Bij de tandarts testen op diabetes

Volgens onderzoek van het New York University College of Dentistry is het een goed idee om mensen tijdens de tandartscontrole te testen op diabetes. Op deze manier zouden meer mensen vroegtijdig gediagnosticeerd kunnen worden. Het onderzoek is gepubliceerd in de American Journal of Public Health.

Diagnose
Diabetes is een ziekte waarvan veel mensen niet weten dat ze het hebben en er ook niet aan denken om zich er op te laten testen. Een vroegtijdige diagnose is echter van belang om de ziekte goed onder controle te houden.

Vergelijkbaar met vingerprik
Aan het onderzoek namen 408 patiënten deel. Tijdens een routine controle bij de tandarts werd bij hen een bloedmonster uit het tandvlees genomen. De resultaten uit deze test zijn vergelijkbaar met de resultaten die men krijgt uit een test met een vingerprik. De waardes kwamen voor 99 procent overeen.

Groter bereik
De resultaten van het onderzoek laten zien dat een test bij de tandarts minstens zo effectief is in het signaleren van diabetes als een test bij de huisarts. Echter zal het bereik van de tandarts groter zijn omdat op deze manier meer personen regelmatig onderzocht kunnen worden.

Bron: American Journal of Public Health 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Meer soa’s en mondkanker door toenemend drugsgebruik en seks

Toenemend drugsgebruik in combinatie met ontremd seksueel gedrag heeft desastreuze gevolgen voor de (mond)gezondheid. De normalisatie van drugsgebruik om langdurig, veelvuldig en wisselend seksueel contact te kunnen hebben, leidt naar verwachting tot een toename van het aantal soa’s én een toename van het aantal mondkankers. De Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie (VMTI) roept tandartsen en huisartsen daarom op hier extra op te letten.

SOA’s
Mensen komen op steeds jongere leeftijd in contact met seks en drugs, blijkt uit de Strategische Verkenning Uitgaansdrugs van het Trimbosinstituut. Naast cannabis wordt het gebruik van XTC en cocaïne steeds populairder. Deze ‘uppers’ geven naast orale symptomen als een droge mond en ‘klemmen’ een gevoel van euforie en verliefdheid en vaak een sterk verlangen naar seks. Door dit verlangen naar seks en het bagatelliseren van voorbehoedsmiddelen zijn seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) zoals chlamydia, gonorroe, syfilis, herpes en HIV volop actueel. De SOA’s worden vaak overgebracht door slijmvlies-slijmvliescontact tussen twee personen zowel via de geslachtsorganen, de anus als de mond. Het humane papilloma viris (HPV), dat samenhangt met eerste seksueel contact, veel verschillende seksuele partners en orale seks, kan zelfs leiden tot kanker in het hoofd- halsgebied.

Herkennen
Het is van belang van dat artsen, tandartsen en mondzorgverleners de symptomen van verslaving, genotmiddelengebruik en risicovol seksueel gedrag vroegtijdig herkennen, stelt dr. Joris Muris, voorzitter van VMTI. Muris benadrukt het belang van kennis op dit gebied, het uit de taboesfeer te halen van de thematiek en het bespreekbaar maken ervan, ook onder zorgverleners.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Derde Europese week voor Hoofd-halskanker

Van 21 t/m 25 september werd de derde Europese week Hoofd-halskanker georganiseerd. Tijdens deze week voor en over hoofd-halskanker was er in Europees verband een uitgebreid programma met onder andere uitgebreide aandacht in de media, presentaties bij het Europese parlement, gratis screenings-acties en scholingsmomenten.

Campagne
De Europese Hoofd-Hals vereniging organiseerde de ‘Make Sense’ campagne en ‘awareness-week’ met als doel het streven naar een groter bewustzijn van hoofd-halskanker. Hierdoor kunnen de behandelingsresultaten en kansen op genezing voor patiënten met hoofd-halskanker verbeteren.

Laat stadium
Hoofd-halskanker vormt wereldwijd 5% van het totale aantal kanker-gevallen. Door verlate presentatie en verwijzing wordt het merendeel van de hoofd-halstumoren pas vastgesteld in een laat stadium van de ziekte. Een vroegtijdige herkenning en verwijzing naar de specialist kan de kansen op genezing verhogen.

Meer dan 90% van alle hoofd-halstumoren gaan uit van de oppervlakkige cellen waarmee de slijmvliezen van de mond- en keelholte bekleed zijn. In 2008 waren er wereldwijd 600,000 nieuwe patiënten met hoofd-halskanker. 350,000 sterfgevallen waren aan hoofd-halskanker gerelateerd.

Locaties hoofd-halskanker
De meest voorkomende locaties voor hoofd-halskanker zijn:

• De mondholte (42%)

• De keelholte (35%)

• Het strottenhoofd (24%)

In de afgelopen tien jaar is wereldwijd het aantal patiënten met hoofd-halskanker sterk gestegen. De grootste toename is gezien onder vrouwen.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
sinaasappel

Vitamine C uit voeding kan risico op hoofd-halskanker verlagen

Wetenschappers van het Maastricht UMC+ en de Universiteit Maastricht hebben aangetoond dat vitamine C uit groente en fruit de kans op hoofd- halskanker aanzienlijk kan verlagen. Het effect is het grootst bij mondholtekanker. Er zijn tevens aanwijzingen dat vitamine E een gunstige invloed zou hebben op het voorkomen van dit type tumor. De resultaten van de studie zijn recent verschenen in het American Journal of Clinical Nutrition. Het onderzoek is mogelijk gemaakt door financiering van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds.

Meest voorkomende
Mondholtekanker is met ruim 1.000 nieuwe gevallen per jaar de meest voorkomende vorm van hoofd-halskanker in Nederland. Alhoewel mondholtekanker vaker bij mannen voorkomt dan bij vrouwen, neemt het aantal nieuwe gevallen per jaar bij vrouwen sterker toe. In 10 jaar tijd is het aantal nieuwe gevallen van mondholtekanker bij vrouwen gestegen met ruim 45 procent. Bij mannen steeg het aantal gevallen met 16 procent.

Vitamines
Voor het onderzoek zijn gegevens geanalyseerd uit de Nederlandse Cohort Studie (NLCS). Deze studie bevat gegevens over ruim 120.000 Nederlanders tussen de 55 en 69 jaar die sinds 1986 zijn gevolgd. De onderzoekers hebben niet alleen onderzocht wat het verband is tussen groente en fruit en de verschillende vormen van hoofd-halskanker, maar ook de rol van bepaalde voedingsstoffen. Uit het onderzoek blijkt onder andere dat een hogere inname van vitamine C uit voeding gepaard gaat met een kleinere kans op mondholtekanker en andere vormen van hoofd-halskanker. Er zijn ook aanwijzingen dat vitamine E een verband zou hebben met deze vormen van kanker. Het betreft vitamines uit voeding, niet uit supplementen.

Mechanisme
Dr. Leo Schouten, universitair hoofddocent kankerepidemiologie: “Met dit onderzoek hebben wij kunnen bijdragen aan het wetenschappelijk bewijs voor het verband tussen de consumptie van groente en fruit en het risico op de verschillende vormen van hoofd-halskanker, waaronder mondholtekanker. Er is meer onderzoek nodig om de mechanismen achter dit verband beter te begrijpen, maar de bevindingen bieden hoop voor de preventie van deze vormen van kanker.”

Advies
Nadia Ameyah, directeur van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds: “De keuzes die we maken in onze leefstijl zijn erg belangrijk voor de preventie van kanker. Wetenschappers schatten dat in Westerse landen de meeste gevallen van mond-, keel- en strottenhoofdkanker voorkomen kunnen worden door niet te roken, geen alcohol te drinken en te kiezen voor een gezond voedingspatroon. Helaas eten nog weinig Nederlanders de dagelijkse aanbevolen hoeveelheid groente en fruit.”

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Onderzoek, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Bevoegdheden voor mondhygiënist

12 september: Mondkanker centraal op Europese Dag van de Mondgezondheid

Op zaterdag 12 september vragen tandartsen in Europa aandacht voor mondkanker, tijdens de Europese Dag van de Mondgezondheid. De Council of European Dentists (CED) is de initiatiefnemer van deze dag.

Mondkanker staat op nummer 10 in de lijst van meest voorkomende kankersoorten in Europa, met zo’n 75.000 nieuwe diagnoses per jaar in Europa. Mondkanker komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. De ziekte is erg agressief en de meest verminkende vorm van kanker. Als een wondje of zwelling aan lip, tong of wang langer dan twee weken aanhoudt, wordt geadviseerd voor controle naar de tandarts te gaan. Snelle diagnose vergroot de overlevingskans. Risicofactoren zijn roken, alcoholgebruik en het HPV-virus.

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Cholesterolverlager zou parodontitis helpen genezen

Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van cholesterolverlagers. Maar er is een ding wat we tot nu toe niet wisten: cholesterolverlagers kunnen helpen bij de behandeling van parodontitis. Dit blijkt uit onderzoek van de Harvard Medical School. Dr Ahmed Tawakol die het onderzoek leidde, zegt dat tandvleesontsteking en atherosclerosis infectieziektes lijken te zijn met dezelfde oorzaak.

