Tandarts met kroeg geopend in Amsterdam

Tandartspraktijk Welldent Mokum in Amsterdam geeft z’n patiënten een wel heel bijzondere service. Voor of na hun behandeling kunnen patiënten er een biertje drinken in de kroeg.

Tandarts Wouter Vriesman zegt: “We zijn meer een beleving. Als je hier binnenkomt, moet je je gelijk thuis voelen.
Vooral studenten vinden het heerlijk om overdag een biertje te drinken. Maar de meeste mensen houden het toch bij thee, koffie of een glaasje water.”

Bekijk het fragment van AT5

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z

Gouden tandenborstel met speciale snufjes

Een goede tandenborstel kan geen kwaad, maar om hier nou zo’n 4000 euro aan uit te geven zal velen wat overdreven in de oren klinken… Toch is dit nu een mogelijkheid met de nieuwe tandenborstel die Reinast ontwikkelde.

Materiaal
De tandenborstel kost maar liefst €3.900 en is gemaakt van goud. Er zijn vier verschillende versies, namelijk in de kleuren titanium, champagne, rosé en mat zwart. Het materiaal waarvan de tandenborstels worden gemaakt is gelijk aan dat wat wordt gebruikt in lucht- en ruimtevaart en ziekenhuizen.

Medische innovatie
Daarnaast beschikt de borstel over een innovatieve antibacteriële coating, die alle bacteriën in de mond zou moeten kunnen doden. Deze tandenborstel zou ook levenslang mee moeten kunnen gaan.

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Manon van Splunter benoemd tot voorzitter NVM

Op 2 april is Manon van Splunter benoemd tot voorzitter van de NVM. Zij was al enige tijd voorzitter a.i. en beheerde de Portefeuille Onderlinge Contacten. Sinds het najaar van 2012 is Van Splunter bestuurslid van de NVM. Zij volgt Eveline Haisma op.

Bekijk het filmpje van haar benoeming

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
spiegel - tandarts

Verborgen pijn bij kinderen met het syndroom van Down

Kinderen met het syndroom van Down kunnen pijn moeilijk aangeven. Tandartsen onderschatten vaak de pijn van een kind met dit syndroom. Hierdoor wordt een tandheelkundige behandeling vaak onderschat.

Verslag van de lezing van mevrouw drs. Bouvy-Berends, tandarts CBT Rijnmond, Rotterdam

Pijnrapportage
Er bestaan vijf vitale functies. Pijn is, naast hartfunctie, temperatuur, bloeddruk en ademhaling, de vijfde vitale functie. Om pijn aan te kunnen geven is een zekere cognitie en vaardigheid vereist. Zelfrapportage wordt gezien als de gouden standaard bij het aangeven van pijn. Maar wat als je dit niet kunt?
De afgelopen decennia is de kennis enorm toegenomen. Vroeger dacht men dat zuigelingen geen pijn hadden. In de jaren tachtig is men er achter gekomen dat zuigelingen wel pijn ervaren, ondanks dat zij dit niet zelf kunnen aangeven. Ook is er lange tijd een ernstige lacune geweest wat betreft het pijnonderzoek bij gehandicapten, pas in de jaren negentig is hier meer over bekend geworden.

Pijn bij kinderen met een beperking
Kinderen met het syndroom van Down moeten gezien worden als een fragiele en kwetsbare groep, helemaal als het gaat om het aangeven van pijn. Uit onderzoek is gebleken dat 60% van de kinderen en 75% van de volwassenen met deze handicap, chronische pijn heeft.
Vaak heeft deze groep mensen meerdere medische problemen. Bij 50% van de kinderen met het syndroom van Down, moet op jonge leeftijd al een hart- of darmoperatie uitgevoerd worden. Ook is het bekend dat mondproblemen bij deze groep vaak onbehandeld zijn.
Over het algemeen onderschatten ouders de pijn bij hun kind. Ook tandartsen onderschatten de pijn van een kind. Een gevolg hiervan is dat de noodzaak van een tandheelkundige behandeling vaak onderschat wordt: pijn en ongemak in de mond worden onvoldoende herkend door de ouders, verzorgers en de tandarts. Door uitstel van pijndiagnostiek en hospitalisatie wordt er een verhoogd overlijdensrisico gecreëerd.

Dimensies van pijn
Het pijnmodel van Loeser geeft de 4 dimensies van pijn weer:

  • Pijnprikkel: De nociceptie.
  • Pijngewaarwording: Het pijnsignaal bereikt de hersenen, pijn wordt waargenomen.
  • Pijnbeleving: De emotionele pijnbeleving.
  • Pijngedrag: Het gedrag ten gevolge van de pijn, zoals schreeuwen of een pijnstiller innemen.

De interpretatie van deze dimensies is lastige bij mensen met beperking.

Onderzoek bij kinderen met het syndroom van Down
Mensen met het syndroom van Down hebben een langere reactie tijd op pijnprikkels dan mensen zonder een beperking. Door een hogere sensorische pijndrempel is er een vertraagde pijnexpressie. Ook hebben mensen met het syndroom van Down meer problemen met het lokaliseren van een koude prikkel.
Uit DNA onderzoek is gebleken dat er 6 pijngenen liggen op chromosoom 21, wat een gedeeltelijke verklaring kan zijn voor het ‘afwijkende’ pijngedrag.
Resultaten uit een Nederlands onderzoek (De Meetbus) laten zien dat 85% van de onderzochte personen in staat was verbaal pijn aan te geven. Echter, de mate (20%) en de locatie (46%) van de pijn was minder goed aan te geven. 88% kon het verschil tussen koud en warm aangeven. Een minderheid van de kinderen is volgens de ouders in staat tot zelfrapportage van de pijn. Kinderen met DS kunnen minder goed met hun pijn omgaan; zij vragen niet om hulp maar zoeken vaker afleiding.
Het is goed om te beseffen dat cognitief-vaardige mensen met het syndroom van Down beter kunnen omgaan met hun pijn of beter de gevolgen kunnen overzien. Bij minder vaardige mensen met het Syndroom van Down moet men alert zijn als hun dagelijkse functioneren ineens achteruit gaat.

‘Het is belangrijk dat onderzoek bij deze kwetsbare groep wordt doorgezet. Er moeten betere meetinstrumenten worden ontwikkeld voor onderzoek bij mensen met een uitingsbeperking’, zei mevrouw Bouvy-Berends.

Conclusies

  • Kinderen met het syndroom van Down blijven altijd afhankelijk van anderen bij beoordeling van pijn.
  • De pijnbeleving van kinderen met het syndroom van Down is anders: De reactie op pijn is trager en de pijn is minder goed te lokaliseren.
  • Waarschijnlijk zijn deze mensen minder pijngevoelig. Maar omdat dit niet zeker is, mag hier niet van worden uitgegaan.
  • Het belangrijkste is om pijn te voorkomen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van mw. drs. Bouvy-Berends, tandarts CBT Rijnmond, Rotterdam, tijdens het afscheidssymposium ‘Kaaskiezen? Geen Keuze!’ in het UMCG.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Pijn | Angst, Thema A-Z

Hersenletsel bij kind na tandartsbezoek

Er moest slechts een tand bij haar worden getrokken, maar toch ligt de 4-jarige Navaeh Hall uit de Verenigde Staten nu met een hersenletsel in het ziekenhuis na haar tandartsbezoek.

