Video-bril vermindert tandartsangst bij kinderen

Video-bril vermindert tandartsangst bij kinderen

Kijken naar tekenfilms met een video-bril tijdens een tandheelkundige behandeling vermindert tandartsangst bij kinderen. Dit blijkt uit nieuw onderzoek gepubliceerd in Acta Odontologia Scandinavica.

Angst
Veel kinderen zijn bang voor de tandarts en ervaren meestal pijn tijdens een behandeling. Meerdere studies hebben aangetoond dat audio-visuele afleiding – bijvoorbeeld het spelen van videogames en tv-kijken – kan helpen bij het verminderen van de angst en pijn.

Onderzoek
56 kinderen in de leeftijd van zeven tot negen jaar oud, hebben deelgenomen aan het huidig onderzoek. Sommige kinderen kregen audio-visuele afleiding (kijken naar hun favoriete tekenfilms)  en sommige kregen geen afleiding  tijdens de behandeling (de controlegroep). De kinderen kregen drie afzonderlijke behandelingen: een routine-checkup, plaatselijke verdoving met een injectie en een tandheelkundige behandeling. Bij elk bezoek werd het angstniveau en coöperatief gedrag van de kinderen bepaald, en werd de bloeddruk en hartslag gemeten.Tevens moesten de kinderen aangeven in hoeverre zij angst en pijn ervoeren tijdens de behandeling.

Resultaten
Uit de resultaten blijkt dat kinderen met de audio-visuele afleiding significant minder angst en meer cooperatief gedrag vertoonden dan de kinderen in de controlegroep. Met name tijdens de toediening van de injectie. Hierbij was de gemiddelde hartslag van de kinderen in de controlegroep significant hoger.

Conclusie
Op basis van de resulaten concluderen de auteurs dat audio-visuele afleiding een nuttige techniek is om angst bij kinderen te verminderen tijdens een tandheelkundige behandeling.

Bron: tandfonline.com

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Onderzoek, Thema A-Z
studeren - student

Ouders en de mondgezondheid van hun kinderen – proefschrift verdediging

Onlangs verdedigde Maddelon de Jong-Lenters haar proefschrift over de rol van ouders en familie wat betreft cariës, obesitas en problematisch gedrag bij kinderen. De volledige naam van het proefschrift is “Just add positivity? – Dental caries, obesity and problem behaviour in children: the role of parents and family relations.”

Kwalitatieve studie
Doel van deze kwalitatieve studie was om de perspectieven van ouders te bestuderen op de mondgezondheid van hun kinderen. Hierbij werd ook gekeken naar wat zij zien als beperkingen en kansen voor professionele support om een goede mondgezondheid bij kinderen te stimuleren. Er werden zes focusgroep interviews gehouden met ouders uit verschillende sociaaleconomische klassen en van verschillende afkomst. De uitkomsten werden vervolgens geanalyseerd door middel van een content analysis.

Tandenpoetsen
Er werden vele invloeden op mondgezondheid opgemerkt door de ouders, zowel op niveau van het kind, familie en de omgeving. Invloed op het tandenpoetsgedrag van het kind werden vooral gemerkt in de directe familie omgeving van het kind, waaronder in de kennis van de ouders, de waarde die de ouders hechten aan het tandenpoetsen van het kind en ook het poetsgedrag van de ouders zelf werd bevonden van belang te zijn.

Suggesties vanuit ouders
De consumptie van suikerrijke voeding en drankjes bleek voornamelijk te worden beïnvloed door de directe familie omgeving en externe factoren, als school, reclames, televisie, supermarkten en de prijs van de suikerrijke producten. Ook kwamen er vanuit de ouders verschillende suggesties naar boven voor professionele support op het gebied van mondgezondheid. Zo was er vraag naar meer duidelijke informatie met een positieve invalshoek, strengere voedingsregels op scholen en een meer veelzijdige aanpak van mondzorgproblemen vanuit artsen. Deze suggesties kunnen in de toekomst goed meegenomen worden in de ontwikkeling van het tegengaan van cariës en preventieve ingrepen.

Bekijk hier het volledige proefschrift

 

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Onderzoek, Thema A-Z
Kindertandheelkunde 2017

Kindertandheelkunde 2017

Tijdens het congres Kindertandheelkunde 2017 wordt u bijgepraat over de kindertandheelkunde in haar volle breedte. Het belang van de mondzorgverlener in de huispraktijk wordt onderstreept en er worden u handvatten aangereikt om tandheelkundige zorg voor kinderen in uw praktijk aantrekkelijk, uitdagend, efficiënter en richtlijn-proof te maken.

Diversiteit
Kindertandheelkunde: het klinkt altijd een beetje ‘poppen-dokterig’ maar het is een wezenlijk lastig onderdeel van ons vakgebied, temeer omdat er vaak weinig medewerking betracht wordt door de betreffende patiënten. De diversiteit van kinderen is groot, zodat er van een uniforme behandelstrategie geen sprake kan zijn.

De kranten koppen dat het slecht gaat met het kindergebit in Nederland: tandartsen dweilen stelselmatig met de kraan open en zouden zich laten verleiden tot symptoombestrijding onder narcose, omdat ze de kwetsbare kinderzieltjes niet mogen krenken met de traumatiserende anesthesiespuit of tandartsboor. Ouders treft geen blaam, het zijn de buren en de opa’s en oma’s die roet in het verantwoorde voedingspatroon gooien. Of anders wijst de beschuldigende vinger voor de cariësrijke helft van de kindpopulatie wel naar de mondzorgverlener, want die had tenslotte beter moeten opletten.

Programma

  • 08:30 – 09:15 uur – Ontvangst met koffie en thee
  • 09:15 – 09:30 uur – Paul Kalker – Opening van de congresdag
  • 09:30 – 10:25 uur – Dr. Clarissa Bonifácio en Karin van Nes
    Preventie Nieuwe Stijl
    De meeste kinderen krijgen vanaf 4 of 5 jaar mondinspectie door de tandarts. 60% van de kinderen van deze leeftijd heeft een gaaf gebit. De andere 40% lijdt aan cariës die al met visuele inspectie valt op te merken. Voor deze groep komt preventieve zorg vanaf 4 jaar te laat. Cariësbehandelingen bij (jonge) kinderen zijn voor kind, ouders en mondzorg professional niet wenselijk. Dit pleit voor een etiologie georiënteerde aanpak van tandaandoening. In deze duo presentatie wordt u bijgepraat over de recente wetenschappelijke bevindingen over het cariësproces, de cariësrisicogroepen en preventieve strategieën, waaronder fluoridegebruik en fissuurverzegeling. Er wordt een vertaalslag gemaakt naar de praktijk in diagnostiek, vaststellen van cariësrisico en naar preventieve behandelingen in de huispraktijk.
  • 10:25 – 11:10 uur – Dr. Martine van Gemert-Schriks
    Boren geen bezwaar
    Men had ons beloofd dat de ‘Richtlijn mondzorg voor jeugdigen’ de heilige graal voor onze kindertandheelkundige zorgverlening zou gaan zijn…. Het heeft er echter alle schijn van dat het de chaos omtrent de professionele verzorging van het kindergebit juist compleet heeft gemaakt. In haar voordracht zal Martine van Gemert u aan de hand nemen en een kijkje gunnen áchter de wetenschappelijke schermen van deze richtlijn. Zij zal de vertaalslag maken naar uw dagelijkse praktijk en u laten beleven dat kindertandheelkunde een uitdaging is die we allemaal aan moeten durven en kunnen gaan. Helaas geen ‘one-size-fits-all’ formule maar u zult met plezier de ‘tailor-made’ versie gaan toepassen bij de behandeling van kinderen in uw praktijk en merken dat deze niet alleen de patiënt, maar ook uzelf, als gegoten past.
  • 11:10 – 11:40 uur – Koffiepauze
  • 11:40 – 12:20 uur – Arie Riem
    De kroon op het werk
    Kinderen geven doorgaans aan geen pijn te ervaren, zelfs wanneer wij vaststellen dat er grote schade is met soms zelfs zichtbare kaakontstekingen. Wellicht verklaart dit mede waarom vaak niet of pas laat wordt ingegrepen? Kinderen kiezen er zelf niet voor om tandheelkundig behandeld te worden. Kwalitatief goede tandheelkunde leveren bij kinderen is een uitdaging. Juist daarom is optimale doelmatigheid zo belangrijk: ‘Eén keer en daarna nooit meer’!

    ‘The state of the art’ betekent in het Nederlands ‘de kroon op het werk’.

