Abnormale tandontwikkeling: Wat normaal is voor de één, is afwijkend voor de ander

De ‘COVID-19 geschiedenis’ en alle voortdurende ontwikkelingen heeft ervoor gezorgd dat een gepland symposium ‘Deep dive abnormale tandontwikkeling’ van maart 2020 op de langere termijn is verschoven. SCEM wilde de doelgroep van o.a. preventieassistenten toch van relevante beroepsinformatie voorzien en organiseerde begin van het jaar, op donderdag 7 januari 2021 een webinar.

Als gepromoveerd psycholoog met paramedische kennis als praktizerend mondhygiënist mocht ik nader ingaan op de psychische gevolgen van abnormale tandontwikkeling voor het kind en zijn of haar omgeving.

Voor wie is het een probleem en wat is de impact?

Bij een probleembenadering, in dit geval abnormale tandontwikkeling en psychische effecten, rijst de vraag: “Voor wie is het een probleem en wat is de impact?

In eerste instantie is het van belang om zowel de door anderen geobserveerde als de door het kind zelf ervaren gebitssituatie inzichtelijk te maken. De volgende vraag is dan welke reacties dit oproept en hoe dit van invloed kan zijn op het kind en de omgeving. Een kort interactief reflectie-moment volgde, waarbij enkele deelnemers via de chat hun gedachten verwoorden over welke problemen of impact een kind dat een abnormale tandontwikkeling heeft volgens hen zou kunnen ervaren. ‘Een teruggetrokken houding’, ‘stilletjes of verlegen zijn’, ‘verdrietig of licht depressief’, ‘angstig’ en ‘pesten’ passeerden de revue. En op de vraag wat zij dan zouden doen of reageren als een kind met een afwijkende mondsituatie in de praktijk komt, werden ‘vragen naar het kind’, ‘luisteren’ en vooral ‘positief benaderen en complimenteren’ genoemd.

Buiten-gewoon gebit casus

Om een kijkje te geven in een bijzondere ervaring uit de praktijk van tandarts Khee Hian Phoa, deelde hij deze buiten-gewoon gebit casus via een video-boodschap.

tandarts Khee Hian Phoa

Een jongetje met zijn ouders meldde zich bij mij op het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde met de vraag of ik iets aan zijn haaientanden kon doen. Hij was 11 jaar oud en zou binnenkort naar een nieuwe middelbare school gaan en hij kreeg nu toch best wel vaak opmerkingen over zijn tandjes.

Jongen haaientandenhaaientanden röntgen

Hij bleek Ectodermale Dysplasie te hebben, dat is een syndroom wat in 1:100.000 gevallen voorkomt. Het gaat gepaard met missende gebitselementen en de gebitselementen die er wel zijn hebben ook een conische vorm, er is een kleinere zweet functie, er is vlassig haar, de nagels zijn ook anders en er is vaak een puilend voorhoofd.

We besloten – mede gezien zijn leeftijd – met zo min mogelijk slijpen “normalere” tanden te gaan maken door middel van het aan brengen van composiet vulmateriaal.

Intussen zijn er meerdere mooie minimaal invasieve behandel technieken gekomen.

Abnormale tandontwikkeling: Wat normaal is voor de één, is afwijkend voor de ander

Op latere leeftijd (vanaf 18 jaar) kan dan eventueel een definitiever plan gemaakt worden met implantaten en veneers.

Beter gebit

Brief tandarts

Dat hij er blij mee was, was erg fijn, maar in een gesprek gaf hij aan, dat hij een ander jongetje geworden was. Op de vraag wat hij daarmee bedoelde zei hij: “Ik ben een beter jongetje geworden.” Dat emotioneerde mij enorm, want daarmee zei hij dat hij vóór de behandeling feitelijk een slechter jongetje was, wat er zeker op zou kunnen duiden, dat hij met zijn haaientandjes behoorlijk gepest was.

Je hoeft geen psycholoog te zijn voor begeleiding

De casuïstiek liet zien dat je als tandarts, mondhygiënist of als preventieassistent bij de begeleiding van kinderen die een abnormale tandontwikkeling hebben, geen psycholoog hoeft te zijn.

Vanuit een persoonlijke ervaring lichtte ik toe waarom ik een ‘mondzorgpsycholoog’ ben geworden:
Mijn fascinatie voor het gebit begon toen ik als jong meisje op mijn tanden was gevallen. Een voortand ging dood, werd pikzwart en uiteindelijk kreeg ik als puber een kroon. Dankzij de vele pijnlijke behandelingen en de schaamte die ik toen ervoer, weet ik nu hoe belangrijk een mooi en gezond gebit is voor iemands welbevinden.” (https://www.psynip.nl/uw-beroep/werken-als-psycholoog/de-psycholoog-in-de-spotlight/maak-kennis-mondzorgpsycholoog/)

“De mond straalt uit wat je denkt, hoe je je voelt en wie je bent”

foto galerij

Er zijn verschillende soorten psychologen

  • Een sociaal psycholoog kijkt naar het gedrag van het individu; hoe een mens in de wereld staat; hoe een persoon anderen waarneemt en met hen omgaat, én kijkt ook naar het gedrag in en van groepen.
  • Een klinisch psycholoog kijkt naar de geestelijke/mentale gezondheid (psychopathologie) van de mens.
  • Een ontwikkelingspsycholoog kijkt naar de psychologische veranderingen bij toenemende leeftijd; ‘levenslooppsychologie’

Wat te doen bij kinderen met abnormale tandontwikkeling in de praktijk?

Wanneer er kinderen met een abnormale tandontwikkeling in de praktijk komen, dan zijn vaardigheden als ‘bejegening, observeren, luisteren, steunen en motiveren’ de meest belangrijke competenties voor passende zorg en begeleiding.

Maak contact en bouw een vertrouwensrelatie op. Volgens de contacttheorie is meer contact, kennismaking en communicatie tussen mensen of groepen goed voor wederzijds begrip én naarmate men elkaar beter leert kennen vooral ‘negatieve’ houdingen en vooroordelen uitblijven danwel verminderen.

Observeer, luister en stel vragen die nodig zijn om te achterhalen in hoeverre er een echte hulpvraag is:

  • Wat is het probleem?
  • Waarom is het een probleem?
  • voor Wie is het een probleem?

Er zijn verschillende vormen van steunen, en afhankelijk van wat een persoon nodig heeft pas je sociale steun toe:

  • Emotionele steun: liefde, emotionele zorg, empathie en vertrouwen geven.
  • Waarderingssteun: informatie verstrekken waarmee iemand zichzelf kan waarderen.
  • Informatieve steun: informatie verstrekken die persoonlijke of omgevingsproblemen oplost.
  • Instrumentele steun: helpen met taken, voor iemand zorgen.

Een centraal en veelgebruikt begrip in de gezondheidszorg is ‘motiveren’. Meestal is er zonder motivatie geen hulpvraag, behandelplan, interventie, actie en resultaat. Bovendien is het lastig een antwoord te geven op de vraag hoe je kunt ‘motiveren’. Veelal klinkt het vriendelijk, maar in de praktijk wordt het door de patiënt/cliënt meestal ervaren als ‘overhalen’ of ‘bekeren’. ‘Motiverende gespreksvoering’ wordt dan eerder als aversief beleefd.

Enkele tips

  • Je eigen levensverhaal bepaalt je kijk op het leven en op het leven van anderen.
  • Durf te vragen en geef Waardering en Feedback.
  • Heb een Luisterend oor of bied een arm om de schouder.
  • Geef Praktische steun en hanteer een Positieve benadering.
  • Geef Feitelijke informatie, heb Vertrouwen, Geduld en Kalmte.
  • Pas Sociale vaardigheden toe en ben Bereidheid om te leren.
  • Leer ‘Lezen’: …kijk en luister naar subtiele aanwijzingen over de huidige stemming en de persoonlijkheid.
  • Het is de kunst om te relativeren…, een filmtip hiervoor is de film Wonder: August “Auggie” Pullman is een jongen van 9 jaar, die geboren werd met een misvormd gezicht en zijn draai probeert te vinden in een nieuwe school Film-trailer hieronder

Door:
Yvonne Buunk-Werkhoven, gepromoveerd sociaal psycholoog en mondhygiënist, en Khee Hian Phoa, tandarts-MFP (NVGPT), Restauratief tandarts (NVVRT).

 

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Het CSI-Kids Laboratorium daar krijg je goedgepoetste kinderen van

Het CSI-Kids Laboratorium: daar krijg je goedgepoetste kinderen van

In de mondzorgpraktijk van mondhygiënist Iris Oehlers in Amersfoort is een CSI-Kids Laboratorium gevestigd. Met behulp van proefjes kunnen kinderen (en hun ouders) daar meer leren over hun mondgezondheid. Iris vertelde aan dental INFO wat het CSI-Kids Laboratorium is en hoe dat gemotiveerde kinderen oplevert.

Hoe ben je op het idee gekomen van het CSI-Kids Laboratorium?

“Ik ben altijd iemand geweest die dacht dat bepaalde dingen anders konden. Wat je in de opleiding geleerd hebt, dat komt niet altijd over. Wat ik bij kinderen merkte, is dat ze vaak niet geïnteresseerd en gemotiveerd zijn. Ik zie ook dat ouders het op een gegeven moment opgeven om te proberen kinderen hun tanden te laten poetsen.

Ik heb vroeger in de marketing gewerkt en dat kan ik hierbij goed gebruiken. Ik ben op zoek gegaan naar hoe ik mensen beter kan bereiken, hoe ik dingen anders kan formuleren zodat het duidelijker overkomt. Je moet proberen die ouders te helpen om het anders aan te pakken, waardoor het gemakkelijker voor ze wordt. Door de kinderen in plaats van op de vingers te tikken, bewuster te maken. Kinderen van tegenwoordig hebben zo veel vragen, die nemen niet zo maar iets aan, die moeten echt weten waarom ze iets moeten doen.

Ik heb al twaalf jaar een praktijk in Landsmeer en daar ben ik begonnen om proefjes met kinderen te doen om ze bewust te maken van wat ze eten en drinken en waarom ze hun tanden moeten poetsen. Ik heb altijd al het idee gehad dat het leuk zou zijn om een laboratorium te hebben, maar in de praktijk in Landsmeer is daar geen ruimte voor. Vorig jaar heb ik de overstap gemaakt naar een praktijk in Amersfoort en daar was wel ruimte om een laboratorium te realiseren.”

Hoe ben je op het idee gekomen van het CSI-Kids Laboratorium

Hoe gaat het in zijn werk?

“Het hoofddoel van het laboratorium is voornamelijk mensen bewust maken van de mondgezondheid en ze daardoor motiveren om het beter te doen. Kinderen die hier komen, melden zich meestal als eerste aan bij de tandarts. Als ze er dan achter komen dat hier ook een laboratorium zit, dan willen ze daar meestal graag naartoe.

Wat we daar precies doen, hangt af van de leeftijd. We hebben draaiboeken waar we mee werken. De onderwerpen blijven hetzelfde, maar we gaan steeds dieper op de stof in. Als ze vier zijn, dan maak ik het niet langer dan een kwartiertje. We hebben alles getimed, dus we weten precies hoe lang elk onderdeel duurt. Dan gaan we tandpasta maken. Dat vinden ze altijd leuk. Daarna gaan we een kleurtestje doen. Dat doen we in het donker, dus dat is lekker spannend. De volgende keer willen ze weer en dan probeer je de poetsles erbij te krijgen.

Als je een kind van 10 of 11 hebt, dan ga je meteen een gaatje veroorzaken in een tand en allerlei limonades testen. Als ze nog wat ouder zijn, gaan we ook gaatjes vullen. Dus elke keer krijgen ze er wat bij. Bij elke groep weet je wat je moet doen en waarmee je ze kunt boeien. Ik heb eerst met kinderen uit de familie van verschillende leeftijden testjes gedaan om te kijken wat ze boeit.”

Hoe gaat het in zijn werk

Hoe doe je dat bij kinderen die bang zijn?

“Kinderen die een trauma hebben laten we vaker langskomen. Dan doen we allerlei leuke dingen in het lab en langzamerhand mogen we dan in de mond kijken. We proberen de stap om in de stoel te gaan zitten en zelfs een gaatje te vullen zachter te maken. We zorgen voor gewenning en proberen ze vertrouwen te geven.

Er komen ook wel hele gezinnen waarbij een kind of een ouder een trauma heeft. Dan gaan we tandpasta maken en dan komen de verhalen los en krijg je te horen wie waar mee zit. Dan gaan we de ‘investigation room’ in. Daar mogen de kinderen bijvoorbeeld de angstige ouder ondervragen en op die manier krijg je iemand zo ver om toch naar de tandarts te gaan. Dus het kan zowel een kind als een volwassene uit dat gezin zijn.”

Hoe doe je dat bij kinderen die bang zijn

Is het alleen voor je eigen patiënten bedoeld?

“Nee, het is niet alleen voor eigen patiënten. Tandartsen in de buurt kunnen naar ons verwijzen. Als bijvoorbeeld gezinnen of kinderen moeilijk te motiveren zijn, kunnen ze die naar ons toesturen. Die proberen wij dan aan het poetsen te krijgen. In zo’n geval nemen wij dan tijdelijk zo’n iemand bij de mondhygiënist in behandeling. Zo’n patiënt blijft wel gewoon bij zijn eigen hoofdbehandelaar, de eigen tandarts.

Wij hebben hier zelf ook tandartsen, maar het is de bedoeling om daarmee klein te blijven. Onze doelgroep bestaat uit mensen die jarenlang niet naar de tandarts zijn geweest.

We hadden vorig jaar na de opening eigenlijk een open dag willen houden voor collega’s uit de buurt, zodat ze kennis konden maken met het CSI-Kids Lab, maar door corona ging dat niet.”

Scholen kunnen toch ook bij jullie terecht?

“Door de coronamaatregelen kon dat tot nu toe niet, maar dat is wel het plan. Het laboratorium is 35 m2 groot en daar heb ik allemaal eilandjes gemaakt waar we met groepjes aan de slag kunnen. We hebben plaats voor 26 kinderen tegelijk. We willen aan de slag met de wat oudere kinderen. Kinderen in Amersfoort krijgen al poetsles in groep 2, 3 en 4. Wij gaan met kinderen van groep 6, 7 en 8 aan de slag. We gaan steeds dieper op de stof in naarmate ze ouder worden. Het wordt steeds interessanter. We zijn ook aan het kijken of we iets met middelbare scholen kunnen gaan doen. Kinderen in de pubertijd vinden dingen al snel kinderachtig, dus die zal je zelfstandig dingen moeten laten doen. Dat zijn we nog aan het uitwerken.”

Hoe financieren jullie dit?

“Het laboratorium valt onder instructie en informatie. Soms zitten er ook poetslessen aan vast, individueel of in groepsverband. Het wordt dus vanuit de basisverzekering vergoed; ouders hebben er geen extra kosten aan. Als er volwassenen meekomen, rekenen we daar niets voor.

Het was natuurlijk wel een grote investering om het lab te maken, maar dat moet zich in een aantal jaar terug betalen. We worden niet gesponsord, we willen geen reclamebord voor een bepaald merk zijn.”

Doen jullie alles met eigen medewerkers?

“Ja, we werken hier met een preventieassistente en twee mondhygiënisten in opleiding die dit jaar afstuderen en ik ben zelf ook mondhygiënist. Alle medewerkers vinden het erg leuk, omdat het heel afwisselend is en ze ook de effecten ervan terugzien.

Zelf testen we ook dingen uit in het laboratorium, bijvoorbeeld tandpasta in tabletvorm of iets wat vanuit China op de markt verschijnt. Zo hebben wij zelf ook heel veel plezier en leermomenten. We testen bijvoorbeeld vegan limonade en kijken wat de effecten daarvan zijn. Soms blijken dingen die gezond lijken helemaal niet zo gezond te zijn. Dat nemen we dan weer mee in ons lesprogramma.”

Wat zijn jullie ervaringen tot nu toe?

“Het heeft echt effect. De kinderen zijn echt beter gemotiveerd. Het leuke is dat ze soms ook hun ouders gaan corrigeren. Hoe lang het effect blijft, hangt af van de levensfase van het kind. De puberteit is natuurlijk van invloed.

