Glimlach

Parodontologie-orthodontie-synergie kan de glimlachesthetiek verbeteren

De samenwerking tussen parodontologen en orthodontisten is belangrijk om de glimlach esthetiek te verbeteren.
De synergie tussen parodontologie en orthodontie is een uitstekend voorbeeld van het succes van multidisciplinaire benaderingen in de tandheelkunde, volgens Bruno de Carvalho tijdens de presentatie van de European Federation of Periodontology (EFP).

Bij esthetische tandheelkundige behandelingen zijn een correcte orthodontische en parodontale diagnose en een grondige analyse van de harde en zachte weefsels heel erg belangrijk om langetermijnresultaten te behalen.

Multidisciplinaire aanpak

Parodontitis heeft vaak esthetische gevolgen en daarom is een multidisciplinaire aanpak vereist. Het begrijpen van zowel de biologische basis van parodontale chirurgie als de basis van orthodontische bewegingen is belangrijk om goede esthetische resultaten te krijgen.

Orthodontische extrusie

Orthodontische geforceerde extrusie (OFE) is een orthodontische tandbeweging en kan een therapeutisch doel hebben. OFE is een tandbeweging in coronale richting om de tandpositie te wijzigen en/of veranderingen teweeg te brengen in het omliggende bot en weke delen.

Indicaties voor OFE

Veel voorkomende indicaties van orthodontische geforceerde extrusie zijn onder meer tractie van geimpacteerde tanden, blootstelling van tanden die structurele schade vertonen, behandeling van parodontale bot- en papillaire defecten en ontwikkeling van de implantatieplaats.

Tijd van actieve orthodontische extrusie

De totale tijd van actieve orthodontische extrusie wordt voornamelijk beïnvloed door het toegepaste klinische protocol, de hoeveelheid gewenste tandextrusie en wortel morfologie.
In de presentatie werden drie verschillende klinische protocollen gedefinieerd, namelijk:
– OFE met circumferentiële supracrestale fiberotomie (CSF) of intermediaire tandstabilisatie (ITS)
– OFE zonder CSF of ITS
– OFE zonder CSF en met ITS

Mucogingivale chirurgie

Mucogingivale chirurgie kan helpen om de esthetiek van de glimlach te herstellen en om de ondersteuning van de tanden te verbeteren. Zowel klassieke en nieuwe technieken kunnen worden gebruikt in situaties van een vergevorderde recessie. Interdisciplinaire behandelingen kunnen worden uitgevoerd om complexe recessies te behandelen.

Nieuw interdisciplinair protocol

In de presentatie is een nieuw interdisciplinair protocol voor de behandeling van klasse 3/RT2-recessies in de voortanden van parodontale patiënten getoond. Dit innovatieve protocol bestaat uit het uitvoeren van mucogingivale chirurgie met een tunnelbindweefseltransplantaat tijdens orthodontische tandbeweging. De wortel wordt niet alleen buccaal, maar ook mesiaal en distaal bedekt.

Via deze link kan de gehele samenvatting van de presentatie van de EFP worden bekeken

Lees meer over: Orthodontie, Parodontologie, Thema A-Z
ergonomie - rugpijn

Ergonomie in de mondzorg: sociaal-organisatorisch, fysiek en cognitief

Ergonomie in de tandheelkunde wordt vaak geassocieerd met rug-, nek- en schouderpijn maar dit is breder. Ergonomie heeft als doel alle factoren die een rol spelen bij activiteiten of omstandigheden te optimaliseren om een zo goed mogelijk resultaat te krijgen met zo min mogelijk vermoeidheid of gezondheidsschade.

Tandheelkundige ergonomie betekent dus ‘alle factoren die zorgen voor een efficiënte en effectieve behandeling optimaliseren zonder dat het tandheelkundige team en de patiënt gezondheidsschade oplopen’. De International Ergonomics Association (IEA) heeft ergonomie onderverdeeld in drie categorieën; sociaal-organisatorische ergonomie, fysieke ergonomie en cognitieve ergonomie.

Sociaal-organisatorische ergonomie

Sociaal-organisatorische ergonomie is de categorie waarin goed organiseren en samenwerken centraal staat. Het doel is om een goede studie- en behandelingsprestatie te bieden en tegelijkertijd eigen gezondheid en welzijn te bevorderen. Dit kan worden bereikt door samen te werken, vertrouwde patiëntcommunicatie en juiste tijdmanagement.

Fysieke ergonomie

Om succesvolle en onschadelijke patiëntbehandelingen uit te voeren is het essentieel om een goede werktechniek aan te leren. Het is hierbij belangrijk om de betreffende behandeling mentaal te visualiseren door bijvoorbeeld de avond voordat je gaat slapen de aankomende behandeling als een videoclip in je hoofd af te spelen, zodat je deze de volgende dag op precies dezelfde manier kunt uitvoeren. Om comfortabel te werken zijn onze handen, nauwkeurige oog-handcoördinatie, kwaliteit van het gezichtsvermogen en een symmetrisch rechtopstaande werkhouding belangrijk. Het is dus van belang om lichaamsbelasting door een verkeerde werkhouding te vermijden en een gezonde werkhouding aan te nemen. Het kan hierbij helpen om bewust te worden van je eigen houding, niet alleen tijdens een behandeling maar ook in de collegezaal, tijdens TV kijken of aan de ontbijttafel, om houdingsstoornissen te voorkomen.

Cognitieve of mentale ergonomie

Cognitieve of mentale ergonomie houdt zich bezig met informatieverwerking in de hersenen, waarnemingen, geheugen, de verantwoording, beheersing van psychomotorische handelingen en het omgaan met een aanvaardbare werkdruk. Zelfvertrouwen is hierbij belangrijk om een hoge psychologische belasting te voorkomen, een goede werksfeer op te bouwen en rust en aandacht te hebben tijdens de behandeling.

Tips voor een goede ergonomie

  • Doe regelmatig ontspanningsoefeningen voor de houdingsspieren die tijdens de behandeling worden aangespannen.
  • Maak als behandelteam duidelijke afspraken.
  • Begin elke behandeling met het juist instellen van de patiënt zodat u rechtop kunt zitten.
  • Laat degene waar u mee samenwerkt u op de schouder tikken als u een verkeerde werkhouding aanneemt.

Samengevat

Tandheelkundige ergonomie is niet alleen het aannemen van een goede werkhouding maar het heeft als doel om met het team in goede gezondheid en persoonlijke voldoening goede diensten te kunnen leveren. De praktijkorganisatie en bedrijfsvoering zijn hierbij ook belangrijk.

Bron:
Quintessence-publishing

 

 

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z
Mondhygieniste en clown in een 400

Een mondhygiëniste en clown in één

Een rode neus of clownskleding draagt ze misschien niet tijdens haar werk als mondhygiënist, maar de technieken die ze heeft geleerd als contactclown past ze zeer zeker wel toe. Baukje de Jong is een zelfstandige mondhygiëniste, die daarnaast aan de slag gaat als contactclown.

Waarom ben je contact clown geworden? En hoe?

Tijdens mijn werk als mobiele mondhygiënist in een zorginstelling kwam ik in contact met Mimakker Joris, een clown die onder anderen met mensen met dementie werkt. De manier waarop hij met de bewoners aan het werk was sprak mij erg aan. Nadat hij meer over zijn werk had verteld leek dit mij wel het onderzoeken waard.

In deze periode kwam ik een collega-mondhygiënist tegen die ook een opleiding tot contactclown had gedaan. Via haar heb ik een opleiding in het noorden van Nederland gevonden. Een uitkomst, omdat de opleiding tot Mimakker voor mij eigenlijk te ver weg was.

Ik ben begonnen met een aantal introductiedagen. Een opleiding tot contactclown bestaat uit verschillende onderdelen. Ik heb inmiddels de eerste 2 delen van de opleiding afgerond. Nu de basis er is, kan ik mij meer verdiepen in specifieke groepen, zoals mensen met dementie of GGZ-patiënten.

Hoe combineer je dat met je werk als mondhygiënist?

Ik ben aangesloten bij de stichting Dichterbij Clown. Via deze stichting kunnen particulieren of zorginstellingen contactclowns inhuren. Zodra er een aanvraag is, wordt deze onder de leden verspreid. Ik bekijk per keer of het qua afstand en tijd mogelijk is om mee te spelen. Als zelfstandig mondhygiënist kan ik mijn eigen agenda plannen, wat in dit geval wel een voordeel is.