Verdoving
Tijdens een routine procedure voor het trekken van de tand werd het meisje verdoofd. Ze kreeg echter aanvallen en ligt momenteel in het ziekenhuis. Eten, praten of lopen is voor haar momenteel niet mogelijk.

Foute dosering
De Amerikaanse tandarts Bethaniel Jefferson merkte dat er iets mis was en waarschuwde meteen de hulpdiensten. Nu blijkt echter dat de dosering van het verdovingsmiddel niet in orde was, en dat deze arts in het verleden hier al meerdere malen de fout mee in is gegaan. Dr. Jefferson werd daarom aangehouden kort na het incident. De ouders van Naveah waren ook al van plan hem aan te klagen.

Bron: ABC13




 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z

Minder pijn bij kinderen door twee verdovingsinjecties

Volgens een nieuwe studie zou het indienen van injecties in twee fases voor minder pijn kunnen zorgen bij kinderen.

Onderzoek
Het onderzoek, dat werd gepubliceerd in Anesthesia Progress, onderzocht verschillende manieren om de pijn die komt kijken bij verdovingen te verminderen. De studie focuste zich op kinderen tussen de zeven en dertien jaar oud.

Twee injecties
De onderzoekers vonden uit dat deze pijn inderdaad verminderd kon worden, door middel van het ten eerste aanbrengen van een verdovende gel op het tandvlees bij het te verdoven gebied. Vervolgens werd een injectie aangebracht met een klein beetje verdovingsmiddel, om vervolgens 5 minuten te wachten en dit te herhalen. Op deze manier was de gehele verdoving een stuk minder pijnlijk, op een simpele en effectieve manier.

Minder pijn
Dat de pijn inderdaad minder was werd getest door de kinderen hun pijn te laten aangeven met een nummer op een schaal.

Bron: Anesthesie Progress 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Tandartsen hebben cruciale rol in het opsporen van mondkanker

Tandartsen hebben cruciale rol in het opsporen van mondkanker

Tandartsen hebben een cruciale rol als het neerkomt op het opsporen van mondkanker en het redden van levens, aldus een presentatie op een bijeenkomst van de American Dental Association. Mondkanker komt de laatste jaren steeds vaker voor.

Groei mondkanker
In 2013 werd een groei van 60% geconstateerd wat betreft mondkanker bij mensen boven de 40 jaar oud, wat drie keer zo veel was als daarvoor. De meeste patiënten hebben HPV infecties, een van de meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoeningen, of hadden traditionele risico factoren, als veelvoudig roken en drinken. Deze aantallen zijn zeer zorgwekkend, aldus Dr. Bader. Ellen Gambardella beaamt dat, met de opmerking dat in de Verenigde Staten inmiddels elk uur iemand sterft aan mondkanker, en de enige vorm van kanker is waarbij het aantal doden niet daalt.

Scannen van patiënten
Waarschijnlijk komt dit omdat 74% van de gevallen met mondkanker pas in laat stadium worden gediagnostiseerd. Om deze reden is visuele inspectie zeer belangrijk, ook al is dit lastig. Het zou goed zijn als tandartsen al hun patiënten zouden vragen of ze in de afgelopen periode ongewone dingen hebben opgemerkt in en rond hun mond. Op deze manier kunnen eventuele risico-gevallen eerder worden opgemerkt, wat de kans op een oplossing mogelijk maakt. Ook stimuleert Gambardella tandartsen om echt te dienen als eerste aanspreekpunt voor hun patiënten. Patiënten zouden al hun vragen moeten durven stellen.

Stel patiënten op de hoogte
Wat ook goed zou zijn, is als tandartsen hun klanten zouden vertellen dat ze bepaalde vragen stellen om eventuele mondkanker te kunnen detecteren. 15% van de patiënten met de ziekte gaf namelijk maar aan hierop gescand te zijn door hun tandarts, terwijl dit hoogstwaarschijnlijk vaker het geval was.

Speeksel
Bader raadt tandartsen ook aan om gebruik te maken van apparaten om mondkanker op te sporen, en om vooral ook goed naar speeksel te kijken. Speeksel bevat ‘alles wat nodig is om ziektes en infecties op te kunnen sporen,’ aldus Bader. Ook bevat speeksel bijzondere antibacteriële substanties, die ook van grote hulp kunnen zijn bij het natuurlijke bestrijdingsproces van bepaalde ziektes. Ook kunnen speeksel testen (PCR) risicovolle bacteriën aantonen.

Tandheelkunde redt levens
Helaas zijn systemen als speekseltesten en allerlei apparaten niet waterdicht. Daarom zijn de inspecties van tandartsen echt van groot belang, benadrukt Gambardella. Bader: “Tandheelkunde gaat niet meer zo zeer om het redden van tanden, maar om het redden van levens.’

Bron: Dr Bicuspid 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Tips voor het up-to-date houden van uw EHBO kennis

Regelmatige praktische training is nodig voor het handhaven van de kennis en vaardigheden van EHBO en reanimatie. Gelukkig zijn medische noodgevallen niet een alledaagse gebeurtenis in een mondzorgpraktijk, maar het is toch belangrijk dat u in staat bent om snel en effectief op een medische noodsituatie te reageren mocht deze zich voordoen.

Medische noodgevallen
Veel mondzorgprofessionals blijken bij een noodsituatie meestal de klassieke fight-of-flight reactie te vertonen. Dit leidt tot angst, prikkelbaarheid en verwarring waardoor we mogelijk minder goed op de situatie reageren dan we zouden willen. Dit ligt niet gebrek aan kennis of vaardigheden, maar waarschijnlijk door gebrek aan ervaring. Oefenen is daarom heel belangrijk om uw vaardigheden aan te scherpen en uw kennis efficiënter toe te passen.

Oefening baart kunst

  • Leer het toepassen van de ABCDE-methodiek. Di is een gestructureerde methode om een slachtoffer te benaderen tijdens een hulpverlening. In de ABCDE wordt gekeken naar de luchtwegen (Airway), ademhaling (Breathing), actief bloedverlies (Circulation), bewustzijn (Disability) en lichaamstemperatuur (Exposure).
  • Oefen hoe u snel en veilig medicijnen, zuurstof en intramusculaire injecties kan toedienen.
  • Oefen reanimatie (CPR) en het gebruik van automatische externe defibrillatoren (AED) met behulp van poppen.
  • Om goed voorbereid te zijn op noodsituaties is het nodig vooraf een helder protocol af te spreken. Ontwikkel deze protocollen en zorg dat deze makkelijk toegankelijk zijn.
  • Oefen als team regelmatig simulatieoefeningen van medische noodsituaties. Neem voldoende tijd om dit kritisch te beoordelen en eventueel procedures aan te passen.
  • Zorg dat u en uw team regelmatig praktische EHBO-trainingen bijwonen om jullie kennis en vaardigheden up-to-date te houden.

Bron:
dentistry.co.uk 

Lees meer over: Diagnostiek, Thema A-Z

Op naar een eerlijke en doelmatige mondzorg

De zorgkosten stijgen: de premie is de helft van wat we in totaal betalen voor de zorg in Nederland. Van wat we in een jaar uitgeven aan cultuur kunnen we nog geen week zorg betalen. Maar de opbrengsten van de zorg stijgen gelukkig ook. Voor allerlei zorgvormen doemt nu steeds vaker de vraag op hoe doelmatig ze nu precies zijn, dus hoe de kosten en opbrengsten zich tot elkaar verhouden.

Verslag van de lezing van dhr. prof. dr. Werner Brouwer tijdens de ALV & NVM-najaarscongres ‘De jeugd niet vergeten’.

