Kinderen die in een bus naar de tandarts of mondhygiënist gaan. Klinkt misschien gek, maar voor BIG-geregistreerd mondhygiënist Ishtar Yousef is dit heel normaal. Met haar praktijk op wielen bereikt ze kinderen, die anders niet naar de tandarts zouden gaan. Een leuke creatieve oplossing voor een probleem dat al lang speelt.
Al jaren wordt er in verschillende platformen de mondgezondheid bij kinderen besproken, vertelt Ishtar. Het komt al jaren voor dat niet alle kinderen naar de tandarts of mondhygiënist gaan, dit is een landelijk probleem. Uit onderzoek blijkt dat in 2020 een op de vijf kinderen niet naar de tandarts of mondhygiënist gaat. Bij kinderen tussen de vier en zestien jaar oud is dit 18% en bij peuters is dit zelfs 60% gaat Ishtar verder (Bron: Pharos). Als een van de oorzaken wijst Ishtar onwetendheid aan. “Veel ouders weten niet dat de kosten voor kinderen tot 18 jaar worden vergoed vanuit het basispakket. Zij denken dat er dus kosten zijn verbonden aan de behandelingen”. Het komt ook voor dat ouders/verzorgers zelf niet gaan, dit kan ook weer door de kosten komen of omdat zij zelf bang zijn waardoor het kind dan ook niet gaat.
Praktijk op wielen
Als oplossing bedacht Ishtar een praktijk op wielen. Ik dacht als de kinderen niet naar ons toe komen dan ga ik wel naar hen toe, vertelt ze. “Ik weet hoe moeilijk het kan zijn voor kinderen met angst of bijvoorbeeld kinderen met een beperking om de praktijk te bezoeken. Door met een kleurrijke bus aan school, huis, opvang of woongroep te komen is die drempel veel lager”. In de bus kunnen kinderen samen met hun broertje/zusje, vriendjes en vriendinnetjes of klasgenoten het gezamenlijk ervaren. Zo is het al minder spannend, dan alleen moeten te gaan.
Ontspannen omgeving
“Zelf heb ik ervoor gekozen om een kleurrijke bus te nemen. Binnen hangen veel tekeningen die ik van kinderen heb gekregen en liggen er veel knuffels. Tevens geef ik elk kind de mogelijkheid om zelf de deuren te openen, de stoel te bedienen en mogen zij in de lades kijken”, vertelt Ishtar. Op deze manier creëert ze een ontspannen omgeving voor de kinderen en geeft ze hun een gevoel van controle. “Voor mij werkt dit, ik snap dat dit niet voor iedereen een optie is. Ik raad iedereen aan om te doen wat voor hem/haar werkt”.
Kwetsbare kinderen helpen
Ishtar’s doel met Tandvriendjes, zo heet de bus, is om kwetsbare kinderen te helpen. Als kinderen eenmaal gewend zijn in de bus, is het makkelijker om hen door te sturen naar collega’s. Hierdoor kun je kinderen weer terugkrijgen in de praktijk. De voordelen van de bus zijn dat het voor kinderen tot achttien jaar kosteloos aan huis, school of opvang is en voor de ouders is het tijdbesparend. Ishtar zou in de toekomst meer bussen door Nederland willen laten rijden, om op deze manier meer kinderen te kunnen bereiken en te helpen.
Gedragsmanagement bij pediatrische patiënten met (tandarts-)angst kan uitdagend zijn voor clinici, die bekend moeten zijn met een reeks manieren om patiënten te kalmeren en behandelen. Volgens een review in het Journal of Dentistry is er geen bewijs dat één van de basistechnieken beter is dan de rest. Wel is het belangrijk dat bij de techniek de persoonlijkheid en ouders van de patiënt betrokken worden.
Extra stress
Angst tijdens een behandeling kan het gedrag van een patiënt enorm beïnvloeden, met name bij kinderen. Dit kan problemen opleveren voor de clinicus en tot extra stress leiden bij de zorgverleners van de patiënt. Er zijn gelukkig verschillende technieken die kunnen worden toegepast om dit te verminderen of voorkomen.
Copingvaardigheden
Gedragsmanagement is gebaseerd op verschillende wetenschappen en omvat procedures die de copingvaardigheden van kinderen verbeteren. Het is gericht op het verminderen en verlichten van angst, het verbeteren van storend gedrag en het bereiken van volledige acceptatie om tandheelkundige behandelingen te ondergaan. Het toepassen van technieken van gedragsmanagement (behavioural management techniques, BMT’s) is niet eenvoudig en verschilt per patiënt.
Twee categorieën
BMT’s zijn onderverdeeld in twee categorieën: basis en geavanceerd. Basis-BMT’s omvatten tell-show-do (TSD), afleiding, versterking, stembesturing, modellering en ouderlijke aanwezigheid. Geavanceerde BMT’s omvatten actieve en passieve fixatie, sedatie en algemene anesthesie. Van deze twee soorten worden basistechnieken vaker gebruikt door beoefenaars.
Effectiviteit van basistechnieken
Er bestaan veel verschillende technieken die nog niet goed met elkaar zijn vergeleken. Daarom voerden onderzoekers uit Griekenland en Zwitserland een systematische review en meta-analyse uit over de effectiviteit van basistechnieken bij pediatrische patiënten die angst ervaren. In totaal werden 62 gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep in de studie opgenomen.
Alle basis-BMT’s zijn effectief
“De resultaten suggereerden dat alle basis-BMT’s een acceptabele effectiviteit hebben op de angst, tandartsangst en het gedrag van pediatrische patiënten tijdens tandheelkundige behandelingen”, schrijven de auteurs van het artikel. Dit uit zich bijvoorbeeld in een verminderde hartslag en zuurstofverzadiging bij kinderen tijdens een behandeling.
Aandacht trekken
Met name audiovisuele en audiovernietiging waren effectief. De onderzoekers verklaren dit doordat dergelijke technieken de aandacht van kinderen trekken. Hierdoor houden ze hun gedachten weg bij de procedure en worden onaangename prikkels uit de tandheelkundige omgeving geminimaliseerd.
Voorkeursafleiding
De voorkeursvorm van de afleiding varieerde per leeftijd. Oudere kinderen prefereerden volgens de resultaten een virtuele bril of spelletjes op de mobiele telefoon. Kinderen van 8 jaar en jonger gaven de voorkeur aan meer passieve vormen van afleiding, zoals een tablet of scherm aan de tandartsstoel.
“De terughoudendheid van jongere kinderen ten aanzien van virtuele brillen werd toegeschreven aan hun cognitieve ontwikkeling, omdat het hun bestaande angst verhoogde door ze volledig te scheiden van de omgeving”, merkten de auteurs op.
Modellering als alternatief voor tell-show-do
Het artikel meldde ook dat modellering effectief was en kan worden gebruikt als een alternatief voor de tell-show-do-techniek. Live-modellering bleek effectiever dan TSD in jongere leeftijdsgroepen.
Controle over negatieve gedachten
Daarnaast bleken nieuwere technieken die systematische desensibilisatie, ontspanning en cognitieve herstructurering combineren, zoals hypnose, ook effectief. Deze BMT’s kunnen kinderen helpen de controle over hun negatieve gedachten te vergroten, angst te verminderen en daardoor de samenwerking te verbeteren.
Geen techniek beter dan de rest
Aangezien van elke BMT is aangetoond dat deze effectief is kan geen enkele techniek worden aanbevolen boven een andere. “[De] passende techniek zou de persoonlijkheid van de patiënt en de actieve betrokkenheid van de ouders moeten incorporeren, binnen de inhoud van de veranderingen in moderne samenlevingen”, concludeerden de auteurs.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/10/Gedragsmanagement-bij-kinderen-welke-technieken-zijn-effectief.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-09-14 09:00:312023-09-07 10:37:50Gedragsmanagement bij kinderen: welke technieken zijn effectief?
Cariës is een veel voorkomend probleem bij kinderen. In een studie naar het effect van fluorideapplicatie worden 2 soorten fluoride – natriumfluoride en zilverdiaminefluoride -onderzocht in het voorkomen van cariësontwikkeling.
Cariës bij kinderen is veel voorkomend in verschillende landen. De bovenste frontelementen en occlusale vlakken van de kiezen worden het meeste aangetast. Wanneer het melkgebit volledig is doorgebroken en er approximale contacten ontstaan zijn de approximale vlakken zeer gevoelig voor de vorming van cariës.
Tandenpoetsen alleen is niet voldoende om de approximale oppervlakken schoon te maken. Flossen is een manier om interdentaal te reinigen, hoewel er weinig bewijs is dat flossen cariës kan voorkomen.
Fluoride applicatie
Natriumfluoride applicatie is fluoride die elke 3 tot 6 maanden kan worden aangebracht bij kinderen met een matig tot hoog cariësrisico om cariës te voorkomen. Fluoride zorgt ervoor dat demineralisatie van het glazuur wordt geremd en het versterkt de remineralisatie. Fluoride vernis werkt met een langzame afgifte en kan makkelijk en snel worden toegepast. Er wordt verwacht dat applicatie van fluoride op het gehele gebit de ontwikkeling van approximale cariës zou voorkomen.
Zilverdiaminefluoride is een andere fluoride die geappliceerd kan worden en effectief is bij dentinecariës.
Studie
De studie was erop gericht om bovengenoemde fluoridemiddelen te onderzoeken bij het voorkomen van approximale cariës in melktanden bij kinderen met een hoog cariësrisico. De studie werd uitgevoerd bij 190 kinderen waarvan 95 jongens en 90 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 5 jaar. Er zaten 64 kinderen in de controlegroep, 62 kinderen in de halfjaarlijkse natriumfluoride applicatiegroep en 64 kinderen in de halfjaarlijkse zilverdiaminefluoride applicatie groep. Na 18 maanden werd er een follow-up studie gedaan bij 155 kinderen.
Er werd een tand/oppervlaktestatus gemaakt waarbij er werd gekeken of de tand gezond, vervallen, ontbrekend of gevuld was. Daarnaast werd er ook een mondhygiëne status gemaakt waarbij er een plaquescore werd gemeten. Verder werden de aanwezigheid van voedselimpacties en approximale contactgebieden geregistreerd. Van de zijdelingse delen werden bitewings gemaakt en beoordeeld.
De gegevens van de controlegroep, de zilverdiaminefluoride groep en de natriumfluoride groep werden geanalyseerd met SPSS.
Resultaten
Ongeacht de interventie – fluorideapplicatie of niet – nam de ontwikkeling van cariës in elke groep toe. Er is geen verschil gevonden voor het basislijn approximale oppervlak maar de globale approximale ontwikkeling van cariës bij de follow-up waren respectievelijk 24,1%, 17,1% en 27,2% voor de controlegroep, natriumfluoride groep en zilverdiaminegroep. De natriumfluoride groep had het laagste percentage voor de ontwikkeling van cariës.
Conclusie
De resultaten van het onderzoek lieten geen significante verschillen zien in het voorkomen van approximale cariësontwikkeling tussen de 3 groepen na een follow up van 18 maanden. Er kan worden geconcludeerd dat fluoridevernis een matig effect had op het voorkomen van cariës bij kinderen. Bij kinderen met een hoog cariësrisico is het halfjaarlijks toedienen van fluoride dus onvoldoende om cariësontwikkeling te voorkomen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/09/Meerdere-soorten-fluoridebehandelingen-werken-mogelijk-bij-oudere-volwassenen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-08-03 09:00:382023-06-29 11:22:53Het effect van 2 verschillende soorten fluoride applicatie in melktanden
Van 14 tot 17 juni 2023 vindt in Maastricht het 29e congres van de International Association of Paediatric Dentistry (IAPD) plaats. Martine van Gemert-Schriks (voorzitter van het Local Organizing Committee) en Wilma Vogels (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde) vertellen meer over dit congres.
Wat doet de IAPD?
“De IAPD is de internationale vereniging voor kindertandheelkunde met leden uit meer dan 78 landen. Doel van de IAPD is om als een soort internationaal ‘forum’ op te treden voor alle (kinder)tandartsen en mondzorgverleners die zich met de behandeling van kinderen bezighouden. De IAPD wil graag de mondgezondheid van kinderen wereldwijd promoten en verbeteren. De IAPD is niet alleen een platform voor evidence en experience based practice, maar faciliteert, initieert en ondersteunt ook onderzoek en onderwijs binnen de kindertandheelkunde.”
En de IAPD organiseert dus congressen?
“Naast diverse kleinere wetenschappelijke bijeenkomsten en (online)seminars organiseert de IAPD een keer in de twee jaar een groot internationaal congres. Het is bedoeld voor alle (mond)zorgverleners die zich met de tandheelkundige behandeling en mondgezondheid van kinderen bezighouden. Gemiddeld zijn er zo’n 1000 deelnemers van over de hele wereld.
Het is natuurlijk een geweldige kans om collega’s te zien en te spreken, ervaringen te delen en te leren van elkaar. Wereldwijd zijn er op divers vlak natuurlijk verschillende inzichten, verschillende belangen, verschillende prioriteiten. Zeker binnen de kindertandheelkunde laat zich dat ook aanzien in een grote diversiteit aan (behandel) inzichten voor de mondzorg van kinderen. Daar samen over spreken, ervaringen delen en ‘in elkaars keukens kijken’ is ontzettend boeiend en leerzaam. Bovendien biedt dit soort congressen natuurlijk ook een geweldig podium voor nieuwe trends en ontwikkelingen.”
Hoe zijn jullie betrokken bij dit congres?
“Nederland is altijd actief geweest binnen de Europese en internationale verenigingen voor kindertandheelkunde. In 2006 hebben we het congres voor de Europese kindertandheelkundige vereniging (EAPD) mogen ‘hosten’. Toen er zich in 2011 een mogelijkheid voordeed om mee te dingen naar de organisatie van het IAPD-congres, hebben we dit samen aangegrepen. De kans dat het zou lukken leek klein en de concurrentie was groot, maar dat maakte ons eigenlijk des te strijdlustiger. In 2013 deden we onze ‘bid’ in Seoul en het is gelukt!”
Wat is de rol van de NVvK in dit geheel?
“De NVvK (Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde) heeft het initiatief om een internationaal congres binnen de landsgrenzen te organiseren altijd toegejuicht. Ze hebben de congresorganisatie vanaf het eerst uur ondersteund en gezorgd voor draagvlak binnen de vereniging en de beroepsgroep. De NVvK wil nu uiteraard ook het congres graag toegankelijk maken voor al haar leden en promoot daarbij ook vooral een stukje sociale saamhorigheid. Iets wat we, mede door corona, steeds meer zijn gaan waarderen als essentieel onderdeel van wetenschappelijke bijeenkomsten.”
