt. Om er zeker van te zijn dat de registratie in de articulator gelijk is als de situatie in de mond wordt er nog een extra beetbepaling gedaan om dit te controleren. Op het moment dat blijkt dat er een verschil is, zal de facebow registratie opnieuw gedaan moeten worden.

Opbouwen

Bij het opbouwen begint dr. Provedo met het front en verplaatst zo naar de posterieure elementen. Hierbij is het palatinale vlak van de bovenincisieven erg belangrijk. Deze zijn erg belangrijk voor de functie. Omdat we zo min mogelijk glazuur weg willen halen, gebruikt dr. Provedo zandstralen. De buurelementen worden bedekt met teflon en een palatinale mal wordt gebruikt . Op het moment dat de lengte hersteld is, gebruiken ze een doorzichtige mal om een exacte kopie van de wax up over te brengen. Het  verwijderen van de overmaat gebeurt vervolgens middels een scalpel. Zo is het mogelijk om dit zo precies mogelijk te doen. De occlusie is erg belangrijk. De volgende dag komt de patiënt terug voor de eventuele fine tuning. Het polijsten van de composieten is een erg belangrijk onderdeel van de behandeling, omdat hiermee voorkomen wordt dat er porositeiten zijn. Daardoor wordt de levensduur van de composieten vergroot.

Bij Carlos wordt ook een status na tien jaar getoond. De composieten zijn allemaal nog intact, er is inmiddels wel een noodzaak om de gehele opbouw opnieuw te polijsten. Na behandeling gebruiken de patiënten geen splint meer. Door de juiste en stabiele positie van de condyli zijn de spieren ontspannen en is dit niet nodig. De patiënt hebben wel voor de behandeling de splint dag en nacht gedragen. Zij doen hem zelfs niet uit voor eten.

Casus 2: Pedro

De volgende casus gaat over Pedro. Bij Pedro wordt ook een opbouw gedaan alleen wordt hierbij voor een ander materiaal gekozen.

De foto’s worden wederom gemaakt en geanalyseerd. Pedro’s hoofd staat geroteerd en geïnclineerd. Zijn ene schouder staat hoger dan de andere. Pedro’s hulpvraag is het esthetisch verfraaien van zijn tanden. Hij stoort zich met name aan de diastemen die aanwezig zijn. Zijn wens is puur dentaal.
Daarnaast heeft hij al meerdere fysiotherapeuten bezocht in verband met klachten aan zijn nek en schouders, maar is het nog niet gelukt om lange termijn resultaten te behalen. Bij Pedro hebben ze een foto van zijn hoofd gespiegeld in de mediaanlijn. Dit is een mooie manier om voor de patiënt de asymmetrie duidelijk te maken.
Er blijkt uit de analyse dat zijn nek wervel geroteerd is en zijn hoofd de andere kant op geinclineerd. Ook staat zijn hoofd naar voren ten opzichte van het sternum. Zijn profiel is recht.
Er is slijtage aanwezig op de onderincisieven en het slijtage patroon is voornamelijk naar links. Het lijkt erop dat hij met functie meer naar links beweegt. Het brein is ingesteld om interferenties te vermijden. Hierdoor ontstaat waarschijnlijk dit slijtage patroon. Aan de linkerkant is de beet ook dieper dan rechts. Door de slijtage is er een gebrek aan anterieure geleiding. Daarnaast is er geen cuspdiaat geleiding door een wat vlakke anatomie van de cuspidaten. De slijtage is eigenlijk beperkt tot het bovenfront.

CBCT

Ook is op de CBCT een verschil zichtbaar tussen de vertebra C1 en C2. Hierdoor vindt vaak een compressie plaats in de ligamenten en dit kan gerelateerd zijn aan hoofdpijn. Door het veranderen van zijn postuur kan de hoofdpijn vaak verminderd worden.
Ook de C3 en C4 vertebra zijn geroteerd. Dit is de reden dat er ook osteopaten en fysiotherapeuten in het team zitten. Er is een afwijking zichtbaar in het neustussenschot, wat kan zorgen voor een mindere goede neusademhaling.

De linker condylus is naar lateraal verplaatst en er is een verschil tussen CO en CR. Om de juiste occlusie te vinden moet zijn onderkaak naar links schuiven. Hierdoor ontstaat een grotere ruimte tussen de condylus en de kom.
In Pedro’s geval is de splint wederom van groot belang. De hersenen vermijden interferenties tijdens het kauwen en veranderen hierdoor de stand wat ten kosten gaat van de juiste positie van de condylus.