  • 12:20 – 13:20 uur – Lunch
  • 13:20 – 14:15 uur – Nicoline van der Kaaij en Peter Helderop
    Orthodontie en logopedie: vorm en functie
    Tandartsen, orthodontisten maar ook logopedisten houden zich bezig met de morfologische en functionele aspecten van het gebit en aangezicht. Logopedisten kunnen zich naast de bekende spraakafwijkingen ook bezig houden met afwijkende mondgewoonten als duim-, vinger-, speenzuigen, mondademhaling, tongpositie in rust en slikken. Deze laatste zaken zijn van belang voor de tandarts en orthodontist. Het herkennen van de rol die deze afwijkende mondgewoonten kunnen hebben op de tandstand in combinatie met de groei en skeletale afwijkingen is belangrijk voor de vroege indicatiestelling van een logopedische en/of orthodontische behandeling. De logopedist kan oromyofunctionele therapie geven, gericht op het herstellen van een verstoord evenwicht van de spieren in en om de mond.
  • 14:15 – 15:10 uur – Dr. Denise Duijster en Maddelon de Jong-Lenters
    Zoete ouders, gezond gebit?
    Het kan soms lastig zijn om kinderen en hun ouders te stimuleren om goed voor het gebit te zorgen. We weten dat voorlichting en poetsinstructie puur gericht op kennis vaak onvoldoende is. Maar wat is er dan wel nodig om kinderen en vooral hun ouders tot gezond gedrag te bewegen? De verantwoordelijkheid hierin ligt echt bij de ouders – effectieve voorlichting lukt niet met het kind alleen. Deze lezing licht aan de hand van onderzoek toe hoe verschillen binnen het gezin, zoals opvattingen van ouders en de aanpak in opvoeding en bijsturing, invloed hebben op de mondgezondheid van het kind. Vervolgens komt aan de orde hoe u deze kennis kunt toepassen om met ouders en kind in gesprek te gaan om te herkennen waar mogelijke barrières zitten – het zogenaamd ‘achter de voordeur kijken’. Hierbij krijgt u praktische tips om met afgestemde adviezen en positieve aandacht het kind naar betere zelfzorg te begeleiden.
  • 15:10 – 15:40 uur – Theepauze
  • 15:40 – 16:20 uur – Leonard Wetzels
    De angstpatiënt van morgen
    Angst voor tandheelkundige behandeling komt veel voor. Bij 5% tot 10% van de volwassen Nederlanders is het probleem zo groot, dat zij langdurig tandheelkundige zorg vermijden. Soms wel decennia lang. Angstproblematiek en –behandeling verschilt natuurlijk sterk waar het volwassenen of kinderen betreft. Maar er zijn ook belangrijke parallellen te trekken. Aversieve ervaringen uit de jeugd zijn vaak oorzaken van latere angstproblematiek. Ook zijn er veel overeenkomsten in de manier waarop angst zich bij kinderen en volwassenen ontwikkelt, manifesteert en te beïnvloeden is. Deze lezing gaat over deze overeenkomsten en verschillen. Hoe kunnen behandelaars een beter inzicht in de angst van hun (jonge) patiënt verkrijgen en welke mogelijkheden bestaan er vervolgens? Hoe werkt u hierbij goed samen met ouders? En wat doet u als dat alles niet helpt?
  • 16:20 – 17:00 uur – Jacques Baart
    Verdoven van kinderen. Ja, nee en hoe?
    Op het eerste gezicht is er niet veel verschil tussen het verdoven van volwassenen en kinderen. Toch zijn er belangrijke verschillen zoals:
    -Kun je aan onverdoofde kinderen vragen ‘n hand op te steken als de behandeling toch pijn doet?
    -Hoe verkrijg je toestemming van een kind (informed consent) om te mogen verdoven?
    -Kies je bij kinderen voor infiltratie anesthesie of ook voor mandibulair blok?
    -Hoe werkt intraligamentaire anesthesie?
    -Wat bereik je met computer geassisteerde anesthesie?
    -Hoe kun je automutilatie na afloop van de behandeling voorkomen?
    De voordracht ‘Verdoven van kinderen. Ja, nee en hoe’ gaat uitvoerig in op al deze vragen.

Meer informatie en inschrijven op de website van Kindertandheelkunde 2017 van Bureau Kalker

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Niet aangelegde premolaren: interdisciplinaire aanpak

Wanneer een premolaar agenetisch blijkt te zijn, dan zijn er verschillende behandelopties mogelijk. Welke tijdelijke en definitieve oplossingen zijn er? Verslag van de lezing van Marco Cune en Sandy van Teeseling.

Als de resorptie van het melkelement uitblijft en deze nog in goede conditie is, kan dit element zo lang mogelijk behouden blijven. Een melkmolaar gaat echter vaak niet een leven lang mee en daarom moet er ook nagedacht worden over andere (definitieve) behandelopties. Het profiel van de patiënt speelt een belangrijke rol in de behandelkeuze. Indien het mogelijk is het diasteem orthodontisch te sluiten dan is dit de voorkeurskeuze. Ook kan er gekozen worden voor de vervaardiging van een conventionele- of etsbrug, autotransplantatie of voor implantologie.

Tijdelijke oplossing

Melkmolaren
Wanneer een premolaar agenetisch is, kan het melkelement op deze plaats nog jaren zonder problemen functioneren. Er zijn echter een aantal aspecten waar rekening mee gehouden moet worden.

Het occlusale niveau neemt bij melkmolaar toe met 1 millimeter, de melkmolaar ligt dus lager dan zijn blijvende buurelementen. Een gevolg hiervan kan zijn dat er overkanteling plaatsvindt van de blijvende molaren. Ook kan de antagonist erupteren. Om dit te voorkomen moet de melkmolaar opgebouwd worden met composiet.

Belangrijk om te weten is of het element meegroeit en niet ankylotisch is. Het verloop van het botniveau op de röntgenfoto is hier een goede indicator voor. Als het botniveau horizontaal loopt, zijn er geen problemen. Als er een verticaal botdefect ontstaat dan moet het melkelement worden geëxtraheerd om te voorkomen dat er een plaatselijk botdefect ontstaat. Dit zou problemen op kunnen leven bij het plaatsen van een implantaat.

Geconcludeerd kan worden dat melkmolaren een goede prognose hebben. 90% van de melkmolaren is op 28-jarige leeftijd nog aanwezig.
De mesiodistale dimensie van een melkmolaar is 9 millimeter, die van een premolaar is 6 millimeter. Wanneer er op latere leeftijd een implantaat geplaatst gaat worden kan er dus gekozen worden om de mesiodistale dimensie alvast te verkleinen.

Definitieve oplossingen

Brug
De 10-jaarsoveleving van een conventionele brug is 89%. De 5-jaarssuccespercentage van een glasvezelbrug is 50%. Een brug is dus niet de voorkeursbehandeling.

Autotransplantatie
Soms zijn in de ene tandboog te weinig elementen aanwezig en zijn er in de andere tandboog te veel. Een goede oplossing hiervoor is autotransplantatie: het verplaatsen van een blijvend element van de ene naar de andere tandboog of binnen de tandboog. Voor een succesvolle autotransplantatie moet de wortel van het element voor tweederde tot drievierde afgevormd zijn en moet er atraumatsich geëxtraheerd worden om het parodontaal ligament niet te beschadigen. Op de receptorplaats moet voldoende bot aanwezig zijn. Het element wordt geplaatst op het niveau van het ontwikkelingsstadium. Het succespercentage ligt boven de 90. Een risico van autotransplantatie is het ontstaan van ontstekings- of wortelresorptie.

Implantologie
Het plaatsen van een implantaat is een andere behandeloptie. Soms kan in de bovenkaak bij een beperkte bothoogte beter gekozen worden voor het plaatsen van een kort implantaat om een sinusbodemlift te voorkomen. In gevallen waar dit niet mogelijk is, moet getracht worden de sinusbodemelevatie te combineren met het plaatsen van het implantaat. Dit levert drie maanden winst op. Een boormal is belangrijk bij het plaatsen van de implantaten.

In de postoperatieve fase moet er eerst een afdruk worden gemaakt. Er kan zowel gekozen worden voor een open- als een gesloten lepel techniek. Volgens onderzoek zijn er geen verschillen tussen deze afdruktechnieken. Er hoeft niet per se een individuele lepel vervaardigd te worden, een harde confectielepel is namelijk net zo precies. Voor het afdrukmateriaal kan gekozen worden tussen polyether of additiesilicoon. De uiteindelijk voorziening kan verschroefd of gecementeerd worden. Dit is onder andere afhankelijk van de eventuele plaats van het schroefgat. Het meest voorkomende probleem bij implantaatkronen is de porseleinbreuk.

Prof. dr. Marco S. Cune is hoogleraar restauratieve en reconstructieve tandheelkunde en hoofd van de sectie Orale Functieleer van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMC Groningen. Daarnaast is hij werkzaam in het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde van het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. Zijn klinische en onderzoeksinteresses bestrijken een breed scala aan onderwerpen, maar richten zich met name op de orale implantologie en restauratieve tandheelkunde.