Ook kinderen (en hun ouders) met een goede mondgezondheid hebben er baat bij. Het bevordert de bewustwording. Je kunt je mond wel goed verzorgen, maar van een heleboel dingen ben je je niet bewust. Als bijvoorbeeld iets zuur blijft in de mond en je speeksel kan het niet neutraal maken, wat doet het dan met je lichaam en met je darmstelsel? We kijken niet alleen naar de mondgezondheid op zich, maar ook naar de lichamelijke gezondheid. Waar we naar toe willen is dat we ook multidisciplinair kunnen werken, dus samen met een diëtiste of een fysiotherapeut.

Maar het belangrijkste blijft om kinderen en hun ouders te motiveren hun mond goed te verzorgen. Daar krijg je goedgepoetste kinderen van!”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Iris Oehlers van Mondgezondheid Centrum Amersfoort.

 

 

Lees meer over: Communicatie, Kindertandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z
3-casussen-afwijkend-mondgedrag-corrigeren-via-OMFT

3 casussen: afwijkend mondgedrag corrigeren via OMFT

Drie casussen van kinderen met afwijkend mondgedrag vóór en na behandeling via OMFT-therapie. Oro-myofunctionele therapie (OMFT) is een gestructureerde oefentherapie voor het herstellen van een verstoord evenwicht in het functioneren van de spieren in en rond de mond.

Casus 1

Een meisje dat duimzuigt, met proale slik, tongpositie in rust interdentaal en met mondademhaling.
Gebit klasse 1, VOB (Verticale Open Beet) links 4 mm en rechts 2 mm en SOB (Saggitale Overbeet) 3 mm.

Casus-1-aanvang-1

Aanvang

Casus-1-aanvang-2

Aanvang

Behandeling

Via OMFT-therapie is eerst het duimzuigen afgeleerd waardoor het verstoorde evenwicht van de
orofaciale spieren herstelde. Daarnaast is een alveolair slikpatroon aangeleerd en verbetering van de alveolaire articulatieklanken als de d, t, l, n, s, z.

Resultaat

Resultaat-3-maanden

Na 3 maanden

Resultaat-6-maanden

Na 6 maanden

Casus 2

Een 6-jarig meisje met proale slik en mondademing. Heeft een speen tot haar tweede jaar gehad. Met SOB , kruisbeet, mediaanlijnverschuiving en interpositie van de onderlip.

Casus-2-Lo-6-jaar

Startfoto’s met metingen van het Measuring Station 430 waarbij de tongdruk te sterk is

Behandeling

Actieve OMFT in combinatie met een myobrace. In totaal heeft zij negen zittingen bij de logopedist gehad.

Behandeling-Slik-en-myobrace

Slik en myobrace

Resultaat-Slik-en-myobrace

Foto’s na 3 jaar: resultaat met metingen waaruit blijkt dat de tongdruk minder is geworden. De metingen tonen aan dat de orofaciale spieren meer in balans komen.

Casus 3

Een 10-jarige jongen die duimzuigt, met proale slik, interdentale articlatie en SOB 7 mm klasse 1.

Casus-3-Hussain-10-jaar

Bij aanvang behandeling

Resultaat

Na 8 en 13 maanden OMFT-behandeling. De metingen met het Measuring Station 430 tonen aan dat de orofaciale spieren steeds meer in balans komen.

Resultaat-Hussain-8-maanden

Na 8 maanden

Resultaat-Hussain-13-maanden

Na 13 maanden

Lees ook het artikel: Afwijkende mondgewoonten bij kinderen: wanneer is logopedie gewenst?

Bekijk de patiëntenfolder over afwijkend mondgedrag

Door: Peter Helderop.
Peter studeerde logopedie aan de Leidse Hogeschool en heeft zich in 1989 gevestigd als logopedist in Vlaardingen en vanaf 1991 heeft hij acht andere vestigingen geopend. Twee van zijn logopediepraktijken zijn gevestigd in een tandartsenpraktijk. Daarnaast geeft hij lezingen OMFT en nascholingen Logopedie en Tandheelkunde. Hij is lid geweest van vele werkgroepen en commissies van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF).

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Hypomineralisaties in het melk- en blijvende gebit

Hypomineralisaties in het melk- en blijvende gebit

Kaasmolaren komen zowel in het melk- en blijvende gebit voor. De prevalentie lijkt te verschillen per regio. Verslagen van de lezingen van vier internationale sprekers met een update over dit onderwerp.

Kaasmolaren in het blijvende gebit, ook wel Molar Insicor Hypomineralisation (MIH) in het Engels, zijn 1-4 gehypomineraliseerde 1e blijvende molaren, vaak in combinatie met hypomineralisaties van de incisieven. Kaasmolaren in het melkgebit, ook wel Hypomineralised Second Primary Molar (HSPM) in het Engels, zijn 1-4 gehypomineraliseerde 2e melkmolaren. Het zijn duidelijk begrensde kwalitatieve defecten van het glazuur. De kenmerken van de kaasmolaren zijn opaciteiten, posteruptief glazuurverlies, atypische cariës, atypische restauratie en atypische extractie. De hypomineralisaties in deze kaaskiezen zijn zeer vergelijkbaar, daarom wordt onderzoek soms gecombineerd.

Op het internationale kindertandheelkunde congres in Cancun, Mexico, in 2019 werd er door vier sprekers een update gegeven. Een verslag van hun lezingen.

De etiologie van hypomineralisaties

(Mihiri Silva, Melbourne, Australia)

De etiologie van kaasmolaren in het melk- en blijvend gebit is nog niet bekend. Er zijn een heleboel mogelijke oorzakelijke factoren genoemd, zoals bijvoorbeeld vroeggeboorte, laag geboortegewicht, antibioticum gebruik, ziekte, koorts, genetische aanleg, voedingsstoffen etc. Verschillende studies geven verschillende oorzakelijke factoren aan en de kwaliteit van het bewijs is laag voor de omgevingsfactoren. Ook de genetische invloed kan meespelen bij het voorkomen van kaasmolaren. Het meest voor de hand liggend is dat de etiologische factoren een combinatie zijn van zowel genetische als omgevingsfactoren.

Het glazuur van kaasmolaren bevat, zoals de naam hypomineralisatie al doet vermoeden, minder mineraal. Ook is de kwaliteit van dat mineraal minder goed doordat er meer carbonaat in zit. De glazuurkristallen zijn minder gestructureerd, er zijn meer porositeiten en meer eiwitten aanwezig. Daarom is het glazuur minder sterk en minder elastisch en dat heeft als consequentie dat het  glazuur makkelijker kan afbreken (posteruptief glazuurverlies).

De genetische en omgevingsfactoren kunnen op verschillende manieren hun invloed hebben op de verschillende kenmerken van het gehypomineraliseerde glazuur:

  1. Ameloblasten scheiden andere eiwitten af, waardoor de eiwitten moeilijker te verwijderen zijn en er minder glazuurkristallen groeien
  2. Deficiënte proteasen geven dat er minder eiwitten worden verwijderd en er minder glazuurkristallen groeien
  3. De tight junctions tussen de ameloblasten functioneren niet goed waardoor er teveel albumine in de glazuurmatrix komt en er minder glazuurkristallen groeien
  4. Vervroegde celdood van de ameloblasten waardoor er teveel albumine in de glazuurmatrix komt en er minder glazuurkristallen groeien
  5. Inefficiënte bicarbonaat productie door de ameloblasten geeft een teveel aan carbonaat en daardoor minder glazuurkristallen
  6. De calciumtransporteurs in de ameloblasten functioneren niet goed waardoor de mineraaldichtheid lager is en er minder glazuurkristallen zijn

Daarnaast blijft de vraag waarom de ene kies is aangedaan en de ander niet. Een lichaam is niet volledig symmetrisch. Dit kan komen door een iets andere expressie van dezelfde genetische basis, ook wel epigenetica genoemd.

Behandeling van kaasmolaren in het blijvende gebit

(Ashmina Goyal, Chandigarh, India)

Gehypomineraliseerde molaren hebben negen keer meer kans om behandeld te moeten worden dan gezonder molaren. Bij behandeling kunnen kind en behandelaar problemen ervaren:

  1. Hypersensitiviteit en pijn – moeilijk om een goed werkende verdoving te krijgen
  2. Posteruptief glazuurverlies
  3. Snelle cariësprogressie en plakaccumulatie
  4. Slechte esthetiek
  5. Gedragsproblemen bij behandeling
  6. Falen van de hechting van de vulling

Remineralisatie van het glazuur is een waardevolle behandeloptie om de mineralen in het glazuur te laten toenemen bij beginnende cariëslaesies, maar werkt het ook voor MIH? Daar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan.

In de hypomineralisaties zitten andere chemische elementen. In gele hypomineralisaties worden meer Ca en P gezien en in bruine hypomineralisaties meer C en Mg.

Op dit moment lijken CPP-ACP en fluoride vernis beide effectief te zijn in de remineralisatie van het gehypomineraliseerde glazuur.

Remineralisatie kan een alternatieve therapie zijn voor MIH voor het verbeteren van de mineralen inhoud van het glazuur en het versterken van de mechanische eigenschappen.

Voordat remineralisatie als een gouden standaard voor MIH elementen kan worden gebruikt zal er meer onderzoek van een hoog niveau gedaan moeten worden, moet het werkingsmechanisme verder worden uitgezocht en moet ook de effectiviteit van andere materialen worden onderzocht.

Kenmerken van het glazuur van de MIH molaren

(Norbert Krämer, Giessen, Duitsland)

Er is toenemende aandacht, ook in de media, voor kaasmolaren in het blijvende gebit. Om de kinderen met deze molaren goed en doeltreffend te kunnen helpen, is meer inzicht nodig in de kenmerken van het glazuur om betere hechting voor restauratiematerialen te verkrijgen. Omdat het glazuur meer eiwitten bevat (3-21 keer meer dan normaal glazuur) is de hechting van bonding aan met name het glazuur, maar ook het dentine minder sterk. In het glazuur wordt een ander, minder ruw en onregelmatiger etspatroon gezien bij het gehypomineraliseerde glazuur dan bij het gezonde glazuur. Dit is overigens voor zowel het melkgebit als het blijvende gebit het geval. De hechting aan het glazuur is lastig te verbeteren. Het gebruik van natriumhypochloriet en ICON zijn genoemd, maar beide geven geen significant betere hechting. Vanwege de diepte van de hypomineralisatie in het glazuur, soms vanaf het oppervlak tot vrijwel aan de glazuurdentinegrens, heeft ICON infiltratie niet het gewenste effect op de kleur omdat deze alleen de oppervlakkige laag binnentrekt. Hechting aan gehypomineraliseerd glazuur is dus moeilijk.  Om deze hechting zo goed als mogelijk te hebben, is het advies om restauratieranden zo veel mogelijk in het gezonde glazuur te leggen en het glazuur altijd bevelen om “chipping” of “cracks” te vermijden. Dit betekent echter niet dat al het gehypomineraliseerde glazuur verwijderd moet worden. Het overkappen/afdekken van het gehypomineraliseerde glazuur is ook een goede optie.

Prof. Norbert Krämer benadrukte dat de behandeling van kaasmolaren een andere aanpak nodig heeft dan de behandeling van cariës. Hij presenteerde de “Würzburg”-behandelindex, die is bedoeld om de behandelstrategieën te koppelen aan verschillende klinisch status en gradaties van hypomineralisatie.

Bij het opstellen van een plan voor de behandeling van gehypomineraliseerde elementen wordt gekeken naar:

  1. Oppervlak intact of niet
  2. Pijn nee of ja
  3. Pulpa vitaal of ontstoken
  4. Gedrag medewerkend of niet

Het doel van de behandeling moet zijn het element pijnvrij te maken, open caviteiten af te dichten, reconstructie van de harde weefsels, stabilisatie van het element en randen zo veel mogelijk in gezond glazuur.

MIH-TNI 1=MIH, geen pijn & geen defect 2=MIH, geen pijn & wel defect * 3=MIH, wel pijn & geen defect 4=MIH, wel pijn & wel defect *
Preventie (A) Thuis: gebruik van fluoridehoudende tandpasta en op indicatie CPP-ACP, Praktijk: aanbrengen fluoride en/of CPP-ACP lak
Sealen (B) Flowable of glasionomeercement 2a: Flowable of glasionomeercement Adhesief, flowable of glasionomeercement 4a: Adhesief, flowable of glasionomeercement
Tijdelijke restauratie (korte termijn) (C) 2a, 2b en 2c:

Glasionomeercement zonder (1) of met (2) orthodontische band

4a, 4b en 4c: Glasionomeercement zonder (1) of met (2) orthodontische band
Tijdelijke restauratie (lange termijn) (D) 2b en 2c: roestvrijstalen kroon (RVSK) 4b en 4c: roestvrijstalen kroon (RVSK)
Definitieve restauratie (E) 2a, 2b en 2c:

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2)

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2) 4a, 4b en 4c:

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2)

Extractie (F) 2c

Liefst op een gunstig moment, in overleg met orthodontist

4c

Liefst op een gunstig moment, in overleg met orthodontist

*a = minder dan 1/3 oppervlak aangedaan, b = >1/3 & <2/3 oppervlak aangedaan, c = meer dan 2/3 oppervlak aangedaan en/of defect dicht bij de pulpa of extractie of atypische restauratie

Het sealen met glasionomeercement kan al vanaf het moment dat de kies nog in doorbraak is. Sommige kiezen hebben geen glazuurverlies maar zijn erg gevoelig en moeten daarom behandeld worden. De eerste keus van de behandeling in deze casussen is een preventieve behandeling met remineralisatie. Soms kan de gevoeligheid na ongeveer 1 jaar na de doorbrak zo goed afnemen dat verdere en/of uitgebreidere behandeling niet nodig is. Als glasionomeer gebruikt wordt wanneer er al posteruptief glazuurverlies is ontstaan, is het  advies om dat in combinatie  met een orthodontische band te behandelen. In het geval van een restauraties van glasionomeer, is een glashybride restauratie materiaal op basis van een GIC van hoog viscositeit gecombineerd met een nano-filled multifunctional monomer coat.

Als er gekozen wordt voor een composiet restauratie, is het advies om een bonding systeem met MDP monomeer te gebruiken, aangezien deze een relatief betere interactie maken met de eiwitlaag van het glazuur van kaaskiezen en dus een betere hechting geeft.

Wanneer een roestvrijstalen kroon wordt gekozen als lange termijn tijdelijk restauratie, is het advies om deze met een zelfhardend glasionomer cement vast te zetten

In algemeen is het geadviseerd om kinderen met kaaskiezen vaker voor controle te zien, ook als er in eerste instante geen pijn of glazuur verlies aanwezig zijn. Vooral kaaskiezen die donkere defecten hebben (geel of licht bruin) hebben meer kans op post eruptief glazuurverlies dan een wit/crèmekleurig defect. Wanneer er posteruptief glazuurverlies aanwezig is, hebben deze kiezen ook meer kans op cariës.

Epidemiologie en management van Hypomineralised Second Primary Molars (HSPM)

(Marlies Elfrink, Almelo, The Netherlands)

Epidemiologie

De prevelentie van kaasmolaren in het melk en blijvend gebit verschilt per onderzoek en per regio. Voor MIH Is de gerapporteerde prevalentie het hoogst in Zuid-Amerika en het laagst in Afrika. De gemiddelde prevalentie van MIH is 12,6%. Over de prevalentie van HSPM zijn minder artikelen gepubliceerd met een gemiddelde prevalentie van 7,9%. Het voorkomen van hypomineralisaties in het melk- en blijvend gebit is aan elkaar gerelateerd. Kinderen met HSPM hebben meer kans om ook MIH te hebben (OR 4,4-6,3). Milde HSPM geeft een grotere kans op MIH en meer dan 1 element aangedaan met HSPM geeft meer kans op MIH. Bij HSPM komt de hypomineralisatie bij alle 2e melkmolaren ongeveer even vaak voor, bij MIH zijn de 1e blijvende molaren de elementen die het vaakst de hypomineralisaties hebben, gevolgd door de centrale bovenincisieven. Bij de molaren is het occlusale vlak het meest gehypomineraliseerd en bij de incisieven het buccale vlak.

Hypomineralisaties kunnen ook voorkomen in andere elementen dan in de definitie van HSPM en MIH. Bijv in de hoektanden in melk- en blijvend gebit, maar ook de 2e blijvende molaar. Deze komen echter veel minder voor dan de hypomineralisaties in de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar.

De hypomineralisaties zijn risicofactoren voor cariës, zowel in het melkgebit als in het blijvende gebit.