Wax-up

Voor het starten van de behandeling wordt wederom een wax-up gemaakt. Deze wordt gebruikt om de patiënt uit te leggen dat het noodzakelijk is om de proporties van de elementen te veranderen en dat het ook noodzakelijk is de posterieure elementen te behandelen. Bij het maken van de mock-up zien de patiënten ook wat voor veranderingen er in het gelaat op zullen treden.
Als de patiënt kiest voor behandeling is de eerste stap wederom de splint en de fysiotherapie.
In het geval van Pedro is het nodig om de onderincisieven tijdelijk op te  bouwen om contact te krijgen met de splint.
Het is lastig om exact te bepalen of de CR bereikt is. Het is mogelijk om wat composiet aan te brengen op de contact punt en dan dicht te laten bijten. Zo is het makkelijker om te bepalen of CR bereikt is. Echter ze weten het nooit zeker. Tekenen die erop wijzen dat CR bereikt is zijn: ontspannen spieren, pijn vermindering en makkelijke manipulatie van de onderkaak. Eventueel kan een extra CBCT gemaakt worden om te controleren of de condylus goed staat. Dit wordt echter alleen gedaan voor onderwijs doeleinden.

Facebow

De facebow registratie wordt uitgevoerd. De verticale dimensie wordt gemeten met de splint en de occlusie zonder splint wordt bepaald. De relatie bepaling wordt naar de tandtechnieker gestuurd en er wordt gecontroleerd of de registratie gelijk is aan de positie in de mond.
Bij het eerste contact is de verticale dimensie in dit geval 18 mm. Terwijl we naar 17 mm toe willen. Daarom worden de posterieure elementen minimaal ingeslepen.
Alle preparaties worden onder microscoop gemaakt. De tijdelijke restauraties worden gemaakt middels de waxup. De kleur wordt bepaald en dan gaat alles naar het lab. In dit geval was het ook nodig om palatinaal op te bouwen omdat de patiënt palatinaal massa miste. Alle kronen zijn lihtiumdisilicaat en worden gecementeerd onder rubberdam. Bij het cementeren onder rubberdam wordt een model van de tegenoverliggende kaak gebruikt om voldoende kracht uit te oefenen.

Belangrijk is dan ongeacht het materiaal het protocol altijd hetzelfde is. De posterieure elementen krijgen net zoveel aandacht als de anterieure elementen. Want functie en esthetiek gaan altijd hand in hand.

 

Dr. Maria Jesus Prevedo is restauratief tandarts.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van dr. Maria Jesus Prevedo tijdens het NVVRT-congres Resto meets ortho.

 

Lees meer over: Casus, Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Een goede orthodontist heeft een goede restauratieve tandarts nodig

Een goede orthodontist heeft een goede restauratieve tandarts nodig

Vaak gaan orthodontie en restauratieve tandheelkunde hand in hand. Het is belangrijk dat de (restauratief)tandarts weet wat de orthodontist kan en dat de orthodontist weet wat de tandarts wil. Verslag van de lezing van dr. Domingo Martin, orthodontist, en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over hun manier van werken.

Bij behandeling van patiënten met complexe gebitsmutilaties heb je alle tandheelkundige disciplines nodig om tot een goed behandelresultaat te komen. Vaak gaan de orthodontie en de restauratieve tandheelkunde hierbij hand in hand. Het is belangrijk dat de (restauratief)tandarts weet wat de orthodontist kan en dat de orthodontist weet wat de tandarts wil. Verslag van de lezing van dr. Domingo Martin, orthodontist, en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over hun manier van werken.

Dr. Domingo Martin

Belang van teamwork voor slagen behandeling

Teamwork is enorm belangrijk om een behandeling te laten slagen. Het is van belang om bij een patiënt zowel de functie als de esthetiek te beoordelen. Als er alleen naar esthetiek gekeken wordt, focust men zich vaak op de voorste zes elementen.  Patiënten zien alleen de esthetiek, maar esthetiek zonder functie is altijd een faillure.  Dr. Domingo en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, werken 200 kilometer uit elkaar, maar werken veelvuldig samen. Dit werkt omdat mensen tegenwoordig bereid zijn om afstand af te leggen als ze daarvoor een betere kwaliteit krijgen.