Sandy van Teeseling studeerde tandheelkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en deed zijn specialisatie orthodontie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Hierna vestigde hij zich als orthodontist in Haarlem. Reeds geruime tijd is hij als consulent orthodontist verbonden aan diverse interdisciplinaire teams. Momenteel is hij ook als medewerker verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het VU Medisch Centrum te Amsterdam en de afdeling Orthodontie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zijn interesse ligt de laatste jaren vooral bij de (interdisciplinaire) behandeling van patiënten, waarbij het onderling afstemmen van de diverse behandelingen (paro, implanto, ortho, restauratief en chirurgie) van het grootste belang is. Hij geeft voordrachten en cursussen op het gebied van de interdisciplinaire behandeling.

Verslag door:
Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres De tand in al z’n facetten, georganiseerd door NVT – NVvE – NVVRT – NVvK – VvO – NVMKA – RTV – NVM

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Laterale bovenincisief

Restauratieve overwegingen bij de agenetische laterale bovenincisief

Bij het ontbreken van de lateriale bovenincisief bij 0-18 jarigen zijn verschillende behandelopties mogelijk. De behandelkeuze is onder andere afhankelijk van de kaakrelatie en occlusie. Lees meer over de behandelmogelijkheden.

Incidentie
De prevalentie van een agenetische laterale bovenincisief ligt tussen de 1,5-2,0%. Dit zijn ongeveer vijftig patiënten per praktijk. Alleen de tweede onderpremolaar is vaker agenetisch.

Behandeling
Bij het ontbreken van de lateriale bovenincisief bij 0-18 jarigen zijn verschillende behandelopties mogelijk. De behandelkeuze is onder andere afhankelijk van de kaakrelatie en occlusie. Belangrijk is dat de behandelopties al op jonge leeftijd met de patiënt besproken worden. Het diasteem kan gesloten, geopend of verplaatst worden.

1 Diasteem sluiten
Een diasteem ter plaatse van de laterale bovenincisief kan gesloten worden door het uitvoeren van een orthodontische behandeling, het vervaardigen van een etsbrug of conventionele brug, het plaatsen van implantaten of door het uitvoeren van segment osteotomie. De behandelkeuze ‘orthodontisch sluiten’ heeft de voorkeur maar is afhankelijk van de volgende factoren:

  • Kaakrelatie/occlusie
    Er zijn twee situaties die gunstig zijn om het diasteem te sluiten. Dit is een klasse I relatie met crowding in het onderfront en een klasse II relatie zonder crowding in het onderfront.
  • Profiel
    Een convex profiel is gunstig wanneer er gekozen wordt om het diasteem te sluiten. Het is van belang om te kijken naar de nasolabiale hoek. Wanneer deze hoek groot is dan zal deze hoek toenemen bij het sluiten van het diasteem. Wanneer een incisief 1 millimeter naar dorsaal wordt verplaatst dan zal de lip zich ook 0,75 millimeter naar dorsaal verplaatsen.
  • Kleur en vorm van cuspidaten
    De cuspidaten moeten globaal dezelfde kleur hebben om het esthetisch fraai te houden. Eventueel kan er gebleekt worden. Bij voorkeur gaat het om een smalle cuspidaat omdat de glazuurcementgrens beter past bij de morfologie van een laterale incisief. Om van een incisief een cuspidaat te maken is redelijk wat tandweefselpreparatie nodig. Uit een onderzoek blijkt dat deze weefselafname weinig gevolgen heeft voor het element. Van 37 getransformeerde elementen verkleurde er slechts één. Alle elementen bleven vitaal.
  • Lachlijn
    Tijdens het lachen is de gingiva vaak zichtbaar. De gingivalijn is belangrijk voor de esthetiek. Door de centrale incisieven te intruderen en de cuspidaten te extruderen ontstaat er een mooie gingivalijn. Een andere optie is het chirurgisch corrigeren van de gingiva.

2. Diasteem openen
In sommige gevallen is het sluiten van het diasteem niet mogelijk, bijvoorbeeld bij een klasse III relatie. In dit geval moet er gekozen worden om de diastemen te openen. Het gaat altijd om een lang behandeltraject. Het is verstandig om de patiënt hier zo vroeg mogelijk van op de hoogte te stellen. Openen van een diasteem gaat in de volgende stappen.

  1. Orthodontie
    De kaken worden opgelijnd. Het is belangrijk om gebruik te maken van een orthodontische set-up.
  2. Osteotomie
    De klasse III relatie wordt gecorrigeerd naar een klasse I relatie.
  3. Implantologie
    Ter plaatse van de diastemen worden implantaten geplaatst.

Hoe breed moet dat diasteem worden?
Er zijn verschillende manieren om de breedte van het diasteem te bepalen. De gouden-standaard-verhouding tussen de centrale incisief en de laterale incisief is 1:0,618. Ook kan er gebruik worden gemaakt van een Bolton analyse. Het makkelijkst is het maken van een waxup. De breedte van het diasteem is ook afhankelijk van de definitieve voorziening die vervaardigd zal worden: een brug of een implantaat.

Definitieve voorziening: een element-gedragen restauratie of een implantaat-gedragen restauratie?
Er zijn veel opties voor het opvullen van het diasteem. Opties zijn het vervaardigen van een etsbrug, glasvezelversterkte brug, conventionele brug, cantileverbrug of het plaatsen van een implantaat. Bij de keuze van deze definitieve voorziening moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. Occlusie en frontrelatie
    Vooral bij het vervaardigen van bruggen is het belangrijk dat de beet gelicht wordt en er goede frontale afsteuning is. Er mag geen sprake zijn van een diepe beet.
  2. Specifieke ruimte
    De ruimte die nodig is voor een implantaat is anders dan voor een adhesiefbrug. Wanneer er een conventionele brug vervaardigd wordt dan moeten de buurelement zo parallel mogelijk aan elkaar gepositioneerd worden.
  3. Restauratieve status buurelement
    Wanneer de buurelementen gaaf zijn dan kan er beter niet gekozen worden om een conventionele brug te vervaardigen. Een betere optie is dan een etsbrug of implantaat.

Implantologie
De meest gekozen optie is het plaatsen van een implantaat. Het voordeel is dat het buurelement niet aangetast wordt en daarnaast is er sprake van een hoog succespercentage. Een implantaat heeft echter ook nadelen en risico’s. Het plaatsen van een implantaat is een invasieve ingreep omdat er bijna altijd te weinig bot aanwezig is. Dit heeft zowel invloed op de behandeling als op het eindresultaat. De esthetische uitkomst is variabel.

Ook stopt niet in alle gevallen de groei rond het 18e levensjaar, vooral jongens groeien langer door. Door het te vroeg plaatsen van een implantaat kan er op latere leeftijd een diasteem ontstaan tussen de centrale incisief en het implantaat. Dit is het gevolg van transversale groei en mesiale drift.

Bij het te vroeg plaatsen van een implantaat kan ook de buccale gingiva gaan doorschemeren. Dit is een gevolg van saggitale groei. Bij mannen stopt dit pas na 20-22 jarige leeftijd. Verticale groei kan zorgen voor een toename in afstand tussen de incisaallijn van de centrale incisief en het implantaat.
Een implantaat moet dus niet te vroeg geplaatst worden, zeker niet bij mannen. Een andere contra-indicatie is de afwezigheid van incisale afsteuning en een afwijkend groeitype (longfaces).

3. Diasteem verplaatsen

Het voordeel van het verplaatsen van een diasteem is dat het esthetische risico kleiner is. Er wordt bijvoorbeeld een implantaat geplaatst ter plaatse van een premolaar in plaats van de laterale incisief.

Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat orthodontisch sluiten tot meer tevredenheid leidt dan het vervaardigen van een prothetische voorziening. Ook komen er parodontaal meer problemen voor bij een prothetische voorziening. Orthodontisch sluiten is de meest voorspelbare behandeloptie. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de nasolabiale hoek en met de risico-groepen. Interdisciplinair overleg is belangrijk bij het behandelen van patiënten met een agenetische laterale bovenincisief.

Dr. Marijn Créton is tandarts-maxillofaciaal prothetist en sinds 2000 verbonden aan het UMC Utrecht.
Tussentijds was zij werkzaam als docente aan de Internationale Universiteit van Barcelona te Spanje (2003-2004). Haar klinische werkzaamheden in het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde Utrecht bestrijken het volledige werkgebied van de bijzondere tandheelkunde, waarbij de aangeboren afwijkingen zoals schisis en oligodontie en oncologie haar bijzondere interesse hebben. Daarnaast startte zij in 2006 een parttime verwijspraktijk. In juli 2012 promoveerde zij op een proefschrift: ‘Severe hypodontia: dental, dentofacial, osseous and genetic aspects.’ Sinds 2008 is ze bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Gnathologie en Prothetische tandheelkunde.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres De tand in al z’n facetten, georganiseerd door NVT – NVvE – NVVRT – NVvK – VvO – NVMKA – RTV – NVM

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Orthodontie, Restaureren, Thema A-Z
spiegel - tandarts

Verborgen pijn bij kinderen met het syndroom van Down

Kinderen met het syndroom van Down kunnen pijn moeilijk aangeven. Tandartsen onderschatten vaak de pijn van een kind met dit syndroom. Hierdoor wordt een tandheelkundige behandeling vaak onderschat.