Onderzoek
Voor het onderzoek werden 83 patiënten met artherosclerose en risicopatiënten hiervoor in twee groepen verdeeld. Een groep kreeg een hoge dosis (80 mg) cholesterolverlager en 10 mg placebo de controlegroep kreeg 10 mg cholestorolverlager en 80 mg placebo. Na vier weken medicijngebruik werd er bij veel mensen een significante verbetering van de conditie van de gingiva gemeten. Zij hadden tevens minder aderverkalking. Leeftijd, geslacht, wel/niet roken en het hebben van diabetes bleken geen invloed hierop te hebben. Wat wel uitmaakte was de hoeveelheid parodontale afbraak. Bij deelnemers met een hoge mate van parodontale afbraak was het effect van de cholesterolverlager groter.

Dit suggereert dan cholesterolverlagers niet alleen bij hart- en vaatziekten als medicijn gebruikt kunnen worden, maar ook bij parodontitis. Tawakol vindt dat patienten met parodontitis hun arts hierover zouden moeten vertellen. Wat in de mond gaande is, kan het hart beïnvloeden en andersom. Maar Tawakol raadt nog niet aan om cholestorverlagers te gebruiken voor behandeling van parodontitis. Daarvoor moet nog meer onderzoek gedaan worden.

Bron:
News Medical 
Emax Health

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z

Tuberculose en kinkhoest: wees alert

Tuberculose komt nog steeds voor in Nederland. Ook zijn er jaarlijks 2.400 tot 9.300 meldingen van kinkhoest. Hoe besmettelijk zijn deze ziekten, wat zijn de symptomen en wie zijn mogelijke dragers?

Verslag van de lezing van longarts mevrouw dr. C. Magis-Escurra tijdens het congres MRSA, soa’s en tropische infectieziekten

Elke 20 seconden sterft er wereldwijd iemand aan de gevolgen van TBC. De kosten voor behandeling zijn slechts €100 voor zes maanden. In Nederland zijn er ongeveer 1000 gevallen van TBC per jaar, wereldwijd is een derde deel van de bevolking TBC besmet.

Overdragen
Mensen kunnen bacteriën en virussen overdragen door niezen of hoesten van druppeltjes uit de mond of keel. Mensen die TBC of kinkhoest onder de leden hebben, maar dit niet weten en ook geen klachten hebben, kunnen anderen besmetten.
Maar let op: niet iedereen die hoest heeft een besmettelijke ziekte onder de leden en ook niet iedereen die besmettelijk is hoest!

Oorzaken van hoesten
Niet infectieus: astma, bronchitis, COPD, aspiratie en bronchiëctasieën
Infectieus: viraal, bacterieel, schimmels, mycobacterieel

Hoesten wordt ook vaak veroorzaakt door chronische neusklachten en reflux pathologie.

Vigilantie systeem
Tuberculose en kinkhoest zijn ziekten die bij de GGD Tuberculosebestrijding gemeld moet worden om verspreiding te voorkomen. De ziekte moet zowel door de behandelaar als door het microbiologische lab worden gemeld.

De GGD is verantwoordelijk voor de bron- en contactopsporing en ook voor de patiëntenvoorlichting, het voorkomen van besmetting en het nemen van beschermende maatregelen. Bovendien is de GGD verantwoordelijk voor de controle op inname van de medicijnen.

Tuberculose

Tuberculose (TBC) is een infectieziekte die veroorzaakt wordt door de tuberkelbacterie. De bekendste vorm is longtuberculose, maar tuberculose kan ook in andere organen voorkomen, bijvoorbeeld in halsklieren.

Symptomen van tuberculose

  • Gewichtsverlies, verlies van eetlust
  • Nachtzweten
  • Hoesten
  • Hemoptoe (ophoesten van bloed)
  • Kortademigheid

Vervolgsymptoom: bij extrapulmonale vormen – buiten de longen, dus in andere weefsels – zijn er symptomen van orgaandysfunctie of destructie van weefsel.

Orale Tuberculose laesies
De prevalentie van orale tuberculose is 0.05-5%. Primair (eerste besmetting) is deze vorm heel zeldzaam. Bij kinderen is deze zichtbaar op de gingiva. Secundair is deze vorm bij ouderen vooral zichtbaar op de tong, buccale mucosa en palatum. Orale tuberculose uit zich in de mond via infiltraat (roodachtige vlekken) en ulcera (zweertjes).

Risicogroepen

  • Mensen van buitenlandse afkomst (veel Somaliërs in Nederland)
  • Alcohol en drugsverslaafden
  • HIV-patiënten
  • Dak- en thuislozen
  • Illegalen
  • Gedetineerden
  • Hoogbejaarden

Infectiecontrole plan

  • TB patiënten bij voorkeur pas tandheelkundig behandelen na de initiële fase (eerste twee maanden na start behandeling)
  • Gebruik FFP2 maskers in geval van spoedeisende hulp bij een tuberculosepatiënt. Meer informatie kunt u vragen bij de GGD.
  • In geval van twijfel over eventuele besmettelijkheid van een patiënt kunt u het beste een FFP2 masker gebruiken.

Vaststellen van een besmetting na contact met een patiënt
Een besmetting met tuberculose kan worden vastgesteld met een mantoux huidtest. Er wordt vervolgens prophylactische therapie aangeboden of de persoon wordt gedurende twee jaar gecontroleerd door de GGD.

Behandeling
In de initiële fase, krijgt de patiënt vier typen antibiotica, in de continuatiefase (duur vier maanden) gaat dit terug naar 2 typen antibiotica. Na enkele weken behandeling is de kans op besmetting van anderen sterk afgenomen. Het gehanteerde criterium: wanneer de patiënt niet meer hoest, is de kans op besmetting heel klein. Er is echter pas echt duidelijkheid bij de kweekomslag.

Meer informatie
Tuberculose

Kinkhoest

Kinkhoest is een besmettelijke ziekte van de neus, keel en luchtwegen. De oorzaak is een bacterie. Iemand met kinkhoest heeft langdurig hevige hoestbuien, met taai slijm en een lange gierende inademing na de hoestbui. Kinderen jonger dan een jaar kunnen er ernstig ziek van worden. Bij (jong)volwassenen verloopt de ziekte milder.
In Nederland worden de meeste kinderen tegen kinkhoest ingeënt. Toch komt kinkhoest in Nederland regelmatig voor, bij kinderen en volwassenen.
Er is geen therapie voor: een kinkhoestpatiënt moet de ziekte echt uitzieken.

Besmetting
Besmetting vindt plaats van mens op mens door hoesten en niezen. De incubatietijd is 7 tot 10 dagen, soms langer (maximaal 21 dagen). Kinkhoest is erg besmettelijk, vooral in de eerste periode als de hoestbuien nog niet zijn begonnen. Hoestende patiënten zijn nog 3 tot 4 weken nadat het hoesten is begonnen besmettelijk. Binnen een gezin is de kans dat iemand met kinkhoest de andere (niet-gevaccineerde) gezinsleden besmet 90%.

Kinkhoest is een meldingsplichtige ziekte die bij de GGD moet worden gemeld.

Fasen
Kinkhoest heeft twee fasen:

  • Catarrale fase
    Symptomen: Rhinitis (ontsteking van de neusslijmvliezen), hoest en lichte temperatuursverhoging.
    De ziekte is in deze fase niet zo herkenbaar, maar wel besmettelijk.
  • Convulsieve fase
    Het hoesten krijgt een typische karakter: hoest met gierende, benauwende inspiraties met soms braken daarna.

Vaccinatie
Het aantal jaarlijkse meldingen van kinkhoest in Nederland varieert tussen de 2.400 en 9.300. Sinds de start van het vaccinatieprogramma is dit aantal aanzienlijk gedaald met zo’n 300 gevallen per jaar. Het RIVM ziet elke 2-3 jaar een piek in het aantal gemelde patiënten met kinkhoest.

De vaccinatie beschermt niet levenslang. Mensen die de ziekte al een keer hebben doorgemaakt zijn ook niet levenslang beschermd. Je kunt dus altijd kinkhoest krijgen, maar als je het eerder hebt gehad, verloopt het milder.

Meer informatie
RIVM
Thuisarts

Conclusies voor mondzorgprofessionals

  • Niet elke besmettelijke patiënt kun je herkennen
  • Denk altijd na over wie mogelijk besmet is
  • Denk na over je eigen risico’s
  • FFP2 maskers beschermen tegen respiratoire micro-organismen

Mw. dr C. Magis-Escurra, Longarts Dekkerswald Radboud UMC. Dr. Cecile Magis-Escurra earned her medical degree in 1995 from Utrecht University, The Netherlands. After graduating she completed two years of a residency in Asuncion in Paraguay, one year in infectious diseases and one year in tuberculosis. In 2005 she completed a respiratory diseases residency at Medisch Spectrum Twente Hospital, Enschede, the Netherlands. From 2005 until now, she is working as a respiratory diseases specialist at the Radboud University Medical Centre Nijmegen, location Dekkerswald, the Netherlands. Dekkerswald is one of the two Dutch specialized tuberculosis centers where patients with complicated TB (drug resistant TB, HIV-TB, extrapulmonary forms of TB asking extra attention, patients with side effects to therapy, etc) are hospitalized for some time during their treatment. Dr. Magis-Escurra is a national consultant for clinical tuberculosis and non-tuberculous mycobacterial infections since 2010. She recently completed her PhD thesis on “clinical and epidemiological studies from a tuberculosis referral center in the Netherlands”. She will continue tuberculosis research besides clinical work and teaching activities at the faculty of medicine of Radboud University Nijmegen.