Tijdens de lezing spraken ze het protocol waarvan zij gebruik maken in hun samenwerking. Beiden hebben hun eigen protocol, maar ze komen altijd samen voor de behandeling.

Dr. Maria Jesus Prevedo

Situatie begrijpen

Het is van belang om bij een nieuwe patiënt niet alleen naar de elementen te kijken, maar ook naar het grotere plaatje. Kijk naar hoe de elementen in de mond staan, hoe de mond in het gezicht staat, het gezicht in het gehele hoofd en uiteindelijk zelfs naar het hoofd ten opzichte van het lichaam. Bekijk het gehele systeem en kijk dus niet alleen naar de voorste zes elementen.
We moeten naar de functie kijken en hiervoor moeten we een aantal vragen stellen:
De eerste vraag: wat is de hoofdklacht? Wat is de reden van het bezoek?
Dit moeten we weten om de patiënt uiteindelijk tevreden te kunnen stellen. We moeten weten of hij pijn heeft en zo ja, waar die pijn precies zit.

Daarna moeten we onszelf drie vragen stellen:

  • Wat is er gebeurd?
  • Waarom gebeurt het?
  • Hoe kunnen we de situatie veranderen?

We moeten de situatie eerst begrijpen voordat we de problemen kunnen aanpakken. Doen we dit niet, dan behalen we alleen korte termijn resultaten, terwijl we juist zoeken naar een oplossing voor de lange termijn.

We bespreken de casus van Eduardo

Eduardo’s hoofdklacht is last hebben van zijn nek. Hij loopt veel triatlons en denkt zelf dat het hierdoor komt. Hij is meerdere malen naar de fysiotherapeut geweest hiervoor.

We beginnen met de eerste vraag: wat gebeurt hier?

Op de gemaakte portret foto’s is duidelijk te zien dat Eduardo zijn hoofd scheef houdt. Hierdoor staat zijn ene oog hoger dan de andere en staan zijn lippen scheef.  En niet alleen zijn hoofd staat scheef, maar ook zijn schouders lopen niet gelijk. Dit is een van de eerste dingen die we aan moeten pakken: de spieren moeten behandeld worden, zodat de nek ten opzichte van de nekwervels weer in de juiste positie komt te staan.

Daarnaast zien we dat de ene kant van het gezicht meer ontwikkeld is dan de andere kant. Het zou kunnen zijn dat hij niet helemaal symmetrisch is. Het kan ook dat dit komt doordat zijn hoofd wat geroteerd en geïnclineerd staat.
Bij een foto vanaf sagittaal zien we dat zijn hoofd ten opzichte van zijn nek naar voren staat. Hierdoor worden de spieren van de nek en schouders veel zwaarder belast: wel tot tien keer zo zwaar!

Als de positie van het hoofd in kaart gebracht is, gaan we verder naar de elementen. Hoeveel dental show is er in rust en met lachen? Hoeveel gingiva is er zichtbaar? Is de lach symmetrisch? Bij Eduardo blijkt dat hij veel meer gingiva toont met lachen aan de ene kant dan aan de andere kant.

Daarna gaan we verder naar intra-oraal. We kijken naar de proporties van de tanden. Er is in dit geval duidelijk slijtage zichtbaar.  Er wordt gekeken naar de occlusie: hier een klasse 2 occlusie met een midline shift en daarnaast een kruisbeet rechts. De tandboog vanaf occlussaal wordt beoordeeld.
Er worden vervolgens modellen gemaakt welke in CR (centrale relatie) in de articulator gezet worden.
Dan wordt er gekeken naar de functie. Hoe bewegen de kaken ten opzichte van elkaar. We zien dat er bij protrusie posterieure interferenties zijn. Ook bij articuleren naar links en naar rechts zijn er interferenties en is er geen disclusie in de zijdelingse delen. Dit lijkt de oorzaak te zijn van de slijtage en zorgt ervoor dat er geen goede functie meer aanwezig is.
De verticale relatie in MO (maximale occlusie)  wordt vergelijken met de CR. Hiertussen is één millimeter verschil.

De volgende vraag die beantwoord moet worden is: waarom gebeurt dit?