Verslag van de lezing van mevrouw drs. Bouvy-Berends, tandarts CBT Rijnmond, Rotterdam

Pijnrapportage
Er bestaan vijf vitale functies. Pijn is, naast hartfunctie, temperatuur, bloeddruk en ademhaling, de vijfde vitale functie. Om pijn aan te kunnen geven is een zekere cognitie en vaardigheid vereist. Zelfrapportage wordt gezien als de gouden standaard bij het aangeven van pijn. Maar wat als je dit niet kunt?
De afgelopen decennia is de kennis enorm toegenomen. Vroeger dacht men dat zuigelingen geen pijn hadden. In de jaren tachtig is men er achter gekomen dat zuigelingen wel pijn ervaren, ondanks dat zij dit niet zelf kunnen aangeven. Ook is er lange tijd een ernstige lacune geweest wat betreft het pijnonderzoek bij gehandicapten, pas in de jaren negentig is hier meer over bekend geworden.

Pijn bij kinderen met een beperking
Kinderen met het syndroom van Down moeten gezien worden als een fragiele en kwetsbare groep, helemaal als het gaat om het aangeven van pijn. Uit onderzoek is gebleken dat 60% van de kinderen en 75% van de volwassenen met deze handicap, chronische pijn heeft.
Vaak heeft deze groep mensen meerdere medische problemen. Bij 50% van de kinderen met het syndroom van Down, moet op jonge leeftijd al een hart- of darmoperatie uitgevoerd worden. Ook is het bekend dat mondproblemen bij deze groep vaak onbehandeld zijn.
Over het algemeen onderschatten ouders de pijn bij hun kind. Ook tandartsen onderschatten de pijn van een kind. Een gevolg hiervan is dat de noodzaak van een tandheelkundige behandeling vaak onderschat wordt: pijn en ongemak in de mond worden onvoldoende herkend door de ouders, verzorgers en de tandarts. Door uitstel van pijndiagnostiek en hospitalisatie wordt er een verhoogd overlijdensrisico gecreëerd.

Dimensies van pijn
Het pijnmodel van Loeser geeft de 4 dimensies van pijn weer:

  • Pijnprikkel: De nociceptie.
  • Pijngewaarwording: Het pijnsignaal bereikt de hersenen, pijn wordt waargenomen.
  • Pijnbeleving: De emotionele pijnbeleving.
  • Pijngedrag: Het gedrag ten gevolge van de pijn, zoals schreeuwen of een pijnstiller innemen.

De interpretatie van deze dimensies is lastige bij mensen met beperking.

Onderzoek bij kinderen met het syndroom van Down
Mensen met het syndroom van Down hebben een langere reactie tijd op pijnprikkels dan mensen zonder een beperking. Door een hogere sensorische pijndrempel is er een vertraagde pijnexpressie. Ook hebben mensen met het syndroom van Down meer problemen met het lokaliseren van een koude prikkel.
Uit DNA onderzoek is gebleken dat er 6 pijngenen liggen op chromosoom 21, wat een gedeeltelijke verklaring kan zijn voor het ‘afwijkende’ pijngedrag.
Resultaten uit een Nederlands onderzoek (De Meetbus) laten zien dat 85% van de onderzochte personen in staat was verbaal pijn aan te geven. Echter, de mate (20%) en de locatie (46%) van de pijn was minder goed aan te geven. 88% kon het verschil tussen koud en warm aangeven. Een minderheid van de kinderen is volgens de ouders in staat tot zelfrapportage van de pijn. Kinderen met DS kunnen minder goed met hun pijn omgaan; zij vragen niet om hulp maar zoeken vaker afleiding.
Het is goed om te beseffen dat cognitief-vaardige mensen met het syndroom van Down beter kunnen omgaan met hun pijn of beter de gevolgen kunnen overzien. Bij minder vaardige mensen met het Syndroom van Down moet men alert zijn als hun dagelijkse functioneren ineens achteruit gaat.

‘Het is belangrijk dat onderzoek bij deze kwetsbare groep wordt doorgezet. Er moeten betere meetinstrumenten worden ontwikkeld voor onderzoek bij mensen met een uitingsbeperking’, zei mevrouw Bouvy-Berends.

Conclusies

  • Kinderen met het syndroom van Down blijven altijd afhankelijk van anderen bij beoordeling van pijn.
  • De pijnbeleving van kinderen met het syndroom van Down is anders: De reactie op pijn is trager en de pijn is minder goed te lokaliseren.
  • Waarschijnlijk zijn deze mensen minder pijngevoelig. Maar omdat dit niet zeker is, mag hier niet van worden uitgegaan.
  • Het belangrijkste is om pijn te voorkomen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van mw. drs. Bouvy-Berends, tandarts CBT Rijnmond, Rotterdam, tijdens het afscheidssymposium ‘Kaaskiezen? Geen Keuze!’ in het UMCG.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Pijn | Angst, Thema A-Z

Stappenplan Gewoon Gaaf beschikbaar voor praktijken

Het stappenplan Gewoon Gaaf voor kinderen van 0-18 jaar ontwikkeld door het Ivoren Kruis is nu beschikbaar voor praktijken. Het stappenplan is onderverdeeld naar de doelgroepen 0-4, 4-12 en 12-18 jaar.

Stappenplan Gewoon Gaaf
De preventiemethode Gewoon Gaaf legt de nadruk op het stimuleren van goede zelfzorg bij de (ouder van de) patiënt van 0-18 jaar en begint bij de doorbraak van de 1e tand (6-12 maanden). Als basis wordt het PMO-protocol en het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis gevolgd. Aanvullende terugkombezoeken plannen mondzorgverleners op basis van het risicoprofiel (groen, geel, oranje of rood). Deze maakt hij bij elk PMO-bezoek. Daarbij maakt hij een inschatting of de ouders de gemaakte zelfzorgafspraken zelfstandig nakomen of dat daarbij zijn steun nodig is. Bij Gewoon Gaaf draait het om het inlevingsvermogen van de mondzorgverlener in de unieke patiënt. Belangrijk daarbij is dat hij aansluit bij het niveau van de patiënt. De mondzorgverlener bekijkt hoeveel ondersteuning (de ouder van) de patiënt nodig heeft en beoordeelt het risico dat de patiënt loopt. Na ieder consult maakt hij zelfzorgafspraken met de (ouder van de) patiënt, waar hij een volgend bezoek op terugkomt.

Stappen, hulpvragen en tips
In het stappenplan worden de stappen kort beschreven. In de bijlagen zijn hulpvragen, tips en suggesties te vinden die bij de stap aansluiten. Het stappenplan is tot stand gekomen met behulp van input uit het dentale veld, de omslaggroep en het Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het Ivoren Kruis. De NVvK ondersteunt Gewoon Gaaf en is blij met het stappenplan dat kosteloos is te downloaden en printen.

Lees ook
Gewoon Gaaf: preventiemethode voor kinderen en hun ouders

Bekijk de video:  Gesprek Gewoon Gaaf


Download brochure stappenplan-gewoon-gaaf-def.pdf
Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
mondzorgbehandeling

Zweden verhoogt maximale leeftijd voor gratis mondzorgbehandeling

In Zweden is de maximale leeftijd voor gratis mondzorgbehandeling verhoogd. Vanaf nu hebben mensen tot en met hun 23e jaar recht op gratis mondzorg.

Test
De Zweedse regio Västra Götaland heeft de nieuwe regeling getest. Hieruit blijkt dat er sindsdien twee keer zo veel 20- en 21-jarigen een bezoek brachten aan de tandarts.

Fasen
De hervorming zal in twee fasen plaatsvinden, omdat veel systemen moeten worden aangepast. In de eerste fase zal in 2017 de leeftijd verhoogd zijn tot en met 21 jaar. Het jaar daarop zal dit verhoogd worden tot en met 23 jaar. De kosten van de hervorming worden geschat op 23.9 miljoen euro in 2017, en op 49.6 miljoen euro in 2018.

Eerste stap
Komende tijd zullen er nog meer hervormingen in de Zweedse gezondheidszorg plaatsvinden, waaronder gratis mammografie scans en anticonceptiepillen voor vrouwen onder de leeftijd van 20 jaar.

