Annual report on Dental Hygiene: nu toegang tot dentale zorg verbeteren

De belangrijkste ontwikkelingen in het werkveld van tandarts en mondhygiënist zijn beschreven in het jaarlijkse rapport voor mondzorg, gepubliceerd in The Journal of Evidence-Based Dental Practice (JEBDP).

Het rapport bevat 27 interessante artikelen, waaronder:

  • Onderzoekverslagen over het belang van risicoanalyse in verband met de link tussen mondgezondheid en algehele gezondheid van de patiënt. Het gaat onder meer om de risicofactoren voor tandvleesontsteking en medische aandoeningen, overgewicht dat bijdraagt aan ontstekingen en de diagnostische rol van speekseltesten.
  • Bijdragen van mondzorgprofessionals over hoe om te gaan met de verschillende aandoeningen van patiënten, variërend van een autisme spectrum stoornis, alcohol- of drugsverslaving tot longontsteking, veroorzaakt door ziekenhuisbacteriën.
  • Recensies over de toenemende behoefte aan mondzorg en uitbreiding van mondzorg voor degenen die dit het hardst nodig hebben. Dit betekent bijvoorbeeld meer werk voor mondhygiënisten en hun voorbereiding op de ‘crisis’ op het gebied van mondzorg voor senioren. Daarnaast aandacht voor mentor- en leiderschap, mondzorg en onderzoek en de rol van technologie.

Lees het ‘Annual Report on Dental Hygiene’.
Bron: ScieneDaily

Aug 2014

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Stuur uw casus toe en maak kans op het boek Voeding en Mondgezondheid

Veel onderzoeken laten zien dat er een relatie is tussen voeding en mondgezondheid. Heeft u een casus van een patiënt waarbij voeding effect heeft op de mondgezondheid? Of heeft u een casus, waarover u een voedingskundige een vraag wilt stellen en die u graag zou willen bespreken? Mail deze dan naar ons toe. Diëtist Louise Witteman zal drie ingezonden casussen bespreken in een artikel op dental INFO.


Maak kans op het boek Voeding en Mondgezondheid
Wordt uw casus uitgekozen voor bespreking in een artikel? Dan ontvangt u het nieuwe boek Voeding en Mondgezondheid van Louise Witteman kado! Het boek Voeding en mondgezondheid geeft een uitgebreid en praktisch overzicht van alle relaties tussen voeding en mondgezondheid; van cariës, tanderosie en parodontitis tot slikklachten, en van aften tot mondbranden. Het boek kunt u ook hier bestellen of via de (online) boekhandel. Eerder schreef Witteman het boek De voedingspiramide.

Mail uw casus
Mail uw casus vóór 25 augustus naar info@dentalinfo.nl

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid

Mondzorg voorkomt ook kanker bovenste maagdarmkanaal

Slechte mondhygiëne en onvoldoende mondzorg verhogen het risico op kanker van het bovenste maagdarmkanaal, zo meldt een apothekerstijdschrift onder aanhaling van een EU-studie. De Universiteit van Bremen was ook betrokken bij deze studie.

Ook voor dragers van een kunstgebit is grondige mondverzorging zeer belangrijk.

Gevaren van mondwater
Toch waarschuwen wetenschappers tegelijkertijd niet te overdrijven met de mondhygiëne. Hun studie heeft aangetoond dat overmatig gebruik van mondwater – meer dan drie keer per dag – de kans op kanker in de mondholte en het strottenhoofd kan verhogen.

Bron:
ZWP online


Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Thema A-Z

Is your mouth making you sick?

Infographic over de relatie tussen een gezonde mond en de algehele gezondheid.

Klik hier voor een grotere afbeelding

Bron:
Atlanta Dental Spa


Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

De patiënt met de droge mond

Wanneer is een droge mond nou echt droog? Wat zijn de oorzaken en welke behandelmogelijkheden zijn er? Verslag van de lezing van kaakchirurg Justin Pijpe.

Verslag van de lezing van Justin Pijpe, kaakchirurg, tijdens het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland.

Wanneer is een droge mond nou echt droog?
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen xerostomie en hyposialie. Men spreekt van xerostomie wanneer er bij de patiënt een gevoel van droge mond bestaat. Over hyposialie wordt gesproken wanneer er meetbaar minder speeksel aanwezig is.

Speekselproductie
Een normaal persoon produceert zo’n 500-600 ml speeksel per dag. Bij een patiënt met het syndroom van Sjögren kan dat minder dan 20 ml zijn.
Het speeksel in de mond wordt geproduceerd door de glandula parotidea, glandula submandibularis, de glandula sublingualis en vele kleine speekselkliertjes. Tijdens het slapen produceert een mens ongeveer 10 ml speeksel per nacht. Speeksel in rust wordt vooral geproduceerd door de glandula submandibularis. Deze speekselklier produceert dik speeksel. Wanneer er wordt gekauwd, gaat de glandula parotidea een grote rol spelen. Deze speekselklier produceert waterig speeksel.

Speeksel is erg belangrijk en vervult vele functies zoals het bufferen van speeksel, remineralisatie van (beginnende) cariëslaesies, maakt slikken mogelijk en werkt als antischimmelmiddel.

Oorzaken droge mond
Een droge mond kan verschillende oorzaken hebben. Oorzaken zijn medicatie-gebruik, syndroom van Sjögren, bestraling, metabole/ endocriene afwijkingen en lokale speekselklierproblemen (bijvoorbeeld obstructie).
De belangrijkste oorzaak van een droge mond is medicatiegebruik. Een belangrijk voorbeeld zijn antidepressivamiddelen. Vijftig procent van de medicijnen heeft als neveneffect dat het een droge mond veroorzaakt. Wanneer een persoon drie of meer medicijnen gebruikt dan is er vaak sprake van een droge mond. Medicatie zorgt er alleen voor dat de ruststimulatie omlaag gaat. Er is dus wel sprake van genoeg speeksel wanneer het gestimuleerd wordt.