Wat levert de zorg precies op?
Economen willen de kosten van de zorg rechtvaardigen. Mede daarom is evidence based medicine steeds belangrijk geworden. We moeten hardmaken dat de zorg iets essentieels oplevert en dat er resultaat wordt geboekt. Het doel van de zorg is niet om geld te besparen, maar juist meer welzijn in onze maatschappij. Geld kan maar een keer uitgegeven worden en daarom moet worden bekeken naar welk stukje van de maatschappij extra geld toe moet. Meer zorg kan dus gevolgen hebben voor het onderwijs en de veiligheid.

Kosten vergelijken
Om de economische zorg te evalueren worden de kosten en de effecten van A en B met elkaar vergeleken. Vervolgens wordt dan de normatieve vraag gesteld: Rechtvaardigen de extra opbrengsten de extra kosten? En is dit bij A of bij B het grootst?

QALY
QALY staat voor Quality-adjusted life year en wordt gebruikt om de effectiviteit van een behandeling in de gezondheidszorg weer te geven. Bij een QALY van 0 is de patiënt overleden. Een QALY van 1 staat voor één jaar in leven in goede gezondheid. Dr. Brouwer laat een schema zien waarin ziektes worden vergeleken met de zorgkosten: Hoeveel kost 1 QALY bij een ziekte? Op de gepresenteerde lijst staat helemaal onderaan: oplossing voor kinderen zonder anus. Hierbij kost 1 QALY dus het minst. Helemaal bovenaan de lijst staat een oplossing voor ouderen met leukemie, een oplossing voor dialyse en longtransplantatie. Als men geen rekening zou houden met de normatieve vraag zouden we onderaan de lijst beginnen met geld uitgeven totdat het budget op is. We investeren dan dus in de oplossing voor impotentie in plaats van longtransplantaties.

Ernst van aandoening zeker van belang
De QALY-bedragen gaan enkel over een persoon. We zouden anders bijvoorbeeld een persoon met kalknagels helpen omdat dit goedkoper zou zijn dan een longtransplantatie. Maar de ernst van de aandoening is ook zeker van belang bij het maken van dit soort keuzes. Waar ligt de grens? Wat mag één perfect gezond jaar kosten? Wat mag cariësvermindering kosten? Daar is nog geen antwoord op. Niet alles is in getallen uit te drukken en alle ethische stukken moeten dan ook worden bekeken in zo’n beslisproces.

Mondzorg
In 2011 werd er meer geld uitgeven aan de mondzorg dan aan de huisarts. Schijnbaar dringt het door dat mondzorg iets waardevols is aangezien het effect heeft op de algehele gezondheid. De doelmatigheid van de mondzorg wordt ook steeds verder geoptimaliseerd. We weten nu dat NOTCP (Gewoon Gaaf) in de eerste drie jaar geen kostenbesparing leverde. Maar na deze periode is er misschien wel een gezondheidswinst en een kostendaling. De mondzorg kan dus waarschijnlijk op een doelmatige wijze effectiever worden door de invoering van NOCTP. En mogelijk goedkoper worden door taakherschikking. |

Taakherschikking
Erik Vermaire (TNO) en collega’s onderzochten het effect van NOCTP in een doorsnee tandartsenpraktijk. Hieruit blijkt dat een op het individu afgestemd preventieprogramma ter voorkoming van cariës leidt tot een gezonder gebit vergeleken met standaard tandartsenzorg. Als de NOCTP-behandeling door een mondhygiënist wordt uitgevoerd, zijn de kosten ook lager. Op het moment leeft daarom de discussie over de inrichting van het Nederlandse mondzorgstelsel met nadruk op preventie, hygiëne en leefstijl en of deze past bij de verschuivingen van werkzaamheden richting de mondhygiënist. Er ligt een belangrijke taak voor de beroepsgroep in het entameren van dit debat.

Werner Brouwers is hoogleraar Gezondheidseconomie aan en tevens voorzitter van het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij houdt zich vooral bezig met de doelmatigheids- en rechtvaardigheidsaspecten van keuzen in de zorg en methodologie van economische evaluaties in de zorg. Hij heeft over deze thema’s uitgebreid gepubliceerd, nationaal en internationaal. Werner is verder onder andere lid van de Wetenschappelijke Adviesraad van het Zorginstituut Nederland en het Europese Expert Panel on Effective ways of Investing in Health.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van de heer dhr. prof. dr. Werner Brouwer tijdens de ALV & NVM-najaarscongres ‘De jeugd niet vergeten’.



Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Tarieven, Thema A-Z
Laterale bovenincisief

Restauratieve overwegingen bij de agenetische laterale bovenincisief

Bij het ontbreken van de lateriale bovenincisief bij 0-18 jarigen zijn verschillende behandelopties mogelijk. De behandelkeuze is onder andere afhankelijk van de kaakrelatie en occlusie. Lees meer over de behandelmogelijkheden.

Incidentie
De prevalentie van een agenetische laterale bovenincisief ligt tussen de 1,5-2,0%. Dit zijn ongeveer vijftig patiënten per praktijk. Alleen de tweede onderpremolaar is vaker agenetisch.

Behandeling
Bij het ontbreken van de lateriale bovenincisief bij 0-18 jarigen zijn verschillende behandelopties mogelijk. De behandelkeuze is onder andere afhankelijk van de kaakrelatie en occlusie. Belangrijk is dat de behandelopties al op jonge leeftijd met de patiënt besproken worden. Het diasteem kan gesloten, geopend of verplaatst worden.

1 Diasteem sluiten
Een diasteem ter plaatse van de laterale bovenincisief kan gesloten worden door het uitvoeren van een orthodontische behandeling, het vervaardigen van een etsbrug of conventionele brug, het plaatsen van implantaten of door het uitvoeren van segment osteotomie. De behandelkeuze ‘orthodontisch sluiten’ heeft de voorkeur maar is afhankelijk van de volgende factoren:

  • Kaakrelatie/occlusie
    Er zijn twee situaties die gunstig zijn om het diasteem te sluiten. Dit is een klasse I relatie met crowding in het onderfront en een klasse II relatie zonder crowding in het onderfront.
  • Profiel
    Een convex profiel is gunstig wanneer er gekozen wordt om het diasteem te sluiten. Het is van belang om te kijken naar de nasolabiale hoek. Wanneer deze hoek groot is dan zal deze hoek toenemen bij het sluiten van het diasteem. Wanneer een incisief 1 millimeter naar dorsaal wordt verplaatst dan zal de lip zich ook 0,75 millimeter naar dorsaal verplaatsen.
  • Kleur en vorm van cuspidaten
    De cuspidaten moeten globaal dezelfde kleur hebben om het esthetisch fraai te houden. Eventueel kan er gebleekt worden. Bij voorkeur gaat het om een smalle cuspidaat omdat de glazuurcementgrens beter past bij de morfologie van een laterale incisief. Om van een incisief een cuspidaat te maken is redelijk wat tandweefselpreparatie nodig. Uit een onderzoek blijkt dat deze weefselafname weinig gevolgen heeft voor het element. Van 37 getransformeerde elementen verkleurde er slechts één. Alle elementen bleven vitaal.
  • Lachlijn
    Tijdens het lachen is de gingiva vaak zichtbaar. De gingivalijn is belangrijk voor de esthetiek. Door de centrale incisieven te intruderen en de cuspidaten te extruderen ontstaat er een mooie gingivalijn. Een andere optie is het chirurgisch corrigeren van de gingiva.

