Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: diagnostiek

Tandartsen worden steeds vaker geconfronteerd met ernstige glazuuraantasting van niet-carieuze aard onder adolescenten. Een cursusverslag. Deel 2: diagnostiek.

Stappen bij diagnostiek van gebitsslijtage
Voordat u aan een behandeling begint is het belangrijk om uitgebreide diagnostiek te verrichten bij de patiënt. Dit is onder andere belangrijk voor de keuze van de behandeling en bewustwording van de patiënt over de etiologie en ernst van de gebitsslijtage.

Tandheelkundig onderzoek

  • Anamnese (tandheelkundig, medisch)
  • Intra-/extra-oraal onderzoek
  • Lichtfoto’s gebitsmodellen
  • Röntgenfoto’s

Medische anamnese

Medische geschiedenis

  • Algemene medische anamnese.
  • Maagzuur: behandelingen aan de maag, regurgitatie, veelvuldig braken of boeren.
    * Medicijngebruik
  • Zuurgraad (vitamine C, aspirine)
  • Invloed op secretie en buffercapaciteit speeksel (oncologie patiënten).
  • Invloed op bruxisme (XTC, antidepressiva).

Tandheelkundige anamnese

 

  • Voedingsanamnese
  • Mondhygiëne procedures
  • Parafuncties (bruxisme, klemmen, nagelbijten)
  • Levensinrichting (beroep, hobby’s, sport)

Visuele beoordeling van modellen
Er is geen goede klinische score-methode om progressie vast te leggen.

  • Kwantitatief onzorgvuldig
  • Slijtage vaak al gekoppeld aan etiologie

Een individueel gebitsmodel geeft de meeste informatie voor monitoren van slijtage.

Toot wear index (TWI)
Smith & Knight, 1984

0 – Geen verlies van glazuureigenschappen/contour.
1 – Verlies van oppervlakkige glazuureigenschappen/minimaal contourverlies.
2 – Minder dan 1/3 van het dentineoppervlak wordt blootgesteld.
3 – Meer dan 1/3 van het dentineoppervlak wordt blootgesteld.
4 – Blootstelling van het secundaire dentine/pulpa.

Dilemma’s van slijtage indices?

  • Indices geven alleen weer dat er slijtage is.
  • De etiologische factor is lastig te bepalen.
  • Er is geen eenduidigheid in de beoordeling.
  • Blootliggend dentine is niet betrouwbaar vast te stellen.
  • Restauratief behandelen naar aanleiding van score op index geeft schijnzekerheid, wat kan leiden tot overbehandeling.
  • Geschikt voor screenen.
  • Het geeft geen inzicht in de verschijningsvorm van de slijtage.

Scoren op verschijningsvorm en locatie

 

  • Wat zie je?
  • Geen (direct) oordeel geven over mogelijk etiologische factor(en).
  • Locatie, spreiding in de mond, plaats op het element, klinisch beeld en anamnese bepalen etiologie.

Lees ook de andere verslagen van deze cursus:
1. Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: Oorzaken
3. Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: Wanneer behandelen?

Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de PAOT-cursus Restauratieve behandeling van gebitsslijtage, door dr. B. Loomans, prof. dr. MC Huysmans, dr. N. Opdam, dr. C. Kreulen.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: wanneer behandelen?

Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: wanneer behandelen?

Tandartsen worden steeds vaker geconfronteerd met ernstige glazuuraantasting van niet-carieuze aard onder adolescenten. Een cursusverslag. Deel 3: wanneer behandelen?

Wanneer restauratief behandelen?

Als er een hulpvraag is van de patiënt
Klachten: pijn, esthetiek

  • Als slijtage dermate ver is dat bij wachten prognose mogelijk verslechterd.
  • Pas op voor onnodig behandelen.
  • Hulpvraag Hulpvragen die u zich kunt stellen?
    • Waar heeft de patiënt last van?
    • Wat wil de patiënt?
    • Is die afkomstig van de patiënt of tandarts?
    • Als de patiënt niet overtuigd is:
      – Slechtere acceptatie behandeling.
      – Geen of minder commitment.

    Effectiviteit behandeling

    Restauratieve behandelopties
    Bij nagenoeg volledige dentities:

    • Indirect: kronen, onlays: composiet/keramiek
    • Direct: composiet

    Traditionele indirecte restauraties: kronen

    • Voordelen
      – Vervaardig door tandtechnicus
      – Vormgeving voorspelbaar
    • Nadelen
      – Meer invasief
      – Niet/lastig reparabel
      – Relatief hoge kosten
      – Esthetiek

    Directe composietrestauraties: Maltechniek

    • Voordelen
      – Vormgeving restauraties door opwassen in articulator (tandtechnicus)
      – Stoeltijd mogelijk iets korter
      – Eenvoudiger voor de tandarts
    • Nadelen
      – Mal niet altijd goed te positioneren
      – Approximale vormgeving problematisch
      – Tijdrovend
      – Hogere kosten door opwastechniek

    Beetverhoging is noodzakelijk

    Vanwege gebrek aan ruimte

  • Wanneer beet verzakt is
  • Bij gegeneraliseerd slijtage: volledig opbouwen
  • Benodigde beetverhoging
    • Partieel: Volgens principe van Dahl in het front.
      Door alleen een frontcontact aan te brengen zal occlusie zich herstellen door enerzijds eruptie in de zijdelingse delen en intrusie van het onderfront (Dahl en Krogstad, 1982).
    • Volledig: Bij ‘direct shaping by occlusion’ worden 6 stappen gehandhaafd

    Volgorde behandeling ‘Direct shaping by occlusion’
    1. Putty stops maken in CR/MO in gewenste beethoogte in articulator
    2. Onderfront
    3. Bovenfront
    4. Bovenpremolaren (p1)
    5. Zijdelingse delen onder (34/44 DSO)
    6. P2 en M1/M2 boven (DSO)

    Directe composietrestauraties

    • Voordelen
      – Geen verlies tandweefsel door preparatie
      – Kosten zijn relatief laag
      – Indien nodig eenvoudig aan te passen
    • Nadelen
      – Vereist specifieke vaardigheden operateur

    Combinatie indirect-direct

    Elementen met voldoende ruimte indirect
    – Stabilisatie occlusie
    – Overige elementen direct

  • Minder belastend voor operateur
  • Wax-up (ook voor direct)
  • Wax-up? Vaak te mooi en te weinig massa. De tandtechnieker maakt de opwas vooral esthetisch mooi, wat soms ten koste gaat van de stevigheid die het later biedt.
  • Verhoogd voorspelbaarheid
  • Mogelijkheid met mallen te werken
    – Dieptrekmallen
    – Try-in voor het front
    – Puttymallen
  • Indirecte-directe composietrestauraties
    • Voordelen
      – Enkele restauraties vervaardigd door tandtechnieker
      – Beetverhoging snel en voorspelbaar
      – Stoeltijd korter en de procedure is relatief eenvoudig
    •  Nadelen
      – Vaker preparatie noodzakelijk
      – Kosten hoger dan alleen directe techniek

    Gebitsslijtage: een dynamisch proces

    • Niet permanent op te lossen
    • Mogelijkheden open houden
      -Weefselbesparend werken
    • Eenheid van materiaal
    • Composiet biedt meeste voordelen, indirect of direct

    Restauratieve behandelopties

    • Kies voor minimaal invasief
    • Directe en indirecte technieken zijn beide mogelijk
    • Composiet lijkt materiaal van eerste keus te worden

    Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de PAOT-cursus Restauratieve behandeling van gebitsslijtage, door dr. B. Loomans, prof. dr. MC Huysmans, dr. N. Opdam, dr. C. Kreulen.
    Apr 2015

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Oral Health Foundation Rwanda: voorlichting en preventielessen over mondzorg

De stichting Oral Health Foundation Rwanda (OHFR) is een tandheelkundige stichting die zich inzet om de tandheelkundige voorzieningen in Rwanda te verbeteren. Zij richt zich voornamelijk op lagere en middelbare scholen. Het programma bestaat uit preventieve en curatieve mondzorg.

Doel
Vanuit de liefde voor het land en de Rwandese bevolking is de stichting Oral Health Foundation Rwanda (OHFR) in 2006 opgezet. Inmiddels is de OHFR met groot succes werkzaam in Rwanda. De OHFR wilt door het opzetten van een tandheelkundige infrastructuur bijdragen aan de directe verbetering van de tandheelkundige zorg van de plattelandsgemeenschap. De OHFR is een in Nederland geregistreerde NGO en in Rwanda geregistreerde INGO. (International Non-Governmental Organization).

Waarom?
In Rwanda lijdt meer dan 60% van de kinderen aan kiespijn. De situatie onder volwassenen is nog slechter door ongevallen en ziektes als AIDS en mondkanker. Rwanda heeft op een bevolking van bijna 12 miljoen mensen naar schatting 20 goed opgeleide tandartsen, die voornamelijk werken in de hoofdstad. Dus één tandarts op ongeveer 600.000 mensen. Op het platteland zijn nauwelijks tandartsen actief.

Omdat een gezonde bevolking de basis is voor een goede economische ontwikkeling, die samen met de educatieve ontwikkeling zorgt voor een stabiele en vreedzame samenwerking tussen verschillende bevolkingsgroepen, tracht de OHFR bij te dragen aan een goede gezondheidszorg.

Werkwijze
De OHFR heeft voorlichtingsprogramma’s en preventielessen ontwikkeld om kinderen kennis te laten maken met mondverzorging. De OHFR geeft zowel voorlichting op scholen en behandelt de kinderen op basis van Atraumatic Restorative Treatment (ART). Bij de ART is geen boor of speekselafzuiger nodig, hetgeen impliceert dat ART zonder elektriciteit, zonder leidingwater en zonder dure compressor kan worden uitgevoerd. Er is alleen handinstrumentarium voor nodig. Kinderen kunnen worden doorgestuurd naar een van de twee klinieken van de OHFR als zij met behulp van ART niet meer geholpen kunnen worden. Ook het opleiden van lokale tandartsen en assistenten is een voorwaarde voor structurele verbetering van de tandheelkundige zorg van de Rwandese bevolking. Zij volgen jaarlijks masterclasses en krijgen altijd een tweedaagse workshops voordat zij afreizen naar een school om de leerlingen daar te behandelen.