Onderzoek bij monddroogheid
Onderzoek bij een droge mond bestaat uit de volgende stappen:

  1. Afname anamnese
    Patiënten klagen vaak over een droge mond, een vieze smaak en een slechte adem. Ook hebben ze soms last van tong/mondbranden en moeite met spreken, eten en slikken.
  2. Het doen van lichamelijk/intra-oraal onderzoek
    Er kan gelet worden op de aanwezigheid van cariëslaesies, moeite met het functioneren van een prothese en de aanwezigheid van mondhoekraghaden.
  3. Het uitvoeren van speekseltesten
    Dit kan op verschillende manieren. Er kan klier-specifiek speeksel getest worden. Hiervoor moet het speeksel bij de afvoergang van de speekselklier opgevangen worden.
    De secretiesnelheid kan getest worden door een patiënt een minuut in een in potje te laten kwijlen bij rust en bij stimulatie (bijvoorbeeld door op een paraffine film te laten kauwen). In rust produceert een gezond persoon meer dan 0,25 ml speeksel per minuut. Gestimuleerd wordt er meer dan 0,70 ml per minuut geproduceerd.
  4. Beeldvorming
    Beeldvorming bij speeksel onderzoek bestaat uit blanco röntgenopnamen, sialografie waarbij contrastvloeistof in de speekselklier wordt gespoten, sialoendoscopie, CBCT-scan, MRI-scan of echografie.

Syndroom van Sjögren
1,5% van bevolking heeft het syndroom van Sjögren. Vaak wordt dit pas ontdekt op latere leeftijd maar ook op jongere leeftijd treden er al symptomen op. De ziekte komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.

Zwelling glandula parotidea
Wanneer een zwelling van de glandula parotidea een endocriene oorzaak heeft (stofwisselingsstoornis) dan kan er sprake zijn van een sialose. Er is sprake van langdurige bestaande niet pijnlijk bilaterale zwellingen. Dit komt voor in combinatie met diabetes, anorexia/eetstoornissen, boulimia en alcohol abuses.

Behandeling
Als de speekselsecretie nog te stimuleren is dan bestaat een behandeling uit het volgende:

  • Gustatoire stimulatie. (Stimulatie met behulp van suikervrije snoepjes zoals Smint en kauwgom.)
  • Het slikken van pilocarpine 2-4dd, 5 mg (bijwerking: zweten).

Indien de secretie niet meer te stimuleren is dan kan er gebruik worden gemaakt van kunstspeeksel. Dit is onder andere te verkrijgen bij een apotheek.

Mondverzorging en preventie
Wanneer er sprake is van een droge mond is er meer aandacht nodig voor preventie dan bij ‘normale’ patiënten. Het is belangrijk dat de frequentie van poetsmomenten omhoog gaat. Ook is het goed om vaker te spoelen met neutrale fluoride. Het voedingspatroon moet aangepast worden en candida moet behandeld worden.

Justin Pijpe studeerde geneeskunde en tandheelkunde te Groningen. Zijn opleiding tot kaakchirurg volgde hij in het Universitair Medisch Centrum Groningen (2005-2009). In 2006 promoveerde hij op het proefschrift “Diagnosis, progressionandintervention in Sjögren’sSyndrome.” In 2009 tot 2010 was hij in deeltijd verbonden aan het UMCG met als aandachtsgebied de implantologie en de preprothetische chirurgie. Sinds juni 2010 is hij als kaakchirurg werkzaam in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven, met als aandachtsgebied de implantologie, oralmedicine, OSAS en de minimaal invasieve speekselklierchirurgie, zoals de sialoendoscopie. Ook is hij sinds 2010 werkzaam in het St. Jans Gasthuis in Weert. Dr. Justin Pijpe is een NVOI erkend implantoloog en een erkend Tandheelkundig Slaapgeneeskundige NVTS.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde’ van de Stichting PAOT-Noord Nederland

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z

Tandartsbezoek voor zwangerschap voorkomt tandvleesontsteking

Vrouwen die kinderen willen, kunnen het beste al voor de zwangerschap op gebitscontrole komen.
Een bezoek aan de tandarts kan tandvleesontsteking tijdens de zwangerschap namelijk voorkomen, meldt
ZWP online .

Tandvleesontsteking
Preventieve maatregelen helpen tandvleesontsteking tijden de zwangerschap te voorkomen.
Tijdens de zwangerschap wordt tandvlees vatbaarder voor ontsteking door een veranderde hormoonhuishouding. Daardoor kan parodontitis ontstaan.

Weeën
Door parodontitis neemt de hoeveelheid ontstekingsbevorderende stoffen in het bloed toe. Dit kan leiden tot voortijdige weeën, blijkt uit studies. Zwangere vrouwen wordt daarom aangeraden tweemaal daags te poetsen met fluoridetandpasta en goed te flossen.

Bron:
ZWP online


Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Kanker door slechte mondgezondheid en -hygiëne

Slechte mondhygiëne en verminderde mondgezondheid zijn risicofactoren voor kanker in de mond en keel. Dat blijkt uit een recente studie, meldt Oral Oncology.

Onafhankelijke risicofactoren
Slechte mondverzorging en slechte mondgezondheid verhogen het risico op kanker in de mond of keel. Opvallend is dat deze factoren een rol spelen ongeacht rook- en drinkgedrag en socio-economische status. Dat blijkt uit een onderzoek onder bijna 4000 Europeanen.

Mondgezondheid
De onderzoekers interviewden de deelnemers over hun mondgezondheid en mondverzorging. Onregelmatig tandartsbezoek en weinig tandenpoetsen waren indicatoren voor slechte mondverzorging. Een slechte mondgezondheid werd onder andere vastgesteld op basis van tandvleesbloedingen.

Mondwater risicofactor
Mogelijk speelt overmatig gebruik van mondwater ook een rol bij het ontstaan van kanker. De precieze gezondheidsrisico’s van mondwater zijn echter nog onduidelijk.

Bron:
Oral Oncology


Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Thema A-Z

Vitamine C en parodontitis

Dat vitamine C belangrijk is voor de mondgezondheid weten we al vanaf de tijd van de VOC. Wanneer de zeelui voor een lange tijd geen fruit gegeten hadden, ontwikkelden ze scheurbeuk. En ook van necrotiserende parodontitis weten we dat het geretaleerd is aan een tekort van vitamine C.

Verslag van de lezing van parodontoloog in opleiding drs. T.M.H. de Jong tijdens de cursus Paro Update van Quality Practice.

Voeding krijgt de laatste tijd steeds meer aandacht als etiologische factor voor parodontitis en vele onderzoeken hebben een relatie aangetoond tussen vitamine C en parodontitis. Vitamine C is betrokken bij de vorming van collageen en als antioxidant belangrijk voor onze afweer. Het is een essentieel nutriënt omdat mensen het niet zelf kunnen synthetiseren.

Het blijkt dat de plasmawaarde van vitamine C in het bloed lager is bij parodontitis patiënten. Dit fenomeen kan deels worden verklaard door een verminderde inname via de voeding van vitamine C bij parodontitis patiënten. Andere mogelijke verklaringen zouden kunnen zijn: een gereduceerde opname van vitamine C het bloed in vanuit de darmen, een gereduceerde heropname in de nieren of een verhoogd verbruik.