Kunnen jullie iets vertellen over het programma? Wie zijn de belangrijkste sprekers?
“Dat is een lastige vraag. Wij vinden natuurlijk alle sprekers belangrijk! Het programma is met zeer veel zorg samengesteld en er staan veel grote namen in de line-up. Uiteraard zijn daar de belangrijke ‘hoofdthema’s’ binnen de kindertandheelkunde: preventie, cariologie, traumatologie, orthodontie etc. Dat klinkt vrij standaard, maar dat is het allerminst. Hoofdthema van het congres is ‘Joining Forces’. Binnen de kindertandheelkunde is dat van wezenlijk belang en dat laten we de bezoeker gedurende het hele congres, binnen elk symposium, voelen. Zonder elkaar zijn we nergens. Samenwerking is op elk vlak belangrijk binnen de kindertandheelkunde. Samenwerking met bijvoorbeeld elkaar als team, met collega’s, met andere (medische) disciplines, met de academie, met de kinderen, met de ouders en met de industrie.”
Nog bijzondere onderwerpen?
“Op het podium van dit congres breken we ook een lans voor thema’s die nu echt ‘hot & happening’ zijn of dat de komende jaren worden. De Public Health Dentistry krijgt bijvoorbeeld eindelijk een mooie prominente spotlight en we hebben een groots symposium over de rol van voeding en suikers. De pre-congres cursussen op woensdag bieden overigens ook een unieke gelegenheid om op divers gebied een intensieve verdieping te krijgen van ’s werelds meest toonaangevende experts. We zijn er ontzettend trots op dat al die ‘hotshots’ zo graag met ons samen willen werken om het congres inhoudelijk tot een prachtige hoogte te brengen.
Ondertussen bieden we in Maastricht ook juist een podium aan de ‘jonge’ onderzoekers. Dus ook op sprekersgebied stralen we het thema ‘Joining Forces’ uit. Jong, soms misschien nog vrij onbekend, talent naast de ‘oude’ klinkende namen. Dat gaat echt gaaf worden!”
Wanneer is het congres geslaagd?
“Tsja…, wat is geslaagd? Er bestaat geen twijfel dat dit programma inhoudelijk een succes gaat zijn. Maar natuurlijk hebben we het liefst, dat zoveel mogelijk mensen uit zoveel mogelijk windstreken ervan mogen genieten. Oorspronkelijk zou het congres plaatsvinden in 2021, maar door het coronavirus hebben we twee jaar extra geduld moeten hebben. Dat heeft ons geleerd dat we tot het laatste moment flexibel moeten zijn en moeten kunnen schakelen naar diverse scenario’s. Wij wilden gaan voor een fysiek congres, waarbij we met zoveel mogelijk collega’s samen mogen genieten van een geweldig wetenschappelijk programma, samen leren van elkaar, samen mogen proosten en ontspannen tijdens de sociale events en samen mogen proeven van een geweldig mooie ambiance.”
Welke ontwikkelingen zijn er binnen de kindertandheelkunde?
“Kindertandheelkunde is natuurlijk een relatief bescheiden onderdeel van de hele tandheelkunde. Maar wel een heel essentieel deel, want waar het kind het begin is van elke volwassene; zo ligt eigenlijk in de kindertandheelkunde de basis voor de algemene tandheelkunde. Een goed begin is het halve werk zullen we maar zeggen.
Wereldwijd is er inmiddels veel meer aandacht voor preventie gekomen. Gelukkig maar. Dat zal tijdens ons congres ook meer dan duidelijk belicht worden. De paradigmaverschuiving van hoofdzakelijk restauratieve zorg naar meer ‘proces-beïnvloeding’ is uiteraard al langer gaande, maar ontwikkelt zich steeds verder en wordt ook steeds beter toepasbaar en meer geaccepteerd.
Daarbij staat ‘preventie’ overigens dus niet synoniem aan poetsles. Het gaat om gedragsbeïnvloeding en dat is een hele wetenschap op zich. Hier ligt echt een heel belangrijke tendens en ontwikkeling binnen de kindertandheelkunde.
Verder wordt mondgezondheid ook steeds meer als een integraal onderdeel van de algemene gezondheid beschouwd en dit wordt binnen de kindertandheelkunde ook steeds duidelijker zichtbaar. Zo worden er steeds meer ‘community-based’ programma’s ontwikkeld, waarbij op het vlak van preventie bijvoorbeeld ingespeeld wordt op gemeenschappelijke risicofactoren.”
Zijn er nog plaatsen beschikbaar voor het congres?
“Uiteraard zijn er nog plaatsen beschikbaar! Tot een dag voor het begin van het congres kun je je registreren.”
29e IAPD-congres, 14-17 juni 2023, MECC, Maastricht. Kijk voor alle informatie op www.iapd2023.org
Martine van Gemert-Schriks (voorzitter van het Local Organizing Committee)
Wilma Vogels (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde)
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/04/Meisje-tandenpoetsen-IAPD-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2023-04-17 13:30:432023-04-12 13:38:17Internationaal congres kindertandheelkunde dit jaar in Nederland, 14 - 17 juni
Hypomineralisatie van molaren en snijtanden (molar incisor hypomineralization, MIH) is een groot mondgezondheidsprobleem geworden met een vaak onbekende oorsprong. Onderzoek dat is gepubliceerd in het Journal of Dentistry heeft nu aangetoond dat blootstelling aan geneesmiddelen als antibiotica tijdens de eerste vier levensjaren mogelijk een rol spelen.
Controversieel
MIH is een ziekte die de harde weefsels van ten minste één blijvende molaar en mogelijk ook blijvende snijtanden aantast. Hoewel wordt aangenomen dat de ziekte een systemische oorsprong heeft, blijven de etiologie en pathogenese controversieel. Talloze factoren zijn besproken, maar meestal met slechts schaars concreet ondersteunend bewijs.
Dataset van zorgverzekeraar
Onderzoekers uit Duitsland hebben daarom een uitgebreide dataset van grote Duitse nationale zorgverzekeraar BARMER geanalyseerd. Het doel van de studie was om een mogelijke relatie tussen MIH en blootstelling aan medicatie en perinatale factoren te onderzoeken.
Analyse van medische gegevens
In totaal werden de gegevens van bijna 300.000 kinderen tussen de 6 en 9 jaar oud gebruikt, uit de jaren tussen 2010 en 2019. Ongeveer 23.000 kinderen werden toegewezen aan de MIH-groep op basis van hun behandelpatronen. Hun medische gegevens werden geëvalueerd volgens het classificatiesysteem Anatomical Therapeutic Chemical (ATC). De mineralisatieperiode van eerste kiezen en snijtanden binnen de eerste vier levensjaren werd nauwkeurig geanalyseerd.
Meer medicatie bij MIH-groep
Deelnemers in de MIH-groep hadden significant hogere hoeveelheden voorgeschreven medicijnen. De grootste verschillen binnen de eerste vier levensjaren werden gevonden in de groepen anti-infectiemiddelen voor systemisch gebruik (ATC J), medicijnen voor het ademhalingssysteem (ATC R) en medicijnen voor sensorische organen (ATC S).
Grootste verschillen
Bij antibiotica waren de voorgeschreven hoeveelheid en het aantal recepten significant hoger in de eerste vier levensjaren van MIH-patiënten vergeleken met de rest. Het verschil in het aantal voorschriften piekte in het vierde levensjaar op 10,6%. Wat betreft ATC J- en ATC R-medicatie in het algemeen piekten de verschillen tussen MIH- en controlegroepen in het vierde jaar op respectievelijk 10,1% en 10,8%. Het grootste verschil in ATC S werd in het derde jaar waargenomen met 9,02%.
Mechanismen niet achterhaald
Er werd geen associatie gevonden voor vroeggeboorte, wijze van bevalling of het gebruik van koortswerende of ontstekingsremmende medicatie. Ook konden de mechanismen achter de ontdekte relaties vanwege het ontwerp van het onderzoek niet worden geïdentificeerd.
Blootstelling als risicofactor
“Samenvattend zijn onze bevindingen consistent met de literatuur die wijst op blootstelling in het vroege leven als een risicofactor en een lager belang van pre- en perinatale factoren”, legden de auteurs van het onderzoek uit.
Basis voor studies
De resultaten kunnen een basis vormen voor aanvullende epidemiologische en klinische studies. De effecten van mogelijke oorzakelijke factoren zouden op moleculair moeten niveau worden onderzocht. “Hoewel causale verbanden nog steeds niet kunnen worden bewezen, wordt een verantwoord gebruik van de onbetwistbaar gunstige antibiotica vanuit klinisch oogpunt aangemoedigd”, concludeerden de auteurs.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/10/Medicatie-tijdens-de-vroege-kinderjaren-gelinkt-aan-hypomineralisatie-van-molaren-en-snijtanden.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-06 13:22:552023-02-13 11:49:11Medicatie tijdens de vroege kinderjaren gelinkt aan hypomineralisatie van molaren en snijtanden
Baby’s die flesvoeding krijgen delen mogelijk meer van het orale microbioom van hun moeder dan baby’s die alleen borstvoeding krijgen, volgens onderzoek dat in mBio is gepubliceerd. Deze gegevens zouden het begrip van de vroege ontwikkeling van orale microbiota bij zuigelingen en de mogelijke associaties met orale microbiota-gerelateerde ziekten kunnen vergroten.
Complex microbieel ecosysteem
Talloze microben bewonen de menselijke mondholte en vormen een complex microbieel ecosysteem. Onderzoekers hebben er lang naar gestreefd om het verband tussen de diversiteit van microbiële gemeenschappen in de mondholte en de daarmee samenhangende menselijke ziekten te begrijpen. Het verband tussen de microbiota van moeder en baby biedt mogelijk inzicht in de vroegste connecties met ziektes later in het leven.
Overdracht tussen moeder en kind
Na de geboorte wordt de mondholte van een pasgeborenen continue blootgesteld aan bacteriën. Naar verluidt begint de vorming van de eigen orale microbiota van het kind binnen de eerste zes weken van het leven. Waar eerst Streptococcus-soorten domineren, diversifieert de orale microbiota zich met de leeftijd. Dan worden orale commensale bacteriën verworven, die over het algemeen worden gedetecteerd in de mondholte van volwassenen. In dit proces lijkt de orale microbiota van de moeder een belangrijke rol te spelen als de belangrijkste bron voor de baby.
De details van orale microbiële overdracht worden slecht begrepen vanwege de moeilijkheid om microben te volgen. Wanneer dit proces wordt opgehelderd kan dit mogelijk leiden tot het voorkomen van orale microbiota-gerelateerde ziekten. Onderzoekers van de Kyushu University in Japan richtten zich daarom op de overdracht van orale bacteriën van moeder op baby.
Tonguitstrijkjes
In de studie onderzochten de onderzoekers 892 tonguitstrijkjes die waren verzameld van 448 paren moeders en baby’s (217 mannen, 231 vrouwen) toen de baby’s vier maanden oud waren. Van elk monster werd de bacteriële samenstelling en amplicon-sequentievarianten (ASV’s) die tussen moeder en kind werden gedeeld bepaald. ASV verwijst naar een DNA-sequencingbenadering waarbij sequenties kunnen worden opgelost tot een nucleotideverschil in het DNA, waardoor een beeld met hoge resolutie wordt verkregen van de betrokken microbiële stammen.
Meeste baby’s krijgen bacteriën van moeder
De resultaten toonden aan dat de meeste baby’s orale bacteriën van hun biologische moeder kregen, zelfs op het niveau van één nucleotide. Het percentage gedeelde ASV’s varieerde sterk tussen de moeder-kindparen, variërend van bijna 0% gedeelde orale bacteriën tot bijna 100%, merkten de auteurs op.
Hogere kolonisatie bij flesvoeding
De kolonisatie van de orale bacteriën van een moeder was hoger bij zuigelingen die minstens deels flesvoeding kregen. Met andere woorden, de genetische samenstelling van die orale microbiota werd bij deze gevallen meer gedeeld tussen moeder en kind. Pasgeborenen die verwant waren aan hun moeder hadden ook een significant grotere hoeveelheid ASV’s dan baby’s die geen familie waren van hun moeder.
Twee hypothesen
De onderzoekers gaven twee hypothesen om de impact van de voedingsstijlen op het orale microbioom te verklaren. De eerste is dat beschermende factoren in moedermelk de van de moeder afkomstige orale bacteriële kolonisatie regelen. Een andere mogelijkheid is dat verschillen in substraten geleverd door moedermelk en flesvoeding het orale microbiotaprofiel van een baby beïnvloeden, denken ze.
Verder geen verschillen
Afgezien van de voedingsmethode vonden de onderzoekers geen verschillen in aanwezigheid van bacteriën tussen baby’s, kijkende naar het geslacht, de leeftijd of antibioticagebruik van het kind, of de bevallingsmethode. In toekomstige studies zijn ze van plan om dezelfde onderzoekspopulatie op te volgen tijdens de driejarige controles van de baby’s.
Nieuwe benaderingen ontwikkelen
De auteurs stelden dat door het volgen van de uitwisseling van microben tussen moeder en kind onderzoekers in staat zouden kunnen zijn om nieuwe benaderingen te ontwikkelen voor het ontwikkelen van gezonde orale microbiota.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/01/Grotere-overeenkomst-in-orale-microbiota-bij-moeders-en-babys-met-flesvoeding-dan-bij-borstvoeding.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-01-31 09:00:272023-01-18 11:21:51Grotere overeenkomst in orale microbiota bij moeders en baby’s met flesvoeding dan bij borstvoeding
De wijze waarop wij als mondzorgprofessionals de preventie en behandeling van cariës bij jeugdigen aanpakken is aan verandering onderhevig. Dit wordt geïllustreerd door de recent verschenen klinische praktijkrichtlijn ‘Mondzorg voor Jeugdigen-Preventie en behandeling van cariës 2020’. Verslag van de lezing van Lina Jasulaityte over de wetenschappelijke basis en de dagelijkse praktijk van het Gewoon Gaaf-concept.
Kindertandheelkunde anno nu
“Een duurzaam en gaaf gebit voor zoveel mogelijk kinderen”, uit een enquêteonderzoek over mondzorg bij kinderen onder tandartsen, bleek dat dit het algemene doel was. Tandartsen gaven aan de volgende doelen te hebben:
Goede zorg te willen leveren
Werkelijk iets aan de gezondheid te willen bijdragen
Het leveren van zinvol werk, werkplezier en blije, gezonde, niet-angstige patiënten
Waar staan we nu?