Hiervoor gaan we verder onderzoek doen. We palperen de spieren en het blijkt dat deze flink samentrekken en niet op de juiste manier functioneren. Bij verschillende bewegingen wordt beoordeeld hoeveel pijn dit opwekt en zo zoeken we naar de spieren die betrokken zijn.
Er wordt altijd een CBCT gemaakt om de craneomandibulaire structuren te beoordelen. Hieruit kan vervolgens een OPT en een Ceph gehaald worden.

Op de CBCT van Eduardo is terug te zien dat zijn hoofd geroteerd en geïnclineerd staat. De condyli worden beoordeeld om in te schatten of er TMD klachten aanwezig zijn. De condyli staan in dit geval op de juiste plek, waardoor geconcludeerd kan worden dat de klachten voornamelijk spier gerelateerd zijn. Wel is te zien dat de condylus links iets lager staat dan rechts, maar dit is te verklaren door de schuine positie van het hoofd. Daarnaast zien we dat het neusseptum scheef staat. Dit kan gerelateerd zijn aan de functie, omdat dit obstructie van de luchtweg geeft.

In het geval van het verkrijgen van een goede functie en goede esthetiek is het van belang om van achter naar voren te werken. Daarom moet ook de ruggengraad op de CBCT staan. Eerst moet het hoofd en de nek gestabiliseerd worden, eventueel met behulp van een fysiotherapeut en osteopaat die ook in het behandelteam zitten. Als de nek en het hoofd niet stabiel zijn dan is het gebit dit ook niet. Daarom wordt het volledige hoofd-halsgebied beoordeeld en ook het craniale deel van de nek.

Uiteindelijk volgt de vraag: hoe kunnen we dit veranderen?

Hiervoor moeten we terug naar de juiste positie van het hoofd en van de nek. Hiermee zorgen we dat hij pijnvrij is. Daarna gaan we het gebit behandelen.

Een belangrijke stap hierbij is splint- en fysiotherapie.  Hiermee wordt de positie van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak veranderd en daarmee ook de positie van de condylus.

Als dit achter de rug is, staat het hoofd weer op de juiste (rechte) positie. Eduardo is pijnvrij en heeft geen last meer van zijn nek en schouders. Op deze manier is het veel makkelijker om de elementen mooi te krijgen.

Dit alles behoort tot de diagnostische fase. Vervolgens wordt de patiënt naar de orthodontist gestuurd.

Dr. Domingo Martin

Bij de orthodontische behandeling wordt de verkeerde beet aangepakt. De occlusie die er nu is, is al veranderd ten opzichte van de begin situatie door het dragen van de splint. Het is belangrijk dat patiënten goed ingelicht worden voordat ze starten met deze splint therapie. Het doel is het stabiliseren van de condylus in de juiste positie, maar er zijn ook bijkomstigheden zoals een open beet. Daarnaast moeten we oppassen dat de patiënt niet te asymmetrisch wordt door het dragen van de splint. Dit kan als gevolg hebben dat er orthognatische chirurgie nodig is. De risico’s met betrekking tot het dragen van de splint moeten van te voren goed uitgelegd worden.

Esthetische analyse

Dr. Domingo begint met de esthetische analyse. Hij kijkt naar de gebitselementen en de lippen. Eduardo is iets lipincompetent en er is sprake van lichte faciale asymmetrie. Dit ontstaat als de mandibula scheef groeit. De maxilla groeit dan automatisch scheef mee. Zijn onderste 1/3 deel van zijn gelaat is iets langer. Er is lichte hypoplasie van de maxilla en ook de mandibula ligt iets terug. In de regio van Spanje waar dr. Domingo Martin en dr. Maria Jesus Prevedo werken, komt dit veel voor. Het gevolg is een dunne en vlakke bovenlip. Zowel onder- als bovenlip liggen ten opzichte van de lijn subnasale iets terug.

Breedte van de maxilla en mandibla

De breedte van de maxilla en mandibla wordt gemeten. Hieruit kan afgeleid worden of een kaak verbreed moet worden. Om een juiste interdigitatie te krijgen weten we dat de maxilla drie tot vijf millimeter breder moet zijn. In het geval van Eduardo zijn maxilla en mandibulla ongeveer even breed en dus zal de maxilla verbreed moeten worden.