Waarden
Is de hoeveelheid vitamine C in het bloedplasma meer dan 4 mg/L, dan spreekt men van normaal, ligt deze tussen de 2 – 3,9 mg/L, dan is er sprake van een vitamine C tekort en bij een minder dan 2 mg/L is er sprake van deficiëntie. Maar hoeveel vitamine C moet er geconsumeerd worden voor een optimale bloedwaarde?

Verschil in opname vitamine C
Het is aangetoond dat er verschillen bestaan tussen mensen in het opnemen van vitamine C in het bloed, vooral wanneer de inname via voeding laag is. Onderzoeker Levine liet proefpersonen eerst deficiënt worden voor vitamine C en wanneer dit was bereikt gaf hij hun per dag 30 mg vitamine C waardoor de plasmawaarde steeg. Op het moment dat de plasma waarde van vitamine C niet verder steeg, was de ‘plateauwaarde’ bereikt. Daarna verhoogde hij de dosis door 60 mg per dag te geven, totdat een nieuwe plateauwaarde was bereikt. Vervolgens werd dit herhaald met 100, 200 tot zelfs 2500 mg per dag vitamine C, maar boven de 200 mg nam de hoeveelheid vitamine C in het bloed niet veel meer toe. Nu bleek voor sommige mensen 60 mg een bloedwaarde van 10,4 mg/L te geven maar bij anderen kwam de bloedwaarde niet verder dan 2,6 mg/L. Te weinig dus. Pas bij 100 mg steeg iedereen boven de 4mg/L uit, wat betekend dat niemand meer een tekort had aan vitamine C en bij 200 mg per dag hadden alle proefpersonen een plasma waarde van boven de 10 mg/L, de hoeveelheid die nodig is voor optimale functie.

Transport eiwitten
Niet iedereen neemt dus vitamine C even goed op. Mogelijk ligt dat aan een genetische variatie in de transport eiwitten voor Vitamine C, momenteel doet De Jong daar zelf onderzoek naar. De mens heeft twee Natrium-afhankelijke Vitamine C Transport eiwitten, SVCT1 en SVCT2, en die zorgen voor de opname van vitamine C in de cellen. Een variatie in de genen die voor deze eiwitten corresponderen, zou van invloed kunnen zijn op de functie van deze transporteiwitten. Maar omdat men niet weet wie er wel en wie er niet voldoende kan opnemen, kan men het beste van 200 mg vitamine C per dag uitgaan.

Hoeveelheid
Hoe komt men aan 200 mg vitamine C per dag? Dat kan worden bereikt door voldoende groente en fruit te eten, maar de hoeveelheid vitamine C per soort is nogal verschillend. Eet je per dag 2 kiwi’s dan heb je gemiddeld al zo’n 150 mg binnen, maar kiwi’s bevatten dan ook veel vitamine C. Wilt u weten hoeveel vitamine C er in andere soorten fruit en groenten zit en of uzelf wel voldoende binnen krijgt? Kijk dan eens op de site van Nevo Online, en klik op ‘zoek’.


Drs. T.M.H. de Jong studeerde in 2009 af aan het ACTA als tandarts en volgde in het laatste jaar van zijn studie keuzeonderwijs ‘parodontale chirurgie’. Sindsdien is hij werkzaam in de algemene praktijk en daarnaast is hij verbonden aan de sectie parodontologie als docent. Hij geeft onderwijs aan tandheelkunde studenten in zowel het bachelor- als masteronderwijs. Anderhalf jaar geleden is hij begonnen met de opleiding tot parodontoloog en momenteel houdt hij zich vooral bezig met zijn onderzoek naar de relatie tussen vitamine C en parodontitis.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO i.s.m. T.M.H. de Jong van zijn lezing tijdens de cursus Paro Update van Quality Practice.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z
roker

Link tussen cariës en roken

Roken is sterk geassocieerd met parodontitis maar de link met cariës is nog maar weinig onderzocht. Onderzoek van Huang en zijn collega’s, gepubliceerd in de European Journal of Oral Science, laat zien dat roken mogelijk leidt tot ontwikkeling van cariës. Zij onderzochten het effect van nicotine op de biofilmgroei en het metabolisme (stofwisseling) van Streptococcus mutans. Meer onderzoek is echter nodig naar de relatie met melkzuurproductie en hoe deze genen worden gereguleerd.

Nicotine
Nicotine is een alkaloïde en voor 0.6 – 3.0% aanwezig in tabak. Het remt fibroblasten via nicotine acetylcholine receptoren en faciliteert de invasie van Porphyromonas gingivalis in epitheliale cellen. In dit onderzoek werd gekeken naar het effect van nicotine op S. mutans. Zeven S. mutans stammen werden verkregen en geïsoleerd uit patiënten met ernstige cariës. De S. mutans werden gekweekt op platen bij 37°C. De zeven stammen: AU159, UA130, 10449, A32-2, NG8, LM7 en OMZ175.

Biofilmgroei
In vergelijking met de biofilm waar geen nicotine werd gebruikt werd een verhoogde biofilmgroei gezien bij concentraties van 0.5-4.0 mg/ml-1 nicotine.

Gemiddelde concentratie nicotine in speeksel:
0-1.3 mg/ ml-1: licht en gemiddelde rokers (1-15 sigaretten per dag)
0-2.3 mg/ml-1: zware rokers (meer dan 15 sigaretten per dag)

De nicotineconcentratie in speeksel van rokers varieert als gevolg van de verschillende volumes speeksel in individuen. De concentraties zijn hoger in ongestimuleerd speeksel.

Biofilm metabolisme
Door de aanwezigheid van 0.5-2.0 mg/ml-1 nicotine was het metabolisme van alle zeven S. mutans stammen verhoogd.

Microscopisch
Met een scanning elektronische microscoop werd gezien dat zonder nicotine de S. mutans cellen meer verdeeld waren over de plaat en kortere lengten hadden dan S. mutans die blootgesteld waren aan nicotine. Morfologische veranderingen van de S. mutans waren ook zichtbaar, de cellen ontwikkelden een bolvorm in plaats van hun normale ellipsvorm.


Scanning elektron microscopische foto’s van Streptococcus mutans UA159 behandeld met 0, 0.25, 0.5, 1.0, 2.0, 4.0, en 8.0 mg ml_1 nicotine voor 24 uur. Foto’s zijn gemaakt met een vergroting van 500X (A1-G1), 1,500X (A2-G2) en 20,000X (A3-G3). Groepen behandeld met hoge concentraties nicotine hadden een dikkere biofilm met meer bolvormige bacteriële cellen dan groepen die met lage concentraties nicotine waren behandeld. Meer bacteriële cellen waren aanwezig in de open plekken (witte pijlen) tussen de biofilm (zwarte pijlen) in groepen behandeld met 0–1.0 mg ml_1 nicotine dan in groepen behandeld met 2.0–8.0 mg ml_1 nicotine.