Samenwerking
Naast samenwerking met de Rwandese tandheelkundigen werkt de OHFR ook intensief samen met gezondheidscentra door het hele land, om zo zoveel mogelijk kinderen te bereiken. Aangezien de tandheelkundige gezondheidszorg een geïntegreerd deel moet worden van de reguliere medische infrastructuur zal op de lange termijn de hulp van de OHFR niet meer nodig zijn. Om het doel van deze onafhankelijkheid te bereiken, wordt er nauw samengewerkt met de Rwandese overheid, de bevolking en de gezondheidszorg in Rwanda.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Chronische aangezichtspijnen: een overzicht

Chronische aangezichtspijnen: een overzicht

Een overzicht van basale concepten van pijn, pijntransmissie en pijn modulatie. Met klinische karakteristieken van specifieke aangezichtspijnen en behandelstrategieën. Verslag van de lezing van dr. Reny de Leeuw tijdens het NVvE najaarscongres.

Definitie pijn
Pijn wordt gedefinieerd als een onaangename zintuigelijke en emotionele ervaring geassocieerd met echte of mogelijke weefselbeschadiging, of beschreven alsof een dergelijke beschadiging heeft plaatsgevonden.

Verschillende soorten pijn
Pijn is onder te verdelen in de onderstaande groepen.

1. Nociceptische pijn/klinische pijn

  • Somatische pijn
    – Musculoskeletaal
    -Ontstekingspijn/mechanisch
  • Viscerale: o.a. pulpitis

2. Neuropathische pijn

  • Perifeer
  • Centraal
  • Orthosympatisch gehandhaafd

1. Nociceptische pijn

Normale situatie
In een normale situatie zal een niet-pijnlijke stimulus niet leiden tot pijn. Wanneer de stimulus-intensiteit toeneemt zal dit uiteindelijk wel pijn gaan doen: de stimulus-intensiteit correleert met de intensiteit van de pijn die je waarneemt.

Somatische/viscerale pijn
Een voorbeeld van somatische pijn is wanneer iemand met een hamer op zijn duim slaat: er is sprake van normale zenuwstructuren en abnormale somatische structuren.
Er bestaan verschillende soorten zenuwvezels die hier bij een rol spelen:

  • Perifere dunne zenuwvezels. Dit zijn de A-delta en c-vezels en deze zorgen dat er een signaal naar het centrale zenuwstel gaat. Vervolgens gaat het signaal naar de thalamus en naar de cortex. Als het signaal de cortex heeft bereikt dan wordt de pijn ervaren.
  • Perifere dikke zenuwvezels. Dit zijn de A-alfa of A-bèta vezels en deze zorgen voor een distractie stimulus. Wanneer er bijvoorbeeld gewreven wordt over een zere duim dan wordt de pijn minder.
    Daarnaast is de ervaring van pijn ook sterk afhankelijk van hoeveel aandacht je eraan besteedt.

Beschermende functie
Pijn heeft een beschermende functie. Wanneer er sprake is van bijvoorbeeld een verzwikte enkel dan kan een stimulus die normaal niet pijnlijk is, nu wel pijnlijk zijn (de enkel is bij normale belasting pijnlijk). Dit wordt ook wel allodynia genoemd. Hierdoor zal de persoon met de verzwikte enkel deze zo min mogelijk willen belasten. Ook is er sprake van hyperalgesie, dit betekent dat er bij een kleinere stimulus-intensiteit de pijn veel heftiger wordt ervaren.
Ook wrijven zorgt in zo’n situatie niet voor vermindering van de pijn maar, wrijven is juist gevoeliger. De neuronen waarin de dunne en dikke zenuwvezels samenkomen zijn in dit geval hypersensitief, dit wordt centrale amplicatie genoemd.

2. Neuropathische pijn

Wanneer de somatische structuren normaal zijn en er sprake is van abnormaliteit in de zenuwstructuren dan wordt er gesproken van neuropatische pijn. De pijn blijft bestaan na de normale wondhelingstijd en er is sprake van amplificatie van het gehele centrale zenuwstelsel.

‘Referred pain’
Na een pijnstimulus wordt er een signaal gestuurd van een neuron naar een interneuron en vervolgens naar de hersenen. Er wordt van ‘referred pain’ gesproken indien het voor de hersenen niet meer duidelijk is waar het signaal vandaan komt: de interneuron staat in relatie met een andere plaats in het lichaam. Zo kunnen kauwspieren en gebitselementen met elkaar ‘in verbinding’ staan. De ‘referred pain’ gaat niet weg door de pijnlijke plaats te verdoven, maar wel door de plaats waar de oorsprong van de pijn is te verdoven.

Kaakgewrichts- en kauwspierpijn

Dysfunctie van de kauwspieren
Er wordt gesproken van dysfunctie van de kauwspieren wanneer er pijn of een oncomfortabel gevoel in het aangezicht of rond de mond aanwezig is, geïnduceerd door kauwen of een ander gebruik van de kaken. Vaak is er sprake van een niet-kloppend zeurend en/of drukkend gevoel, een variabele en diffuse pijnlocatie, pijn en gevoeligheid bij palpatie en wordt de pijn verergerd door kaakbewegingen. Er bestaan verschillende soorten kauwspierpijn: local muscle soreness/myalgie, myofasciale pijn, pees-ontsteking, spasme, dyskinesie/dystonie.

1. Myalgie

Etiologie:
-Trauma, overbelasting

Anamnese:
-Pijn in de kaak, het gezicht, temporalis-gebied
-Pijn tijdens kaakfunctie of parafunctie

Klinische symptomen:
-Bekende pijn tijdens palperen
-Bekende pijn tijdens functie
-Beperkte actieve mondopening, normale laterale bewegingen

2. Myofasciale pijn

Etiologie:
– ‘Onbekend’, stress of trauma kan er mee te maken hebben

Anamnese:
– Pijn in de kaak, het gezicht, temporalis-gebied
– Pijn tijdens kaakfunctie of parafunctie

Klinische symptomen:
– Bekende pijn tijden palperen en functie
– Pijn buiten de gepalpeerde spier
– Beperkte actieve mondopening, normale laterale bewegingen

Behandeling:
– Er is sprake van lokale verdikte overgevoelige gebieden in de spier (triggerpoints) en dit kan leiden tot ‘referred pain’. Behandeling kan door middel van ‘dry needling’ of injecties met anesthesie (zonder vasoconstrictor) of fysiologische zoutoplossing.

3. Peesontsteking/tendinitis

Etiologie:
– ‘Onbekend’

Anamnese:
– Pijn in de kaak, het gezicht, temporalis-gebied
– Pijn tijdens kaakfunctie of parafunctie

Klinische symptomen:
– Bekende pijn tijden palperen en functie
– Ook pijn buiten de gepalpeerde spier
– Beperkte actieve mondopening, normale laterale bewegingen

4. Spasme – Plotselinge onvrijwillige reversibele tonische spier samentrekking

Etiologie:
– Tetanus, infectie, diepe pijn , CZS-laesie

Anamnese:
– Abrupt begin
– Abrupt beperkte mondopening

Klinische symptomen:
– Pijn bij palperen, beperkte mondopening, spontane pijn en pijn bij functie, mogelijke acute malocclusie
– Verhoogde EMG activiteit (in tegenstelling tot myalgie, myofasciale pijn, tendinitis)

5. Oromandibulaire dystonie – Excessieve, onvrijwillige en aanhoudende spier samentrekkingen

Etiologie:
– Idiopathisch
– Medicijngebruik, neuro-degeneratie, traumatische hersenbeschadiging

Anamnese:
– Plotselinge onbeheersbare kaak en gezichtsbewegingen
– Pijn in de aangedane spier

Klinische symptomen:
– Abnormale kaak/faciale bewegingen/houding
– Andere kenmerken als bij spasme

6. Oromandibulaire dyskinesie – Onvrijwillige repetitieve bewegingen van de tong, gezicht of kaak

Etiologie:
– Voornamelijk medicijn gebruik (neuroleptica)
– Ouderdom, hersenbeschadiging, CZS ziekte
– Onderscheid door ‘sensory trick’, dit kan de bewegingen soms stoppen

Dysfunctie van de kaakgewrichten
Dysfunctie van het kaakgewricht kan verschillende oorzaken hebben, namelijk: pijn in het kaakgewricht, derangements van het Condylus-Discus Complex, hypomobiliteit, hypermobiliteit en degeneratieve gewrichtsafwijkingen.

1. Ontstekingspijn – ontsteking van het synovium, het kapsel of het retrodiscale weefsel

Anamnese:
– Pijn in de kaak, voor het oor of in het oor
– Pijn veroorzaakt of verergerd door kauwfunctie/ kaakbewegingen

Klinische symptomen:
– Bekende pijn bij palpatie van het kaakgewricht
– Bekende pijn bij kaakbewegingen

2. Derangements van het condylus discus complex
Bij derangements van het condylus discus complex is er sprake van een abnormale relatie tussen de discus, de kaakkoppen en de eminentia. In de meeste gevallen gaat het om een anterieure discusluxatie. Er zijn twee soorten discusluxatie:

  • Reducerende variant
    In gesloten situatie zit de discus op de verkeerde plek en bij het openen schiet de discus weer op de goede plek. Bij het openen schuift het kaakkopje over het distale deel van de discus en wordt er een ‘knap’ gevoeld.
  • Permanente variant
    In dit geval kan de kaakkop niet meer onder de discus schieten, de discus ligt constant voor de kaakkop en er kan hierdoor niet goed geopend worden. Er is sprake van een discusluxatie zonder reductie, ook wel acute ‘closed lock’ genoemd. Dit gaat gepaard met pijn, die veroorzaakt wordt in de distale weefsels. Vaak hebben mensen met deze afwijking een geschiedenis van een knappend kaakgewricht en ontstaat er plotseling een beperkte mondopening. Vaak is er sprake van deflectie naar de aangedane zijde bij openen.

3. Andere redenen voor hypomobiliteit
Andere redenen voor hypomobiliteit zijn fibrose of ankylose van de kaakgewrichtsonderdelen, adhesie, ‘adherence’, of een vergrote processus coronoideus. Kenmerkend voor fibrose, ankylose, adhesie en een vergrote processus coronoideus is dat de symptomen heel langzaam ontstaan en samen gaan met een beperkte mondopening. Vaak is er sprake van deflectie naar de aangedane zijde. Ook kan er sprake zijn van ‘adherence’, dit presenteert zich op dezelfde manier als de eerdergenoemde redenen voor hypomobiliteit alleen dan meer acuut.

