Gedragsmanagement bij kinderen welke technieken zijn effectief

Gedragsmanagement bij kinderen: welke technieken zijn effectief?

Gedragsmanagement bij pediatrische patiënten met (tandarts-)angst kan uitdagend zijn voor clinici, die bekend moeten zijn met een reeks manieren om patiënten te kalmeren en behandelen. Volgens een review in het Journal of Dentistry is er geen bewijs dat één van de basistechnieken beter is dan de rest. Wel is het belangrijk dat bij de techniek de persoonlijkheid en ouders van de patiënt betrokken worden.

Extra stress

Angst tijdens een behandeling kan het gedrag van een patiënt enorm beïnvloeden, met name bij kinderen. Dit kan problemen opleveren voor de clinicus en tot extra stress leiden bij de zorgverleners van de patiënt. Er zijn gelukkig verschillende technieken die kunnen worden toegepast om dit te verminderen of voorkomen.

Copingvaardigheden

Gedragsmanagement is gebaseerd op verschillende wetenschappen en omvat procedures die de copingvaardigheden van kinderen verbeteren. Het is gericht op het verminderen en verlichten van angst, het verbeteren van storend gedrag en het bereiken van volledige acceptatie om tandheelkundige behandelingen te ondergaan. Het toepassen van technieken van gedragsmanagement (behavioural management techniques, BMT’s) is niet eenvoudig en verschilt per patiënt.

Twee categorieën

BMT’s zijn onderverdeeld in twee categorieën: basis en geavanceerd. Basis-BMT’s omvatten tell-show-do (TSD), afleiding, versterking, stembesturing, modellering en ouderlijke aanwezigheid. Geavanceerde BMT’s omvatten actieve en passieve fixatie, sedatie en algemene anesthesie. Van deze twee soorten worden basistechnieken vaker gebruikt door beoefenaars.

Effectiviteit van basistechnieken

Er bestaan veel verschillende technieken die nog niet goed met elkaar zijn vergeleken. Daarom voerden onderzoekers uit Griekenland en Zwitserland een systematische review en meta-analyse uit over de effectiviteit van basistechnieken bij pediatrische patiënten die angst ervaren. In totaal werden 62 gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep in de studie opgenomen.

Alle basis-BMT’s zijn effectief

“De resultaten suggereerden dat alle basis-BMT’s een acceptabele effectiviteit hebben op de angst, tandartsangst en het gedrag van pediatrische patiënten tijdens tandheelkundige behandelingen”, schrijven de auteurs van het artikel. Dit uit zich bijvoorbeeld in een verminderde hartslag en zuurstofverzadiging bij kinderen tijdens een behandeling.

Aandacht trekken

Met name audiovisuele en audiovernietiging waren effectief. De onderzoekers verklaren dit doordat dergelijke technieken de aandacht van kinderen trekken. Hierdoor houden ze hun gedachten weg bij de procedure en worden onaangename prikkels uit de tandheelkundige omgeving geminimaliseerd.

Voorkeursafleiding

De voorkeursvorm van de afleiding varieerde per leeftijd. Oudere kinderen prefereerden volgens de resultaten een virtuele bril of spelletjes op de mobiele telefoon. Kinderen van 8 jaar en jonger gaven de voorkeur aan meer passieve vormen van afleiding, zoals een tablet of scherm aan de tandartsstoel.

“De terughoudendheid van jongere kinderen ten aanzien van virtuele brillen werd toegeschreven aan hun cognitieve ontwikkeling, omdat het hun bestaande angst verhoogde door ze volledig te scheiden van de omgeving”, merkten de auteurs op.

Modellering als alternatief voor tell-show-do

Het artikel meldde ook dat modellering effectief was en kan worden gebruikt als een alternatief voor de tell-show-do-techniek. Live-modellering bleek effectiever dan TSD in jongere leeftijdsgroepen.

Controle over negatieve gedachten

Daarnaast bleken nieuwere technieken die systematische desensibilisatie, ontspanning en cognitieve herstructurering combineren, zoals hypnose, ook effectief. Deze BMT’s kunnen kinderen helpen de controle over hun negatieve gedachten te vergroten, angst te verminderen en daardoor de samenwerking te verbeteren.

Geen techniek beter dan de rest

Aangezien van elke BMT is aangetoond dat deze effectief is kan geen enkele techniek worden aanbevolen boven een andere. “[De] passende techniek zou de persoonlijkheid van de patiënt en de actieve betrokkenheid van de ouders moeten incorporeren, binnen de inhoud van de veranderingen in moderne samenlevingen”, concludeerden de auteurs.

Bron:
Journal of Dentistry 

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Meerdere-soorten-fluoridebehandelingen-werken-mogelijk-bij-oudere-volwassenen

Meerdere soorten fluoridebehandelingen werken mogelijk bij oudere volwassenen

Tandartsen gebruiken routinematig fluoridetherapie om tandcariës, wat vaak voorkomt bij oudere volwassenen, te voorkomen en beheersen. Preventieve maatregelen die effectief zijn in andere leeftijdsgroepen zijn echter mogelijk niet geschikt voor oudere volwassenen, en er is niet één beste strategie voor oudere mensen, volgens een systematische review in het Journal of Dentistry.

Weinig aandacht voor oudere volwassenen

De levensverwachting en de vergrijzing van de bevolking nemen wereldwijd toe. Ouder worden, multimorbiditeit en polyfarmacie maken ouderen kwetsbaar voor mondziekten. Bijna de helft van de oudere volwassenen heeft tegenwoordig last van tandcariës. Hoewel deze aandoening erkend is als de meest voorkomende mondziekte en de preventie ervan is benadrukt, is er weinig aandacht besteed aan de preventie van cariës specifiek bij oudere volwassenen.

Andere soorten cariës en risicofactoren

Preventieve maatregelen die effectief zijn gebleken voor andere leeftijdsgroepen zijn mogelijk niet van toepassing op oudere volwassenen, omdat de soorten cariës en de bijbehorende risicofactoren verschillen. De meeste klinische onderzoeken naar het gebruik van fluoride voor de preventie van cariës zijn gericht op kinderen en adolescenten.

Systematische review

Om deze reden hebben wetenschappers van de University of Hong Kong een systematische review uitgevoerd om klinisch bewijs te beoordelen voor professioneel toegepaste fluoridetherapie om cariës bij oudere volwassenen te voorkomen en te stoppen.

Twee onafhankelijke onderzoekers doorzochten de Engelse literatuur in vijf databases voor klinische onderzoeken naar de effectiviteit van professioneel toegepaste fluoride om cariës te voorkomen of te stoppen bij volwassenen van 60 jaar en ouder. Van de 525 studies die ze vonden voldeden echter slechts zeven aan de criteria voor de beoogde patiëntenpopulatie.

Meerdere effectieve behandelingen

De onderzoeksresultaten geven aan dat 38% zilverdiaminefluoride (SDF) -oplossing 25 tot 71% van wortelcariës voorkwamen. Bij 5% natriumfluoride (NaF) -vernis was dit percentage 64%, en 1,23% aangezuurde fosfaatfluoridegel was 32% effectief in het voorkomen van wortelcariës. Er werden geen statistisch significante verschillen gedetecteerd tussen de effectieve middelen. Een meta-analyse van drie studies naar het jaarlijks toedienen van 38% SDF duidde op een afname van het aantal nieuwe wortelcariës met 0,55.

Combinatie met educatieprogramma

Eén studie meldde dat een jaarlijkse toepassing van 38% SDF-oplossing in combinatie met een mondgezondheidseducatieprogramma nieuwe wortelcariës aanzienlijk voorkwam. Het programma werd gegeven door een mondhygiënist om de dagelijkse praktijk van de mondzorg te evalueren en te veranderen. De onderzoekers vinden echter dat de kosteneffectiviteit moet worden beoordeeld voordat het programma wordt gebruikt voor interventies op het gebied van de volksgezondheid, aangezien er een aanzienlijke hoeveelheid tijd en mankracht nodig voor is.

Meer klinisch onderzoek nodig

Een beperking van de review is dat slechts er slechts zeven geschikte artikelen zijn gevonden. “Er moeten meer goed opgezette klinische onderzoeken worden uitgevoerd naar de effectiviteit van verschillende methoden voor de preventie en arrestatie van cariës bij oudere volwassenen om meer bewijs te leveren voor gebruik in de klinische praktijk en maatregelen op het gebied van de volksgezondheid”, schrijven de auteurs.

Bron:
Journal of Dentistry

 

 

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
gaatjes

Amalgaam in 2025 verboden in Europa

De Europese Commissie wil dat er in 2025 geen tandheelkundig amalgaam meer wordt gebruikt. Sinds 2022 wordt er een herziening van de EU-kwikverordening verwacht en dit houdt in dat er een verbod is op kwikhoudende lampen. Hierdoor wordt het opzettelijk gebruik van kwik in de EU stopgezet.

Alternatieven

Omdat er alternatieven zijn voor het gebruik van kwik in de tandheelkunde mag amalgaam vanaf 1 januari 2025 niet meer worden gebruikt voor tandheelkundige behandelingen.

Amalgaam

Kwik is één van de meest giftige stoffen ter wereld. Amalgaam bestaat voor 50% uit kwik. Wanneer kwik in het milieu terecht komt verandert het in methylkwik, dat nog giftiger is dan kwik. In Nederland wordt op de tandheelkundige opleidingen al 20 jaar geen onderwijs meer gegeven over het gebruik van amalgaam bij tandheelkundige behandelingen.

Lees het hele bericht van de Europese commissie via onderstaande link

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
De factoren die voor slechte ventilatie zorgen in tandartspraktijken

De factoren die leiden tot slechte ventilatie in tandartspraktijken

Ventilatie in tandartspraktijken is essentieel om blootstelling van tandartsen aan overdraagbare ziekten te verminderen. Een studie die is gepubliceerd in Scientific Reports heeft daarom de factoren verduidelijkt die ervoor zorgen dat luchtretentie plaatsvindt. Hiermee kunnen mogelijk normen vast worden gesteld om de lucht in praktijken te verbeteren.

Hoog risico op blootstelling

Tandartsen lopen in een klinische praktijk een hoog risico op blootstelling aan overdraagbare ziekten. Hoewel het dragen van maskers en handschoenen, en het desinfecteren van de gebruikte instrumenten infectie proberen te voorkomen, is er sinds COVID-19 ook meer aandacht voor de luchtkwaliteit.

Efficiënte ventilatie nodig

Aangezien ramen en deuren dicht vaak dicht zijn is er in een praktijk een efficiënte ventilatiemethode nodig die niet afhankelijk is van natuurlijke ventilatie. Belangrijke onderdelen van ventilatiesystemen zijn uitlaatopeningen en airconditioners. De concentratie van verontreinigende stoffen in de binnenlucht hangt sterk af van de locatie van de in- en uitgangen hiervan. Ook scheidingswanden beïnvloeden de luchtstroom in een tandartspraktijk.