Originele artikel: Huang R, Li M, Gregory RL. Effect of nicotine on growth and metabolism of Streptococcus mutans. Eur J Oral Sci 2012; 120: 319-325.

Door:
Joyce van der Horst, mondhygiënist

Lees meer over: Cariës, Mondhygiëne, Thema A-Z

Verband tussen slechte mondgezondheid en slecht geheugen

De staat van het gebit zegt mogelijk iets over mentale prestaties. Hoe slechter de mondgezondheid, hoe lager de score op tests voor geheugen en denkvaardigheid, concludeerden Amerikaanse onderzoekers. Dat schrijft US News 

De onderzoekers bestudeerden gegevens van 6000 mannen en vrouwen tussen de 45 en 64 jaar. Zij waren tussen 1996 en 1998 getest op mentale vaardigheden. Ook was hun mondgezondheid in kaart gebracht.

Lagere testscore

Mensen met een slechte mondgezondheid scoorden lager op verschillende tests voor geheugen en denkvaardigheid. Deelnemers zonder natuurlijke tanden deden het bij elke test slechter dan mensen met natuurlijke tanden. Hoe minder tanden en hoe zieker het tandvlees, hoe lager de testscore.

Verklaringen

Met de studie is een verband aangetoond tussen mondgezondheid en mentale prestaties. Verder onderzoek moet uitwijzen of er ook sprake is van een oorzakelijk verband. Mogelijk heeft een bepaald gen of een ontsteking zowel gevolgen voor de mond als de hersenen. De verklaring kan ook eenvoudiger zijn: verminderde denkvaardigheid leidt misschien tot minder aandacht voor mondhygiëne.

Bron:
US News

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Thema A-Z
parodontitis

Bindweefselziekte leidt niet tot meer kans op parodontitis

Patiënten met de bindweefselziekte Marfansyndroom hebben geen verhoogde kans op parodontitis. Dat blijkt uit een studie, schrijft ZWP online

Bindweefsel

Bij Marfansyndroom zorgt een genmutatie voor slecht opgebouwd bindweefsel. Het syndroom komt vaak voor bij meerdere familieleden. Onderzoekers veronderstelden dat deze ziekte de mondgezondheid zou kunnen beïnvloeden, doordat het bindweefsel in de mond is aangetast.

Studie

In vergelijking met een controlegroep hadden Marfanpatiënten geen grotere kans op parodontitis. Mogelijk is er wel een verhoogd risico voor tandvleesontsteking. Volgens de onderzoekers is regelmatig bezoek aan de mondhygiënist daarom belangrijk.

Bron:
ZWP online

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z

Gebitsreiniging bij huisdieren

Ook huisdieren kunnen last hebben van parodontitis. Mondhygiënist Maja Faasen ging met haar kat Jip naar de dierenarts voor een gebitsreiniging.

Wat vooraf ging…
Tijdens Jips jaarlijkse check- up bij de dierenarts werd parodontitis geconstateerd. Uiterst pijnlijk voor zijn baasje: de mondhygiënist… Enthousiast of beroepsmatig, net hoe je het wil noemen, begon ik in gedachten gelijk met het opstellen van een behandelplan. Ik kon me nog net inhouden door niet naar de DPSI te vragen. In plaats daarvan vroeg ik hoe diep de pockets waren.

De pocketsonde moest van ver komen, maar hij was er! Pockets van 3mm en bloeding. Opgelucht haalde ik adem en keek de dierenarts blij aan. Zijn gezicht stond echter wat zorgelijk en hij zei: “Ik hoop dat we die elementen kunnen behouden, niet alleen diepe pockets, maar ook recessies”.

Toen pas viel het kwartje. Bij een mens is 3mm heel gezond, maar bij een kat is dat behoorlijk diep. Onmiddellijk beloofde ik dat ik Jip’s mondhygiëne zou verbeteren. ‘Die pockets zijn zo weg’, dacht ik hoopvol. Gebitsreiniging onder narcose was het onvermijdelijke oordeel van de dierenarts. Met een afspraak verliet ik de praktijk.

De narcose
Jip moet voor de ingreep nuchter zijn en dat is niet makkelijk voor hem. Nadat hij de boel bij elkaar geschreeuwd heeft in de auto komen we in de kliniek aan. Daar krijgt Jip een prikje om wat slaperig te worden. Daarna krijgt hij een masker op met een anestheticum dat hem verder in slaap brengt.

Ik ben verrast als ik daarna de xylocaïnespray zie. Deze spray heeft tot mijn verbazing ook bananensmaak, net als de spray die wij in onze praktijk gebruiken! Jip krijgt er inmiddels niks meer van mee. Na een paar keer sprayen wordt de ’tube’ op zijn plaats gebracht. We kunnen beginnen met de behandeling.

 

De behandeling
Met de pocketsonde worden de metingen herhaald. Gelukkig blijft het bij de twee hoektanden boven met pockets van ‘slechts’ 3mm. Dan starten we met de gebitsreiniging. De dierenarts reinigt ultrasoon, zonder afzuiger. Daarom ligt Jip op een dik servet. Ook is de behandeltafel licht naar voren gekanteld, zodat het water niet in zijn keel komt.

Ik ben dankbaar dat Jip onder narcose is en er niks van mee krijgt! Wat een grote tip zit er op de Cavitron! Zoals te verwachten vormt zich een bloedbad bij het reinigen. Ik ben blij dat ik voor mijn patiënten wat kleinere en fijnere tips heb.
Na het ultrasoon reinigen loopt de dierenarts alles nog na met een scaler. Voor ik er erg in heb zie ik hem met het puntje aan de slag gaan. Les 1 op de opleiding mondhygiëne: nooit met de punt werken! Ik slik mijn woorden in, voor ik ze uitspreek.

Gaatjes
Als al het tandsteen verwijderd is, vraag ik of Jip gaatjes heeft. Nee, katten ontwikkelen geen cariës zoals bij mensen, wel Feline Odontoclastische Resoptieve Laesies (FORL), legt de dierenarts uit. De tand wordt aangetast doordat de odontoclasten weefsel afbreken, en de odontoblasten niet in actie komen om het weer aan te maken. Het is progressief en verspreidt zich door de mond. Het aanbrengen van vitamine D kan het proces vertragen.