De mondgezondheid is in de in de periode sinds 2005 verbeterd en dit is grotendeels te verklaren door de toepassing van Gewoon Gaaf. Bij ongeveer 25% van de jonge kinderen is er sprake van cariës (in dentine) (Signalement Mondzorg, 2018). Onder deze groep vallen vaak kinderen met een laag sociaaleconomische-status (SES), een buitenlandse afkomst en een meer complexe achtergrond. Deze groep kunnen wij minder goed begrijpen en inleven in hun situatie is lastig, en hierdoor is gedragsverandering lastiger. Daar moeten we tijd voor nemen.
Traditionele tandheelkunde versus Gewoon Gaaf
De reden dat de traditionele strategie (boren en vullen) onvoldoende werkt, komt doordat cariës een ziekte is die afhankelijk is van gedrag. Met het boren en vullen van de caviteiten wordt de ziekte bij het kind niet gestopt, dit kan alleen door gedragsverandering.
Er zijn steeds meer praktijken die de methode Gewoon Gaaf toepassen. Uit de literatuur is gebleken dat caviteiten inactief kunnen worden zonder te vullen (Nyvad B, Fejerskov O. 1986; Mijan M et al. 2014; Hansen NV, Nyvad B. 2017). Bij de Gewoon Gaaf methode en de uitbreiding daarvan, het NRCT concept, ligt de focus op het stoppen van de cariës en het zo minimaal invasief mogelijk behandelen van caviteiten. Communicatie is hierin erg belangrijk, de ouders moeten zich er bewust van worden gemaakt dat alleen zij degenen zijn die de ziekte kunnen vertragen en stoppen.
Om de Gewoon Gaaf methode en NRCT concept succesvol te laten zijn is er gedragsverandering nodig bij de ouders maar ook bij tandartsen. Wat zijn de valkuilen/struikelblokken? Hoe bereik je deze gedragsverandering?
Gedragsverandering bij ouders
Ouders zien ‘het vullen’ vaak als behandeling van de ziekte en worden daarom passief.
Het is belangrijk ouders te vertellen dat cariës een ziekte is en dat zij de enige zijn die deze ziekte kunnen stoppen.
Adviseren en informeren is onvoldoende om gedrag te veranderen, er is motiverende gespreksvoering nodig.
Bespreek ‘doe-het-zelfjes’. Ouders moeten betrokken worden omdat zij de belangrijkste behandelaars zijn van de cariës.
Gedragsverandering bij tandartsen
Voor veel tandartsen in het een drempel om over te stappen naar het NRCT concept. Redenen hiervoor zijn:
Het niet of minder invasief behandelen voelt minder vertrouwd.
Angst dat de situatie onbeheersbaar wordt.
Tandartsen zijn gevoelig voor het commentaar van andere collega’s.
Esthetische aspecten, bijvoorbeeld de donkere verkleuring door de behandeling van zilverdiaminefluoride.
Tandartsen werken onder tijdsdruk en moeten snel prestaties leveren, terwijl coaching, motiveren en ondersteunen in gedragsverandering meer tijd in beslag neemt.
Motiverende gespreksvoering
Er is dus gedragsverandering nodig. Tandartsen denken vaak (onterecht) dat het verschaffen van informatie tot gedragsverandering leidt. Er is meer nodig omdat veel patiënten snel vergeten wat er gezegd wordt. Daarnaast veranderen mensen alleen als ze dit zelf ook willen. Motiverende gespreksvoering is vanuit de wetenschap de meest effectieve manier om gedrag te veranderen.
De speerpunten van motivational interviewing:
Mensen raken vooral overtuigd van wat ze zichzelf horen zeggen.
Laat mensen zelf praten (stel vragen) en laat ze hun eigen ideeën uitspreken (luister).
Probeer ‘aha-momenten’ te initiëren en laat ouders zelf met oplossingen komen.
Wat mensen doen is vaak gebaseerd op gevoelens en overtuigingen.
Probeer te begrijpen waarom mensen bepaald gedrag laten zien en toon hier begrip voor. Veel gedrag komt voort vanuit onzekerheid en bezorgdheid. Door dit bespreekbaar te maken, kun je samen met de ouders tot een nieuwe oplossing komen. Een aantal voorbeelden:
Het geven van suiker/zoetigheid wordt in veel culturen gezien als het geven van liefde.
Sommige kinderen krijgen de hele nacht door borstvoeding omdat ouders bang zijn dat hun kind hongerlijdt.
Ouders willen hun kind geen ‘poetstrauma’ bezorgen en poetsen alleen als hun kind daar zin in heeft.
De gedachte dat fluoride slecht is voor je kind. Een ouder wil een kind natuurlijk geen slechte dingen geven.
Hoe geef je op een effectieve manier advies?
Biedt het in kleine hapjes aan.
Vraag eerst om toestemming (ongevraagd advies is als spam).
Vraag om toestemming – geef advies – vraag wat ze ervan vinden (sandwich).
Gewoon gaaf
Het Gewoon Gaaf principe is ontstaan in Denemarken. Erik Vermaire heeft dit principe onderzocht in Nederland en met zijn resultaten is de Gewoon Gaaf methode ontwikkeld.
Stappen richtlijn ‘gewoon gaaf’
Onderzoek risicoprofiel
Wordt het advies cariëspreventie gevolgd? Vraag wat ze nu al doen om de mond gezond te houden.
Mondonderzoek
Is er sprake van cariësactiviteit? Is er plaque aanwezig? Kijk in de mond en laat de ouder(s) meekijken.
Oefening zelfzorg, plaque kleuren
Laat de ouders actief meedoen. Het is belangrijk ouders te vertellen dat ze dwars op de tandboog moeten poetsen, met name bij doorbrekende zessen.
Verbetering zelfzorg
Gebruik motiverende gespreksvoering en stel open vragen. Vraag of je mag vertellen.
Bespreek de doelen met ouders
Wat is haalbaar? Welke factoren (suikerinname, poetsgedrag, fluoride) kunnen er aangepakt worden?
Noteer de bevindingen, obstakels en besproken doelen
Bespreek het terugkom-interval
Daarbij is het belangrijk dat je dit de ouders zelf laat bepalen.
Evaluatie
Bespreek tijdens een evaluatiebezoek wat er gelukt is, niet alleen qua resultaat maar waardeer ook de inspanning. Bespreek ook de obstakels en ga na of de doelen wel of niet te hoog waren. Het helpt om de communicatie te ondersturen met mond- en röntgenfoto’s.
De focus ligt op communicatie en het toepassen van beperkte middelen op elementsniveau (NRCT). Caviteiten moeten toegankelijk gemaakt worden voor goede reiniging.
Overweeg de volgende behandelopties (of een combinatie daarvan):
Fluoridevernis totdat de laesie arrested is
Zilverdiaminefluoride
Afdekken caviteitsbodem met glasionomeercement
Is NRCT niet toereikend? Overweeg een van de volgende behandelingen toe te passen:
Intensivering NRCT: motiverend gesprek, begeleiding, meer beperkte middelen op element niveau
Restauratie volgens minimaal invasieve tandheelkunde
Hall kroon
Niet-gecaviteerde laesie
Een caviteit is niet gecaviteerd wanneer er sprake is van een klinisch waarneembare doorschemering zonder klinisch waarneembaar defect in het glazuur. Op de röntgenfoto bevindt de caviteit zich in de buitenste een derde van het dentine. Er is voor deze laesies geen invasieve behandeling nodig, de foto’s moeten wel duidelijk besproken worden en de zelfzorg moet wel veranderd worden.
Wanneer wordt er nog wel voor een restauratie gekozen?
Een restauratie moet worden gezien als een noodgreep ter ondersteuning van gedragsverandering en wordt alleen gebruikt wanneer het niet anders kan. Een (minimaal invasieve) restauratie is sneller geïndiceerd bij:
Kinderen met een lage weerstand of medische problematiek
Situatie rondom het kind, gezinssituatie
Ernstige kokhalsneiging, spasticiteit, hard bijten, gedragsproblemen, beperkingen, psychische problematiek
Diepte, ontoegankelijkheid en activiteit van de laesie (grote kans op pijn en ontsteking)
Als het cariësproces ondanks alle maatregelen niet stopt
Voedselimpactie door verloren contactpunt
Lina Jasulaityte is tandarts pedodontoloog, afkomstig uit Litouwen waar zij in 1996 haar studie tandheelkunde en in 1997 kindertandheelkunde heeft afgerond. Na haar opleiding heeft zij als kindertandarts en docent gewerkt op de afdeling kindertandheelkunde aan Kaunas Medische Universiteit. In 2002 kwam Lina naar Nederland en in 2007 rondde zij haar studie af tot tandarts-pedodontoloog aan ACTA. In 2008 ging zij werken bij Jeugdtandzorg West in Den Haag. Daar behandelt Lina de moeilijkste verwezen gevallen. Het grootste deel van haar werk besteedt zij aan het motiveren en begeleiden van de ouders en kinderen. De Nexø methode leerde Lina al meer dan 25 jaar geleden in Litouwen en sindsdien past zij dat toe in de praktijk. Daarnaast komt haar kennis van pedagogiek en bewegingswetenschappen (universitair diploma in 1989) heel goed van pas. Geduld, enthousiasme en een positieve benadering kan de levens van de kinderen en ouders positief beïnvloeden.
Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Lina Jasulaityte tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.
Op 1 november 2022 is in de Tweede Kamer de motie over het inzetten van mondzorgcoaches op de consultatiebureaus in risicowijken aangenomen. En inmiddels heeft de minister toegezegd dat mondhygiënisten een betaaltitel krijgen om aan de slag te gaan op consultatiebureaus. Dit betekent meer aandacht voor mondzorg op jonge leeftijd door kinderen te benaderen via de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg Katarina Jerković-Ćosić zet uiteen wat dit voor kinderen kan betekenen.
Consultatiebureaus
In 2020 ging twee derde van de kinderen tussen de twee en vier jaar niet naar een tandarts of mondhygiënist. Dit is vooral het geval bij kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische positie (SEP). Volgens de Tweede Kamer is het consultatiebureau daarom de aangewezen plaats om mondzorg onder de aandacht van de risicogroepen te brengen. Met de inzet van mondzorgcoaches is tijdens het project Gezonde Peutermonden al positieve ervaring opgedaan. Daarom wil de landelijke politiek dit uitbreiden naar alle consultatiebureaus in achterstandswijken.
Jeugdgezondheidzorg
Deze ontwikkeling kunnen we zien als de eerste stap naar de terugkeer van de mondzorg binnen de publieke gezondheid. Mondzorg was ook na het verdwijnen van de Tandheelkundig Preventief Medewerker binnen de GGD nog steeds opgenomen in de basistaken van de Jeugdgezondheidzorg (JGZ). De JGZ is echter niet in staat om deze taak op zich te nemen. Mondzorg staat niet op de prioriteitenlijst en de JGZ-medewerkers geven aan onvoldoende kennis en expertise te hebben om ouders te ondersteunen in het aanleren van goed mondzorggedrag bij hun kinderen. Daarnaast zijn de consulten bij de JGZ tegenwoordig vaak vraaggericht. Als ouders geen vragen stellen over mondgezondheid, dan komt het onderwerp meestal niet aan bod.
Infrastructuur
Een intensieve samenwerking met en inzet vanuit organisaties die zich bezig houden met de publieke gezondheid in het verleden zorgden voor een verbetering van de mondgezondheid. Tandheelkundig Preventief Medewerkers ondersteunden ouders, kinderen en leerkrachten. In de afgelopen decennia is vrijwel de gehele infrastructuur met structurele samenwerking tussen publieke en curatieve mondzorg verloren gegaan. Nu is de tijd om die infrastructuur opnieuw op te bouwen. Een eerste logische stap is om bij de jongste groep te beginnen.
Onwetendheid bij ouders
Over het algemeen blijven vooral jonge kinderen uit lage SEP-wijken lang uit het zicht van de mondzorgprofessional. Enkele acties van de zorgverzekeraars om de ouders van deze kinderen op te roepen om de mondzorgprofessional te bezoeken, gaven een licht positief effect. Ouders van deze kinderen ervaren echter nog steeds een drempel om de mondzorgpraktijk te bezoeken. Onwetendheid speelt hierbij een rol. Veel ouders denken dat cariës niet te voorkomen is en dat het goed komt als kind een blijvend gebit krijgt. Schaamte en de angst om zelf in de stoel van de tandarts of mondhygiënist te belanden, met alle kosten van dien, spelen eveneens een rol. Veel ouders weten ook niet dat mondzorg voor kinderen geen extra kosten met zich mee brengt. ‘Gratis’ is niet het juiste woord in deze context, maar juist dit woord moeten we gebruiken bij deze ouders. Voor een deel van de bevolking is mondzorg simpelweg onbetaalbaar geworden. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden, ongeletterden, migranten en vluchtelingen. Dus mensen voor wie de woorden als kosteloos etc. niet veel betekenen.
Mondzorgprofessional op consultatiebureau
Ongeveer 98% van de kinderen bezoekt een consultatiebureau. Dit contact is intensief tot vierjarige leeftijd. Juist deze periode is cruciaal om gezond eet- en mondzorggedrag aan te leren. De mondhygiënisten die op het consultatiebureau begeleiding en coaching geven doen juist dát. Ze zorgen dat het gezonde gedrag vanaf het begin aangeleerd wordt, voordat een ongezonde leefstijl is ontstaan. Daarnaast brengen deze mondzorgprofessionals de kinderen voordat ze vier worden in contact met een mondzorgpraktijk in de buurt.
De mondhygiënisten zullen voornamelijk ingezet worden in de risicowijken en -gebieden waar veel kinderen met cariës zijn en kinderen die niet tijdig een mondzorgprofessional bezoeken. Voor de regio’s waar de nood minder hoog is, zou de samenwerking met JGZ door middel van doorverwijzing naar de mondzorgpraktijk, zoals in het project Giga Gaaf, voldoende kunnen zijn.
Preventieprogramma’s
Met een mondhygiënist op consultatiebureaus zijn we er nog niet. Mondzorg moet een plek krijgen in het nationale en regionale preventiebeleid en in preventieprogramma’s. Hiervoor is het nodig om deze taak te expliciteren en de verantwoordelijkheid ergens te onderbrengen. De mondzorgpartijen hebben zich afgelopen tijd volop ingezet om de mondzorg voor jeugdigen op een hoger plan te tillen. Dit lukt echter niet zonder partners uit de publieke gezondheid en nationaal en lokaal beleid.
Een optimaal scenario is dat mondzorg bij de GGD GHOR op de agenda komt met de gedragen verantwoordelijkheid om mondzorg in te bedden in het landelijke preventiebeleid en landelijke programma’s. Daarnaast is per GGD-regio een medewerker mondzorg nodig die het nationaal beleid vertaalt naar de regionale behoefte en uitwerking.