Uitlaten en scheidingswanden

Een Japans onderzoeksteam heeft daarom vloeistofdynamica-simulaties uitgevoerd met de nadruk op (1) het stroompad van de inlaat naar de uitlaatopening en (2) de aanwezigheid van scheidingswanden. Zo wilden ze de factoren verduidelijken die leiden tot luchtretentie in tandartspraktijken. Ze hebben een driedimensionaal model gemaakt van een tandartspraktijk met drie tandartsstoelen en hebben simulaties uitgevoerd voor scenario’s met en zonder scheidingswanden. Dit gebeurde voor verschillende posities van de in- en uitlaatopeningen.

Luchtleeftijd

De luchtretentie werd bepaald met behulp van luchtleeftijd, een maat voor ventilatie-efficiëntie. Evaluatie van de simulaties toonde aan dat de luchtleeftijd nabij de scheidingswand lokaal hoog was in de scenario’s met scheidingswanden. In de scenario’s waarin de uitlaatpoort zich dicht bij de ingang bevond, was de luchtleeftijd nabij de uitlaatpoort hoog, ongeacht de aanwezigheid van een scheidingswand. Dit betekent dus ook dat verontreinigende stoffen op die plaatsen dan lang blijven hangen.

Kortsluiting van verse lucht

De resultaten van deze studie gaven bovendien aan dat wanneer de uitlaat zich dicht bij de inlaat bevond, de lucht in de rest van de ruimte gemiddeld een hogere luchtleeftijd had dan wanneer de uitlaat verder weg in de ruimte was. Als de in- en uitlaat te dicht bij elkaar in de buurt zitten ontstaat er mogelijk een soort kortsluiting van verse lucht: de verse lucht wordt meteen weggezogen, zonder dat het de oude lucht meeneemt.

Niet makkelijk te valideren

Een beperking van de studie is dat het een numeriek experiment is dat gebaseerd is op simulaties en niet experimenteel gevalideerd is. Er bestaan echter nog geen methoden om gemakkelijk de luchtleeftijd in een klinische ruimte te meten. Verder gaat deze studie uit van één uitlaat en een horizontale luchtstroom. In de praktijk is de luchtstroom vaak verticaal en kunnen meerdere luchtafvoeropeningen worden geïnstalleerd.

Maatregel tegen infecties

Desondanks concluderen de auteurs dat, naast het dragen van beschermende kleding en het steriliseren van instrumenten, “het belangrijk is om verbetering van de luchtkwaliteit te beschouwen als een tegenmaatregel tegen lucht- en druppelinfecties, zoals virusinfecties, in tandheelkundige klinieken”.

Bron:
Scientific Reports 

 

 

Lees meer over: Praktijkhygiëne, Thema A-Z
Wim Kluter

In memoriam – Wim Klüter, oud-voorzitter en erelid van Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie

Op 27 augustus overleed Wim Kluter plotseling. Wim was met zijn partner Marijke op vakantie in Frankrijk en kreeg tijdens een wandeling een hartstilstand, schrijft de Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie (NVGd).

Wim was vanaf de beginperiode van de NVGd lid. In de jaren negentig was hij bestuurslid van de vereniging en in 2012 werd hij wederom bestuurslid van de NVGd.
Hij studeerde Tandheelkunde in Nijmegen en promoveerde later in de gerodontologie. Zijn promotieonderzoek (‘Oral selfcare for dentate elderly’) was de voorzichtige start van een steeds meer onder de aandacht komend zorgdomein. Hier heeft hij de liefde voor de kwetsbare oudere patiënt gevonden en deze nooit meer verloren.

Hij had een praktijk in Nijmegen en werkte steeds meer in instellingen voor ouderen in de regio. Hij was bestuurslid en later ook voorzitter van de Nijmeegse Tandartsen Vereniging. Om meer tijd te hebben voor zijn geriatrische werk, verkocht hij zijn praktijk in Nijmegen en ging hij verder in Overasselt waar hij een kleinere praktijk bemande.

In 2019 werd hij docent bij de opleiding Tandheelkunde in Nijmegen. “Zo kon hij jonge tandartsen enthousiasmeren voor de geriatrische tandheelkunde. Zo raakte hij tevens betrokken bij de differentiatie-opleiding bij BT-academy, was hij auteur van een boek (‘Inventarisatie (mond)gezondheidsproblemen van ouderen’) en was hij docent bij diverse cursussen”, schrijft de NVGd.

“Wim hoorde bij de eerste gedifferentieerde tandartsen-geriatrie. Hij heeft zich hard gemaakt voor dezelfde differentiatie voor mondhygiënisten. Hij stond voor het teamconcept, niet de tandarts is leidend, maar met het hele mondzorgteam, ook eventueel de tandprotheticus, wordt op basis van gelijkwaardigheid een mondzorgplan opgesteld en uitgevoerd. Hij was dan ook een groot voorstander van het lidmaatschap voor de tandprotheticus bij de NVGd.

In zijn bestuursperiode bij de NVGd heeft hij ervoor gezorgd dat mondzorg voor ouderen steeds meer aandacht kreeg. Hij heeft verschillende prijzen ingesteld: de mondverzorgingsprijs en de proefschrift- en publicatieprijs. De mondverzorgingsprijs wordt uitgereikt aan een medewerker van een zorginstelling die zich met hart en ziel inzet voor de mondverzorging van kwetsbare ouderen. Deze prijs tekent Wim, de rol van de zorgverlener “aan het bed” vond hij belangrijk en verdient terecht alle aandacht.

Wim wist altijd wat er speelde in het werkveld, wist ook wie hij moest benaderen om zaken mee te doen. En hij wist de gehele geschiedenis van onze vereniging, een wandelende encyclopedie. Wat gaan we Wim missen, niet alleen om zijn kennis en werkethos, maar ook omdat hij een prettig mens was, aimabel en sociaal. Altijd na afloop van een bijeenkomst aan de bar napraten en het liefst als laatste naar huis”, zegt de NVGd.

Bron:
NVGd

Lees de interviews met Wim Klüter die wij eerder plaatsen:
Internationaal congres in Nederland over mondzorg bij kwetsbare ouderen
“Passende mondzorgverlening voor kwetsbare ouderen wordt een steeds groter en complexer probleem!”

 

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Obesitas

Obesitas en de link met parodontitis: onderliggende oorzaken en effectieve aanpak

Op dit moment heeft meer dan de helft van de Nederlanders overgewicht en 15% heeft obesitas. Natuurlijk zijn voeding en lichaamsbeweging hierin hoekstenen, maar er zijn nog vele andere factoren: genetische, psychologische en gebruik van medicijnen. Verslag van de lezing van prof. dr. Liesbeth van Rossum, internist-endocrinoloog en hoogleraar op het gebied van obesitas en stressonderzoek.

Overgewicht

Vet is een actief orgaan waarin veel hormonen worden gemaakt. Vet kan ziek worden waardoor er meer ontstekingsstoffen ontstaan. Deze stoffen zorgen er voor dat je andere ziektes kan krijgen zoals diabetes mellitus type 2, cardiovasculaire ziektes, bepaalde kankervormen en mondziekte. Mensen met overgewicht hebben vaker een slecht verloop van ziektes. Adipokines (vethormonen) leiden tot verhoogde productie van cytokines en zo ontstaat inflammatie. Zo kan parodontitis dus mede veroorzaakt worden door overgewicht.

Factoren voor overgewicht

Het benoemen van het overgewicht in de behandelkamer is moeilijk maar door toestemming te vragen gaat dat meestal wel goed. Bespreek het op een niet-veroordelende manier. Onderzoek hiervoor welke factoren zorgen voor het overgewicht. Ga er niet vanuit dat het simpelweg door verkeerd eten komt. Het ligt deels in het DNA; sommige mensen krijgen nu eenmaal sneller overgewicht dan een ander. In het DNA ligt ook het verzadigingssysteem. Als je voeding ruikt of ziet dan ga je hongerhormonen aanmaken zoals insuline en dan slaat men doorgaans aan het eten. Je krijgt een verzadigd gevoel pas na 20 minuten; als de verzadigingshormonen uit de darmen omhoog gaan. Daarom is langzaam eten en vaak kauwen heel nuttig. Daarnaast komt er vanuit het vet een signaal naar het brein. Maar we kunnen er prima doorheen eten. Vooral als het heel erg lekker is. Een toetje past altijd maar die broccoli niet meer. Dat heeft te maken met het hedonisch systeem, het beloningssysteem. Helaas varen we hier steeds vaker op. De maatschappij is hier debet aan want overal staan er lekkere snacks, bijvoorbeeld langs de snelweg. We maken steeds vaker onbewust voedingskeuzes in plaats van bewuste voedingskeuzes.

Verzadigingssysteem

Het verzadigingssysteem kan op allerlei manieren verstoort raken. Zoals door een slaaptekort (hoger leptine) of op dieet gaan. Dan wil je juist extra gaan eten na het diëten. Gezond eten is de basis, diëten absoluut niet. Bewerkt voedsel kan het systeem ook verstoren. Je eet sneller, meer en je komt aan bij een eetpatroon met bewerkt voedsel. De hoeveelheid calorieën, vezels, zout en vet maakt hierbij niet uit. Ook de psyche kan het systeem in de war doen raken. Als je zoet ziet, schiet je insuline al omhoog. Dus bij het kijken naar een chocolaatje gaat je lichaam er om vragen. Dan kan je er nog een bak gezonde heerlijke salade naast zetten maar je gaat dat chocolaatje pakken. Dan is stress een grote factor. Bij chronische stress er gaat een herverdeling van vet plaatsvinden door het stresshormoon. Vet gaat dan op de buik zitten en dit is nu juist heel ongezond. Daarnaast krijg je snack-trek door stress. Dus wil je iemand gezonder laten eten dan zal je die stress moeten aanpakken.

Medicijnen

Verder kunnen bepaalde medicijnen het systeem in de war schoppen; zoals antidepressiva, antipsychotica en anti-epileptica. En juist medicatie die vaak gegeven worden bij welvaartsziekte. Maagzuurremmer is ook een bekende en deze wordt heel vaak zonder goede indicatie ingenomen. Corticosteroïden worden enorm veel gebruikt en dit is systemische medicatie. Absoluut eentje om in de gaten te houden bij inflammatie.

Leefstijlinterventie

Via de huisarts kan er ook leefstijlinterventie worden ingezet (GLI) en deze valt onder het basispakket. Hierbij wordt regelmatig cognitieve gedragstherapie ingezet. Deze methodes zijn heel effectief. Mensen worden zowel fysiek als mentaal gezonder. Wat nou als je toch niet hiermee (voldoende) afvalt? Dan is er een aanvullende behandeling met medicatie die sinds kort wordt vergoed. Deze middelen geven een sterkere verzadiging en hebben een anti-inflammatoir effect. Dus wellicht werkt dit ook tegen parodontitis.

Prof. dr. Liesbeth van Rossum is internist-endocrinoloog en hoogleraar op het gebied van obesitas en stressonderzoek in het Erasmus MC. Zij is mede-oprichter van het Centrum Gezond Gewicht en co-auteur van de internationale bestseller “VET belangrijk” (FAT, the secret organ). Als bestuursvoorzitter van het Partnerschap Overgewicht Nederland, met adviesrol aan het ministerie van VWS, was zij nauw betrokken bij de invoering van de gecombineerde leefstijlinterventies in de basiszorgverzekering en bij het Nationaal Preventie Akkoord. Daarnaast bekleedt zij diverse (inter)nationale bestuurlijke functies, waaronder leider van het focusgebied Obesitas en Diabetes van de European Society of Endocrinology en is lid van De Jonge Akademie (KNAW).