Gebruik je jouw ervaringen/technieken als contactclown ook in jouw werk als mondhygiëniste en andersom?

We kennen allemaal wel die patiënten waarbij je in de wachtkamer al ziet dat het niet goed gaat of dat ze er juist wel zin in hebben. Maar je bent zelf natuurlijk ook een belangrijke schakel. Als je zelf niet fit bent of er geen zin in hebt, straal je dat onbewust ook uit.

Tijdens de opleiding tot contactclown leer je op verschillende manieren richting te geven aan je eigen emoties. En daarna hoe je in kunt spelen op de emoties van degene waar je voor speelt. Daarvoor gebruik je ook je attributen en je clownsoutfit inclusief de rode neus.

Tijdens mijn werk als mondhygiënist heb ik gewoon mijn eigen werkkleren aan. Ik kan deze kennis ook zonder rode neus toepassen en dat doe ik tijdens mijn werk vaak onbewust. Als mobiele mondhygiënist heb ik regelmatig patiënten met dementie. Met op ooghoogte praten met de patiënt of een oprechte vraag over bijvoorbeeld het ontbijt of een activiteit kun je samen een “moment” beleven. Dit “moment” kan per persoon verschillen.

Werkt het om deze technieken toe te passen?

Het toepassen van de contactclown kennis werkt voor mij. Zeker als de zorgmedewerkers aangeven dat een cliënt zich niet in de mond wil laten kijken, is het de uitdaging om het wel voor elkaar te krijgen. Over het algemeen wordt het simpeler en ook leuker om te behandelen.

Raad je je mede mondhygiënisten dit ook aan om te gaan doen?

Ik denk dat het altijd goed is om jezelf door te ontwikkelen als mondhygiënist. Dit doe je vooral op vaktechnisch gebied. Er zitten zeker onderdelen in de opleiding tot contactclown waar je als mondhygiënist voordeel van kunt hebben bij patiënten. Het is echter wel een opleiding waar je jezelf en je eigen emoties onder ogen moet komen. Als je dit wilt kan het zeker een mooie aanvulling zijn.

Baukje de Jong, Mondhygiënist Te Plak

 

Lees meer over: Interview, Kennis, Mondhygiëne, Opinie, Thema A-Z
Welvarende tandarts

Nieuw boek: De welvarende tandarts – dé succes mindset voor de tandheelkundig professional

Onlangs lanceerde tandarts Merel Kooning haar boek De welvarende tandarts. “Vakinhoudelijk leren we een hoop op de universiteit, maar dan komt het….Hoe ga je met je ambities om? Wat leer je over het omgaan met patiënten en collega’s? Hoe ga je om met werkdruk, wet- en regelgeving en meer van dit soort vragen?”

“Afgelopen jaar heb ik als tandarts een boek geschreven voor tandartsen en professionals in de tandheelkunde. Ongeveer 1 jaar geleden realiseerde ik me dat ik nog meer uit mijn leven en mijn tandartscarrière wilde halen. Een van mijn waarden is namelijk ambitie. Voor de buitenwereld heb ik alles gecreëerd, maar van binnen voelde ik nog meer potentie”, zegt Merel.

“Ik besloot om een tweede praktijk op te bouwen én een boek te schrijven als ode aan mijn branche – de Tandheelkunde. Dat werden 2 van mijn doelstellingen. Mijn vak als tandarts heeft me zoveel gebracht en dat is nog steeds zo. Daar ben ik ongelooflijk dankbaar voor!

Verdieping

De helft van mijn leven oefen ik dit ambacht met veel plezier en voldoening uit, maar vorig jaar merkte ik tóch dat ik op de een of andere manier nog meer verdieping zocht. Zo voelde ik een groot verlangen om, naast het helpen van mijn patiënten, mijn kennis en ervaringen te delen. Waarom is de ene tandarts gelukkig en succesvol terwijl het vak voor de ander een hele opgave is?

Mindset

Ik ontdekte tijdens deze reis dat ‘mindset’ in dit vakgebied zo ontzettend fundamenteel is, maar dat daar voor deze doelgroep bijzonder weinig over geschreven is. Dit bracht me op de het idee om als boektitel te kiezen:  ‘De welvarende tandarts’ met als ondertitel – dé succes mindset voor de tandheelkundig professional.

Vakinhoudelijk leren we uiteraard een hoop op de universiteit, maar dan komt het….Hoe ga je met je ambities om? Wat leer je over het omgaan met je patiënten en met collega’s? Hoe ga je om met de werkdruk, met wet- en regelgeving? Wat als een behandeling niet gaat zoals jij wilt? En zo zijn er nog legio vragen die pas aan bod komen als je er middenin zit.

Dit boek is bedoeld voor al mijn collega’s in de tandheelkundebranche die nog meer ambitie hebben.”

Bestellen boek kan via: praktijkmerelkooning.nl

 

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
experiment met taakherschikking

Ruim 1.000 mondhygiënisten met tijdelijke zelfstandige bevoegdheid

Per 1 juli zijn er ruim 1.000 mondhygiënisten geregistreerd in het BIG-register voor het experiment voor tijdelijke zelfstandige bevoegdheid.
“Mondhygiënisten laten zien dat ze het belang van de preventieve mondzorg en het belang van de patiënt scherp in het vizier hebben en zijn enthousiast over deelname aan het experiment”, aldus Manon van Splunter-Schneider, voorzitter van NVM-mondhygiënisten.

“Mondhygiënisten spelen een essentiële rol als het preventie in de mondzorg betreft. Door taken in de mondzorg te herschikken kunnen tandartsen de complexe zorg verlenen en mondhygiënisten de focus nog meer op preventie leggen.”

Experiment voor 5 jaar

Het experiment ‘Zelfstandige bevoegdheid Mondhygiënist startte op 1 juli 2020 voor een periode van 5 jaar. Gedurende het experiment mogen mondhygiënisten die aan het experiment deelnemen zonder tussenkomst van een tandarts primaire caviteiten boren, verdoving toedienen en röntgenfoto’s maken. Ook is het tuchtrecht van toepassing voor deze groep mondhygiënisten. “Gedurende het experiment heeft de tuchtcommissie nog geen enkele zaak in behandelingen hoeven nemen”, zegt NVM-Mondhygiënisten.

Evaluatie medio 2024

Als het experiment succesvol wordt beoordeeld, dan zal de tijdelijke zelfstandige bevoegdheid worden omgezet als definitief. De geregistreerde mondhygiënist wordt dan opgenomen onder artikel 3 van de Wet BIG. Medio 2024 wordt de evaluatie van het experiment verwacht.

Bronnen:
Big-Register
NVM-Mondhygiënisten

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z
Hypnose in de tandartsstoel

Overzichtsstudie: Hypnose kan tandpijn verlichten

Kan hypnose een alternatief zijn voor medicatie om acute tandpijn te verlichten? Hoewel er slechts enkele tientallen onderzoeken over dit onderwerp zijn, zijn de resultaten veelbelovend dat hypnose kan helpen bij het verlichten van tandpijn. Dat blijkt uit een systematische review die op 16 juni in Journal of Dentistry is gepubliceerd.

Tandartsen streven ernaar om hun patiënten een veilige, effectieve en pijnloze behandeling te bieden. Acute pijnverlichting is daarbij van vitaal belang. Lokale anesthetica en analgetica worden vaak gebruikt voor acute pijnbestrijding. Dit heeft zo zijn keerzijden, zoals allergieën, intoleranties en reacties. Voor sommige patiënten zijn daarom alternatieven nodig.

Volgens Anuschka Erin Merz zijn er aanwijzingen dat hypnose zo’n alternatief kan bieden: “Hypnose biedt een mogelijk alternatief voor conventionele pijnstillers die relatief gemakkelijk kunnen worden gebruikt door een getrainde beoefenaar”. Met haar onderzoek promoveerde Merz aan de Universiteit van Bern onder begeleiding van dr. Thomas Gerhard Wolf en prof. dr. Guglielmo Giuseppe Campus – tevens medeauteurs van het onderzoek dat gepubliceerd is in Journal of Dentistry.

Onderzoek naar hypnose

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat hypnose positieve effecten heeft op de behandeling en een significante vermindering van intra- en postoperatieve pijn. De term “hypnose” wordt vaak gebruikt om verschillende hypnosetechnieken te beschrijven die resulteren in een staat van gerichte aandacht en concentratie. Hypnose kan uit drie componenten bestaan: absorptie, dissociatie en suggestibiliteit.