4. Hypermobiliteit
Bij hypermobiliteit liggen de discus en kaakkop anterieur van de eminentia. Er is sprake van een subluxatie of luxatie van discus-condylus complex.

  • Subluxatie
    In dit geval kan de patiënt de mond zelf los manoeuvreren.
  • Luxatie
    In dit geval kan de patiënt de mond niet zelf los manoeuvreren.

5. Degeneratieve gewrichtsafwijkingen
Hieronder vallen osteoartrose en condylysis.

  • Osteoartrose
    Er wordt gesproken van osteoartrose wanneer de patiënt geen pijn heeft en er gedurende laatste 30 dagen sprake is van crepitus. Op de röntgenfoto is er een cyste, erosie, sclerose of osteophyte zichtbaar. Osteoartrose behoeft geen behandeling.
  • Condylysis
    Hierbij is wel sprake van pijn in de kaak of rond of in het oor. De pijn wordt verergerd door functie en de patiënt merkt malocclusie op. Op de röntgenfoto is een significante verandering van de kaakkopjes zichtbaar. Condylysis komt vaker voor bij jongere dames.

Behandeling van dysfunctie kauwspieren en kaakgewrichten
Behandeling bestaat uit:

  • Pijn verminderen of elimineren.
  • Het minimaliseren van het gebruik van spieren en gewrichten, bijvoorbeeld door een zacht dieet te adviseren.
  • Functieherstel
  • Bijdragende factoren elimineren zoals nagelbijten.
  • Bewustwording van bijvoorbeeld klemgedrag.
  • Er kunnen ook meerdere oorzaken van de pijn zijn, deze dienen allemaal behandeld te worden.
  • Het gebruik van modaliteiten om bijvoorbeeld de pijn te verminderen of functie te verbeteren. Voorbeelden zijn het gebruik van koeling (ijs), warmte, massage, triggerpoint injectie, splint, fysiotherapie, medicatie en, in speciale gevallen, botox.

Stabilisatiesplint
Een stabilisatiesplint kan worden vervaardigd bij kauwspier- en kaakgewrichtspijn. Het is belangrijk dat de splint alle gebitselementen bedekt en dat er overal gelijke contacten aanwezig zijn.

  • Kauwspierpijn
    Er kan een stabilisatie splint vervaardigd worden indien de patiënt last heeft van zijn/haar kauwspieren. Deze is alleen geïndiceerd indien de patiënt in zijn/haar slaap bruxeert of als de patiënt ‘s ochtends wakker wordt met pijn.
  • Kaakgewrichtspijn
    Indien de patiënt in zijn/haar slaap bruxeert, ‘s ochtends wakker wordt met pijn dan is er een stabilisatiesplint geïndiceerd. Een ‘anterior repositioning splint’ is geïndiceerd wanneer de patiënt met discusluxatie met reductie wakker wordt met pijn of met ‘closed lock’ . Deze splint moet de onderkaak naar voren doen schuiven zodat tijdens gebruik de discus op de kaakkop blijft. Beide soorten splint worden alleen tijdens het slapen gedragen.

Neuropathische pijn

Trigeminus neuralgie
Trigeminus neuralgie komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, in de meeste gevallen bij mensen van een leeftijd boven de 60 jaar. Trigeminus neuralgie kan spontaan ontstaan maar kan ook veroorzaakt worden door MS of door compressie veroorzaakt door een tumor of bloedvat. Vaak zijn de tweede en derde tak van de n. Trigeminus aangedaan. Er is sprake van scherpe, schokkende pijn waarvan de intensiteit zeer ernstig is. Vaak duurt een aanval 1-2 minuten en wordt deze getriggerd door lichte aanraking.

Andere neuralgieën
Naast de nervus Trigeminus kunnen ook takken van de negende en de zevende hersenzenuw zorgen voor neuralgie.

  • Glossopharyngealis neuralgie (IX)
    – Pijn wordt getriggerd door slikken of gapen.
    – De pijn wordt waargenomen in de keel.
  • Nervus intermedius neuralgie (VII)
    – Wordt diep in het oor getriggerd.
    – De pijn wordt waargenomen in en rond het oor.

Behandeling van neuralgie
Behandeling kan bestaan uit:

  • Het voorschrijven van medicatie: anti-epileptica.
  • Het uitvoeren van een perifere ingreep: neurectomie, cryotherapie, alcohol injecties.
  • Het behandelen van het ganglion van Gasser: thermocoagulation, glycerol rhizotomie, ballon compressie.
  • Het uitvoeren van een centrale ingreep: microvasculaire decompressie, gamma-knife surgery.

Persisterende constante neuropatische pijnen
Andere vaakgebruikte termen zijn:

  • Persisterende Dento-Alveolaire Pijn (PDAP)
  • Atypische odontalgie
  • Atypische gezichtspijn
  • Idiopatische neuropathische pijn

Stomatodynia (burning mouth syndroom)
Bij stomatodynia is er sprake van een idiopathisch diep brandend gevoel in de mucosa en een subjectieve droge mond. Bij deze symptomen moeten candida, lichen planus, hormonale veranderingen, tekort aan voedingsstoffen, speekselklierproblemen, diabetes, parafuncties en bijwerkingen van medicatie uitgesloten worden. Indien er niets gevonden kan worden dan wordt de diagnose ‘stomatodynia’ gesteld. De etiologie is onduidelijk en stomatodynia komt met name voor bij vrouwen ouder dan 50. Behandeling bestaat uit cognitieve gedragstherapie of het innemen van medicatie (bijvboorbeeld clonazepam, alpha liponzuur, SSRI’s).

Hoofdpijnen

Hoofdpijn is een zeer gangbaar probleem. 90% van de bevolking heeft ooit last gehad van hoofdpijn en 4% procent heeft dagelijks last van hoofdpijn. Hoofdpijn komt vaker voor bij vrouwen.

Primaire hoofdpijnen

1. Migraine
Migraine begint vaak op jonge leeftijd en komt vaker voor bij vrouwen. Er is sprake van een unilaterale (60%), kloppende pijn die 4-72 uur kan aanhouden. De hoofdpijn wordt verergerd door activiteit en kan gepaard gaan met misselijkheid, licht- en /of geluidsgevoeligheid. Veranderingen in het dagelijks patroon, omgevingsfactoren zoals licht en geluid, stress, slaaptekort en alcohol kunnen migraine triggeren.
Voor migraine bestaan er verschillende fases en deze fase gaan gepaard met een aantal verschijnselen:

  • Fase 1 prodrome: irritatie
  • Fase 2 aura: dubbelvisie, vlekken zien
  • Fase 3 migraine
  • Fase 4 postdrome: lusteloosheid

Behandeling bestaat uit het vermijden van triggers door bijvoorbeeld het veranderen van dieet of lifestyle, het toepassen van relaxatie technieken, het volgen van cognitieve gedragstherapie of yoga of het nemen van medicatie (met name beta-blokkers of anti-epileptica om hoofdpijn te voorkomen of de zogenaamde “triptans” om hoofdpijn te stoppen).

2. Spanningshoofdpijn
Spanningshoofdpijn komt erg veel voor (30-78%). De hoofdpijn wordt chronisch genoemd indien er sprake is van meer dan 15 hoofdpijndagen per maand. Vaak begint spanningshoofdpijn na de leeftijd van 20 jaar. De pijn is bilateraal aanwezig en is drukkend en persend. Er is geen sprake van misselijkheid in tegenstelling tot bijvoorbeeld migraine. Er is sprake van licht- óf lawaaigevoeligheid, maar niet van beide.
Triggers voor spanningshoofdpijn zijn stress en verandering in dagelijks gedrag zoals slaap. Indien de hoofdpijn getriggerd wordt door cafeïne, zithouding of bruxisme dan is er sprake van een andere soort (secundaire) hoofdpijn. Er is beperkt bewijs datgedragsmodificatie zoals biofeedback en relaxtie helpt, en vaak bestaat behandeling uit het innemen van medicatie (lage doses van tricyclische antidepressiva om hoofdpijn te voorkomen).

3. Trigminale autonomische hoofdpijnen
Hieronder vallen de volgende hoofdpijnen:

  • Clusterhoofdpijn: vaak ‘s nachts, seizoen afhankelijk
  • Paroxysomale hemicrania
  • Kortdurende unilaterale neuralgie
  • Hemicrania continua

Voor alle bovengenoemde hoofdpijnen is het typerend dat de pijn altijd unilateraal is, vaak rond het oog. Het gaat om stekende pijn met ernstige intensiteit die gepaard met autonomische kenmerken. Deze hoofdpijnen worden met name met specifieke medicijnen bestreden.

Samenvatting

  • Perifere ontstekingspijn wordt anders behandeld dan centraal gehandhaafde pijn.
  • Dysfunctie van de kauwspieren/ kaakgewrichten wordt allereerst behandeld met de “Common Sense” aanpak, daarna kan er eventueel aanvullend behandeld worden met bijvoorbeeld een splint.
  • Een splint wordt alleen tijdens slaap gedragen en voorgeschreven wanneer de dysfunctie aanwezig is bij het ontwaken.
  • Voor knappende kaken waarbij geen pijn of dysfunctie wordt gerapporteerd is uitleg en geruststelling voldoende.
  • Persisterende en episodische neuropathische pijnen worden voornamelijk met medicijnen behandeld.
  • Gedragsveranderingen zijn voor migraine en spanningshoofdpijnen van belang al dan niet in combinatie met medicijnen.

Dr. Reny de Leeuw haalde haar tandartsdiploma in 1988 aan de Rijks Universiteit van Groningen, waar zij ook haar onderzoek naar osteoarthrose en internal derangement van het kaakgewricht volbracht in 1994. In 1998 werd zij aan de Universiteit van Kentucky aangesteld als docent/onderzoeker en zij is nu hoogleraar en hoofd van de afdeling Orofaciale Pijn. Zij heeft meer dan 40 publicaties in wetenschappelijke tijdschriften en enkele hoofdstukken in boeken geschreven. Zij is redacteur van de 4e uitgave en mederedacteur van de 5e uitgave van het boek Orofacial Pain: Guidelines for Assessment, Diagnosis and Management. Zij is voorzitster geweest van de American Academy of Orofacial Pain en momenteel is zij diplomate van de American Board of Orofacial Pain. Zij is tevens een van de Board Directors van de American Board of Orofacial Pain. Haar huidige onderzoek richt zich op de relatie tussen psychosociale factoren en aangezichtspijn.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van dr. Reny de Leeuw, tijdens het NVvE najaarscongres

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
wortelkanaalbehandeling

Een wortelkanaalbehandeling vermindert verschillende pijndimensies

Hoewel al meerdere onderzoeken hebben gekeken naar het effect van een wortelkanaalbehandeling op de pijnintensiteit, was het effect op andere dimensies nog niet onderzocht. Nu heeft een onderzoek, gepubliceerd in the Journal of Endodontics, aangetoond dat een wortelkanaalbehandeling meerdere dimensies van pijn kan verminderen: de intensiteit, de duur en de effecten op dagelijkse activiteiten.