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Liesbeth van Rossum tijdens het NVvP congres April Fools, daily rules.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
tandarts - stoel

De juiste positie van de patiënt

Het is essentieel voor de behandelaar om een juiste werkhouding aan te nemen. Dit zorgt ervoor dat er op een gezonde manier gewerkt wordt. De houding en comfort van de patiënt zijn ook van belang, maar de positie van de tandarts staat centraal. De patiënt kan de ongemakken in de stoel tijdens de behandeling accepteren wanneer er over wordt gecommuniceerd en redenen worden benoemd voor het juist zitten van de tandarts.

De patiënt

Om een liggende patiënt te behandelen en daarbij een juiste houding aan te nemen als behandelaar is vooral de houding van het hoofd belangrijk. Wanneer er four-handed wordt gewerkt, is het uitgangspunt dat de lijn tussen het hoofd en de voeten van de patiënt evenwijdig loopt aan de vloer. Verder worden er instructies gegeven over de positionering van het hoofd voor behandeling in de boven- of onderkaak, maar deze zijn vooral gericht op het comfort van de patiënt.
Bij behandeling in de onderkaak is het van belang dat de kin op de borst wordt geplaatst door de patiënt. In vele gevallen wordt dit niet voldoende gedaan, maar wordt juist de rugleuning van de stoel aangepast. Het gevolg hiervan is dat het hoofd van de patiënt vaak te hoog is, de mond is te ver naar voren gericht, de benen van de behandelaar hebben weinig ruimte door de scheve rugleuning, de behandelaar moet zijn armen en schouders opheffen en de linkerarm moet als een knuffel om de hoofdsteun worden gebogen. Hierdoor is de houding van de tandarts gefixeerd en wordt er geen gezonde werkhouding aangenomen.

Symmetrische werkhouding

De ideale werkhouding van de behandelaar is wanneer de behandelaar rechtop zit en de mond van een horizontaal liggende patiënt symmetrisch ongeveer 20 cm voor de patiënt uitsteekt. De oog-tot-object afstand is idealiter 35 tot 40 cm. Het werkgebied moet worden weergegeven door het hoofd van de patiënt zo te positioneren dat het hoofd loodrecht staat. Dit zorgt ervoor dat beide ogen van de behandelaar een gelijkmatig zicht hebben op het werkgebied.

Pas het hoofd van de patiënt aan

Het hoofd van de patiënt kan in drie richtingen worden bewogen; naar voren of achteren, zijdelings naar links of rechts en om de lengteas naar links of rechts. Een hoofd- of schouderkussen kan helpen om de nek van de patiënt te ondersteunen tijdens de behandeling.

Bron:
ZM online

 

 

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z
mondwater

Veel mondverzorgingsproducten bevatten voedselallergenen

Ongeveer de helft van alle mondverzorgingsproducten bevat veelvoorkomende voedselallergenen, aldus onderzoek dat is gepubliceerd in Scientific Reports. Tandpasta, fluoridevernissen en alginaten bleek het vaakst voedselallergenen als fruit en specerijen te bevatten. Fabrikanten zouden strenger moeten zijn in het vermelden van allergenen op productetiketten, volgens de auteurs.

Veelvoorkomend

In de afgelopen decennia is de impact van voedselallergieën op de mensheid opmerkelijk geweest. Er wordt geschat dat zo’n 220 miljoen mensen wereldwijd te kampen hebben met voedselallergieën. Sinds kort worden er verschillende voedselallergenen toegevoegd aan mondverzorgingsproducten om de producteigenschappen te verbeteren. Zelfs kleine doses voedselallergenen kunnen echter al allergische reacties veroorzaken. Daarom moeten clinici op de hoogte zijn van allergieën van patiënten en productingrediënten om de gezondheid van hun patiënten te waarborgen.

Poliklinisch en in tandartspraktijk

Onderzoekers uit Portugal evalueerden daarom 387 mondverzorgingsproducten om de aanwezigheid van voedselallergenen erin vast te stellen. Van deze producten konden er 299 zonder recept worden gekocht, waaronder kauwgom, reinigingstabletten, kunstgebitcrèmes, mondwater, orale gels en sprays, orthodontische was en tandpasta’s. De andere 88 producten werden gebruikt in tandartspraktijken en omvatten alginaten, fluoridevernissen, tandplak onthullende crèmes, tandpasta’s, actuele crèmes en handschoenen.

Ingrediënten op etiket

Het onderzoek werd uitgevoerd door de ingrediënten op de productetiketten te lezen en stoffen met een potentieel allergene aard te identificeren. Hierbij werd gelet op granen, levensmiddelenadditieven, noten, schaaldieren, zuivelproducten, fruit en specerijen.

Veel allergenen in mondverzorgingsproducten

De aanwezigheid van voedselallergenen als hulpstoffen was gebruikelijk in zowel poliklinische als tandheelkundige producten: in liefst 46,3% van de producten kwamen allergenen voor. De meeste monsters (81%) bevatten slechts één voedselallergeen. Een soort tandpasta spande echter de kroon met in totaal 5 verschillende allergenen.

Fruit en specerijen

In tandartspraktijkproducten werd de hoogste prevalentie van allergenen gevonden in fluoridevernissen, alginaten, tandpasta’s, crèmes voor plaatselijk gebruik en handschoenen. In poliklinische producten waren allergenen overheersend in tandpasta, kauwgom en orthodontische was. Meestal waren de voedselallergenen fruit en specerijen, schreven ze.

Strenger zijn

Fabrikanten zouden strenger moeten zijn in het vermelden van allergeenbronnen en hoeveelheden op productetiketten. Door de aanwezigheid ervan te benadrukken kunnen mogelijk gevaarlijke reacties worden voorkomen. Ook is het kennen van de ingrediënten van mondverzorgingsproducten, evenals hun aanpassing aan de pathofysiologische omstandigheden van de patiënt, noodzakelijk voor een veilige en effectieve behandeling, volgens de auteurs.

Zorgvuldig producten selecteren

“Om dit doel te bereiken moeten productetiketten de samenstelling ervan beschrijven en moeten clinici alert zijn op voedselallergieën, zich bewust zijn van de risico’s voor de gezondheid van de patiënt en vragen over voedselallergieën opnemen in hun klinische geschiedenis om een bewuste en zorgvuldige selectie van producten te maken te gebruiken door de patiënt”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
Scientific Reports

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Gitarist-vervangt-snaren-door-flosdraad

Gitarist vervangt snaren door flosdraad – en speelt erop los

Flosdraad, je zou zeggen dat iedereen dat gebruikt om het gebit schoon te maken op lastig te bereiken plekken. Niet als je naam Bernth Brodträger is en je een begenadigd gitaarspeler bent met YouTubekanaal. Flosdraad blijkt namelijk ook prima te werken in plaats van gitaarsnaren.

Originele video’s

De Australiër creëert regelmatig video’s waarin hij zijn gitaren aanpast, vernietigt of op een experimentele wijze gebruikt. Gitaar met water vullen? Elastiekjes als snaren gebruiken? Uitproberen hoe een gitaar met gaten erin klinkt? Ruim 900.000 abonnees kijken er graag naar.

Spannende riffs

Voor een van zijn laatste creaties heeft de gitarist een aantal snaren vervangen door flosdraad. Dat dit in principe werkt is geen verrassing, maar Bernth weet er op verschillende manieren intrigerende riffs en geluiden uit te krijgen.

Skills vereist

In een originele compositie genaamd – hoe kan het ook anders – ‘Floss’ laat hij zien en horen dat flosdraad ook muziek kan maken. De beginnende gitarist wordt alleen niet aangeraden om zijn snaren te vervangen, er zijn behoorlijk wat skills voor nodig om samenhangende melodieën te produceren.

Bron:
Bernth, YouTube

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Tandarts

Bijna één op de tien Nederlanders zegt te bezuinigen op zorg: minder vaak bezoek aan tandarts

Bijna één op de tien mensen (8%) zegt te moeten bezuinigen op zorg. Dit doen zij door zorg uit te stellen en minder vaak een bezoek te brengen aan de tandarts, fysiotherapeut of huisarts. Dit blijkt uit onderzoek van Nivel.

Aan de mensen (N=38) die aangaven te bezuinigen op zorg, vroeg het Nivel op welke manier ze hebben bezuinigd. Achttien mensen gaven aan het gebruik van zorg uitgesteld te hebben. Daarnaast zijn zeventien mensen minder vaak naar de tandarts geweest en zijn veertien mensen minder vaak naar de fysiotherapeut geweest. Dit is zorg die niet vergoed wordt vanuit de basisverzekering. Elf mensen gaven aan minder vaak naar de huisarts te zijn geweest.

Volgens het Nivel onderzoek geeft  5% van de mensen aan de premie voor de zorgverzekering niet meer te kunnen betalen. Jongere mensen, mensen met een slechte gezondheid en mensen met een laag inkomen hebben vaker moeite met het betalen van hun zorgkosten.

Bron:
Nivel

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Kalmerende-middelen-kunnen-mogelijk-helpen-bij-het-genezen-van-wonden

Kalmerende middelen kunnen mogelijk helpen bij het genezen van wonden

Artsen gebruiken soms kalmerende middelen voor angstpatiënten in de dagelijkse praktijk maar er is weinig bekend over de relatie tussen kalmerende middelen, melatoninespiegels en palatinale wondgenezing. Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Dental Sciences concludeert nu dat de toediening van zo’n medicijn kan helpen bij het genezen van wonden na een gingivatransplantaat.

Complicaties na transplantatie

Bij vrije gingivatransplantaties (free gingival graft (FGG) procedures) kunnen voor de voltooiing van epithelialisatie complicaties voorkomen als pijn, overmatig bloedingen, botblootstellingen en morbiditeit op de donorplaats. Hierdoor aarzelen clinici en patiënten vaak om de vereiste behandelingen te krijgen.

Genezingsproces versnellen

Er zijn veel strategieën geprobeerd om het genezingsproces van palatinale wonden te versnellen. Onderzoekers uit Taiwan stelden dat kortetermijntoediening van het veelgebruikte kalmerende middel diazepam de genezing kan vergemakkelijken door de stressniveaus te verminderen en de postoperatieve melatoninespiegels op peil te houden.

Patiënten met tandartsangst

Ze analyseerden het effect van diazepam op patiënten met angst voor de tandarts die FGG-procedures ondergingen. De studie omvatte 39 patiënten met in totaal 51 tandvleestransplantatieprocedures. 26 deelnemers kreeg 5 mg diazepam vanaf de avond voor de procedure tot zeven dagen na de operatie. Om drugsverslaving, tolerantie, afhankelijkheid of ontwenningsverschijnselen te voorkomen werd diazepam slechts acht dagen aan patiënten toegediend.

Verschillende analyses

Direct onderzoek, foto’s en waterstofperoxide werden gebruikt om de genezing na de transplantatieprocedure te evalueren. Ook werden stressniveaus, slaapkwaliteit en speekselmelatonineniveaus geëvalueerd.