Hypnose kan worden gebruikt als adjuvans bij lokale anesthesie en om de effectiviteit van andere pijnstillende technieken te vergroten. Het is het onderwerp geweest van meer dan een dozijn klinische onderzoeken, die de focus waren van de nieuwe systematische review en meta-analyse.

Minder pijn

Vijf elektronische databases werden gescreend op studies die tussen 1989 en 2021 zijn gepubliceerd. In totaal zijn 27 papers in de studie opgenomen en is een meta-analyse uitgevoerd.

Hoewel er slechts een klein aantal onderzoeken was, ondersteunde het bewijs de positieve effecten van hypnose op de verlichting van acute tandpijn. Hypnose verminderde intra-operatieve en postoperatieve pijn en verminderde het aantal analgetica dat nodig is bij tandheelkundige procedures zoals tandextracties, aldus de auteurs.

De opgenomen studies gebruikten een verscheidenheid aan technieken om hypnose en ontspanning op te wekken. Met name patiënten die gemakkelijker te hypnotiseren waren, reageerden over het algemeen beter op hypnose.

Verder onderzoek nodig

Ondanks de veelbelovende resultaten dringen de auteurs van het onderzoek erop aan dat verder onderzoek nodig is. Hypnose biedt een mogelijk alternatief voor conventionele pijnstillers en kan gemakkelijk worden geïnduceerd door een getrainde beoefenaar, merken de auteurs op.

“Van hypnose is gemeld dat het de intra-operatieve en postoperatieve pijn vermindert, evenals het gebruik van pijnstillers bij verschillende tandheelkundige procedures zoals het trekken van tanden”, schrijven de auteurs van het onderzoek.

Bron:
Journal of Dentistry

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Ketenvorming

Ketenvorming in de mondzorg: een overzicht

Er zijn steeds meer investeringsmaatschappijen actief in de zorgsector, waarbij de mondzorg het grootste segment vormt. Dit blijkt uit de Zorg samenwerkingsmonitor van JBR, een internationaal managementadviesbureau. Zij gaven een overzicht van de ketenvorming in de mondzorg.

Grootste ketens

Op dit moment zijn TopMondzorg en Colosseum Dental de grootste ketens in de mondzorg. Onder TopMondzorg vallen Dental Clinics, TopOrtho, Proclin, MondzorgPlus, Omnios, MKA groep, Gerident, Excent Tandtechniek, Mondzorgplus en Pro-Da.

Klinieken per investeringsmaatschappij

TopMondzorg en Dental Clinics vallen beide onder investeringsmaatschappij Nordic Capital. Nordic Capital is daarmee de grootste en heeft meer dan 100 klinieken. Colloseum Dental valt onder Jacobs Holding en bezit ook meer dan 100 klinieken. Het platform Ortho Center – op de derde plek in de lijst met meeste aantal klinieken in Nederland – heeft een zelfstandige eigenaar en heeft 52 klinieken.

Overnames

Investeerder Nordic Capital heeft met 64 overnames de meeste overnames gedaan over de periode 2019 tot en met 2022. Fresh tandartsen staat op plek 2 met 32 overnames van 2019 t/m 2022. Puur mondzorg staat met 21 overnames in deze periode op plek 3.

Transacties in de mondzorg

De eigenaar van TopMondzorg is investeerder Nordic Capital. TopMondzorg heeft in 2022 de meeste transacties bewerkstelligd, namelijk 14 transacties. Prima Dental Alliance en Tandarts Today hebben beide 9 transacties verricht in 2022. Andere bedrijven die in de top 10 van de meeste mondzorgtransacties tussen 2019 en 2022 staan zijn Fresh Tandartsen, PUUR Mondzorg, Denteam, Prime Dental Alliance, Mondzorggilde, Curaeos en Dutch Dental Group.

Samengevatte lijst van investeerders

Onderstaande lijst is een overzicht van de huidige mondzorgplatformen, bijbehorende investeerders, aantal klinieken en overnames van 2019 t/m 2022.

  • TopMondzorg en Dental Clinics – Nordic Capital (100+ klinieken en 64 overnames)
  • Colloseum Dental – Jacobs Holding (100+ klinieken en 15 overnames)
  • Ortho center – zelfstandige eigenaar (52 klinieken en 7 overnames)
  • FreshTandartsen – Livingbridge (39 klinieken en 32 overnames)
  • Prime Dental Alliance – Certitudo Capital (30+ klinieken en 17 overnames)
  • Denteam – G Square Capital (28 klinieken en 19 overnames)
  • Tandarts Today – Glide Healthcare (25 klinieken en 16 overnames)
  • De tandartsengroep – HC Partners (20 klinieken en 13 overnames)
  • Mondzorggilde – Zelfstandige eigenaar (19 klinieken en 15 overnames)
  • Puur Mondzorg – 5CS Partners – (15 klinieken en 21 overnames)
  • Gaev Dental – Zelfstandige eigenaar (10 klinieken en 8 overnames)
  • Lassus Tandartsen – Zelfstandige eigenaar (6 klinieken en 4 overnames)
  • Clinias Dental Group – Bencis Capital Partners (3 klinieken en 5 overnames)

Lees het hele rapport: JBR Zorgsamenwerkingsmonitor

Update artikel:
Atlas Dental Care heeft momenteel 22 praktijken volgens hun website, dit gaat volgens de keten in september 2023 naar 25 praktijken.

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
De-evolutionaire-betekenis-van-een-kus

De evolutionaire betekenis van een kus

Onderzoek suggereert dat kussen een bredere evolutionaire betekenis kan hebben dan sociale en romantische implicaties. Het artikel is gepubliceerd in het Journal of the American Dental Association.

Sinds de vroege ontwikkeling van mensachtigen zijn intimiteit en fysieke aanraking belangrijk geweest voor sociale en gezondheidsdoeleinden. Bonobo’s, prairiehonden en zelfs sommige mieren houden zich bezig met kussen.

“De ontdekking van kussen bij een aantal soorten suggereert dat het de uitwisseling van informatie vergemakkelijkt die cruciaal is voor het navigeren door de interacties van sociale groepen”, aldus Dr. Tim Wright van de Universiteit van North Carolina.

Intimiteit

Zoenen en eten delen signaleert intimiteit. Bovendien nemen de cortisolspiegels in het menselijk speeksel toe met stress, en dierstudies suggereren dat speeksel signalen voor socioseksuele partnerselectie uitbreidt. Hoewel er culturele en maatschappelijke verschillen zijn in intimiteit, is interpersoonlijke fysieke aanraking overal ter wereld sociaal belangrijk.

Recent onderzoek heeft mechanismen onderzocht waarin kinderen leren hoe de mensen om hen heen zich tot elkaar verhouden. Onderzoekers evalueerden hoe baby’s en peuters conclusies trekken over de aard van relaties, zoals die gedeeld worden door familieleden.

Binnen het onderzoek werden ‘stevige’ relaties gekenmerkt door sterke gehechtheidsniveaus, wederzijdse responsiviteit en verplichtingen. Onderzoeksresultaten gaven aan dat baby’s en peuters concluderen dat mensen die speeksel delen door voedsel te delen of te kussen, ‘stevige’ relaties hebben.

Van nauw sociaal contact tussen mensen was bekend dat het in verband werd gebracht met de overdracht van ziekten, zelfs vóór de ontdekking van ziekteverwekkende pathogenen. Het beperken van fysiek contact tot alleen hechte relaties kan zijn voortgekomen uit de noodzaak om de overdracht van ziekten te minimaliseren.

Implicaties voor de mondgezondheid bij het kussen van baby’s en peuters

Sinds 1960 zijn er miljoenen dollars aan onderzoek besteed aan cariës-interventies. Een verscheidenheid aan benaderingen voor een cariësvaccin en pogingen om verticale overdracht te voorkomen zijn overwogen. Er werden mondgezondheidsaanbevelingen gedaan om de overdracht van orale microbiota tussen zorgverleners en zuigelingen te voorkomen. Advies was onder meer om geen eten te delen met baby’s of ze op de mond te kussen.

Kinderen erven aanvankelijk een groot deel van hun microbiota van hun biologische moeders en verzorgers, inclusief hun orale microbiota. Naarmate hun sociale en ecologische contacten zich ontwikkelen, krijgen ze nieuwe blootstellingen en verandert hun microbiota.