62 tandartsen hebben in totaal naar 655 patiënten gekeken (tussen de 19 en 70 jaar oud) die een wortelkanaalbehandeling hebben ondergaan. Gegevens zijn zowel voor als na de behandeling gemeten om de preoperatieve en intra-operatieve status te bepalen. Ook heeft er een meting een week later plaatsgevonden voor het bepalen van de postoperatieve status.

Pijnintensiteit
Resultaten tonen aan dat patiënten die voor de behandeling veel tandpijn ervoeren (een 7 of hoger op een schaal van 10), na de behandeling aangaven dat de pijnintensiteit was verminderd of dat zij helemaal geen pijn meer hadden. Patiënten die voor de behandeling milde pijnintensiteit ervoeren (1 tot 3 op een schaal van 10) hielden dezelfde pijn. Deze uitkomsten kunnen gebruikt worden om patiënten te informeren over de pijnintensiteit na de behandeling.

Duur van de pijn
Ook de duur van de pijn vermindert na de wortelkanaalbehandeling. De onderzoekers geven aan dat de duur tevens invloed kan hebben op andere resultaten, waardoor het belangrijk is om ook naar deze dimensie te kijken.
Dagelijkse activiteiten
Door de vermindering van de pijn, werd het effect van de pijn op het uitvoeren van dagelijkse activiteiten lager.

Conclusie
Volgens de resultaten is er een algehele vermindering van de pijnintensiteit, duur en effect op uitvoeren van activiteiten na een wortelkanaalbehandeling.

Lees meer over: Actueel, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Grote prijsverschillen private tandheelkunde in Engeland

Volgens onderzoek van Whatclinic.com zijn er grote prijsverschillen voor private tandheelkunde in het Verenigd Koninkrijk.

Prijsverschil
Whatclinic.com heeft de prijzen van de meest voorkomende behandelingen van meer dan 12.000 private tandheelkundige praktijken met elkaar vergeleken. Zij concluderen dat er grote prijsverschillen zijn, afhankelijk van waar je heen gaat. Zo kan de gemiddelde prijs voor een tandheelkundig overleg verschillen van 50 euro tot bijna 150 euro.

National Health Service
De National Health Service (NHS) is het openbare gezondheidszorgstelsel van het Verenigd Koninkrijk. Hiervan staan de tarieven voor tandheelkundige behandelingen wel vast. Zo kost een tandheelkundig overleg bij NHS 25 euro.

Tekort
Uit cijfers blijkt echter dat meer tandartsen privé werken dan voor de NHS. Hierdoor krimpt het aantal NHS-tandheelkundige klinieken en worden de klinieken steeds minder toegankelijk voor een deel van de Engelse bevolking.

Bronnen:
Dentistry.co.uk
NHS
Wikipedia 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Tarieven, Thema A-Z
tanden poetsen

Promotie: Tandenborstel poetst niet effectiever met tandpasta

Op woensdag 22 april zal N.A.M. Rosema zijn proefschrift verdedigen. Voor zijn proefschrift onderzocht hij de effectiviteit van tandenpoetsen. Hierbij onderzocht hij meerdere factoren die van invloed zijn op de effectiviteit, zoals gebruik van tandpasta en het soort tandenborstel.

Leren poetsen
In zijn onderzoek toonde Rosema aan dat tandpasta er niet voor zorgt dat de tandenborstel effectiever tandplak weghaalt. Wel is tandpasta belangrijk voor andere doeleinden, zoals het beschermen tegen gaatjes door de toevoeging van fluoride. Volgens Rosema is het de manier waarop iemand poetst het belangrijkste bij het verwijderen van tandplak, dat moeten we dus leren.

Bron: ACTA

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Onderzoek, Thema A-Z
Implantaten en algehele gezondheid; bij wie wel en wie niet?

Implantaten en algehele gezondheid; bij wie wel en wie niet?

Het plaatsen van een implantaat is vaak de mooiste oplossing na het extraheren van een gebitselement. Overweeg bij elke patiënt of de keuze van een implantaat op zijn plaats is. Patiëntfactoren zoals algemene gezondheid en levensverwachting spelen hierbij een grote rol.

Verslag van de lezing van prof. dr. Vissink staflid afdeling MKA-chirurgie, UMCG.

Vaak is het plaatsen van een implantaat de mooiste oplossing na het extraheren van een gebitselement. Een implantaat zorgt voor verbetering van de anatomische contouren, functie en orale gezondheid. Het plaatsen van implantaten is een operatieve ingreep waarbij vaak ook botvermeerdering nodig is. Bij elke patiënt moet dus overwogen worden of de keuze van een implantaat op zijn plaats is. Patiëntfactoren zoals algemene gezondheid en levensverwachting spelen hierbij een grote rol. Ook moeten mogelijke risico’s in toekomst meegenomen worden in de behandelkeuze. Hoe gaat het bijvoorbeeld straks bij ouderen met implantaten?

Endocarditis profylaxe
Bij bepaalde aangeboren of verworven afwijkingen van het hart en/of vaten, stollingsstoornissen of aanwezigheid van een endoprothese (korter dan 6 maanden) is het nodig om voorafgaand aan een electieve ingreep antibiotica voor te schrijven. Ook moet bij het plaatsen van implantaten in de meeste gevallen antibiotica profylaxe voorgeschreven worden.

Antibiotica profylaxe moet voorgeschreven worden bij:

  • Verhoogd risico op endocarditis
  • Aanwezigheid van een gewrichtsprothese (gering risico van 0,1-0,6%)
  • Immuun gecompromitteerde patiënten
  • Aanwezigheid van een systemische aandoening
  • Immuunsuppressieve therapie (prednison, radio- of chemotherapie)

Protocol UMCG antibiotica profylaxe bij implantaatplaatsing:

  • Edentate onderkaak (interforaminale regio): geen antibiotica.
  • Edentate bovenkaak: amoxicilline 3 gram, 1 uur voor ingreep.
  • Partieel dentaat: amoxicilline 3 gram, 1 uur voor ingreep.
  • Botvermeerderingstechnieken: amoxicilline 500mg, 3x daags, 1 week.

Ectodermale Dysplasie
De implantaat-overleving bij patiënten met Ectodermale Dysplasie ligt tussen de 88,5% en de 97,6 %. Wanneer er sprake is van een enkele agenesie dan ligt dit percentage tussen de 90 en 100. Vaak is een implantologische behandeling voor mensen met meerdere agenesieën erg intensief omdat de behandeling vaak gecombineerd wordt met een (uitgebreide) orthodontische behandeling. Het verplaatsen van gebitselementen bij patiënten met meerdere agenesieën verloopt vaak moeizamer dan bij patiënten bij wie alle gebitselementen wel zijn aangelegd.

Bestraling hoofdhalsgebied
Bestraling in het hoofdhalsgebied heeft langdurige effecten op het kaakbot en hier moet rekening mee worden gehouden bij het plaatsen van implantaten. Bestraling heeft (in meerdere mate) effect op osteoblasten en (in mindere mate) op osteoclasten en zorgt voor een verminderde doorbloeding. Er kan osteoradionecrose optreden en daarom moeten er voorzorgsmaatregelen getroffen worden. In deze gevallen wordt daarom antibiotica (500 mg amoxicilline, 3dd, 2wk) voorgeschreven en moet hier 1 dag voor de implantologische behandeling mee begonnen worden. Indien de bestraling een dosis heeft van 50 Gy of hoger dan moet de patiënt ook behandeld worden met hyperbare zuurstof.
Er zijn ook gevallen waar ervoor gekozen wordt om de implantaten gelijk te plaatsen tijdens de ablatieve chirurgie. De 5-jaars overleving is voor deze groep 89,4%.

Metabole afwijking
Bij Diabetes Mellitus zijn de successen bij het plaatsen van implantaten sterk afhankelijk van de mate waarin de patiënt gereguleerd is. Bij slecht gereguleerde patiënten is er sprake van gestoorde wondgenezing en dus van meer implantaatverlies. Indien de patiënt goed is ingesteld dan is het implantaatverlies gelijk aan die van een gezond persoon. Het is aan te raden antibiotica profylaxe en een antiseptisch mondspoelmiddel voor te schrijven bij het plaatsen van implantaten.

Mucosale afwijkingen
Bij de aanwezigheid van mucosale afwijkingen zoals Lichen Planus of Epidermolysis Bullosa kan er sprake zijn van minder mucosale aanhechting rondom het implantaat. In deze groep is er geen verhoogde kans op implantaatverlies.

Auto-immuunziekten
Bestaan er contra-indicaties voor het plaatsen van implantaten bij de aanwezigheid ziektes zoals het Syndroom van Sjögren, SLE, Reumatische Artritis en Sclerodermie?

  1. Syndroom van Sjögren.
    Het succespercentage ligt in deze groep erg hoog (97%), er is geen contra-indicaties voor het plaatsen van implantaten.
  2. SLE.
    Het succespercentage ligt hoog, er is geen contra-indicatie voor het plaatsen van implantaten.
  3. Reumatische Artritis.
    Er is geen contra-indicatie voor het plaatsen van implantaten. Omdat de motoriek bij deze groep mensen vaak verminderd is, moet er wel op gelet worden dat implantaatconstructie goed kan worden gereinigd.
  4. Sclerodermie.
    Er is geen contra-indicatie voor het plaatsen van implantaten.
  5. Ziekte van Crohn.
    Er is geen contra-indicatie voor het plaatsen van implantaten.

Osteoporose
Bij osteoporose is er sprake van een geringe botmassa en degeneratie van botweefsel. Er is echter geen relatie bekend tussen osteoporose en implantaatverlies.