Inspanning GGD/JGZ
De inzet van de mondhygiënisten op consultatiebureaus zoals voorgesteld in de aangenomen motie vraagt nogal wat inspanning van de JGZ. GGD/JGZ moet bepalen welke wijken te maken hebben met slechte mondgezondheid van kinderen, welke acties nodig zijn en op welk niveau, individueel en/of collectief. Ook moeten zij het contact leggen met de regionale mondzorgprofessionals. Een medewerker mondzorg binnen de GGD zou de uitvoering van dit beleid kunnen coördineren. In het meest ideale scenario kan een mondhygiënist als preventiespecialist een coördinerende en een uitvoerende rol binnen de GGD combineren om de individuele en collectieve preventieve mondzorg te leveren en zodoende bij te dragen aan de betere mondgezondheid van kinderen in Nederland.
Door: Katarina Jerković-Ćosić, Lector Innovaties in de Preventieve Zorg bij Hogeschool Utrecht en Hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg bij ACTA, Universiteit van Amsterdam.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/11/Mondzorg-voor-kinderen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-11-14 13:28:342022-11-15 11:35:56Mondzorg voor kinderen moet terug in de publieke gezondheidszorg
Op 2 juni kreeg Maddelon de Jong-Lenters de NTVT publicatieprijs uitgereikt voor haar artikel over de ‘Uitblinkers-interventie’. De nieuwe gespreksmethodiek heeft als doel het poetsgedrag van kinderen tussen de 2 en 10 jaar te verbeteren. Hoe werkt deze methodiek? En hoe kunnen praktijken deze gebruiken?
De NTVT publicatieprijs wordt elke twee jaar uitgereikt aan de eerste auteur van het door een jury als beste uitgeroepen artikel in het Nederlands Tijdschrift voor de Tandheelkunde van de twee voorgaande jaren. Dit jaar werd die prijs uitgereikt aan Maddelon de Jong-Lenters voor het artikel “Toepasbaarheid van de ‘Uitblinkers-interventie’ om tandenpoetsen bij kinderen te verbeteren: een pilotonderzoek”, wat zij samen schreef met Janneke van Bussel, Erica Polak, Monique L’Hoir en Denise Duijster.
Wat houdt de Uitblinkers-interventie precies in?
Veel ouders vinden het lastig om goed voor het gebit van hun kinderen te zorgen, bijvoorbeeld om regelmatig effectief en met een fluoride tandpaste te poetsen. Met de Uitblinkers methodiek wordt een mondzorgprofessional gestimuleerd een ‘kijkje achter de voordeur’ te nemen bij een gezin. Op deze manier kan hij of zij ontdekken waar de moeilijkheden of zogenaamde barrières zitten, voor ouders in de mondzorg voor hun kind.
Er zijn verschillende barrières die zich kunnen voordoen. Die zijn in te delen in drie categorieën factoren: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeidheid, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezin en het functioneren daarvan (ouder-kind interactie, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er barrières ontstaan, waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.
Voor de Uitblinkers-methodiek zijn deze barrières duidelijk op kaarten gezet. Deze kaarten kunnen erbij gepakt worden tijdens een gesprek met de ouders. Dat maakt het in een gesprek makkelijker om te identificeren waar het probleem met tandpoetsen precies ligt.
De kaarten maken de problemen heel herkenbaar voor ouders. En door met de kaarten duidelijk te maken dat diezelfde problemen bij meer gezinnen voorkomen, voelt het advies voor ouders ook minder veroordelend. Ze kunnen hun problemen wat beter relativeren. Het is allemaal zo erg niet, we kunnen dit oplossen.
Op de achterkant van de kaarten staan vervolgens mogelijke aanpakken beschreven die de mondzorgverlener samen met de ouders kan bespreken. Deze aanpakken zijn gebaseerd op opvoedkundige principes. Mede-onderzoeker Denise Duijster omschrijft de methodiek dan ook als een mini opvoedkundige interventie in de tandartsenpraktijk.
Enkele kenmerken van de gespreksmethodiek zijn:
• Je gaat positief in gesprek met ouders, o.a. door eerst te vragen wat er al wél goed gaat met tandenpoetsen
• Je identificeert waar de barrières liggen door middel van open vragen
• Je laat ouders meedenken over oplossingen
• Je probeert passende oplossingen aan te reiken
• Je complimenteert en toont begrip
Waarom is er een nieuwe methodiek nodig?
Maddelon de Jong-Lenters heeft zelf een kinderverwijspraktijk in Leiden. Daar merkt ze regelmatig dat ouders het lastig vinden om goed voor het gebit van hun kinderen te zorgen, ondanks dat ze wel gemotiveerd zijn. Zij begrijpen dat de mondzorg van hun kind belangrijk is, ze willen goed voor het gebit van hun kind zorgen – maar zoals hierboven al werd genoemd: ze ervaren barrières waarom het hen niet goed lukt. ‘Vaak wordt gedacht dat ouders niet voldoende gemotiveerd zijn, maar dat is vaak het probleem helemaal niet’, zegt de Jong-Lenters.
Puur voorlichting en kennisoverdracht aan de ouders helpt hen onvoldoende. Daarmee realiseer je maar lastig échte gedragsverandering, blijkt uit onderzoek. “Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken”, zeiden De Jong-Lenters en Duijster tijdens een lezing op Quality Practice over de Uitblinkers-interventie. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon, zelf die invloed hebben op het wel of niet vertonen van gezond gedrag.
Er is dus een nieuwe methodiek nodig die ouders helpt met de mondverzorging van hun kind en die rekening houdt met externe factoren op het gedrag. En die verder gaat dan puur theoretische voorlichting. Daar biedt de Uitblinkers-interventie een oplossing.
Hoe effectief is de Uitblinkers-methodiek?
De prijs die de Jong-Lenters in ontvangst mocht nemen, betrof een artikel over een pilot die gedaan is, met 21 getrainde preventieassistenten. Onder andere vanwege corona heeft verder onderzoek vertraging opgelopen. Daarom kunnen er nog geen lange termijn uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van de Uitblinkers-interventie op de mondgezondheid van kinderen – of de ervaringen van ouders met het tandenpoetsen van hun kinderen.
De Jong-Lenters en Duijster willen nog een langer onderzoek opzetten waarbij over een periode van twee jaar wordt gekeken wat de effectiviteit van de methodiek is op het poetsgedrag van kinderen en de ontwikkeling van cariës. Daarvoor zijn veertig praktijken nodig (twintig interventiepraktijken en twintig controlepraktijken).
Wat wel gezegd kan worden is dat de preventieassistenten heel positief waren over de methodiek. Slechts één deelnemer aan het pilotonderzoek gaf aan dat de methodiek niet bij haar paste. Er zijn dus al wel aanwijzingen dat de nieuwe methodiek effectief is in het verbeteren van de gesprekken tussen mondzorgprofessional en ouders. De resultaten uit de pilot zijn dan ook veelbelovend.
Hoe wordt de methodiek ontvangen door mondzorgprofessionals?
Mondzorgprofessionals krijgen bij het horen over de methodiek misschien het gevoel dat ze als een soort psycholoog aan de slag moeten om de problemen binnen een huishouden te identificeren. Maar volgens Maddelon de Jong-Lenters valt dat reuze mee. Zij geeft juist aan dat de methode gesprekken met ouders alleen maar makkelijker én leuker maken. Dat blijkt ook uit de positieve reacties van deelnemers aan het pilotonderzoek. Zij zijn heel enthousiast over de nieuwe methode.
Natuurlijk zagen de deelnemers ook nog wat verbeterpunten. Zo zou het beter zijn om de methodiek integraal op te nemen in de werkwijze van de praktijk, in plaats van dit alleen over te laten aan bijvoorbeeld een preventie-assistent. Daarnaast bleek de follow-up procedure tijdens de pilot te strikt. Na het initiële gesprek is het goed om nog eens contact op te nemen met de ouders om te kijken hoe het gaat met het tandenpoetsen – zoals ook werd gedaan tijdens het onderzoek. Maar dat hoeft niet per se op een vast moment. De onderzoekers geven aan al deze feedback mee te nemen in de rest van hun onderzoek en de ontwikkeling van de Uitblinkers-interventie.
Hoe kunnen praktijken zich aanmelden om mee te doen aan verder onderzoek?
De Jong-Lenters en Duijster zijn nog op zoek naar praktijken die hen willen helpen met het verdere onderzoek naar en de ontwikkeling van de Uitblinkers-methodiek. Dit is nodig om de effectiviteit van de methodiek verder vast te kunnen stellen en de methodiek verder te kunnen verbeteren.
Praktijken die 1) graag geschoold willen worden in de Uitblinkers-interventie, 2) deze methode in de praktijk willen gaan toepassen, en 3) het kunnen overzien om daar data over te verzamelen, kunnen zich aanmelden via de website van Stichting Blinkers.
Hoe kunnen praktijken nu gebruik maken van de Uitblinkers-methodiek?
Hoewel de Uitblinkers-methodiek nog verder ontwikkeld wordt, kunnen praktijken al wel training krijgen in het toepassen van deze nieuwe interventie. Via de website van Stichting Blinkers kunnen praktijken zich aanmelden voor een training. Deze training bestaat uit drie halve dagen onderwijs en oefening, waarvan één ‘terugkomdag’, waarop deelnemers gerichte feedback krijgen om hun vaardigheden verder te verbeteren.
Na de training kunnen deelnemers de barrières van ouders bij het tandenpoetsen herkennen en uitvragen. Weten deelnemers hoe ze een mogelijke aanpak kunnen afstemmen op de barrières en behoeften binnen het gezin. En hebben deelnemers een toolkit, bestaande uit kaarten en ondersteunende materialen, om de gespreksmethodiek in te praktijk toe te passen. Daarmee kunnen praktijken nu al aan de slag met de Uitblinkers-interventie.
Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk. Ook verdiept zij zich naast haar werk als tandarts in de gezondheidspsychologie.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/08/Maddelon-de-Jong-Lenters-wint-prijs-met-Uitblinkers-interventie.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-09-02 10:25:032025-02-06 09:56:07Maddelon de Jong-Lenters wint prijs met Uitblinkers-interventie
Minister Carola Schouten voor Armoedebeleid wil de terugkeer van de schooltandarts. Zo wil zij kinderen uit arme gezinnen toegang tot de tandarts geven, vertelt zij in een interview met het AD. Een op de vijf kinderen gaat momenteel nooit naar de tandarts, terwijl mondzorg tot 18 jaar gratis is.
“Er zijn mensen die niet meer naar de tandarts gaan, omdat ze het niet kunnen betalen. Die zijn niet bang voor de tandarts maar voor de rekening van de tandarts. Hun kinderen gaan vervolgens ook niet naar de tandarts”, zegt de minister in het AD.
Grote gevolgen
Het niet-bezoeken van de tandarts op jonge leeftijd kan volgens minister Schouten grote gevolgen hebben. Kinderen lopen zo het risico op latere leeftijd hogere mondzorgkosten te krijgen. De minister zegt dat een slecht gebit “niet alleen op je gezondheid kan slaan, maar ook tot minder zelfvertrouwen of zelfs tot schaamte kan leiden.”
Ze zegt dat vroeger haar hele klas naar de schooltandarts werd gestuurd, waardoor er geen risico op stigmatisering was. “Dus dat kun je veel breder opzetten. Die kinderen zijn immers verzekerd. Hoe je dat vormgeeft, of het met zo’n bus moet of dat de tandarts op school komt, daar kunnen we het over hebben.”
KNMT pleit voor ‘huistandarts’
De KNMT is “in principe geen voorstander” van de inzet van schooltandartsen. “Het is namelijk juist belangrijk dat kinderen zo vroeg mogelijk een ‘huistandarts’ krijgen, waar ze met hun ouders komen en ze samen mondzorginstructie krijgen – bijvoorbeeld via het programma Gewoon Gaaf. Bij het bereiken van kinderen die nu niet bekend zijn bij een mondzorgpraktijk kunnen scholen wel een belangrijke rol spelen”, zegt de KNMT.
De beroepsorganisatie is wel blij met de aandacht die minister Schouten schenkt aan mondzorg voor mensen die met name om financiële redenen geen tandarts bezoeken.
Een methode voor het tandenextractie die minstens een eeuw oud is kan het antwoord zijn op het verwijderen van melktanden bij nerveuze kinderen. Door het plaatsen van een elastiekje over een losse melktand zou de tand binnen een week pijnloos moeten exfoliëren, wordt beschreven in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics Clinical Companion.
Oude techniek
Atraumatische extractie werd alledaags in de jaren dertig van de vorige eeuw als een manier om blijvende tanden bij hemofiliepatiënten te verwijderen. Vóór deze techniek waren extracties risicovol met een hoge incidentie van overlijden bij zulke patiënten door hun bloedstollingsproblemen. De methode was succesvol omdat de tanden losser kwamen te zitten en uitvielen of verwijderd konden worden zonder trauma.
Hoe het werkt
De techniek houdt in dat een clinicus een orthodontisch elastiekje over de tand schuift tot beneden de contactpunten. Het elastiekje beweegt vanzelf langs de wortel en veroorzaakt zo snelle atrofie van het periodontium.
Succesvol in verschillende situaties
Door de jaren heen is de methode ook toegepast in andere situaties waar atraumatische tandextractie wenselijk was. Een voorbeeld hiervan is bij patiënten met een groot risico op osteonecrose door een bifosfonaatbehandeling. Daarnaast is het zelfs gebruikt om een ontstoken slagtand van een olifant te verwijderen – zonder het dier onder narcose te brengen!
Twee testpersonen
Met deze successen in het achterhoofd gebruikten de auteurs van het artikel de techniek om gingivaal behouden melktanden te verwijderen bij gezonde, zenuwachtige kinderen. Een 13-jarige jongen en een 12-jarig meisje waren de testpersonen.
Tand valt op tweede dag uit
Bij de jongen moest de gingivaal behouden linker tweede molaar verwijderd worden voor een orthodontische apparaat geplaatst kon worden. Omdat hij te bang was om de tand te laten trekken en de tand er niet zelf kon krijgen, plaatste de tandarts een elastiekje om de kroon. De jongen ervoer geen pijn tijdens de procedure die slechts enkele seconden duurde. Bij de volgende afspraak een week later was de melktand verdwenen en de volgende premolaar duidelijk doorgebroken. Volgens het kind viel de tand uit op de tweede dag.