Verslag door Maja Faasen voor dental INFO van het congres MRSA, soa’s en tropische infectieziekten, van Bijscholing.info.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Medicatie

Medicatie bij pijn in mond, hoofd en aangezicht

Pijnmedicatie en pijnstilling
Wat doet u als uw patiënt pijn heeft? Pijn kan verdwijnen door de tandheelkundige oorzaak weg te nemen. Maar niet in alle gevallen verdwijnt de pijn. Ook kan er sprake zijn van napijn. Goede pijnstilling is dan belangrijk. Antibiotica mag nooit worden voorgeschreven als pijnstiller, deze wordt alleen gereserveerd voor infecties. Wanneer de verwachting is dat een patiënt napijn kan krijgen dan is het verstandig een goed advies te geven. Welk advies geeft u en welke stappen moet u doorlopen?

Therapeutisch proces bij napijn
Welke stappen moet u doorlopen bij het voorschrijven van een pijnstiller?

  • Vaststellen van het patiëntprobleem
    Aan de hand van de uitgevoerde behandeling kan ingeschat worden hoeveel dagen een patiënt napijn kan hebben. Bij een niet-gecompliceerde extractie zal de napijn ongeveer 3 dagen duren.
  • Vaststellen van het therapeutische doel
    Wil je de pijn verminderen of laten verdwijnen?
  • Vaststellen van standaardtherapie
    De standaardtherapie is het voorschrijven van paracetamol. Vaak denken patiënten dat paracetamol niet helpt maar wanneer het op de juiste manier gebruikt wordt dan is het in veel gevallen een goede en veilige pijnstiller. Het advies is om al twee keer 500 mg paracetamol in te nemen voordat de verdoving is uitgewerkt. Elke 4 uur mag er weer 500 mg paracetamol ingenomen worden.
  • Controleer de geschiktheid van het medicijn voor de patiënt
    – Is de toedieningsvorm geschikt? Bij kinderen kan soms beter gekozen worden voor een zetpil.
    – Bestaan er contra-indicaties of interacties met andere medicatie voor de patiënt?
    – Is het handig om een doseerschema mee te geven aan de patiënt?
    – Is er sprake van een risicopatiënt zoals zwangerschap?
    – Komt de therapieduur overeen met de voorgeschreven hoeveelheid?
  • Therapie / farmacotherapie uitvoeren
  • Evaluatieplan
    Tot slot is het belangrijk om een evaluatieplan op te stellen, met andere woorden: controleer je geneesmiddelentherapie. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden als de patiënt toch terug komt omdat de pijn niet over is.

Recept
De volgende informatie moet op een recept staan:

  • Adres, telefoonnummer
  • Naam en handtekening van de tandarts
  • Datum
  • Naam geneesmiddel
  • Hoeveelheid per afleveringseenheid
  • Toedieningsvorm
  • Totale hoeveelheid
  • Wijze van gebruik
  • Naam, adres en geboortedatum patiënt
  • Vanaf 2014 is het verplicht een recept elektronisch voor te schrijven. Het digitale document is gekoppeld aan medicatiegebruik van patiënt. Tandartsen moeten dit ook vanaf 2015.

Geneesmiddelen paspoort – Interacties met andere medicatie
Het geneesmiddelenpaspoort kan door de patiënt opgevraagd worden bij de apotheek. Indien een patiënt veel medicijnen slikt, is dit verstandig om te laten doen omdat op deze manier kan worden gekeken of een pijnstiller eventueel een interactie heeft met een medicijn dat de patiënt slikt.

Pijnstillers

Paracetamol
Paracetamol is een acetanilidederivaat en werkt pijnstillend en koortswerend. Paracetamol remt de ontsteking niet. Dus wanneer er sprake is van veel weefselschade dan kan er beter gekozen worden voor een andere pijnstiller. De chemische naam van deze pijnstiller is para-acetylaminofenol en deze naam is ingekort tot ‘paracetamol’. Na bijvoorbeeld een extractie is het belangrijk dat paracetamol wordt ingenomen voordat de verdoving is uitgewerkt. Daarna moet er elke 4 uur een nieuw tablet ingenomen worden. Na 3 dagen kan er gestopt worden met het medicijn zodat er gekeken kan worden hoe het gaat zonder pijnstilling. Het voordeel van paracetamol is dat het erg goedkoop is. Ook zijn er weinig bijwerkingen, weinig contra-indicaties (alleen bij een ernstige lever- of nierfunctiestoornis moet de dosis verlaagd worden), is het medicijn effectief en vrij verkrijgbaar. Nadelen zijn dat er alleen een licht tot matige pijnstilling gerealiseerd kan worden, dat het medicijn lever-toxisch is bij hoge dosering en dat het niet ontstekingsremmend werkt.

Aspirine (NSAID)
Aspirine remt cyclo-oxygenase 2 (cox-2) en daardoor de prostaglandinesynthese. Prostaglandine is een ontstekingsmediator en zorgt onder andere voor pijn. Aspirine remt dus pijn en ontsteking. Daarnaast heeft het medicijn ook effect op bloedplaatjes en wordt het medicijn dus ook preventief gebruikt bij hart- en vaatziekten. Helaas remt aspirine ook cyclo-oxygenase 1 (cox-1) waardoor er makkelijker beschadiging van de maagwand ontstaat. Ook aspirine is goedkoop, effectief en vrij verkrijgbaar. Het nadeel is dat het medicijn erosief is voor slijmvliezen. Relatieve contra-indicaties zijn astma patiënten, ouderen met maculadegeneratie (schade aan netvlies) en zwangere vrouwen.

Andere NSAID’s
Onder ‘andere NSAID’s’ vallen ibuprofen, diclofenac, meloxicam, naproxen, etoricoxib en celecoxib. Een aantal van deze medicijnen remmen selectief cox-2. Ook deze NSAID’s zijn erosief voor slijmvliezen. Een aantal van deze middelen kan een interactie hebben met bloeddrukverlagers. Ook is het verstandig het medicijn niet voor te schrijven bij een verminderde nierfunctie. NSAID’s zorgen voor een reversibele bloedplaatjesremming. Ook deze medicijnen zijn goedkoop, vrij verkrijgbaar en effectief.

Opoïden
Opoïden zijn pijnstillers die worden voorgeschreven bij ernstige pijn, over het algemeen wordt dit medicijn dus niet voorgeschreven door de tandarts. Opoïden hebben effect op opoïd-receptoren in het centrale zenuwstelsel. Het nadeel van dit medicijn is dat het verslavend kan werken. Ook zijn er veel bijwerkingen bekend, bijvoorbeeld het ontstaan van een ademdepressie.

Er bestaan verschillende soorten:

  • Opiumalkaloïden
    – morfine en codeïne
  • Synthetische opiaat-agonisten
    – methadon
    – fentanyl
    – oxycodon
    – pethidine
    – tramadol

Onbegrepen pijn
Wanneer er niet een duidelijke oorzaak van de pijn te achterhalen is, dan is verwijzing naar een specialist op zijn plaats. Dit kunnen de volgende specialisten zijn: neuroloog, kno-arts, kaakchirurg, pijnspecialist, psycholoog, specialist bij orale kinesiologie.

Neuropathische pijn
Bij pijn door beschadiging van een perifere zenuw of door stoornissen in perifere of centrale zenuwstel kunnen er tricyclische antidepressiva (amitriptylline (Sarotex®, Tryptizol®) of anti-epileptica (pregabaline (Lyrica®)) voorgeschreven worden. Helaas hebben beide medicijnen veel bijwerkingen. Ook is het bekend dat (tricyclische) antidepressiva het effect van adrenaline verhogen. Voorschrijven van deze medicatie dient alleen door ervaren specialisten te worden gedaan.

Denise van Diermen studeerde geneeskunde aan de UvA. Na enige jaren te hebben gewerkt als arts-onderzoeker verplaatste ze haar werkplek naar ACTA. Sinds 1995 is ze werkzaam als universitair docent bij de vakgroep Mondziekten en Kaakchirurgie/Medisch Tandheelkundige Interactie (MTI).
Zij geeft frequent lezingen en nascholingen voor tandartsen en mondhygiënisten. In 2013 is ze gepromoveerd op een onderzoeksproject naar richtlijnen voor invasieve tandheelkundige ingrepen bij patiënten met antitrombotica. Denise van Diermen publiceert regelmatig artikelen in Nederlandstalige en buitenlandse tijdschriften en is mederedacteur van het boek: Ziekteleer voor Tandartsen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van dr. Denise van Diermen tijdens het NVvE najaarscongres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Bijwerking van medicijnen zichtbaar in de mond

Bijwerking van medicijnen zichtbaar in de mond

Van een aantal medicijnen is bekend dat ze invloed kunnen hebben op de dentitie. Zo kan antibiotica zorgen voor verkleuringen van tanden en kiezen. Ziet u een relatie tussen een bepaald medicijn en de mondgezondheid? Meld dit bij Lareb.