Bron: The Local

Lees meer over: Actueel, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Technieken voor behandeling van angstige kinderen

Angstige kinderen zijn een uitdaging voor iedere tandarts. Om het vertrouwen en medewerking van deze kinderen te krijgen is het belangrijk om de angst te (h)erkennen. De Ierse kindertandarts Dr. Abigail Moore deelt een aantal technieken voor het behandelen van angstige kinderen.

Communicatie voor behandeling
Het is belangrijk dat ouders en kinderen goed voorbereid zijn voor de eerste behandeling. Een vriendelijke stem aan de telefoon, goede informatie op de website of via brieven kunnen ouders gerust stellen. Voor kinderen is het goed om kindvriendelijke boeken over de tandarts te lezen.

Omgeving
Vriendelijk personeel, een kleurrijke wachtkamer met voldoende afleiding zijn belangrijk om angst bij kinderen te verminderen.

Eerste ontmoeting
Eerste indrukken zijn belangrijk en zo ook eerste ontmoetingen. Het beste kan de eerste ontmoeting niet in de behandelkamer plaatsvinden. Naar de wachtkamer gaan om de patiënt te begroeten en een praatje te maken kan erg geruststellend werken voor de patiënt. Voor u is dit ook gelijk een goede mogelijkheid om te peilen of een patiënt angstig is.

Herkennen
Er zijn een aantal gedragingen die kunnen wijzen op een angstig kind, voorbeelden hiervan zijn:

  • Verstoppen achter ouder of meubels
  •  Duimzuigen, nagelbijten of neuspeuteren
  • Geen oogcontact of zwijgen
  • Babytaal
  • Zeggen buikpijn te hebben
  • Huilen
  • De boel vertragen door bijvoorbeeld meerdere toiletbezoeken
  • Verstorend gedrag

Behandelkamer
De eerste behandeling hoeft niet noodzakelijkerwijs in de behandelstoel plaats te vinden. Als een kind liever bij de ouder op schoot zit kan dit ook een goede optie zijn. Vaak verveelt een kind zich na een tijdje zo dat het maar graag de behandelstoel wil uitproberen.

Communiceren met een angstig kind
Gebruik altijd taal die aansluit bij de leeftijd van het kind. Van groot belang is ook om te letten op wat het kind wil zeggen. Luister goed en vraag wanneer een kind bezorgd lijkt waar hij of zij bang voor is. Ook kan het prettig zijn voor een kind om te weten waar hij aan toe is, bespreek daarom eerst wat er gaat gebeuren tijdens de behandeling.

Communicatie tijdens behandeling
Ook tijdens de behandeling is het belangrijk om te blijven communiceren. Laat het kind weten dat hij het goed doet en beschrijf daarbij ook wat hij precies goed doet, bijvoorbeeld: ‘jij kan je mond ver openen, wat goed van je’. Dat werkt beter dan algemene complimenten zoals: ‘je doet het erg goed’.

Controle
Het kan erg beangstigend zijn om het gevoel te hebben de situatie niet te kunnen controleren. Een manier waarop u het kind het idee kunt geven dat het enige controle heeft is om af te spreken dat hij of zij de hand opsteekt als u even moet stoppen.

Keuzes
Door het kind keuzes te geven kunt u hem of haar het idee geven belangrijk te zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld vragen: ‘welke tanden zal ik eerst polijsten, onder of boven?’.

Stap voor stap
Een goede manier om iets nieuws te introduceren is om het eerst uit te leggen, vervolgens te laten zien en daarna stap voor stap uit te voeren.

Intonatie
De toon van uw stem en lichaamstaal zijn belangrijke instrumenten om een boodschap over te brengen. Pas dit aan op het doel van de boodschap.

Belonen
Beloningen voor goed gedrag vergroten de kans dat het gedrag wordt herhaald. Een beloning kan bestaan uit een compliment of bijvoorbeeld een sticker of speeltje.

Afleiding
Zorg voor afleiding van datgene waar het kind zenuwachtig van wordt. U kunt bijvoorbeeld een spelletje met het kind doen, of het kind met de tenen of vingers laten wiebelen.

Rolmodel
Het kan helpen om een kind van dezelfde leeftijd en geslacht te laten zien die in eerste instantie ook zenuwachtig was maar het uiteindelijk toch goed deed. Hierbij kunt u laten zien dat het kind binnenkwam, de behandeling klaar was en de kamer weer verliet. Ook de beloning die het kind kreeg voor het goede gedrag is goed om te laten zien.

Ouders
Het kan fijn zijn voor kinderen als er een ouder aanwezig is in de behandelkamer. Hierbij is het belangrijk dat u te allen tijde de controle houdt en dat de ouder alleen aanwezig is en dus niet deel uitmaakt van de behandeling.

Einde behandeling
Geef het kind een compliment. Leg het kind ook uit wat er van hem of haar verwacht wordt na deze behandeling en wat er tijdens de volgende behandeling gaat gebeuren.

Bron: JIDA, volume 61, number 1, page 30-32 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Pijn | Angst, Thema A-Z
Kindergebit

Midazolam vermindert angst bij kinderen

Toediening van Midazolam kan nuttig zijn bij kinderen die angstig zijn voor het ondergaan van een tandheelkundige behandeling onder narcose. Kinderen ervaren door het kalmeringsmiddel minder scheidingsangst en angst voor het narcosemasker. Dit blijkt uit nieuw onderzoek gepubliceerd in de Journal of International Society of Preventive & Community Dentistry.

Onderzoek
De deelnemers aan het onderzoek waren 78 kinderen van 3 tot 9 jaar oud die een tandheelkundige behandeling onder volledige narcose moesten ondergaan. De helft van de groep kreeg dertig minuten voor de operatie 0,5 mg/kg Midazo-lam toegediend. De andere helft kregen een placebo. De scheidingsangst was significant lager bij de interventiegroep dan de controlegroep. Ook waren de kinderen van de interventiegroep minder bang voor het narcosemasker.

Conclusie
Uit dit onderzoek blijkt dat een dosis van 0,5 mg/kg Midazolam effectief is voor het verminderen van scheidingsangst en de toediening van anesthesie vergemakkelijkt. De onderzoekers geven wel aan dat een optimale dosis van Midazo-lam in de kindertandheelkunde niet is vastgesteld.

Bron: jispcd.org

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Onderzoek, Pijn | Angst, Thema A-Z

Uitvinding: spray die kinderen van hun speen afhelpt

Een uitvinder uit Antwerpen ontwikkelde een spray om kinderen van hun speen af te helpen: de Tuttistop. De spray is gemaakt van een hopextract en heeft een bittere, vieze smaak waardoor het kind de speen niet meer wil, meldt De Morgen.

In België te koop
Vanaf september is de spray te koop bij apotheken in België. De uitvinder heeft drie jaar gewerkt aan zijn spray en heeft een patent hierop gevestigd. “Omdat er nog geen enkel product bestaat dat je op een fopspeen mag aanbrengen. Vroeger gebruikten moeders weleens mosterd, maar dat zorgt er gewoon voor dat kindjes graag mosterd lusten.”

Lees meer over: Actueel, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Artsen ervaren knelpunten bij gebruik van de meldcode

De meeste artsen kennen en waarderen de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, maar ervaren belemmeringen bij het gebruik.

Onderzoek
Uit een onderzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) blijkt dat 83 procent van de 1069 ondervraagde artsen bekend is met het feit dat er een wettelijke verplichting is om met de meldcode te werken. De meeste artsen vinden dat de meldcode voor duidelijkheid zorgt en de drempel om actie te ondernemen verlaagt.

Belemmeringen
Artsen zijn bang om de vertrouwensrelatie met ouders van het kind te schaden. Ze hebben daarom behoefte aan training in geschikte gesprekstechnieken. Een ander knelpunt is het onderscheid tussen advies vragen en het doen van een melding bij Veilig Thuis (VT). Niet alle artsen weten dat het mogelijk is advies te vragen, zonder persoonsgegevens van de patiënt te verstrekken. Ook missen de artsen een terugkoppeling van VT wat er met de melding is gedaan.

Kindcheck
De kindcheck, een nieuw onderdeel van de meldcode, is nog relatief onbekend. De kindcheck houdt in dat hulpverle-ners van volwassenen met ernstige problemen nagaan of zij kinderen hebben. Doel van de kindcheck is om meer kin-deren in beeld te brengen die ernstig risico lopen mishandeld of verwaarloosd te worden.

Bron: medischcontact.artsennet.nl

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Een derde van de kinderen in Engeland schaamt zich voor hun lach

Een derde van de kinderen in Engeland schaamt zich voor hun lach

Volgens onderzoek van de Health and Social Care Information Centre (HSCIC) in Engeland blijkt dat een derde van de kinderen zich schaamt voor hun lach door verslechterde mondgezondheid.