2. Diasteem openen
In sommige gevallen is het sluiten van het diasteem niet mogelijk, bijvoorbeeld bij een klasse III relatie. In dit geval moet er gekozen worden om de diastemen te openen. Het gaat altijd om een lang behandeltraject. Het is verstandig om de patiënt hier zo vroeg mogelijk van op de hoogte te stellen. Openen van een diasteem gaat in de volgende stappen.

  1. Orthodontie
    De kaken worden opgelijnd. Het is belangrijk om gebruik te maken van een orthodontische set-up.
  2. Osteotomie
    De klasse III relatie wordt gecorrigeerd naar een klasse I relatie.
  3. Implantologie
    Ter plaatse van de diastemen worden implantaten geplaatst.

Hoe breed moet dat diasteem worden?
Er zijn verschillende manieren om de breedte van het diasteem te bepalen. De gouden-standaard-verhouding tussen de centrale incisief en de laterale incisief is 1:0,618. Ook kan er gebruik worden gemaakt van een Bolton analyse. Het makkelijkst is het maken van een waxup. De breedte van het diasteem is ook afhankelijk van de definitieve voorziening die vervaardigd zal worden: een brug of een implantaat.

Definitieve voorziening: een element-gedragen restauratie of een implantaat-gedragen restauratie?
Er zijn veel opties voor het opvullen van het diasteem. Opties zijn het vervaardigen van een etsbrug, glasvezelversterkte brug, conventionele brug, cantileverbrug of het plaatsen van een implantaat. Bij de keuze van deze definitieve voorziening moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. Occlusie en frontrelatie
    Vooral bij het vervaardigen van bruggen is het belangrijk dat de beet gelicht wordt en er goede frontale afsteuning is. Er mag geen sprake zijn van een diepe beet.
  2. Specifieke ruimte
    De ruimte die nodig is voor een implantaat is anders dan voor een adhesiefbrug. Wanneer er een conventionele brug vervaardigd wordt dan moeten de buurelement zo parallel mogelijk aan elkaar gepositioneerd worden.
  3. Restauratieve status buurelement
    Wanneer de buurelementen gaaf zijn dan kan er beter niet gekozen worden om een conventionele brug te vervaardigen. Een betere optie is dan een etsbrug of implantaat.

Implantologie
De meest gekozen optie is het plaatsen van een implantaat. Het voordeel is dat het buurelement niet aangetast wordt en daarnaast is er sprake van een hoog succespercentage. Een implantaat heeft echter ook nadelen en risico’s. Het plaatsen van een implantaat is een invasieve ingreep omdat er bijna altijd te weinig bot aanwezig is. Dit heeft zowel invloed op de behandeling als op het eindresultaat. De esthetische uitkomst is variabel.

Ook stopt niet in alle gevallen de groei rond het 18e levensjaar, vooral jongens groeien langer door. Door het te vroeg plaatsen van een implantaat kan er op latere leeftijd een diasteem ontstaan tussen de centrale incisief en het implantaat. Dit is het gevolg van transversale groei en mesiale drift.

Bij het te vroeg plaatsen van een implantaat kan ook de buccale gingiva gaan doorschemeren. Dit is een gevolg van saggitale groei. Bij mannen stopt dit pas na 20-22 jarige leeftijd. Verticale groei kan zorgen voor een toename in afstand tussen de incisaallijn van de centrale incisief en het implantaat.
Een implantaat moet dus niet te vroeg geplaatst worden, zeker niet bij mannen. Een andere contra-indicatie is de afwezigheid van incisale afsteuning en een afwijkend groeitype (longfaces).

3. Diasteem verplaatsen

Het voordeel van het verplaatsen van een diasteem is dat het esthetische risico kleiner is. Er wordt bijvoorbeeld een implantaat geplaatst ter plaatse van een premolaar in plaats van de laterale incisief.

Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat orthodontisch sluiten tot meer tevredenheid leidt dan het vervaardigen van een prothetische voorziening. Ook komen er parodontaal meer problemen voor bij een prothetische voorziening. Orthodontisch sluiten is de meest voorspelbare behandeloptie. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de nasolabiale hoek en met de risico-groepen. Interdisciplinair overleg is belangrijk bij het behandelen van patiënten met een agenetische laterale bovenincisief.

Dr. Marijn Créton is tandarts-maxillofaciaal prothetist en sinds 2000 verbonden aan het UMC Utrecht.
Tussentijds was zij werkzaam als docente aan de Internationale Universiteit van Barcelona te Spanje (2003-2004). Haar klinische werkzaamheden in het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde Utrecht bestrijken het volledige werkgebied van de bijzondere tandheelkunde, waarbij de aangeboren afwijkingen zoals schisis en oligodontie en oncologie haar bijzondere interesse hebben. Daarnaast startte zij in 2006 een parttime verwijspraktijk. In juli 2012 promoveerde zij op een proefschrift: ‘Severe hypodontia: dental, dentofacial, osseous and genetic aspects.’ Sinds 2008 is ze bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Gnathologie en Prothetische tandheelkunde.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres De tand in al z’n facetten, georganiseerd door NVT – NVvE – NVVRT – NVvK – VvO – NVMKA – RTV – NVM

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Orthodontie, Restaureren, Thema A-Z

Nieuwe richtlijn infectiepreventie beschikbaar

De herziene Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken is begin april ingegaan. De richtlijn is gericht op preventie van zorggerelateerde infecties bij patiënten en ook op het voorkomen van (beroeps)ziekten bij de mondzorgverlener en zijn team.

Wat zijn nu de verschillen met de oude richtlijn van 2007?
We vroegen dit aan Teun Rietmeijer, voorzitter van de Werkgroep Infectie Preventie Mondzorg.
“In de nieuwe richtlijn is meer uitgeschreven zodat mondzorgprofessionals minder hoeven te zoeken naar de juiste werkwijze. In hoofdstuk 1 van de richtlijn is een samenvatting gegeven van de wijzigingen van de nieuwe richtlijn vergeleken met de oude richtlijn van 2007. Ook bevat de richtlijn een samenvatting per hoofdstuk. De rest van de informatie is verdere uitleg”

Recap verbod en waterkwaliteit
“Er zijn twee grote veranderingen in de nieuwe richtlijn: het recap verbod en de richtlijnen voor waterkwaliteit in hoofdstuk 10. Het recap verbod komt voort uit wetgeving van de Europese Unie uit 2012 en is daardoor opgenomen in de richtlijn. De toevoeging van de richtlijnen voor waterkwaliteit volgt uit de waterwet van 2010.

Er zijn diverse kleinere aanpassingen, zoals het verbod op het dragen van nagellak en schoenen die van boven open zijn. Verder zijn alle infectieziektes beschreven en is nu duidelijk wanneer je als mondzorgprofessional niet mag werken. De nieuwe richtlijn is veel toegankelijker dan de oude versie. Er is geen discussie meer over wat nu wel en niet is toegestaan: alles is gemakkelijk terug te vinden.”

Bekijk een overzicht van de verschillen ten opzichte van de richtlijn van 2007

Lees meer over: Praktijkhygiëne, Thema A-Z

Oproep: Vragenlijst Kennisagenda Mondzorg voor verbetering tandheelkunde

Het nemen van beslissingen over behandelingen is niet altijd even simpel. Verschillende bronnen geven verschillende informatie, die dan vaak ook weer afwijken van uw eigen kennis of ervaring. Deze kloof tussen praktijk en theorie lijkt steeds groter te worden, terwijl meer overeenkomst hiertussen zou kunnen zorgen voor een hogere kwaliteit mondzorg en meer maatschappelijke waarde van gedaan onderzoek.