Geneesmiddelenziekte
Een tweede ziekte wordt het ook wel genoemd: geneesmiddelenziekte of ziekten die men krijgt als gevolg van gebruikte geneesmiddelen. Het slikken van medicatie brengt dus enige risico’s met zich mee. Een bekend voorbeeld is het medicijn Softenon waarvan later bleek dat het zorgde voor ernstige aangeboren afwijkingen bij het kind. Een ander recent voorbeeld is de Diane-pil: de kans op trombose wordt door deze pil vergroot.
Uit een studie van Pirmohamed et al. is gebleken dat 6,5% van niet geplande ziekenhuis opnames gerelateerd zijn aan geneesmiddelgebruik: 0,15% gaat er aan dood en 72% van de gevallen is te voorkomen. Het blijkt dat de geneesmiddelen NSAID (29,6%), diuretica (27,3%), anticoagulantia (10,5%) en antidepressiva (7,1%) in de meeste gevallen tot ziekenhuisopnames leiden.

Dentitie en geneesmiddelen
Van een aantal medicijnen is bekend dat ze invloed kunnen hebben op de dentitie. Zo kan antibiotica zorgen voor externe verkleuringen van de tanden en kiezen en is bruxisme een bijwerking van serotineheropnameremmers. Het blijkt dat weinig tandartsen een mogelijke relatie tussen een bepaald medicijn en een effect op de mondgezondheid melden bij Lareb, het Nederlandse Bijwerkingen Centrum. Bij de aanwezigheid van een onverklaarbare aandoening in de mond, bestaat er een grote kans dat een medicijn hierbij een rol speelt. Het is dus goed om een vermoeden van een relatie tussen een bepaald medicijn en een aandoening te melden bij Lareb.

Bijwerking in de mond
Medicijnen hebben bijwerkingen en dit kan zich ook uiten in de mond. Hieronder een aantal voorbeelden.

  • Gingiva zwelling: anti-epileptica, calcium antagonisten (nifedepine, verapramil), immunosuppressiva.
  • Droge mond: antidepressiva, antihistamiinica, antipsychotica.
  • Tandverkleuring:
    Extrinsiek (reversibel): orale antibiotica.
    Intrinsiek: tetracycline, fluor-verbindingen in hoge dosering.
  • Osteoradionecrose: bisfosofonaten (Fosamax). Dit is vooral gevaarlijk wanneer het medicijn intraveneus is toegediend of als er een relatie is met een extractie of ontsteking. Stoppen van het medicijn heeft geen zin.
  • Zwelling speekselklieren: thiazolidinediones
  • Congenitale afwijking:
    Tetracyclines zorgen voor intrinsieke verkleuringen.
    Schisis lijkt vaker voor te komen bij het gebruik van valproaat.
    Prenatale blootstelling aan anti-epileptische middelen lijken een relatie te hebben met het ontstaan van
    agenesie. Dit is echter nog niet hard gemaakt.

Conclusie
Als tandarts kun je heel veel zien in de mond, ook met betrekking tot geneesmiddelen.

Prof. dr. A.C. van Grootheest is hoogleraar Geneesmiddelenbewaking en geneesmiddelenveiligheid aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Prof. dr. A.C. van Grootheest tijdens het afscheidssymposium Kaaskiezen? Geen Keuze! in het UMCG.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Thema A-Z

MRSA-bacterie en de tandheelkundige praktijk

Verslag van de lezing van Arts-microbioloog mevrouw dr. Karin Ellen Veldkamp tijdens het congres MRSA, soa’s en tropische infectieziekten, van Bijscholing.info.

MRSA staat voor Meticilline Resistente Staphylococcus aureus. Dit is een bacterie die ongevoelig is voor de meest gangbare antibiotica, waardoor deze moeilijk te bestrijden is. S. aureus en MRSA worden het meest gevonden in de neus, maar ook in de keel, oksels, perineum, bij wonden, huidafwijkingen en op katheters.

Kliniek van stafylokokken infecties
Naast dragerschap in de neus waarbij men geen hinder ondervindt van de bacterie kan Staphylococcus aureus verschillende infecties veroorzaken en datzelfde geldt ook voor MRSA:

  • Furunkulosis (puisten), impetigo (krentenbaard)
  • Wondinfecties
  • Osteomyelitis (botontsteking)
  • Pneumonie (longontsteking) na influenza
  • Sepsis (bloedvergiftiging), toxic shock syndroom (tamponziekte)
  • Voedselvergiftiging

Hoe worden bacteriën resistent tegen antibiotica?
De bacteriën worden resistent door:

  • Mutaties in de genen waardoor het aangrijpingspunt van antibiotica verandert
  • Horizontale (van de ene bacterie naar de andere) en verticale (nakomelingen) overdracht van resistentie genen

Bij MRSA wordt de resistentie veroorzaakt door het mecA gen dat wordt overgedragen via een mobiel stukje DNA. De aanwezigheid van het mecA gen zorgt ervoor dat het aangrijpingspunt van het antbioticum (Penicilline Bindend Proteine) verandert waardoor het antibioticum niet meer goed kan binden en niet meer effectief is in het doden van de bacterie.

Uitselectie van resistentie door antibiotcagebruik
Als er antibiotica gegeven worden zullen de bacteriën die gevoelig zijn voor het antibioticum doodgaan, maar de resistente bacteriën overleven en gaan zich vermenigvuldigen (elke 20 minuten) waardoor je grote hoeveelheden resistente bacteriën overhoudt.

Verspreiding
MRSA verspreidt zich via:

  • De handen van behandelaars en verzorgenden.
  • Speeksel of lichaamsvloeistoffen van een gekoloniseerde of geïnfecteerde patiënt.
  • Druppels (niezen/hoesten) door de lucht.
  • Gecontamineerde omgeving/apparatuur waarmee men in contact komt.

MRSA in het ziekenhuis
MRSA is met name een probleem voor ziekenhuizen, omdat daar patiënten met een verminderde weerstand liggen waarbij de standaard empirische therapie faalt indien er een infectie is met MRSA. Er zijn dan intraveneuze en toxische middelen nodig voor bestrijding. Soms is er nog maar één beschikbaar antibioticum wat werkzaam is.
Naast de kwetsbare patiënten wordt er in een ziekenhuis ook veel antibiotica gegeven waardoor de antibiotische druk hoog is en er meer selectie optreedt voor resistente micro- organismen.

Search en Destroy beleid
In Nederland is er voor MRSA een Search en Destroy beleid opgesteld waardoor de incidentie van MRSA laag is gebleven in tegenstelling tot in de ons direct omringende landen. Dit beleid bestaat uit;

  • Vroegtijdige detectie van dragerschap bij risico patiënten.
  • Vroegtijdige identificatie en isolatie van een positieve patiënt of andere bron.
    Behandelen van MRSA positieve dragers en patiënten om de bacterie te eradiceren

Risicogroepen voor dragerschap met MRSA
Mogelijke dragers van MRSA zijn:

  • Mensen die de afgelopen (2) maanden langer dan 24 uur opgenomen zijn geweest in een buitenlands ziekenhuis. Dit is in verband met de hoge incidentie van MRSA in buitenlandse ziekenhuizen waardoor men in het buitenlandse ziekenhuis besmet kan zijn geraakt.
  • Mensen die contact hebben met levende vleeskalveren, vleeskuikens of varkens. Ten gevolge van het hoge antibioticagebruik in de bioindustrie waar veel dieren dicht op elkaar leven zijn er veehouderijen die besmet zijn geraakt met MRSA. Deze MRSA wordt behalve bij de dieren ook gevonden bij de mensen die beroepsmatig veel met deze dieren in contact staan of op zo’n bedrijf wonen.
  • Mensen met een huisgenoot of partner met MRSA. Door veel direct contact kan de MRSA worden overgedragen op een andere persoon.
  • Mensen die eerder opgenomen waren in een zorginstelling met een MRSA probleem. MRSA kan via de handen van medewerkers worden overgedragen van de ene patiënt naar de andere patiënt. Ook kunnen medewerkers een MRSA oppikken van een positieve patiënt en de MRSA (tijdelijk) bij zich dragen in de neus/keel en op die manier andere patiënten besmetten. Om dit te voorkomen worden er bij de verzorging van bekende MRSA positieve patiënten voorzorgsmaatregelen genomen (handschoenen, neusmondmaskers en schorten) en worden de positieve patiënten geïsoleerd van andere patiënten verpleegd.

Aandachtspunten voor de tandartsenpraktijk ten aanzien van MRSA
Aerosolen

Een aerosol is een mengsel van vloeistofdruppels of stofdeeltjes van verschillende grootte (02-200um) in een gas dat samen een wolk vormt. Via aerosolen kunnen micro-organismen in de lucht komen en zich verspreiden. In de tandartsen praktijk is er door de apparatuur die gebruikt wordt aerosolvorming,
In een onderzoek van Rautema et.al. is gekeken naar de contaminatie van de omgeving, instrumenten en personeel na gebruik van roterende ultrasone apparatuur bij tandheelkundige behandelingen. Er werden op 2 meter afstand nog bacteriën gevonden. Zonder schoonmaken kan MRSA 22-90 dagen overleven op oppervlakken.