Er wordt voortdurend onderzoek gedaan om meer inzicht te krijgen in het menselijk microbioom.

“Onze kennis van het menselijke microbioom, hoe het wordt overgedragen en verworven, en de vele complexe interacties en relaties tussen mensen en onze samenwonende micro-organismen blijft rudimentair”, volgens Wright.

Veiligheid

Is het veilig om eten te delen met baby’s en peuters en ze te kussen? Het antwoord is niet eenvoudig. Ziekteverwekkers en ziekten kunnen zich verspreiden door nauw lichamelijk contact en uitwisseling van lichaamsvloeistoffen, zoals speeksel. Pasgeborenen met een onvolgroeid immuunsysteem moeten worden beschermd, omdat infecties dodelijk kunnen zijn. Aandoeningen zoals mononucleosis kunnen via speeksel worden overgedragen, en men denkt dat mononucleosis mogelijk bij kinderen wordt overgedragen via het delen van voedsel en gebruiksvoorwerpen.

Er is geen duidelijk bewijs dat het delen van voedsel en gebruiksvoorwerpen infecties overdraagt die tot cariës leiden. Cariës wordt in verband gebracht met de consumptie van fermenteerbare koolhydraten en orale dysbiose. Het wordt niet verspreid via de overdracht van specifieke microben zoals bij andere infectieziekten. Ouders die hun kinderen kussen, helpen bij het opbouwen van hun ‘stevige’ relatie met hun kind en sturen kritische psychosociale boodschappen van genegenheid en binding.

“We weten wel dat de consumptie van geraffineerde koolhydraten wordt geassocieerd met de ontwikkeling van cariës, dus misschien zorgt het geven van de kus en niet de suiker en snoep voor zowel een gezondere als een gelukkiger relatie”, concludeerde Wright.

Bron:
Journal of the American Dental Association

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
dossier - onderzoek

Afstudeeronderzoek: Kan de Simba inzicht geven in ontsteking van de gingiva?

TNO heeft een lichtapparaat ontwikkeld genaamd Simba. Het apparaat kan met behulp van fotonica techniek verandering in weefsel meten. Enes Ercan en Julia Johannink deden een pilotonderzoek naar het gebruik van de Simba en welke waarden van ontsteking in kaart kunnen worden gebracht.

Doel

Het nieuwe apparaat van TNO is nog niet eerder toegepast in de praktijk, waardoor er nog geen gegevens beschikbaar zijn over ontstekingswaarden van de gingiva en hoe het apparaat het beste gebruikt kan worden.

Doel van het onderzoek was om een werkvoorschrift te maken voor de Simba en om te kijken welke waarden bij wel / geen bloeding het apparaat meet bij de vier parameters: saturatie, bloedvolume, bilirubine en vaatdiameter.

Materiaal en methode

Dit pre-experimenteel onderzoek bestond uit 12 deelnemers met in totaal 621 sites. Er werd gebruik gemaakt van een doelgerichte selecte steekproef. Gezonde studenten (N=7), gingivitis (N=3) en parodontitis (N=2). Er werd op twee manieren materiaal verzameld. Allereerst om het werkvoorschrift te kunnen schrijven en daarna volgens het werkvoorschrift metingen te kunnen uitvoeren bij een onderzoekspopulatie. Voor het werkvoorschrift zijn er oefensessies geweest om te leren werken met het apparaat waarbij de opdrachtgever en de onderzoekers zelf proefpersonen waren. Hierbij is getest hoe de positie, plaatsing, meetvolgorde en het gebruik van het apparaat volgens de WIP-richtlijnen mogelijk was. De meetinstrumenten waren de BOMP en de Simba. De meetmomenten vonden plaats op de HU-klinieken van de Hogeschool Utrecht. De deelnemers werden eenmalig gemeten (T=0). De metingen zijn door één onderzoeker uitgevoerd en door één onderzoeker geobserveerd. Voor de data-analyse werd er gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek van gemiddelden en percentages. De analyse van het onderzoek zijn verwerkt in het programma Exel.

Resultaten

Het werkvoorschrift werd getest bij zeven proefpersonen voordat het werd ingezet tijdens de klinische onderzoek metingen. Het werkvoorschrift benadrukt het belang van kalibratie, positie, plaatsing, druk, meetvolgorde en efficiënte gebruik volgens de WIP-richtlijnen. Gemiddelde saturatie StO2 was 68,5% (SD 10,4) en 72.5% (SD 12,6) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde bloedvolume was 0,97% (SD 1.66) en 0,92% (SD 1.15) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde hoeveelheid bilirubine was 14,77µm (SD 13,18) en 16,10µm (SD 10,30) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde vaatdiameter was 0,02mm (SD 0,02) en 0,01 mm (SD 0,02) bij geen en wel bloeding.

Klik hier voor een vergrote versie van de poster

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat de Simba op een efficiënte manier gebruikt kan worden met behulp van het opgestelde meetprotocol met werkvoorschrift. Daarnaast geven de metingen goede/logische fits en kan het apparaat verschillende parameters meten die inzicht geven op de gradatie van ontsteking. De uitkomsten voor alle parameters behalve saturatie bieden een logische uitkomst. Anderzijds is er nog geen waarde vast te stellen voor een gezonde gingiva, gingivitis en parodontitis, hiervoor moet nog meer onderzoek uitgevoerd worden.

Afstudeeronderzoek | poster door:
Enes Ercan en Julia Johannink, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere afstudeerprojecten van studenten Mondzorgkunde

Deze afstudeerprojecten werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de onderzoeken die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Hoe kunnen we het wortelkanaal veilig en efficiënt irrigeren?

Hoe kunnen we het wortelkanaal veilig en efficiënt irrigeren?

Irrigatie is een fundamentele stap in het reinigen van het wortelkanaal. We hebben vele spoelvloeistoffen en irrigatie technieken tot onze beschikking. De vraag is wanneer we wat het best kunnen toepassen. Prof. dr. Luc van der Sluis bespreekt – aan de hand van een update van de literatuur – een zo effectief mogelijk irrigatieprotocol.

De cijfers op een rij

In Nederland worden in de algemene praktijk dagelijks 2.000 endo’s uitgevoerd ter waarde van €500.000. Uit een onderzoek van de Michiel de Cleen uit 1993 blijkt dat er bij 40% van de endodontisch behandelde elementen (nog) sprake is van een parodontitis apicalis en dat er bij 50% geen goede kanaalvulling aanwezig is.

In 2011 is het onderzoek herhaald en de percentages waren vergelijkbaar. Hierbij moet er rekening mee gehouden worden dat de daadwerkelijke succespercentages nog lager liggen, aangezien röntgenfoto’s niet alle zwartingen aan de apex tonen.

Internationaal varieert het succespercentage van de wortelkanaalbehandeling tussen de 30-90%, waarbij de genezing van een parodontitis apicalis gezien wordt als succes. In de afgelopen 40 jaar bleef dit percentage gelijk ondanks technologische verbeteringen. De meeste onderzoeken naar succespercentages worden uitgevoerd in een gecontroleerde omgeving (de universiteit) en niet in de algemene praktijk. Het overlevingspercentage van endodontisch behandelde elementen ligt veel hoger: rond de 90%. Deze elementen functioneren nog en zijn ook symptoomvrij. Dit percentage is vergelijkbaar met het overlevingspercentage van implantaten.

Weinig wetenschappelijke onderbouwing voor behandelprotocollen

Uit het rapport van de gezondheidsraad blijkt dat de wetenschappelijke basis waarop onze klinische behandeling gebaseerd zijn, is helaas niet zo groot is. Er zijn weinig langlopende klinische studies, omdat deze lastig uit te voeren zijn. Om meer gegevens uit de praktijk te verzamelen voor onderzoek zijn de universiteiten bezig om een ‘practice based research netwerk’ op te zetten. Hierbij sluiten praktijken zich aan bij universiteiten en worden de gegevens uit de praktijk door de universiteit geanalyseerd. Dit kan ervoor zorgen dat de wetenschappelijke kwaliteit vergroot wordt.

Uit een Zweeds rapport uit 2010 blijkt dat er wetenschappelijk gezien weinig bekend is over de endontologie en de genezing van parodontitis apicalis. Zo blijkt er weinig aantoonbaar verschil te zijn tussen verschillende manieren van het desinfecteren en irrigeren van het kanaal. De NVvE heeft dit onderzoek over gedaan en komt tot dezelfde conclusie: er is te weinig wetenschappelijke onderbouwing voor onze behandelprotocollen.