Uit de Ceph blijkt dat er geen skelataal probleem is. De nekpositie is ook goed te beoordelen en daarnaast wordt aandacht gegeven aan de luchtweg. Als de luchtweg vernauwd is, worden er extra testen gedaan en vragen gesteld. Zo kunnen eventuele patiënten met apneu problemen eruit gefilterd worden.
Verder blijkt dat er sprake is van een klasse II occlusie rechts en klasse I occlusie links. Er is slijtage aanwezig en de gingivalijn is niet optimaal. Er is een kruisbeet zichtbaar, de elementen zijn iets aan de kleine kant en er is een midline shift.

Esthetische veranderingen

Dr. Domingo is van mening dat het behandelen van volwassenen nooit een 100% tevreden patiënt oplevert mits je ook iets veranderd aan de gebitselementen zelf. De patiënten zijn op zoek naar esthetische veranderingen. Niet alleen willen ze de elementen netjes hebben staan, maar ze willen vaak ook de morfologie en de kleur van de elementen veranderd zien. De elementen moeten de juiste proporties hebben. Daarom past hij ook altijd de voorste vier elementen aan, zodat de tanden breder en langer worden en iets witter.

Daarom lijnt hij de gingiva op, maar laat ook ruimtes open om de tanden te verbreden en te verlengen. Dit is ook van belang voor de juiste overbeet en de juiste wisselwerking tussen functie en esthetiek. Het materiaal wat hij hier meestal voor gebruikt is composiet. Door de juiste positie van de condylus slijt dit niet zo veel als verwacht. Daarom wordt er altijd voor de behandeling splinttherapie toegepast.

In het geval van Eduardo is het nodig om de bovenkaak drie tot vijf millimeter te verbreden. Orthodontisch kan dit maar één millimeter. Daarom zal dit middels een corticotomie plaats moeten vinden. Hierbij is het mogelijk om 1,5 mm per kant te winnen. In dit geval is dat net voldoende.

Bij Eduardo wordt ook een implantaat geplaatst regio 16. De orthodontist bepaalt waar het implantaat geplaatst moet worden. In het geval van Eduardo wil hij het implantaat zo veel mogelijk buccaal hebben. Zo kan hij het implantaat gebruiken om de maxilla breder maken. Implantaten zijn perfect om orthodontische krachten op uit te oefenen.  De positionering van het implantaat wordt bepaald middels 3D-scans .

Juiste kauwbewegingen

Na het dragen van de splint, staat de condylus op de juiste plek en hierdoor is het weer mogelijk om de juiste kauwbewegingen te maken. Van origine zijn wij gemaakte om verticale kauwbewegingen te maken en niet horizontaal. Alleen op het moment dat er posterieure contacten, slijtage of andere interferenties zijn, gaan we horizontale kauwbewegingen maken. Om deze horizontale kauwbewegingen uit te voeren moeten we veel grotere bewegingen maken, met daarbij een veel groter risico op eventuele TMD-achtige klachten.

De splint zorgt er voor dat de juiste kauwbewegingen weer mogelijk zijn. Alleen klopt de occlusie niet meer op het moment dat de patiënt stopt met het dragen van de splint. Dit wordt in het geval van Eduardo orthodontisch aangepast.

Het is belangrijk om tijdens de orthodontie de condylus in de juiste positie te behouden. Dit kan gedaan worden door de patiënten een splint in de bovenkaak te laten dragen, terwijl de orthodontische behandeling in de onderkaak wordt uitgevoerd.

Splint/bijtplaat

Nadat de orthodontie in de onderkaak voor het grootste deel is uitgevoerd, wordt een splint/bijtplaat voor in de onderkaak gemaakt en wordt de orthodontie in de bovenkaak uitgevoerd. Het implantaat regio 16 wordt wederom gebruikt in de orthodontische behandeling. Nu om te distaliseren. Daarna worden alle elementen in de bovenkaak opgelijnd.  Vervolgens wordt de juiste manier van dicht bijten mogelijk gemaakt middels een soort bijtblokjes. Hierdoor is er aan beide kanten even veel contact. Dit is het moment om de cortocotomie uit te voeren. Het duurt ongeveer drie maanden om het maximale resultaat te bereiken. Dit wordt gedaan middels kruisbeet elastieken en een dikke draad.