Tandheelkundige praktijk versus ziekenhuis
De kans op overdracht van MRSA is in tandartspraktijk kleiner dan in het ziekenhuis doordat men in de tandartspraktijk:

  • Vaak slechts kortdurend contact met een patiënt heeft
  • Er standaard gebruik wordt gemaakt van handschoenen, brillen en maskers
  • Minimaal aantal invasieve procedures worden verricht waarbij de huidbarrière wordt doorbroken.
  • Frequenter wordt schoongemaakt

Adviezen
Veldkamp gaf enkele adviezen voor mondzorgprofessionals om verspreiding van MRSA te voorkomen:

  • Doordat mensen drager van MRSA kunnen zijn zonder verschijnselen te hebben weet je niet of iemand de bacterie bij zich heeft. Ook bij stafylokokken infecties is er geen onderscheid te maken tussen een infectie met een resistente stafylokok (MRSA) of een gevoelige stafylokok.
  • Ondanks dat er een aantal risicogroepen te onderscheiden zijn die mogelijk drager van MRSA zijn, is dat onderscheid in de tandheelkundige praktijk niet praktisch en moet men vooral zorgen dat de standaard voorzorgsmaatregelen altijd voldoende zijn om overdracht naar personeel en andere patiënten te voorkomen.
  • Deze standaard voorzorgsmaatregelen staan beschreven in de WIP-richtlijn Infectiepreventie in de tandheelkundige praktijk. Het mondneusmasker dient hoofdzakelijk voor het beschermen tegen bloedspetters en spatten van de patiënt en beschermt de patiënt tegen de deeltjes die vrijkomen tijdens praten en niezen en hoesten door het personeel. Handschoenen en maskers dienen na elke patiënt te worden verwisseld of vaker indien daar aanleiding toe is. Goede handhygiëne moet worden toegepast na uittrekken/afdoen van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Gezien het gebruik van aerosolvormende apparatuur moet ook de omgeving (<3m) rondom de patiënt steeds goed gereinigd en gedesinfecteerd worden (bij zichtbare vervuiling altijd eerst reiniging!).
  • Gebruik van apparatuur waarbij zoveel mogelijk aerosolvorming wordt voorkomen is om meerdere redenen aan te bevelen. Een vacuümafzuigsysteem reduceert de verspreiding van micro-organismen met 95%.
    In principe zijn de bovengenoemde voorzorgsmaatregelen voldoende om overdracht van MRSA naar personeel en andere patiënten te voorkomen. Bij bekende MRSA positieve patiënten is het aan te raden de voorzorgsmaatregelen uit te breiden met een schort indien men dit niet al standaard gebruikt. Ook kan men indien het een bekende MRSA positieve patiënt is overwegen deze aan het einde van het spreekuur te plannen.

Mw. Dr. Karin Ellen Veldkamp studeerde Geneeskunde aan de Rijks Universiteit Utrecht waarna zij zich specialiseerde in de Medische Microbiologie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Tijdens de specialisatie verrichtte zij promotieonderzoek wat in 2001 resulteerde in een dissertatie met als onderwerp: Chemotaxis Inhibitory Protein of Staphylococcus aureus. Als arts-microbioloog was zij werkzaam in het Ziekenhuis Hilversum/Gooi Noord, bij het Laboratorium voor Infectieziekten in de centrale vestiging te Groningen en de vestiging in het Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Sinds 2008 is zij werkzaam als staflid bij de afdeling Medische Microbiologie van het Leids Universitair Medisch Centrum met als aandachtsgebieden bacteriologie, infectiepreventie en ziekenhuis hygiëne. Vanaf eind 2011 is zij voorzitter van de Infectiecommissie en stuurt zij de eenheid Infectiepreventie van het LUMC aan.

Verslag door Maja Faasen voor dental INFO van het congres MRSA, soa’s en tropische infectieziekten, van Bijscholing.info

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Zwangerschap en parodontitis

Zwangerschap en parodontitis

Zijn tandheelkundige behandelingen toegestaan tijdens zwangerschap? Welke medicatie mag een zwangere gebruiken? Waarom hebben zwangere vrouwen een grotere kans op het ontwikkelen van parodontitis en wat zijn de gevolgen? Verslag van de lezing van mevrouw A. Kunnen tijdens de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid van de Stichting PAOT-NN in samenwerking met het UMCG Wenckebach Instituut.

Zijn alle tandheelkundige behandelingen toegestaan gedurende de zwangerschap?
Bij tandheelkundige behandelingen tijdens de zwangerschap wordt vaak enige terughoudendheid in acht genomen door tandartsen. Dit is niet gebaseerd op wetenschappelijke resultaten. Vaak zijn tandartsen bang voor claims en dit is ook niet vreemd wanneer er gekeken wordt naar de kans op spontane abortussen die tussen de 10-15% ligt. Spontane abortussen zijn afhankelijk van veel factoren en de kans is zeer klein dat dit (alleen) door een tandheelkundige behandeling komt. Echter is dit nooit goed vast te stellen.

In principe mag er dus op ieder moment van de zwangerschap behandeld worden: scaling en rootplaning, extracties, restaureren en endodontische behandelingen. Echter kan er beter gekozen worden om in het tweede trimester te behandelen. De kans op spontane abortussen is dan namelijk veel kleiner en een tandheelkundige behandeling, als ‘oorzaak’ van een spontane abortus, kan op deze manier uitgesloten worden.

Welke medicatie mag een zwangere gebruiken?
Medicatie kan worden ingedeeld in de volgende categorieën:
Categorie A: medicijn geeft geen probleem/ heeft geen effect op foetus.
Categorie B: medicijn is iets riskanter.
Categorie C: medicijn kan mogelijk problemen veroorzaken, wel reversibel.
Categorie D: medicijn mag niet gegeven worden bij zwangerschap. Grote kans op complicaties zoals misvormingen.
Categorie X: medicijn mag ook al niet gegeven worden als iemand zwanger wil worden.

  1. Lokale anesthesie
    Lokale anesthesie valt onder categorie A (Articaïne, bupivacaïne, lidocaïne, mepivacaïne, prilocaïne octapressine/citanest). Hierbij is het goed om te weten dat de adrenaline-spiegel in het bloed die veroorzaakt wordt door stress, hoger is dan de hoeveelheid adrenaline die er in de anesthesie-vloeistof zit.
  2. Pijnstillers
    Paracetamol is de enige pijnstiller die in categorie A valt en dus veilig is tijdens de zwangerschap. NSAID’s en aspirine kunnen erg gevaarlijk zijn tijdens de zwangerschap.
  3. Antibiotica
    Amoxicilline valt in categorie A en kan dus zonder problemen voorgeschreven worden tijdens de zwangerschap. Opgemerkt hierbij dient te worden dat het voorschrijven van amoxicilline (augmentin) als monotherapie in de tandheelkunde ongebruikelijk is. Metronidazol valt in categorie B en mag wel vanaf het tweede trimester voorgeschreven worden. In het eerste trimester passeert dit medicijn namelijk nog de placenta. Penicilline valt ook in categorie A.

Waarom hebben zwangere vrouwen een grotere kans op het ontwikkelen van parodontitis en wat zijn de gevolgen?
Veel zwangere vrouwen hebben last van zwangerschapsgingivitis, wat vooral toeneemt tijdens het tweede en derde trimester. Ook loopt een zwangere vrouw meer kans op het ontwikkelen van parodontitis. Dit wordt veroorzaakt door verschillende veranderingen in het lichaam.

Ten eerste vindt een verandering van bacteriële samenstelling plaats ten gevolge van hormonale verandering. Daarnaast neemt het bloedvolume met 40-50% toe wat effect heeft op de bloedvaten. Ten derde vindt er een immunologische aanpassing plaats om de ‘lichaamsvreemde’ foetus niet af te stoten. Deze immunologische veranderingen zijn niet alleen in de baarmoeder merkbaar maar ook perifeer (o.a. de mond). Door al deze veranderingen, is tijdens een gewone zwangerschap het lichaam in een pro-inflammatoire staat. Dit betekent dat er een toename is van het aantal leukocyten en dat er activatie plaatsvindt van ontstekingscellen. Deze pro-inflammatoire staat kan weer leiden tot zwangerschapscomplicaties zoals vroeggeboorte (<37 weken), pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging) en een laag geboortegewicht.

Helpt parodontale behandeling deze complicaties te voorkomen?
Meta-analyses hebben uitgewezen dat parodontale behandeling tijdens de zwangerschap niet tot reductie van zwangerschapscomplicaties leidt.

Geconcludeerd kan worden dat:

  • Parodontale behandeling veilig is tijdens de zwangerschap.
  • Parodontale behandeling de parodontale conditie tijdens de zwangerschap verbetert.
  • Een parodontale behandeling het beste kan plaatsvinden rond de 20e week van de zwangerschap.
  • Acute tandheelkundige behandelingen gedurende de gehele zwangerschap uitgevoerd kunnen worden.
  • Voorkomen beter is dan genezen.

Mevrouw A. Kunnen is mondhygiënist en docent aan het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde, UMCG.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid, georganiseerd door de Stichting PAOT-NN.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z

Mondzorgprofessionals en ebola

“De kans is klein dat een patiënt met verschijnselen van ebola zich meldt in een tandartsenpraktijk in Nederland, maar houd er wel rekening mee dat het kan gebeuren.” Dat is het advies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aan mondzorgprofessionals.