Behandeling van HSPM

Belangrijk bij de behandeling is om rekening te houden met het feit dat de anesthesie minder goed kan werken, de kinderen vaak banger zijn en er vaker herbehandeling nodig is. Het gebruik van rubberdam is aan te raden bij de behandeling. Bij de preventie kan gebruik gemaakt worden van fluoride en CPP-ACP, er is echter voor HSPM nog geen onderzoek gedaan naar de invloed hiervan op de hypomineralisatie. Het advies is om de kinderen wat vaker voor controle te zien en de mondhygiëne zo nodig bij te sturen. Voor het sealen van 2e melkmolaren met HSPM is nog geen wetenschappelijk bewijs. Zowel glasionomeer- als hars-sealants  kunnen worden gebruikt.

Als restauratie materiaal kan gebruik gemaakt worden van glasionomeer. Dit is makkelijk aan te brengen, maar is minder sterk dan composiet. Met name geschikt voor kleine restauraties. Compomeer en composiet zijn sterker en zijn wat kritischer qua plaatsing. Bij voorkeur ook voor kleine restauraties. Voor grotere restauraties kan beter gekozen worden voor roestvrijstalen kronen. Extractie is de laatste oplossing als er kiespijn is of vrijwel niets meer over is van het element. Bedenk wel dat de extractie van een 2e melkmolaar orthodontische consequenties kan hebben, met name als dit gebeurt voordat de 1e blijvende molaren in occlusie staan.

Onderzoek naar MIH en HSPM

Omdat de hypomineralisaties in MIH en HSPM de zelfde oorsprong lijken te hebben, kan het onderzoek hiernaar worden gecombineerd. Om de onderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken is het belangrijk om dezelfde beoordelingscriteria te gebruiken en duidelijk te beschrijven welke kinderen van welke leeftijd zijn geïncludeerd in het onderzoek, hoe het onderzoek is uitgevoerd en hoe de onderzoekers zijn voorbereid op het onderzoek. Er is in 2017 een handleiding voor MIH & HSPM onderzoek gepubliceerd om de resultaten zo veel mogelijk vergelijkbaar te kunnen maken. Hopelijk kunnen hierdoor in de toekomst onderzoeksuitkomsten worden gecombineerd en antwoorden worden verkregen op de vragen die er nu nog zijn.

 

Marlies Elfrink studeerde tandheelkunde van 1999 tot 2004 aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Aansluitend volgde ze het masterprogramma tot tandarts-pedodontoloog  aan ACTA, waar ze in 2007 haar diploma kreeg. Naast haar werk als tandarts werkte ze aan haar promotieonderzoek naar kaaskiezen in het melkgebit (Hypomineralised Second Primary Molars (HSPM)). Op 1 juni 2012 promoveerde ze aan ACTA. Tegenwoordig werkt ze in haar eigen praktijk Mondzorgcentrum Nijverdal, participeert in een onderzoeksgroep van tandarts-pedodontologen (Pediatric REsearch Project (PREP)), publiceert artikelen en geeft met regelmaat lezingen in binnen- en buitenland, met name over kaaskiezen.

Clarissa C. Bonifácio studeerde tandheelkunde van 1998 tot 2003 aan de Universiteit van São Paulo (Brazilië). In 2009 verhuisde zij naar Amsterdam voor haar promotieonderzoek. Op 7 september 2012 promoveerde ze aan ACTA. Tegenwoordig werkt ze als tandarts-pedodontoloog op de Stichting voor Bijzondere Tandheelkunde naast haar werk op ACTA als universitair docent en profiel directeur van het masterprogramma tot tandarts-pedodontoloog.

Verslag door Marlies Elfrink en Clarissa C. Bonifácio van het MIH symposium op het IAPD congres in Cancun, Mexico voor dental INFO.

Dit verslag is voor het eerst in oktober 2019 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in april 2021 opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Kindertandbederf

Tanden boren en vullen niet per se beste behandeling bij kindertandbederf

Cariës is de meest voorkomende kinderziekte en heeft een significante impact op gezondheid en economie. Vaak wordt het behandeld door het plaatsen van vullingen, maar een recente studie heeft aangetoond dat dit geen effectievere behandeling is dan alternatieve opties.

Is de conventionele benadering wel de beste?

Al in 2002 werd door twee eerstelijnsonderzoeken het succes van conventionele benaderingen betwijfeld. Verbeterd begrip van het ontstaan van cariës en bijdragende factoren heeft onderzoek naar minder invasieve technieken om cariës te behandelen aangemoedigd.

Studie naar klinische en kosteneffectiviteit van drie methodes

Het groeiende bewijs voor deze alternatieve methodes, in combinatie met onzekerheid bij tandartsen over de beste behandeling bij kinderen, was voor de UK National Institute for Health Research de reden onderzoek te laten doen naar drie behandelstrategieën. Deze ‘FiCTIoN’-studie (Filling Children’s Teeth: Indicated or Not?) vergeleek de klinische en kosteneffectiviteit van het afdichten van het bederf in de tand, het standaard ‘boren en vullen’, en preventietechnieken.
Het onderzoek, dat werd uitgevoerd door de Universiteiten van Leeds, Dundee en Newcastle, omvatte 1,140 Britse kinderen tussen de drie en zeven jaar met zichtbaar tandbederf. Voor elk kind werd willekeurig een van de drie behandelingsmethoden gekozen voor de tandverzorging van het kind. De proef duurde maximaal drie jaar per kind.

Bijna helft ervaart pijn ondanks behandeling

Iets minder dan de helft van de kinderen ervoer pijn en verder tandbederf, ongeacht de tandheelkundige behandeling die ze kregen. Volgens de resultaten die zijn gepubliceerd in het Journal of Dental Research werkt elke manier waarop de cariës worden aangepakt ongeveer even goed.
Professor Nicola Innes, voorzitter van kindertandheelkunde aan de universiteit van Dundee en hoofdauteur van het artikel, zei: „Onze studie laat zien dat […] kinderen die op jonge leeftijd tandbederf krijgen een grote kans hebben op het ervaren van tandpijn en abcessen ongeacht de manier waarop de tandarts het bederf aanpakt.”

Afdichten en preventieve behandeling waarschijnlijk beste aanpak

Uit de kostenanalyse kwam naar voren dat het afdichten van het bederf aangevuld met preventieve behandelingen waarschijnlijk de beste aanpak is. De samenleving moet dan wel bereid zijn om minimaal £130 extra te betalen om elk voorval van pijn of infectie te vermijden.

Voorkomen beter dan genezen

De bevindingen worden kort samengevat door professor Anne Maguire, hoofd Preventive Dentistry aan Newcastle University: “The FiCTION-bevindingen hebben de aandacht weer gefocust op de noodzaak om tandbederf te voorkomen voordat het begin.”

Bron:
Journal of Dental Research

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Het effect van de pandemie op pediatrische tandheelkunde: achteruitgang in het VK

Het effect van de pandemie op pediatrische tandheelkunde: achteruitgang in het VK

De COVID-19-pandemie heeft op allerlei manieren negatieve gevolgen voor de volksgezondheid. Zo heeft het volgens een redactioneel artikel uit het VK in BMJ Paediatrics Open geleid tot verminderde toegang tot pediatrische tandheelkundige zorg en een slechtere mondgezondheid bij kinderen in het VK. Actie op nationale schaal is nodig om de achteruitgang te keren.

Weinig aandacht voor mondgezondheid

Er is al veel geschreven over de gevolgen van lockdown op diensten voor kinderen, maar er is nog weinig aandacht besteed aan de mondgezondheid. Zo werd dit onderwerp niet genoemd in een recente publicatie over indirecte COVID-19-effecten door het Royal College of Paediatrics and Child Health. Vanwege de impact op de algemene gezondheid zou dit echter prioriteit moeten hebben, vinden de auteurs.

Maatstaaf voor ongelijkheid

Cariës treft 23% van de kinderen van jaar in Engeland, en de incidentie van tandbederf vertegenwoordigt een maatstaaf voor gezondheidsongelijkheid. De incidentie is twee keer zo hoog in sociaaleconomisch achtergestelde gemeenschappen vergeleken met niet-achtergestelde gemeenschappen.

Minder tandheelkundige zorg mogelijk

Als reactie op de lockdown werd geadviseerd om routinematige, niet-urgente tandheelkundige zorg stop te zetten en uit te stellen. Dit gold ook voor kinderen en zuigelingen die in aanmerking zouden komen voor hun eerste tandartsbezoek. Toen de gezondheidsdiensten in juni 2020 werden hervat was de capaciteit om patiënten te zien in de algemene tandartspraktijk van de National Health Service (NHS) beperkt.

Extra pijn en infectie

Het niet behandelen van kinderen betekent dat ze mogelijk extra aan pijn en infectie lijden. Soms zal dit zelfs leiden tot opname via de spoedeisende hulp voor vermijdbare operaties. “De impact van tandcariës op alle aspecten van het leven kan niet genoeg worden benadrukt”, stellen de auteurs.

Cruciale rol voor kwetsbare gezinnen

Bovendien zijn gezondheidsbezoeken en schoolverplegingstaken opgeschort vanwege de pandemie. De werknemers die deze taken normaal vervullen hebben echter vaak een cruciale rol bij het adviseren van kwetsbare gezinnen wat betreft mondgezondheid. Initiatieven op het gebied van volksgezondheid creëerden voor de epidemie een momentum in de strijd tegen tandcariës, en de impact van COVID-19 brengt dat in gevaar.

Laat elk contact tellen

Daarom vinden de auteurs dat zorgaanbieders alternatieve manieren moeten vinden om gezinnen te bereiken en op te komen voor de behoeften van deze kwetsbare groep jongeren. Om “elk contact te laten tellen” zou iedereen de mondgezondheid van kinderen moeten promoten en integreren in hun professionele praktijk.

Obesitas en tandbederf

Omdat bijvoorbeeld obesitas en tandbederf beide onlosmakelijk verbonden zijn met overmatige suikerconsumptie zouden zorgaanbieders moeten pleiten voor het opnemen van mondgezondheid in het volksgezondheidsbeleid. Kinderen met overgewicht hebben ook een grotere kans op cariës. Dit benadrukt het belang van het aanpakken van de sociale determinanten van gezondheid om de ongelijkheden in de mondgezondheid te verminderen, schrijven de auteurs.

Watervoorziening fluorideren

Een andere oplossing die wordt genoemd is het fluorideren van de watervoorziening. Dit zou een veilige en kosteneffectieve methode zijn om de incidentie van cariës te verminderen, maar gebeurt momenteel in slechts 14% van de VK.

Bewustzijn van ouders

Verder zouden ouders bewust moeten worden gemaakt over het belang van een goede mondgezondheid. In combinatie met het werk dat eerder op scholen en kinderdagverblijven is gedaan en weer beginnen met tandenpoetsen onder schooltoezicht zou dit moeten helpen bij het opzetten en consolideren van mondverzorgingsregimes.

Iedereen is verantwoordelijk

Tenslotte merken de auteurs op dat de kosten voor de NHS om tandbederf te voorkomen minimaal zijn vergeleken met de £36 miljoen die extracties in de pediatrische tandheelkunde jaarlijks kosten. “We raden aan dat in plaats van de huidige standaardpositie van het delegeren van de verantwoordelijkheid aan tandheelkundige professionals, […] alle gezondheidsmedewerkers, ouders, scholen en andere instellingen moeten samenwerken om de mondgezondheid van kinderen aan te pakken”, concluderen ze.

Bron:

BMJ Paediatrics Open

Lees ook het artikel Mondgezondheid ongeveer gelijk aan daarvoor
Drie praktiserende mondhygiënisten uit Groningen (Selma Burrekers), Amsterdam (Jolanda Gortzak) en uit Willemstad, Curacao (Esther Reyerse) onderzochten wat het effect zou kunnen zijn van de COVID-19 crisis op de mondgezondheid. Zij concludeerden dat de meeste mensen hun zelf ervaren mondgezondheid ‘redelijk goed’ tot ongeveer hetzelfde of zoals gewoonlijk beoordeelden.

 

 

Lees meer over: Corona, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Mondzorg bij het kind IX

Nieuwe KIMO-richtlijn KPR Mondzorg voor Jeugdigen, module Preventie en behandeling

Bij KIMO is onlangs de Klinische praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen, module Preventie en behandeling verschenen. Em. prof. dr. A.M. Kuijpers-Jagtman en dr. N.G. Blanksma van de Richtlijnontwikkelcommissie vertellen hoe de richtlijn tot stand is gekomen, hoe je preventie bij kinderen het beste kunt aanpakken en welke behandelmethoden je kunt toepassen bij cariës.

PDF’s richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës

Bekijk de volledige richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës (2020

Bekijk de samenvatting

Bekijk de patiënteninformatie

Bekijk het stroomschema behandeling melkdentitie

Bekijk het stroomschema behandeling blijvende dentitie

Bekijk het implementatieplan

Waarom is deze richtlijn opgesteld?

“De eerste Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen dateert alweer van 2012. In deze richtlijn kwam de gehele kindertandheelkunde aan bod en de richtlijn werd mede daardoor niet ervaren als makkelijk te raadplegen. De wens bestond om een handzame, gebruikersvriendelijke richtlijn op te stellen waarin antwoord wordt gegeven op veel gestelde vragen over diagnostiek, preventie en behandeling. Daarnaast is er veel nieuwe wetenschappelijke literatuur verschenen over de behandeling van cariës. Deze nieuwe richtlijn toont de huidige inzichten met betrekking tot de ziekte cariës en geeft antwoord op veel gestelde vragen in de praktijk. Cariës is een gedragsziekte en daarom kunnen preventie en beslissingen over (invasieve en non-invasieve) behandeling bij jeugdigen niet los van elkaar gezien worden. Te snel overgaan op symptoombestrijding zal op termijn niet leiden tot de beoogde verbetering van de mondgezondheid.
Deze richtlijn beoogt de mondzorgverlener een duidelijk handvat te bieden voor een efficiënte en veilige zorg aan jeugdigen ter preventie en behandeling van cariës. Voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers is het belangrijk dat zij goed geïnformeerd zijn en samen met de mondzorgverlener kunnen beslissen over preventie en behandeling.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Op initiatief van het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO) is in het najaar van 2018 gestart met de voorbereiding van de ontwikkeling van deze klinische praktijkrichtlijn. De richtlijnontwikkeling is gestart met een invitational conference in november 2018 met als doel knelpunten te inventariseren en te prioriteren op het gebied van de mondzorg voor jeugdigen waar het gaat om preventie en behandeling. Je wilt immers een richtlijn ontwikkelen voor knelpunten die daadwerkelijk in de praktijk worden gevoeld. Op basis van de uitkomsten van de invitational conference zijn de knelpunten en uitgangsvragen vastgesteld die in de richtlijn aan de orde moeten komen.

De Richtlijn Ontwikkelcommisie (ROC) is in maart 2019 van start gegaan. Voor de ontwikkeling van de richtlijn ‘Mondzorg voor jeugdigen – preventie en behandeling’ zijn de criteria gevolgd, die zijn beschreven in het AGREE-II instrument (Brouwers, 2010). Dit is een internationaal gevalideerde en geaccepteerde methode voor de ontwikkeling van evidence-based richtlijnen. Daarnaast is gebruik gemaakt van de Kwaliteitsstandaarden van Zorginstituut Nederland.

Vervolgens is naar wetenschappelijk bewijs gezocht voor de antwoorden op de uitgangsvragen met behulp van systematisch literatuuronderzoek. De bevindingen hieruit zijn terug te vinden in de richtlijn. De kracht van het wetenschappelijke bewijs is beoordeeld volgens de principes van de GRADE-methodiek. Op basis hiervan zijn conclusies geformuleerd. Daarmee heb je nog geen klinisch bruikbare richtlijn. In de klinische besluitvorming zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijk bewijs ook andere aspecten van belang zoals waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten, balans tussen gewenste en ongewenste effecten van interventies en organisatorische aspecten. Op basis van wetenschappelijk bewijs en de overige overwegingen heeft de ROC vervolgens aanbevelingen geformuleerd. Daarna is de conceptrichtlijn in mei 2020 in een brede commentaarronde voorgelegd aan de betrokken wetenschappelijke en beroepsverenigingen, evenals aan andere bij het onderwerp betrokken organisaties. De commentaren zijn in de ROC besproken, waarna de definitieve richtlijn is geformuleerd.