Betere wondgenezing bij diazepamgroep

Op dag 14 werd volledige epithelialisatie van de wonden waargenomen bij bijna de helft (48,39%) van de patiënten in de medicatiegroep maar slechts bij ongeveer een derde (35,29%) van de patiënten in de controlegroep. Uiteindelijk bleek ongeveer 90% van de patiënten die werden behandeld met diazepam goed genezende wonden te hebben, vergeleken met ongeveer 71% van de patiënten die geen medicatie kregen.

“Er wordt gespeculeerd dat het kalmerende middel, diazepam, enkele fysiologische reacties kan veroorzaken om de genezing van gehemeltewonden na FGG-chirurgie te vergemakkelijken”, schreven de auteurs van het onderzoek.

Hogere melatonineniveaus

Daarnaast had de medicatiegroep in het algemeen hogere niveaus van postoperatieve melatonine, waarvan is aangetoond dat het de wondgenezing vergemakkelijkt. Bovendien is gemeld dat het melatoninegehalte wordt verlaagd in stressvolle situaties, wat aangeeft dat het kalmerende middel mogelijk de stress verminderde bij de deelnemers die deze medicatie kregen toegediend.

Overwegen voor stressvolle behandelingen

“Het is waarschijnlijk dat het kalmerende middel [diazepam] in staat is om postoperatieve melatoninespiegels te handhaven, wat resulteert in een versnelling van de genezing van palatinale donorwonden”, concludeerden de auteurs van het onderzoek. “Daarom kunnen sedativa worden overwogen voor gebruik in de tandartspraktijk, vooral voor stressvolle chirurgische behandelingen.”

Bron:
Journal of Dental Sciences

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
gewicht - weegschaal

Verband gevonden tussen bioritme melktanden en lichaamsgewicht

Een internationaal onderzoeksteam van de Universiteit van Kent heeft ontdekt dat het bioritme van de melkmolaren (Retzius Periodiciteit, RP) verband houdt met aspecten van lichamelijke ontwikkeling in de vroege adolescentie. Een sneller tandbioritme leidde tot minder gewicht- en massatoename. Hun onderzoek is onlangs gepubliceerd in Communications Medicine.

RP heeft betrekking op de periode waarin tandglazuur wordt gevormd en is consistent in de blijvende kiezen van individuen die geen tekenen van ontwikkelingsstress vertonen. De modale menselijke RP heeft een cyclus van zo’n zeven dagen, maar kan variëren van vijf tot twaalf dagen.

Minder gewichtstoename bij hoger bioritme

Uit de gepubliceerde studie blijkt dat adolescenten met een sneller circadiaans ritme (cyclus van vijf of zes dagen) minder gewicht aankwamen en de kleinste verandering in hun body Mass Index (BMI) hadden gedurende een periode van 14 maanden in vergelijking met adolescenten met een langzamer bioritme. De deelnemers met een langzaam circadiaans ritme (cyclus van zeven of acht dagen) hadden de grootste gewichtstoename.

Tandhistologen zijn al meer dan 100 jaar op de hoogte van het biologische ritme, maar het belang ervan voor lichaamsmassa en groei is pas recentelijk erkend in onderzoeken waarin zoogdiersoorten worden vergeleken. Onderzoek heeft zich nu gericht op het belang van ritme voor de mens.

Grotere kans op obesitas bij lager ritme

Een verrassende bevinding was dat deelnemers met een langzamer circadiaans ritme zes keer meer kans hadden op een zeer hoge BMI. Snelle lengteverandering is een natuurlijk gevolg van de puberteit, maar overmatige gewichtstoename tijdens de puberteit kan enorme gevolgen voor de gezondheid hebben, zoals obesitas op volwassen leeftijd.

Belangrijk om bij deze bevinding in het achterhoofd: BMI is niet de enige en niet de beste manier om de gezondheid van een persoon te meten. Iemand met veel gezonde spiermassa kan volgens de BMI-schaal ook obesitas hebben.

Verder onderzoek

“Dit onderzoek is een spannende eerste stap”, zegt onderzoeksleider Dr. Patrick Mahoney. “De volgende stap is om te bepalen of de associatie die we hebben ontdekt zich uitstrekt tot de bijbehorende nadelige gezondheidsresultaten voor volwassenen. Het is mogelijk dat de melktanden deze informatie jarenlang bewaren voordat deze gevolgen zich bij volwassenen manifesteren.”

Bron:
Communications Medicine

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Je-gebit-reinigen-met-nanobots-Wetenschappers-werken-eraan

Je gebit reinigen met nanobots? Wetenschappers werken eraan

Een nieuwe studie gepubliceerd in het tijdschrift ACS Nano en ondersteund door het Amerikaanse National Institute of Dental and Craniofacial Research (NIDCR) toont de haalbaarheid aan van het robotsysteem, dat ooit zou kunnen worden aangepast voor gebruik bij mensen.

“We willen de mondgezondheid verbeteren voor mensen met een handicap en geriatrische populaties die niet de handvaardigheid hebben om routinematige mondzorg uit te voeren”, zegt tandarts-wetenschapper en senior auteur Dr. Hyun Koo. “Het is een onvervulde behoefte in de mondzorg en het is tijd voor technologische ontwikkeling.”

Magnetische deeltjes

De ‘robots’ zijn eigenlijk ijzeroxidedeeltjes op nanoschaal, elk ongeveer 100 keer kleiner dan een stuifmeelkorrel. In aanwezigheid van een magneet clusteren de nanodeeltjes in een soort borstelhaartjes die in de richting van het magnetische veld wijzen. Door fijn afgestelde aanpassingen aan het veld aan te brengen, konden de onderzoekers de bewegingen van de borstelharen precies richten, hun stijfheid aanpassen en ze inkorten of verlengen.

“Een van de geweldige dingen van het werken met magnetische velden is dat ze weefsels binnendringen en onschadelijk zijn op het niveau waarop we ze gebruiken. Dat betekent dat het systeem moeilijk toegankelijke ruimtes kan bereiken”, zegt microrobotica-ingenieur en co-senior auteur Dr. Edward Steager.

De onderzoekers testten de schrobkracht van de robots op verschillende oppervlakken, waaronder een 3D-geprint model van menselijke voortanden, echte menselijke voortanden gemonteerd op kunstmatig tandvlees en een gedeelte van een varkenskaak met tandvlees en tanden.

Verschillende functies

Deze ijzerstructuren kunnen van vorm veranderen. Van borstelachtige haren naar flossachtige snaren die zich aanpassen aan het tandoppervlak en de hoeken en gaten tussen de tanden schrobben. Een apart experiment toonde aan dat ze zacht genoeg zijn om het tandvlees van varkens onbeschadigd te laten, maar sterk genoeg om tandplak af te breken.

Als het gaat om het afbreken van tandplak, hebben deze robotachtige nanodeeltjes nog een truc in petto. Ze hebben een natuurlijk het vermogen om chemische reacties te veroorzaken die microbe-dodende moleculen vrijgeven. Er wordt dan in wezen een antimicrobiële spoeling aangemaakt. In de experimenten stelde dit de kleine robotlegers in staat om tandplak uit elkaar te halen en de bacteriën erin te doden. Daardoor bleven er geen detecteerbare levende ziekteverwekkers achter.

De volgende stap: klinische proeven

Maar voordat we een peloton kleine robots in onze mond sturen, zijn klinische proeven nodig, zeggen de onderzoekers. Om het robotsysteem te optimaliseren en betaalbaar te maken voor dagelijks gebruik, is het team van plan om prototypes te ontwerpen die in een mond passen. Ze stellen zich een programmeerbaar, volledig geautomatiseerd systeem voor dat zich kan aanpassen aan de unieke kenmerken van de mondholte van een persoon, waardoor gepersonaliseerde mondzorg mogelijk wordt.

Toepassingen buiten de tandheelkunde

De groep onderzoekt ook andere toepassingen. In een proof-of-concept-studie die onlangs is gepubliceerd in het Journal of Dental Research, toonden de onderzoekers aan dat microrobots magnetisch door het wortelkanaal kunnen worden geleid om biofilms te verwijderen en mogelijk medicijnen te vervoeren en af te leveren. Naast tandheelkunde zien de wetenschappers een rol weggelegd voor de technologie bij het reinigen van katheters, chirurgische implantaten en zelfs waterleidingen.

“Je ziet dat dit soort resultaten een heel nieuw gebied en nieuwe toepassingen opent. Beter dan dat wordt het niet in de wetenschap”, zegt Steager.

Bron:
ACS Nano

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Nieuwe chirurgische benaderingen in de parodontologie

Nieuwe chirurgische benaderingen in de parodontologie

EDTA wordt tijdens de parodontale regeneratieve therapie gebruikt om de smeerlaag te verwijderen en het element schoon te maken. Belangrijk hierbij is dat het element niet mobiel mag zijn. Daarom wordt het element in sommige gevallen gespalkt.

Uit de literatuur blijkt dat hoe dieper de pocket die overblijft na initiële therapie, hoe groter het risico wordt op verlies van het element. Bij een pocketdiepte van vijf mm is de odd ratio 7,7. Wanneer dit zes mm wordt, verandert dit al naar 11 en bij zeven mm of meer wordt dit 64. Bij elementen met een pocketdiepte van zes mm of meer is het daarom sterk aan te raden om parodontale chirurgie uit te voeren.

Verslag van de lezing van dr. Serhat Aslan tijdens de EuroPerio Series Single Session.

Parodontale regeneratie door de tijd heen

De biomaterialen hebben een flinke vlucht genomen de afgelopen jaren. In combinatie met de micro chirurgie die we tegenwoordig uit kunnen voeren. Dit leidt dit tot een nieuw flapontwerp. Het allereerste materiaal waarmee we aanhechtingswinst konden behalen was de millipore filter, die later werd vervangen door verschillende membranen. Voor het aanbrengen van de membranen was het nodig om een grote flap te maken. Door de biologicals is dit tegenwoordig niet meer nodig. Belangrijk bij de regeneratie is dat er gestreefd moet worden naar primaire wondheling. Daarbij is het ontwerp van de flap erg belangrijk. Een verkeerd flapdesign kan ervoor zorgen dat de papillen verloren gaan na chirurgische behandeling en dit is niet wenselijk.

In de jaren 90 werd de definitie van micro-chirurgie bedacht. Het ging hierbij om een operatie die uitgevoerd werd met behulp van een microscoop. Dit kan tegenwoordig ook laagdrempeliger uitgevoerd worden met behulp van een loepbril met lamp.

Flapontwerp

In 1985 werd voor het eerst de Papilla Perservation Technique beschreven. Er zijn in de tussentijd nieuwe flapontwerpen bijgekomen, zoals de Modified en Simplified Papilla Perservation Technique. Als laatste ook nog de Minimal Invasive Surgical Technique, kortweg ook wel MIST genoemd.

Hoe kleiner de flap, hoe stabieler de wond. Dit geeft een positief effect op de wondgenezing. De overeenkomsten tussen de modified-MIST flap en de Single Flap Approach (SFA) is dat we bij beide ontwerpen de papil intact last. De flap is gelokaliseerd aan de zijde van het defect. De papil aan de andere zijde wordt niet betrokken in de flap.