Medicijnen met effecten op langere termijn
Bisfosfonaten hebben een langdurig effect op bot. De toedieningsvorm bepaalt of er geïmplanteerd kan worden. Indien er binnen drie jaar na de start van de orale bisfosfonaten geïmplanteerd wordt, is de kans op osteonecrose niet verhoogd (er bestaat nog wel een kans!). Bij intraveneuze toediening moeten operatieve ingrepen tot het minimum worden beperkt en moeten geen implantaten worden geplaatst.

Richtlijn preventief onderzoek peri-implantaire weefsels
Om peri-implantitis te voorkomen of in een vroeg stadium te ontdekken wordt de volgende richtlijn aanbevolen:

  • Eén keer per jaar preventief mondonderzoek.
  • Indien er sprake is van aanwezigheid van één of meerdere risico-factoren: 3-maandelijks preventief mondonderzoek. Risico-factoren zijn: onvoldoende mondhygiëne, roken, aanwezigheid van parodontitis of een parodontitis verleden, moeilijke reiniging van de prothetische constructie en implantaten.
  • Vervaardigen röntgenopnames: Vlak na plaatsen/ 1 jaar/ 5 jaar /10 jaar.

Samenvatting

  • Er bestaat geen contra-indicatie voor het plaatsen van implantaten bij patiënten met een gecompromitteerd immuunsysteem.
  • De voor- en nadelen moeten altijd afgewogen worden in relatie tot de wensen van de patiënt.
  • Houd rekening met de kosteneffectiviteit in relatie tot kwaliteit van leven en levensverwachting van de patiënt.

Prof. dr. Arjan Vissink voltooide zijn studie tandheelkunde in 1982. In 1985 promoveerde hij op een onderzoek getiteld ‘Xerostomia. Development, properties and application of a mucin-containing saliva substitute’. Tussen 1987 en 1992 verrichtte hij als KNAW fellow onderzoek naar het mechanisme en de preventie van stralingsschade aan speekselklierweefsel. Van 1992 tot 1996 werd hij opgeleid tot specialist in de Mondziekten en Kaakchirurgie en in 1999 deed hij zijn artsexamen. Sinds 1996 is hij als staflid verbonden aan de afdeling kaakchirurgie van het UMCG. In 2003 werd hij benoemd tot hoogleraar Orale Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Vissink tijdens de klinische avond ‘Wat te doen bij niet alledaagse, maar wel herkenbare problemen in de dagelijkse praktijk’ van het Wenckebach Instituut in het UMCG.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Orale HPV16-infectie houdt langer aan bij hogere leeftijd

Volgens nieuw onderzoek kan een besmetting van de mond met het humaan papillomavirus (HPV) een jaar of langer aanhouden bij mannen ouder dan 45 jaar. De afstammeling HPV16 komt het vaakst voor bij HPV orofaryngeale kanker. Onbekend is hoe lang de infectie met het HPV moet aanhouden om het riscio op hoofd-halskanker te vergroten, maar aanname is dat een infectie die twee jaar voortduurt het risico sterkt verhoogt.

Onderzoek
De onderzoekers hebben vier jaar lang monsters geanalyseerd van 1626 mannen die deelnemen aan een longitudinaal onderzoek over HPV-infectie bij mannen. Aan het begin van de studie bleek dat 10 mannen geïnfecteerd waren met HPV16. Gedurende de studie werd HPV16 ook nog waargenomen bij 13 andere deelnemers.
Van de totaal 23 geïnfecteerden, duurde bij 13 de infectie een jaar of langer. Bij 9 hield de infectie twee jaar of langer aan en bij 2 deelnemers maar liefst vier jaar of langer.

Resultaten
Het blijkt dat bij toenemende leeftijd de kans op een aanhoudende HPV-16 infectie voor een jaar of langer toeneemt. Van de 23 geïnfecteerden duurde bij alle mannen ouder dan 45 jaar de infectie een jaar of langer. Dit in vergelijking met de helft van het aantal deelnemers tussen de 31 en 44 jaar waar de infectie een jaar of langer volhield. Bij mannen in de leeftijdscategorie 18 t/m 31 jaar was er geen sprake van een jaar lang aanhoudend HPV16-infectie.

De resultaten tonen aan dat sommige orale HPV16-infecties vier jaar of langer kunnen voortduren en dat de lengte van de infectieduur toeneemt met de leeftijd. Genitale HPV-infecties verdwijnen meestal binnen twee jaar. Uit het onderzoek blijkt dat orale HPV-infecties dus langer kunnen voortduren dan genitale infecties.

Vervolg
Momenteel zijn er geen methoden om precancereuze letsels van hoofd en hals te detecteren. Vervolgonderzoek is nodig om hier screeningmethoden voor te ontwikkelen.

Bron: Cancer Prevention Research 
Apr 2015 

Lees meer over: Actueel, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Kleiner takenpakket voor NZa: VWS doet zelf bekosting mondzorg

Het ministerie van VWS gaat voortaan zelf het beleid voor bekosting in de zorg vaststellen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verliest een aantal taken en gaat zich voortaan richten op de uitvoering van dit beleid. Markttoezicht komt in handen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Hiermee wordt duidelijker wie waarvoor verantwoordelijk is. Minister Schippers neemt deze maatregelen in reactie op de aanbevelingen van de commissie Borstlap.

De NZa zal zich bezig blijven houden met het zorgtoezicht. Hieronder valt onder andere het tegengaan van fraude in de zorg en het nakomen van de zorgplicht door zorgverzekeraars. De interne organisatie van de NZa zal ook versterkt worden. Zo komt er een driehoofdig bestuur en komt er een auditcommittee dat onderzoek naar ICT en financiële zaken kan doen. Het loket waar misstanden kunnen worden gemeld wordt klantvriendelijker en uitgebreider ingericht.

In 2014 heeft minister Schippers een commissie ingesteld die het interne functioneren van de NZa onderzocht. Aanleiding hiervoor was een bezwaarschrift van een medewerker van de NZa tegen zijn beoordeling.

Bron: Rijksoverheid

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z
Implantologie nazorg

Implantologie nazorg: Diagnostiek en uitvoering

Orale implantologie is niet meer is weg te denken als mogelijke behandeloptie voor uw patiënt. Als tandarts algemeen practicus treedt u op als regisseur. Hoe houdt u controle? Wat delegeert u? Wat doet u zelf? Congresverslag over nazorg bij implantologie: diagnostiek en uitvoering.

Verslag van de lezingen van parodontoloog-implantoloog Gordon van der Avoort tijdens het congres Implantologie van Bureau Kalker. Het lezingenprogramma omvatte alles wat u moet weten over implantologie. Zo kunt u uw patiënt begeleiden bij de verwijzing en ervoor zorgen dat u de regie over de behandeling behoudt.
Wanneer de implantologische behandeling is afgerond en de suprastructuur is geplaatst, dient periodieke controle plaats te vinden.

Waar let u op bij de controle?

Prothestische constructie

  • Occlusie en articulatie
  • Fractuur van onderdelen
  • Slijtage van occlusale vlakken
  • Mobiliteit

Peri-implantaire weefsels

  • Aanwezigheid van plaque en tandsteen
  • Pockets
  • Mate van bloeding en pusafvloed
  • Klinisch aanhechtingsniveau
  • Mobiliteit van het implantaat
  • Röntgenopnamen

Identificatie van overbelasting is een vast deel van de nazorg.

Peri-implantaire infecties

Stadia van peri-implantaire infecties
Gezond ► peri-implantaire mucositis ► lichte peri-implantitis ► ernstige peri-implantitis

Peri-implantaire infecties worden onderscheiden in peri-implantaire mucositis en peri-implantitis. Peri-implantaire mucositis is een reversibele ontstekingsreactie zonder het verlies van klinische en röntgenologisch verlies van aanhechtingsniveau. Peri-implantitis is een ontstekingsreactie met verlies van peri-implantair bot dat klinische en röntgenologisch kan worden waargenomen.

Risicofactoren voor het ontwikkelen van peri-implantaire infecties zijn:

  • Genetica
  • Parodontitis
  • Roken
  • Stress
  • Diabetes
  • Alcohol
  • Cementresten/ aansluiting suprastructuur

Nazorgprogramma
Momenteel bestaat er nog geen compleet ontwerp voor een nazorgprotocol en de behandeling van peri-implantitis.

Praktische uitvoering van een nazorgprogramma
Prof. dr. Wismeyer heeft bij nazorg een voorkeur voor gebruik van dezelfde rager op alle plaatsen. Disruptie van de biofilm is van essentieel belang bij supra- en submucosale reiniging. Bacteriesoorten in diepe pockets komen bij peri-implantitis veel overeen met parodontitis. Voor het reinigen van het oppervlak van het implantaat kan een onderscheid worden gemaakt tussen mechanische reiniging, applicatie reiniging en reinigen met direct zicht (flap-chirurgie). Hierbij moet worden opgemerkt dat de huidige technieken van submucosale implantaatreiniging nog onvoldoende wetenschappelijk zijn bewezen.

Mogelijke nazorg

Mechanisch Applicatie
Ultrasoon 0,12% chloorhexidine
Airpowder Lokale antibioica
Er-YAG laser Chemotherapeutica
Photodynamie Citric-acid, etsen
Airpolishing instrumenten Wattenbollen gedrenkt in een fysiologische
Abrasive rotating brush Zoutoplossing


Conclusie
Planning is essentieel voor het succes van de behandeling.

Gordon van der Avoort is tandarts parodontoloog-implantoloog. Hij studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Utrecht. Vervolgens is hij verbonden geweest aan de afdeling Parodontologie van de Vrije Universiteit van Amsterdam en daarna van het ACTA. In 1990 ging hij werken op de afdeling Orale Implantologie. Tot 2011 was hij Chef de Clinique van de afdeling en opleider tot tandarts-implantoloog. Momenteel is hij verbonden aan de sectie Orale Implantologie en Prothetiek als universitair docent en is behalve bij het studentenonderwijs betrokken bij diverse PAOT-cursussen. Daarnaast is hij sinds 1994 medeoprichter van- en werkzaam bij de Verwijspraktijk voor Tandheelkunde in Amsterdam.

Verslag door Joanne de Roos voor dental INFO van de lezing van de heer G. van der Avoort tijdens het congres Implantologie  van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Amerikaans onderzoek naar cariës sterk beïnvloed door suikerindustrie

Onderzoek naar cariës is in de jaren 60 en 70 voornamelijk geleid door belangen van de suikerindustrie. In plaats van onderzoek naar vermindering in suikerconsumptie werd er voornamelijk onderzoek verricht naar het tegengaan van schadelijke effecten van suiker.