De ontwikkeling van een nieuwe richtlijn is niet los te zien van de invoering ervan. Het inpassen van een richtlijn in de dagelijkse praktijk betekent voor veel gebruikers immers een verandering van routine. Zo stopt het proces niet bij de ontwikkeling en publicatie van de richtlijn, maar is de implementatie ervan een logisch proces in nauwe samenwerking met de leden van het KIMO, de KNMT en NVM-mondhygiënisten.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“In de richtlijn is veel aandacht voor preventie en de vraag hoe een mondzorgverlener kinderen (tot 18 jaar) en hun ouders/verzorgers kan motiveren tot gebitsgezond gedrag. Daarnaast komt aan de orde hoe glazuurlaesies, niet-gecaviteerde en gecaviteerde dentinelaesies in melkelementen en in blijvende gebitselementen behandeld dienen te worden. Er wordt kort ingegaan op de wenselijke organisatie van de mondzorg voor jeugdigen waarbij de commissie pleit voor een verdergaande samenwerking tussen mondzorgverleners en de Jeugdgezondheidszorg. En zoals ook hierboven al is gezegd, bepreekt de richtlijn ook de implementatie en de mogelijke obstakels.”

Hoe kun je preventie bij kinderen het beste aanpakken?

“Begin op jonge leeftijd!!! Ouders staan open voor informatie, ze willen immers het beste voor hun kind. Bedenk dat van jongs af aan direct het goede gedrag aanleren makkelijker is dan het veranderen van bestaande gedragspatronen. Probeer daarom kinderen vóór of vanaf het moment van de doorbraak van de eerste gebitselementen te begeleiden. Spreek in overleg met de ouders een passend interval voor periodiek mondonderzoek af. Handig is om hierbij de systematiek van het Deense Nexø project of het Gewoon Gaaf project van het Ivoren Kruis te volgen. Regelmatig tandartsbezoek vanaf jonge leeftijd, waarbij aandacht voor mondgezondheid en tijdige voorlichting voorop staat, zorgen er ook voor dat een kind gewend is aan regelmatige, niet bedreigende bezoeken aan de praktijk en biedt zo bescherming tegen het ontstaan van tandartsangst.

Geef complimenten als ouders en kind zich houden aan het Advies Cariëspreventie (tweemaal daags twee minuten zorgvuldig poetsen met fluoridetandpasta passend bij de leeftijd van het kind, en maximaal zeven eet- en drinkmomenten per dag). Wijs ouders op het belang van napoetsen (niet kijken, maar poetsen) tot kinderen van 10-12 jaar en natuurlijk blijven ouders ook daarna verantwoordelijk voor de mondgezondheid van het kind. Complimenten zijn een goede stimulans om het juiste gedrag voort te zetten.

Spoor ongezond gedrag op door te vragen naar poets- en voedingsgewoonten en motiveer kinderen en ouders dit ongezond (risico)gedrag aan te passen door middel van motiverende gespreksvoering (zoals bijvoorbeeld Motivational Interviewing), waarbij het afhankelijk is van de leeftijd en zelfstandigheid van het kind of dit vooral op de ouders of op het kind zelf gericht is. Als je tips en adviezen geeft, laat ouders en kind dan op korte termijn terugkomen zodat je kunt zien of je adviezen goed worden opgevolgd (dat is een compliment waard!) of dat aanpassing en/of bijsturing nodig is.”

Hoe kun je cariës bij kinderen het beste behandelen?

“Preventie is ook hier het sleutelwoord. Goede mondhygiëne in combinatie met fluoridetandpasta passend bij de leeftijd van het kind, kan cariësactiviteit remmen of stoppen. De mondzorgverlener kan een kind en diens ouders/verzorgers effectief ondersteunen bij preventieve maatregelen. Daarom hoort de vraag naar toepassing van het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis tijdens elk bezoek terug te komen. Aandacht voor voeding hoort hier zeker bij. Inclusief maaltijden wordt een totaal van maximaal zeven eet- en drinkmomenten aangeraden. Dat geldt ook voor borstvoeding. Voor een peuter (kind tussen 2 en 4 jaar) zijn zeven eet-en drinkmomenten over het algemeen veel en geldt dat vijf eet- of drinkmomenten voldoende zijn. Het is aan te raden dat kinderen vanaf 9 maanden leren drinken uit een beker in plaats van een zuigflesje. Ook moet voorkomen worden dat kinderen na het tandenpoetsen, een antilek/tuitbeker mee in bed krijgen met zoete inhoud of met melk. Eventueel kan een antilekbeker/tuitbeker als tussenstap worden gebruikt. In gesprek met het kind en ouders dient gezocht te worden naar een vorm die werkbaar is voor het gezin, je adviezen moeten immers wel uitvoerbaar zijn!”

Welke non-invasieve behandelingen zijn mogelijk? Wanneer kies je daarvoor?

“Laesies in melk- en blijvende elementen die beperkt zijn tot het glazuur en dentinelaesies die niet gecaviteerd zijn, kunnen met behulp van non-invasieve technieken worden behandeld. Ook hierbij is het identificeren van het ongezonde risicogedrag van belang, waarbij in samenspraak met kind en ouders naar mogelijke aanpassingen van dit gedrag wordt gestreefd. Eventueel kan een fluoridevernis (>20.000 ppm F) worden geappliceerd op de aangetaste vlakken. Fluoridevernis heeft de voorkeur boven een fluoridegel; het lijkt effectiever, het bewijs ervoor is krachtiger en het is de meest veilige optie. Fluoridevernis kan maximaal 4x per jaar worden toegepast tot de actieve cariëslaesies inactief (arrested) zijn geworden.
Als het Advies Cariëspreventie ontoereikend is, kun je ook adviseren om het kind te poetsen met een tandpasta met een hogere fluorideconcentratie (kinder/junior/volwassen tandpasta tot maximaal 1500 ppm F) en/of adviseer een tijdelijke verhoging van de poetsfrequentie. Om het risico op fluorose beperkt te houden, wordt geadviseerd om dan een halve centimeter tandpasta te gebruiken.
Bij cariësactiviteit, en als zelfzorgmaatregelen (voorlopig) niet lukken en het tijdelijk appliceren van een fluoridevernis op aangetaste vlakken niet mogelijk/succesvol is, kan mogelijk een sealant met glasionomeercement geïndiceerd zijn voor de fissuren en pitten. Bij doorbrekende elementen en situaties waarbij controle over het drooghouden van het werkterrein problematisch is, kan een glasionomeercementfissuurlak worden gebruikt.”

Wanneer moet je ervoor kiezen om invasief in te grijpen? Wat kun je dan het beste doen?

“Bij gecaviteerde dentinelaesies die niet toegankelijk zijn voor tandenborstel, is invasief ingrijpen gewenst omdat de laesie immers niet door kind en/of ouder kan worden schoongehouden en dus niet tot stilstand kan worden gebracht. De meest geschikte behandeloptie is afhankelijk van de locatie, bereikbaarheid, het stadium van gebitsontwikkeling en diepte van de actieve cariëslaesie, waarbij de principes van minimale invasieve tandheelkunde en minimale belasting van het kind het uitgangspunt zijn. Behandelopties voor melkelementen zijn de Non-Restorative Cavity Treatment (NRCT) methode, een conventionele minimaal invasieve restauratie of ART of een Hallkroon.
Bij NRCT ligt de focus op het inactiveren van het cariësproces door actieve beïnvloeding en monitoring van het hele complex van cariësbeïnvloedende en -veroorzakende factoren in de mond. Bij het 5-punts NRCT-concept bestaat de behandeling uit 1) informed consent; 2) niet-toegankelijke cariëslaesies worden toegankelijk gemaakt; 3) afhankelijk van noodzaak kunnen remineraliserende/desensibiliserende middelen zoals fluoridevernis, silver diamine fluoride (SDF) en/of sealant met glasionomeercement worden aangebracht, 4) de ouders worden getraind en begeleid in het schoonhouden van de caviteit; 5) het proces wordt gemonitord door middel van mondfotografie of beschrijving (Gruythuyzen 2010, 2019). Doordat de cariëslaesie niet afgesloten wordt, blijft een zichtbare evaluatie op de ontwikkeling van het proces en het resultaat van de interventie mogelijk.
Indien er gekozen wordt om een restauratie te maken met composiet of in geval van melkelementen met compomeer, dient het dentine tot 1 mm onder de glazuur-dentine grens hard te zijn, centraal mag aangetast dentine achterblijven. Centraal excaveren tot hard dentine is overbehandeling! Afhankelijk van de diepte van de laesie wordt centraal alleen het zachte dentine geëxcaveerd (bij diepe laesies) of tot leerachtig of stevig dentine (bij minder diepe laesies). Het doel is om de pulpa te beschermen maar ook om een restauratie te maken van voldoende omvang in verband met de eigenschappen van het restauratiemateriaal. Kortom: perifeer reinigen altijd tot op hard dentine, maar centraal nooit!
Ook de Hallkroon kan een goede optie zijn bij cariëslaesies posterior in melkelementen, bijvoorbeeld als het herhaaldelijk inzetten van motiverende gesprekstechnieken betreffende mondgezondheid onvoldoende effect heeft gehad. Omdat anesthesie en excaveren van carieus weefsel niet nodig zijn, is de behandeling voor het kind weinig belastend. Echter, een Hallkroon heeft, net als een restauratie, als risico dat het onderliggende probleem, namelijk het ontbreken van goede mondhygiëne en/of een gezond eetpatroon, geen of te weinig aandacht krijgt.
Omdat er geen bewijs is dat de effectiviteit van een restauratie, Hallkroon of NRCT significant verschillend zijn, is het belangrijk om de meest kindvriendelijke methode te kiezen. NRCT heeft als voordeel dat, indien het Advies Cariëspreventie wordt opgevolgd, het kind hier ook in de toekomst profijt van heeft. Voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers is het belangrijk dat zij geïnformeerd mee kunnen beslissen over preventie en behandeling. Het belang van het kind staat altijd centraal.”

Waar moeten tandartsen en mondhygiënisten vooral op letten?

“Preventie is altijd de basis! Zie een kind op tijd, liefst bij doorbraak van de eerste tandjes, identificeer risicogedrag en probeer dit door motiverende gesprekstechnieken aan te passen. Neem de tijd voor klinisch onderzoek en voor een gesprek met de ouders. Zorg ervoor dat adviezen aansluiten op de thuissituatie, pas dan bestaat er immers een gerede kans op opvolgen ervan. Als je tips en adviezen geeft, laat ouders en kind dan op korte termijn terugkomen om te zien of deze goed zijn opgepakt of dat bijsturing en/of aanpassing van de adviezen gewenst is.

Kortom: neem de tijd, heb voldoende aandacht voor het kind en de thuissituatie en probeer ouders en kind te begeleiden bij een juist mondzorggedrag. De tijdsinvestering in het begin, haal je er later dubbel en dwars uit en bovendien geeft het enorm veel voldoening. Als je toch het gevoel hebt ‘tegen een muur op te lopen’ waarbij alle gesprektechnieken en instructies niets lijken te helpen en de cariëslaesies blijven komen, overweeg dan een doorverwijzing naar een kindertandarts/tandarts-pedodontoloog.”

Em. Prof.dr. A.M. Kuijpers-Jagtman, Afdeling Orthodontie, UMCG
Voorzitter Richtlijnontwikkelcommissie Mondzorg voor Jeugdigen – Preventie en behandeling

Dr. N.G. Blanksma, Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde, UMCG
Lid Richtlijnontwikkelcommissie Mondzorg voor Jeugdigen – Preventie en behandeling

PDF’s richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës

Bekijk de volledige richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës (2020

Bekijk de samenvatting

Bekijk de patiënteninformatie

Bekijk het stroomschema behandeling melkdentitie

Bekijk het stroomschema behandeling blijvende dentitie

Bekijk het implementatieplan

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, et al. AGREE II: advancing guideline development, reporting, and evaluation in health care. Prev Med. 2010;51(5):421-4.

Gruythuysen RJ. Niet-Restauratieve Caviteitsbehandeling. Cariësactiviteit beteugelen in plaats van maskeren. Ned Tijdschr. Tandheelkd, 2010; 117: 173-180.
Gruythuysen RJM. Non-restorative cavity treatment: should this be the treatment of choice? reflections of a teacher in paediatric dentistry. Dent Update 2019; 46: 220–228.

 

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z

Volop ontwikkelingen in de kindertandheelkunde

De kindertandheelkunde staat niet stil. Nieuwe technieken en inzichten dragen bij aan het verbeteren van de mondgezondheid bij kinderen. Marieke Schorer-Jensma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK) praat ons bij over de laatste trends in de kindertandheelkunde.

Motivational Interviewing

Preventie wordt steeds belangrijker. Een belangrijk onderdeel van de preventie is hoe de boodschap wordt overgebracht, alleen het benoemen van ‘wel beter poetsen hoor’ werkt immers onvoldoende. Binnen de kindertandheelkunde en binnen de opleidingen is ook meer aandacht voor motiverende gespreksvoering. Motivational Interviewing is dé manier om een blijvende positieve gedragsverandering te realiseren. Je maakt daarmee de patiënt zelf (of de ouder) verantwoordelijk voor zijn mondhygiëne en gedrag. Het vergroot de intrinsieke motivatie van de patiënt en daarnaast geeft het de patiënt meer inspraak in de behandeling. Je gaat samen met de patiënt kijken hoe je dingen positief kunt veranderen.

Steeds meer tandartspraktijken werken volgens ‘Gewoon Gaaf’. Dat is een individuele cariëspreventiemethode op basis van risicoschatting voor kinderen van 0-18 jaar en hun ouders. Het doel is om het gebit van kinderen gaaf door de hun hele jeugd te loodsen. Ook bij deze methode speelt Motivational Interviewing een belangrijke rol.

NRCT

NRCT staat voor niet-restauratieve cariësbehandeling. Samenvattend wordt een caviteit hierbij niet gerestaureerd, maar door slicen toegankelijk gemaakt voor de tandenborstel. Als het oppervlak twee maal per dag goed schoongepoetst wordt en de plak daar verwijderd wordt, komt het cariësproces tot stilstand. Het slagen daarvan is afhankelijk van de medewerking van het kind en de ouders. Het is een vijfpuntsbehandelconcept waarbij voorlichting en instructie belangrijk zijn. Gebruik bijvoorbeeld Motivational Interviewing. Onderdeel van de behandeling is vaak het aanbrengen van een fluoride lak, indien dat onvoldoende resultaat geeft kan voor SDF (zilverdiaminefluoride) worden gekozen.

SDF

Tegenwoordig wordt SDF (zilverdiaminefluoride) steeds meer toegepast om actieve cariëslaesies arrested te krijgen. Op carieuze laesies kan SDF worden aangebracht. Door de antibacteriële eigenschappen van het zilverion in combinatie met het preventieve effect van fluoride komt het cariësproces dan tot stilstand. Voordeel is dat het relatief gemakkelijk aan te brengen is, bijvoorbeeld bij een heel jong kind met zuigflescariës. Het vermindert de tandgevoeligheid en voorkomt invasieve en voor het kind vaak stressvolle behandelingen zoals restauraties of extracties. Nadeel is dat de cariëslaesies zwart verkleuren; daar moet je de ouders goed op voorbereiden. SDF wordt overigens ook toegepast bij wortelcariës, in de gehandicaptenzorg of bij angstige volwassenen die nog niet een behandeling aankunnen, maar bij wie je wilt voorkomen dat het cariësproces verder gaat.

Hall-techniek

De Hall-techniek is niet nieuw, maar wordt wel in toenemende mate gebruikt. Hierbij is geen anesthesie nodig, wordt er niet geprepareerd en wordt het carieuze weefsel niet verwijderd, maar wordt het cariësproces omvat door een roestvrijstalen kroon. Het is een patiëntvriendelijke methode, waarmee je een melkmolaar op een relatief makkelijke manier kunt veiligstellen, maar waarin je wel geschoold moet zijn.

Intraossale verdoving

Als verdoving wordt in de kindertandheelkunde steeds meer de intraossale verdoving toegepast. Deze computergestuurde verdoving is minder belastend voor het kind. De lippen en wangen worden niet mee verdoofd, hierdoor voorkom je bijttrauma’s. Daarnaast voorkom je dat er op meerdere plekken verdoofd moet worden, zoals bijvoorbeeld bij extracties. Het gaat druppelsgewijs en duurt wat langer, maar is minder pijnlijk en het ziet er vriendelijker uit dan een conventionele verdovingsspuit.