Survey

HSCIC verzamelt informatie over de tandheelkundige gezondheid van kinderen in Engeland, Wales en Noord-Ierland. Volgens de gegevens van The Children’s Dental Health Survey die in 2013 is uitgevoerd, schaamt 35% va de 12-jarigen en 28% van de 15-jarigen zich voor hun lach door verslechterde mondgezondheid.

Tandbederf

Tandbederf werd gevonden bij 34% van de 12-jarigen en bij 46% van de 15-jarigen. Tevens blijkt een derde (31%) van de 5-jarigen en 46% van de 8-jarigen slechte melktanden te hebben. In vergelijking tot gegevens van hetzelfde onderzoek uitgevoerd in 2003 zijn deze percentages, tegen de verwachtingen in, niet sterk gedaald.

Verdere gegevens

Tevens blijkt uit het onderzoek dat:

  • Het aantal kinderen met tandbederf varieerde tussen Engeland, Wales en Noord-Ierland.
  • 41% van de 5-jarigen uit kansarme gezinnen tandbederf heeft in vergelijking tot 29% van 5-jarigen uit minder kansarme gezinnen.
  • 59% van de 15-jarigen uit kansarme gezinnen tandbederf heeft in vergelijking tot 43% van 15-jarigen uit minder kansarme gezinnen.
  • 38% van het totaal aantal kinderen een goede algemene mondgezondheid heeft.
  • Volgens de gegevens van de ouders 9 op de 10 kinderen regelmatig naar de tandarts gaan voor een check-up.
  • Onder de 12-jarigen, 69% van de jongens en 85% van de meisjes minstens twee keer per dag tandenpoetst.
  • Onder de 15-jarigen, 73% van de jongens en 89% van de meisjes minstens twee keer per dag tandenpoetst.
  • Onder de 12-jarigen, 16% vier of meer keer per dag suikerhoudende dranken drinkt.
  • Onder de 15-jarigen, 14% vier of meer keer per dag suikerhoudende dranken drinkt.

Samenwerken

Volgens HSCIC is er hoogstwaarschijnlijk een correlatie tussen suikerinname en het hoge aantal kinderen met tandbederf. Daarom willen zij een landelijk preventieprogramma invoeren en alle beleidsmakers oproepen om kindertandheelkunde bovenaan hun agenda te zetten om er voor te zorgen dat kinderen en hun ouders altijd toegang hebben tot een tandarts.

Bron: Dentistry.co.uk 

 

 

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Mondhygiëne, Onderzoek, Thema A-Z

High teeth introduceert een nieuwe traditie: Tandenfeestje

Het bijzondere moment dat de allereerste tand uitvalt, mag gevierd worden. Het is tevens een moment om kinderen te leren over het belang van goed poetsen en gezond eten. Combineer het educatieve met een gezellig feestje en je hebt een High Teeth. De website High Teeth heeft alle ingrediënten in huis voor een leuk en leerzaam tandenfeestje voor kinderen.

Feestje

Het uitvallen van de eerste tand is de perfecte gelegenheid om kinderen te leren over hun gebit en hoe zij dit gezond houden. Dit kan op een leuke manier met een tandenfeestje thuis of op school. Op de site van High Teeth kun je uitnodigingen, werkbladen, een voorleesboek en het draaiboek voor de middag vinden.

Tandenfee

Naast alle ingrediënten heeft de site ook een deurtje voor de tandenfee, tandendoosjes en het Grote Tandenwisselboek. Verder zijn er diverse gratis downloads zoals kleurplaten en ‘tandenwissel’-bladen waarop te zien is welke tanden wanneer wisselen.

Tandenpost van school

High Teeth heeft ook voor op school een tandenpostkaart ontwikkeld: als een kind op school een tand verliest kan de leraar het mee naar huis geven op deze bijzondere kaart. Scholen kunnen bovendien ook dan meteen aandacht besteden aan het belang van goed poetsen en gezond eten. Voor het onderwijs heeft High Teeth heeft een lespakket samengesteld voor kinderen in groep 3 en 4.

Meer informatie

Meer informatie kunt u vinden op de website: www.highteeth.nl

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Belgisch onderzoek: 4 op 5 kinderen poetsen niet goed

Slechts 19 procent van de Belgische kinderen tussen de 1 en 6 jaar poetst hun tanden goed. Dit blijkt uit een enquête van zorgverzekeraar CM, meldt Nieuwsblad.be. “Verontrustende cijfers”, aldus CM, aangezien het op jonge leeftijd extra belangrijk is om goed voor je gebit te zorgen.

Verontrustende cijfers

Slechts 29 procent van de onderzochte kinderen poetst hun tanden twee keer per dag. 55 procent maar één keer, en 3 procent zelfs nooit. Deze cijfers zijn met name verontrustend, omdat het van zeer groot belang is om al vanaf jongs af aan goed te leren zorgen voor het gebit. Ook zijn jonge gebitjes extra gevoelig voor gaatjes, omdat dit glazuur nog niet sterk genoeg is om dit zelf te kunnen voorkomen.

Tanden poetsen niet leuk

Uit enquêtes die werden gehouden bij ouders van jonge kinderen, blijkt dat bijna de helft van de ouders aangeeft dat hun kinderen tanden poetsen niet leuk vinden. Ze zouden hun mond niet willen openen, eten de tandpasta op of zuigen op de tandenborstel. Om dit probleem zo veel mogelijk proberen op te lossen helpt CM ouders door het geven van poetstips.

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Mondhygiëne, Thema A-Z
kaaskiezen

Kaaskiezen, ook in het melkgebit

Kinderen met kaasmolaren in het melkgebit hebben later vaker kaasmolaren in hun blijvende gebit. Wanneer is er sprake van een kaasmolaar? Wat zijn de adviezen voor preventie en behandeling? Verslag van de lezing van mevrouw dr. M. Elfrink, tandarts-pedodontoloog.

Gebitsontwikkeling
De gebitsontwikkeling start al tijdens de zwangerschap. Het melkgebit wordt tijdens de zwangerschap aangelegd en voor het blijvende gebit start dat rond de geboorte. Er is een overlap in aanlegperiode van de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar en blijvende incisieven.

Ameloblasten
Ameoloblasten zijn verantwoordelijk voor de aanleg van het glazuur. Er bestaan drie fases in de ontwikkeling van glazuur.

  1. Secretie fase
    De secretie fase begint bij knobbeltoppen en gaat vervolgens door naar cervicaal. De ameloblasten produceren glazuureiwitten en de glazuurkristallen groeien met name in lengte. De glazuurlaag ontstaat, maar is nog maar voor 10-20% gemineraliseerd.
  2. Transitionele fase
  3. Maturatie fase
    Tijdens deze fase krijgt de glazuurlaag zijn hardheid. De glazuurkristallen groeien nu niet meer in lengte. Het glazuur bestaat aan het eind van deze fase voor 95 % uit mineraal.

Kaasmolaren

Glazuurafwijkingen
Glazuurafwijkingen kunnen worden ingedeeld in de volgende groepen.

  • 1. Hypomineralisatie
    Hypomineralisatie is een kwalitatief defect van het glazuur en ontstaat doordat de ameloblasten worden verstoord tijdens transitionele fase of maturatiefase. In het melkgebit zijn 1 tot 4 2e melkmolaren aangedaan. In het blijvende gebit betreft het 1-4 blijvende 1e molaren, soms in combinatie met de blijvende incisieven.
  • 3. Hypoplasie
    Hypoplasie is een kwantitatief defect van het glazuur, er is onvoldoende mineralisatie opgetreden. De ameloblasten zijn bij deze glazuurafwijking al in de secretie fase in hun functie verstoord. Het glazuur is dunner of afwezig.

Hoe wordt een kaasmolaar herkend?
Criteria voor de aanwezigheid van kaasmolaren zijn:

  • Het moet gaan om een begrensde opaciteit: wit, geel of bruin.
  • Er treedt post-eruptief glazuurverlies op: glazuurverlies nadat de kies is doorgebroken.
  • Er is sprake van een atypische restauratie.
  • Er is sprake van atypische cariës.
  • Er is sprake van een atypische extractie.

Kaasmolaren bestaan in een milde vorm en een ernstige vorm. Wanneer er alleen sprake is van opaciteiten dan spreekt men van de milde vorm, alle andere gevallen zijn ernstig.

Wanneer is er geen sprake van een kaasmolaar?

  • Als het gaat om een hypoplasie (kwantitatief defect) dan spreekt men niet van een kaasmolaar.
  • Als er andere elementen dan de melkvijven, blijvende zessen of blijvende incisieven zijn aangedaan. Er is dan sprake van een overige glazuurafwijking. Een 1e melkkies met een mineralisatie defect is dus geen kaasmolaar.