Na zeven dagen uittrekken
De methode was ook succesvol in het verwijderen van een melktand die immobiel was door onvolledige wortelresorptie bij een 12-jarig meisje. Een clinicus plaatste een elastiekje over de maxillaire linker tweede molaar vanwege een ectopische premolaar. De familie stond een tandextractie met plaatselijke verdoving niet toe, maar deze techniek wel. Zeven dagen later was de tand mobiel en geëxtrudeerd. De pediatrische tandarts kon de tand er met zijn vingers uittrekken, zonder verdoving.
Gevaarlijk bij verkeerd gebruik
Het kan volgens de auteurs gevaarlijk zijn om de extractietechniek te gebruiken als deze niet goed wordt gebruikt. Wanneer de elastiekjes verkeerd worden geplaatst kunnen ze iatrogene extractie van gezonde tanden veroorzaken. Ook is de methode niet bedoeld voor melktanden met wortels die nog permanent verbonden zijn met de kaak of die zonder opvolgers.
Desalniettemin kan bezorgdheid over melktandextractie ertoe leiden dat kinderen noodzakelijke orthodontische behandeling niet kunnen krijgen. Door de atraumatische techniek te gebruiken om natuurlijke, pijnloze exfoliatie aan te moedigen kan trauma geminimaliseerd en angst van een kind beheerst worden. Zo kunnen vertragingen in de orthodontische behandeling voorkomen worden.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/08/Oude-techniek-is-mogelijk-het-antwoord-op-het-verwijderen-van-melktanden-bij-jonge-nerveuze-kinderen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-07-18 10:20:102022-07-18 11:37:01Oude techniek is mogelijk het antwoord op het verwijderen van melktanden bij jonge, nerveuze kinderen
Kaakchirurgen zouden moeten overwegen om de derde molaren van kinderen voortijdig te extraheren voordat er wordt begonnen met een antiresorptieve botziektebehandeling. Dit kan voorkomen dat ze medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ) ontwikkelen, volgens een artikel in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery.
Hoger risico op MRONJ door tandextracties
Antiresorptieve therapieën, zoals bisfosfaten en denosumab, worden vaak voorgeschreven om botziekten en kankergerelateerde aandoeningen te behandeling. Een belangrijke bijwerking hiervan is MRONJ, een progressieve dood van het kaakbot. Tandextracties verhogen het risico op deze aandoening, volgens de auteurs.
Ook bij kinderen
Clinici schrijven antiresorptieve therapieën vaker voor bij volwassenen dan bij kinderen. Volwassenen lopen een ongeveer 15% verhoogd risico op medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak na een traumatisch letsel tijdens het gebruik van bisfosfonaten. Deze medicijnen zijn recentelijk echter een gunstige behandelingsmethode geworden onder de pediatrische bevolking. Het is nog niet bekend hoe antiresorptieve behandelingen het optreden van MRONJ bij pediatrische patiënten beïnvloedt.
Extractie van derde molaren
Dit betekent volgens de auteurs niet dat tandheelkundigen het mogelijk voorkomen van deze bijwerking na tandextractie mogen negeren. Een veelvoorkomende procedure is de extractie van de derde molaren. Voortijdige extractie kan het noodzakelijk maken om overtollig bot te verwijderen. Extractie voor de wortels voor een derde tot twee derde zijn ontwikkeld is daarom niet ideaal, maar zorgt ook niet voor significante risico’s.
Grote kans op latere extractie bij kinderen
Het optimale verwijdermoment vindt meestal plaats in de late tienerjaren tot begin twintig. Wanneer kinderen een antiresorptieve behandeling ondergaan is de kans dus groot dat de derde molaren later nog moeten worden geëxtraheerd, met de daarbij behorende risico’s van dien. Het is wel mogelijk om tijdelijk met medicatie te stoppen, maar om verschillende redenen kan een medicijnvakantie leiden tot de progressie en verdere complicaties die verband houden met de botziekte van de patiënt.
Procedure uitvoeren voor therapie wordt gestart?
Dit roept de vraag op of deze procedure moet worden uitgevoerd voordat de medicijnen worden gestart, zelfs als de kiezen niet ideaal zijn ontwikkeld. De auteurs zijn van mening dat het uitvoeren van alle tandheelkundige behandelingen voor de antiresorptieve therapie begint inderdaad de meest ideale optie is om MRONJ te voorkomen: “we zijn van mening dat de voordelen exponentieel opwegen tegen de nadelen van deze profylactische extracties”, schrijven ze.
Pediatrische kinderarts en kaakchirurg
Alle pediatrische patiënten die met dergelijke behandelingen beginnen zouden moeten worden doorverwezen naar een pediatrische tandarts en een kaakchirurg “voor een volledige evaluatie van […] extracties, met name van derde molaren”. Ook zouden de tandheelkundigen en hun medische collega’s goed moeten communiceren over het begin van de behandeling en het belang van het verwijderen van de derde molaren bij hun patiënten.
Afweging van voordelen en risico’s
“De veiligheid en werkzaamheid van het uit voorzorg verwijderen van tanden moeten worden afgewogen tegen de risico’s die gepaard gaan met extractie na het starten van antiresorptieve therapie”, schrijven de auteurs.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/05/Overweeg-om-derde-molaren-te-verwijderen-voor-het-begin-van-antiresorptieve-behandelingen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-05-09 11:18:282022-05-09 11:58:11Overweeg om derde molaren te verwijderen voor het begin van antiresorptieve behandelingen
Bij Molar-Incisor Hypomineralisation (MIH) is sprake van een glazuurafwijking, gediagnosticeerd na eruptie, wat een element meer poreus maakt. MIH verhoogt het cariësrisico wat voor kinderen psychisch en fysiek belastend is. In Nederland is onduidelijkheid over de prevalentie en de mogelijk geassocieerde factoren met MIH. Dit onderzoek wil inzicht krijgen in het MIH-prevalentiecijfer en tevens welke factoren geassocieerd zijn met MIH in de longitudinale cohortstudie.
Onderzoek door Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.
Materiaal en methode
Van 4086 13-jarige kinderen zijn mondfoto’s verzameld waarvan 1072 kinderen willekeurig zijn geselecteerd voor dit dossieronderzoek. Het EAPD-scoresysteem (European Academy of Peadiatric Dentistry) werd gehanteerd om wel/geen MIH vast te stellen aan de hand van mondfoto’s door twee onderzoekers.
De mate van inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid overeenkomst tussen en binnen de onderzoekers werd uitgedrukt in Cohen’s Kappa. De Chi-kwadraat toets is gebruikt om na te gaan of MIH is geassocieerd met de volgende factoren:
Geslacht, etniciteit, DMFT-getal (decayed, missing, filled teeth), HSPM (Hypomineralised Second Primary Molar), luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren, roken, alcohol- en foliumzuurgebruik door de moeder tijdens de zwangerschap, tweeling zijn, vroeggeboorte, laag geboortegewicht, keizersnede en/of sociaaleconomische status.
Leeftijd werd getoetst met de Mann-Whitney U test. De analyses werden uitgevoerd in SPSS 25.0 met P< 0.05 als statistisch significant.
Resultaten
Bij 932/ 1072 kinderen, gemiddeld 13,6 jaar (SD± 0,37), kon wel/geen MIH worden vastgesteld. Van 140 kinderen waren de mondfoto’s niet te beoordelen. Bij 131/932 kinderen (14,1%) werd MIH vastgesteld, waarbij MHI bij element 16 de hoogste prevalentie had (5,7%). MIH kwam het meest voor bij molaren in de bovenkaak (10,5%).
Het DMFT-getal werd significant geassocieerd met MIH (p <0,001). De factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren konden niet worden getoetst door een gebrek aan data. De overige factoren bleken niet significant geassocieerd met MIH (p ≥ 0,108). De Cohen’s Kappa gaf met ≥0,81 een ‘bijna perfecte’ inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid aan.
Het DMFT-getal is significant hoger bij kinderen met MIH dan bij kinderen zonder MIH. Het element 16 had de hoogste prevalentie (5,7%). Van de factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren ontbraken data, dit verdient aanvullend onderzoek. De overige factoren bleken niet met MIH geassocieerd. De MIH-prevalentie was 14,1% in dit studiecohort. Meer onderzoek is nodig om achter geassocieerde factoren met MIH te komen dan wel combinaties van factoren. Zo kunnen zorgverleners kinderen en de ouders vroegtijdig informeren en adviseren om cariës te voorkomen.
Poster ontwikkeld door:
Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/09/De-prevalentie-van-Molar-Incisor-Hypomineralisation-in-een-groep-13-jarige-Rotterdamse-kinderen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-04-17 07:22:182022-04-17 19:52:29Poster: De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen
In 2020 ging 18% van de kinderen tussen de 4 en 17 jaar oud niet naar de tandarts. Dit is een toename ten opzichte van voorgaande jaren. De coronacrisis kan hierin een rol hebben gespeeld. Dat blijkt uit onderzoek van expertisecentrum Pharos.
Uit het onderzoek van Pharos blijkt dat er kleine verschillen zijn tussen 4- tot 11-jarigen en 12- tot 17-jarigen. Van de jongere kinderen ging 18,2% niet naar de tandarts in 2020. Van de oudere kinderen ging 18,6% hetzelfde jaar niet naar de tandarts.
Voor beide leeftijdscategorieën is dit een toename ten opzichte van voorgaande jaren. In 2019 ging 12,9% van de 4- tot 11-jarigen en 13,8% van de 12- tot 17-jarigen niet naar de tandarts. In 2018 ging het om respectievelijk 13,6% en 14,3%.
Grotere verschillen zijn er tussen kinderen van 4 t/m 17 jaar oud en peuters van 2 t/m 3 jaar oud. Van de peuters bleef 60,6% in 2020 weg van de tandarts.
Verschillen tussen gemeentes
Het aantal kinderen dat niet naar de tandarts gaat, verschilt sterk per regio. Zo blijkt uit cijfers van Vektis, een bedrijf dat zorgdata verzamelt en verwerkt, dat vooral kinderen in Zeeland, Groningen, Zuid-Limburg en sommige delen van Flevoland wegblijven van de tandarts. In Noord-Brabant, Gelderland, Noord-Holland en de Bollenstreek gaan kinderen daarentegen relatief vaak naar de tandarts.
Op waarstaatjegemeente.nl kan je per wijk zien hoeveel kinderen naar de tandarts gaan (onder ‘Gedrag & vaardigheden’).
Belang van tandartsbezoek
Dat er in 2020 meer kinderen wegbleven van de tandarts, is een zorgelijke ontwikkeling. Dentale gezondheid is belangrijk voor kinderen, aangezien een slecht gebit kan leiden tot de ontwikkeling van (chronische) ziektes, zoals Diabetes. Regelmatige controle van het gebit is dus niet alleen belangrijk voor de dentale gezondheid van het kind, maar ook voor de algemene gezondheid voor de rest van het leven.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/03/Minder-kinderen-naar-de-tandarts-waarschijnlijk-vanwege-corona.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-03-28 11:36:112022-03-28 11:36:11Minder kinderen naar de tandarts, waarschijnlijk vanwege corona
Tandarts Kim Vlaanderen onderzocht de mondgezondheid en gebitsontwikkeling bij overlevenden van kinderkanker. Zij beschreef de resultaten die verzameld werden in één van de drie geïncludeerde centra, het UMC, locatie VU. Uit de resultaten van de drie centra blijkt dat 36,3% van de deelnemers ten minste één tandheelkundige ontwikkelingsstoornis had. Dit onderzoek is gepubliceerd in Cancers.
Deze cross-sectionele studie maakt deel uit van de DCCSS (Dutch Childhood Cancer Survivor Study) LATER (LAter TERmijn) Studie. Het doel van dit onderzoek was het vaststellen van de prevalentie van en risicofactoren voor afwijkingen in de gebitsontwikkeling en mondgezondheidsproblemen bij overlevenden van kinderkanker, meer dan 5 jaar na diagnose.
Deelnemers werden geïncludeerd indien de diagnose van de maligniteit tussen 1963 en 2001 werd gesteld in een van de zeven kinderoncologische centra in Nederland, bij een leeftijd tussen 0 en 17 jaar. Data is verzameld van februari 2016 tot maart 2020 in drie van de zeven DCCSS LATER poliklinieken in Nederland (LUMC, PMC, UMC locatie VU). De scriptie beschreef de resultaten die verzameld werden in het UMC, locatie VU. Deze samenvatting gaat over de resultaten van alle drie de centra, zoals beschreven in het inmiddels gepubliceerde artikel(Stolze, J.; Vlaanderen, K.C.E.; Holtbach, F.C.E.D.; Teepen, J.C.; Kremer, L.C.M.; Loonen, J.J.; et al. Long-Term Effects of Childhood Cancer Treatment on Dentition and Oral Health: A Dentist Survey Study from the DCCSS LATER 2 Study. Cancers 2021, 13, 5264).
Onderzoeksresultaten
De studie omvatte onderzoeksgegevens van 154 overlevenden van kinderkanker, van wie informatie van tandartsen over hun mondgegevens werd ontvangen (71,3%). Uit de resultaten blijkt dat 36,3% van de deelnemers ten minste één tandheelkundige ontwikkelingsstoornis had. De meest voorkomende waren verkorte radices (14,6%), agenesie (14,3%) en microdontie (13,6%). Bij meer dan 19,9% van de deelnemers waren premolaren in de onder- of bovenkaak aangetast met een ontwikkelingsstoornis. Risicofactoren voor ten minste één ontwikkelingsstoornis waren een jongere leeftijd bij diagnose (<3 jaar vs. >5 jaar, 2 keer hoger risico) en een hogere cumulatieve dosisbehandeling bij chemotherapie met alkylerende middelen (≥10,000 mg/m2 , 2.6 keer hoger risico). Agenesie betrof vooral tweede premolaren, microdontie vooral eerste premolaren. Verkorte radices en hypomineralisatie betrof alle gebitselementen. Bij overlevenden met een leeftijd van minder dan 3 jaar bij diagnose was de prevalentie van agenesie, microdontie, kegeltanden en persisterende melkelementen significant hoger vergeleken met overlevenden met een leeftijd hoger dan 3 jaar bij diagnose.
De informatie van deze studie is essentieel voor tandartsen, mondhygiënisten en kinderoncologen en helpt hen om de vroege detectie, preventie en tandheelkundige zorg van mondgezondheidsproblemen bij overlevenden van kinderkanker te verbeteren.