Uit de aanwezige randomized clinical trials blijkt dat er geen verschillen aantoonbaar zijn tussen de verschillende irrigaties- of preparatiesystemen, het wel of niet aanbrengen van calciumhydroxide of verschillende vultechnieken. Het belangrijkste is dat het wortelkanaal gevuld is.

Zonder deze data kunnen we geen goed wetenschappelijk onderbouw protocol hanteren. Daarom is het erg belangrijk om meer wetenschappelijke onderbouwing te verzamelen.

Verschillende (geactiveerde) irrigatiesystemen

Naast handirrigatie kan er gebruik gemaakt worden van aanvullende technieken om de irrigatie te activeren. Dit kan middels laser, ultrageluid of sonische irrigatie.

De technische effectiviteit van de verschillende systemen kunnen we in vitro controleren. Hierover hebben we veel informatie, maar dit is ook de enige informatiebron die we hebben. De klinische relevantie is lastig aan te tonen door het gebrek aan randomized clinical trials. Waarbij het ook nog lastig is om de verschillende laboratoriumstudies met elkaar te vergelijken,  doordat er verschillende modellen gebruikt worden. Daarnaast is ook de kosteneffectiviteit van belang.

Met de irrigatie van het wortelkanaal wil je ervoor zorgen dat de irrigatievloeistof gemixt wordt en dat er een hoge concentratie van het actieve spoelmiddel in het hele kanaal aanwezig is. Met het spoelmiddel willen het dentine debris, de smeerlaag en de biofilm verwijderen. Dit zit vaak tegen de wand van het kanaal aangeplakt.

Met de chemische effecten van het spoelmiddel kunnen we een deel hiervan oplossen en door de stroming van het spoelmiddel kunnen we het van de wand lostrekken en afvoeren. Hierbij lijkt cavitatie een steeds belangrijkere rol te spelen.

Doelstellingen van irrigatie

1. Opwekken van een stroom van irrigatievloeistof

Zodat de vloeistof zo veel mogelijk in contact is met het substraat en dit substraat zo goed mogelijk afgevoerd kan worden. Daarnaast zorgt de vloeistof voor een extra smeerfunctie van de instrumenten.

We willen dat de irrigatievloeistof het gehele kanaal irrigeert. Hierbij is de anatomie extra van belang. Vaak is er sprake van laterale kanalen of apicale delta’s. Het is extra lastig om alle plekken goed te bereiken. Daarnaast heeft 25% van de wortelkanalen een lange ovale vorm, welke lastiger goed te reinigen is, aangezien de vijlsystemen rond zijn.

Wat er precies afgevoerd moet worden, is afhankelijk van de diagnose. Bij een pulpitis (vitale pulpa) bestaat het substraat uit dentine debris, de smeerlaag, pulpaweefsel en vrij zwemmende micro-organismen. Er is hierbij nog geen biofilm aanwezig, waardoor het verwijderen vaak iets makkelijker is.

Bij een parodontitis apicalis is er sprake van geïnfecteerd dentine debris en smeerlaag en een biofilm.

Bij pulpititis is deel van de pulpa geïnfecteerd, een ander deel is ontstoken en vaak is er een deel nog vitaal. Bij parodontitis apicalis zitten er bacteriën in het hele kanaal en zitten er ook bacteriën in de tubuli.

Biofilm

Uit onderzoeken blijkt dat er meer dentine debris/smeerlaag aanwezig is dan we in eerste instantie dachten en dat er genoeg aandacht moet worden besteed aan de verwijdering hiervan. Daar waar de vijl het kanaal raakt, ontstaat een smeerlaag en dit wordt tegen de wortelkanaalwand aangeduwd en komt ook in de tubuli terecht. Bij een parodontitis apicalis wordt dus een geïnfecteerde plug van dentine debris in de tubuli gedrukt en deze moet ook weer verwijderd worden.

De biofilm is een samenklontering van micro-organismen die opgenomen zijn in een zelfgeproduceerde matrix waardoor ze lastiger te verwijderen zijn. De bacteriën in een biofilm werken met elkaar samen. Over de samenstelling van de biofilm in het wortelkanaal is nog heel weinig bekend.

De biofilm kun je op verschillende manieren verwijderen. Dit kan mechanisch: door de contact van de instrumenten met het wortelkanaal en ook door de stroming van het spoelmiddel. Daarnaast kan de biofilm chemisch verwijderd worden.

Uit recent onderzoek naar de biofilm blijkt dat de biofilm nooit compleet verwijderd kan worden en dat irresistant spots altijd aanwezig blijven. De biofilm groeit ook altijd weer terug. Het deel dat wel verwijderd wordt, wordt in twee lagen opgedeeld: een verweekt deel en een harde basale laag.

Het chemisch verwijderen van de biofilm zorgt er eerst voor dat de zachtere laag steeds groter wordt en hierdoor wordt biofilm makkelijker  te verwijderen. De onderste laag, de harde laag blijft achter en dit deel is niet of nauwelijks te verwijderen.

2. Opwekken van een mechanische stroom van irrigatievloeistof

Hierbij gaat het vooral om de kracht die opgewekt wordt. Deze kracht moet dusdanig zijn dat het substraat van de wand van het wortelkanaal losgetrokken kan worden.

Een belangrijk begrip hierbij is de cavitatie. Hierbij zijn er bellen aanwezig dit zorgen voor een vloeistofstroom.  Er zijn twee verschillende soorten:

  • Stabiele cavitatie: hierbij is een bel aanwezig die pulseert en hierdoor ontstaat rondom deze bel een vloeistofstroming
  • Transient cavitatie: hierbij ontstaan en groeien bellen heel snel, waarna ze inklappen. Bij dit inklappen komt er veel energie vrij en dit zorgt voor een vloeistofstroom. We noemen dit soort bellen hoog energetisch. Deze bellen ontstaan alleen bij irrigatie geactiveerd een ultra geluid of door een laser. Beide veroorzaken op een andere manier cavitatie.

Belangrijk om te beseffen is dat cavitatie niet altijd de effectiviteit vergroot. In sommige gevallen blokkeren de bellen die ontstaan juiste de vloeistofstroming en hebben ze en negatief effect. Te veel bellen kan ook de vloeistofstroming blokkeren.

Verschillende systemen om te irrigeren

  • Klassieke handirrigatie
  • Negatieve druk systemen
  • Activeren vloeistof middels gutta-percha point
  • Sonische activatie van de vloeistof
  • Ultrageluid
  • Laser tip

Handirrigatie

Hierbij is de soort naald die je gebruikt erg belangrijk. Een belangrijk verschil is of de naald een open einde heeft of niet. De naalden zonder open einde hebben als voordeel dat ze doorpersen kunnen voorkomen. Helaas hebben ze ook als effect dat naalden met een zijopening veel minder effectief kunnen spoelen. De verversing van de spoelvloeistof en de kracht op de wortelkanaalwand zijn minder dan bij de openeinde naalden.

Hoe breder het wortelkanaal is, hoe meer verversing optreedt. We hebben apicaal ruimte nodig om zo veel mogelijk hypochloriet in het kanaal te krijgen. De taper van het kanaal is hierbij minder belangrijk.

De flowrate speelt daarnaast ook een rol. Met een kleinere spuit kost het minder kracht om druk op te bouwen, maar deze moet wel vaak opnieuw gevuld worden.

Flexibele naalden zijn makkelijker in apicale deel van kanaal aan te brengen en kunnen er hiermee voor zorgen dat hier voldoende vloeistof komt.

Sonische irrigatie

Hierbij wordt hypochloriet in het kanaal aangebracht en vervolgens wordt een flexibele tip gebruikt om te activeren. De tip gaat heen en weer en hierdoor ontstaan bubbels en een laterale vloeistofstroom. Het zijn flexibele naalden die niet kunnen snijden in de kanaalwanden. De frequentie is lager dan bij ultrageluid en hierdoor is de effectiviteit ook lager.

Voorbeelden van dit systeem zijn de Eddy of de EndoAcitvator. Waarbij de Eddy een hogere frequentie heeft dan de EndoActivatir (6000kHz vs 2000kHz). In verschillende studies wordt de effectiviteit vergeleken en lijkt de Eddy beter uit de bus te komen.