Kennisagenda Mondzorg
Het opstellen van een kennisagenda zou dit kunnen verbeteren, waarin mondzorgprofessionals zelf kunnen meedenken over belangrijke onderwerpen en vraagstukken. Meer wetenschappelijk onderzoek zou dit kunnen vergemakkelijken, alleen moeten wetenschappers hier natuurlijk wel voor weten wát er precies onderzocht moet worden.

Belangrijke onderwerpen
Het Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) inventariseert waar de meeste mondhygiënisten en tandartsen nou precies tegenaan lopen en probeert zo een lijst op te stellen met de verschillende onderwerpen die het meest aan toekomstig wetenschappelijk onderzoek hebben. Deze lijst zal de Kennisagenda Mondgezondheid vormen.

Vragenlijst
Om deze kennisagenda zo goed mogelijk te vormen en zo compleet mogelijk te maken heeft mondzorg 2020 een oproep uitgezet om zoveel mogelijk tandartsen, mondhygiënisten, (klinisch) tandprothetici, MKA-chirurgen en orthodontisten een vragenlijst te laten invullen. Op deze manier kan de Kennisagenda Mondgezondheid zo representatief mogelijk worden. Achter de kennisagenda zit een projectteam van drie artsen en professoren.

De vragenlijst is gesloten.

Bron: Mondzorg2020.nl

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z

Water drinken tegen slechte adem

Nieuw onderzoek beweert dat elke dag beginnen met een glas water een goede manier is om slechte adem te weren.

60% minder bacteriën
Het Nederlandse onderzoek, dat werd gepubliceerd in het International Journal of Dental Hygiene, heeft aangetoond dat je dag beginnen met het drinken van of spoelen met een glas water tot wel 60% van de bacteriën die bijdragen aan een slechte adem kan verwijderen.
De studie werd uitgevoerd door E. van der Sluijs, D.E. Slot, E.W.P. Bakker en G.A. van der Weijden.

Geen uitsluitsel
De studie heeft aangetoond dat water drinken kan helpen, wat helaas niet betekent dat dit een slechte adem ook echt kan bannen. Michaela ONeill, voorzitter van de British Society of Dental Hygiene and Therapy zegt: “Een glas water elke ochtend spoelt de bacteriën die een slechte adem veroorzaken weg, maar dat betekent niet dat dit gelijk alle problemen oplost.” ONeill legt ook uit dat een effectieve mondverzorgingsroutine vooral van groot belang is.

Bron: The International Journal of Dental Hygiëne 

Lees meer over: Halitose (slechte adem), Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Cariësdiagnostiek: waarom wachten op cavitatie?

Cariësdiagnostiek
Cariësdiagnostiek is het beslisproces van het vaststellen van het cariësrisico van de patiënt gecombineerd met de vroegtijdige detectie en de cariësactiviteit van de laesie.
Indien het zorgdoel van de patiënt ‘behoud’ is dan moet deze cariësdiagnostiek elke keer weer opnieuw uitgevoerd worden, onafhankelijk van de leeftijd van de patiënt.

Cariësrisico-schatting

– Risicofactoren
Het risico kan ingeschat worden aan de hand van de volgende risicofactoren:
– Plaque
– Frequentie van suikerconsumptie
– Speekselsecretie en buffercapaciteit
– Fluoride gebruik
Het vaststellen van risicofactoren leidt echter niet altijd tot een betrouwbare inschatting van het cariësrisico. Dit komt doordat de factor ‘tijd’ ontbreekt.

– Risico-indicatoren
Risico indicatoren voor het melkgebit zijn: eerder doorgemaakte cariës(laesies), support van ouders en de sociaal economische status. Voor het blijvende gebit zijn dit: DMFS (cariësverleden), de klinische blik van de tandarts en de pit en fissuren morfologie.

Behandelen aan de hand van cariësrisico-schatting
Het NOCTP (Non-operative caries treatment program) is gebaseerd op de inschatting van het cariësrisico. Aan de hand van deze inschatting wordt bepaald wanneer iemand terug moet komen voor een periodiek mondonderzoek.
Risico indicatoren zijn onder andere: inadequate medewerking ouders, actieve laesies, stadium eruptie molaren en cariës in doorbrekende molaren.

Cariësdetectie
Vroege detectie van cariëslaesies is belangrijk. Om goede diagnostiek te kunnen uitvoeren is het van belang dat het tandoppervlak schoon en droog is. Initiële laesies zijn namelijk alleen zichtbaar op een droog tandoppervlak.

ICDAS (international caries detection and assessment system)
Het ICDAS score systeem kan gebruikt worden om cariëslaesies te in te delen. Het score-systeem kan gebruikt worden tijdens periodieke controles.
1- Gezond en gaaf tandweefsel.
2- Eerste visuele veranderingen van het glazuur, alleen zichtbaar bij droogblazen.
3- Visuele veranderingen van het glazuur, ook zichtbaar wanneer het element vochtig is.
4- Lokaal glazuurafbraak waarbij het dentine niet (zichtbaar) betrokken is.
5- Glazuur afbraak met onderliggende donkere verkleuring afkomstig van het dentine.
6- Cavitatie met zichtbaar dentine.
7- Grote cavitatie met zichtbaar dentine.

Röntgendiagnostiek
Naast de klinische diagnostiek is het belangrijk om röntgenopnames te maken om approximale laesies te kunnen detecteren. Occlusale laesies zijn niet goed genoeg te beoordelen op een röntgenopname.

Geavanceerde detectiemethoden
Ook zijn er nieuwe detectiemethoden ontwikkeld zoals de kavo diagnocam, soprocare en de QLF (quantitative light-induced fluoresecence). Deze detectiemethoden moeten zich echter nog bewijzen.

Cariësmanagement
Aan de hand van de volgende punten kan er een behandelstrategie bedacht worden:
1. Vaststellen van cariësrisico van de patiënt. Speekselsecretie speelt hierbij een rol.
2. Detectie eerste klinische tekenen van een cariëslaesie.
3. Vaststellen van de activiteit van de laesie.
4. Herstel balans de- en remineralisatie door het beïnvloeden van causale factoren (mondhygiëne, fluoride gebruik, dieet).

Dr. Guus van Strijp
Guus van Strijp studeerde in 1978 af aan de Universiteit Utrecht. Naast zijn praktijk promoveerde hij in 1996 aan de Universiteit van Amsterdam op het onderwerp ‘Bacterial colonization and degradation of dentine’. Thans is hij universitair hoofddocent en voorzitter van de sectie Cariologie Endodontologie Pedodontologie van ACTA. Hij coördineert het onderwijs in de cariologie en pedodontologie binnen ACTA en geeft onderwijs aan tandheelkundige, mondzorgkundige en post-initiële opleidingen. Naast zijn onderwijstaak geeft hij veel cursussen en houdt hij zich bezig met onderzoek naar cariëspreventieve middelen en naar aspecten van dentinecariës. Hij publiceert hierover regelmatig in (inter)nationale tijdschriften.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van dr. Guus van Strijp tijdens het congres Diagnostiek van Bureau Kalker.