Relatie tussen kaaskiezen melkgebit en blijvende gebit
Kinderen met kaasmolaren in het melkgebit hebben vaker kaasmolaren in het blijvende gebit. Er is een overlap in aanlegperiode van de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar/blijvende incisieven. Als het individu in deze periode bloot wordt gesteld aan bepaalde risico-factoren dan is de kans groot dat zowel de 2e melkmolaren als het blijvende gebit zijn aangedaan. Kaasmolaren in het melkgebit zijn dus een voorspeller voor de aanwezigheid van kaasmolaren in het blijvende gebit. Opvallend is dat de milde vorm van kaasmolaren in het melkgebit een grotere kans geeft op de aanwezigheid van kaasmolaren in het blijvende gebit, in tegenstelling tot de ernstige vorm. Ook indien meerdere kaasmolaren in het melkgebit zijn aangedaan dan bestaat er meer kans op kaasmolaren in het blijvende gebit.

Prevalentie kaasvijfjes
In Nederland ligt de prevalentie rond de 5 tot 9%. Uit onderzoek blijkt dat de diagnose kaasmolaar meestal wordt gesteld aan de hand van het criteria ‘aanwezigheid van opaciteiten’. Daarna volgen de criteria post-eruptief glazuurverlies en de aanwezigheid van een atypische restauratie.

Etiologie

Etiologie blijvend gebit
Er zijn een aantal studies gedaan naar de etiologie van kaasmolaren in het blijvende gebit. Niet alle onderzoeksresultaten komen overeen. De volgende factoren zouden invloed kunnen hebben op het ontstaan van kaasmolaren.

  • Prenataal: Omgevingsfactoren & medische problematiek
    Voorbeelden: infectieziektes en stress bij de moeder en het aantal echo’s.
  • Perinataal: Medische problematiek & prematuriteit
    Voorbeelden: een laag geboorte gewicht, keizersnee en vroeggeboortes.
  • Postnataal: Voeding, medische problematiek & omgevingsfactoren
    Voorbeelden: koorts, toxische stoffen en antibiotica gebruik.

Etiologie melkgebit
Er is minder bekend over het ontstaan van kaasmolaren in het melkgebit. Omdat het melkgebit eerder aangelegd wordt, moet er vooral gekeken worden naar de pre- en perinatale periode. Het is bekend dat kinderen met kaasmolaren in het melkgebit in 94% van de gevallen een medische probleem hebben. Hoe meer aanwezige medische problemen, des te vaker kaasmolaren in melkgebit.
24,5% van de gevallen ontstaat in de pre-natale fase, 45,3% in de perinatale fase en 9,4% in de postnatale fase.
Etniciteit speelt ook een rol. Nederlands kinderen hebben vaker kaasmolaren dan Turkse of Marokkaanse kinderen. Ook speelt waarschijnlijk een laag geboortegewicht, koorts in het eerste levensjaar en alcohol consumptie van de moeder tijdens de zwangerschap een rol bij het ontwikkelen van kaasmolaren in het melkgebit.
Medicijngebruik van de moeder lijkt uit onderzoek geen invloed te hebben. Dit geldt ook voor antibiotica gebruik.

Preventie en behandeling

Preventie
Preventie is het belangrijkst. Een kind met kaasmolaren zal vaker door de tandarts gezien moeten worden: eens per 3 maand is het advies. Op deze manier kan er op tijd ingegrepen worden. Ook wordt er geadviseerd lokaal fluoride aan te brengen om cariës te voorkomen.
Het is nog niet bewezen dat sealen bij kaasmolaren in het melkgebit helpt, voor het blijvende gebit geldt dit wel als cariëspreventief middel.

Behandeling
Wanneer het toch nodig is een element te behandelen dan zijn er verschillende opties.

Restaureren

  • Glasionomeer cement moet gezien worden als tijdelijk vulmateriaal. Dit materiaal is ideaal voor jonge kinderen omdat het gemakkelijk en snel is aan te brengen en het materiaal een goede breuksterkte heeft.
  • Compomeer is samen met composiet het eerste keuze materiaal. Compomeer komt nog iets meer overeen met de slijtbaarheid van een melkmolaar dan composiet. Voor het gebruik van deze materialen is echter wel goede medewerking van het kind vereist.
  • Een roestvrijstalenkroon kan gebruikt worden indien een element zwaar is aangetast. Hiermee wordt het verder afbreken van het element voorkomen.

Extractie
Een extractie is de laatste behandeloptie. Er moet rekening gehouden worden met de orthodontische consequenties en asymmetriën die kunnen ontstaan.

Samenvatting

  • Kaasmolaren zijn zowel in het melk- als in het blijvend gebit een veelvoorkomend probleem.
  • De aanwezigheid van kaasmolaren in het melkgebit is een voorspeller voor de aanwezigheid in het blijvende gebit.
  • De etiologie lijkt multifactorieel te zijn. Vooral pre- en perinatale factoren spelen een rol bij het ontstaan van kaasmolaren in het melkgebit.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van mw. dr. M. Elfrink, tandarts-pedodontoloog, tijdens het afscheidssymposium ‘Kaaskiezen? Geen Keuze!’ in het UMCG.

Het afscheidssymposium van Bart Fledderus stond in het teken van kaasmolaren. Bart Fledderus, algemeen practicus, klinisch docent en kinder- en CBT-tandarts, werd door verschillende sprekers in het zonnetje gezet op deze dag. Ook de bezoekers die Bart niet persoonlijk kenden, hadden na deze dag een goed beeld van hem. Bart is een bevlogen man die geen tijd kent. Met plezier heeft hij veel betekend voor de tandheelkundige behandeling van kinderen, angstigen, ouderen en gehandicapten. Ook het behandelen van katten, honden en konijnen was voor Bart geen probleem. Bart heeft ook een tijd in het bestuur van Ivoren Kruis gezeten, de Nederlandse vereniging van mondgezondheid.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Gebruik van een Cone Beam CT-scan en OPG bij verwijdering van de derde molaren

Verslag van de lezing van kaakchirurg Baucke van der Minnen over het gebruik van cone beam CT-scan (CBCT) en een orthopantomogram (OPG) bij de verwijdering van derde molaren.

Het probleem van de derde molaar is dat er in de evolutie steeds minder ruimte is ontstaan in de kaak terwijl het aantal gebitselementen niet is afgenomen. Hierdoor kan de derde molaar vaak niet volledig tot eruptie komen. Het is de vraag wat momenteel de indicatie is voor verwijdering van de derde molaar en wanneer daarbij een CBCT-scan nuttig kan zijn in aanvulling op het OPG.

Op 20 jarige leeftijd breekt 28% van de derde molaren door. Tussen 20 en 26 jaar breekt nog 17% extra door en bij mensen ouder dan 26 jaar breekt nog 4% van de derde molaren extra door. Dit betekent dat als na de 26-jarige leeftijd de M3 niet doorgebroken is, er maar een hele kleine kans is dat de molaar alsnog doorbreekt.

Redenen om de derde molaar niet te verwijderen

  • Als de molaar volledig door bot bedekt is.
  • Als de molaar functioneel is.
  • Als de molaar kan dienen als toekomstige brug- of framepijler.
  • Als crowding de enige reden voor verwijdering is. Er is geen evidence dat na verwijdering van een M3 de crowding opgeheven wordt.

Wat te doen bij een klachtenvrije sondeerbare M3?
De vraag is of een klachtenvrije sondeerbare M3 ter preventie verwijderd moet worden of niet. Het blijkt – uit een daling in het aantal preventief verwijderde M3’s in Engeland – dat indien je een klachtenvrije sondeerbare M3 niet verwijdert, er soms klachten door ontstaan en dat het aantal geëxtraheerde M3’s in totaal weer op het zelfde aantal uitkomt als voor het intreden van de daling. Een klachtenvrije M3 is dan ook niet hetzelfde als een niet pathologische M3! Tevens bleek dat bij verwijdering van een M3 tussen 25 en 30 jaar er meer nabezwaren waren en het advies is dan ook om een M3 bij voorkeur te verwijderen voor het 25e levensjaar.

Relatie met de nervus alveolaris inferior
Op een OPG is de relatie van de nervus alveolaris inferior en de radix van de M3 redelijk goed te beoordelen. Er zijn drie situaties waarbij een relatie zeer waarschijnlijk is. Dit zijn:

  • Een uitbochting van de nervus op de plek van de apex van de M3.
  • Indien de nervus over de radix heen geprojecteerd is en deze duidelijk radiolucenter is dan de radix zelf.
  • Indien de wortelpunten in de nervus steken en de cortex van de canalis mandibularis niet door lijkt te lopen tussen de wortels in.