Ultrageluid

Het kanaal wordt gevuld met hypochloriet en geactiveerd middels een ultrasone vijl. Hierdoor ontstaan veel bellen. Rondom de vijl ontstaat een oscillerende stroming. Dit is een continue stroom die ook tegen de kanaalwand aankomt. Door de continue activatie geeft deze vorm van irrigeren een soort vermoeidheid van de biofilm waardoor deze makkelijker te verwijderen is

Laser

Er zijn twee verschillende soorten lasers:

  • PIPS = Photon Initiated Photoacoustic Streaming
  • SWEEPS = Shock Wave Enhanced Emission Photoacoustic Streaming

Door de laserpuls onderstaat er een bel, deze implodeert en daardoor ontstaat er een stroming.

Er zijn verschillende soorten lasers en verschillende frequenties aan pulsen. Belangrijk is dat de lasertip niet helemaal het wortelkanaal in hoeft. De tip bij de ingang van het kanaal plaatsen is voldoende. Er ontstaan niet alleen bellen aan de tip, maar bellen door het hele kanaal heen worden geactiveerd. Er moet wel geprepareerd zijn om de stroming door het hele kanaal te laten gaan.

Een nieuw systeem is de Gentle wave. Dit wordt al gebruikt in de Verenigde Staten. Het idee hierbij is dat een kleine opening gemaakt wordt naar de pulpakamer. Via een tip wordt de vloeistof aangebracht en in die vloeistof ontstaat een hydrodynamische cavitatie. De vorming en implosie van microbellen zorgt voor een cavitatiewolk dat zich door de vloeistof in het element heen trekt. Het enige onderzoek dat hierover is, is uitgevoerd door de fabrikant van het apparaat, dus lastig om te beoordelen of dit betrouwbaar onderzoek is. Er zijn nog geen onafhankelijke klinische onderzoeken.

De kracht die uitgeoefend wordt op de kanaal wand is het hoogst bij ultrageluid en bij laser geactiveerde irrigatie. Bij een hoge flowrate komt de handactivatie ook goed uit onderzoeken, voor het verwijderen van de biofilm. In de laatste spoelfase (nadat het wortelkanaal volledig is vormgegeven) is een hoge flow effectief om resten biofilm te verwijderen. De activatie maakt veel los en vervolgens is een goede handirrigatie nodig om de resten af te voeren. Bij laterale kanalen is het ultra geluid een stuk effectiever dan handirrigatie.

Kromming van het kanaal heeft invloed op de activiteit van het systeem voor zowel ultrageluid als laser Het kan zinvol zijn om de ultrasone naald voor te buigen om op de juiste werklengte te komen.

3. Opwekken van een chemische effectiviteit van irrigatievloeistof

Natriumhypochloriet is nog de steeds het meest effectieve spoelmiddel. Hoe hoger het volume, hoe beter de effectiviteit. Veel spoelen is dus belangrijk. Hypochloriet is weinig effectief in het verwijderen van een celrijke biofilm (de onderste harde laag van de biofilm). In dit deel van de biofilm is EDTA een stuk effectiever. Daarnaast lost EDTA de anorganische smeerlaag op.

Het percentage hypochloriet heeft invloed op de belvorming. Bij een hoger percentage ontstaan meer bellen dan bij een lager percentage. De bellen zorgen ervoor dat er gas in de biofilm komt en dat hierdoor de biofilm van binnenuit kapot wordt gemaakt.

4. Opwekken van een stroom van irrigatievloeistof zonder door te persen

Doorpersen is een van de grootste angsten: een hypochloriet accident is erg vervelend. De daadwerkelijke oorzaak van doorpersen is lastig te achterhalen. Om de kans op doorpersen zo klein mogelijk te maken, gebruiken we een flexibele 30 gauge naald en moet er apicaal voldoende ruimte zijn om te spoelen. De naald moet niet vastlopen maar kunnen bewegen. Het heen en weer bewegen van de naald kan doorpersen voorkomen. Een negatieve druk systeem kan hierbij ook helpen.

Naar kosten effectiviteit van de verschillende spoelmethodes is geen onderzoek gedaan en daardoor lastig in te schatten. Wel blijkt dat handactivatie veruit het goedkoopst is en laser veruit het duurst en omdat er niet in klinische studies is aangetoond dat laser superieur is aan handirrigatie is er geen basis om te adviseren een laser te kopen. Met de huidige informatie lijkt het beste advies te zijn spoelen met handirrigatie en gebruik van de activatie systemen die al in de praktijk aanwezig zijn.

Protocollen

Bij de vitale pulpa kan een makkelijker protocol aangehouden worden omdat er geen biofilm in het wortelkanaal aanwezig is.

Hierdoor kunnen we smaller prepareren en eventueel iets minder ver naar apicaal toe, omdat het spoelmiddel niet helemaal tot aan het foramen hoeft te komen. We spoelen met NaOCl en EDTA.

Gebruik voor de handactivatie het liefst een open-einde naald en voor activatie wat er in de praktijk voorhanden is.

Bij de parodontitis apicalis wil je het spoelmiddel helemaal tot aan het foramen hebben omdat er biofilm in het gehele wortelkanaal aanwezig is. Hiervoor is minstens een apicale diameter van 35 nodig om goed apicaal te kunnen spoelen. Neem hiervoor  de tijd om goed op lengte te spoelen. We gebruiken wederom NaOCl en EDTA (als voorlaatste spoeling). Gebruik voor de handactivatie het liefst een open-einde naald en voor activatie wat er in de praktijk voorhanden is.

Prof. dr. Luc van der Sluis was sinds 1993 werkzaam als tandarts endodontoloog. Van 1993 tot 2010 was hij verbonden aan de afdeling Cariologie, Endodontologie en Kindertandheelkunde van het ACTA waar hij zich bezighield met onderwijs en onderzoek. Tot 2021 was Luc verbonden aan het  Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMC Groningen waaronder de laatste vier jaar als afdelingshoofd en was hij als onderzoeker verbonden aan het Kolff Instituut (Universiteit Groningen). Momenteel is Luc met emeritaat.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Luc van der Sluis tijdens het NVvE-congres De endo finish.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Nieuw onderzoek koppelt BMI aan tandverlies

Nieuw onderzoek koppelt BMI aan tandverlies

In een studie van zijn soort analyseerden onderzoekers de impact van obesitas op het aantal en de positie van resterende tanden per leeftijdsgroep. De studie die gepubliceerd is in PLOS One koppelt een toename van de body mass index (BMI) aan tandverlies.

Onderzoekers gebruikten een online database die gegevens van ziektekostenverzekeringen en gezondheidscontroles combineerde om gegevens te verzamelen van 234.000 deelnemers in de leeftijd van 20 tot 74 jaar. Ze onderzochten of roken de impact van obesitas op resterende tanden vergroot en of obesitas het risico voorspelt van tandverlies onafhankelijk van andere risicofactoren, waaronder diabetes en roken.

BMI en rookgedrag beïnvloeden tandverlies

Een toename van de BMI was volgens de bevindingen van het onderzoek geassocieerd met een afname van het aantal resterende tanden vanaf een jongere leeftijd. Bovendien werd obesitas geassocieerd met het verlies van resterende kiezen bij mensen ouder dan 30 jaar. De rookstatus had ook een invloed op het verlies van tanden.

“Het aantal resterende tanden nam af met toenemende BMI bij proefpersonen ouder dan 40”, schrijven de auteurs van het onderzoek, geleid door Mayu Hayashi van de onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling van Sunstar Inc. in Osaka, Japan. “Deze bevinding is consistent met eerdere onderzoeken die aantonen dat een hoge BMI en energie-inname geassocieerd zijn met een verminderd aantal resterende tanden bij vrouwen van 37-60 jaar, en dat BMI en obesitas geassocieerd zijn met tandverlies bij personen jonger dan 60 jaar. oud, ongeacht leeftijd of geslacht”.

Bevestiging van eerdere studies

Eerdere studies hebben ook aangetoond dat een hoge BMI geassocieerd is met de progressie van parodontitis. Verder is een verhoogde suikerinname positief geassocieerd met zowel gewichtstoename als de rotte, ontbrekende en gevulde tanden (DMFT) index, een epidemiologische index die de geschiedenis van tandcariës beschrijft.

De studies suggereren dat “de progressie van parodontitis en tandcariës het aantal resterende tanden in de populaties met ziekte zou kunnen verminderen en dat tandcariës het aantal resterende tanden in de populaties met obesitas zou kunnen verminderen”, schrijven de auteurs van het onderzoek.