Het zou voor de wondgenezing nog voordelig kunnen zijn om helemaal niet te incideren in de papil. Een flapontwerp die we hiervoor kunnen toepassen is de Tunneltechnique. Er wordt een incisie gemaakt in de sulcus, gevolgd door een verticale ontspanningsincisie. Dit zorgt ervoor dat de flap opgetild kan worden en dat er met direct zicht debridement uitgevoerd kan worden. Als het defect zich aan de distale zijde van het element bevindt, dan zal de ontspanningsincisie zich juist aan de mesiale zijde bevinden. Na debridement en eventueel aanbrengen van een biological of botsubstituten wordt alleen de ontspanningsincisie gehecht. Er komen geen hechtingen in de papil. Bij alle elementen die op deze manier behandeld werden, was pocketvermindering zichtbaar.

Dr. Serhat Aslan is a graduate of Ege University, School of Dentistry where he received his DDS degree. He attended Periodontology Program of Graduate Study offered by Institute of Health Sciences at Ege University and graduated with PhD degree at Periodontics. He maintains a private practice limited to periodontics, fixed prosthodontics and implants with focus on microsurgery, soft and hard tissue reconstruction and minimally invasive surgery. Dr. Aslan is a Visiting Professor in the Department of Biomedical, Surgical and Dental Sciences, University of Milan, Italy. He is an Invited Professor in Post-graduate Program in Periodontology and Implantology, University of Porto, Portugal.
Currently, he is the board member and treasurer of Turkish Society of Periodontology. Also, he is a member of European Federation of Periodontology, Italian Society of Periodontology and Implantology and Turkish Academy of Esthetic Dentistry. Dr. Aslan is intensely involved in mono/multi-center clinical research and development in periodontology, with special emphasis to plastic-periodontal surgery, guided bone/tissue regeneration and esthetic implant therapy.

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Serhat Aslan tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Tand - pijn

Dentogene pijn of neuropatische pijn na tandheelkundige behandelingen?

Tandartsen zien vaak patiënten die na een tandheelkundige behandeling last hebben van pijnklachten. Of het om dentogene pijn of neuropatische pijn gaat is vaak lastig te achterhalen. In de online cursus ‘blijvende pijn na tandheelkundige behandelingen’ van de NVGPT werd aan de hand van 14 casussen ingegaan op het onderscheid tussen dentogene pijn en neuropatische pijn. Daarnaast werden ook tips gegeven over de preventie van neuropatische pijn in de tandheelkundige praktijk.

De cursus gegeven door Stan Politis, MKA-chirurg in het Universitair Ziekenhuis Leuven, bestond uit 2 delen. Als eerste werden 14 casussen behandeld waarin werd besproken hoe neuropatische pijn herkend en gediagnosticeerd kan worden. In het tweede deel van de cursus werd er theoretische uitleg gegeven over pijn in het algemeen. In dit verslag is de theorie die bij de casussen aan bod kwam en de theorie het tweede deel van de cursus opgenomen.

Deel 1 – casussen

Socrates onderzoek

Met behulp van verschillende casussen worden verschillende voorbeelden gegeven over het diagnosticeren van dentogene of neuropatische pijn.
Om pijnpatiënten te onderzoeken is het aan te raden om een SOCRATES onderzoek te doen.

Het “SOCRATES” acronym blijkt erg nuttig in de dagelijkse praktijk. Hierbij worden volgende zaken bevraagd:

  • Site: locatie van de pijnklacht
  • Onset: start van de pijnklacht, relatie met een ingreep?
  • Character: bijvoorbeeld is deze branderig, stekend, kloppend
  • Radiation: is er uitstraling van de pijnklacht (bijvoorbeeld naar het oor)
  • Associations: gaat het gepaard met andere symptomen?
  • Time: is de pijn continu of intermittent aanwezig?
  • Exacerbating/relieving factors: welke zaken verbeteren of aggraveren de klachten?
  • Severity (VAS score op /10): hoe erg is de pijn op een schaal van 0 tot 10. Nu op dit moment? Gemiddeld?

Het onderdeel ‘start van de klachten’ is vooral belangrijk om uit te vragen want aansluitend aan de behandeling ontstaat gevoelsuitval en pijn wanneer er sprake is van neuropatische pijn. Verder is een brandend karakter van de pijn typisch voor neuropatische pijn.

Neuropatische pijn

Gevoelsuitval en heftige pijn kunnen samen gaan bij neuropatische pijn. Kenmerkend voor centrale sensitisatie van neuropatische pijn is dat er pijnklachten ontstaan ondanks de lokale anesthesie die is gezet voor de ingreep.

Proefanesthesie

Bij tandheelkundige pijn kan met proefanesthesie uitgesloten worden dat er geen tandheelkundige oorzaak is. Het radiografische beeld alleen kan niet voldoende tonen of er sprake is van dentogene pijn.
Naast dentogene pijn moet ook gerefereerde pijn uitgesloten worden vanuit de spieren. Deze kan tandpijn nabootsen. Locale proefanesthesie aan de apex van een tand zal dit type pijn niet onderdrukken.
Indien vastgesteld werd dat een patiënt neuropathische pijn heeft, willen we weten of perifere ingrepen nog zin hebben. Daartoe wordt een locaal anestheticum toegediend. Indien de pijn, ondanks een stamverdoving, niet verdwijnt, wil zeggen dat alle perifere ingrepen geen zin hebben omdat het probleem voorbij de hersenstam zit. Er is namelijk centraal sensitisatie opgetreden en dit kunnen we niet oplossen met perifere operatieve ingrepen.

Neuronale schade door endodontie

Wortelkanaalsealers die gebruikt kunnen worden voor een endodontische behandeling van meest naar minst toxisch zijn:

  1. MTA-based sealer
  2. Zinc oxide eugenol-based sealer
  3. Calcium hydroxide-based sealer
  4. Resin-based sealer

Spilling van kanaalvullingsmateriaal in de canalis mandibulae vanuit de wortel kan zorgen voor problemen. Het uittreden van kanaalvullingsmateriaal in de canalis mandibulae kan alleen als er nauw contact is tussen de canalis mandibulae en de apex van de tand.
Het is hierom zinvol om op een röntgenopname zoals een OPG de apex van de tand ten opzichte van de canalis mandibulae in de gaten te houden. Wanneer op een 2D-foto een zeer nauw contact tussen de apex en de canalis mandibulae wordt gevonden is het de moeite waard om een 3D-foto te maken zoals een CBCT.
Verder is het ook belangrijk om in deze gevallen na te denken over extractie van het element.
Dergelijke complicaties moeten zo snel mogelijk worden doorverwezen naar de MKA-chirurg om de kans op succes zo groot mogelijk te maken. Het is aangeraden om binnen 30 uur te handelen. Tijdens de behandeling wordt er een botluik gemaakt in de onderkaak om de nervus alveolaris inferior vrij te leggen en het teveel aan endodontisch materiaal te verwijderen. Op deze manier kan de zenuw regenereren, maar de chemische en thermische schade aan de zenuw kan niet worden verholpen.

Positieve en negatieve symptomen van neuropatische pijn

Neuropatische pijn wordt gekarakteriseerd door zowel positieve symptomen, iets dat erbij komt. Voorbeelden van positieve symptomen zijn hyperesthesie, allodynie, paresthesie, hyperalgesie en dysesthesie.
Bij negatieve symptomen verlies je juist iets bijvoorbeeld; verlies van sensibiliteit en smaakverlies.

Implantaten plaatsen

Voordat er een implantaat geplaatst wordt, is het heel erg belangrijk om te wachten tot de zone van de implantaat pijnvrij is. Er mag geen implantaat geplaatst worden in een zone die niet pijnvrij is. Voorafgaand aan het plaatsen van een implantaat bij een patiënt waarbij er twijfel is en patiënt gekend is met een pijnproblematiek, is het handig om van tevoren een titanium osteosyntheseschroef te plaatsen als proef. Als de patiënt de osteosyntheseschroef goed verdraagt, zou het implantaat ook geplaatst kunnen worden. Dit is niet evidence-based onderzocht, maar wel iets wat we in de praktijk toepassen.
Wanneer zenuwschade ontstaat na het plaatsen van tandimplantaten is er bijna altijd sprake van blijvende zenuwschade.
Niet alleen bij het plaatsen van implantaten kunnen er problemen ontstaan; bij 20% start de pijn pas na de belasting van het implantaat.
Om pijnklachten door implantaten te voorkomen zijn er 2 regels opgesteld.

  1. Hanteer een veiligheidsmarge van 2 mm. ten opzichte van de canalis mandibulae en het foramen mentale.
  2. Iedere neurovasculaire bundel die 2 mm breed is moet als klinisch significant beschouwd worden.

Aandachtspunten voor het plaatsen van een implantaat

Het is belangrijk om niet alleen de juiste kaken te behandelen qua botvolume en botkwaliteit maar ook de juiste patiënten te behandelen.
De patiënten die voornamelijk blijvende pijn ontwikkelen zijn patiënten met fibromyalgie, depressies en patiënten met een psychiatrische achtergrond.
Verder zijn de juiste randvoorwaarden dat het implantaat op minimaal 2 mm afstand moet weg blijven van neurovasculaire bundels, dat er voldoende bot aanwezig is en dat het implantaat in een pijnvrije receptorzone geplaatst wordt.

Deel 2 – theorie

Anatomie van de pijnbaan

In de tandheelkunde hebben we te maken met de nervus trigeminus. Deze zenuw is zowel sensorisch als motorisch.
Er kunnen 3 delen onderscheiden worden in signaaloverdracht van prikkels;
1. Van de mond naar de hersenstam (elektrisch signaal)
2. Van de hersenstam naar de thalamus (elektrische signaal)
3. Van de thalamus naar de cortex (van elektrisch signaal naar menselijke gewaarwording)
De eerste 2 delen bestaan uit elektrische signalen. In het 3e gedeelte, van de thalamus naar de cortex, vindt de omzetting van een elektrisch signaal naar menselijke gewaarwording plaats. In het 3e gedeelte ontstaat de definitie van pijn.

Verloop van pijnbanen

Een elektrisch signaal is een stroom waarbij tal van stoffen een rol spelen. De gevoeligheid van neuronen voor prikkels kan sterk worden beïnvloed door stoffen die andere zenuwcellen in de buurt vrijmaken (glutamaat en aspartaat), hormoonstoffen (GABA, enkefalines, serotonine, noradrenaline, adenosine) en door stimulatie of remming van andere neuronen.

Anatomie van de hersenstam

Pijn en temperatuurvezels van het gelaat en de mond zitten in het pars caudalis van de kernen van de n. trigeminus. Bijzonder aan deze streng is dat het de invloeden ontvangt van de n. vagus, de n. glossopharyngeus en de rest van de input van cervicale wervels.

Van prikkel naar pijn

Prikkels schakelen we niet zomaar door. De gate-control theorie houdt in dat impulsen niet zomaar doorgeschakeld worden maar dat er een afweging plaatsvindt.

Van prikkel naar pijn

In de nervus alveolaris kennen we drie soorten beschadiging

  1. Compressie van de zenuw: geeft in de regel geen blijvende pijn
  2. Crushing: is een kneuzing met pletting en fijnmaling van vezels : dit geeft een veel groter risico op het ontstaan van pijn zeker wanneer er een blijvende lichte microbeweging is van de botplaten tegen de zenuw.
  3. Transsectie: geeft meestal geen blijvende pijn; het gaat om een scherpe wonde.