Wanneer is een CBCT nuttig?
Een CBCT is alleen dan nuttig als de uitkomst je behandelplan zou kunnen veranderen. Een studie laat zien dat slechts in 12% van de gevallen het behandelplan wijzigt als routinematig een CBCT wordt gemaakt. Indien er maar één behandeloptie is, heeft een CBCT geen toegevoegde waarde voor de beslissing een derde molaar te verwijderen of te laten zitten. Een CBCT kan wel nuttig zijn voor de planning van de ingreep.
Om een CBCT goed af te kunnen lezen moet niet alleen in de sagittale, coronale en horizontale vlakken gekeken worden, maar ook in de lengterichting van de nervus. In deze lengterichting moet dan de dwarsdoorsnede ter plaatse van de M3 worden bekeken, zodat een getrouwe weergave verkregen wordt van de plaats van de nervus ten opzichte van de apex.

Indien er een duidelijke relatie met de nervus bestaat, kan een coronectomie overwogen worden om de nervus te sparen. Bij een coronectomie dient al het glazuur verwijderd te worden en de wortel mag hierbij niet geluxeerd worden. In de literatuur zijn geen aanwijzingen te vinden dat een coronectomie meer nabezwaren oplevert dan volledig extractie. In de praktijk wordt dit door de spreker betwijfeld, overigens zonder dat dit in het UMCG onderzocht is.

Wat zijn de voorwaarden voor een coronectomie?

  • De M3 dient vitaal te zijn en er is een indicatie voor verwijdering.
  • Bij het volledig verwijderen is er een hoger risico voor beschadiging van de nervus.
  • De patiënt is niet medisch gecompromitteerd.
  • De patiënt dient altijd goed geïnformeerd te worden, dat een coronectomie geen wondermiddel is en er altijd een risico bestaat dat de radices toch nog verwijderd moeten worden of dat de radices gaan migreren.

Aandachtspunten bij wel of niet preventief verwijderen M3

Een OPG is in de meeste gevallen voldoende om een goede inschatting te maken voor het risico op nervus beschadiging.

  • Er zijn richtlijnen opgesteld om de standaard verwijdering van de M3 te voorkomen.
  • Klachtenvrij is niet gelijk aan geen pathologie. Hier ligt de rol van de tandarts. Deze moet beslissen of er sprake is van pathologie of niet.Aandachtspunten bij de CBCT
  • Een CBCT geeft minder straling dan een CT.
  • De uitkomst van een CBCT beïnvloedt de chirurgische planning, maar vooralsnog is er niet aangetoond dat verwijdering van een M3 met behulp van 3D beeldvorming minder kans geeft op nervusschade.
  • Baucke van der Minnen studeerde geneeskunde in Groningen. In 2000 werkte hij als basisarts in het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen. In 2001 begon hij aan de studie tandheelkunde in
    Groningen, welke in 2005 werd afgerond. In 2006 promoveerde hij op onderzoek naar de mogelijke toepassingen en het biologisch gedrag van een biodegradeerbaar polyurethaan schuim. De opleiding tot kaakchirurg (2005-2010) volgde hij in het UMCG en het Medisch Centrum Leeuwarden. Na afronden van de opleiding bleef hij als kaakchirurg aan het UMCG verbonden, met als aandachtsgebieden de aangezichtstraumatologie en de implantologie.

    Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Wenckebach Instituut.
Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Oral Health Foundation Rwanda: voorlichting en preventielessen over mondzorg

De stichting Oral Health Foundation Rwanda (OHFR) is een tandheelkundige stichting die zich inzet om de tandheelkundige voorzieningen in Rwanda te verbeteren. Zij richt zich voornamelijk op lagere en middelbare scholen. Het programma bestaat uit preventieve en curatieve mondzorg.

Doel
Vanuit de liefde voor het land en de Rwandese bevolking is de stichting Oral Health Foundation Rwanda (OHFR) in 2006 opgezet. Inmiddels is de OHFR met groot succes werkzaam in Rwanda. De OHFR wilt door het opzetten van een tandheelkundige infrastructuur bijdragen aan de directe verbetering van de tandheelkundige zorg van de plattelandsgemeenschap. De OHFR is een in Nederland geregistreerde NGO en in Rwanda geregistreerde INGO. (International Non-Governmental Organization).

Waarom?
In Rwanda lijdt meer dan 60% van de kinderen aan kiespijn. De situatie onder volwassenen is nog slechter door ongevallen en ziektes als AIDS en mondkanker. Rwanda heeft op een bevolking van bijna 12 miljoen mensen naar schatting 20 goed opgeleide tandartsen, die voornamelijk werken in de hoofdstad. Dus één tandarts op ongeveer 600.000 mensen. Op het platteland zijn nauwelijks tandartsen actief.

Omdat een gezonde bevolking de basis is voor een goede economische ontwikkeling, die samen met de educatieve ontwikkeling zorgt voor een stabiele en vreedzame samenwerking tussen verschillende bevolkingsgroepen, tracht de OHFR bij te dragen aan een goede gezondheidszorg.

Werkwijze
De OHFR heeft voorlichtingsprogramma’s en preventielessen ontwikkeld om kinderen kennis te laten maken met mondverzorging. De OHFR geeft zowel voorlichting op scholen en behandelt de kinderen op basis van Atraumatic Restorative Treatment (ART). Bij de ART is geen boor of speekselafzuiger nodig, hetgeen impliceert dat ART zonder elektriciteit, zonder leidingwater en zonder dure compressor kan worden uitgevoerd. Er is alleen handinstrumentarium voor nodig. Kinderen kunnen worden doorgestuurd naar een van de twee klinieken van de OHFR als zij met behulp van ART niet meer geholpen kunnen worden. Ook het opleiden van lokale tandartsen en assistenten is een voorwaarde voor structurele verbetering van de tandheelkundige zorg van de Rwandese bevolking. Zij volgen jaarlijks masterclasses en krijgen altijd een tweedaagse workshops voordat zij afreizen naar een school om de leerlingen daar te behandelen.

Samenwerking
Naast samenwerking met de Rwandese tandheelkundigen werkt de OHFR ook intensief samen met gezondheidscentra door het hele land, om zo zoveel mogelijk kinderen te bereiken. Aangezien de tandheelkundige gezondheidszorg een geïntegreerd deel moet worden van de reguliere medische infrastructuur zal op de lange termijn de hulp van de OHFR niet meer nodig zijn. Om het doel van deze onafhankelijkheid te bereiken, wordt er nauw samengewerkt met de Rwandese overheid, de bevolking en de gezondheidszorg in Rwanda.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Tandheelkunde

Tandheelkunde voor het embryo

Malocclusie of crowding vaststellen begint in de toekomst misschien al in de baarmoeder. Met een speciale CT-scan identificeerden onderzoekers namelijk toekomstige tand- en kaakproblemen bij muizenembryo’s, dat meldt Oral Health Group.

3D-beeld
De nieuwe techniek levert 3D-beelden met microscopische details op van de tanden en de kaak. In de embryonale fase zijn de tanden nog niet gemineraliseerd. Daarom is een speciaal soort röntgenstraling nodig om het doorzichtige geleiachtige weefsel zichtbaar te maken. Bij muizenebryo’s kon de onderzoeksgroep met een speciale contrastvloeistof zelfs de vroegste ontwikkelingsfasen van de tand volgen.

Vroege interventie
De nieuwe techniek biedt mogelijkheden voor vroege interventie, bijvoorbeeld bij het vermoeden van crowding of malocclusie op latere leeftijd.

Bron:
Oral Health Group
Technique: imaging earliest tooth development in 3D using a silver-based tissue contrast agent.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Integrale aanpak bij verwaarlozing mondverzorging kinderen

Onderzoekers in de mondzorg pleiten in een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde voor een integrale aanpak bij verwaarlozing van mondverzorging bij kinderen.

Samenvatting

  • Onvoldoende mondverzorging veroorzaakt op termijn pijn en ontsteking. Oorzaken van onvoldoende mondverzorging kunnen zijn: onwetendheid, onmacht in omgang met een kind dat niet coöperatief is of nalatigheid van de ouders.
  • Slechte mondverzorging kan een teken zijn van verwaarlozing van het kind. Bekijk ook de Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld en de Meldcode Tandheelkunde betreffende Kindermishandeling en huiselijk geweld.
  • Gerestaureerde cariëslaesies bij een kind met een verwaarloosd gebit maskeren gebrek aan mondverzorging.
  • Niet-restauratieve behandelingen vereisen adequate begeleiding van de mondverzorging door ouders, waarbij zij dagelijks het gebit van hun kind na poetsen.
  • Verwaarlozing van mondzorg kan gesignaleerd worden door geneeskundige zorgverleners, als huisartsen, jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen.  Zij kunnen een bredere verwaarlozing van het kind bezien.
  • Samenwerking tussen geneeskundige – en mondzorgverleners is aan te bevelen.

Het artikel werd geschreven voor:
René J.M. Gruythuysen, Cor van Loveren, Joost M. Wiggelendam, Jolanda A. van Boven en Rob C.W. Burgersdijk.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z