Een hoger BMI betekent minder getrokken tanden

Uit de huidige studie blijkt dat een hoge BMI geassocieerd is met een groter aantal resterende tanden bij deelnemers van 20 tot 40 jaar. Tandextractie als gevolg van orthodontische behandeling komt vaak voor bij mensen tussen de 10 en 40 jaar wereldwijd, en mensen met obesitas hebben vaak een slechtere mondhygiëne gewoonten.

“Dus, jonge proefpersonen met obesitas hebben mogelijk minder tandextracties als gevolg van orthodontische behandelingen vanwege een slechter bewustzijn van tandheelkundig onderhoud”, schreven de auteurs van het onderzoek. “Daarom kan de lage prevalentie van tandextractie als gevolg van orthodontische behandeling bij personen met obesitas in hun jaren ’30 en ’40 de associatie verklaren tussen BMI en het aantal resterende tanden dat we in deze populatie hebben waargenomen.”

Maar wel meer tandverlies

Verder nam het percentage deelnemers met resterende tanden af met de leeftijd, met name bij deelnemers ouder dan 30 jaar. Bij zwaarlijvige proefpersonen wordt significant tandverlies vaker aangetroffen in het bovenkaakgebied dan in het onderkaakgebied.

“Omdat mensen met obesitas een hoger risico hebben op het ontwikkelen van progressieve parodontitis, kan occlusaal trauma de kiezen aanzienlijk hebben beïnvloed”, aldus de auteurs van het onderzoek.

Stoppen met roken helpt

De huidige studie bevestigt ook dat roken het risico op tandverlies bij zwaarlijvige personen verhoogt. Een recente studie wees uit dat personen die stopten met roken geen verhoogd risico hadden op tandverlies in vergelijking met personen zonder voorgeschiedenis van roken.

“Dit suggereert dat stoppen met roken belangrijk is voor het voorkomen van tandverlies bij mensen met obesitas”, schrijven de auteurs van het onderzoek.

Bron:
PLOS ONE

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Tand

Nieuwe chip voor op je tand ontwikkeld om speeksel te analyseren

Silicon Labs heeft een chip ontwikkeld die op tanden kan worden geplaatst om het speeksel te analyseren in de mond. Voor de makers van draagbare apparaten is het een voortdurende uitdaging om de technologie te miniaturiseren.

Hoe kleiner het apparaat, hoe beter het is voor de draagbaarheid. Maar dit gaat meestal ten koste van de levensduur van de batterij. Silicon Labs hoop dat de nieuwste chip, de xG27 SoC, klein en energiezuinig genoeg is om grote ideeën op te doen in de medische technologie.

Onderdelen van de chip

De xG27-chip bestaat uit de modellen BG27 en MG27 rondom een ARM cortex M33-processor. De BG27 richt zich op bluetooth en de MG27 ondersteunt Zigbee en andere protocollen. De xG27 SoC chips hebben een grootte variërend van 2 mm2 en 5 mm2.

Chip als speekseldiagnosesensor

De BG27 wordt momenteel gebruikt om een product te ontwikkelen, de speekseldiagnosesensor op tanden. De sensor is klein genoeg om op een kies te worden gelijmd om voortdurend het speeksel van de patiënt te controleren. Hierdoor zouden tandartsen en clinici in staat zijn om mogelijk op meer dan 1000 gezondheidsproblemen te testen. Lura Health beweert dat deze nieuwe gezondheidstechnologie klaar is met klinische proeven en zich momenteel voorbereidt op het ondergaan van het FDA-regelgevingsproces. Als alles goed gaat zou het product binnen 12-18 maanden op de markt kunnen komen.

Chip ook voor andere medische doeleindes

Silicon Labs geeft aan dat zijn chips ook potentiële kandidaten zijn voor andere medische doeleinden zoals continue glucosemonitors en hartfunctiemonitor.

Bron:
The Verge

 

 

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Gezichtsvorm beïnvloedt pasvorm en effectiviteit van mondkapjes

Gezichtsvorm beïnvloedt pasvorm en effectiviteit van mondkapjes

Ruim twee jaar na het begin van de coronapandemie is het nog steeds niet bekend wat voor mondkapje de beste bescherming biedt. Wel is inmiddels duidelijk dat de effectiviteit niet alleen aan het materiaal ligt, maar ook aan de pasvorm. Een recente studie die is gepubliceerd in Physics of Fluids bevestigde dit met behulp van een model gemaakt om het zogenoemde lekpatroon te bestuderen op een realistisch gezicht.

Mondkapjes veroveren de wereld

Sinds het begin van de pandemie is het gebruik van gezichtsmaskers door het grote publiek overgenomen, zij met enige tegenwerking. Vanwege een tekort aan N95- en chirurgische mondkapjes werd in het begin het gebruik van stoffen mondkapjes aanbevolen. Later veranderde dit advies echter. Momenteel wordt gezegd dat stoffen maskers de minste bescherming bieden tegen COVID-19, en N95- en KN95-mondkapjes de meeste.

Materiaal en pasvorm

Experimentele studies tonen aan dat de gezichtsbescherming de overdracht van verschillende infecties van en naar de drager kan beperken. De effectiviteit van gezichtsbescherming blijft echter een punt van discussie, en hangt nauw samen met zowel het materiaal en de pasvorm. Daar waar het mondkapje geen afdichting vormt met het gezicht kan lucht weglekken. De totale lekkage kan aanzienlijk worden beïnvloed door de afmetingen en kenmerken van het gezicht.

Realistisch gezicht modelleren

Computersimulaties hebben het potentieel om de locatie en de hoeveelheid lekkage voor verschillende gezichtsstructuren systematisch te schatten. Onderzoekers van de Florida State University en de John Hopkins University gebruikten hoofdcomponentenanalyse (Engels: principal component analysis, PCA) samen met vloeistofdynamica-simulatiemodellen lekkage bij een realistisch gezicht te modelleren.

Een realistische 3D-gezichtsvorm werd geproduceerd door middel van een systematische PCA-methode, van 100 mannelijke en 100 vrouwelijke hoofden. De informatie hiervoor werd opgehaald uit hoofdscangegevens aan de Universiteit van Basel in Zwitserland. PCA is een methode om een grote hoeveelheid gegevens te beschrijven met een flink kleiner aantal variabelen dan voor de analyse.

Simulatie van een matige hoeststroom

Op deze manier konden de auteurs het cruciale belang van een goede pasvorm aantonen voor alle soorten mondkapjes. Ook vonden ze hoe de gezichtsvorm de meest ideale pasvorm beïnvloedt. De onderzoekers modelleerden een matige hoeststroom uit de mond van een volwassen man die een stoffen mondkapje over de neus en mond droeg met elastische banden om de oren. Ze berekenden de maximale volumestroomsnelheden door de voorkant van het masker en perifere openingen bij verschillende materiaalporositeitsniveaus.

Asymmetrie verstoort pasvorm

Het model demonstreerde hoe de lichte asymmetrie, die in elk gezicht aanwezig is, de juiste pasvorm van het mondkapje kan verstoren. Zo kan een masker aan de linkerkant van het gezicht strakker zitten dan aan de rechterkant.

“Asymmetrie van het gezicht is bijna onmerkbaar voor het oog, maar wordt duidelijk gemaakt door de hoeststroom door het masker”, zegt een van de auteurs. “Voor dit specifieke geval is de enige ongefilterde lekkage die wordt waargenomen via de bovenkant, maar voor verschillende gezichtsvormen is lekkage via de onderkant en zijkanten van het masker ook mogelijk.”

Het gevaar van dubbele mondkapjes

Daarnaast suggereert de studie dat het gebruik van twee niet goed passende mondkapjes over elkaar de bescherming niet significant verbetert. Ook geeft het mogelijk een vals gevoel van veiligheid. Meer lagen betekenen een minder poreuze gezichtsbedekking, wat leidt tot meer stroming die uit de omtrekopeningen (aan de zijkanten, boven- en onderkant) wordt gedwongen in maskers met een minder goede pasvorm. Dubbele lagen verhogen de filterefficiëntie alleen bij een goede pasvorm van het mondkapje, maar kunnen ook leiden tot ademhalingsmoeilijkheden.