Door:
Kim Vlaanderen, tandarts. Zij won met dit onderzoek de tweede prijs van de NVvK- Elmex® scriptieprijs-verkiezing.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/11/Lange-termijneffecten-op-de-mondgezondheid-en-gebitsontwikkeling-bij-overlevenden-van-kinderkanker.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-01-10 13:22:442022-01-10 13:44:53Lange termijneffecten op de mondgezondheid en gebitsontwikkeling bij overlevenden van kinderkanker
Op welke leeftijd gaan kinderen in Utrecht voor het eerst naar de tandarts? En waarom? Adriana van Kouwen en Anouk van de Langerijt vergeleken de cijfers uit 2014 en 2019.
Onderzoeksmethode
De studenten onderzochten wat de gemiddelde leeftijd en reden van het eerste tandartsbezoek bij kinderen in Utrecht is. Ook onderzochten ze ook of er een verband is tussen de mondgezondheid van een kind en de sociaaleconomische status van de ouders. Voor hun onderzoek maakten de studenten gebruik van retrospectief kwantitatief dossieronderzoek.
De totale populatie bestond uit 200 kinderen uit Utrecht van 0 t/m 5 jaar. De populatie was verdeeld over twee groepen: gegevens van 100 kinderen in 2014 en gegevens van 100 kinderen in 2019. De 200 verzamelde patiëntdossiers zijn verwerkt in Statistical Package for the Social Sciences (SPSS).
Resultaten
Uit het onderzoek van Van Kouwen en Van de Langerijt blijkt dat de gemiddelde leeftijd tijdens het eerste tandartsbezoek tussen 2014 en 2019 daalde. In 2014 was de gemiddelde leeftijd nog 3,2 jaar. In 2019 was dat 2,96 jaar.
Ook de reden voor het eerste tandartsbezoek veranderde. In 2014 ging 60% van de kinderen voor het naar de tandarts voor een controle. In 2019 was dit 41%. In 2019 bezochten kinderen vaker voor het eerst de tandarts voor preventie (22% t.o.v. 8% in 2014) en een wensessie (26% t.o.v. 18% in 2014).
De mondgezondheid van kinderen lijkt te zijn verbeterd. In 2014 waren er in totaal nog 166 aangedane elementen in de dataset. In 2019 waren er in totaal 40 aangedane elementen. Er is echter geen statistisch verschil gevonden voor het verschil in dmft-getal met betrekking tot de sociaaleconomische status van ouders.
Van Kouwen en Van de Langerijt concluderen dat kinderen in Utrecht gemiddeld eerder naar de tandarts gaan. En dat de mondgezondheid in de praktijk verbeterde tussen 2019 en 2014. Er is geen verband tussen mondgezondheid en sociaaleconomische status gevonden. Maar de studenten concluderen wel voorzichtig dat een later bezoek aan de tandarts een slechte invloed op de mondgezondheid heeft en dat kinderen in Utrecht gemiddeld nog steeds te laat voor het eerst naar de tandarts gaan.
Poster ontwikkeld door: Adriana van Kouwen en Anouk van de Langerijt, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/11/Poster-Leeftijd-en-reden-eerste-tandartsbezoek-van-kinderen-in-Utrecht.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2022-01-10 13:18:022022-01-10 14:20:57Poster: Leeftijd en reden eerste tandartsbezoek van kinderen in Utrecht
In de recent verschenen klinische praktijkrichtlijn Mondzorg voor jeugdigen wordt preventieve en curatieve behandeling van cariës bij kinderen en jongeren besproken. In alle modules wordt aandacht besteed aan de zorg voor het kind, en niet enkel aan de mond. Causale behandeling van cariës krijgt de prioriteit in de richtlijn en zorgverleners krijgen wetenschappelijk onderbouwde handvatten voor de meest effectieve, veilige en patiëntvriendelijke mogelijkheden van cariëspreventie bij kinderen en de curatieve behandeling van kinderen met actieve cariëslaesies in melkelementen en blijvende gebitselementen.
Cariës wordt gezien als een gedragsgerelateerde ziekte waardoor preventie en beslissingen over invasieve en non-invasieve behandeling bij jeugdigen niet los van elkaar gezien kunnen worden. De basis van de mondzorg bij jeugdigen is preventie. Gezond gedrag dient bevestigd en gestimuleerd te worden en risicogedrag geïdentificeerd en aangepast.
Vroegtijdige opsporing van cariëslaesies, inclusief initiële glazuurlaesies, is belangrijk omdat er dan veel tijd is om het risicogedrag te veranderen. Dit kan gedaan worden bij elk periodiek mondonderzoek van een kind.
De casus: actieve cariës op zeer jonge leeftijd
Amir bezocht de tandarts vanaf de leeftijd van 1 jaar en 9 maanden. Zijn jonge alleenstaande moeder van buitenlandse afkomst was net verhuisd, sprak nog geen Nederlands maar kon wel goed in het Engels communiceren. De moeder wilde goed voor haar kindje zorgen en had er alles voor over. Daarom gaf ze borstvoeding zo vaak als hij dat wilde, overdag en ‘s nachts, wat neer kwam op ongeveer 5 keer per dag en twee keer per nacht. De moeder wist niet dat het poetsen van het melkgebit al vanaf de eerste tandjes nodig was en zette niet door wanneer Amir dat niet wilde.
Tijdens het eerste bezoek bij z’n eigen tandarts werd afgebrokkelde glazuur van de voortanden en de eerste melkmolaren geconstateerd, de voortanden waren gevoelig bij poetsen maar vertoonden nog geen symptomen van irreversibele ontsteking. De moeder kreeg van de tandarts advies volgens het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis.
Op basis van recente cariësactiviteit en de aanwezigheid van risicogedrag werd bij Amir het cariësrisico hoog ingeschat.
Vroegtijdige opsporing van risicogedrag is wenselijk, zodat het kind en ouders/ verzorgers kunnen worden geholpen om dit gedrag effectief te veranderen.
Probeer kinderen vóór of vanaf het moment van de doorbraak van de eerste gebitselementen te begeleiden. Spreek een interval voor periodiek mondonderzoek af in samenspraak met de ouders. Aanbevolen wordt de systematiek van het Deense Nexø project of het Gewoon Gaaf project van het Ivoren Kruis te volgen.
Tot het 2e jaar eenmaal daags en vanaf het 2e jaar tweemaal daags twee minuten zorgvuldig poetsen met fluoridetandpasta passend bij de leeftijd van het kind, en maximaal zeven eet- en drinkmomenten per dag. Voor jonge kinderen zijn vijf eet- en drinkmomenten per dag al voldoende. Ouders/verzorgers poetsen de tanden (na) tot kinderen de leeftijd van 10-12 jaar hebben bereikt, maar blijven daarna verantwoordelijk om bij te dragen aan gezond mondgedrag van het kind. Drinken van melk na het laatste tandenpoetsen, zoals ’s avonds of ’s nachts is extra schadelijk.Motiveer ouders/verzorgers om kinderen vanaf 9 maanden een beker (zonder tuit) te laten gebruiken, in plaats van een zuigfles.
Adviseer het kind te poetsen met een tandpasta met een hogere fluorideconcentratie (kinder-, junior-, tandpasta voor volwassenen tot max. 1.500 ppm F) maar zorg dat er niet teveel wordt ingeslikt en/of en adviseer tijdelijk een verhoging van de poetsfrequentie.
Doorverwijzing naar pedodontoloog
De moeder wilde het gedrag veranderen en poetste haar kind twee keer per dag met peutertandpasta, wat heel moeilijk ging. Ze probeerde ook de borstvoeding te minderen. Bij de eigen tandarts kreeg de moeder geen poetstraining – vanwege niet-coöperatief gedrag van het kind – maar zij kreeg wel een instructie door een preventieassistent. Alleen advies en instructie helpt onvoldoende om vaardigheden van het poetsen te ontwikkelen.
De melktandjes bleven gevoelig. De eigen tandarts kon Amir vanwege moeilijke coöperatie niet behandelen en hij werd doorverwezen naar een pedodontoloog met expertise in motiverende gespreksvoering en minimaal invasieve behandeling van zeer jonge kinderen met actieve cariës en gedragsproblematiek.
KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës
Geef training aan het kind en ouder/verzorgers over hoe de cariëslaesie te poetsen. Maak de cariëslaesie, indien nodig, bereikbaar voor de tandenborstel.
Bespreek drempels voor het opvolgen van het Advies Cariëspreventie met het kind en ouders/verzorgers en laat het kind en/of ouders/verzorgers doelen en strategieën voor gedragsverandering benoemen. Complimenteer de ouders/verzorgers en het kind wanneer de doelen zijn bereikt. Spreek nieuwe doelen af.
Overweeg doorverwijzing naar een mondzorgverlener met affiniteit voor jeugdigen indien motivatie, instructie en training onvoldoende effect hebben waardoor carieuze laesies zich blijven manifesteren. Verwijs, indien opvoedingssteun voor de ouders nodig is, naar de Jeugdgezondheidszorg (JGZ, vroeger heette dat consultatiebureau).
Behandeling van cariës: motiveren voor gedragsverandering en niet-restauratieve caviteitsbehandeling
Tijdens de intake bij pedodontoloog bleek dat het was gelukt voor de moeder om borstvoeding in de nacht te vervangen door water. Hierover kreeg de moeder een compliment. Maar overdag kreeg Amir nu vier keer per dag zoete yoghurt in plaats van de melk, ook dagelijks chocolademelk en koekjes. De moeder gaf zoete producten uit onwetendheid en haar wens om het kindje blij te maken.
Tijdens een motiverend gesprek hebben we met de moeder het cariësproces, haar eigen invloed daarop en de obstakels voor de juiste zelfzorg besproken: wat is waardevol en welke toekomst wenste ze voor het gebit van Amir. Slechte coöperatie met het tandenpoetsen, de voorkeur voor zoete producten, de afwezigheid van steun thuis en onzekerheid van de moeder bleken de grootste obstakels te zijn. De moeder was heel gemotiveerd en wilde het gebit zo gezond mogelijk houden, ze voelde zich schuldig dat het al zo ernstig aangetast was. Ze stelde doelen voor zichzelf: doorzetten met het twee keer per dag poetsen – ook al werkte Amir niet mee -, kleine hoeveelheid van tandpasta met 1450 ppm fluoride gebruiken en suikerhoudende producten zo veel mogelijk beperken, in overeenstemming met het Aanvullend Advies Cariëspreventie.
Amir liet zich moeilijk door de tandarts controleren, dat vond plaats op schoot van de moeder in knie-aan-knie positie.
Intraoraal waren er ernstig aangetaste melkelementen zichtbaar. De hoektanden hadden kleine actieve glazuurlaesies, de voortanden en de eerste molaren hadden grote, goed bereikbare, actieve, duidelijk gecaviteerde dentinelaesies.
De tweede melkmolaren waren in doorbraak en nog gezond.
In overleg met de moeder werd als remineraliserend middel zilverdiaminefluoride aangebracht op alle actieve dentinelaesies om het cariësproces te stabiliseren en gevoeligheid te verminderen. Behandeling vond plaats op schoot van de moeder in knie-aan-knie positie. We spraken af zwarte verkleuringen in de toekomst zo nodig te maskeren met minimaal invasieve restauraties.
KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës
Bespreek drempels voor het opvolgen van het Advies Cariëspreventie met het kind en ouders/verzorgers en laat het kind en/of ouders/verzorgers doelen voor gedragsverandering benoemen.
Bepaal in samenspraak met het kind en/of de ouders/verzorgers de doelen en de termijn waarop de gedragsverandering wordt geëvalueerd. Aanbevolen wordt de systematiek van het Deense Nexø project of het Gewoon Gaaf project van het Ivoren Kruis te gebruiken.
Complimenteer de ouders/verzorgers en het kind wanneer de doelen zijn bereikt. Spreek nieuwe doelen af.
KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: diagnostiek
Visuele inspectie heeft bij periodiek mondonderzoek (PMO) de meeste waarde. De bevindingen daarvan bepalen mede de noodzaak van aanvullende diagnostische methoden. Activiteit van iedere laesie wordt bepaald. Inspecteer schone gebitselementen, onder goede lichtbron, gebruikmakend van een spiegel en een meerfunctiespuit voor natte en droge beoordeling. Bij jonge angstige kinderen kan een gaasje worden gebruikt om te drogen. Bij een wittevleklaesie is het belangrijk vast te stellen en te noteren of deze dof of glanzend, ruw of glad is. Bij dentinelaesie is het van belang de hardheid van het dentine vast te stellen. Dit kan met pocketsonde; met de scherpe punt van de sikkelsonde kan schade worden aangericht.
De bevindingen van de visuele inspectie worden vastgelegd in het patiëntendossier. Dit kan met behulp van een scoringssysteem (ICDAS, de score van Ekstrand of de score van Nyvad). Dit is van belang om het cariësproces goed te kunnen monitoren, als ook voor overdracht aan een andere mondzorgverlener.
Hieronder zijn criteria van laesieactiviteit volgens de ICDAS beschreven. Andere scoringscriteria staan beschreven in de volledige tekst van de richtlijn: diagnostiek.
Actieve glazuurlaesie is wit(gelig), opaak met verlies van glans, voelt ruw aan bij voorzichtige aftasting met een bolvormige sonde. De laesie bevindt zich in een gebied waar de tandplak zich gemakkelijk ophoopt, zoals ingang van de pitten en fissuren en approximaal. Tandplaque is aanwezig op de laesie.
Inactieve glazuurlaesie is wit, bruin of zwart. Glazuur is glimmend en voelt hard en glad aan bij voorzichtige aftasting met een bolvormige sonde. Op de gladde vlakken heeft de laesie zich verwijderd van de tandvleesrand. Geen of weinig tandplaque aanwezig op de laesie.
Actieve dentinelaesie voelt zacht of leerachtig aan bij voorzichtige sondatie.
Inactieve dentinelaesie is glimmend en voelt hard aan bij voorzichtige sondatie.
Niet-Restauratieve Caviteitsbehandeling (NRCT)
Wordt als eerste-keuze behandeling bij gecaviteerde dentine laesies in melkelementen geadviseerd. Het 5-punten NRCT-systeem houdt in:
Bespreking van cariës als beheersbare ziekte
Motiverende gespreksvoering om zelfzorg te verbeteren en bepaling van haalbare zelfzorgdoelen
Evaluatie van de bereikte doelen en bepalen van de nieuwe doelen
Lokale technische ingrepen om cariës proces per element tot stilstand te brengen (beslijpen van onbereikbare laesies en het aanbrengen van remineraliserende middelen, zoals fluoride vernis, 38% SDF, laagje glasionomeercement, eventueel in combinatie met SDF)
Evaluatie en documentatie van cariësactiviteit per element, bijvoorbeeld door beschrijving en het maken van lichtfoto’s, en communicatie daarover met de ouders.
Gewoon Gaaf
Bij hoog risico is de evaluatie interval 1-3 maanden.