Lees meer over: Cariës, Mondhygiëne, Mondhygiëne, Thema A-Z

Europees alarm systeem voor niet goed functionerende tandartsen

Het is nu door heel Europa mogelijk om tandheelkundige professionals die eerder werden geband om in een Europees land aan het werk te gaan gelijk te herkennen, door invoering van het European Alert Mechanism.

Melding
Het alarm systeem werd op 18 januari ingevoerd en zorgt ervoor dat binnen drie dagen nadat een tandarts is verboden te werken, maatregelen is opgelegd of geschorst, dit bekend wordt in Europa (European Economic Area, EEA). Op deze manier worden patiënten zoveel mogelijk weerhouden van het krijgen van een onveilige tandheelkundige behandeling.

Hogere standaarden
Dr. Nigel Carter, van de British Dental Health Foundation: “Ook wordt op deze manier voorkomen dat tandheelkundigen die onveilige praktijken uitvoeren niet in staat zijn om door te gaan met hun slechte praktijken door simpelweg naar een andere plek in Europa te verhuizen. Hopelijk lijdt dit tot hogere standaarden in de Europese tandheelkunde.

Tandartstoerisme
Het systeem identificeert tandheelkundigen en hun eventuele restricties. Achtergrondinformatie wordt niet direct gegeven, maar kan wel worden opgevraagd. Op deze manier kunnen hopelijk veel gevallen van tandartstoerisme en daarmee vele risico’s worden voorkomen.

Bron:
British Dental Health Foundation

Lees meer over: Actueel, Kennis, Kwaliteit, Thema A-Z

Voorkomen is beter dan genezen: project Europese Unie

De Europese Unie heeft een project in gang gezet, waarin de beste onderzoekers uit verschillende landen samen aan de slag gaan om de tandheelkundige preventieve zorg te verbeteren.

Toekomstige focus op preventie
Op dit moment ligt de focus in de tandheelkunde voornamelijk op het repareren van tanden of het bieden van kunstgebitten. Door dit nieuwe project is het de bedoeling dat dit gaat veranderen. De Europese Unie investeert 6 miljoen in een internationaal onderzoeksteam om nieuwe concepten voor de tandheelkunde te ontwikkelen en om manieren te onderzoeken om steeds meer op preventie te kunnen focussen.

Bezuinigingen
Naast dat meer preventieve maatregelen goed zouden zijn voor de gebitten van individuele patiënten zou op deze manier ook veel geld kunnen worden bespaard. Op dit moment wordt in Europa jaarlijks zo’n 79 miljard euro uitgegeven aan dentale ingrepen. Met betere preventieve zorg zouden ongelooflijk veel van deze ingrepen voorkomen kunnen worden.

Wereldwijde verbetering
“Dit gezamenlijke project is een goed voorbeeld van hoe een samenwerking tussen universiteiten, publieke en private sectoren, en meerdere landen kan helpen met het verbeteren van de tandheelkundige zorg in een geheel continent. We hopen zo ook anderen te inspireren en uiteindelijk het wereldwijde tandheelkundige systeem te kunnen verbeteren.”, aldus projectcoördinator Professor Dr. Helen Whelton, decaan van de Leeds Dental School aan de University of Leeds.

Meer informatie over het project is hier te vinden.

Bron:
Klinikum

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Nieuwe methode versneld hersteltijd na operatie keel- en mondkanker

Canadese artsen hebben een chirurgische techniek ontwikkeld die het herstel na de operatie van keel- en mondkanker versnelt.

Mondkanker
Door de combinatie van tabak, alcohol en het humaan papillomavirus (HPV) is het aantal mondkanker-patiënten in de afgelopen tien jaar met een derde toegenomen. Bij negen van de tien patiënten staat de ziekte in verband met de leefstijl en andere risicofactoren.

Nieuwe methode
Keel-en mondkanker worden vaak behandeld met chemotherapie en bestralingen, maar dat gaat gepaard met ongewenste bijwerkingen. Met de nieuwe techniek kan de chirurg via de mond een tumor uitsnijden met behulp van een laser en een microscoop. Hierdoor kan de hersteltijd na een operatie verkorten. De nieuwe methode wordt in Canada sinds 2002 getest.

Bron:
CBC News

Lees meer over: Chirurgie, Thema A-Z
zzp

Tandheelkundige zzp’ers op vierde plaats best verdiendende zzp’ers

Tandheelkundige zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) staan op de vierde plaats van best verdienende zzp’ers. Zij hebben gemiddeld een ondernemersinkomen van 74.500 euro per jaar. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. Hierbij werd het gemiddelde ondernemersinkomen vergeleken. Dit is het ondernemersinkomen waar de ene helft van de zzp’ers boven en de andere helft onder zit.

Op de eerste plaats van meest verdienende zzp’ers staan medisch specialisten, met een gemiddeld ondernemersinkomen van 150.000 euro per jaar.

Top 10 meest verdiendende zzp’ers
1. Medisch specialisten
2. Dienstverlening voor scheepvaart
3. Apotheken
4. Tandheelkundige praktijken
5. Praktijken van huisartsen
6. Rechtskundige dienstverlening
7. Adviesbureaus op het gebied van IT
8. Overige kredietverstrekking
9. Financiële holding
10. Holdings, interne concerndiensten

Bron:
CBS

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z, ZZP-er

Preventie: de samenwerking tussen tandarts, preventieassistent en mondhygiënist in beeld

Hoe verloopt de samenwerking bij preventie tussen tandarts, preventieassistent en mondhygiënist?
Lieneke Steverink, mondhygiënist en docent voor preventie assistenten, stelde een online vragenlijst op die door 600 mondzorgprofessionals werd ingevuld. Een overzicht van de uitkomsten voor samenwerking, controle, begeleiding en doorverwijzing.

Vorig jaar werden via het internet vragenlijsten verspreid onder tandartsen, mondhygiënisten en preventieassistenten over samenwerking in de praktijk op het gebied van preventie. 82 tandartsen verspreidt over heel Nederland vulden de vragenlijst in, zo ook 254 preventieassistenten en 264 mondhygiënisten.

Het merendeel van de ondervraagde tandartsen (54,9%) werkt intern samen met assistenten, (paro)preventieassistenten en mondhygiënisten. 17,1% werkt intern met tandartsen en assistenten samen, 8,5% werkt enkel met assistenten samen, 8,5% met assistenten en mondhygiënisten, 7,3% met assistenten en preventieassistenten en 3,7% met assistenten, preventie- en paropreventieassistenten. Daaruit blijkt dat een kwart van de ondervraagde tandartsen zonder preventieassistent en/of mondhygiënist werkt en 37% zonder interne mondhygiënist. Bijna 60% van de ondervraagde tandartsen werkt met een externe mondhygiënist samen.

Wie is de specialist in preventie?
De NVM, KNMT en ANT geven in hun communicatie aan de mondhygiënist de specialist in preventie te vinden.

Antwoord tandartsen
De vraag ‘Wie is volgens u specialist in preventie?’ werd als volgt beantwoord door de tandartsen die deelnamen aan het onderzoek:

  • De mondhygiënist – 50,0%
  • De tandarts – 31,7%
  • De (paro)preventieassistent – 18,3%

Opmerkelijk hierbij is dat de (paro)preventieassistent en de tandarts zo hoog scoren gezien de uitspraken van de NVM, ANT en KNMT. De (paro)preventieassistent werkt onder eindverantwoordelijkheid van de tandarts of mondhygiënist. Het zou logisch zijn als de tandarts en mondhygiënist meer kennis en kunde zouden hebben dan de (paro)preventieassistent. Het lijkt zo alsof er tandartsen zijn die zichzelf minder hoog inschatten op gebied van preventie dan hun medewerkers die ze zouden moeten aansturen en/of voorbij gaan aan de rol van de mondhygiënist.

