73 – jarige tandarts werkt nog elke dag van 5 tot 22 uur
We gaan straks allemaal langer doorwerken. Tot welke leeftijd en met welke werktijden blijft het werk plezierig en verantwoord? Een artikel uit het Belgische Nieuwsblad over een actieve 73-jarige tandarts.
73 jaar is hij, maar nog altijd is Bernard actief als tandarts. Hyperactief, zelfs: zijn eerste patiënt komt om 5 uur ‘sochtends, de laatste afspraak ligt rond 21.30 uur. Elke dag. Aan stoppen denkt hij nog niet. Integendeel: hij kocht twee jaar geleden nog splinternieuw materiaal. ‘Ik heb het beroep zien veranderen. Het gebeurt nu dat ik een week geen tand moet trekken.’
Op de vloer van de tandartspraktijk geen kille tegels of laminaat, maar stevig vasttapijt in een vaalgrijze kleur. Ook op de muren. De geur van oude meubelen verdrijft de typische tandartsengeur van ontsmettingsmiddel. Tegen de ene wand een kast met oude encyclopedieën en atlassen, aan de overkant een tv ‘om de patiënten af te leiden als ze zenuwachtig zijn’. Her en der staan allerlei prullaria als stille getuigen van de decennia dat Bernard er al als tandarts werkt.
Alleen het materiaal, dat is nieuw. ‘Twee jaar geleden aangekocht en voor de belastingen op tien jaar afgeschreven, dus ik moet nog minstens acht jaar werken’, grapt Bernard. Veel kans dat hij de oudste tandarts van het land is. En anders is hij wel de actiefste van zijn generatie. De man zou al jaren met pensioen kunnen zijn.
Gewetensonderzoek
‘Ik doe soms ’s avonds een gewetensonderzoek. Of ik door de vermoeidheid geen foutjes heb gemaakt, of ik hier en daar niets had kunnen verbeteren. Maar waarom zou ik met pensioen gaan? Ik kan iets kopen in Tenerife en een mooi bruin kleurtje krijgen, maar dat zou ik snel moe worden. Ik ben vergroeid met mijn personeel. En met mijn patiënten. Want waar moeten die dan naartoe? Ik kan toch moeilijk tegen zo’n madammeke zeggen dat ze maar op zoek moet gaan naar een andere tandarts?’
Druk, druk, druk
Mijn menskes, noemt hij zijn patiënten. ‘Ik beleef veel plezier aan mijn mensen. Er zijn er die al sinds het begin bij mij komen. Ze vertellen me dan over hun overleden man, die ik ook nog gekend heb. Alles bij elkaar heb ik zo’n 300.000 consultaties gedaan. Mijn allereerste patiënte, Pascale, is onlangs overleden. Ze was zwanger van haar eerste kind toen ze hier over voor het eerst kwam. Nu zijn de achterkleinkinderen patiënten van mij.’
Dagindeling
Maar Bernard heeft niet alleen oude patiënten: hij zit met een bloeiende praktijk. Hij bladert door zijn map en toont naar een reeks mappen uit zijn archief. Elke pagina staat vol met afspraken. De eerste om 5 uur ’s morgens, de laatste om 21.30 uur. ‘Ik sta op om 4 uur en kom dan even controleren of alles nog werkt’, zegt de tandarts. ‘Dan kruip ik terug in mijn bed tot 5 uur. ’s Ochtends zijn er zes patiënten, om 7.30 uur plan ik een patiënt met een moeilijk probleem, dat wat langer kan duren.’
In de voormiddag neemt Bernard vrij. ‘Ik eet mijn boterhammen, lees mijn krant en kruip weer in mijn bed. Eigenlijk leef ik twee keer per dag.’ Nadien werkt hij onafgebroken door tussen 12.30 en 22 uur. ‘Als ik terug naar boven ga, eet ik en drink ik een glaasje wijn of een Duveltje. Als ik wat in de wind ben, gaat het slapen gemakkelijk.’ (lacht)
‘Als ik vertraging oploop, wordt het natuurlijk nog later. Het gebeurt vaak dat een patiënt op de stoel zegt van snel nog even dit en daar heb ik ook nog iets. Als je daarin meegaat, moet de volgende patiënt wachten. En omdat die heeft moeten wachten, vindt die ook dat hij meer tijd moet krijgen. Na vijftig jaar ken ik de trucjes van de patiënten wel. Ik vraag de laatsten altijd om een krantje mee te brengen. Het zal niet de eerste keer zijn dat ik goeiemorgen tegen hen kan zeggen. Maar zelfs als ik tot na middernacht doorwerk, moet ik er de volgende ochtend alweer vroeg uit.’