Trends in mondgezondheid van kinderen

Het Signalement Mondzorg door het Nederlands Zorginstituut geeft inzicht in de actuele mondgezondheid van kinderen in de leeftijd van 5 tot 23 jaar. Die meest recente cijfers (uit 2018) laten zien dat de mondgezondheid van 5-jarigen de afgelopen periode is verbeterd. De mondgezondheid van de andere onderzochte leeftijdsgroepen (11-, 17- en 23-jarigen) is gestagneerd of verslechterd, zowel bij de jeugdigen met een hoge sociaaleconomische status als bij die met een lage sociaaleconomische status.

Tanderosie is heel erg aan het toenemen, voornamelijk bij de 11- en 17-jarigen. Waarschijnlijk zijn frisdranken en sportdranken de grootste boosdoeners. Er zijn steeds meer plekken waar je die laagdrempelig kan kopen. Tegelijkertijd is er steeds meer aandacht voor gezond eet- en drinkgedrag. Er is ook een heel grote groep waar het wel goed mee gaat.

Gezonde scholen

Er zijn allerhande initiatieven op het gebied van preventie buiten de tandartspraktijk. Een heel goed initiatief is bijvoorbeeld dat van gezonde scholen waarbij kinderen verplicht water moeten meenemen naar school in plaats van een pakje sap. Ik ben er zelf groot voorstander van dat alle scholen hierbij aansluiten. Kinderen die gewend zijn om water te drinken zullen ook na schooltijd eerder water drinken dan een zoet alternatief.

Kind zo vroeg mogelijk naar tandarts

Een uitdaging is om kinderen zo jong mogelijk bij de tandarts te krijgen. Volgens de laatste inzichten kun je een kind het beste al bij de doorbraak van het eerste tandje bij de tandarts zien. Je kunt dan al even in de mond van een kind kijken en het kind went vast aan de tandheelkundige setting. Daarnaast kun je de ouders van deze jonge kinderen op tijd informeren over een goede mondhygiëne en voedingspatroon en waar nodig bijsturen. Alles met het doel om problemen in de toekomst te voorkomen. Nu zien we kinderen vaak pas als het al te laat is.

Samenwerking met jeugdgezondheidszorg

Nog een uitdaging is betere samenwerking met de jeugdgezondheidszorg. Daar wordt al aan gewerkt, maar er valt nog wel een slag te slaan.

Er zijn wel al zeer goede projecten waarbij mondgezondheid een duidelijk rol in de algemene gezondheid speelt. Zoals het project ‘Gezonde peutermonden’, waarbij een mondzorgkundige meeloopt op het consultatiebureau of ‘Giga Gaaf’, waarbij consultatiebureaus zelf kinderen verwijzen naar een tandartspraktijk. Kinderen die nog niet naar de tandarts gaan maar die we wel zouden willen zien, komen wel bij de consultatiebureaus. Vandaar dat die samenwerking zo belangrijk is.

Door:
Marieke Schorer-Jensma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK)

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Jenay de Clercq wint NVvK- Elmex scriptieprijs 2020

Jenay de Clercq ontving onlangs de NVvK-Elmex prijs voor haar scriptie “De kennis, taakverantwoordelijkheid, bekwaamheid, behoefte en haalbaarheid van jeugdartsen en -verpleegkundigen betreffende de mondgezondheid bij kinderen van 0 tot 4 jaar“.

De scriptie richtte zich op bij jeugdartsen en -verpleegkundigen in kaart brengen van de effectiviteit en wens van bijscholing en of er een verschil is in meningen omtrent taakverantwoordelijkheid, zelf ingeschatte kennis en bekwaamheid betreffende de mondgezondheid bij kinderen van nul tot vier jaar.

Een belangrijke conclusie is dat de participanten na het volgen van bijscholing een statistisch significant hogere totaalscore in kennis hebben behaald ten opzichte van de participanten die geen bijscholing hebben gevolgd. Na het volgen van bijscholing voelen de participanten zich meer bekwaam en zijn zij van mening dat zij meer kennis hebben.

Jenay ontving de prijs tijdens het webinar van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK) op 30 oktober. Door de coronamaatregelen vond het NVvK najaarscongres dit keer in de vorm van een webinar plaats.

Scriptieprijs

Tijdens dit webinar is een filmpje van de prijsuitreiking getoond. Het was alweer de zesde keer dat de scriptieprijs voor de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde is uitgereikt. Deze prijs wordt jaarlijks alternerend uitgereikt aan de beste Masterscriptie van de opleidingen tandheelkunde en de beste Bachelorscriptie van de opleidingen mondzorgkunde. Dit jaar was mondzorgkunde weer aan de beurt.

De prijs bestaat uit een bedrag van 1000 euro en een jaar gratis lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde. Er waren inzendingen van alle opleidingen, volgens de jury allen van hoge kwaliteit. Jenay de Clercq (InHolland, Amsterdam) heeft de eerste prijs gewonnen, de tweede prijs ging naar Pien Landkroon en Rosa Kok (gezamenlijke scriptie, Hogeschool Utrecht) en er was een gedeelde derde prijs voor Mireille Bakker (InHolland, Amsterdam) en Liz Boeters (InHolland Amsterdam).

In 2021 meedingen naar de scriptieprijs?

De NVvK-Elmex  scriptie prijs wordt jaarlijks alternerend uitgereikt aan de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde voor de opleiding tandheelkunde (Masterscriptie) en de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde voor de opleiding mondzorgkunde (Bachelorscriptie). Dit studiejaar (2020/2021) kunnen scripties van studenten tandheelkunde (afgerond na 9 juli 2019 en voor 10 juli 2021) meedingen naar de prijs. Meedoen? Stuur je scriptie naar secretariaat@nvvk.org.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Kinderen verhoogd risico hartaanval

Kinderen met tandbederf hebben later een verhoogd risico op een hartaanval

Tijdens een onderzoek gedurende verschillende decennia, observeerden onderzoekers 755 kinderen voor orale infecties en diens latere risicofactoren op een hartaanval en beroerte. Hun resultaten werden gepresenteerd in de JAMA Network Open.

Studie van parameters

De studie van Finse onderzoekers startte in 1980, met in totaal 755 kinderen die gemiddeld acht jaar oud waren. Zij werden onderzocht op de vier parameters van tandvleesbloeding, bestaande cariës, vullingen en parodontitis. Van de proefpersonen hadden 33 mensen geen aanwijzingen voor een orale infectie. 17 procent had twee parameters, 38 procent had drie parameters en 34 procent had alle vier parameters.

Verband tussen infectie en hartproblemen

In de loop der jaren is steeds opnieuw een cardiovasculair risicoprofiel gecreëerd – bestaande uit bloeddruk-, BMI-, glucose- en cholesterolwaarden. Aan het einde van de studie vonden onderzoekers een verband tussen orale infectie bij kinderen en een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen bij volwassenen.

Meerdere parameters, hoger risico

Bij proefpersonen die slechts één parameter tijdens het initiële tandonderzoek hadden gedocumenteerd, was het risico om subklinische arteriosclerose te ontwikkelen al met 87 procent verhoogd. Indien alle vier parameters in het begin werden geïdentificeerd, werd het risico zelfs met 95 procent verhoogd.

Doel

Met hun onderzoeksresultaten willen de onderzoekers er dringend op wijzen hoe belangrijk niet alleen een goede mondhygiëne is, maar willen zij ook het belang van tandverzorging bij kinderen benadrukken.

Bron:
jamanetwork.com

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Kinderen met autisme hebben minder cariës maar andere mondgezondheidsproblemen

Kinderen met autisme ervaren minder cariës en missende of gevulde tanden dan hun neuro-typische leeftijdsgenoten, dat tonen bevindingen van een nieuwe Amerikaanse studie. Deze kinderen zijn echter gevoelig voor andere problemen met de mondgezondheid, waaronder bruxisme, tandheelkundige angst en zacht weefsel trauma.

Autisme

Autisme is een ontwikkelingsstoornis gekenmerkt door communicatieproblemen en ander gedrag dat tandheelkundige zorg kan bemoeilijken. De studieonderzoekers onderzochten honderden kinderen en hun ouders om te bepalen hoe autisme de mondgezondheid zou kunnen beïnvloeden. Ze publiceerden hun bevindingen in het European Journal of Pediatric Dentistry (september 2019, Vol. 20: 3, pp. 237-241).

Bevindingen

“Een van de belangrijkste bevindingen van het onderzoek werd waargenomen met betrekking tot het voorkomen van cariës, in de zin dat autisten lagere prevalentiewaarden voor cariës hadden dan controles”, schreven de auteurs, geleid door Berna Kuter, DDS, PhD, een universitair docent pediatrische tandheelkunde aan Izmir Democratie Universiteit in Turkije. “Een andere belangrijke bevinding was dat er geen statistisch significante verschillen werden gevonden in termen van plaque-indexwaarden wanneer de groepen werden vergeleken.”

Autisme en mondgezondheid

Volgens het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention, treft 1 op 59 Amerikaanse kinderen autisme. De aandoening gaat gepaard met een aantal medische problemen, maar eerder onderzoek naar tandheelkundige overwegingen bij kinderen met autisme is beperkt en niet doorslaggevend. De onderzoekers besloten daarom dit onderzoek te starten.

Het onderzoek

Voor de studie onderzochten zij 407 kinderen, waarvan 285 kinderen met autisme en 122 neurotypische kinderen. De kinderen en hun ouders beantwoordden vragen uit een enquête met betrekking tot mondhygiëne. Een tandarts evalueerde vervolgens de tandheelkundige gezondheid van de kinderen, waaronder het nemen van plaque-index, cariës prevalentie en ontbrekende en gevulde primaire tanden (dmft) en permanente tanden (DMFT) scores.

Resultaat

Kinderen met autisme hadden significant lagere DMFT, dmft en cariës prevalentiescores dan hun leeftijdsgenoten, bevonden de onderzoekers. Deze patiënten hadden ook vergelijkbare plaque-indicatoren met neurotypische kinderen.

Opmerkelijke vondsten

Dit resultaat deed zich voor ondanks dat kinderen met autisme suboptimaal gedrag op het gebied van mondhygiëne beoefenden. Slechts 38% van de kinderen met autisme poetste dagelijks hun tanden, vergeleken met 85% van hun leeftijdsgenoten. Ouders waren ook meer geneigd om kinderen met autisme te helpen hun tanden te poetsen dan ouders van neurotypische kinderen. “Autistische kinderen hebben hulp nodig om hun tanden te poetsen vanwege de tekortkomingen in hun manuele vaardigheden,” merkten de auteurs op.

Meer kans op andere mondgezondheidsproblemen

Kinderen met autisme hadden ook significant meer kans op bruxisme, tandheelkundige angst, tongstoten en kwijlen. Bovendien hadden ze meer tandheelkundig trauma en zacht weefseltrauma, wat waarschijnlijk door zelfbeschadigend gedrag is ontstaan. “Zelfbeschadigend gedrag prevalentie van de kinderen met autisme varieerde van 4,9% tot 60% in verschillende studies. Deze waarde werd in deze studie als 35,8% gevonden,” schreven de auteurs. “De zelfbeschadigende gedragingen kunnen meerdere delen van het lichaam beïnvloeden, vooral het nek- en hoofdgebied en de tanden.”

Een van de grootste studies

De auteurs noteerden dat dit een van de grootste onderzoeken naar het gedrag van de mondgezondheid en de status van kinderen met autisme is. Eerder onderzoek rondom dit onderwerp heeft gemengde resultaten opgeleverd en de onderzoekers hopen dat hun bijdrage een positieve bijdrage levert aan de wetenschappelijke literatuur.

“Het doel van de huidige studie was om de orale gezondheidstoestand en invloedrijke factoren, borstelen, ontwikkelings- en orthodontische aandoeningen, bruxisme, medicijninname, zoete eetgewoonten, socio-demografische factoren en levensstijlen van autistische en gezonde kinderen relatief te evalueren”, schreven ze. “Deze studie had meer deelnemers in vergelijking met vorige studies die hetzelfde fenomeen onderzochten. Bovendien was het een uitgebreidere studie que literatuur in termen van het aantal opgenomen variabelen.”

Bron: ejpd.eu
http://ejpd.eu/EJPD_2019_20_3_13.pdf

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Hoe help je ouders het poetsgedrag van hun kinderen te verbeteren?

Hoe kun je als mondzorgprofessional ouders helpen gezond gedrag vol te houden bij kinderen waarmee gaatjes worden voorkomen? Dr. Maddelon de Jong, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker, vertelden tijdens Quality Practice hoe zij met de Uitblinkers-methodiek ouders motiveren om het poetsgedrag bij hun kinderen te verbeteren.

Cariës voorkomen

Wanneer zijn we tevreden over onze inzet rondom preventie bij kinderen? Is dat als we een van de vijf gaatjes voorkomen of als we vrijwel alle gaatjes kunnen tegenhouden? De verwachting is wel dat we 100% scoren. Dus dan hebben we nog een hoop te doen…
Hoe kunnen we cariës voorkomen? Sealen? Fluoride? Dat is effectief, maar alles begint natuurlijk bij goede zelfzorg. Enkel adviezen geven, werkt hierbij niet. Het is niet zo dat als je zegt ‘je moet beter poetsen’, dat het dan direct gebeurt. Je zal teleurgesteld zijn, dat je voorlichting niet resulteert in gedragsverandering en daar zal je patiënt ook niet vrolijk van worden. Wij weten zelf ook allemaal wel dat dagelijks twee stuks fruit en twee ons groente goed voor ons is, maar wie doet dit ook werkelijk? Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken. Dit blijkt ook uit systematic reviews: de kennis is vaak wel aanwezig, maar er speelt vaak meer. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon zelf die invloed hebben op wel/niet gezond gedrag vertonen. Tot aan de Haagse politiek aan toe.

Tegensputterende kinderen

In een getoonde video weet een cabaretier fijntjes uit te beelden hoe ingewikkeld iets simpels kan zijn als je kinderen hebt. Zo kan poetsen ook een enorme klus zijn om uit te voeren bij je kinderen, zeker als ze tegensputteren. Een ouder kan na een heel gevecht het uiteindelijk gered hebben om toch nog twee seconden te poetsen. De volgende dag ligt dit kindje bij jou in de stoel. En jij zegt tegen de ouder: “Dat ziet er niet zo goed uit, hè?”. Alle moed zakt dan bij de ouder in de schoenen. Ouders zeggen vaak dat tandenpoetsen best lukt, maar als je doorvraagt zal je merken dat zij tegen dingen aanlopen. Ouders vinden het lastig als er met een belerende toon tegen ze wordt gesproken: als het nooit goed is, werkt dat niet motiverend en dus averechts. Dat is goed om in je achterhoofd te houden.

Ouder- en gezinsfactoren

De ouder- en gezinsfactoren werden onderzocht door interviews af te nemen bij diverse gezinnen. Het bleek dat iedereen wist dat er twee maal daags gepoetst moet worden. Er liggen echter vele hobbels in de gezinsomgeving waardoor er niet twee keer daags gepoetst wordt.
Er zijn drie hoofdfactoren die meespelen: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeienis, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezinsfunctioneren (structuur, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er hobbels zijn waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.

Uitblinkers-gespreksmethodiek

Hoe geef je dan jouw adviezen vorm? Je zal meer in gesprek moeten gaan, op zoek moeten gaan naar waar het wringt. Je moet als het ware een kijkje achter de voordeur kunnen krijgen. De passende adviezen kunnen heel eenvoudig zijn, als je ze maar bespreekbaar maakt. Hiervoor is de Uitblinkers-gespreksmethodiek ontwikkeld. Deze is geschikt voor 2- tot 10-jarige kinderen en kan in de dagelijkse praktijk gebruikt worden om poetsgedrag te verbeteren. Het is een semigestructureerde gespreksmethodiek bestaande uit tools en een script om het gesprek te leiden. Hierbij wordt achterhaald waar de ouder tegenaan loopt, waarna de aansluitende oplossingen worden besproken. Hierbij worden opvoedkundige principes toegepast.

Motivational interviewing

Motivational interviewing is een van de gesprekstechnieken die in deze methode verweven zit, naast alle andere technieken om een gelijkwaardig gesprek te krijgen. De sprekers geven het advies om niet alleen te zenden, want dat is eenrichtingsverkeer. “Hou het positief en stel veel vragen. Geef de ouder veel complimenten. Toon begrip en betrek de ouder bij de aanpak. Het belangrijkste is, dat je je focust op het positieve. Wat gaat er al goed? Zet de ouder eerst in zijn kracht en vraag daarna pas naar moeilijke momenten.”