Correspondentie suikerindustrie en overheid
Onderzoekers aan de Universiteit van Californië vonden documenten die tezamen meer dan 1500 pagina’s aan correspondentie tussen de suikerindustrie en overheid tellen. Ze vergeleken deze met documenten van de National Institute of Dental Research om zo de invloed van de suikerindustrie op het onderzoeksbeleid te achterhalen.

Roger Adams
De documenten met correspondentie zijn achtergelaten door de inmiddels overleden Roger Adams. Hij was organisch chemicus en hoofd van de afdeling voor chemie en chemische technologie aan de Universiteit van Illinois. Daarnaast werkte hij voor de Sugar Research Foundation (SRF), nu bekend als de Sugar Association. Ook was hij deel van de adviesraad voor de International Sugar Research foundation (ISRF), nu bekend als de World Sugar Research Foundation. De World Sugar Research Foundation bestaat uit meer dan 30 leden met economische belangen in de suikerindustrie, zoals bijvoorbeeld Coca-Cola.

Oorspronkelijke focus NCP
Door de NDIR werd in eerste instantie aangeraden om het onderzoek voor het National Caries Program te richten op drie punten, namelijk:

  • Het verzwakken van kwaadaardige bacteriën die aan suiker zijn blootgesteld.
  • Fluoride distributie.
  • Aanpassen van de richtlijnen met betrekking tot suikerinname.

Wetenschappelijk bewijs
De suikerindustrie kon de invloed van suiker op cariës niet ontkennen op basis van het wetenschappelijke bewijs. Maar in plaats van de richtlijnen voor suikerconsumptie aan te passen werd de aandacht gericht op manieren om de schadelijke invloed van suiker te verminderen.

Geen resultaat
Alle leden, behalve één, van de NDIR die invloed hadden op het onderzoeksprogramma van NCP waren lid van een expertpanel in de suikerindustrie. Uiteindelijk werd driekwart van de voorstellen van de ISRF opgenomen in het NCP. Als resultaat van de nauwe samenwerking tussen NIH en de suikerindustrie richtte het NCP zich vooral op manieren om cariës te voorkomen zonder de suikerinname te verminderen.
De grote meerderheid van het onderzoek leverde geen resultaat op.

Bron: DrBiscuspid.com

Lees meer over: Cariës, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z
IDS 2015 een groot succes

IDS 2015 een groot succes

De IDS heeft weer plaatsgevonden en trok dit keer een recordaantal bezoekers. Met ruim 138.500 bezoekers uit 51 verschillende landen werd de vorige editie overtroffen met 11 procent. Een groot succes dus.

Innovaties en productverbeteringen
Niet alleen werd er een recordaantal bezoekers getrokken naar het IDS, ook 2201 bedrijven vonden de weg naar het IDS. Tijdens de IDS werden innovaties, productverbeteringen en services uitgebreid tentoongesteld op 157.000 vierkante meter. Hiervoor waren 638 standhouders uit Duitsland en 1489 standhouders uit het buitenland aanwezig.

Tevreden bezoekers
Ruim 70 procent van de bezoekers kwam speciaal vanuit het buitenland naar Keulen om het evenement te bezoeken. Over het algemeen waren de bezoekers zeer tevreden over het IDS en ruim 77 procent gaf aan van plan te zijn ook de volgende editie van het IDS weer te bezoeken. Deze zal in 2017 plaatsvinden van 21 tot en met 25 maart.

Bron: Zwp-online

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z

MRSA-bacterie en de tandheelkundige praktijk

Verslag van de lezing van Arts-microbioloog mevrouw dr. Karin Ellen Veldkamp tijdens het congres MRSA, soa’s en tropische infectieziekten, van Bijscholing.info.

MRSA staat voor Meticilline Resistente Staphylococcus aureus. Dit is een bacterie die ongevoelig is voor de meest gangbare antibiotica, waardoor deze moeilijk te bestrijden is. S. aureus en MRSA worden het meest gevonden in de neus, maar ook in de keel, oksels, perineum, bij wonden, huidafwijkingen en op katheters.

Kliniek van stafylokokken infecties
Naast dragerschap in de neus waarbij men geen hinder ondervindt van de bacterie kan Staphylococcus aureus verschillende infecties veroorzaken en datzelfde geldt ook voor MRSA:

  • Furunkulosis (puisten), impetigo (krentenbaard)
  • Wondinfecties
  • Osteomyelitis (botontsteking)
  • Pneumonie (longontsteking) na influenza
  • Sepsis (bloedvergiftiging), toxic shock syndroom (tamponziekte)
  • Voedselvergiftiging

Hoe worden bacteriën resistent tegen antibiotica?
De bacteriën worden resistent door:

  • Mutaties in de genen waardoor het aangrijpingspunt van antibiotica verandert
  • Horizontale (van de ene bacterie naar de andere) en verticale (nakomelingen) overdracht van resistentie genen

Bij MRSA wordt de resistentie veroorzaakt door het mecA gen dat wordt overgedragen via een mobiel stukje DNA. De aanwezigheid van het mecA gen zorgt ervoor dat het aangrijpingspunt van het antbioticum (Penicilline Bindend Proteine) verandert waardoor het antibioticum niet meer goed kan binden en niet meer effectief is in het doden van de bacterie.

Uitselectie van resistentie door antibiotcagebruik
Als er antibiotica gegeven worden zullen de bacteriën die gevoelig zijn voor het antibioticum doodgaan, maar de resistente bacteriën overleven en gaan zich vermenigvuldigen (elke 20 minuten) waardoor je grote hoeveelheden resistente bacteriën overhoudt.

Verspreiding
MRSA verspreidt zich via:

  • De handen van behandelaars en verzorgenden.
  • Speeksel of lichaamsvloeistoffen van een gekoloniseerde of geïnfecteerde patiënt.
  • Druppels (niezen/hoesten) door de lucht.
  • Gecontamineerde omgeving/apparatuur waarmee men in contact komt.

MRSA in het ziekenhuis
MRSA is met name een probleem voor ziekenhuizen, omdat daar patiënten met een verminderde weerstand liggen waarbij de standaard empirische therapie faalt indien er een infectie is met MRSA. Er zijn dan intraveneuze en toxische middelen nodig voor bestrijding. Soms is er nog maar één beschikbaar antibioticum wat werkzaam is.
Naast de kwetsbare patiënten wordt er in een ziekenhuis ook veel antibiotica gegeven waardoor de antibiotische druk hoog is en er meer selectie optreedt voor resistente micro- organismen.

Search en Destroy beleid
In Nederland is er voor MRSA een Search en Destroy beleid opgesteld waardoor de incidentie van MRSA laag is gebleven in tegenstelling tot in de ons direct omringende landen. Dit beleid bestaat uit;

  • Vroegtijdige detectie van dragerschap bij risico patiënten.
  • Vroegtijdige identificatie en isolatie van een positieve patiënt of andere bron.
    Behandelen van MRSA positieve dragers en patiënten om de bacterie te eradiceren

Risicogroepen voor dragerschap met MRSA
Mogelijke dragers van MRSA zijn:

  • Mensen die de afgelopen (2) maanden langer dan 24 uur opgenomen zijn geweest in een buitenlands ziekenhuis. Dit is in verband met de hoge incidentie van MRSA in buitenlandse ziekenhuizen waardoor men in het buitenlandse ziekenhuis besmet kan zijn geraakt.
  • Mensen die contact hebben met levende vleeskalveren, vleeskuikens of varkens. Ten gevolge van het hoge antibioticagebruik in de bioindustrie waar veel dieren dicht op elkaar leven zijn er veehouderijen die besmet zijn geraakt met MRSA. Deze MRSA wordt behalve bij de dieren ook gevonden bij de mensen die beroepsmatig veel met deze dieren in contact staan of op zo’n bedrijf wonen.
  • Mensen met een huisgenoot of partner met MRSA. Door veel direct contact kan de MRSA worden overgedragen op een andere persoon.
  • Mensen die eerder opgenomen waren in een zorginstelling met een MRSA probleem. MRSA kan via de handen van medewerkers worden overgedragen van de ene patiënt naar de andere patiënt. Ook kunnen medewerkers een MRSA oppikken van een positieve patiënt en de MRSA (tijdelijk) bij zich dragen in de neus/keel en op die manier andere patiënten besmetten. Om dit te voorkomen worden er bij de verzorging van bekende MRSA positieve patiënten voorzorgsmaatregelen genomen (handschoenen, neusmondmaskers en schorten) en worden de positieve patiënten geïsoleerd van andere patiënten verpleegd.

Aandachtspunten voor de tandartsenpraktijk ten aanzien van MRSA
Aerosolen

Een aerosol is een mengsel van vloeistofdruppels of stofdeeltjes van verschillende grootte (02-200um) in een gas dat samen een wolk vormt. Via aerosolen kunnen micro-organismen in de lucht komen en zich verspreiden. In de tandartsen praktijk is er door de apparatuur die gebruikt wordt aerosolvorming,
In een onderzoek van Rautema et.al. is gekeken naar de contaminatie van de omgeving, instrumenten en personeel na gebruik van roterende ultrasone apparatuur bij tandheelkundige behandelingen. Er werden op 2 meter afstand nog bacteriën gevonden. Zonder schoonmaken kan MRSA 22-90 dagen overleven op oppervlakken.