Mondhygiënisten leren in de opleiding om diagnoses en ook prognoses te stellen, zeker op het terrein van parodontitis. Mondhygiënisten kunnen zodoende de tandarts informeren over de conditie van weefsels op basis waarvan de tandarts kan beslissen of extractie en kronen mogelijk zijn. Mondhygiënisten ervaren soms problemen in hoe serieus ze hierin worden genomen door de tandarts.

Tandartsen gaven antwoord op de volgende vraag: In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling? Een mondhygiënist heeft meer verstand van parodontitis dan de tandarts. De tandartsen antwoordden:

  • 32,9 % – Totaal oneens
  • 30,5 % – Enigszins oneens
  • 18,3 % – Neutraal
  • 14,6 % – Enigszins eens
  • 3,7% – Totaal eens

Uit de antwoorden van dit online onderzoek blijkt dat veel tandartsen de mondhygiënist niet zien als iemand die meer verstand heeft van parodontitis dan de tandarts.

Antwoord preventieassistenten
Dezelfde vraag – wie is volgens u de specialist in preventie? – werd aan 254 preventieassistenten uit het hele land gesteld. Zij antwoordden als volgt:

  • De tandarts – 15%
  • De mondhygiënist – 55%
  • De (paro)preventieassistent – 29,9%

De (paro)preventieassistenten zien de mondhygiënist meer als specialist in preventie dan de tandarts.

Wellicht is er verwarring rondom het woord ‘preventie’, want dit woord kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Aan de hand van deze antwoorden verwacht je dat de preventieassistent liever begeleid zouden worden door de mondhygiënist dan door de tandarts. Wordt dit in de praktijk gedaan? Wie bespreekt zijn patiënten met de mondhygiënist? 55% van de preventieassistenten zou in elk geval graag nauw willen samenwerken met een mondhygiënist en slechts 8,7% niet.

Controleren
De onderzoeksdeelnemers gaven de volgende antwoorden op de vraag wie een gebitsreiniging en/of DPSI van zijn collega controleert.

  • 7% van de preventieassistenten laat zijn werk (gebitsreiniging en/of DPSI) controleren door de mondhygiënist.
  • 2,4 % van de tandartsen laat dit werk door de mondhygiënist doen.
  • 64,6% van de preventieassistenten zegt dat de tandarts de gebitsreiniging en/of DPSI controleert.
  • Maar liefst 28% van de preventieassistenten zegt dat hun werk nooit wordt gecontroleerd terwijl de tandarts en/of mondhygiënist de eindverantwoordelijke is. Verwarrend is dat slechts 3% van de ondervraagde tandartsen die samenwerken met een preventieassistent aangeeft dat zij de preventieassistent nooit controleren.
    Wellicht hebben preventieassistenten het niet in de gaten als zij gecontroleerd worden door de tandarts. Het zou kunnen zijn dat de tandarts het werk van de preventieassistent controleert als de patiënt bij de tandarts in de stoel ligt.

Begeleiding

  • 7,3% van de ondervraagde tandartsen vindt dat de preventieassistent helemaal niet begeleid hoeft te worden.
  • 28% van de tandartsen zegt dat de preventieassistent door de mondhygiënist begeleid zou moeten worden.

Dit komt niet overeen niet met de percentages die de preventieassistenten zelf geven.
Maar liefst 24,8% van de preventieassistenten vindt dan ze hun werk geheel zelfstandig kunnen doen en 36,6% vindt dat ze dit enigszins kunnen. 26% vindt dat ze hun werk niet zelfstandig kan doen.

Wettelijk kan een preventieassistent niet als zelfstandige werken maar wel zelfstandige handelingen doen. De preventieassistente beschikt daarom ook niet over een persoonlijke AGB-code. Je zou verwachten dat de preventieassistent in de dagelijks praktijk flink gecontroleerd en begeleid wordt.

Hoe vaak bespreekt de preventieassistent patiënten met de mondhygiënist?
Op deze vraag gaven de preventieassistenten de volgende antwoorden:

  • Slechts 8,7% bespreekt al zijn patiënten met de mondhygiënist
  • 68,1% doet dit alleen bij bijzonderheden
  • 23,2% bespreekt zijn patiënten nooit met de mondhygiënist
  • Hierbij moet wel opgemerkt worden dat er bij 27,6% van de preventieassistenten geen mondhygiënist in de praktijk aanwezig is en het doorspreken van een patiënt niet mogelijk is.

    Bespreekt de preventieassistent dan een patiënt met de tandarts? Tandartsen gaven de volgende antwoorden op de vraag “Bespreekt u de patiënten met uw ondersteunend personeel”

  • 18,3% – Nee, mijn medewerkers hebben geen patiënten
  • 2,4% – Nee, ik bespreek nooit patiënten met mijn medewerkers
  • 47,6 % – Ja, ik bespreek patiënten met mijn medewerkers als er iets speciaals is
  • 31,7% – ja ik bespreek patiënten altijd met mijn medewerkers

Samenwerking mondhygiënist en preventieassistent
Van de 264 ondervraagde mondhygiënisten zegt 66% dat er een preventieassistent in de praktijk aanwezig is. Toch heeft 42,8% van de gehele groep mondhygiënisten absoluut niet het idee samen te werken met de preventieassistent. Slechts 16,7% heeft echt het idee dat er samengewerkt wordt.

Gelukkig wil 40,9% van de ondervraagde mondhygiënisten de preventieassistent heel graag begeleiden en 39,8% enigszins. 9,5% ziet dit niet zitten. 84,5% van de mondhygiënisten geeft zelfs aan dat preventieassistenten altijd bij hun kunnen aankloppen als ze met een vraag zitten.
Preventieassistenten hebben echter niet allemaal het gevoel dat ze met al hun vragen bij de mondhygiënist terecht kunnen: 17,7% vindt dat ze niet bij de mondhygiënist terecht kan voor vragen. 48% heeft gelukkig dit gevoel wel. Slechts 9,1% van de ondervraagde mondhygiënisten vindt dat de preventieassistent genoeg hulp vraagt.

Vindt u dat de preventieassistent genoeg hulp vraagt?
Antwoorden gegeven door mondhygiënist

  • 9,1% Totaal eens
  • 12%  Eniszins eens
  • 29,9% Neutraal
  • 26,5%Totaal oneens
  • 22,3% Enigszins oneens

Titelmisbruik
Een grote doorn in het oog van mondhygiënisten is titelmisbruik: een preventieassistent die aangeeft mondhygiënist te zijn. De deelnemers van het onderzoek gaven de volgende antwoorden op dit punt.

  • 3,1% van de ondervraagde preventieassistenten zegt zich mondhygiënist te (laten) noemen en 18,5% zegt dat dit wel eens voorkomt.
  • Volgens 20,5% van de preventieassistenten komt het vaak voor dat patiënten hen mondhygiënist noemen zonder dat de praktijk die indruk wekt. Bij 69,1% komt dit wel eens voor.

Het is dan ook niet vreemd dat 25,4% van de ondervraagde mondhygiënisten heel vaak meemaakt dat de preventieassistent zich mondhygiënist heeft (laten) noemen. 39,8% maakt dit af en toe mee en 34,8% maakt dat totaal niet mee. Toch geeft 70% van de ondervraagde tandartsen aan nog nooit te hebben meegemaakt dat de preventieassistent zich mondhygiënist heeft (laten) noemen. Dit is dus een groot verschil met de ervaring van de mondhygiënist.