Jenga-spel
Je kunt het Jenga-spel als metafoor voor uitleg van cariësproces gebruiken: ‘Je tanden zijn gemaakt van heel veel mineraaltorens. Je kunt de tanden vergelijken met het Jenga-spel. Iedere keer wanneer de bacteriën op de tand suiker krijgen, stelen ze als boefjes je blokjes (mineralen). Als het zo doorgaat, wordt na een tijd de toren zwak (ontkalking) en stort uiteindelijk in. Zo ontstaat er een gaatje. Fluoride kan dit proces helpen vertragen. In sommige situaties zijn de torens zwakker aangelegd; dan ontwikkelt het proces zich nog sneller’. Door gebruik van een verhaaltje kunnen kinderen (en de ouders) het cariësproces beter begrijpen. Daarna kun je meteen vragen: ‘Wat ga je zelf doen om het ‘Jenga-proces’ in je tanden te stoppen?’
Amir werd verwezen naar een preventieassistente voor poetstraining en begeleiding in het bereiken van de afgesproken haalbare doelen van zelfzorg. Onder begeleiding van de preventieassistente oefende de moeder met het poetsen bij het onwillige kind en iedere keer ging het een stukje beter. Deze poetstraining werd verdeeld over twee afspraken met een maand er tussen. Het lukte om zoet te minderen: Amir kreeg twee keer per week iets lekkers met suiker. De moeder leerde de elementen met caviteiten extra dwars op de tandboog te poetsen. Tijdens de derde afspraak nog een maand later vond evaluatie bij de tandarts plaats. De meeste laesies waren hard en glanzend geworden. Het incisale en lingvale deel van de bovenste incisieven was nog twijfelachtig van hardheid. De eerste kleurenfoto’s werden gemaakt. De foto’s hielpen bij het vervolgen van de cariësprogressie en dienden als visueel middel tijdens de bespreking met de ouders.
Augustus 2018, het kind was 2,5 jaar oud: behandelstrategie 5-punts NRCT, beeld na behandeling met SDF
Evaluatieafspraken
Daarna volgden nog vier evaluatieafspraken, steeds om de maand. De poetskwaliteit varieerde vanwege de geringe coöperatie van het kind en de moeder kreeg steeds een poetstraining. Zilverdiaminefluoride werd nogmaals geappliceerd. De volgende twee evaluatieafspraken vonden om de twee maanden plaats. Amir oefende steeds met het liggen in de tandartsstoel. De moeder had nog altijd moeite met het poetsen. De coöperatie van het kind was toen al voldoende om plak te kleuren en de moeder oefende met het poetsen in de stoel.
Moeder aan het oefenen met belangrijkste instrument van cariësbehandeling: de tandenborstel
KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës
Blijf motiverende en gedragsveranderende gespreksvoering inzetten, tenminste kort bij ieder bezoek zodat de mondhygiëne verbetert. Geef training aan het kind en ouder/verzorgers hoe de cariëslaesie te poetsen. Maak de cariëslaesie, indien nodig, bereikbaar voor de tandenborstel. Daarnaast kunnen de volgende behandelopties (gecombineerd) overwogen worden:
Fluoridevernis met een hoge concentratie fluoride (circa 20.000 ppm F) te appliceren op aangetaste vlakken totdat de cariësactiviteit tot stilstand is gebracht.
Applicatie van 38% SDF (41.500 ppm F) op aangetaste vlakken totdat cariësactiviteit tot stilstand is gebracht.
Afdekken van de caviteitsbodem met glasionomeercement.
Bepaal in samenspraak met het kind en/of de ouders/verzorgers de doelen en de termijn waarop de gedragsverandering wordt geëvalueerd. Complimenteer de ouders/verzorgers en het kind wanneer de doelen zijn bereikt. Spreek nieuwe doelen af.
Gewoon Gaaf:
Bij hoog risico blijft de evaluatie interval 1-3 maanden totdat het risico omlaag gaat.
Ondersteuning met minimaal-invasieve restauraties
De laesies in de eerste melkmolaren zijn arrested geworden, de tweede molaren bleven gezond. De moeder en Amir wilden graag de zwarte kleur maskeren. Amir werkte steeds beter mee, hij accepteerde al een afzuigertje. Als beloning voor de inspanningen, de bereikte resultaten en om poetsen in de caviteiten makkelijker te maken, zijn op de 54, 74 en 84 laagjes licht-uithardende glasionomeercement aangebracht, de zeer afgebroken 64 is gerestaureerd met een Hall kroon.
De incisieven boven bleven twijfelachtig, bij de 52 werd een fistel aangetroffen en afspraak voor extractie gepland. Vanwege slechte prognose werd besloten om alle vier bovenste incisieven te extraheren. Amir werkte tijdens verdoving met de Wand liggend op de stoel en extractie zittend op schoot van de moeder heel goed mee en bleef helemaal rustig. Door lange begeleiding heeft hij voldoende vertrouwen in de tandarts ontwikkeld.
November 2019, het kind is 3,5 jaar oud: doorgegaan met NRCT, laagjes GIC 54, 74, 84; Hall kroon 64
KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës
Te snel overgaan op symptoombestrijding leidt op termijn niet tot de beoogde verbetering van de mondgezondheid en mogelijk leiden tot het negeren van verwaarlozing in algemene zin.
Als met motiveren voor zelfzorg en toepassing van remineraliserende middelen in de caviteiten niet het beoogde behandeldoel wordt behaald, kunnen aanvullende behandelopties overwogen worden. De meest geschikte behandeloptie is afhankelijk van de locatie, bereikbaarheid en diepte van de actieve cariëslaesie, waarbij de principes van minimale invasieve tandheelkunde en minimale belasting van het kind het uitgangspunt zijn. Het gaat om de volgende opties:
Intensivering van NRCT. Kies zeker voor NRCT als het carieuze element bijna gaat wisselen.
Restauratie: conventionele minimaal invasieve restauratie of ART
Hallkroon
Complimenteer het kind en/of de ouders/verzorgers als de cariëslaesie inactief is (arrested laesie) en kind en ouders zich houden aan het Advies Cariëspreventie. Stimuleer het kind en/of de ouders/verzorgers dit gedrag vol te houden.
Gewoon Gaaf
Bij gemiddeld risico is de evaluatie interval 3-6 maanden.
Vervolg
Daarna kwam Amir drie keer om de vier maanden en vervolgens na negen maanden. De situatie bleef stabiel, soms was er een klein beetje plak zichtbaar bij de gingivarandjes, soms wat meer. De plak werd iedere keer gekleurd en de moeder kreeg een korte poetstraining. Amir werkte goed mee. De eerste BW’s zijn gemaakt en daar is alleen een overlap met arrested laesie in de 84 is zichtbaar, verder geen extra ziektebeelden. De restauratie van de 54 is verloren en dentine is hard en glanzend. Daarvoor is geen behandeling nodig. De verkleuring door SDF is met de tijd ook minder geworden.
April 2021, het kind 4 jaar oud: laagje GIC in 54 is verloren, de laesie is arrested. De 74/84 zijn functioneel. Andere laesies zijn arrested.
April 2021. Wanneer het beeld vergeleken wordt met de klinische situatie blijkt geen behandeling noodzakelijk te zijn.
Cariësrisico is op dit moment verlaagd en de termijn voor de nieuwe bitewings wordt geschat over 24 maanden.
KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: diagnostiek
Voer altijd eerst visuele inspectie voordat u een andere detectiemethode, waaronder röntgen, gebruikt.
Inspecteer schone gebitselementen, onder goede lichtbron, gebruikmakend van een spiegel en een meerfunctiespuit voor natte en droge beoordeling. Bij een wittevleklaesie is het belangrijk vast te stellen en te noteren of deze dof of glanzend, ruw of glad is. Bij dentinelaesie is het van belang de hardheid van het dentine vast te stellen. Dit kan met pocketsonde; met de scherpe punt van de sikkelsonde kan schade worden aangericht.
De bevindingen van de visuele inspectie worden vastgelegd in het patiëntendossier. Dit kan met behulp van een scoringssysteem (ICDAS, de score van Ekstrand of de score van Nyvad). Dit is van belang om het cariësproces goed te kunnen monitoren, als ook voor overdracht aan een andere mondzorgverlener.
Op het moment dat de approximale vlakken niet toegankelijk zijn voor visuele inspectie, is voor cariësdignostiek de bitewing de geëigende methode.
Bij elk PMO moeten de cariësrisicoschatting en overwegingen waarop de intervaltermijn voor het maken van vervolgbitewings gebaseerd is, opnieuw gemaakt worden. Dit kan aanleiding geven tot een verkorting of een verlenging van de voorgenomen termijn. Indien besloten wordt om de voorgenomen termijn te bekorten dan wel te verlengen, dan dient de oorzaak hiervan geïdentificeerd en in het patiëntendossier vastgelegd te worden.
KIMO-richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: preventie en behandeling van cariës
Complimenteer het kind en/of de ouders/verzorgers als de cariëslaesie inactief is (arrested laesie) en kind en ouders zich houden aan het Advies Cariëspreventie. Stimuleer het kind en/of de ouders/verzorgers dit gedrag vol te houden.
Gewoon Gaaf
Bij laag risico is de evaluatie interval 6-12 maanden.
Inlevingsvermogen en geduld
Behandeling van een jong kind met zeer uitgebreide cariës en moeilijke coöperatie vraagt om veel aandacht en inlevingsvermogens van de zorgverleners. Door prioriteit te geven aan de causale therapie, door gesprekken te voeren en trainingen te geven, ontwikkelde de moeder de vaardigheden en het zelfvertrouwen om het ziekteproces bij het kind zelf te beheersen. Het kind raakte langzaam vertrouwd in de tandheelkundige omgeving.
Gedragsverandering vindt thuis plaats, in kleine stapjes. Er is veel geduld nodig zowel van de ouders als van de zorgverleners. De mindset en de technieken van motiverende gespreksvoering helpen daarbij en voorkomen dat wij, als zorgverleners, te snel in de reparatiemodus schieten. Als veranderingen te langzaam gaan, kan ondersteuning met beperkte technische middelen, zoals beslijpen van caviteiten en het aanbrengen van remineraliserende middelen, nodig zijn. Als dat niet voldoende is om pijn en ontsteking te voorkomen, is er soms ondersteuning met minimaal invasieve ART-restauraties of Hall kronen noodzakelijk: dat noemen wij noodgrepen.
Blijven ondersteunen
In een periode van ongeveer twee jaar is het cariësproces gestopt. De voorspelling is dat de situatie stabiel blijft omdat gezond gedrag een gewoonte is geworden. Wel is het nodig om te blijven ondersteunen. De grootste investering van tijd en inspanning vond plaats in de eerste jaar, daarna kon de afspraakinterval steeds verlengd worden.
Door de richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen te volgen kunnen kinderen met actieve cariës weinig belastend, kindvriendelijk en duurzaam behandeld worden en behandeling onder narcose is maar zeer zelden geïndiceerd. Deze begeleiding en behandeling kan ook heel goed uitgevoerd worden in een algemene praktijk met affiniteit voor kindertandheelkunde.
Tijdsbalk van alle afspraken van Amir. Bij de eigen tandarts (oranje) duurden de afspraken 10 minuten, wat te kort is om een goed contact met de ouders op te bouwen, het cariësproces en de behandelopties te bespreken, de ouders te motiveren en alle besproken informatie goed te documenteren. De afspraken bij de pedodontoloog (licht groen) waren in begin 30 minuten, vanaf eind 2019 duurden ze 20 minuten. De afspraken bij preventie assistente (licht blauw) duurden 30 minuten.
Door: Lina Jasulaityte. Lina is tandarts pedodontoloog, afkomstig uit Litouwen waar zij in 1996 haar studie tandheelkunde en in 1997 kindertandheelkunde heeft afgerond. Na haar opleiding heeft Lina als kindertandarts en docent gewerkt op de afdeling kindertandheelkunde aan Kaunas Medische Universiteit, waar zij meewerkte aan een landelijk project voor cariës preventie voor schoolkinderen in samenwerking met de Litouwse Maatschappij voor Tandheelkunde. In 2002 kwam Lina naar Nederland en in 2007 rondde zij haar studie af tot tandarts pedodontoloog aan ACTA. Na een paar jaar werkzaamheden bij ACTA ging zij sinds 2008 werken bij Jeugdtandzorg West in Den Haag. Daar behandelt Lina de moeilijkste verwezen gevallen: zeer jonge kinderen met veel cariës en moeilijke coöperatie, gehandicapte en medisch gecompromitteerde kinderen en kinderen met psychische problematiek. Het grootste deel van haar werk besteedt Lina aan het motiveren en begeleiden van de ouders en kinderen. De Nexo methode leerde Lina al meer dan 25 jaar geleden in Litouwen en sindsdien past zij dat toe in de praktijk. Daarnaast komt de kennis pedagogiek en bewegingswetenschappen (universitaire diploma in 1989) Lina heel goed van pas. Om haar pedagogische kennis te verdiepen heeft zij cursussen ‘Coach moeilijk opvoedbare kinderen’ en ‘Coachen voor professionals’ gevolgd. In Cardiff volgde Lina de cursus ‘Motivational Interviewing’ door S. Rollnick. “Geduld, enthousiasme en positieve benadering kan de levens van de kinderen en de ouders positief beïnvloeden. Dat inspireert enorm.”
Toepassing van NRCT in de praktijk – vul anoniem de vragenlijst in
Welke uitdagingen heeft u en welke problemen komen u tegen? Welke positieve effecten merkt u van toepassing van NRCT?
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/06/Behandeling-kind-met-gecaviteerde-cariës-laesies-in-melkgebit-volgens-nieuwe-KIMO-richtlijn-Hoofdafb.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-09-06 12:00:552021-09-01 10:28:47Casus: Behandeling kind met gecaviteerde cariës laesies in melkgebit volgens nieuwe KIMO richtlijn
Een bezoek aan de tandarts of mondhygiënist is voor kinderen met een vorm van autisme erg stressvol. Amerikaanse ergotherapeuten onderzochten hoe ze het tandartsbezoek prettiger kunnen maken voor deze kinderen.
Felle lichten, medische geuren, luidde boren en pijn: voor veel mensen betekent een tandartsbezoek meer stress dan plezier. Voor kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) kunnen al deze prikkels enorm overweldigend zijn. Dat maakt een onschuldige tandartsafspraak vermoeiend voor de ouders, de tandarts en natuurlijk de kinderen zelf.
Dat kan anders, dacht Dominique Como. Zij is als ergotherapeut verbonden aan het Amerikaanse National Institute of Dental and Craniofacial Research (NIDCR). Daarom zet zij zich in om tandartspraktijken beter af te stemmen op de behoeften van kinderen met autisme.