Tandheelkundige praktijk versus ziekenhuis
De kans op overdracht van MRSA is in tandartspraktijk kleiner dan in het ziekenhuis doordat men in de tandartspraktijk:

  • Vaak slechts kortdurend contact met een patiënt heeft
  • Er standaard gebruik wordt gemaakt van handschoenen, brillen en maskers
  • Minimaal aantal invasieve procedures worden verricht waarbij de huidbarrière wordt doorbroken.
  • Frequenter wordt schoongemaakt

Adviezen
Veldkamp gaf enkele adviezen voor mondzorgprofessionals om verspreiding van MRSA te voorkomen:

  • Doordat mensen drager van MRSA kunnen zijn zonder verschijnselen te hebben weet je niet of iemand de bacterie bij zich heeft. Ook bij stafylokokken infecties is er geen onderscheid te maken tussen een infectie met een resistente stafylokok (MRSA) of een gevoelige stafylokok.
  • Ondanks dat er een aantal risicogroepen te onderscheiden zijn die mogelijk drager van MRSA zijn, is dat onderscheid in de tandheelkundige praktijk niet praktisch en moet men vooral zorgen dat de standaard voorzorgsmaatregelen altijd voldoende zijn om overdracht naar personeel en andere patiënten te voorkomen.
  • Deze standaard voorzorgsmaatregelen staan beschreven in de WIP-richtlijn Infectiepreventie in de tandheelkundige praktijk. Het mondneusmasker dient hoofdzakelijk voor het beschermen tegen bloedspetters en spatten van de patiënt en beschermt de patiënt tegen de deeltjes die vrijkomen tijdens praten en niezen en hoesten door het personeel. Handschoenen en maskers dienen na elke patiënt te worden verwisseld of vaker indien daar aanleiding toe is. Goede handhygiëne moet worden toegepast na uittrekken/afdoen van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Gezien het gebruik van aerosolvormende apparatuur moet ook de omgeving (<3m) rondom de patiënt steeds goed gereinigd en gedesinfecteerd worden (bij zichtbare vervuiling altijd eerst reiniging!).
  • Gebruik van apparatuur waarbij zoveel mogelijk aerosolvorming wordt voorkomen is om meerdere redenen aan te bevelen. Een vacuümafzuigsysteem reduceert de verspreiding van micro-organismen met 95%.
    In principe zijn de bovengenoemde voorzorgsmaatregelen voldoende om overdracht van MRSA naar personeel en andere patiënten te voorkomen. Bij bekende MRSA positieve patiënten is het aan te raden de voorzorgsmaatregelen uit te breiden met een schort indien men dit niet al standaard gebruikt. Ook kan men indien het een bekende MRSA positieve patiënt is overwegen deze aan het einde van het spreekuur te plannen.

Mw. Dr. Karin Ellen Veldkamp studeerde Geneeskunde aan de Rijks Universiteit Utrecht waarna zij zich specialiseerde in de Medische Microbiologie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Tijdens de specialisatie verrichtte zij promotieonderzoek wat in 2001 resulteerde in een dissertatie met als onderwerp: Chemotaxis Inhibitory Protein of Staphylococcus aureus. Als arts-microbioloog was zij werkzaam in het Ziekenhuis Hilversum/Gooi Noord, bij het Laboratorium voor Infectieziekten in de centrale vestiging te Groningen en de vestiging in het Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Sinds 2008 is zij werkzaam als staflid bij de afdeling Medische Microbiologie van het Leids Universitair Medisch Centrum met als aandachtsgebieden bacteriologie, infectiepreventie en ziekenhuis hygiëne. Vanaf eind 2011 is zij voorzitter van de Infectiecommissie en stuurt zij de eenheid Infectiepreventie van het LUMC aan.

Verslag door Maja Faasen voor dental INFO van het congres MRSA, soa’s en tropische infectieziekten, van Bijscholing.info

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

De rol van herpesvirussen bij parodontitis

Diverse studies claimen een rol voor verschillende micro-organismen, zoals schimmels en virussen, bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Deze studies kunnen een nieuw tijdperk in het parodontaal onderzoek markeren. Wat is de mogelijke rol van humane herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis?

Tot voor kort lag de focus van het onderzoek naar het ontstaan en verloop van parodontitis bij de klassieke paropathogenen en werd de rol van andere micro-organismen, zoals schimmels, parasieten, protozoën en virussen, genegeerd of hooguit zijdelings bestudeerd. Dat dit onterecht is, blijkt uit diverse studies die een rol claimen voor verschillende micro-organismen bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Deze studies kunnen een nieuw tijdperk in het parodontaal onderzoek markeren.

In dit artikel zullen we ingaan op de mogelijke rol van humane herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis.

Verschillende herpesvirussen
Dat virussen op dit moment extra in de belangstelling staan, is op zich niet vreemd: niet alleen zijn er de afgelopen jaren een aantal bekende virusuitbraken geweest, ook hebben moderne moleculaire technieken zoals de end-point polymerase ketting reactie (PCR), real-time PCR en reverse transcriptie PCR het mogelijk gemaakt om hoogstaand virusonderzoek te doen. Door hun simpele structuur zijn virussen met moderne moleculaire technieken ook relatief eenvoudig te onderzoeken.

De herpesvirussen zijn een verzamelnaam voor een groep grote DNA virussen die ziekten bij mens en dier kunnen veroorzaken. Van de meer dan 120 verschillende herpesvirussen zijn er slechts 8 die de mens kunnen infecteren en deze zijn In onderstaande tabel weergegeven. Welke van deze humane herpessoorten een rol spelen bij parodontitis, is nog niet helemaal duidelijk. Wel blijkt dat een ontstoken parodontium in ieder geval een goede voedingsbodem is voor het Epstein-Barr virus (EBV) en het Cytomegalovirus (CMV), waarbij tot 100 miljoen virusdeeltjes aanwezig kunnen zijn (Slots, J.).

Herpesvirussen die de mensen kunnen infecteren

Mogelijk bewijs dat herpesvirussen een rol spelen bij het ontstaan en verloop van parodontitis
De aanwezigheid van EBV en CMV in een ontstoken parodontium is niet de enige aanwijzing dat herpesvirussen een rol spelen bij parodontitis. Uit verschillende studies blijkt dat herpesvirussen op meer manieren betrokken zijn. Hieronder zijn de mogelijke bewijzen samengevat:

  1. Uit verschillende gingivale celtypes kunnen herpesvirussen worden geïsoleerd (Ehrlich et al. 1983).
  2. In gingivale weefsels van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in weefsels van gezonde personen (Contreras et al. 2000).
  3. In de creviculaire vloeistof van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in de creviculaire vloeistof van gezonde personen (Parra en Slots 1996).
  4. In subgingivale plaquemonsters van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in subgingivale plaquemonsters van gezonde personen (Saygun et al. 2002, Imbronito et al. 2008).
  5. Er is een mogelijke interactie tussen herpesvirussen en paropathogenen (Kamma and Slots 2003). Vooral interacties tussen CMV en paropathogenen zoals Aggregatibacter actinomycetemcomitans (Aa), Tannerella forsythensis (Tf), Treponema denticola (Td) en Porphyromonas gingivalis (Pg) zijn bestudeerd. De ODDS ratio tussen agressieve parodontitis en aanwezigheid van CMV bedraagt 6,6. Als er ook nog Pg aanwezig is, stijgt de ODDS ratio zelfs tot 51,4. Dit laatste duidt op een sterk synergistisch effect tussen CMV en paropathogenen als Pg.

Wat is de etiopathogenese bij het ontstaan en verloop van parodontitis?
Als etiopathogenese zijn een vijftal processen beschreven:

  1. Herpesvirussen als EBV en CMV zorgen voor een toename van pro-inflammotoire cytokines als IL-1beta en TNF-alpha. Toename van deze cytokines resulteert in een activatie van matrix-metalloproteinases en osteoclasten met als gevolg een toename van weefsel- en botafbraak (Slots 2009).
  2. Bestaande afweermechanismen worden afgeremd door herpesvirussen, wat een secundaire bacteriële dysbiose tot gevolg kan hebben (Morgensen et al. 2001 en Page et al. 1997).
  3. Er is een direct pathogeen effect van herpesvirussen op diverse humane cellen, zoals fibroblasten, keratinocyten en endotheelcellen, waardoor herstelmechanismen worden vertraagd of zelfs helemaal stilvallen. Ook dit kan een secundaire dysbiose tot gevolg hebben (Britt et al. 1996).
  4. Infectie van de humane gingiva kan aanhechting en kolonisatie van paropathogene bacteriën bevorderen.
  5. Door een toename in ontstekingsprocessen ziet men ook een toename van micro-organismen die leven van het ontstekingsinfiltraat met een secundaire dysbiose als mogelijk gevolg.

Uitdagingen

  1. De gebruikte methode
    Het meeste herpesvirusonderzoek is uitgevoerd met behulp van de “nested” PCR methode. Nadeel van deze methode is de gevoeligheid voor contaminatie met als gevolg fout positieve resultaten. Toepassing van nauwkeurige moleculaire technieken zoals real-time PCR zal de betrouwbaarheid van de resultaten doen toenemen.
  2. Problemen met causaliteit
    Om onderscheid te kunnen maken tussen causaliteit en correlatie zijn nieuwe studies noodzakelijk, bijvoorbeeld door herpesvirussen met behulp van specifieke antivirale middelen te verwijderen. Ook kan worden bestudeerd of er een positief effect is van zulke antivirale middelen op het parodontitisbeeld.
  3. Problemen met de monstername
    Het is erg moeilijk om betrouwbare en relevante monsters te nemen. Bloed is een belangrijke storende variabele, omdat bloedcellen virusdeeltjes kunnen bevatten.
  4. Het aantal onderzoeksgroepen dat virusstudies uitvoert is te beperkt
    Op dit moment zijn er slechts een beperkt aantal universitaire groepen bezig met onderzoek naar het verband tussen virussen en parodontitis.

Conclusies
Ondanks bovenstaande uitdagingen waar we bij virusonderzoek mee te maken hebben, komt er steeds meer kennis over de rol van herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Vooral het cytomegalovirus en Eppstein-Barr virus worden veelvuldig in verband gebracht met parodontitis.
Er zijn verschillende plausibele pathogenese mechanismen beschreven waarbij er een duidelijk verband aanwezig is tussen de aanwezigheid van het herpesvirus en het ontstaan van een secundaire bacteriële dysbiose. Meer en beter onderzoek naar deze pathogenesemechanismen zal meer inzicht moeten geven in de relatie tussen herpesvirussen, paropathogenen en parodontitis.

Door: Dr. H.E. van Beurden, Bio2Dental BV

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Beter poetsen voorkomt gaatjes bij draadjes achter tanden

Steeds meer mensen hebben draadjes achter hun voortanden die ervoor zorgen dat de voortanden op hun plek blijven na een orthodontische behandeling. Dit is echter ook een risicofactor voor cariës en tandvleesontsteking. Orthodontist Marije Jongsma deed haar promotieonderzoek hierover en ontdekte dat het laagje tandplaque op de draden verminderd kan worden  door gebruik van een elektrische tandenborstel, antibacteriële tandpasta en eventueel een antibacterieel mondspoelmiddel. Ook blijken enkelstrengsdraden een kleinere risicofactor dan meerstrengsdraden.