En dat op zijn 73ste. ‘Je denkt toch niet dat ik al vanaf het begin om 5 uur begon. Ik begon op een normaal uur, maar ik kon het niet volgen. Dus moest ik steeds vroeger beginnen om al mijn patiënten te kunnen zien. En nu is dat een ritme geworden.’
Bijscholen
‘Op conferenties voel ik soms een koude blik in mijn rug: Wat komt die oude mens hier nog doen. Maar zolang ik blijf werken, moet ik me bijscholen.’
Of het beroep niet veranderd is, in al die jaren? ‘Ik stond in het begin nog recht. Nu is het een zittend beroep geworden. Maar het waren niet de middeleeuwen: we moesten de patiënten niet zat voeren voor we een tand trokken, we konden toen ook al verdoven. (lacht) De boortechnieken zijn volkomen omgegooid, de zwarte amalgaamvullingen zijn uit de mode geraakt. Het is ook veel meer conserverend geworden. Het gebeurt nu dat ik een week geen tand moet trekken. En ik heb bij kinderen nog tanden rechtgezet, nu is dat het werk van specialisten. Maar ook nu nog zie ik mensen met gaten in hun mond, waardoor ik mijn bedenkingen heb over de tandarts bij wie ze zijn geweest. Maar het gaat me niet aan, iedereen moet voor zijn eigen drempel vegen.’
Vooral bruggen
‘Ik doe vooral bruggen, omdat ik veel oudere patiënten heb. Ze hebben een gehavend of ontbrekend gebit, maar ze komen naar mij omdat ze graag nog één keer een dikke biefstuk zouden eten. Mijn buren aan de andere kant zijn tandtechnici, die voor mij de bruggen maken. Daardoor is het goedkoper. Ik reken een bescheiden honorarium aan, want voor de centjes moet ik het al lang niet meer doen.’
Opvolgers
Nochtans heeft Bernard twee opvolgers: zijn zonen zijn allebei tandarts geworden en hebben een praktijk naast die van hun vader. ‘We doen elkaar geen concurrentie aan, hoor. Mijn zoon is mijn tandarts, en die van mijn broers en mijn zussen. Want mensen die te dicht bij je staan, verzorg je best niet zelf. Met vrienden, kennissen en rossen hebt ge miserie. Alles met ros haar, dan moet je opletten.’ (lacht)
Bernard neemt ons mee naar de praktijkruimte van zijn zoon. ‘Kijk: het is hypermodern. Mijn kabinet is een beetje oud, ik weet dat wel. Sommige mensen willen iets heel moderns bij de tandarts, met al die witte dingen. Ik hou het liever wat intiemer, met hier en daar een bloemstuk. Sommigen vinden dat gezellig, anderen niet.’
Om het verschil duidelijk te maken, wijst hij naar de affiche van een bikinimodel in de werkkamer van zijn zoon. ‘Zulke dingen ga ik niet in mijn praktijk hangen, hoor. Je ziet haar tanden niet.’ (lacht) Maar Bernard heeft niet te klagen over het vrouwelijk schoon in zijn praktijk. Eerst was zijn echtgenote zijn assistente, maar die geniet nu van haar pensioen. ‘Elke dag gaat ze uit eten, telkens met een andere vriendin. Allez, vriendin, dat hoop ik toch.’
Nu heeft hij een nieuwe assistente. ‘Een ex-airhostess. Een hele schone, ze heeft echt veel charme. Zij verzorgt het gepalaver met de patiënten, ik verzorg hun tanden. Vaak staat mijn handtekening ondersteboven op de doktersbriefjes, omdat ze het me snel onder de neus duwt.’
Bron:
Nieuwsblad.be
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!