Wat kan een mondzorgprofessional uit voorzorg doen?
• Lees de LCI-richtlijn Virale hemorragische koorts Filovirussen (ebola, marburg) op de website van het RIVM.
• Neem contact op met de GGD bij verdenking van ebola bij een patiënt. Een GGD-medewerker maakt een risico-inschatting en brengt indien noodzakelijk de persoon naar het dichtstbijzijnde academisch ziekenhuis.
• De Canadese RIVM (Organization for Safety Aspesis and Prevention) en de Canadese tandartsenorganisatie hebben een toolkit specifiek voor mondzorgprofessionals opgesteld.

De Canadese toolkit bevat informatie over de symptomen van de ziekte, hoe het wordt verspreid en praktische informatie voor mondzorgprofessionals. “We hebben in een tandartsenpraktijk te maken met speeksel en bloed en maken gebruik van waterspray. Een tandartsenpraktijk is de laatste plaats waar een ebola-patiënt zou moeten zijn”, aldus een Canadese tandarts.

Voor mondzorgprofessionals is het belangrijk te begrijpen:

• Hoe ebola zich verspreidt: door direct contact met wondjes, door slijmvliezen van ogen, neus of mond, met bloed of lichaamsvloeistoffen van een zieke ebola-patiënt of naalden die met het virus zijn besmet.
• Dat er een laag risiconiveau binnen tandartspraktijken is.
• Dat het van belang is beleid en procedures over het voorkomen van infecties nu te controleren en zo nodig te herzien.
• Dat iedere mondzorgprofessional voorbereid moet zijn om zichzelf en de patiënt te beschermen tegen iedere overdraagbare ziekte, inclusief griep.

Bronnen:
The Vanguard
Oasis discussions.ca
RIVM

Lees meer over: Actueel, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
SOA’s en tandheelkunde

SOA’s en tandheelkunde

Hoe herkent u seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s) in de mondholte? Een overzicht van de meest voorkomende SOA’s en de besmettingskans.

Verslag van de lezing van dermatoloog dr. Van Leent tijdens het congres MRSA, soa’s en tropische infectieziekten, van Bijscholing.info

Wanneer men vraagt wat bedoeld wordt met veilige seks, is het antwoord doorgaans het vermijden van HIV. Over andere seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) zit men over het algemeen minder in, terwijl deze vaak voorkomen. SOA’s betreffen bacteriële, virale of parasitaire infecties.

Bacterieel: gonorroe, chlamydia en syfilis
Viraal: herpes, wratten en bloedoverdraagbare virussen (HIV, HBV, HCV)

Gonorroe
In 2012 bezochten 3.991 met gonorroe besmette mensen een SOA-centrum in Nederland. De prevalentie is hoger bij mannen (76%) dan bij vrouwen (24%).

Epidemiologisch:

Mannen die seks hebben met mannen (MSM):

  • 32% met Gonorroe elders heeft ook Gonorroe orofarynx
  • 16% geïsoleerd orofarynx

Vrouwen:

  • 24% Gonorroe elders heeft ook Gonorroe orofarynx
  • 11% geïsoleerd orofarynx

Hetero mannen:

  • Onbekend

Besmetting
Besmettelijke periode is tijdens de incubatietijd, tijdens de klinische fase en bij een asymptomatische infectie. De besmettelijkheid is 24 uur na behandeling met antibiotica waarvoor de stam gevoelig is voorbij.

Besmetting gaat via contact via de slijmvliezen, maar kan ook via de handen. De transmissie kans is van vrouw naar man 20-50% en van man naar vrouw 50-90%. Buiten het lichaam is het slechts kort levensvatbaar.

Bij orofaryngeale gonorroe infecties is 79% van de infecties asymptomatisch, 15% heeft een pijnlijke keelinfectie en 5% purulente tonsillitis lymfadenopathie. En heel zeldzaam is gedissemineerde gonorroe infectie.

Prognose en beleid
Een gonorroe infectie is “self limiting”, meestal verdwijnt deze binnen enkele weken, hooguit een jaar. Toch is het testen en behandelen van MSM en vrouwen relevant in het kader van transmissie. Gonorroe is resistent voor 10-20% van de penicilline en 30-60% van de tetracycline en chinolonen. Cefalosporines kunnen het beste worden ingezet, al komt er al een verminderde gevoeligheid voor in Nederland.

Chlamydia
In 2012 bezochten 14.721 personen besmet met chlamydia een soa centrum in Nederland. De prevalentie tussen mannen (7.664) en vrouwen (7.057) is nagenoeg gelijk. Chlamydia besmetting komt het meest voor op jonge leeftijd (15-19 jaar). Ook komt chlamydia meer voor bij bepaalde bevolkingsgroepen, zoals bij jongeren uit de Nederlandse Antillen, Suriname en Sub-Sahara Afrika. Het is onbekend waarom dit het geval is.

Chlamydia trachomatis komt bij voorkeur voor in het cilindrisch epitheel, meestal asymptomatisch (mannen 50%, vrouwen 70-90%). De specifieke symptomen bij keelinfectie zijn niet bekend.

Besmetting
Besmetting gaat via slijmvlies contact. Transmissiekans van vrouw naar man is 28% en van man naar vrouw 45%.

Syfilis
De prevalentie van syfilis neemt de laatste jaren af. In 2000 was nog 7% (van de MSM) besmet en in 2011 was dat slechts 2%. Ongeveer 200 van de 38.000 bezoekers op de soa poli in Amsterdam was besmet. Al is wel bekend dat het aantal besmettingen in de loop der jaren fluctueert, het komt en gaat in perioden van 20 jaar. In 2012 meldden zich op de soa-poliklinieken in Nederland 571 personen met infectueuze syfilis: 16 vrouwen en 555 mannen. Het komt vooral voor op latere leeftijd bij MSM: 93%.

Stadium 1: primaire syfilis

  • Solitair of multipel, pijnloos, schoon ulcus, op de plaats van inoculatie
  • Meestal op de genitalia of in de mond
  • De laesies zijn besmettelijk
  • 80% heeft ook regionale lymfezwelling
  • Ook zonder behandeling verdwijnt het ulcus na drie tot zes weken

Stadium 2: secundaire syfilis

  • Drie tot zes weken na primaire syfilis
  • Bij 60-90% van de onbehandelde patiënten
  • Maculopapuleus, niet jeukend exantheem op de romp en extremiteiten, inclusief handpalmen en voetzolen
  • Soms condylomata lata
  • Ook de slijmvliezen kunnen laesies vertonen
  • ‘moth-eaten’ alopecia
  • Algemene symptomen als malaise, koorts, spier- en gewrichtspijnen en lymfadenopathie

Stadium 3 is zeldzaam en hier wordt niet op ingegaan.

Syfilis in de mondholte
In het primaire stadium ontwikkelt slechts 4-12% een ulcus in de mond/keelholte. Hoewel in 40-75% extra genitale ulcera. In het secundaire stadium krijgt 30% orale afwijkingen.

Transmissie vindt nagenoeg altijd plaats via direct contact. Overdracht via naalden bij drugsgebruikers of via tatoeage is zeer zeldzaam.

Voor bestrijding van syfilis helpt penicilline het beste. Ook de penicilline die men toevallig gebruikt voor een andere aandoening.

Herpes
Herpes type 1 en 2 zijn seksueel overdraagbaar. Type 1 is wat milder en geeft een kleinere kans op besmetting met type 2. Ongeveer 80% van de Nederlanders is besmet met herpes type 1.

Via de slijmvliezen van de orofarynx, genitaliën of conjunctiva treedt herpes het lichaam binnen, het verspreidt zich naar de autonome of sensibele ganglia (type 1 in de nervus trigeminus). Het speelt periodiek kortstondig op.

Verloop herpes labialis
* Een eerste episode

  • Meestal op de kleuterleeftijd
  • Pijnlijke vesiculairelaesies van de orale mucosa (gingivo stomatitis) eventueel gepaard gaande met systemische symptomen (koorts, malaise)
  • De laesies genezen over het algemeen binnen 1-2 weken
  • Meestal verloopt de eerste episode asymptomatisch

* Een recidief herpes labialis

  • Verloopt minder heftig dan de eerste keer
  • Vaak beperkt tot de lippen, geen slijmvlies betrokkenheid, palatum molle en aangrenzende gingiva
  • Op plaatsen nabij de eerste episode infectie
  • Meestal geen systemische symptomen

Besmetting
Transmissie verloopt via direct contact met lichaamsvocht, mucosa. Via de intacte huid is het moeilijk besmet te raken, eventueel wel mogelijk via (micro)laesies. Besmetting vindt ook plaats door contact met speeksel of mondslijmvlies. Het virus overleeft niet lang in de omgeving buiten de gastheer.

Besmettelijke periode

  • Bij (a)symptomatische primaire herpes uitscheiding van soms grote hoeveelheden virus
  • Bij (a)symptomatische recidieven wordt opnieuw virus uitgescheiden
  • Geïnfecteerden zijn levenslang potentieel besmettelijk, ook zonder de symptomen

70% van de populatie verspreid minimaal een maal per maand het virus in besmettelijke hoeveelheden.