Het lijkt erop dat vooral patiënten hardnekkig mondhygiënist blijven zeggen tegen preventieassistenten en dat mondhygiënisten dit opvatten als titelmisbruik. Toch blijft het aantal preventieassistenten dat zich (wel eens) mondhygiënist (laten) noemen vrij groot aangezien het wettelijk verboden is. Slechts 15% van de ondervraagde tandartsen geeft namelijk aan dat ze nooit uitleg geeft over het verschil tussen de preventieassistent en de mondhygiënist. De andere ondervraagde tandartsen geven aan dit vooral mondeling te verduidelijken maar een deel doet dit enkel als de patiënt om uitleg vraagt. Bij 9,8% van de tandartsen staat het op de website uitgelegd of ligt in de wachtkamer een uitleg.

Houden aan bevoegdheden
47% van de ondervraagde mondhygiënisten krijgt het idee dat de preventieassistent werk moet doen wat hij/zij niet aankan en 35,6% heeft die indruk enigszins. Meer dan driekwart denkt dus dat preventieassistenten werk doen waarvoor ze niet bekwaam zijn. Preventieassistenten zijn opgeleid om te behandelen in de DPSI-categorie A.

Welke patiënten verwijst de tandarts naar de preventieassistent?

  • 25,6% van de ondervraagde tandartsen verwijst niet naar de preventieassistent
  • 47,6% verwijst alleen bij categorie A
  • 19,5% verwijst ook bij categorie B naar de preventieassistent en
  • 7,3% zelfs bij categorie C.

Van de naar de preventieassistent verwijzende tandartsen, verwijst 36% een te hoge categorie door. Maar dit komt niet overeen met de antwoorden van de preventieassistenten. Slechts 25,6% van de preventieassistenten gaf aan alleen categorie A te behandelen. Iets minder dan driekwart van hen behandelt dus een te hoge DPSI. 23% behandelt zelfs categorie C.

Het is daarom niet vreemd dat maar 32% van de ondervraagde mondhygiënisten vindt dat ze via de preventieassistent tijdige verwijzingen krijgen.

Tijdens de Dag van de Preventieassistent vertelden preventieassistenten in de zaal dat dit komt doordat patiënten niet naar de mondhygiënist willen omdat ze een vertrouwensband hebben opgebouwd met hun preventieassistent en ook wegens te weinig financiële middelen van sommige patiënten.

Daarnaast gaven preventieassistenten aan dat ze zich gedwongen voelen door de tandarts om niet door te verwijzen naar de mondhygiënist: 13,5% van de ondervraagde preventieassistenten gaf aan dat ze zich regelmatig, vaak of altijd gedwongen voelt om behandelingen uit te voeren waarvoor ze niet zijn opgeleid en/of ze zich niet bekwaam in voelen.

Doorverwijzen ASA-scores
Doorverwijzing bij ASA-scores laat een vergelijkbaar beeld zien. De preventieassistent wordt opgeleid om gezonde patiënten te behandelen en toch verwijst maar liefst 13,4% van de tandartsen zelfs ASA score 4 aan de preventieassistent door en vindt zelfs 39% van de tandartsen dat de mondhygiënist dit prima aankan. Dat is vreemd want in deze score is het enkel verantwoord om acute hulp te verlenen. 28% van de tandartsen vertrouwt alleen ASA 1 aan preventieassistenten toe en 2,4% aan mondhygiënisten. 45% van de tandartsen vindt dat preventieassistenten ASA 1 en 2 prima aan kunnen. 20,7% vertrouwd dit aan de mondhygiënist toe. Ook score 3 wordt door 13,4% van de ondervraagde tandartsen nog aan de preventieassistent toevertrouwd en 37,8% verwijst deze patiënten naar de mondhygiënist.

Lengte opleiding
Nog een heet hangijzer is de lengte van de opleiding van de preventieassistenten. 27,6% van de preventieassistenten vindt deze opleiding niet lang genoeg in tegenstelling tot de 33% die het wel lang genoeg vindt. Van de ondervraagde tandartsen geeft 41,5% aan dat ze de opleiding onvoldoende lang vindt, 30,5% vindt het wel voldoende lang. Van de ondervraagde mondhygiënisten vindt zelfs 79,5% dat de opleiding onvoldoende lang is tegenover 6,5% die het wel voldoende lang vindt.

Ondanks het verschil in opleiding geven mondhygiënisten op diverse social media aan over de paro-preventieassistent te struikelen en voelen ze de hete adem van hen op de banenmarkt. Sommige mondhygiënisten geven aan dat ze veel minder verwijzingen zouden krijgen door de komst van deze kracht. De mondhygiënist lijkt zich toch niet zoveel zorgen te hoeven maken over hoe de tandartsen de preventieassistent inschatten. Aan de tandartsen werd gevraagd in hoeverre ze het eens zijn met de volgende stelling: De paro-preventieassistent heeft dezelfde kennis en kunde als de mondhygiënist.

  • 53,7% – Totaal oneens
  • 23,2% – Enigszins oneens
  • 11,0% – Neutraal
  • 9,8% – Enigszins eens
  • 2,4% – Totaal eens

De vragenlijst is geenszins een wetenschappelijk onderzoek maar uitslag van een online vragenlijst. Ik denk wel dat de uitkomsten van de vragenlijst aanzet zouden kunnen geven tot nader onderzoek en/of tot verder nadenken.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z

Yoga voor mondzorgprofessionals

Mondzorgprofessionals krijgen elke dag met fysieke, mentale en emotionele uitdagingen te maken. De omgang met angstige patiënten, lange tijden zittend doorbrengen, de angst van het bezitten van een praktijk enzovoort kunnen soms even allemaal teveel worden en leiden tot angst, boosheid en soms zelfs depressies. Er zijn uiteraard meerdere mogelijkheden om hiermee te kunnen leren omgaan, en een daarvan is yoga.

Technieken van yoga
De basis van allerlei verschillende vormen van yoga is het synchroniseren van het lichaam en de ademhaling. De ademhaling wordt in een bepaald ritme gebracht, wat met verschillende technieken kan worden gedaan. Elke techniek kan worden gebruikt om verschillende effecten te bereiken. De meest bekende is het diep in- en uitademen, waarbij de in- en uitademing even lang duren.

Fysieke voordelen
Dit brengt meerdere fysieke en mentale voordelen met zich mee. Fysieke voordelen kunnen zijn het ontgiften en ontspannen van het lichaam, en meer flexibiliteit. Ook kunnen door middel van yoga onder andere de longen, het hart en het immuun systeem worden versterkt. Yoga kan ook bijdragen aan betere slaap, een lager bloedsuiker niveau en versterking van de botten.

Mentale voordelen
Naast fysieke voordelen, brengt yoga ook veel mentale voordelen met zich mee, zoals een betere concentratie en meer bewustzijn van het heden. Hierdoor wordt de kans kleiner om in stressvolle tijden een negatieve uitbarsting te krijgen, en wordt het veel makkelijker om hier rustig en goed mee om te gaan.

David Hennington, 25 jaar actief als tandarts, 15 jaar actief in yoga, adviseert elke mondzorgprofessional om eens kennis te maken met yoga, om zelf te ervaren hoe dit een positieve uitwerking kan hebben op zowel het werk- als privé leven.

Bron: Hygienetown

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z