Hobbels

Bij de Uitblinkers-methodiek horen negen kaarten met hobbels. Deze hobbels zijn tijdens het onderzoek geïdentificeerd. Daar komen de drie factoren ook aan bod. Op de kaarten is een tekening te zien van een hobbel. Een van de hobbels is de vermoeide of gestreste ouder. Tandenpoetsen heeft dan niet de prioriteit, doordat er al zo veel speelt. Een niet-meewerkend kind kan ook een hobbel zijn of de ouder die het kind niet wil dwingen. Of het kind dat te vermoeid is of dat het poetsen pijn doet. Ook drukte in de ochtend of juist in de avond kan een hobbel vormen.

Uitblinkers-gesprek

De sprekers doen voor hoe zo’n Uitblinkers-gesprek zou kunnen lopen. De tandarts of mondhygiënist: “Wat gaat er goed bij het tandenpoetsen?” De ouder: “Er wordt twee keer daags gepoetst. Ik doe het in de ochtend en mijn man in de avond.” “De taken zijn goed verdeeld in elk geval. Dat klinkt goed georganiseerd. Zijn er momenten waar je van denkt, dit is toch wat moeilijker?” “Wel eens, als hij in de avond niet goed wil meewerken. Dan is het wel een strijd.” “Maar dan lukt het wel?” “Meestal wel, maar als hij dan moe is, dan sla ik het even over en dan denk ik, dat komt morgen wel.” “Wil je eens kijken in de kaarten of je iets herkent?” Uiteindelijk moet er één kaart gekozen worden met de hoofdreden waarom het niet altijd soepel loopt. Ouders vinden de kaarten heel herkenbaar en fijn.
Daarna ga je samen kijken naar de mogelijke aanpak. Er bestaan hierbij twee theorieën: stimuluscontrole en operante conditionering.

Stimuluscontrole

Bij stimuluscontrole staat het creëren van een stabiele omgeving centraal, het structuren van tijd bijvoorbeeld. Structureer niet alleen de tijd, maar ook de ruimte. Je moet er even achter komen hoe het nu bij hen werkt thuis. Het is bij stimuluscontrole belangrijk dat dingen op een vaste tijd en in een bepaalde volgorde gebeuren. Het mooie is dat kinderen er dan op een gegeven moment zelf om gaan vragen: “Mama, je vergeet te tandenpoetsen.” Grenzen stellen is ook belangrijk. Echt consequent zijn: zo gaan we het doen en niet anders. Maak een afspraak en hou je eraan. Dat is stimuluscontrole . Dit kan je toepassen bij de kaart ‘poetsen is moeilijk in de ochtend’. Wat is voor de ouder nu het beste moment om het tandenpoetsen te doen? Denk mee! Stel bijvoorbeeld voor dat de tandenborstel in de keuken komt, zodat niet iedereen na het ontbijt weer helemaal naar boven moet. Ouders kunnen dit soms echt niet goed zelf verzinnen. Of bedenk dat je in de avond bepaalde dingen al klaar zet (de ontbijttafel), zodat het in de ochtend minder druk is. Als de ouder aangeeft dat het kind vaak te moe is om te poetsen, stel dan voor om het tandenpoetsen te doen voordat het moe is. Bijvoorbeeld door meteen na het eten te poetsen en daarna pas tv te kijken. Leg hierbij ook uit dat kinderen als ze moe zijn niet moe en sloom worden, maar vaak juist hyperactief en vervelend.

Operante conditionering

Bij operante conditionering hoort de vraag: hoe reageer je op negatief gedrag? Zorg dat tandenpoetsen met regelmaat en standaard gebeurt door met kleine stapjes en complimenten te werken. Positief gedrag moet beloond worden in plaats van negatief gedrag. Door af en toe te belonen blijft positief gedrag in stand. Maar dit geldt ook bij negatief gedrag! Dus wees consequent, maak geen uitzonderingen. Beloon een kind dus niet met het overslaan van tandenpoetsen als het tegensputtert, want dan beloon je slecht gedrag. Bij een kind dat weerstand biedt, dus toch altijd tandenpoetsen. Probeer tijdens het poetsen positieve aandacht te geven. Beloon bijvoorbeeld als het kind het toelaat om twee tanden te poetsen. Een sticker als beloning kan heel goed werken.

Samenvattend kun je het als volgt aanpakken:
• Ga positief in gesprek met ouders.
• Identificeer waar hobbels liggen – stel open vragen.
• Laat ouders meedenken in de oplossing – sta niet alleen op zenden.
• Probeer passende oplossingen aan te reiken.
• Complimenteer en toon begrip.

Bij de toolkit met kaarten van Uitblinkers hoort een training. Deze wordt gegeven vanuit de stichting die Denise en Maddelon hebben opgericht: stichting Blinkers. Tijdens het volgen van deze training worden de kaarten uitgegeven. Komende trainingsdagen zijn 14 mei en 19 juni 2020. Kijk voor meer informatie op www.stichtingblinkers.nl/nascholing

Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Noordwijk en Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk.

Denise Duijster is universitair docent op de sectie Sociale Tandheelkunde van het ACTA. Ze heeft de Masteropleiding ‘Dental Public Health’ gevolgd aan University College London. Begin 2015 is zij gepromoveerd op de rol van het gezin bij de preventie van cariës bij kinderen. Ze doet onderzoek naar sociaaleconomische gezondheidsverschillen, kwaliteit van mondzorg en de preventie van mondziekten in zowel hoge als lage inkomenslanden.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna van een lezing door dr. Maddelon de Jong-Lenters, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker aan ACTA , tijdens Quality Practice.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Nieuwe klinische praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen – module Diagnostiek uitgebracht

Het KIMO heeft een nieuwe klinische praktijkrichtlijn (KPR) uitgebracht voor professionals in de mondzorg: de KPR Mondzorg voor Jeugdigen – module Diagnostiek. Deze KPR is tot stand gekomen onder voorzitterschap van prof. dr. C. van Loveren, bijzonder hoogleraar preventieve tandheelkunde. dental INFO stelde hem enkele vragen over deze nieuwe richtlijn.

Waarom was deze nieuwe richtlijn nodig?

“Alle richtlijnen dienen periodiek gecontroleerd te worden en indien nodig geüpdatet. De huidige (lees vorige) richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen stamde uit 2012. Bovendien was de vorige richtlijn niet ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van het KIMO en niet uitgevoerd volgens de nu vereiste EBRO-methode. De RAC (Richtlijn Advies Commissie) signaleerde bovendien dat er in de mondzorgpraktijk nog veel variatie en onduidelijkheid is ten aanzien van het moment van de eerste bitewing röntgenopname, ten aanzien van de periode tot een vervolgopname en ten aanzien van het gebruik van de PAN (panoramische röntgenopname).”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Deze richtlijn is onder verantwoordelijkheid van het KIMO ontwikkeld door een Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC), waarvan ik voorzitter was. De klinische praktijkrichtlijn (KPR) voldoet aan de eisen van evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO). Dit betekent dat het onderzoek is uitgevoerd volgens de hoogst mogelijke wetenschappelijke standaarden. In de ROC waren alle relevante beroepsverenigingen en wetenschappelijk verenigingen vertegenwoordigd. De conceptrichtlijn is ter commentaar voorgelegd aan deze verenigingen en aan verenigingen en organisaties die geacht worden een oordeel vanuit patiëntperspectief te geven.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“Voor deze richtlijn zijn drie uitgangsvragen opgesteld. Samengevat luiden deze vragen en de daaruit volgende aanbevelingen:

  1. Wat is na visuele inspectie de meerwaarde van het gebruik van specialistische detectieapparatuur voor diagnostiek bij kinderen van 4-6 jaar?

Aanbevelingen:

  • Visuele inspectie bij een periodiek mondonderzoek (PMO) is de eerste stap in de cariësdiagnostiek. De bevindingen bepalen mede de noodzaak van eventuele aanvullende diagnostische methoden.
  • Bitewings zijn zinvol bij het vermoeden van een verhoogd risico op cariëslaesies en als de approximale vlakken niet toegankelijk zijn voor visuele inspectie.
  • Er is te weinig bewijs voor de toegevoegde waarde van specialistische detectieapparatuur zoals FOTI, DIFOTI en (laser)fluorescentie. Bovendien is er geen tarief vastgesteld en beschikken weinig praktijken over deze apparatuur. Toepassing hiervan wordt niet geadviseerd.
  • Als tijdens het PMO adequate cariësdiagnostiek niet mogelijk blijkt, dient een volgende controleafspraak op korte termijn te worden gemaakt.
  1. Wat is per combinatie van leeftijd en cariësrisicogroep de optimale frequentie van bitewings voor cariësdiagnostiek?

Aanbevelingen:

  • De optimale termijn tot een vervolgopname hangt af van de gebitssituatie, de prognose van de laesies en het geschatte cariësrisico.
  • Als deze bevindingen een ongunstig beeld geven, kan een interval van een jaar gerechtvaardigd zijn. Bij een gunstig beeld is een termijn van drie jaar of langer gerechtvaardigd.
  • Bij elk PMO wordt opnieuw bekeken of een andere termijn tot de volgende controleafspraak gewenst is. Als de gekozen termijn wordt aangepast, dan dient de reden in het patiëntendossier te worden vastgelegd.

3a.   Draagt een panoramische röntgenfoto (PAN) bij aan een effectieve behandeling van door visuele inspectie vastgestelde afwijkingen in de doorbraak van blijvende elementen?

Aanbevelingen:

  • In het algemeen geldt dat terughoudendheid op zijn plaats is bij het maken van een PAN, onder meer vanwege de stralingsbelasting. Bestudeer eerst afwijkingen in de doorbraak van de blijvende elementen op de beschikbare bitewings en solo-opnamen in het patiëntendossier. Als dit onvoldoende informatie geeft, overweeg dan eerst één of meer intra-orale opnames. Als er meer dan drie opnames nodig zijn, overweeg dan een kleinveld-PAN.
  • Als extractietherapie van de eerste blijvende molaar nodig is, in meer dan één kwadrant, dan kan een kleinveld-PAN bijdragen aan een effectieve behandeling.
  • De PAN wordt gemaakt door de mondzorgverlener die ook de behandeling uitvoert.

3b.   Bij welke risicogroepen is het vervaardigen van een PAN relatief het meest gerechtvaardigd?

Aanbevelingen:

Een PAN is gerechtvaardigd:

  • bij sommige orthodontische en kaakchirurgische behandelingen die niet in deze KPR zijn opgenomen en waarvoor andere richtlijnen gelden;
  • bij patiënten met een lichamelijke, verstandelijke of gedragsmatige beperking, een extreme angst of een ernstige kokhalsreflex;
  • bij een dento-faciaal trauma;
  • als reguliere post-canien 3 röntgenfoto’s ontoereikend zijn door de grootte van het te diagnosticeren gebied;
  • als er sprake is van multiple agenesieën, schisis of syndromen waarbij craniofaciale/orale afwijkingen te verwachten zijn.”

Wat is er anders ten opzichte van de oude richtlijn?

“Sinds de vorige richtlijn is er niet veel wetenschappelijke literatuur verschenen dat de inzichten heeft veranderd. Duidelijker is geworden dat er nog onvoldoende bewijs is om de röntgenopname te vervangen door andere detectietechnieken.

Deze richtlijn is modulair opgebouwd, waardoor aandachtsgebieden als ‘diagnostiek door middel van röntgenfoto’s en panoramische opnamen’ in de mondzorg voor de jeugd in compacte vorm aan de orde komen. De richtlijnen waarin preventie en behandeling aan bod komen, worden nu door een andere ROC van het KIMO ontwikkeld.”

Waar moeten tandartsen en mondhygiënisten vooral op letten?

“Voor een goede beslissing om de eerste röntgenfoto of een vervolgfoto te maken is het van belang het cariësrisico van de patiënt te schatten. Hiervoor is geen eenduidige algoritme te geven. De klinische schatting en integriteit van de behandelaar is hiervoor belangrijk. De risicoschatting dient gemaakt te worden op basis van: de bestaande gebitssituatie en cariëshistorie, de aanwezigheid van tandplaque op de risicovlakken, het voedingspatroon, de morfologie van het glazuur, de bloedingsneiging van het tandvlees, het gebruik van fluoride, de ondersteuning van ouders/begeleiders en de sociale omgeving en de cariëshistorie van broertjes en zusjes.”

Wanneer volgen de andere modules van Mondzorg voor jeugdigen en waar gaan die over?

“De volgende modules gaan over door de RAC geconstateerde onduidelijkheden in behandeling en preventie. De richtlijn zal waarschijnlijk in het derde kwartaal van volgend jaar gepubliceerd worden.”

 

 Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met prof. dr. C. van Loveren, bijzonder hoogleraar preventieve tandheelkunde en voorzitter van de ROC voor de KPR Mondzorg voor Jeugdigen – module Diagnostiek.

Bekijk de nieuwe richtlijn ‘Mondzorg voor Jeugdigen – module Diagnostiek’ 

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z
Medailles

Iris Boon wint NVvK- Elmex © scriptieprijs: kennis ouders over link tussen voeding en cariës en erosie

Op dit najaarscongres is de NVvK- Elmex® scriptieprijs voor de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde uitgereikt aan Iris Boon. Zij won de prijs voor haar scriptie over de kennis van ouders over voeding in relatie tot cariës en erosie.

De tweede en derde prijs gingen naar respectievelijk Zoe Ariens (Radboud Universiteit, Nijmegen) en Fawn van der Weijden (ACTA, Amsterdam). Deze prijs wordt jaarlijks alternerend uitgereikt aan de beste Masterscriptie van de opleidingen tandheelkunde en de beste Bachelorscriptie van de opleidingen mondzorgkunde. Dit jaar was tandheelkunde weer aan de beurt. De prijs bestaat uit een bedrag van 1000 euro (beschikbaar gesteld door Elmex/Colgate) en een jaar gratis lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde. Er waren veel inzendingen, volgens de jury allen van hoge kwaliteit.

Masterscriptie: Kennis van ouders over voeding in relatie tot cariës en erosie

Aansluitend op de prijsuitreiking heeft Iris Boon een korte presentatie over haar scriptie verzorgd. De scriptie heeft zich gericht op het ontwikkelen van een vragenlijst waarmee kennis over cariës en erosie toegespitst op voeding kan worden getoetst. Met deze vragenlijst is vervolgens onderzocht wat ouders/verzorgers van kinderen weten over cariës en erosie in relatie met voeding. Ook is getoetst of persoonlijke verificatie van kennis en begrip door herhaling in eigen woorden invloed heeft op het kennisniveau op dit gebied.

Probleem- en doelstelling 

De aantasting van de mondgezondheid door voeding leidt tot een ernstig gezondheidsprobleem voor kinderen in Nederland. De omvang en ernst van cariës en erosie bij kinderen in Nederland roept de vraag op of ouders voldoende kennis hebben over cariës/erosie en de invloed van voeding. En daarnaast of de kennisoverdracht effectief is. Het doel van dit onderzoek is om een kennistoets op te stellen waarmee vervolgens de kennis van ouders betreffende dit onderwerp wordt vastgesteld. Tevens wordt onderzocht of persoonlijke verificatie van kennis/begrip door het terugvertelprincipe invloed heeft op dit kennisniveau.

Hypothese 

De kennis van ouders in Nederland over cariës en erosie toegespitst op voeding is onvoldoende. Persoonlijke verificatie en zo nodig bijsturing van kennis en begrip, door herhaling in eigen woorden van ouders, heeft een positief effect op de effectiviteit van kennisoverdracht.

Onderzoeksopzet 

Bij 83 ouders die een kindertandheelkunde praktijk in Nederland bezoeken is het kennisniveau betreffende het onderwerp vastgesteld aan de hand van een kennisvragentoets. Deze kennisvragentoets is gebaseerd op gevalideerde vragen uit eerdere onderzoeken en adviezen van het Ivoren kruis. Na de toetsafname ontvingen ouders schriftelijk advies waarna bij de helft van de ouders persoonlijke verificatie van kennis/begrip plaatsvond aan de hand van het terugvertelprincipe. Na drie maanden is het effect hiervan in kaart gebracht met behulp van dezelfde kennisvragen.

Resultaten 

Gemiddeld beantwoordden ouders 45,8% van de kennisvragen goed. Hierbij toonden zij significant meer kennis over cariës en de rol van voeding hierbij, dan over erosie en/of preventieve tandheelkundige voedingsgewoonten (p<0,001). Na drie maanden scoorde de ouders gemiddeld 71,7% van de vragen correct (drop-out 31,3%). De interventiegroep toonde een significant hogere kennistoename dan de controlegroep (6,1 vs. 3,85; p=0,003; 95% ci 0,785 tot 3,716).