Tandheelkundige behandelingen
Voor tandheelkundige behandeling hoeven buiten de WIP-richtlijn geen extra maatregelen genomen te worden om besmetting tegen te gaan. Het is een recidief, de patiënt kan zichzelf niet opnieuw besmetten. Het is slechts nog besmettelijk voor de personen die nog niet besmet zijn.

HIV
Het is bekend dat in Nederland 20.528 mensen zijn besmet met HIV in 2012. Er overlijden 130 mensen per jaar in Nederland aan HIV. HIV is in Nederland nog nooit overgedragen via een prikaccident.

Typen
Er zijn 2 typen HIV: HIV-1 en HIV-2

Verloop

  • 2-4 weken acuut retroviraal syndroom
  • 4-6 weken seroconversie (window fase)
  • Het duurt 1 tot 15 jaar voordat HIV zich ontwikkelt tot aids.

Opportunistische infecties

  • Orofaryngeale candidiasis*
  • Uitgebreide herpes infecties
  • Kaposi sarcoom

Een gezond volwassen persoon is weerbaar tegen candidiasis, alleen bij een ernstig verstoorde weerstand kan candidiasis de overhand krijgen in de mondholte.

HIV transmissiekans

  • Zeer moeilijk te achterhalen
  • Via besmette lichaamsvloeistoffen, echter tot op heden is overdracht via speeksel of traanvocht bij de mens nog niet bewezen
  • Via slijmvliezen of beschadigde huid
  • Via prik/snijaccident (<0,3%)

Advies
Volgt altijd de WIP-richtlijnen. Onbekende HIV-dragers zijn besmettelijker dan de HIV- dragers die onder behandeling zijn. Oefen en bespreek het protocol bij prikaccidenten in de praktijk, wees voorbereid!

HPV
Het merendeel van type 6 en 11 gaat onopgemerkt, slechts 1% krijgt zichtbare wratten. Het is ernstiger bij immuno-incompetenten. De transmissie kans tijdens één seksueel contact wordt geschat op 60% en een toename hiervan bij meerdere seksuele partners. Ongeveer 25% van de mond- en keel kanker is geassocieerd met HPV type 16. Behandeling volgt vaak alleen bij klachten en is cosmetisch van aard.

Symptomen

Condyloma acuminatum

  • Bleke, verruceuze papels en plaques
  • Meestal lippen palatum durum en gingiva

HPV maligne geïnduceerde maligniteit

  • Meestal geïndureerd ulcus
  • Meestal in tonsillen of tongbasis

Overdraagbaar via direct contact op via voorwerpen.

Verwijzen
Mensen met symptomen van een SOA kunt u doorverwijzen naar een huisarts, SOA-centrum of dermatoloog. Meld erbij dat het zich uit in de mondholte, anders nemen de instanties aan dat het om de genitaliën gaat.

Onderzoek bij de huisarts kost ongeveer €300 aan lab kosten, dit kost de patiënt zijn eigen risico. Een bezoek aan een SOA-centrum wordt door de overheid gefinancierd, GGD’en regelen dit. Het onderzoek wordt gedaan door een verpleegkundige met een arts op de achtergrond.

Bij het opmerken van een keelsoa kunt u doorverwijzen naar een groot soa centrum of naar de dermatoloog.

Info voor behandelaren
www.soa.nl (tabblad professionals)
www.ggd.amsterdam.nl

Info voor patiënten
www.soa.nl
Infolijn: 0900-2042040
E: sense@soaaids.nl

Verslag door Maja Koster-Faasen voor dental INFO van het congres MRSA, soa’s en tropische infectieziekten, van Bijscholing.info

Edwin J.M. van Leent is werkzaam in het AMC en VUmc als Chef van de poliklinieken Dermatologie. Gespecialiseerd in seksueel overdraagbare aandoeningen. Dr van Leent is daarnaast verbonden aan de Soa polikliniek van de GGD Amsterdam (als plv. opleider). Hij heeft in het verleden als vrijwilliger gewerkt in diverse categorale soa klinieken. Daarnaast geeft hij les op verschillende opleidingen voor artsen en verpleegkundigen. Naast zijn drukke werkzaamheden is hij lid van de KNMG Registratiecommissie Geneeskundig Specialismen (RGS).

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Steeds meer mensen met diabetes

Het aantal mensen met diabetes is flink gestegen in de laatste jaren. In 2013 gaf 4,5 procent van de Nederlanders aan diabetes te hebben wat overeenkomt met 750.000 mensen. In 2001 gaf 2,8 procent dit aan. Dit meldt het CBS.

Meer kans
Vooral diabetes type 2 komt steeds vaker voor, met name onder 55-plussers. Overgewicht speelt bij dit type een belangrijke rol.
Naast ouderen hebben ook allochtonen van de eerste generatie, lager opgeleiden, mensen met een lager welstandsniveau en mensen met overgewicht vaker diabetes.

Slechtere mondgezondheid
Bij patiënten met diabetes blijft de bloedsuikerspiegel niet meer binnen de normale grenzen. Als gevolg van diabetes kan de mondgezondheid verslechteren. Mensen met diabetes hebben ook vaker last van tandvleesontsteking.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Wereld Diabetes Dag – 14 november

Wereld Diabetes Dag vindt elk jaar plaats op 14 november ter gelegenheid van de verjaardag van Frederick Banting die, samen met Charles Best, aan de basis stond van de ontdekking van insuline in 1922. Wereld Diabetes Dag werd in 1991 geïntroduceerd door de Internationale Diabetes Federatie (IDF) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als reactie op de alarmerende toename van diabetes over de hele wereld. Het is de belangrijkste wereldwijde bewustwording campagne voor diabetes.

Slechtere mondgezondheid
Bij patiënten met diabetes blijft de bloedsuikerspiegel niet meer binnen de normale grenzen. Als gevolg van diabetes kan de mondgezondheid verslechteren. Mensen met diabetes hebben ook vaker last van tandvleesontsteking.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Producten, Thema A-Z

Mondbacteriën mogelijk oorzaak levercirrose

Bij levercirrose zijn mondbacteriën mogelijk de boosdoeners. Patiënten hebben namelijk meer mondbacteriën in hun ingewanden, blijkt uit onderzoek. Deze vondst maakt de diagnose van levercirrose makkelijker, meldt King’s College London.

Onderzoek
Onderzoeksdeelnemers met levercirrose hadden veel meer orale bacteriën in hun ingewanden dan gezonde mensen. Bij sommige onderzochte patiënten was dat bijna 40% van alle bacteriën in de ingewanden. Waarschijnlijk kunnen deze bacteriën overleven doordat de galproductie gestoord is.

Cirrose
De mondbacteriën in de ingewanden zouden levercirrose kunnen veroorzaken. Levercirrose is dodelijk en ontstaat door langdurige beschadiging van de lever waarbij littekenweefsel ontstaat. Bekende oorzaken daarvan zijn bijvoorbeeld alcoholverslaving en virusinfecties.

Nieuwe test
Op basis van hun onderzoek slaagden de onderzoekers slaagden erin een nieuwe non-invasieve test te ontwikkelen voor levercirrose. 90% van de gevallen wordt hiermee opgespoord. Tot nu toe werd daarvoor een leverbiopsie gebruikt, een invasieve methode waarvoor patiënten opgenomen moeten worden in het ziekenhuis.

Bron:
Kings College London

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z, ZZP-er

Red het leven van uw patiënt met een defibrillator

Hoe een EHBO-cursus en de aanwezigheid van een defibrillator in uw tandartsenpraktijk het leven van een patiënt kan redden, blijkt uit het relaas van een tandarts en haar receptioniste uit Manchester.

Tandarts redt leven patiënt met defibrillator
In de wachtkamer van een tandartsenpraktijk in de Britse stad Manchester is een 53-jarige man gered, die plotseling een hartstilstand kreeg. Nadat een ambulance was gebeld, hebben de tandarts en de receptioniste de man een kwartier lang handmatig gereanimeerd. Daarna werd tweemaal de defibrillator ingezet, waarna de hartslag weer op gang kwam.

EHBO-cursus
Het tandartsenteam, dat een EHBO-cursus had gevolgd, verwachtte niet dat ze dit ooit in praktijk hoefden te brengen. De man en zijn familie zijn blij dat hij de hartstilstand heeft overleefd.

Alle tandartsenpraktijken een defibrillator
In Schotland zijn alle 1.000 tandartspraktijken uitgerust met een defibrillator. De Schotse overheid heeft de kosten daarvoor betaald: zo’n 1 miljoen pond.

Bron:
Dentistry


Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Ondernemen, Praktijkinrichting, Thema A-Z

Relatie tussen roken en verhoogd risico mondinfectie met HPV 16

Er is een sterk verband tussen roken en een infectie in de mond met het humaan papillomavirus 16 (HPV 16). Dit blijkt uit onderzoek van de John Hopkins Universiteit, gepubliceerd in de Journal of the American Medical Association.

Het HPV 16-virus is een sexueel overdraagbaar virus dat gerelateerd is aan 80% van de plaveiselcelcarcinoma in de oropharynx (keelkankers), blijkt uit Amerikaans onderzoek. Het aantal mensen met deze keelkankers is de afgelopen 20 jaar met 225% gestegen.