Tijdelijke opbouw

Vervolgens worden de ruimtes in de bovenkaak geopend en gaat de patiënt naar dr. Maria Jesus Prevedo. De brackets worden van de vier incisieven afgehaald. Zij maakt een tijdelijke opbouw om ook de occlusie te bepalen. Nadat de orthodontie volledig afgerond is, komt de patiënt terug voor de definitieve opbouw.

Op het moment dat de definitieve opbouw gemaakt wordt, staan zowel de condylus als de elementen precies op de goede plek, waardoor de prosthodontist de meest ideale uitgangspositie heeft.

Dr. Domingo geeft nog als tip dat het handig is om tekeningen te maken voor de patiënt om duidelijke uitleg te geven. Op het moment dat je alleen spreekt dan is het voor de patiënt veel minder goed te begrijpen.

 

Dr. Maria Jesus Prevedo geeft aan dat ze na de orthodontie nogmaals een nieuwe splint en nieuwe wax up maakt. Dit om een zo stabiel mogelijke situatie te behalen. Daarna gaat ze pas verder met het afmaken van de behandeling. Omdat er nu nog maar minimale aanpassingen nodig zijn, is het makkelijk  om de optimale occlusie te verkrijgen.

Dr. Domingo Martin is een internationale autoriteit op het gebied van gecombineerde orthodontische en tandheelkundige behandelingen.

Dr. Maria Jesus Prevedo is restauratief tandarts.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van dr. Domingo Martin en dr. Maria Jesus Prevedo tijdens het NVVRT-congres Resto meets ortho.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Verband tussen speekselenzym en slechte adem bij kinderen ontdekt

Verband tussen speekselenzym en slechte adem bij kinderen ontdekt

Uit nieuw onderzoek is een verband gebleken tussen een verhoogde activiteit van het enzym β-galactosidases en een slechte adem bij kinderen. Daarnaast werd bij kinderen met vaste beugels vaker slechte adem geconstateerd dan bij kinderen met uitneembare of zonder.

De Italiaanse onderzoekers wilden door verschillende methodes te vergelijken halitose bij kinderen evalueren. Ook onderzochten ze de invloed van orthodontische behandeling op halitose. In de studie werd bij 50 kinderen gekeken naar verschillende elementen die bijdragen aan een slechte adem.

Kinderen gescoorde op mate van slechte adem

Het onderzoek, dat werd gepubliceerd in de European Journal of Paediatric Dentistry, vond plaats tijdens tandartsbezoeken aan de pediatrische tandheelkundige eenheid van de University of Rome Tor Vergata. Bij de kinderen werd gelet op mondhygiëne, tongcoatingscores en aanwezigheid van beugels (vast of uitneembaar). Verder werd een draagbaar gaschromatografieapparaat gebruikt om hoeveelheden vluchtige zwavelverbindingen en de activiteit van β-galactosidases te detecteren.

Dit werd gedaan door twee verschillende, getrainde operatoren die de adem van de kinderen evalueerden op een organoleptische intensiteitsschaal van 0 tot 5. Wanneer een kind een score van 2 of hoger toegewezen kreeg werd dat kind beschouwd als hebber van matige, sterke of ernstige slechte adem, oftewel halitose.

Halitose gevonden bij meer dan helft van patiënten

De operatoren vonden bij 54% van de patiënten een mate van halitose. Net als bij volwassenen werd een toename van de activiteit van β-galactosidases in het speeksel geassocieerd met een slechte adem. Ook was er een significante correlatie tussen het enzymgehalte en de vluchtige zwavelverbindingen waterstofsulfide en methymercaptaan.

Vaste beugel gepaard met slechtere adem

Een ander resultaat dat werd gepubliceerd heeft betrekking tot de aanwezigheid van beugels. De onderzoekers hebben aangetoond dat kinderen met orthodontische behandeling een hoger β-galactosidasesniveau hebben. Dit geldt voor vaste en verwijderbare beugels. De organoleptische evaluatie en metingen toonden aan dat het hebben van een vaste beugel vaak gepaard gaat met een hogere score op de ‘slechteademschaal’.

De veelbelovende resultaten zijn echter nog maar voorlopig omdat slechts een klein aantal kinderen met beugel in het onderzoek was opgenomen. Tandartsen, onderzoekers en clinici kunnen de resultaten wel gebruiken om slechte adem beter te begrijpen en behandelen.

Bron:
European Journal of Paediatric Dentistry

Lees meer over: Halitose, Orthodontie, Thema A-Z