Gelukkig heeft Jip geen laesies, een ware opluchting voor mij. Juist wanneer ik denk dat de behandeling erop zit, begint het polijsten. Nog een overeenkomst met de gebitsreiniging zoals ik die bij mijn patiënten uitvoer. Dit had ik echt niet verwacht, zeker niet toen ik de tube Zircate zag! Nadat alle elementen zijn gepolijst fatsoeneert de assistente Jip, voor zover dat kan. Met wat water en een doekje verwijdert ze de resten polijstpasta. Daarna kan het uitslapen gaan beginnen voor Jip.
Nazorg

Een poetsles voor het baasje blijft uit. De dierenarts verwacht dat dat wel gaat lukken bij een mondhygiënist.

Door Maja Koster – Faasen, mondhygiënist

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Opmerkelijk, Scholing, Thema A-Z

Beschermende laag vermindert aanhechting van bacteriën op tandglazuur

Een beschermende laag vermindert de aanhechting van biofilm op tandglazuur. Dit stelt Nivedita Cukkemane van het ACTA in haar promotieonderzoek, meldt de VU. Biofilms zijn een bacteriebevattend slijmlaagje op de oppervlakten van bijvoorbeeld de mondholte, katheters of prothesen. In de mondholte spelen ze een rol bij tandbederf), tandvleesontsteking en ontsteking rond de tand of kies en ze zijn moeilijk te behandelen en controleren.

Beschermende lagen
Cukkemane ontwikkelde in het laboratorium onder andere twee verschillende beschermende lagen. Een laag op basis van peptiden die zijn afgeleid van in de natuur voorkomende eiwitmoleculen en een laag op basis van een op amino-alcohol gebaseerd ingrediënt. Beide lagen gaven een duidelijke vermindering van de aanhechting van orale bacteriën aan het tandglazuur. De toegepaste peptiden waren afgeleid van eiwitten die bij de mens van nature in speeksel voorkomen.

De nieuw ontwikkelde beschermende lagen zouden toegepast kunnen worden in mondverzorgingsproducten zoals mondspoelmiddelen, tandpasta’s en mondsprays. Daar is wel verder laboratoriumonderzoek en klinisch onderzoek voor nodig.

Bron:
VU

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Onderzoek, Thema A-Z
Oorzaken van refractaire parodontitis

Oorzaken van refractaire parodontitis

Refractaire parodontitis is de frustratie van iedere behandelaar, want ondanks de goed uitgevoerde behandeling blijft herstel vaak uit. Er zijn veel mogelijke oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis, waaronder omgevingsfactoren en therapietrouw. Hieronder volgt een overzicht van de mogelijke oorzaken inclusief tips voor het helpen voorkomen en de behandeling ervan.

Wat is refractaire parodontitis?
Refractaire parodontitis is de verzamelnaam voor parodontitis die niet of nauwelijks gereduceerd kan worden door conventionele initiële en chirurgische therapie. Refractaire parodontitis wordt gediagnosticeerd op basis van de volgende kenmerken:

  1. Gedocumenteerde afwezigheid van pocketreductie na een goed uitgevoerde initiële behandeling en bij een goede mondhygiëne.
  2. Voortzetting van de parodontale afbraak ondanks een goed uitgevoerde initiële behandeling en bij een goede mondhygiëne.

Er is dus geen klinische verbetering, ondanks een goede initiële behandeling en een optimale mondhygiëne. Refractaire parodontitis kan worden verward met recidiverende parodontitis en met persisterende parodontitis. Recidiverende parodontitis is het opnieuw optreden van parodontitis na een succesvol verlopen behandeling. Persisterende parodontitis is parodontitis waarbij niet aan bovenstaande voorwaarden voldaan is, bijvoorbeeld als de initiële behandeling en/of de mondhygiëne onvoldoende zijn.

Studies
Refractaire parodontitis is gecompliceerd. Er zijn wel internationale studies (1, 2, 3) verschenen over de oorzaken van refractaire parodontitis, maar eenduidige conclusies zijn moeilijk te trekken:

  • De conventionele behandelmethodes in deze studies verschillen van elkaar. Ook is het onduidelijk of het mondhygiëneniveau van de patiëntpopulaties met elkaar te vergelijken is. Verschil in mondhygiëneniveau zal een zeer grote invloed op het resultaat hebben en dus tot andere conclusies leiden.
  • Het land waarin de studie uitgevoerd is, speelt een zeer belangrijke rol. In studies uitgevoerd in de VS of Azië zal antibiotica‐resistentie een belangrijke parameter zijn voor refractaire parodontitis, terwijl dit in Noord‐Europa veel minder een issue is. Ook een verschil in rookgedrag en bacteriepopulaties kan tot andere conclusies leiden.

Mogelijke oorzaken van refractaire parodontitis
Studies zijn dus onderling moeilijk met elkaar te vergelijken en conclusies zijn niet altijd vertaalbaar naar de situatie in Nederland. Ondanks het gebrek aan eenduidige conclusies zijn er wel een aantal algemene oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis aan te wijzen. Dit zijn:

  • Omgevingsfactoren
  • Therapietrouw
  • Bacteriële populatie
  • Gastheerfactoren
  • Systemische oorzaken
  • Herbesmetting vanuit omliggende weefsels
  • Antibioticaresistentie

Hieronder worden deze oorzaken kort toegelicht.

Omgevingsfactoren
Uit diverse studies blijkt dat de kans op refractaire parodontitis onder invloed van omgevingsfactoren significant hoger ligt (4, 5, 6). Waarschijnlijk komt dit door het effect op de immuunrespons en de afweer van de patiënt. Omgevingsfactoren zoals roken en stress spelen een belangrijke rol bij refractaire parodontitis. Andere belangrijke omgevingsfactoren zijn voeding en de blootstelling aan micro‐organismen.

Therapietrouw
Therapietrouw heeft vooral betrekking op problemen met inname van systemische antibiotica. Gebrek aan compliance (opvolgen van de adviezen) en persistence (volhouden van de kuur) zijn een bekend probleem binnen de medische wereld. Helaas is het niet altijd duidelijk of een patiënt zich aan de voorgeschreven kuur heeft gehouden.

Uit een internationale studie (7) van de GRACE Project Group blijkt dat bijna 40 procent van de Nederlandse patiënten die een antibioticumkuur krijgt voorgeschreven, niet start met de medicatie. Van de patiënten die wel start met de voorgeschreven kuur, maakt 20% deze kuur niet af. De therapietrouw onder Nederlanders is dus niet heel hoog en dit werkt refractaire parodontitis in de hand.