Conclusie 

Ouders die de kindertandheelkunde praktijk bezoeken hebben weinig kennis over cariës en erosie en de invloed van voeding hierop. Persoonlijke verificatie van kennis en begrip na informatieoverdracht levert een significant grotere kennistoename op.

Volgend jaar meedingen naar de NVvK-Elmex® scriptie prijs?

De NVvK-Elmex® scriptie prijs wordt jaarlijks alternerend uitgereikt aan de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde voor de opleiding tandheelkunde (Masterscriptie) en de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde voor de opleiding mondzorgkunde (Bachelorscriptie). Met deze prijs willen de NVvK en Elmex® onderzoek op het gebied van de kindertandheelkunde stimuleren en het belang ervan benadrukken.

Dit studiejaar (2019/2020) kunnen scripties van studenten mondzorgkunde (afgerond na 9 juli 2018 en voor 10 juli 2020) meedingen naar de prijs!
Meedoen? Stuur je scriptie naar secretariaat@nvvk.org.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Glansje - het logo

Glansje helpt om de preventieboodschap beter over te brengen

JTV Mondzorg voor kids levert mondzorg aan kinderen. Er wordt geprobeerd om spelenderwijs verantwoord mondzorggedrag aan te leren. Raoul Trentelman, algemeen directeur, medebedenker van het Glansje-preventieconcept en schrijver van de Glansje-sprookjes, vertelt hoe het is om bij JTV te werken en hoe sprookjes kinderen kunnen helpen om minder gaatjes te krijgen.

Kun je je voorstellen?

“Ik ben vijf jaar geleden begonnen bij JTV Mondzorg voor kids. Voor die tijd was ik niet bekend met de mondzorg, maar vervulde ik verschillende functies op het gebied van HR, organisatieontwikkeling, innovatie en marktpositionering. Daarbij was gezondheidszorg wel altijd de rode draad.”

Wat is JTV Mondzorg voor kids?

“JTV Mondzorg voor kids is een stichting. We werken uitdrukkelijk zonder winstoogmerk, met bijzondere aandacht voor kinderen uit kwetsbare groepen. Van deze kinderen is bekend dat ze vaak niet of niet frequent de tandarts bezoeken. We weten dat landelijk gezien nog steeds een op de vijf kinderen niet naar een mondzorgpraktijk gaat. Zeker in bepaalde regio’s is dat percentage nog veel hoger. Kinderen uit kwetsbare groepen hebben tot vijf keer meer gaatjes, weten we uit onderzoek door Erasmus MC in Rotterdam.
We maken deel uit van de jeugdtandverzorging in Nederland. Daarin zijn nog een aantal organisaties actief. Voor een deel zijn deze inmiddels opgenomen in meer commerciële ketens en voor een deel zijn ze net als wij werkzaam als zelfstandige stichting.”

Draak_Bek_Open

Hoeveel vestigingen heeft JTV Mondzorg voor kids?

“In Rotterdam hebben we twee grote praktijken, in Noordoost-Brabant een zevental praktijken en een in Nijmegen, in Arnhem en in Leeuwarden. Ook hebben we twee dentalcars. We hebben op zich geen groeiambitie, maar als we van zorgverzekeraars het verzoek krijgen om in een bepaalde regio actief te worden, dan onderzoeken we of dit mogelijk is. Dat speelt op het ogenblik in Heerlen, Kerkrade en omgeving (Parkstad), omdat daar zo’n 28% van de kinderen geen tandarts bezoekt. De problematiek is dus groot en dan voelen we ons verantwoordelijk om te kijken of we daar redelijkerwijs van start kunnen gaan.”

Doen jullie extra moeite om die kinderen bij jullie te krijgen?

“Wij investeren veel in tijd en middelen om die kinderen te ontsluiten. Dat betekent actief een samenwerking zoeken met de gemeente, die bijvoorbeeld al naar gelang het beleid bereid is om oproepkaartjes te sturen naar ouders als het kind 1 jaar wordt.
Wij investeren ook in samenwerking met GGD’s en consultatiebureaus. We zorgen voor kennisoverdracht naar jeugdartsen op basisscholen, maar zetten bijvoorbeeld ook mondzorgcoaches in op consultatiebureaus. Die hebben we nu in een aantal gemeenten in Noordoost-Brabant en in Arnhem. Deze gaan in gesprek met jonge ouders en vragen of zij al een mondzorgpraktijk bezoeken. We proberen natuurlijk ze daartoe uit te nodigen. En we beantwoorden allerhande vragen over de ontwikkeling van het gebit. De doelstelling daarbij is om goed mondzorggedrag en ook een gezonde voeding zo vroeg als mogelijk op het netvlies te krijgen.
We werken ook heel veel samen met basisscholen. Dat doen we dan bijvoorbeeld via de haal- en brengfunctie. In Noordoost-Brabant rijden we met twee dentalcars bij een aantal scholen voor. In Rotterdam en Friesland halen we kinderen in groepjes van acht met een personenbusje van school op. Die krijgen in de praktijk een controle en eventueel een behandeling. Zodoende bereiken we een hele groep kinderen waarvan de ouders om verschillende redenen zelf niet het initiatief nemen om met hun kind een mondzorgpraktijk te bezoeken.”

Glansje torenkamer_V6

Jullie werken met QLF. Wat is dat?

“QLF is een vorm van mondfotografie waarmee je door fluorescerend licht jonge en oude plaque in kaart kan brengen. Wij gebruiken deze techniek in nagenoeg al onze praktijken om aan kinderen en ouders te laten zien wat die plaque in je mond nou precies doet. Je ziet dus wat er gebeurt bij tanden en kiezen bij niet goed poetsen. Dat helpt bij het bespreekbaar maken van het poetsgedrag. Je ziet in feite de aantasting van het glazuur in een vroeg stadium. Voordeel hiervan is ook dat we minder vaak een röntgenfoto hoeven te maken.
We maken sowieso zo min mogelijk röntgenfoto’s. Om de röntgenbelasting nog minder te maken werken we met sensoren in plaats van met fosforplaatjes. Daarin zijn we een uitzondering, nagenoeg alle praktijken in Nederland werken met fosforplaatjes.”

Is het werken bij JTV anders dan bij een reguliere praktijk?

“Uniek bij ons is dat wij werken volgens het teamconcept. Dat betekent dat de eindverantwoordelijkheid ligt bij de seniortandarts of de chef de clinique, maar dat we maximaal gebruikmaken van de bekwaamheden van de andere professionals: mondhygiënisten, preventieassistenten en assistenten. Dus de tandarts heeft de regie en is eindverantwoordelijk, maar waar mogelijk wordt gedelegeerd. In de jeugdtandzorg komt dit wel vaker voor, maar het is anders dan bij de gemiddelde tandarts. Wij zijn dan ook erg verheugd over de zelfstandige bevoegdheid van de mondhygiënisten, de pilot taakherschikking. Dat mondhygiënisten straks ook bepaalde verrichtingen zonder tandarts mogen doen, is voor ons van belang omdat vooral in regio Noordoost-Brabant het lastig is om tandartsen te vinden. Het doet ook recht aan de rol van de mondhygiënist in de preventie.
Wat bij ons ook anders is, is dat wij uitsluitend met kinderen werken. Je hebt bij ons minder curatie, want kinderen hebben nu eenmaal minder curatie; het accent ligt hier veel meer op preventie. We gaan in gesprek met de ouders op basis van motivational interviewing om het mondzorggedrag en de voeding bespreekbaar te maken. Waar mogelijk is er voor gezond eet- en drinkgedrag ook een diëtist in de praktijk aanwezig.
Wij willen tandartsen ook het liefst bij ons in dienst hebben; bij ons kan een tandarts niet op basis van omzet uit verrichtingen werken. We hebben overigens uitstekende arbeidsvoorwaarden, in alle opzichten: basissalaris, pensioen, secundaire arbeidsvoorwaarden, een heel actief jaarprogramma gericht op scholing en bijscholing, vrije dagen….. Als instelling zonder winstoogmerk gaan we voor het beleid en de investeringen in middelen en materialen uit van wat de professional nodig heeft. We investeren veel in vitaliteit, opleiding en werkplezier.
Sommige tandartsen werken parttime bij ons en daarnaast bij een algemene praktijk. Als je bij ons werkt, kies je voor je maatschappelijke verantwoordelijkheid om bij te dragen aan een schitterend kindergebit, ook bij kinderen uit kwetsbare groepen!”

JTV_Oss-4827 - De poetshoek bij JTV Oss

Hebben jullie veel vacatures?

“Ja, we hebben continu vacatures voor tandartsen, met name in Noordoost-Brabant. Aan mondhygiënisten is geen tekort. Juist doordat we voor kinderen werken en met het teamconcept, vinden mondhygiënisten het erg leuk om voor ons te werken. We krijgen heel vaak open sollicitaties van mondhygiënisten.
Ik ben nu bezig met het inrichten van een nieuw merk: De Zorgzame Tandarts, waarmee we ons gaan richten op volwassenen. Veel kinderen die achttien worden, willen graag bij ons blijven. Als we dus de leeftijdsgrens verhogen, dan kunnen we én die kinderen blijven helpen én kunnen we tegelijkertijd ook tandartsen die bij JTV willen werken een mogelijkheid bieden om op basis van omzet ook voor volwassenen te werken. Je kunt dan bijdragen aan de mondzorg van kinderen én tegelijkertijd je professionele vaardigheden ontwikkelen of onderhouden gericht op volwassenen.
We richten ons in principe met De Zorgzame Tandarts op kinderen die achttien worden, maar ook op de ouders van die kinderen. Ook bij dat nieuwe label hebben we geen winstoogmerk.”

JTV heeft een heel concept neergezet op basis van een sprookje dat moet helpen bij preventie bij jonge kinderen. Wat houdt dit Glansje-concept in?

“Het leek ons leuk om voor onze communicatie een verhaal te schrijven dat gericht is op kinderen. Dat heb ik toen gedaan en daar kwam een sprookje uit over prinses Glansje en haar vriendje Tom, een mondzorgsprookje. De taarten van Glansrijk was de eerste titel. Dat werd zo hoog gewaardeerd, dat we verder zijn gegaan. Inmiddels zijn we drie jaar verder en hebben we werkelijk een uniek kinderconcept ontwikkeld, bestaande uit een hele serie sprookjes en allerlei ondersteunend preventie- en communicatiemateriaal zoals een preventiekit, een brochure met voedingtips met een bijbehorend voedingsregistratieboekje en zelfs een Glansje Kwartet. Daarnaast is er een poets-app met een daaraan gekoppeld cariës-dashboard voor de professional, waarmee je ook pushberichten naar ouder en kind kunt sturen. Hiermee vinden ook professionals het leuk om in gesprek te gaan met het kind. Je neemt met die sprookjes kinderen spelenderwijs mee in het leren van verantwoord mondzorggedrag en poetsen. Voor mij persoonlijk is het een ontzettend leuk creatief project geworden, dat we steeds verder ontwikkelen.”

iPhone-Vragen

Schrijf jij al die verhalen zelf?

Ja, ik heb vroeger Vrije School gedaan in Zeist, daar is wellicht de basis gelegd voor het creatieve.
Ik zit dagelijks 3,5 uur in de auto en dan bedenk ik de verhalen. Toen bijvoorbeeld het thema voeding was, dacht ik al snel aan het snoephuisje van Hans en Grietje en dan komt daar natuurlijk een heks bij. Zo ontstond het verhaal over Glansje en de zoetheks. En toen ik op een beurs de opmerking kreeg dat Glansje en Tom wel erg wit zijn, heb ik een verhaal gemaakt met een link naar Aladin en de wonderlamp en de Arabische cultuur.
Er zijn nu negen verhalen, maar er komen er vast nog bij. Ik heb onlangs een verhaal geschreven over de eerste dag in de kinderopvang, omdat we ook met de kinderopvang samenwerken. Dat verhaal zit niet in de Glansje-serie, maar gaat over een vlinder. Maar het is ook weer een sprookje waarmee we de preventieboodschap op het netvlies krijgen.
We zijn ook nadrukkelijk bezig met het verder ontwikkelen van het Glansje-concept, de app en de preventiekit. Dit is een soort surprisebox waarmee we kinderen en ouders op een leuke manier nog iets mee kunnen geven als ze bij ons in de praktijk komen. Daar zit ook een mondzorgsprookje in en tips en dergelijke.

iPhone-Tandenfee

Gebruiken jullie die Glansje-producten alleen in jullie eigen praktijken of kunnen andere praktijken ze ook bestellen?

Het hele Glansje-concept is primair voor de eigen praktijk ontwikkeld, maar het is ook beschikbaar voor andere praktijken. Steeds meer mondzorgpraktijken gebruiken het ook, bijvoorbeeld ondersteunend aan Gewoon gaaf of NOCTP. Hoe een praktijk het wil gebruiken, is aan die praktijk zelf. Wij geven een welkomstpakket weg en geven bijvoorbeeld als een kind een huilbui heeft in de stoel, een sprookje mee voor thuis. De app is kosteloos. We geven ouders het advies om thuis die poetsanimatie nog een keer te doen. Er staat op de app ook een quiz met allerlei vragen over voeding en mondzorg. Daar kunnen ze punten voor krijgen en daar kunnen ze bij ons weer kleine cadeautjes voor krijgen. Het concept wordt dus in de praktijk gebruikt, maar kan ook naar huis worden meegenomen door de app te gebruiken, door het Glansje-kwartet thuis te spelen, door het sprookje voor te lezen. We brengen die hele preventieboodschap dus ook buiten de praktijk.
Als meer praktijken het gaan gebruiken helpt dat bij de preventie. Het heeft voor ons als extra voordeel dat het drukwerk en de ontwikkelkosten over grotere aantallen gespreid kunnen worden. Zo krijgen wij weer de ruimte om nieuwe dingen te ontwikkelen. We zouden graag ook vertalingen maken, maar daar hebben we nu het geld niet voor.

iPhone-Poetsen

Weet je al of Glansje ook echt werkt?

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de resultaten van preventie. Er is landelijk zeker behoefte om te weten of die focus op preventie op langere termijn nu ook echt leidt tot afname van cariës en dus verlaging van kosten. We zijn nu ook bezig om het dashboard van de Glansje-app op te laten nemen in een patiëntenprogramma. Dat zou gemakkelijk zijn voor de zorgprofessional, maar het zou dan ook gebruikt kunnen worden om onderzoek te doen. Ook zoeken we samenwerking met anderen, bijvoorbeeld het Ivoren Kruis
We weten wel van kinderen dat ze Glansje leuk vinden en we horen van ouders dat ze ’s avonds vragen of ze de poetsanimatie mogen zien. Op het ogenblik doet een stagiaire mondzorgkunde onderzoek naar de app. We zijn nog aan het kijken of we via stagiaires nog ander onderzoek kunnen doen. Wel is al bekend dat het vertellen van een beeldverhaal bij kinderen meer beklijft dan het zuiver instrueren van preventie. Maar het is altijd ondersteunend en faciliterend aan wat de professional doet. Het helpt om de boodschap leuker en beter over te brengen.

Interview door Yvette in ’t Velt met Raoul Trentelman, algemeen directeur bij JTV Mondzorg voor kids.

Meer informatie over werken bij JTV Mondzorg voor kids en het Glansje-concept is te verkrijgen bij Raoul Trentelman, e-mail r.trentelman@mondzorgvoorkids.nl.
Zie ook mondzorgvoorkids.nl en glansje.nl.

Covers_Sprookje_Glansje_Alles

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Opinie, Partnernieuws, Partnernieuws, Thema A-Z

Media aandacht brief ANT aan minister Bruins over kinderen die nooit naar de tandarts gaan

Ongeveer 600.000 kinderen gaan nooit naar de tandarts. Het is daarom hoog tijd dat zorgverzekeraars hun klanten wijzen op de vergoeding voor tandartsbezoek van kinderen, stelt de ANT in een brandbrief aan minister Bruins. Dit bericht kreeg zeer veel aandacht in zowel landelijke als regionale media.

Onder andere de NOS, Trouw, het Algemeen Dagblad, Hart van Nederland, het Jeugdjournaal, RTL Nieuws en veel regionale kranten besteedden hier aandacht aan.