Studie
Aan de studie deden 6.887 volwassenen mee. Daarvan waren 2.012 rokers en 63 deelnemers hadden een HPV 16-infectie in de mond. De groep rokers bestond in vergelijking met de niet-rokers vooral uit mannen met een lagere opleiding en met meer orale sekspartners. De aanwezigheid van HPV 16 in de mond bleek groter bij rokers (2%) in vergelijking tot niet-rokers (0,6%). De aanwezigheid van nicotine bleek tevens hoger bij deelnemers met een HPV 16-infectie in de mond. Het meten van cotinine in het bloed toonde aan dat het roken van 3 sigaretten per dag het risico op een HPV 16-infectie met 31% verhoogt. Het meten van NNAL in urine toonde aan dat het equivalent van 4 sigaretten per dag het risico op een HPV 16-infectie verhoogt met 68%.

Verband
De studie toont aan dat er een verband is tussen roken en het HPV 16-virus. Het is niet bewezen dat roken het makkelijker maakt om besmet te raken met het virus. Gebruikers van tabak stellen zich vermoedelijk vaker bloot aan ander risicogedrag, zoals meer orale seks, waardoor het risico op infectie met het virus toeneemt. Mensen die niet roken lopen ook risico op een infectie in de mond met HPV 16, vooral als ze in mee-rook situaties komen.

De uitkomst van de studie geeft tevens een mogelijke verklaring waarom ook mensen met een partner gedurende het leven – mensen met een weinig wisselend sexverleden – toch keelkankers ontwikkelen gerelateerd aan het HPV 16-virus.

Bron:
JAMA 8 October 2014 – Journal of the American Medical Association: Gebruik van tabak en orale HPV-16 infectie, Carole Fakhry, Maura L. Gillison, Gypsamber D’ Souza

Sciencedaily
Examiner
Bekijk ook de website over het Humaan papillomavirus en mond-en keelkanker van Hpvandeme.org

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
antistollingsmedicatie

De patiënt met antistollingsmedicatie in de tandheelkundige praktijk

Gemiddeld zijn er per praktijk zo’n 200 patiënten die antistollingsmedicatie gebruiken. Elke mondzorgprofessional heeft hier dus regelmatig mee te maken. Een update over de ACTA-richtlijn en wat u kunt doen bij nabloeding.

Verslag van de lezing van Baucke van Minnen, kaakchirurg, tijdens het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland.

Gemiddeld zijn er 45 patiënten per praktijk die coumarines gebruiken. Ongeveer 150 patiënten per praktijk gebruiken trombocytenaggregatieremmers.

ACTA richtlijnen
In 2009 is de ACTA richtlijn voor antistollingsmedicatie opgesteld. Daarvoor was er veelal onduidelijkheid over wat wel en niet mocht met betrekking tot het gebruik van stollingsmedicatie wanneer er tandheelkundige ingrepen plaatsvonden. In de richtlijnen staat onder andere onder welke voorwaarden de stollingsmedicatie gecontinueerd mag worden wanneer een patiënt een bloedige ingreep moet ondergaan.

De vraag is nu of deze ACTA richtlijn goed voldoet. Om dit na te gaan is er in het UMCG een onderzoek gestart waarbij patiënten die antistollingsmedicatie gebruiken zijn vervolgd na de ingreep. Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een laag percentage milde nabloedingen. Deze konden door de patiënten zelf worden gestelpt. Ernstige nabloedingen deden zich niet voor, wanneer aan de voorwaarden in de richtlijn was voldaan.

Concept
Recent is er verwarring ontstaan als gevolg van de nieuwe ACTA-richtlijn 2013. Denise van Diermen schreef hier haar proefschrift over. Op dit moment moet de ACTA richtlijn 2013 echter nog als concept worden gezien en geldt de versie van 2012. Ondanks discussie over de richtlijnen is voor grote groep patiënten gewoon duidelijk wat men moet doen. Bij twijfel kan de trombosedienst gebeld worden. Het is belangrijk dat de nieuwe ontwikkelingen goed in de gaten worden gehouden.

Tranexaminezuur
Ook is er enige discussie over het wel of niet naspoelen met tranexaminezuur bij gebruik van vitamine K antagonisten. Er is hiervoor weinig wetenschappelijk bewijs. Het advies is daarom om hier zachtjes mee te spoelen.

Gebruik van twee trombocytenaggreagtieremmers
Bij gebruik van twee TAR’s is het op dit moment nog te adviseren om eerst te overleggen met de behandelend arts. Misschien kan een van beide medicijnen gestaakt worden. Anders is het raadzaam, omdat het gebruik van twee TAR’s vaak tijdelijk is, om de behandeling uit te stellen. Ook kan de trombosedienst altijd geraadpleegd worden.

Nabloedingen
Wanneer de bloeding niet stopt en er sprake is van een nabloeding dan is het belangrijk dat de wond goed afgedrukt wordt. Het is verstandig om de patiënt minstens 20 minuten stevig om een gaasje te laten dichtbijten (met of zonder tranexaminezuur). De wond kan desgewenst opnieuw stevig overhecht worden. Soms is het aanbrengen van wondverband bv van gelatine of collageen spongostan aan te bevelen.

Verwijzen
Een patiënt mag naar de kaakchirurg verwezen worden in de volgende gevallen:

  • De bloeding houdt aan ondanks de bovenstaande maatregelen.
  • Er is sprake van veel bloedverlies met een (vermoeden op) Hb-daling als gevolg.
  • Bij verdenking op een doorgeschoten INR. Dus een INR boven de 3,5.

Baucke van Minnen studeerde geneeskunde in Groningen. In 2001 begon hij aan de studie tandheelkunde in
Groningen. In 2006 promoveerde hij op onderzoek naar de mogelijke toepassingen en het biologisch gedrag van een biodegradeerbaar polyurethaan schuim. De opleiding tot kaakchirurg (2005-2010) volgde hij in het UMCG en het Medisch Centrum Leeuwarden. Na afronden van de opleiding bleef hij als kaakchirurg aan het UMCG verbonden, met als aandachtsgebieden de aangezichtstraumatologie en de implantologie. Sinds 2010 is hij actief in de Vereniging Regiotafel Antistolling Groningen, een samenwerkingsverband tussen de trombosedienst en diverse eerste- en tweedelijns
zorgverleners.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde’ van de Stichting PAOT-Noord Nederland.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Onderzoek, Scholing, Thema A-Z

Hoofd-halskanker komt steeds vaker voor

Kanker in het hoofd-halsgebied komt steeds vaker voor. Steeds meer wordt een verband aangetoond met sommige typen HPV-virussen, meldt het Medisch Centrum Leeuwarden.

In Nederland krijgen ruim 3.000 mensen jaarlijks te maken met hoofd-halskanker want ongeveer 4% van het totale aantal kankergevallen betreft. De meest voorkomende locaties voor hoofd-halskanker zijn de mondholte (42%), de keelholte (35%), het strottenhoofd (24%).

‘Veel mensen realiseren zich amper dat een ziekte als kanker zich óók in het gebied van hoofd en hals kan manifesteren,’ zegt dr. Jan de Visscher, kaakchirurg in het MCL. ‘Als je begint over tongkanker dan kijken mensen je vaak wat ongelovig aan. Longkanker, darmkanker, borstkanker, die zijn bekend. Maar dat kankergezwellen ook bijvoorbeeld in de mond, de keel, de hals, en op het schedeldak kunnen voorkomen, dat realiseert haast niemand zich.’

Risicofactoren
Vooral roken en in mindere mate alcoholgebruik zijn risicofactoren. ‘De laatste vijf jaar is door onderzoek aangetoond dat het HPV-virus ook een rol speelt bij het ontstaan van hoofd-halscarcinoom, vooral dat van de keelholte,’ zegt De Visscher in het bericht van het Medisch Centrum Leeuwarden. ‘Het virus stond al bekend als risicofactor bij baarmoederhalskanker. Maar het speelt dus ook een rol bij kanker in het hoofd-halsgebied.’

Ingrijpend
Behandeling van hoofd-halskanker kan zeer ingrijpend zijn. Bij stembandkanker in een vergevorderd stadium bijvoorbeeld is verwijdering van het strottenhoofd (larynx) vaak de enige remedie. Zonder stembanden moet de patiënt op een andere manier leren spreken

Signalen herkennen
Van 22 tot 26 september is het Europese week voor hoofd-halskanker. Het doel van deze week is om signalen van hoofd-halskanker te herkennen.

Experts op het gebied van hoofd-halskanker raden huisartsen aan patiënten naar een specialist te verwijzen als één van de volgende klachten langer dan drie weken aanhoudt:

  • pijnlijke/gevoelige tong
  • niet-genezend zweertje en/of rode of witte slijmvliesafwijkingen in de mond
  • keelpijn
  • aanhoudende heesheid
  • pijn en/of moeite met slikken
  • zwelling in de hals
  • éénzijdig verstopte neus en/of bloederige afscheiding uit de neus

Bekijk ook de video symptomen van hoofd- en halskanker

Meer informatie
Kanker.nl of www.makesensecampaign.eu

Bron:
Medisch Centrum Leeuwarden

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z