Wanneer je deze typen zenuwschade vertaalt naar klachten, zijn de klachten allemaal hetzelfde. We kunnen de kliniek dus (helaas) niet correleren aan de histopathologie.

Perifere schade

Belangrijk om te weten is dat perifere schade ook centraal in het neuron depletie kan geven. Sommige neuronen sterven af, daar hebben wij geen last van. Andere neuronen raken beschadigd en beginnen signalen af te vuren zonder dat er een prikkel is, dit heet sensitisatie. Centrale sensitisatie is dus de amplificatie van neurale signaalprocessen in het centraal zenuwstelsel dat overgevoeligheid voor pijn uitlokt.
Als er sprake is van sensitisatie verschuift de grafiek naar links, waarbij eerder niet-pijnlijke prikkels nu als pijn worden ervaren (allodynie) en pijnlijke prikkels als pijnlijker worden ervaren (hyperalgesie) zoals weergegeven in de afbeelding hieronder.

hyperalgesie
Hypoesthesie en hyperesthesie

Hypoesthesie en hyperesthesie

Hypoesthesie betekent dat we minder gevoel ervaren en hyperesthesie betekent dat we meer gevoel ervaren. Dysesthesie is een heel onaangenaam gevoel bij aanraken en is te classificeren in allodynie en hyperalgesie. Allodynie is dat iemand pijn ervaart door een onschadelijke prikkel. Hyperalgesie is een verhoogde pijngevoeligheid van een schadelijke prikkel die normaal weinig pijn zou moeten geven. Hyperalgesie en allodynie zijn typische kenmerken van neuropatische pijn

Vereenvoudigde mechanismen voor het ontstaan van allodynie en hyperalgesie

Een pijnprikkel kan overspringen naar een baan die geen pijnbaan is omdat de myeline rondom de normale baan verloren is gegaan. Dan kan de pijnprikkel overspringen naar een mechanische baan maar ook omgekeerd. Bijvoorbeeld een aanraking die normaal langs de mechanische baan gaat, springt door de demyelinsatie over naar een pijnvezel. Dit fenomeen heet efaptische transmissie en is één van de mechanismen bij neuropathische pijn.
Er zijn veel verschillende mechanismen die kunnen zorgen voor het fenomeen van allodynie.

In de hersenstam kunnen ook bepaalde receptoren die normaal dicht zijn, opengaan. Deze zorgen dan voor het ontstaan actiepotentialen die er normaal niet zouden mogen zijn.

Verder zijn er ook gebieden die beschadigd en onbeschadigd zijn. Het beschadigde traject gaat prikkels geven aan het onbeschadigde traject. Bijvoorbeeld het overspringen van het signaal van een beschadigde baan naar een onbeschadigde baan.

Acute vs. chronische postoperatieve pijn

Acute pijn is pijn die minder dan 3 maanden duurt. Chronische pijn is pijn die langer dan 3 maanden duurt. 3 maanden is het omslagpunt waarbij een goede prognose omgaat in een slechte prognose.

Protocol dat uitgevoerd wordt in Leuven bij patiënten met pijn

Leuven protocool

Als er een patiënt komt met pijnklachten wordt er eerst een intake gedaan, een anamnese, een klinisch onderzoek en worden er een aantal testen gedaan. Dan wordt er bekeken of het een patiënt is met alleen hypo-esthesie is of dat er ook sprake is van dysesthesie met anesthesie. Wanneer het een patiënt is met dysesthesie weten we dat dit in een neuropatisch kader valt. Dan wordt er een proefanesthesie gedaan om te kijken of de pijn gecoupeerd wordt. Als er met het geven van een lokale anesthesie geen verlichting van de pijn is, is er sprake van centrale sensitisatie. Dan is chirurgie geen optie meer omdat de problematiek al voorbij de hersenstam is, hierdoor is alleen behandeling met medicatie een oplossing.
Wanneer er met het geven van een lokale anesthesie wel verlichting van de pijn is, kan er een chirurgische ingreep eventueel overwogen worden afhankelijk van het letsel. Met MRI kan worden bekeken op welke plek de zenuw geraakt zou kunnen zijn om een chirurgische behandeling uit te voeren.

Prof. dr. Stan Politis is hoofd van Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie – Beeldvorming & pathologie en hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde bij de KU Leuven.

Verslag door Fabiënne de Vries, van de lezing van prof. dr. Stan Politis van de SPLINTcursus van de NVGPT.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
Lokale uitlaatventilatie kan besmetting door aerosolen met 90% verminderen

Effectiviteit van afzuigers bij het vrijkomen van aerosolen tijdens tandheelkundige behandelingen

Er is weinig bekend over de gevaren van aerosolen die vrijkomen tijdens tandheelkundige behandelingen. Een studie toonde aan dat het gebruik van afzuigers de hoeveelheid druppeltjes in de lucht verminderen.

Deze studie visualiseerde druppeltjes en aerosolen in een gesimuleerde tandheelkundige behandeling om de effectiviteit van orale afzuigers te onderzoeken.

Aerosolen

Infectieziekten worden verspreid door aerosolen. Druppeltjes en aersolen zijn dus een uitdaging voor de gezondheid. In een tandartspraktijk heb je veel te maken met vrijkomende aerosolen.

Onderzoek

Met behulp van een lichtbron met licht emitterende diode (LED) en hogesnelheidscamera werden aerosolen die waren gegenereerd door een tandheelkundige luchtturbine op een mannequin geëvalueerd. Verder werden de effecten van verschillende boortypes en behandelingslocaties, het effect van intra-orale afzuiging en extra-orale afzuiging onderzocht.

Resultaten

Een knopvormige boor genereerde de meeste aerosolen in vergelijking met een ronde, ronde eind-taps toelopende of naald-taps toelopende boor. Het palatinale vlak van de frontelementen was de behandelingsplaats waarbij de grootste hoeveelheid aerosolen vrij kwam. Het gegenereerde aerosoloppervlak werd met 92,1% verminderd door alleen intra-orale afzuigers te gebruiken en met 97,8% door intra-orale en extra-orale afzuigers te gebruiken. De extra-orale afzuiger is het meest effectief wanneer deze dichtbij, ongeveer 10 cm. van de mond van de patiënt en loodrecht op de mond wordt gepositioneerd.

Conclusie

De vorm van de boor en de positie van de tandheelkundige luchtturbine hebben effect op de hoeveelheid gegenereerde aerosolen. Het gebruik van intra-orale en extra-orale afzuigers heeft effect op het verminderen van de gegenereerde aerosolen. Deze studie heeft dus aangetoond dat het gebruik van afzuigers de hoeveelheid druppeltjes in de lucht verminderen, maar in de toekomst moeten een aantal beperkingen nog wel getest worden.

Bron:
Journal of Prosthodontic Research

Lees meer over: Infectiepreventie, Praktijkhygiëne, Thema A-Z
Stralingshygiëne voor gebruik van CBCT

Stralingshygiëne voor gebruik van CBCT

Wat zijn de effecten van straling? Welke CBCT-instellingen zijn mogelijk? Wat is de wetgeving
rond het werken met CBCT en hoe kan deze in de praktijk worden geïmplementeerd? Stralingsdeskundige Wout Moerman gaf antwoord op deze vragen tijdens zijn lezing voor PAOT.

Straling

De natuurlijke achtergrondstraling dosis is 2 mSv per jaar in Nederland, hier bovenop mag een behandelaar 1 mSv per jaar ontvangen. De dosislimiet voor de hoogst blootgestelde groep werknemers is vastgesteld op 20 mSv per jaar (wereldwijd), deze groep moet een dosismeter dragen.

De groep van 0-18 jarigen is het meest gevoelig voor straling, personen van > 67 jaar zijn juist het minst gevoelig voor de schadelijke effecten van straling.

Door straling kunnen 4 soorten effecten optreden

1. Stochastische (kans-gebonden) effecten

Het effect is schade aan DNA met als gevolg een verhoogde kans, na een bepaalde tijd (latentietijd), op kanker. Dit wordt uitgedrukt in mSv, grootheid effectieve dosis E. Hierbij is gecorrigeerd voor stralingssoort (röntgen = 1) en weefselsoort (gevoeligheid per type weefsel). Tot 400 mSv is er geen verhoging aantoonbaar in aantal gevallen kanker en/of leukemie, daarboven wel. Er zijn ook publicaties waarbij 200 tot 250 mSv als de grens voor significantie wordt aangehouden.

Stochastische effecten treden wel OF niet op, en kúnnen in principe al bij een heel kleine dosis optreden. Er bestaat dus geen “veilige” dosis, geen drempeldosis want elke foto kan nét die cruciale DNA-verandering geven. Wel bestaat er een “verwaarloosbaar risico”, dit is vast gesteld op 1 mSv per jaar voor de algemene populatie. De ernst van het effect is onafhankelijk van de dosis, wel geldt er hoe hoger de dosis, hoe groter de kans op het effect.

2. Deterministische effecten

Weefselreacties, zoals verbrande huid of orgaanfunctie uitval. Dit wordt uitgedrukt in Gray, grootheid geabsorbeerde dosis D. Hier bestaat wel een drempeldosis (klinische waarneembaarheid van het effect) en de ernst neemt toe met dosis. Weefselreacties zullen normaliter nooit bij tandheelkundige radiodiagnostiek optreden, omdat er eerst een drempeldosis moet worden bereikt en deze ligt enorm hoog. Het treedt wel altijd op bij radiotherapie in het hoofd-halsgebied, hierop berust juist het therapeutisch effect omdat een deel van het weefsel onschadelijk moet worden gemaakt! Hierbij kan helaas wel schade aan omliggend weefsel ontstaan (bijvoorbeeld osteo-radionecrose, hyposialie, smaakverlies) maar dit komt tegenwoordig gelukkig veel minder voor, door o.a. het gebruik van kleinere bundels en betere richttechnieken.

3. Genetische effecten/schade

De kans op genetische effecten is heel erg klein, en bij mensen niet aantoonbaar omdat de toename in genetische effecten door straling niet significant te onderscheiden is van de natuurlijke incidentie. De stralingsdosis moet ontvangen zijn vóór bevruchting. Is de dosis ontvangen ná bevruchting, dan heet het een teratogeen effect.

4. Teratogeen effect

Wanneer de ongeboren vrucht een significante stralingsdosis ontvangt, zijn deze effecten duidelijk waarneembaar. Pas bij > 100 mGray is er significante toename van de kans op malformatie van de ongeboren vrucht, en vanaf 10 mGray toename op kanker vóór het 19e levensjaar. Op welk moment in de zwangerschap de stralingsdosis wordt ontvangen, bepaalt in sterke mate het effect. 0-3 weken heeft geen effect postnataal, bij 3-8 weken heeft het effect op misvormingen van de organen tijdens de organogenese. In de periode van 8-25 weken gaat het om de ontwikkeling van de grote hersenen en kan het leiden tot een verlaging van het IQ en/of mentale retardatie. Tijdens de gehele zwangerschap is er een verhoogd risico op het ontstaan van kanker in de jonge jaren van het kind.
Het is tegenwoordig niet meer gebruikelijk dat een tandarts een loodschort aanbiedt aan een zwangere patiënt, dit schort moet bovendien jaarlijks gecontroleerd worden op stralingslekken omdat deze anders niet gebruikt mag worden.