Bacteriële populatie
Onduidelijk is nog of de bacteriële populatie van patiënten met refractaire parodontitis afwijkt van patiënten met andere vormen van parodontitis. Soms wordt bij refractaire parodontitis een toegenomen aantal paropathogenen gevonden (8), maar in andere studies worden geen verschillen in de aanwezigheid van paropathogenen gevonden. Deze verschillen worden waarschijnlijk veroorzaakt door de patiëntselectie en het land waar de studie is uitgevoerd.

Recent is wel gepubliceerd (9, 10, 11) dat opvallend vaak exogene bacteriën zoals de Enterococcus faecalis aangetroffen wordt bij patiënten met refractaire parodontitis. Deze bacterie is resistent tegen de in de tandheelkunde gangbare antibiotica en dat zou een reden kunnen zijn van het ontstaan van refractaire parodontitis.

Gastheerfactoren
Er zijn zeer veel gastheerfactoren die een invloed hebben op het parodontale herstel. Een afwijking of verandering in een van de vele gastheerfactoren kan tot refractaire parodontitis leiden. Een zogenaamd chemotactisch defect is een voorbeeld van een verstoring van een gastheerfactor. Hierbij kunnen bepaalde witte bloedcellen niet meer naar de ontstekingshaard migreren met als gevolg dat de ontsteking blijft bestaan (12). Een ander voorbeeld betreft een tekort aan interleukine‐8 in de creviculaire vloeistof waardoor minder witte bloedcellen worden geactiveerd (13).

Systemische oorzaken
Een aantal systemische aandoeningen, waarvan diabetes de belangrijkste is, zijn in verband gebracht met refractaire parodontitis (14). Diabetes heeft onder andere een invloed op de collageensynthese en op de immuunrespons van de gastheer. Dit kan leiden tot refractaire parodontitis.

Herbesmetting vanuit andere locaties zoals het gastheer‐epitheel
Aangetoond is dat verschillende paropathogenen omliggende (epitheel) weefsels kunnen penetreren. Vanuit deze weefsels kan een pas schoongemaakte pocket binnen afzienbare tijd opnieuw besmet raken. De kans dat een herbesmetting plaatsvindt, is het grootst bij een initiële behandeling zonder ondersteuning met systemische antibiotica.

Antibioticaresistentie
Als een paropathogeen resistent is voor een antibioticum, zal de kans op refractaire parodontitis toenemen. Wereldwijd zijn er enorme verschillen in de mate van resistentie voor een antibioticum. Dit heeft vooral te maken met het verschil in antibiotica-inname. Resistentie speelt in Nederland een relatief kleine rol, omdat men hier altijd terughoudend is geweest in het voorschrijven van antibiotica. Nederlandse studies naar resistentie onder paropathogenen zijn erg schaars. Wel is bekend dat bijvoorbeeld resistentie van maagbacteriën tegen metronidazol zeer weinig voorkomt. Het is aannemelijk dat dit ook geldt voor paropathogenen.

Conclusie
Er zijn zeer veel oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis en helaas is meestal niet te achterhalen wat de exacte oorzaak is. Wel is duidelijk dat omgevingsfactoren en therapietrouw belangrijke veroorzakers van deze aandoening zijn. Onderstaande tips zullen de kans op het krijgen van refractaire parodontitis verkleinen en, als uw patiënt parodontitis heeft, de kans op een succesvolle therapie vergroten.

Tips
Tips om de kans op het ontstaan van refractaire parodontitis te verkleinen:

  • Start te behandeling pas als de patiënt er (100%) klaar voor is.
  • Start de behandeling pas als systemische aandoeningen zoals diabetes onder controle/stabiel zijn.
  • Verminder/vermijdt negatieve omgevingsfactoren rondom de behandeling.
  • Stimuleer de patiënt om te stoppen met roken.
  • Verbeter de therapietrouw door de patiënt goed te informeren over de noodzaak van de behandeling. Geef bijvoorbeeld een protocol mee, waarin de behandeling stap voor stap wordt uitgelegd.
  • Ondersteun de behandeling met een passend antibioticum.
  • Stuur de patiënt in het geval van een antibioticakuur een reminder in de vorm van een e‐mail of SMS‐bericht.

Tips als uw patiënt refractaire parodontitis heeft:

  • Bekijk of er een (verborgen) systemische aandoening aanwezig is. Verwijs de patiënt zo nodig door.
  • Ondersteun de initiële behandeling met een passend antibioticum.
  • Achterhaal of exogene (meer resistentere) pathogenen de oorzaak zijn.
  • Probeer te achterhalen of de patiënt zich aan de voorgeschreven therapie heeft gehouden.
  • In geval behandeling met een bepaald antibioticum onvoldoende effectief is, kan een antibioticum uit een andere groep wel effectief zijn.
  • Stimuleer de patiënt om te stoppen met roken.