Samenwerking tussen tandartsen en specialisten
Como en haar collega’s hebben suggesties gedaan om deze uitdagingen aan te pakken in een artikel in het International Journal of Environmental Research and Public Health. De strategieën die in het artikel worden beschreven, bieden een blauwdruk voor het verminderen van barrières voor tandheelkundige behandelingen voor ASS-patiënten.
De auteurs pleiten voor samenwerkingen tussen tandartsen en specialisten, zoals ergotherapeuten, die hun expertise kunnen inbrengen en tandheelkundige zorgverleners kunnen helpen te leren de behoeften van autistische patiënten te herkennen en hierop in te spelen.
Prikkels voorkomen
De auteurs beschrijven hoe interdisciplinaire teams een sensorisch-vriendelijke ervaring kunnen creëren voor kinderen met ASS. Como pleit bijvoorbeeld voor het verwijderen van felle lichten en harde geluiden, het toevoegen van kalmerende muziek en het bedekken van kinderen met een verzwaarde deken die een stevige knuffel simuleert. Die maatregelen kunnen kalmerend werken en prikkels helpen voorkomen.
Succes volgens ouders
Terwijl Como en haar collega’s de effectiviteit van hun voorstel nog evalueren, hebben gezinnen de interventies positief beschreven. Zij zeggen dat ze de mondzorg van hun kind hebben kunnen verbeteren. Como moedigt clinici dan ook aan om de expertise van ouders te zoeken. Zij kunnen helpen bij het afstemmen van de behandeling op de unieke behoeften van hun kind.
“Interdisciplinaire samenwerking kan tal van inzichten opleveren”, aldus Como. “Zoveel factoren van onze gezondheid zijn met elkaar verbonden – onze interventies zouden dat ook moeten zijn.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/04/Onderzoek-een-betere-tandartservaring-voor-kinderen-met-autisme.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-07-28 09:00:442022-07-06 16:40:03Onderzoek: een betere tandartservaring voor kinderen met autisme
Op het eerste gezicht is er niet veel verschil tussen lokale anesthesie bij volwassenen en kinderen. Toch zijn er belangrijke verschillen. Bekijk de zeven vragen en antwoorden voor het verdoven van kinderen.
Kunt u aan een onverdoofd kind vragen om de hand op te steken als het toch pijn doet?
Nee, dit is niet de juiste manier. De behandelaar moet inschatten of de behandeling pijn kan gaan doen. Wanneer u inschat dat het ook maar een klein beetje pijn kan gaan doen dan zegt u: ‘het moet verdoofd worden’. Als er namelijk niet gelijk verdoofd wordt, dan kun je de neiging krijgen om de pijn te bagatelliseren of het werk af te raffelen. Hierdoor verliest het kind alle vertrouwen in de tandarts en is hij/zij bij de volgende behandeling angstig.
Hoe verkrijgt u toestemming om te mogen verdoven bij een kind (informed consent)?
Tandarts: ‘Het moet verdoofd worden. Ik zie dat je ervan schrikt. Waar ben je precies bang voor?’
Kind: ‘Dat het pijn doen.’
Tandarts: ‘Daar hebben we iets voor: met een zalfje kunnen we het voorverdoven. Zou je dat wel willen? Dan voel je het prikje bijna niet.’
* Handdruk (informed consent 1)
Tandarts: ‘Welke smaak wil je: fruit of peperpunt?’
Kind: ‘Pepermunt’
*Handdruk (informed consent 2)
Tandarts: ‘Oke, dan leg ik nu het watje met de zalf naast de kies. Wil jij het watje even vasthouden?
Kind: ‘Ja’ (informed consent 3)
Infiltratie versus mandibulair blok, waar kiest u voor?
Beide methoden kunnen goede anesthesie opleveren bij kinderen. In de bovenkaak gebruikt u in principe altijd infiltratie anesthesie. Een uitzondering wordt gemaakt bij grote ontstekingen waarbij met lokale anesthesie niet goed is te verdoven. Een verwijzing naar de kaakchirurg voor een blok in de bovenkaak is dan de juiste methode.
Voor de onderkaak geldt dat in geval van een uitgebreide ontsteking en/of het uitvoeren van een extractie er beter voor een mandibulair blok gekozen kan worden. Het voordeel is namelijk dat de pulpa verdoofd is als het mandibulaire blok werkt. Aan te raden is om pas na het inwerken van het mandibulair blok (3 minuten) de nervus buccalis te verdoven. Geef van tevoren wel aan dat het om twee prikjes gaat.
Intraligamentaire anesthesie, hoe werkt dit?
Intraligamentaire anesthesie is veilig en kan heel effectief zijn. Intraligamentaire anesthesie, bijvoorbeeld met Citoject, Paroject of een computer-gestuurde Wand, is een intraossale verdoving via het beenmerg. De ultrakorte naald wordt distaal van het element ingebracht met de bevel naar het bot. Met twee derde tot een carpule wordt het bot volledig verzadigd. Vanuit het verzadigde beenmerg wordt de pulpa verdoofd en door lekkage naar buccaal en linguaal/palatinaal wordt ook de mucosa verdoofd. Deze manier van verdoven is niet altijd pijnloos behalve wanneer de Wand gebruikt wordt. Houd er altijd rekening mee dat deze vorm van anesthesie snel is uitgewerkt (na een half tot driekwart uur).
Wat bereikt u met computergestuurde lokale anesthesie?
Er bestaan twee hoofdtypen computergestuurde lokale anesthesie:
Infiltratie anesthesie: The Wand, Sleeperone.
Intraossale verdoving: Quicksleeper.
De intraossale computer gestuurde anesthesie (Quicksleeper) heeft een aantal voordelen:
Er is maar 1 ‘prikje’ nodig voor gehele verdoving aan alle zijden van het element.
Omdat het verdovingsapparaat er anders uit ziet, wordt er vaak geen associatie gemaakt met de klassieke verdovingsspuit.
De tong, wang en lip worden niet mee verdoofd.
Het nadeel is dat het een erg dure methode van verdoven is.
Hoe kunt u automutilatie voorkomen na afloop van de behandeling?
Automutilatie is mogelijk wanneer onderlip en/of de tongrand verdoofd is. De kans op automutilatie na verdoving in de bovenkaak is ook mogelijk maar deze kans is minder groot. Hoe langer de verdoving zit, hoe groter de kans op automutilatie. Er zijn drie methodes om dit te ondervangen:
Geef intraligamentaire of intraossale verdoving.
Vertel de patiënt dat de verdoving tot thuis aanhoudt . Totdat de verdoving is uitgewerkt, mag er niet gegeten worden. Geef eventueel een ‘memo’ mee met een klok en de tijd waarop de verdoving uitgewerkt zou moeten zijn.
Geef een vaatverwijdend middel na behandeling. Hierdoor is de verdoving sneller uitgewerkt.
Kunt u met lokale anesthesie feilloos een schuldig element aanwijzen?
Meestal is oorzaak van de pijn makkelijk op te sporen bij een kind. Wanneer het röntgenonderzoek en de provocatie-test niet tot duidelijkheid leiden dan kan eventueel gekozen worden voor ‘proef-anesthesie’. Het is verstandig om eerst het element te verdoven dat niet verdacht wordt als veroorzaker van de pijn.
Conclusies
Bij een mogelijke pijnlijke behandeling kunt u beter verdoven om het vertrouwen van het kind niet te verliezen.
Informed consent om te mogen verdoven is altijd vereist.
Soms is een mandibulair blok te prefereren boven infiltratie anesthesie.
Voor intraligamentaire anesthesie is ongeveer twee derde carpule nodig.
Gebruik van computergestuurde anesthesie kan een angstig kind helpen.
Wees alert op automutilatie.
Proefanesthesie kan helpen bij diagnostiek.
In maart 2018 is Jacques Baart overleden. Hij was een gewaardeerd tandarts en kaakchirurg.
Jacques Baart studeerde tandheelkunde in Nijmegen en specialiseerde tot kaakchirurg in Amsterdam. Sinds 1979 was hij als specialist afwisselend chef de clinique en chef de policlinique van de afdeling MKA-VUmc te Amsterdam. Zijn belangstelling ging uit naar de kaakchirurgie bij kinderen, studenten- en AIOS-onderwijs en bij- en nascholing. Hij schreef enkele leerboeken en publiceerde meer dan 100 artikelen.
Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Jacques Baart tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.
Dit verslag is voor het eerst in mei 2017 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in juni 2021 opnieuw onder de aandacht gebracht.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2017/03/kind-angst.jpg228400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-07-19 09:13:032021-07-21 20:57:41Verdoven van kinderen. Ja, nee en hoe?
Steeds vaker krijgen mondzorgprofessionals te maken met kinderen met gescheiden ouders. In het gunstige geval kunnen de ouders goed met elkaar overweg en zijn er goede afspraken gemaakt, die worden nageleefd. Maar het kan ook weleens anders zijn, waarbij conflicten over de hoofden van de kinderen worden uitgevochten. En soms is toestemming voor een behandeling de inzet. Het kan ook voorkomen dat er een acute situatie ontstaat, waarbij de toestemming niet gevraagd kan worden. Hoe hiermee om te gaan? En hoe kijkt de tuchtrechter hier tegenaan?
Gezag
Het ouderlijk gezag houdt de zeggenschap over minderjarigen in. Dat gezag ziet ook op behandelingen in de zorg. Ouders met gezag moeten namelijk beiden toestemming geven voor een behandeling. Vanaf 16 jaar mag een jongere zelf beslissen en is de toestemming niet meer nodig.
Vragen wie het gezag heeft
Maar hoe weet de mondzorgprofessional dan wie het gezag heeft? Er simpelweg van uitgaan dat de ouder die het kind begeleidt ook gezag heeft is niet voldoende. Er zal bezien moeten worden hoe de gezagsverhouding in elkaar steekt. Dat kan aan de ouder gevraagd worden die de jeugdige begeleidt, waarna de mondzorgprofessional daarvan aantekening kan maken in het dossier.
Als er reden is om twijfelen aan de juistheid, dan moet er gevraagd worden naar een bewijs van het gezag. Dat kan een bestaand huwelijk zijn, een uittreksel uit het gezagsregister of een uitspraak van een rechter bijvoorbeeld. Als er sprake is van gescheiden ouders, dan dient doorgevraagd te worden naar de afspraken over het gezag. In de meeste gevallen ligt dit vast in een ouderschapsplan.
Toestemming voor inschrijving en uitschrijving?
Bij het inschrijven van een kind in de praktijk wordt een nieuwe behandelrelatie gestart. Zeker in die situatie is het van belang dat helder is wie het gezag heeft en als dat beide ouders betreft, dat zij allebei toestemming geven voor de inschrijving.
Maar geldt dat ook voor de uitschrijving uit de praktijk? Op 4 mei 2021 is gebleken in een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Den Haag dat ook in het geval van uitschrijving geïnformeerd moet worden naar de gezagsrelatie. Er was sprake van een uitschrijving omdat de moeder met de dochters met de dochters verhuisde, waarvoor een gerechtelijke procedure nodig was geweest omdat de vader daar niet mee instemde. De arts ging ervan uit dat de vader ervan op de hoogte was en dat de uitschrijving in lijn was met de uitspraak van de rechtbank, en schreef de dochters dus uit. De klacht van de vader werd echter gegrond bevonden, omdat de arts had moeten informeren naar de toestemming van de vader.
En is altijd toestemming nodig, ook in geval van een vechtscheiding?
Het uitgangspunt is dat er toestemming van beide gezagdragende ouders moet zijn, maar het kan voorkomen dat dit in strijd is met de belangen van het kind zelf. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) heeft daar een uitzondering voor gemaakt: als het niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener, kan hiervan afgeweken worden.
Een situatie waar het Regionaal Tuchtcollege Zwolle zich over gebogen heeft in 2016 laat zien dat er inderdaad soms van het uitgangspunt afgeweken kan worden. Een moeder zat in een Blijf-van-mijn-lijf huis en kwam met haar dochter op het spreekuur van een fysiotherapeut. Er was geen contact met de vader. Er is op enig moment voor gekozen geen toestemming te vragen van de vader, vanwege de situatie. Het college geeft aan dat ook in vechtscheidingen de toestemming van beide ouders in beginsel voorop staat, maar dat dat complex kan zijn. De afweging om in dit geval geen toestemming van de vader te vragen, kan het college, in het belang van de minderjarige, billijken, zo wordt aangegeven. Wel wijst het college wederom op het belang van het controleren van de juridische gezagsverhouding bij aanvang van de behandelrelatie.
Toestemming voor een second opinion?
En hoe zit het bij een verzoek om een second opinion uit te voeren? Dat is over het algemeen een korte exercitie, met een duidelijk doel. Maar ook in dat geval gelden de regels voor de toestemming van beide gezagdragende ouders, als het gaat om een minderjarige. Ook een second opinion is namelijk een behandeling. Dit is op 4 mei 2021 door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag verduidelijkt. Er is dus ook voor een second opinion toestemming nodig van beide ouders met gezag.
Wat te doen bij acute situaties?
Voorgaande voorbeelden gaan uit van de situatie dat voor de behandeling de toestemming van de ouder(s) kan worden afgewacht. Maar er kunnen zich ook situaties voordoen waarbij dat niet zo is: acute situaties. De wet geeft hier een uitzondering voor, namelijk in het geval de tijd voor het vragen van toestemming ontbreekt aangezien de behandeling kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen. Gedacht kan worden aan een verkeersongeval of andere situatie waarbij direct ingegrepen moet worden. Ook kan het voorkomen dat één ouder met gezag niet te traceren is, maar de behandeling wel nodig is. Ook in dat geval kan het op enig moment de behandeling zonder toestemming van die ouder toch uitgevoerd worden.
Tot slot
Complexe situaties in de praktijk kunnen wat minder ingewikkeld worden als de juridische verhoudingen helder zijn. Daarom is het in de eerste plaats van belang bij aanvang van de behandelrelatie met een minderjarige kort maar grondig na te gaan en vast te leggen wat de gezagsverhoudingen zijn. Verder is het goed voor ogen te houden dat toestemming voor de behandeling van beide ouders met gezag het uitgangspunt is, maar dat zich situaties kunnen voordoen waarbij daar (in het belang van het kind) anders mee omgegaan moet worden.
Door: Daniël Post & Élize Breugem – www.eldermans-geerts.nl. Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/06/Behandeling-van-kinderen-en-toestemming-van-de-ouders-hoe-zit-dat-ook-alweer.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-07-05 15:32:102021-07-05 15:28:05Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.