Voor patiënten in de tandartspraktijk zijn enkel de stochastische (kansgebonden) effecten van betekenis. Ondanks de zeer kleine toegediende dosis in de tandheelkunde, treedt er misschien wel een effect op. Dit komt door het grote aantal radiodiagnostische verrichtingen in de tandheelkunde.

CBCT en toestelinstellingen

Bij het vervaardigen van een CBCT wordt er gekeken naar de effectieve dosis E, dit is de grootte van de dosis vermenigvuldigd met de gevoeligheid van het weefsel (= weefselweegfactor). Ten opzichte van andere medische toepassingen, zoals het vervaardigen van een multislice CT van het hoofd, wordt er bij een CBCT-opname een relatief lage dosis straling ontvangen door de patiënt.

Het doel is de dosis voor de patiënt zo laag mogelijk te houden, maar nog wel genoeg informatie te verkrijgen voor de gevraagde diagnostiek, door middel van een juiste instelling van de toestelparameters. De medisch deskundige is verantwoordelijk voor de patiënt-dosis bij elk protocol, en niet de fabrikant, hoewel er grote verschillen zitten tussen de hoeveelheid straling die de toestellen uitzenden. Zo wordt bij Scanora 3D de minste dosis gebruikt.

Werking

In een röntgenbuis zit een gloeidraad die elektronen uitzendt, die met heel hoge snelheid botsen op de anode.  Deze worden sterk geremd en verliezen hierdoor energie, de verloren energie wordt middels een foton uitgezonden. Daarbij ontstaat een heel klein beetje röntgenstraling. Het kleine beetje remstraling is het foton, het grootste deel van de verloren energie is omgezet in warmte. Deze röntgenstraling kan maar in 1 richting het toestel verlaten. Het energiespectrum bestaat uit remstraling en karakteristieke straling.

Zaken die je bij een röntgenbuis kunt instellen:

  1. Buisspanning, kV (hoogspanning/versnelspanning, hoe “hard” er aan de elektronen wordt getrokken). Dit bepaalt de hoogste energie, en de totale hoeveelheid röntgenstraling.
  2. Buisstroom, mA (aantal elektronen die door de buis vliegt). Dit is het aantal per seconde, het totale aantal is de mAs. Dit komt omdat de belichtingstijd ook bepaalt hoeveel elektronen door de buis vliegen per opname.
  3. Belichtingstijd, S. Deze beïnvloedt evenredig de totale dosis.
  4. Field of view, FOV. Bij een small FOV wordt een duidelijk lagere dosis gebruikt dan bij een groot FOV. Bij een small FOV wordt er minder weefsel bestraald, dus minder cellen met DNA-schade én er ontstaat er minder strooistraling. Dit geeft een lagere effectieve patiënt dosis, én lagere medewerker dosis. Daarnaast ontstaat er betere beeldkwaliteit.
    Een scout-view wordt vaak bij een klein FOV vóóraf gemaakt. Hierbij wordt met een zeer lage dosis een proefopname gemaakt, om te bepalen of de beoogde weefsels ook daadwerkelijk centraal in beeld komen bij de “echte” opname.
  5. Voxelsize, over het algemeen geldt hoe kleiner de gekozen voxel des te groter de dosis. Hierdoor ontstaat wel betere beeldkwaliteit met minder ruis, maar een zwaardere stralingsbelasting voor de patiënt. Bij moderne CBCT-apparatuur kan er al voor een voxelsize van 0.1mm worden gekozen.
  6. Buisfiltering, meestal door aluminium en soms ook koper, deze filtert de laag-energetische fotonen weg welke niet bijdragen aan de beeldkwaliteit maar enkel een onnodige huiddosis veroorzaken.

Buisstroom en de totale belichtingstijd, worden vaak samengevoegd tot mA x s. Bovenstaande zaken kun je regelen met je protocolkeus. De mA x s is over het algemeen de beste parameter om na te gaan hoe groot de dosis is, en de geabsorbeerde dosis voor de patiënt. Deze parameter is meestal niet instelbaar, maar te vinden in de toestelgegevens per protocol.

Werkwijze

  1. Bepaal welke vorm van diagnostiek nodig is;
  2. Kies het juiste protocol en stel de parameters in;
  3. Scout-view maken, FOV eventueel aanpassen;
  4. CBCT daadwerkelijk maken.

Het handigst is een dental depot waar het toestel aangeschaft wordt, de verplichte acceptatietesten voor medisch-radiologische apparatuur te laten verzorgen.

Strooistraling ontstaat vooral bij het intreedveld (de huid), naast de röntgenbuis is de dosis het hoogst. Dus zoveel mogelijk “patiënt” tussen jezelf en het intreedveld te houden.

Een persoonsdosismeter is verplicht bij blootgestelde werknemers: E >1 mSv/j. Dit is zeer ongebruikelijk in de tandheelkunde.

Wet- & regelgeving

Om straling toe te mogen passen, moet je bevoegd én deskundig zijn. De geregistreerde tandarts of mondhygiënist moet de uitvoerder (bijvoorbeeld de tandartsassistente) bekwaam vinden, en de uitvoerder moet zichzelf ook bekwaam vinden. Onder bekwaamheid valt; kennis, kunde en attitude/professionaliteit. Onbekwaam maakt onbevoegd!

Registratie

Intra-orale toestel of OPT, op een vaste locatie.

Vergunning

CBCT-toestellen én röntgen-toestellen die niet op een vaste locatie staan. Hierbij moet een jaarlijkse interne rapportage worden vervaardigd. De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft een handreiking opgesteld voor het indienen van deze vergunningaanvraag voor CBCT. Digitaal indienen dient te gebeuren op www.loket.anvs.nl. Hierin dient opgenomen te zijn o.a. een overeenkomst met stralingsbeschermingsdeskundige (SBD) én een klinisch fysicus, dit kán lastig zijn. De SBD zorg voor accordatie van de risicoanalyse, classificatie werknemers en ruimtes.

Om een CBCT-apparaat te mogen plaatsen en te gebruiken, moet eerst de registratie of vergunning op orde zijn, dan moet een acceptatietest plaats vinden door de leverancier. Er wordt risicoanalyse opgesteld, als input zijn hiervoor gegevens van de gebruiker én de gegevens van de fabrikant nodig. Later volgt de risico-evaluatie. De leverancier is verplicht voorlichting te geven en gegevens stralingsomstandigheden van het toestel aan te leveren. Bij inspectie moeten resultaten van jaarlijkse testen van het toestel terug te lezen zijn in het KeW-dossier.

Principes van stralingsbescherming 

  1. Rechtvaardiging

    De (tand)arts is verantwoordelijk, doe de patiënt meer goed dan kwaad. Er moet een goede reden zijn om röntgenstraling te gebruiken, op grond van een individuele indicatie. Er moet vooraf worden vast gesteld of de diagnose ook gesteld kan worden zonder opname of de behandeling ook uit te voeren zou zijn zonder opname.

  2. Optimalisatie / ALARA (As Low As Reasonably Achievable)

    Zo min mogelijk straling, onderhoud apparatuur, standaardisatie in opnames en systematische procedures

  3. Dosislimieten

    Geldt voor personeel en publiek, maar niet de patiënt!

    • Burgers en werknemers: maximaal 1 mSv/jr, bovenop de natuurlijke straling.
    • Blootgestelde werknemer: limiet effectieve dosis 20 mSv/j. B-werknemer: dosisbeperking 6 mSv/j, overschrijding is geen overtreding maar vraagt om evaluatie van de ontvangen dosis. A-werknemer: controle bij stralingsarts.
    • Ongeboren kind ná melding zwangerschap is 1 mSv/j.
    • Classificatie ruimte bij > 1 mSv/j – 6 mSv/j blijkt uit risicoanalyse = bewaakte zone, klaverblad symbool, bord bewaakte zone én bord röntgenstraling.
      Ruimte met mogelijk > 6mSv/j = gecontroleerde zone.

Toezicht houden en wettelijke taken

  • Ondernemer is de eindverantwoordelijke voor de stralingsbescherming, voor de veiligheid op de werkvloer. Dit kan voor een groot deel gedelegeerd worden naar de TMS, maar moet dan wel schriftelijk worden vast gelegd.
  • De TMS houdt lokaal toezicht op het veilig werken met röntgenstraling en stelt schriftelijke instructies en protocollen op. Het toezicht mag gradueel plaats vinden.
  • Stralingsbeschermingsdeskundige beoordeelt de stralingsrisicoanalyse en stelt deze ook op. Daarnaast is deze van belang bij aanvraag van de vergunning of registratie.
  • 10 miljoen tandheelkundige röntgenopnames per jaar in Nederland.
  • De werknemer maakt de daadwerkelijke röntgenfoto, ná instructie of opdracht geven door een TMS (tandarts of geregistreerd mondhygiënist). Er is pas sprake van een blootgestelde werknemer (en het verplicht dragen van een badge voor persoondosimetrie) als de werknemer een effectieve stralingsdosis kan oplopen van > 1 mSv/j. In de tandheelkunde blijft iedereen onder deze grootte, óók bij toediening met CBCT-apparatuur.
  • De medisch deskundige (tandarts of geregistreerd mondhygiënist) is de eindverantwoordelijke voor de medische kant van de stralingstoepassing, de indicatie en vervaardiging en beoordeling van de röntgenopnamen.
  • Tandartsassistent mag röntgenopnamen maken, indien deze hiervoor aantoonbaar scholing aan erkend instituut heeft gevolgd. Zij moet kennis, vaardigheid en kunde hebben.

Aanvulling tandheelkundige CBCT

Er geldt een nascholingseis voor medisch deskundigen, bij een erkende instelling én documentatie hiervan moet worden vast gelegd in KeW-dossier:

  • OPT-gebruik en intra-oraal opnamen = 4 uur per 5 jaar.
  • CBCT-gebruik = 8 uur per 5 jaar (dit omvat tevens de 4 uur nascholingseis OPT/ i.o. opnamen)
  • Assistenten = 2 uur per 5 jaar

SEDENTEX geeft duidelijke richtlijnen voor rechtvaardiging voor CBCT-opnamen.

Bij verwijzen voor het vervaardigen van een CBCT-opname, zijn zowel de verwijzer áls de medisch deskundige verantwoordelijk.

Wout Moerman is werkzaam bij het Radboudumc als stralingsbeschermingsdeskundige op niveau van algemeen coördinerend deskundige.

 Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van de heer Wout Moerman, tijdens de PAOT-cursus Toezichthoudend medewerker Stralingsbescherming Tandheelkunde voor de Conebeam CT.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
behandelingsstoel

Duitse tandarts verloor hand bij ongeval maar blijft patiënten behandelen, met één hand

Een Duitse tandarts verloor bij een ongeval zijn linkerhand, maar heeft toch een manier gevonden om zijn beroep te blijven beoefenen. In diverse Duitse media vertelt hij zijn verhaal en hoe hij patiënten met één hand kan behandelen.