Vorm
Jongsma concludeerde dat de vorm van de draden van grote invloed is op de hoeveelheid biofilm die eraan hecht. Op een meerstrengsdraad vormt zich meer biofilm dan op een enkelstrengsdraad. Hoe ruwer het offervlak, hoe gemakkelijker bacteriën zich kunnen hechten. Een eenmaal gevormd bacterielaag is moeilijk te doordringen.

Biofilm
De orthodontist ontdekte dat gebruik van een elektrische tandenborstel de stuctuur van de biofilm verandert en beter doordringbaar maakt. Door combinatie van gebruik van een elektrische tandenborstel met een antibacteriële tandpasta en mondspoelmiddel vermindert de hoeveelheid biofilm en wordt de samenstelling ervan minder schadelijk.

Ze geeft in haar proefschrift aan dat de vorming van biofilm niet helemaal voorkomen kan worden, maar dat dit wel verminderd kan worden met de juiste middelen.

Promotie
Promotie: M.A. Jongsma
Wanneer: 01 april 2015, 14.30 uur
Promotors: prof. dr. Y. (Yijin) Ren, prof. dr. ir. H.J. (Henk) Busscher, prof. dr. H.C. (Henny) van der Mei
Waar: Academiegebouw RUG
Faculteit: Medische Wetenschappen / UMCG

Marije Jongsma (1986) studeerde tandheelkunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen het W.J. Kolffinstituut en de afdeling Orthodontie, binnen het programma Bioadhesion, Biocompatibility and Infection, van het Universitair Medisch Centrum Groningen, die het onderzoek ook bekostigden. Jongsma werkt als orthodontist in de maatschap Jongsma & Jongsma Orthodontisten.

Mrt 2015

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Orthodontie, Thema A-Z
Zwangerschap en parodontitis

Zwangerschap en parodontitis

Zijn tandheelkundige behandelingen toegestaan tijdens zwangerschap? Welke medicatie mag een zwangere gebruiken? Waarom hebben zwangere vrouwen een grotere kans op het ontwikkelen van parodontitis en wat zijn de gevolgen? Verslag van de lezing van mevrouw A. Kunnen tijdens de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid van de Stichting PAOT-NN in samenwerking met het UMCG Wenckebach Instituut.

Zijn alle tandheelkundige behandelingen toegestaan gedurende de zwangerschap?
Bij tandheelkundige behandelingen tijdens de zwangerschap wordt vaak enige terughoudendheid in acht genomen door tandartsen. Dit is niet gebaseerd op wetenschappelijke resultaten. Vaak zijn tandartsen bang voor claims en dit is ook niet vreemd wanneer er gekeken wordt naar de kans op spontane abortussen die tussen de 10-15% ligt. Spontane abortussen zijn afhankelijk van veel factoren en de kans is zeer klein dat dit (alleen) door een tandheelkundige behandeling komt. Echter is dit nooit goed vast te stellen.

In principe mag er dus op ieder moment van de zwangerschap behandeld worden: scaling en rootplaning, extracties, restaureren en endodontische behandelingen. Echter kan er beter gekozen worden om in het tweede trimester te behandelen. De kans op spontane abortussen is dan namelijk veel kleiner en een tandheelkundige behandeling, als ‘oorzaak’ van een spontane abortus, kan op deze manier uitgesloten worden.

Welke medicatie mag een zwangere gebruiken?
Medicatie kan worden ingedeeld in de volgende categorieën:
Categorie A: medicijn geeft geen probleem/ heeft geen effect op foetus.
Categorie B: medicijn is iets riskanter.
Categorie C: medicijn kan mogelijk problemen veroorzaken, wel reversibel.
Categorie D: medicijn mag niet gegeven worden bij zwangerschap. Grote kans op complicaties zoals misvormingen.
Categorie X: medicijn mag ook al niet gegeven worden als iemand zwanger wil worden.

  1. Lokale anesthesie
    Lokale anesthesie valt onder categorie A (Articaïne, bupivacaïne, lidocaïne, mepivacaïne, prilocaïne octapressine/citanest). Hierbij is het goed om te weten dat de adrenaline-spiegel in het bloed die veroorzaakt wordt door stress, hoger is dan de hoeveelheid adrenaline die er in de anesthesie-vloeistof zit.
  2. Pijnstillers
    Paracetamol is de enige pijnstiller die in categorie A valt en dus veilig is tijdens de zwangerschap. NSAID’s en aspirine kunnen erg gevaarlijk zijn tijdens de zwangerschap.
  3. Antibiotica
    Amoxicilline valt in categorie A en kan dus zonder problemen voorgeschreven worden tijdens de zwangerschap. Opgemerkt hierbij dient te worden dat het voorschrijven van amoxicilline (augmentin) als monotherapie in de tandheelkunde ongebruikelijk is. Metronidazol valt in categorie B en mag wel vanaf het tweede trimester voorgeschreven worden. In het eerste trimester passeert dit medicijn namelijk nog de placenta. Penicilline valt ook in categorie A.

Waarom hebben zwangere vrouwen een grotere kans op het ontwikkelen van parodontitis en wat zijn de gevolgen?
Veel zwangere vrouwen hebben last van zwangerschapsgingivitis, wat vooral toeneemt tijdens het tweede en derde trimester. Ook loopt een zwangere vrouw meer kans op het ontwikkelen van parodontitis. Dit wordt veroorzaakt door verschillende veranderingen in het lichaam.

Ten eerste vindt een verandering van bacteriële samenstelling plaats ten gevolge van hormonale verandering. Daarnaast neemt het bloedvolume met 40-50% toe wat effect heeft op de bloedvaten. Ten derde vindt er een immunologische aanpassing plaats om de ‘lichaamsvreemde’ foetus niet af te stoten. Deze immunologische veranderingen zijn niet alleen in de baarmoeder merkbaar maar ook perifeer (o.a. de mond). Door al deze veranderingen, is tijdens een gewone zwangerschap het lichaam in een pro-inflammatoire staat. Dit betekent dat er een toename is van het aantal leukocyten en dat er activatie plaatsvindt van ontstekingscellen. Deze pro-inflammatoire staat kan weer leiden tot zwangerschapscomplicaties zoals vroeggeboorte (<37 weken), pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging) en een laag geboortegewicht.

Helpt parodontale behandeling deze complicaties te voorkomen?
Meta-analyses hebben uitgewezen dat parodontale behandeling tijdens de zwangerschap niet tot reductie van zwangerschapscomplicaties leidt.

Geconcludeerd kan worden dat:

  • Parodontale behandeling veilig is tijdens de zwangerschap.
  • Parodontale behandeling de parodontale conditie tijdens de zwangerschap verbetert.
  • Een parodontale behandeling het beste kan plaatsvinden rond de 20e week van de zwangerschap.
  • Acute tandheelkundige behandelingen gedurende de gehele zwangerschap uitgevoerd kunnen worden.
  • Voorkomen beter is dan genezen.

Mevrouw A. Kunnen is mondhygiënist en docent aan het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde, UMCG.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid, georganiseerd door de Stichting PAOT-NN.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z

Amerikaanse tandarts veroordeeld voor de dood van een patiënt

Een Amerikaanse tandarts is veroordeeld voor de dood van een patiënt. De patiënt overleed nadat er 20 tanden waren getrokken en meerdere implantaten waren geplaatst.

Rapport Commissie Tandheelkunde
De patiënt overleed door een laag zuurstofgehalte tijdens de tandextractie en de implantaties. Volgens een rapport van de Commissie Tandheelkunde zou de tandarts de tekenen hebben genegeerd dat de patiënt in nood verkeerde zoals de zuurstofverzadiging, veranderingen van gelaatskleur en de geluiden die de patiënt maakte. Daarnaast negeerde de tandarts de tandartsassistent die waarschuwde dat de patiënt in gevaar was. De commissie stelde tevens vast dat de tandarts niet zoveel procedures had mogen uitvoeren gezien de medische geschiedenis van de patiënt.

Besluit
De tandarts is veroordeeld voor doodslag en voor het knoeien met bewijsmateriaal. De registratie van de tandarts is opgeschort terwijl de commissie zijn praktijk gaat herzien. De commissie heeft nog niet besloten de registratie volledig in te trekken. Er waren namelijk meerdere getuigen-deskundigen die vinden dat de tandarts volgens de standaard zorgprocedures heeft gehandeld.

Bron: Foxnews

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z

Bleekorexia: Tandartsen waarschuwen voor de gevaren van teveel bleken

De behoeften aan steeds wittere tanden wordt door sommige tandartsen ‘bleekorexia’ genoemd. Onderzoek toont aan dat teveel bleken kan leiden tot ernstige bijwerkingen.

Obsessie
Mia St. John, een Amerikaanse professionele bokser, vertelde in een interview bij Good Morning America dat er een periode was dat ze haar tanden steeds witter en gezonder wilde hebben. Haar obsessie voor witte tanden werd op een gegeven moment zo ernstig dat ze haar tanden maar bleef poetsen en bleken, totdat haar tandarts moest ingrijpen. Door de ingreep heeft ze momenteel haar obsessie onder controle.

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Nationale mondzorganalyse in Duitsland

De vijfde ‘German Oral Health’ (DMS V) vindt dit jaar weer plaats om gegevens te verzamelen over de status van de mondgezondheid in Duitsland, gedrag ten aanzien van mondzorg en de risicofactoren.

Eerdere resultaten
Het DMS-onderzoek is al eerder uitgevoerd in 1989, 1997 en 2005. Uit deze data kwam naar voren dat cariës en parodontale aandoeningen zeer vaak voorkomen in Duitsland. Wel heeft er een aanzienlijke verbetering van de mondgezondheid plaatsgevonden in de afgelopen decennia, met name bij kinderen.

Verzameling data
Sociaal-demografische gegevens worden verzameld van deelnemers van vier verschillende leeftijdscategorieën. Ook hun attitude ten opzichte van gezondheid en voeding wordt in beeld gebracht. Daarnaast zullen klinische gegevens worden verzameld over het verlies van tanden, cariës, parodontitis, prothetische status, mond- en spijsverteringsslijmvliezen en hard weefsel.

Belangrijk
DSM is het enige grootschalig cross-sectioneel onderzoek in Duitsland op het gebied van mondzorggezondheid. Het is voor de algemene gezondheid belangrijk dat trends in de prevalentie van mondziektes in de gaten worden gehouden en mondzorganalyses blijven plaatsvinden.

Bron: Biomedcentral


Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Onderzoek, Thema A-Z