Door:
Dr. H.E. van Beurden  Bio2Dental BV

Referenties
(1) McLeod DE, Lainson PA, Spivey JD. The effectiveness of periodontal treatment as measured by tooth loss. J Am Dent Assoc. 1997 Mar;128(3):316-24.
(2) Meador HL, Lane JJ, Suddick RP. The long-term effectiveness of periodontal therapy in a clinical practice. J Periodontol. 1984 Sep;55(9):505-9.
(3) Becker W, Becker BE, Berg LE. Periodontal treatment without maintenance. A retrospective study in 44 patients. J Periodontol. 1992 Nov;63(11):908-13.
(4) MacFarlane GD, Herzberg MC, Wolff LF, Hardie NA. Refractory periodontitis associated with abnormal polymorphonuclear leukocyte phagocytosis and cigarette smoking. J Periodontol. 1992 Nov;63(11):908-13.
(5) Johnson GK, Slach NA. Impact of tobacco use on periodontal status. J Dent Educ. 2001 Apr;65(4):313-21.
(6) Genco RJ, Ho AW, Kopman J, Grossi SG, Dunford RG, Tedesco LA. Models to evaluate the role of stress in periodontal disease. Ann Periodontol. 1998 Jul;3(1):288-302.
(7) Francis NA, Gillespie D, Nuttall J, Hood K, Little P, Verheij T, Coenen S, Cals, JW, Goossens H, Butler CC. GRACE Project Group. Therapietrouw bij antibioticagebruik voor hoestklachten in 13 Europese landen. Huisarts Wet 2013;56(8):384-7.
(8) Colombo AP, Bennet S, Cotton SL, Goodson JM, Kent R, Haffajee AD, Socransky SS, Hasturk H, Van Dyke TE, Dewhirst FE, Paster BJ. Impact of periodontal therapy on the subgingival microbiota of severe periodontitis: comparison between good responders and individuals with refractory periodontitis using the human oral microbe identification microarray. J Periodontol. 2012 Oct;83(10):1279-87.
(9) Balaei-Gajan E, Shirmohammadi A, Abashov R, Agazadeh M, Faramarzie M. Detection of enterococcus faecalis in subgingival biofilm of patients with chronic refractory periodontitis.
Med Oral Patol Oral Cir Bucal. 2010 Jul 1;15(4).
(10) Colombo AP, Haffajee AD, Dewhirst FE, et al. Clinical and microbiological features of refractory periodontitis subjects. J Clin Periodontol 1998;25:169-180.
(11) Rams TE, Feik D, Mortensen JE, Degener JE, van Winkelhoff AJ. Antibiotic Susceptibility of Periodontal Enterococcus faecalis. J Periodontol. 2013;84:1026-1033.
(12) Oshrain HI, Telsey B, Mandel ID. Neutrophil chemotaxis in refractory cases of periodontitis.J Clin Periodontol. 1987;14(1):52-5.
(13) Kurdowska AK, Noble JM, Adcock JE. Interleukin-8 and anti-interleukin-8 autoantibodies in gingival crevicular fluid from patients with
periodontitis. J Periodontal Res. 2003;38(1):73-8.
(14) Arrieta-Blanco JJ, Bartolomé-Villar B, Jiménez-Martinez E, Saavedra-Vallejo P, Arrieta-Blanco FJ. Dental problems in patients with diabetes mellitus (II): gingival index and periodontal disease. Med Oral. 2003;8(4):233-47.

Dec 2013

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z

Wereld Diabetes Dag: een gezonde mond, extra belangrijk voor diabetespatiënten

Op 14 november was het Wereld Diabetes Dag. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat diabetespatiënten de bloedsuikerspiegel niet meer zelf binnen de normale grenzen kunnen houden en geen of onvoldoende insuline produceren. Ook kan het zijn dat het lichaam niet meer goed reageert op insuline. De aandoening valt op het eerste oog misschien niet altijd meteen op, maar als gevolg van de ziekte kunnen naast complicaties als hart- en vaatziekten en nieraandoeningen, ook meer zichtbare gevolgen ontstaan, zoals oogaandoeningen, voetproblemen en een slechtere mondgezondheid.

Voorlichting door mondhygiënisten
De Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten anticipeert op deze bewustwordingsdag. Vandaag bieden mondhygiënisten in het land voorlichting over diabetes en het belang van een goede mondgezondheid.

Mensen met diabetes hebben vaker last van tandvleesontsteking (gingivitis) en tandvleesontsteking met verlies van het kaakbot (parodontitis). Dit alles kan zelfs tot verlies van tanden en kiezen leiden. De oorzaak kan worden gezocht in de te hoge bloedsuiker. Het lichaam wil die suiker kwijtraken door veel te plassen. Dit zorgt vervolgens voor een drogere mond. Speeksel beschermt op een natuurlijke manier het gebit. Is er minder speeksel, dan krijgen gaatjes en tandvleesontstekingen meer kans. Ook kunnen deze ontstekingen ontstaan doordat diabetespatiënten een slechtere doorbloeding hebben in het lichaam. Door jarenlang een te hoge bloedsuikerspiegel raken de bloedvaatjes beschadigd. Het tandvlees zit vol met kleine bloedvaatjes.

Voorlichtingsfilmpje Diabetes en mondgezondheid
Bekijk het filmpje waarin wordt uitgelegd waarom diabetespatiënten extra goede mondzorg nodig hebben.

Bron:
NVM

Lees meer over: Actueel, Mondhygiëne, Thema A-Z

Nieuwe preventiemethode mondzorg

Jeugdtandzorg ’s-Hertogenbosch, onderdeel van het Centrum voor Tandzorg, stapt binnenkort als één van de eerste tandartspraktijken in Nederland over op een innovatieve preventiemethode bij de jeugd. Het onderzoek dat eerder dit jaar werd afgesloten in het centrum heeft dermate positieve resultaten opgeleverd dat binnenkort alle circa 9.000 kinderen en jongeren via de nieuwe methode behandeld zullen worden.

Nieuwe preventiemethode
De nieuwe preventiemethode (NOCTP) houdt in dat er meer ingezet wordt op individuele preventie op basis van risico-inschatting. Uit het eerdere onderzoek blijkt dat deze nieuwe methode leidt tot 70% minder gaatjes en dus een betere mondgezondheid.

Bij NOCTP wordt het interval tussen twee preventieve bezoeken individueel bepaald op basis van risico-inschatting. Deze is gebaseerd op het niveau van zelfzorg, de mondhygiëne die de ouder bij het kind weet te bewerkstelligen, de doorbraakfase van blijvende gebitselementen en de cariësontwikkelingen in het gebit in het algemeen en in de blijvende kiezen in het bijzonder. De methode is gebaseerd op het Nexø-model dat van 1987 tot 2005 werd uitgevoerd bij alle kinderen in de gemeente Nexø in Denemarken, www.nexodent.com

Symposium
Het introduceren van de nieuwe methode valt samen met het 25-jarig bestaan van Jeugdtandzorg ’s-Hertogenbosch, ter gelegenheid waarvan op 7 november 2013 het jubileumsymposium ‘Preventie en Behoud bij Jong en Oud’ wordt georganiseerd. Tijdens het symposium wordt door dr. Erik Vermaire en dr. Cees de Baat inzichtelijk gemaakt wat het maatschappelijk belang is van goede mondzorg bij kwetsbare groepen, respectievelijk jeugd en ouderen. De sprekers gaan in op nieuwe ontwikkelingen in de preventieve jeugdtandverzorging en vragen aandacht voor het groeiende probleem van onvoldoende mondverzorging bij ouderen. Niet alleen tandartsen, maar ook beleidsmakers van verzekeraars, ministerie van VWS en zorginstellingen zullen aan het jubileumsymposium deelnemen.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Mondhygiëne, Thema A-Z

Parodontitisbacterie veroorzaakt mogelijk darmkanker

Een bepaalde bacterie in tandplak veroorzaakt misschien darmkanker. Dat blijkt uit twee studies, schrijft Medical NewsToday.

Onderzoek
Amerikaanse onderzoekers vonden een samenhang tussen de aanwezigheid van de zogenaamde fusobacterie en darmkanker. De bacterie bindt zich aan micro-organismen in tandplak. De fusobacterie heeft invloed op het immuunsysteem. Daardoor kunnen vervolgens mogelijk tumorcellen ontstaan.