Bouwwerkzaamheden

Andreas Huth (37) was afgelopen zomer bezig met bouwwerkzaamheden aan zijn huis toen hij met een wiellader omsloeg. Daarbij verloor hij zijn linkerhand. Gelukkig kon de hand weer worden vastgenaaid, maar Huth kan de hand nog lange tijd niet gebruiken.

Liefde voor het vak

Zijn werk is enorm belangrijk voor de tandarts, die sinds 2018 een praktijk in Leipzig heeft. Het was van groot belang dat hij weer aan de slag zou kunnen gaan. “Ik hou van mijn werk, ik hou van mijn patiënten. En omdat ik het graag doe, was de eerste vraag na het ongeval of ik mijn baan kon voortzetten”, zegt Huth. “Na een week zei ik: ja, het gaat.” Op 1 november 2022 ging hij weer aan het werk.

Hulp van assistent

Na het ernstige ongeval vond hij een manier om zijn patiënten met één hand te blijven behandelen. “Ik behandel de patiënten met mijn rechterhand en mijn assistent neemt mijn linkerhand over”, aldus Huth. “Het werkt.”

Veiligheid en kwaliteit gegarandeerd

Zijn patiënten zijn hem trouw gebleven. Bij het plannen van de behandeling kan hij al beslissen of hij de taak kan uitvoeren of dat hij het aan een andere tandarts overlaat. Volgens de eenhandige tandarts zijn de veiligheid van de patiënt en de kwaliteit van de behandeling erg belangrijk. Beide kan hij gelukkig garanderen.

Driekwart is mogelijk

Huth kan ongeveer 75 procent van de taken van een tandarts uitvoeren, 25 procent kan niet met één hand worden gedaan. Boren of vullen is bijvoorbeeld geen probleem. Hierbij heeft hij twee assistenten aan zijn zijde: de een zuigt op, de ander zorgt voor zicht met de spiegel. “Maar ik hou echt niet van tanden trekken. Ik mis mijn tweede hand voor het gevoel”,  vertelt hij.

Moeilijke weg te gaan

Over twee jaar hoopt de tandarts zijn grotendeels herstelde hand weer te kunnen gebruiken. Hiervoor heeft hij echter nog vijf of zes operaties voor de boeg. Ondanks het moeilijke pad dat nog voor hem ligt, zegt Huth: “Ik heb veel geluk gehad – dat de juiste mensen voor me zorgden, dat ik goed verzekerd was, dat mijn voorganger in de praktijk tussenbeide kwam en dat mijn vrouw en kinderen het allemaal goed hebben doorstaan.”

Bron:
Zwp-online, Express

 

Update artikel 29 augustus

Tandarts Willem van der Heijden uit Westkapelle in Zeeland reageerde op dit artikel:

“Ik heb een zelfde verhaal als deze Duitse tandarts. Bij mij is door een operatie de plexus brachialis van mijn linkerhand gedeeltelijk weggenomen. Dit geneest niet, het blijft altijd zo. Door training via het invullen van kruiswoordpuzzels heb ik mij de fijne motoriek in mijn rechterhand eigen gemaakt. Ik functioneer nu al jaren met de hulp van fijne assistentes als een volwaardig met één hand werkende rechtshandige tandarts en doe – met uitzondering van implantologie – alles in de praktijk.”

Willem van der Heijden, Westkapelle

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
sport

Sporten beschermt tegen parodontitis maar huishoudelijk werk volgens onderzoek niet

Lichamelijke activiteit kan ontstekingen voorkomen, wat op zijn beurt het risico op het ontwikkelen van parodontitis zou kunnen verminderen. De ene activiteit is echter de andere niet: volgens een studie in het Journal of Clinical Parodontology heeft lichaamsbeweging in de vrije tijd een beschermend effect, maar is beroepsactiviteit juist een risico-indicator voor tandvleesaandoeningen.

Sleutel tot betere gezondheid

Medische professionals hebben regelmatige lichaamsbeweging aangeprezen als de sleutel tot gewichtsbeheersing, een betere hersengezondheid en een verminderd risico op het ontwikkelen van bepaalde ziekten. Het is echter mogelijk dat niet alle soorten bewegingen gelijk zijn in hun voordelen voor de mondgezondheid.

Sporten is beschermende factor

Lichamelijke activiteit in de vrije tijd kan systemische ontstekingen en oxidatieve stress verminderen. Voorbeelden hiervan zijn sporten en wandelen. Het wordt beschouwd als een preventieve factor voor de meeste chronische niet-overdraagbare ziekten.

Fysieke activiteit op het werk heeft negatief effect

Daarentegen heeft wetenschappelijk bewijs aangetoond dat fysieke activiteit op het werk een tegengesteld effect heeft. Hieronder vallen ook huishoudelijke taken. De vaak langdurige statische belasting en repetitieve werkhoudingen hebben negatieve effecten heeft op de psycho-fysieke gezondheid en lichte systemische ontstekingen. Hoge niveaus van bewegingen die verband houden met beroepen hebben volgens de studie juist een verhoogde incidentie van verschillende niet-overdraagbare ziekten.

Fysieke activiteit en parodontitis

Een groep onderzoekers uit Italië en Spanje heeft het verband tussen fysieke activiteit in de vrije tijd en op het werk parodontitis geëvalueerd. Hiervoor analyseerden ze gegevens van ruim 10.000 volwassenen met behulp van de Amerikaanse National Health and Nutrition Examination Survey 2009-2014 database.

Global Physical Activity-vragenlijst

De Global Physical Activity-vragenlijst werd gebruikt om fysieke activiteit te beoordelen en deze te classificeren als hoge of lage vrijetijds- of beroepsactiviteit. De parodontale status werd beoordeeld door middel van een parodontaal onderzoek van de volledige mond en de proefpersonen werden geclassificeerd volgens de American Academy of Periodontology en de U.S. Centers for Disease Control and Prevention. Vervolgens werden regressieanalyses toegepast.

Verschil tussen werk en vrije tijd

Uit de analyse bleek dat hoge niveaus van fysieke activiteit in de vrije tijd een beschermende indicator voor parodontitis is (odds ratio [OR], 0,81; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI]: 0,72, 0,92). Hoge niveaus van fysieke activiteit waren daarentegen gerelateerd aan werk werden geïdentificeerd als een significante risico-indicator (OR, 1,16; 95% BI, 1,04, 1,30).
Bovendien toonde de combinatie van weinig fysieke activiteit in de vrije tijd en veel beroepsactiviteit een cumulatief onafhankelijk verband met parodontitis (OR, 1,47; 95% CI, 1,26, 1,72), volgens de studie. Daarnaast resulteerden extremere maten van fysieke activiteit op het werk ook in sterkere schattingen van ernstige parodontitis. Systemische ontsteking, BMI en comorbiditeiten kunnen deze relaties volgens de onderzoekers gedeeltelijk verklaren.

Klinisch onderzoek nodig

In de toekomst zouden gerandomiseerde klinische onderzoeken moeten worden uitgevoerd om het mogelijke effect van fysieke activiteitsadvisering te onderzoeken, zowel op de primaire preventie van tandvleesaandoeningen, als op een onderdeel van de eerste fase van parodontale therapie, schreven ze.

Doelwit voor interventie

“Het verduidelijken van de mogelijke preventieve rol van fysieke activiteit bij parodontitis zou relevant zijn voor mondzorgverleners, aangezien dit een doelwit zou kunnen zijn voor interventie als onderdeel van stap 1 van parodontale therapie”, aldus de auteurs

Bron:
Journal of Clinical Parodontology

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Meerdere-soorten-fluoridebehandelingen-werken-mogelijk-bij-oudere-volwassenen

Het effect van 2 verschillende soorten fluoride applicatie in melktanden

Cariës is een veel voorkomend probleem bij kinderen. In een studie naar het effect van fluorideapplicatie worden 2 soorten fluoride – natriumfluoride en zilverdiaminefluoride -onderzocht in het voorkomen van cariësontwikkeling.

Cariës bij kinderen is veel voorkomend in verschillende landen. De bovenste frontelementen en occlusale vlakken van de kiezen worden het meeste aangetast. Wanneer het melkgebit volledig is doorgebroken en er approximale contacten ontstaan zijn de approximale vlakken zeer gevoelig voor de vorming van cariës.
Tandenpoetsen alleen is niet voldoende om de approximale oppervlakken schoon te maken. Flossen is een manier om interdentaal te reinigen, hoewel er weinig bewijs is dat flossen cariës kan voorkomen.

Fluoride applicatie

Natriumfluoride applicatie is fluoride die elke 3 tot 6 maanden kan worden aangebracht bij kinderen met een matig tot hoog cariësrisico om cariës te voorkomen. Fluoride zorgt ervoor dat demineralisatie van het glazuur wordt geremd en het versterkt de remineralisatie. Fluoride vernis werkt met een langzame afgifte en kan makkelijk en snel worden toegepast. Er wordt verwacht dat applicatie van fluoride op het gehele gebit de ontwikkeling van approximale cariës zou voorkomen.
Zilverdiaminefluoride is een andere fluoride die geappliceerd kan worden en effectief is bij dentinecariës.

Studie

De studie was erop gericht om bovengenoemde fluoridemiddelen te onderzoeken bij het voorkomen van approximale cariës in melktanden bij kinderen met een hoog cariësrisico. De studie werd uitgevoerd bij 190 kinderen waarvan 95 jongens en 90 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 5 jaar. Er zaten 64 kinderen in de controlegroep, 62 kinderen in de halfjaarlijkse natriumfluoride applicatiegroep en 64 kinderen in de halfjaarlijkse zilverdiaminefluoride applicatie groep. Na 18 maanden werd er een follow-up studie gedaan bij 155 kinderen.
Er werd een tand/oppervlaktestatus gemaakt waarbij er werd gekeken of de tand gezond, vervallen, ontbrekend of gevuld was. Daarnaast werd er ook een mondhygiëne status gemaakt waarbij er een plaquescore werd gemeten. Verder werden de aanwezigheid van voedselimpacties en approximale contactgebieden geregistreerd. Van de zijdelingse delen werden bitewings gemaakt en beoordeeld.
De gegevens van de controlegroep, de zilverdiaminefluoride groep en de natriumfluoride groep werden geanalyseerd met SPSS.

Resultaten

Ongeacht de interventie – fluorideapplicatie of niet – nam de ontwikkeling van cariës in elke groep toe. Er is geen verschil gevonden voor het basislijn approximale oppervlak maar de globale approximale ontwikkeling van cariës bij de follow-up waren respectievelijk 24,1%, 17,1% en 27,2% voor de controlegroep, natriumfluoride groep en zilverdiaminegroep. De natriumfluoride groep had het laagste percentage voor de ontwikkeling van cariës.

Conclusie

De resultaten van het onderzoek lieten geen significante verschillen zien in het voorkomen van approximale cariësontwikkeling tussen de 3 groepen na een follow up van 18 maanden. Er kan worden geconcludeerd dat fluoridevernis een matig effect had op het voorkomen van cariës bij kinderen. Bij kinderen met een hoog cariësrisico is het halfjaarlijks toedienen van fluoride dus onvoldoende om cariësontwikkeling te voorkomen.

Bron:
BMC Oral health

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z