Ouders informeren over gratis mondzorg kinderen

Veel ouders denken dat mondzorg voor de jeugd tot 18 jaar geen verzekerde zorg is. Mede hierdoor gaat een groep van zo’n 600.000 kinderen in Nederland niet naar de tandarts. De ANT vroeg zorgverzekeraars om hun klanten hierop te wijzen. Volgens de beroepsorganisatie nam, op DSW na, geen enkele verzekeraar het initiatief om ouders te benaderen serieus.
ANT-vice-voorzitter, tandarts Ravin Raktoe zegt: “De excuses om niet mee te werken kwamen er vrij vertaald bijna altijd op neer dat de eigen financiële positie belangrijker was, dan het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wij willen de minister daarom dringend verzoeken om de overige verzekeraars te sommeren het goede voorbeeld van DSW te volgen.”

DSW

De ANT is vorig jaar het gesprek met de zorgverzekeraars aangegaan en heeft het verzoek bij hen neergelegd. Uiteindelijk heeft verzekeraar DSW de handschoen opgepakt en concreet werk gemaakt van het laagdrempelige verzoek: schrijf ouders van kinderen die de tandarts niet bezoeken aan en wijs ze op het recht op vergoeding vanuit de basisverzekering. Uit de resultaten van het initiatief van DSW blijkt dat het simpelweg schrijven van een brief enorm effectief is. In samenwerking met lokale partijen heeft DSW 296 ouders met kinderen in Schiedam benaderd met een brief. Gevolg hiervan is dat er van hen al 127 in het eerste halfjaar de tandarts hebben bezocht. Dit is 43% van de jeugd die de tandarts nooit of zelden bezocht.

Brandbrief aan minister Bruins

Volgens de ANT blijkt in de praktijk dat zo’n 20 procent van de kinderen en jongeren nooit een tandarts bezoekt. Dat betekent dat bijna 600.000 jeugdigen verstoken blijven van de goede preventieve en curatieve mondzorg waar zij wel recht op hebben. De ANT heeft daarom aan minister Bruins gevraagd om in te grijpen en zorgverzekeraars aan te sporen het goede voorbeeld van DSW te volgen. Raktoe: “DSW verdient een groot compliment en is een lichtend voorbeeld voor alle zorgverzekeraars van Nederland. Ze hebben aangetoond dat het werkt en er is geen reden voor de rest om achter te blijven. De minister heeft de taak om ervoor te zorgen dat de jeugd de mondzorg krijgt waar het recht op heeft.”

Zorgverzekeraars mogen ouders wél informeren

Zorgverzekeraars mogen ouders wél informeren over het tandartsbezoek van hun kind. Dat stelt de Autoriteit Persoonsgegevens. Het nieuws werd landelijk opgepakt door veel media. De zorgverzekeraars verscholen zich in hun reactie achter de strenge privacywetgeving van de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens liet echter weten dat dit onzin is. “Volgens de privacywet mag je alles doen wat nodig is om een contract tussen een verzekerde en een verzekeraar netjes uit te voeren”, zegt een woordvoerder.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Vroeg beginnen met mondzorg zorgt voor significant betere mondgezondheid

Vroeg beginnen met mondzorg zorgt voor significant betere mondgezondheid

Uit nieuw onderzoek is gebleken dat goede mondzorg al belangrijk is vanaf een hele jonge leeftijd. 3 jaar oude kinderen die vanaf hun geboorte mondzorg kregen hadden een significant betere mondgezondheid dan kinderen die pas vanaf 2 jaar oud mondzorg kregen.

Vroege interventie komt niet vaak genoeg voor

In dit onderzoek werd gekeken naar de impact van vroege interventie bij meer dan 400 Australische kinderen. De twee belangrijkste bevindingen van de studie waren het voordeel van vroege interventie en het belang van periodieke controles. Casamassimo en Nowak, van het Ohio State University College of Dentistry en het University of Iowa College of Dentistry: “Beiden zijn concepten die nog steeds te weinig worden toegepast bij jonge kinderen, desondanks het feit dat steeds meer studies, waaronder deze, het grote belang hiervan onderstrepen.”

Preventie van groot belang

Slechte mondgezondheid bij kinderen wordt geassocieerd met pijn, problemen met eten en het missen van schooldagen. Het voorkomen van problemen en cariës bij kinderen is daarom van groot belang. In dit onderzoek keek Lisa Jamieson, PhD onderzoekster aan de University of Adelaide Dental School in Australië, of vroege interventies kinderen kunnen helpen bij het voorkomen van cariës. Dit werd gedaan door te kijken naar kinderen van drie jaar oud, waarvan de helft al mondzorg kreeg vanaf hun geboorte en de andere helft pas vanaf hun tweede levensjaar.

Vroege interventie loont

Hoewel de mondgezondheid van de kinderen met latere mondzorg nog steeds een stuk beter was dan die van kinderen zonder enige zorg, bleek de mondgezondheid van de kinderen met mondzorg van jongs af aan significant beter. Deze studie draagt daarom bij aan het bewijs dat vroege mondzorg positief bijdraagt aan het verbeteren van de mondgezondheid en het voorkomen van carieës bij kinderen.

Bron:
Jamanetwork.com

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Minder spanning bij behandeling door hightech toepassingen

Minder spanning bij behandeling door hightech toepassingen

Steeds meer ziekenhuizen verzinnen hightech manieren om de spanning bij patiënten weg te nemen voordat zij de operatiekamer in gaan. Door genoeg afleiding te bieden voelen, met name, kinderen zich een stuk minder angstig waardoor zij de behandeling beter doorstaan en minder kalmeringsmiddelen nodig hebben.

Angst voor operatie

Onderzoek van het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam heeft aangetoond dat 70 procent van de kinderen bang is voorafgaand aan een operatie. Deze kinderen zijn vaak onrustiger, huilen meer en werken minder goed mee na de operatie. Hierdoor herstellen angstige kinderen ook minder snel van de behandeling die ze zijn ondergaan.

Goede voorbereiding

Een van de dingen die bijdraagt aan het verminderen van deze angst is een goede voorbereiding. Om voor afleiding te zorgen en bij te dragen aan een goede voorbereiding heeft het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag bijvoorbeeld kleine Tesla’s ingesteld, die onder begeleiding van een verpleegkundige met een afstandsbediening bediend kunnen worden. Hiernaast worden er door het ziekenhuis heen vijf ‘virtuele vriendjes’ op de muren geprojecteerd, die hier en daar opduiken, meelopen en ‘spelen’ met de kinderen.

Storywall

Het Isala Ziekenhuis in Zwolle heeft iets bedacht voor patiënten die angstig zijn voor de behandeling die ze te wachten staat: een ‘storywall’. Iedereen die wil kan door middel van een app figuren tot leven brengen op deze muur.

VR-bril

Ook het Sophia Kinderziekenhuis zelf is aan het experimenteren met het verminderen van angst bij kinderen door hightech toepassingen. Kinderpsychiater Bram Dierckx is hier zijn promotieonderzoek gestart om te kijken of het kan helpen om kinderen voorafgaand aan een behandeling de volledige behandelkamer laten te bestuderen door middel van een VR-bril.

Eerder schreef dental INFO al over een soortgelijk onderzoek in Exeter, Engeland, waarbij tandartspatiënten voor hun behandeling met een VR-bril door een stad of over het strand konden lopen. Hieruit bleek dat met name de strand omgeving kon helpen met het verminderen van de angst.

Bron:
NRC

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Pijn | Angst, Thema A-Z
Amerikaans onderzoek: Kinderen gebruiken te veel tandpasta

Amerikaans onderzoek: Kinderen gebruiken te veel tandpasta

Kinderen poetsen hun tanden met zoveel tandpasta dat het ongezond is. Dit blijkt uit onderzoek van het Centers for Disease Control and Prevention in Amerika.

Te veel tandpasta

Bijna 40 procent van de kinderen tussen de 3 en 6 jaar gebruiken meer tandpasta dan wordt aanbevolen door tandartsen. Volgens de Amerikaanse studie zouden kinderen in die leeftijdsgroep hier slechts een beetje van mogen gebruiken.

Zestig procent

De bevindingen zijn gebaseerd op een enquête die werd gehouden onder ouders met kinderen tussen de 3 en 15 jaar oud. Ongeveer 60 procent van deze kinderen en tieners gebruiken een hoeveelheid tandpasta ter grootte van de halve of hele tandenborstel.

Gevolgen

Borstelen met te veel tandpasta kan het glazuur beschadigen. Kinderen slikken dan te veel fluoride in terwijl hun tanden zich nog ontwikkelen. Dat kan tandfluorose, witte vlekken en verkleuren van tanden veroorzaken.

Aanbeveling

De American Academy of Pediatrics beveelt aan dat babytanden worden geborsteld met een uitstrijkje van fluoride tandpasta zodra tanden doorbreken.

 

Bron:
CDC

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Derde molaren: verwijderen of niet?

Derde molaren: verwijderen of niet?

‘’Waarom moet mijn verstandkies eruit? Ik heb er helemaal geen last van.’’ Wekelijks wordt u geconfronteerd met de vraag of het wel nodig is om een klachtenvrije derde molaar te verwijderen. Tot voor kort was hiervoor geen goede richtlijn voorhanden. Iedereen is biased, in de praktijk blijkt ook dat niet iedere mondzorgprofessional hetzelfde denkt over wanneer een klachtenvrije verstandskies wel of niet verwijderen. Hier is nu de richtlijn Derde molaar voor opgezet.

Verslag van de lezing van kaakchirurg dr. Hossein Ghaeminia, voorzitter van de richtlijnwerkgroep Derde molaar.

Richtlijn derde molaar

De richtlijn Derde molaar is nu beschikbaar en geautoriseerd door de NVMKA en de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NVvO). De richtlijn wordt via zij-instroom aangeboden aan het KIMO en zal naar verwachting medio 2019 door hen worden geautoriseerd en opgenomen in de landelijke mondzorg richtlijnen database.
De Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA) initieerde de richtlijn Derde molaar om eenduidigheid te krijgen over wanneer wel of niet een derde molaar te verwijderen. Deze is Eind 2016 is de werkgroep richtlijn Derde molaar opgezet waarin kaakchirurgen, tandartsen, een orthodontist, parodontoloog en een methodoloog vertegenwoordigd zijn.

Bekijk de richtlijn derde molaar op de website van KIMO

Interview met dr. Hossein Ghaeminia

 

Indicatiestelling

Bij de afweging om de derde molaar te verwijderen draait het om:

Kosten vs baten
Complicaties vs voorkomen pathologie

Aan de hand van literatuur en de nieuwe praktijkrichtlijn 2018 wordt een update gegeven hoe u patiënten met derde molaren het beste kunt (laten) behandelen. In de richtlijn vindt u 230 pagina’s aan literatuur. Ook een randomized controlled trial, waarbij verwijderen versus laten zitten van derde molaren wordt onderzocht. Uit de studie van Herradine et al. Blijkt dat er niet meer crowding ontstaat bij het laten zitten van derde molaren na 5 jaar.

Risicoprofiel

Hoe vaak komt pathologie voor?

Een prospectief onderzoek met meer dan 6000 patiënten in Finland heeft door middel van klinisch en röntgenologisch onderzoek gekeken naar de prevalentie van pathologie. Onder een volledig geïmpacteerde derde molaar wordt verstaan dat meer dan tweederde van de kroon bedekt is met bot, bij een partieel geïmpacteerde derde molaar is een derde van de kroon bedekt met bot.

 

  Partieel geïmpacteerd Volledig geïmpacteerd
Pericoronitis 14% 3%
Parodontaal verval M2 32-36% 7-33%
Cariës M2 32% 17%
Cariës M3 77-80%
Cysten en tumoren 2%

Risicofactoren voor pathologie zijn:

Partieel geërupteerd Pericoronitis, cariës M2 (40-60%), M3 (84-86%), parodontaal verval M2 20-40% (botverlies 35-56%, Pocketdiepte M2 > 4mm 16-56%)
Disto angulatie Pericoronitis
Mesio angulatie / horizontaal Cariës M2 (40-60%), parodontaal verval M2 20-40% (botverlies 35-56%, pocketdiepte M2 > 4mm 16-56%)

Incidentie complicaties

Zeer vaak (>10%) Alveolitis M3ok 12,3 %

pijn, trismus, zwelling

Vaak (1-20 %) Tijdelijk letsel nervus (1,3%)

Alveolitis M2S (0,3%)

Soms (0,1- 1) of zelden (<0,1) Blijvend letsel M3, antrumperforatie, mandibulafractuur

Risicofactoren alveolitis

  • Vrouwen verhoogd risico
  • Hogere leeftijd
  • Diep geïmpacteerd
  • Debris in alveole
  • Verwijderen bot
  • Minder ervaring met verwijderen molaren

Hoe komt het dat patiënten op oudere leeftijd meer last hebben na verwijderen van derde molaren? Ouderen hebben meer non-vitaal bot en osteomyelitis. Ook blijkt uit een studie dat na verwijderen van een derde molaar op oudere leeftijd distaal M2 meer pockets ontstaan.

Diagnostiek

Preventieve verwijdering derde molaar

Klik hier voor vergrote versie van preventieve verwijdering derde molaar

Chirurgische procedure en tips om complicaties te voorkomen

Onmisbaar is een chirurgische set met raspartorium. Er zijn verschillende incisies die je kunt maken, pas op voor nervus lingualis met name bij trapezium en distale ontspannings incisie. De voorkeur van kaakchirurg Hossein Ghaeminia gaat in veel gevallen uit naar de horizontale incisie. Mocht je in je praktijk M3 willen verwijderen dan is het advies om niet te beginnen met molaren met een distoangulatie, deze zijn lastiger te verwijderen. Een partieel geïmpacteerde is geschikter om mee te beginnen. Spoelen tijdens de behandeling is bewezen effectief.

Nazorg

Pre-operatief (30 seconden) en post-operatief (7 dagen) spoelen met chloorhexidine. Gebruik van monoject blijkt effectief, na 2 dagen gaan spoelen met lauw water. Verder NIET routinematige antibiotica voorschrijven.

Risicofactoren nervusletsel

OPG

OPG

  • Donkere wortelpunten/interruptie witte lijn/deviatie canalis
  • Nadeel hiervan is lage betrouwbaarheid

OPG

  • Klasse 3 helft van canalis, geen uitval
  • Klasse 2 tot over de helft
  • Klasse 1 passeert nervus voleldige overlap 8,5% blijvend letsel

CBCT

Hoge betrouwbaarheid diagnostiek. Alleen bij volledige overlap canalis is er indicatie voor CBCT.
Op een CBCT zijn de Linguaal buccale posities goed te bepalen, linguale posities geven een grotere kans op zenuwschade. Ovaal gevormde radix geeft minder risicio dan afgeplatte radix
Linguaal meer compressie letsel.

Met CBCT is er minder kans op zenuwschade, echter statistisch is er geen significant verschil. Met CBCT is het mogelijk een betere risico-inschatting te maken.

  • Geen meerwaarde in behandelresultaat bij volledige verwijdering verstandskies
  • Wel meerwaarde bij indicatiestelling coronectomie

Bij een coronectomie, haal je alleen de kroon van de kies eruit. Al het tandglazuur moet verwijderd zijn, 3 mm om radixen te houden, 10% heeft her-ingreep nodig.

Is sondeerbaarheid betrouwbaar? Dit lijkt niet erg betrouwbaar, het draagt niet bij aan de risicoanalyse.
Als de wortel nog niet is afgevormd, is er geen risico op zenuwschade. Dus als bekend is dat de derde molaar horizontaal geïmpacteerd ligt, is het behandeladvies extractie.

Conclusie

Conclusie over verwijdering derde molaren

Klik hier voor vergrote versie van de Conclusie over verwijdering derde molaren

Dr. Hossein Ghaeminia is als MKA-chirurg werkzaam in het Rijnstate Ziekenhuis Arnhem. Het tandartsexamen behaalde hij in 2007 en het artsexamen in 2011 in het Radboudumc Nijmegen. In 2015 heeft hij de opleiding MKA-chirurgie afgerond gevolgd door een fellowship hoofdhals oncologie en reconstructieve (micro)chirurgie in het Radboudumc. Gedurende zijn opleidingsperiode heeft hij promotieonderzoek gedaan naar de derde molaren (gepromoveerd in 2017). Hij is voorzitter van een multidisciplinaire werkgroep voor het ontwikkelen van een EBRO-waardige richtlijn derde molaar. Hij heeft meerdere prijzen gewonnen voor zijn onderzoek en voordrachten in de dento-alveolaire chirurgie.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Hossein Ghaeminia tijdens het congres Chirurgie van Bureau Kalker

Lees ook:  Nieuwe KIMO-richtlijn beschikbaar: Derde molaar

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z