Marker
De fusobacterie gebuikt het molecuul Fusobacterium adhedin A (FadA). FadA kan misschien een vroege marker zijn voor het ontstaan van darmcarcinomen. Mensen met darmtumoren hebben namelijk meer FadA-moleculen dan mensen die gezond zijn.

Bron:
Medical News Today
Studie 1 in Cell Host & Microbe 
Studie 2 in Cell Host & Microbe

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Onderzoek, Thema A-Z
Preventie

Stop preventie niet op 18-jarige leeftijd

Australisch onderzoek laat zien dat er na het 18e jaar nog steeds een opgaande lijn te zien is van nieuwe cariës. ‘We zouden meer tijd moeten besteden aan preventie’, zei prof. dr Van Loveren tijdens het NVT-congres Het Gat.

In deze lezing toont Van Loveren, bijzonder hoogleraar Preventieve Tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam, aan dat al op 18-jarige leeftijd stoppen met preventie niet aan te bevelen is. In een Australisch onderzoek is men tot de conclusie gekomen dat er na het 18e jaar nog steeds een opgaande lijn te zien is van nieuwe cariës.

Verandering Gezondheid en Gedrag
‘We zouden van Ziekte en Zorg (ZZ) moeten streven naar een verandering van Gezondheid en Gedrag (GG)’, zei Van Loveren. Al maar meer preventie in de tandartsstoel leidt niet tot meer resultaat. Integendeel, de patiënt kan zich ten onrechte beschermd voelen en laat de eigen mogelijkheden onbenut. Devies: de patiënt meer eigen verantwoordelijkheid geven en hem de preventie niet uit handen nemen. Het Deense Nexöproject is daar een goed voorbeeld van. De belangrijkste preventiemaatregel is het poetsen met fluoridetandpasta. Om de effectiviteit hiervan te waarborgen, wordt op individueel niveau de afspraakfrequentie vastgesteld. Dit varieert van 1 tot 18 maanden, gebaseerd op de betrokkenheid bij en het succes van de preventie. Experimenten met dit model in Nederland tonen een groot succes aan.

Mislukte preventie
Van Loveren stelt dat een vulling mislukte preventie is. Bij iedere vulling zouden we ons beter moeten realiseren wat er fout is gegaan en hoe dit kan worden bijgestuurd. We zouden veel meer aandacht moeten besteden aan preventie, want het loont. Preventieve behandelingen zijn goedkoper dan conserverende behandelingen.

CSI-score
Hij stelt ook dat de DPSI-index alleen tandsteen en paroproblemen in kaart brengt en niets zegt over de cariësactiviteit. Van Loveren pleit voor de invoering van de CSI- (Cariës Strategy Indicator) score. In deze score wordt per sextant de hoogste cariësscore genoteerd. Het doel van de behandeling is om de score naar beneden te brengen. Door bij het volgende bezoek de score weer op te nemen is snel en eenvoudig vast te stellen of dit doel bereikt is.


Prof. dr. Cor van Loveren studeerde tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht van 1970-1976. In 1977 werd hij docent op de afdeling Sociale en Preventieve Tandheelkunde in Utrecht, belast met het onderwijs in de klinische preventie. Vervolgens verhuisde hij naar ACTA, waar hij sindsdien werkt bij de afdeling Cariologie Endodontie Pedodontologie. Hij geeft onderwijs en doet onderzoek op het gebied van de preventieve tandheelkunde en publiceert regelmatig in zowel nationale als internationale tijdschriften. In 1978 werd hij lid van het Adviescollege van het Ivoren Kruis en leidt dit college sinds 2000 als voorzitter. In november 2005 is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Preventieve Tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam vanwege het Ivoren Kruis. Van 2009 tot 2011 was hij voorzitter van ORCA, de Europese organisatie voor cariësonderzoek.

Verslag door Marian Vrolijk voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Cor van Loveren tijdens het NVT-congres Het Gat





Lees meer over: Mondhygiëne

Mondgezondheid heeft mogelijk verband met nierziekten

Er is mogelijk een verband tussen tandvleesontsteking en nierziekten. Dat blijkt uit onderzoek door de University of California, schrijft Dentistry.

Verband
Volgens wetenschappers kunnen de nieren worden aangetast door bacteriën die vanuit de mond in het bloed terecht komen. Verder onderzoek moet uitwijzen of de behandeling van tandvleesontsteking invloed heeft op het verloop van nierziekten. Eerder bleek al dat er een verband is tussen tandvleesaandoeningen en hartziekten.

Preventie
Mogelijk kan een tandartsbehandeling gezondheidsproblemen voorkomen die ontstaan door nierziekten. Een preventief tandartsbezoek is veel goedkoper dan een preventieve behandeling voor nierziekten. Door goede preventie kunnen ook de kosten voor dialyse worden uitgespaard.

Bron:
Dentistry

Lees meer over: Actueel, Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Thema A-Z

Gen bepaalt juiste frequentie tandartsbezoek

Niet iedereen hoeft even vaak naar de tandarts of mondhygiënist, volgens een nieuw onderzoek in Journal of Dental Research. CBS News meldt dat mensen met een bepaald gen minder vaak op controle kunnen komen.

Advies
Amerikanen krijgen het advies om elk half jaar op controle te komen, zonder dat daar onderzoek naar gedaan is, schrijft CBS News. Uit het huidige onderzoek blijkt dat een bepaald gen ertoe leidt dat sommige mensen minder vaak op controle hoeven te komen. Ze moeten dan wel hun gebit goed verzorgen.

Onderzoek
Onderzoekers achterhaalden het aantal gevallen van tandvleesaandoeningen en tandverlies onder 5117 patiënten in een periode van 16 jaar. Daarbij onderzochten zij het verband met drie risicofactoren: diabetes, roken en een mutatie in het interleukin-1 gen.

Risico
Als patiënten geen van de drie risicofactoren hadden, was er geen verschil tussen een halfjaarlijkse of jaarlijkse controle. Mensen die daarentegen meer dan één risicofactor hadden, zouden vaker dan twee keer per jaar naar de tandarts of mondhygiënist moeten gaan. Zij hebben namelijk een verhoogde kans op het verliezen van tanden.

Kritiek
Een tekortkoming van de studie is dat er geen onderzoek is gedaan naar mondhygiëne als risicofactor, schrijft CBS News. Naast de drie onderzochte factoren, speelt mondhygiëne ook een belangrijke rol bij tandverlies.

Bron
Journal of Dental Research
CBS News

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Onderzoek, Thema A-Z