Designermondkapjes

Een mogelijke oplossing is het maken van ‘designermondkapjes’ die zijn aangepast aan het gezicht van elke persoon. Op grote schaal is dit echter niet praktisch. Toch kunnen op PCA gebaseerde simulaties worden gebruikt om betere maskers te ontwerpen voor verschillende populaties. Hiervoor moeten algemene verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke of kinder- versus oudere gezichtsstructuren en de bijbehorende luchtstroom door maskers aan het licht worden gebracht.

Verspreiding van aerosolen verminderen

“Het huidige model kan worden gebruikt om de effectiviteit van gezichtsmaskers te kwantificeren en om toekomstige maskerontwerpen te sturen die de lekstralen verminderen of omleiden om de verspreiding van ademhalingsaerosolen te beperken”, schreven de auteurs.

Bron:
Physics of Fluids

Lees meer over: Praktijkhygiëne, Thema A-Z
Verlichting en reflecties in de tandartspraktijk

Verlichting en reflecties in de tandartspraktijk

Het beroep van tandarts of mondhygiënist zou een stuk makkelijker zijn als alles in de mond zwart/wit was, want dan is voor het oog sprake van het grootst mogelijke contrast en waarnemen een koud kunstje. De werkelijkheid is echter een stuk genuanceerder. Rolf de Ruijter legt uit wat de invloed is van lichtreflecties op het zicht. Wat is een goed verlichtingsplan voor de praktijk?

Het menselijk oog is gevoelig voor lichtreflecties

Het oog is gebouwd om reflecties (uitgedrukt in luminantie) waar te nemen en zodoende kan de omgeving onderscheiden worden. Het zien gebeurt met de ogen, het waarnemen zelf overigens met de hersenen. Beide ogen en het verantwoordelijke deel van de hersenen samen vormen het ‘visueel systeem’. Objecten worden waargenomen doordat de beeltenis ervan op het netvlies wordt geprojecteerd. Dit kan pas plaatsvinden als licht(-sterkte uitgedrukt in lux) op een oppervlak valt, dan reflecteren objecten pas. Dat geldt voor alle oppervlakken. Als mondzorgverlener zie je dus geen tand: je neemt slechts de lichtreflectie van het betreffende oppervlak waar. Het samenstel van alle reflecties wordt door de hersenen geïnterpreteerd als zijnde een tand. De reflectiewaarde van een oppervlak wordt uitgedrukt in de zogenaamde R-waarde die aangeeft hoeveel procent van het licht wordt gereflecteerd.

Afb 1. Wat nodig is om te kunnen zien

Waarnemen in de mond

Het beroep zou een stuk makkelijker zijn als alles in de mond zwart/wit was, want dan is voor het oog sprake van het grootst mogelijke contrast….en dan is waarnemen ongeacht de verlichtingsomstandigheden een koud kunstje. De werkelijkheid is echter een stuk genuanceerder. Tanden zijn gelukkig niet enkel wit en gaatjes niet altijd geheel zwart. ‘Some say, a lot of shades of grey’, maar zeker van de kleur wit, via gelig naar, bruinig en soms daadwerkelijk zwart. Dit alles bij de dentate mond vaak omringd door nog meer soortgenoten en omgeven door roze tot soms felrode gingiva. Is hiermee het werkgebied van de mondzorgverlener goed omschreven? Zeker niet, want door alle obstakels in de mond, is vrijwel altijd sprake van schaduwvorming, donkere plekken welke uitmonden tot zelfs bijna zwarte achter in de mond. Tel daarbij op het, gelukkig meestal rijkelijk, aanwezige speeksel wat voor nog meer reflectie zorgt. Een relatief donker oppervlak kan als gevolg van het dan ineens terugkaatsende licht, tot hinderlijke verblinding van het oog leiden (zgn. ‘discomfort glare’). Dit als gevolg van relatief hoge helderheid van de gebruikte verlichting. Al met al een contrastrijk werkgebiedje dus die mond.

Door het beschreven pallet van reflecties in de mond (variërend van 20 tot 60%), de schaduwvorming (tot nagenoeg 0%) en het optreden van glans (tot 100% oftewel spiegeling) is de waarneemtaak van de mondzorgverlener een uitdagende te noemen, waarbij te grote contrasten juist de taak van het visuele systeem verzwaren. Bij bijvoorbeeld een controle is het visueel-systeem ‘op zoek’ naar zeer kleine nuancen in reflectie: is sprake van een beginnende ontkalking (mat wit)? of van een inmiddels niet langer actief cariësproces (meer glanzend wit, maar mogelijk ook bruin-gelig, tot zwart)? Om dit goed te kunnen waarnemen helpt niet enkel het droogblazen, ook goede verlichting, die juist is opgesteld en goed is ingeregeld, is noodzakelijk.

Goede verlichting

Gelukkig bestaat voor werkzaamheden in de mond, de specifiek op zijn taak toegeruste tandartslamp, welke inmiddels voorzien is van veelal de meest krachtige ledverlichting, met een lichtsterkte variërend van 2.000 tot wel 40.000 lux. Maar is zo’n grote waarde zaligmakend? Ooit wel eens geskied in de volle zon? Verblinding van het menselijk oog ligt dan op de loer. Ditzelfde fenomeen geldt evenzo voor een mond met tanden waar de behandelaar poogt te beoordelen welk gedeelte van het tandoppervlak pluis is en wat niet. Het benodigde onderscheidend vermogen van het visueel systeem van de mondzorgverlener wordt danig op de proef gesteld. Je zou kunnen denken hoe meer licht hoe beter, maar dat is niet juist. De mens kan waarnemen bij weerkaatste lichthoeveelheid (uitgedrukt in Candela per vierkante meter) in het oog van ongeveer 10 cd/m2 tot 1.000 cd/m2. Bij lagere en bij hogere luminanties worden contrastgevoeligheid en detailonderscheiding geringer. De vraag is dan natuurlijk: hoe verhoudt de 1.000 cd/m2, die veelal als optimum wordt aangehouden, zich tot de intensiteit van de tandartslamp? Een goede regel is om de intensiteit, van de meestal instelbare tandartslamp, zo in de stellen dat steeds met een zo ’n laag mogelijke verlichtingssterkte waarbij nog goed en eenvoudig de details kunnen worden waargenomen kan worden. Dat instellen lukt overigens maar matig als net daarvoor al geruime tijd met te veel licht werd gewerkt. Probeer het licht optimaal in te stellen bijvoorbeeld na een korte (middag)pauze. Verder is het van belang om te werken met schaduwarme verlichting.

Hoe wordt in de mond schaduwarme verlichting verkregen?

Afb. 2 lichtbundel parallel met blikrichting

  • De lichtbundel van de tandartslamp verloopt zoveel mogelijk evenwijdig met de blikrichting, waarbij de lamp links of rechts vlak naast en even boven het hoofd van de behandelaar staat; bij gebruik van de mondspiegel iets voor en opzij van het hoofd (de tandartslamp heeft daartoe drie draaiingsassen nodig).
  • Zo zorgt de mondspiegel niet enkel voor indirect zicht maar wordt ook automatisch schaduwarme verlichting op het werkoppervlak in de mond verkregen.
  • Tijdens de werkzaamheden wordt het hoofd van de patiënt gedraaid en de zitpositie samen met de tandartslamp steeds aangepast in samenhang met verandering in positie van het gebruikte instrument.

NB de donkergrijze achtergrond van afbeelding 2 werd virtueel gekozen om het contrast voor deze foto juist te verhogen.

Met het stijgen der jaren…

Daarnaast speelt nog een factor een rol in wat de mondzorgverlener kan waarnemen. Het oog is, naarmate het ouder wordt, onderhevig aan verandering. Het netvlies wordt minder gevoelig en het optisch systeem vertroebelt. Hierdoor bestaat bij oudere mondzorgverleners de wens om te werken met een grotere lichtsterkte. Verder zorgt, als gevolg van eiwitafzettingen op de lens, de zgn. gele waas ervoor dat het enerzijds misschien makkelijker wordt om gele oppervlakken waar te nemen, maar dat de kleurperceptie van blauw, blauw/groene en paarse tinten juist beperkter wordt. Als het oog ouder wordt geldt dat over het algemeen kleuren bleker worden waargenomen. Jongere collegae dienen zich te realiseren dat tandartslampen ontworpen worden voor mondzorgverleners van alle leeftijden en het is dus verstandig de lichtintensiteit, maar soms ook de kleurinstelling, aan te passen aan de eigen leeftijdsbehoeften.

Stoorzenders voor het visueel systeem

Als het visueel systeem van de mondzorgverlener goed geconcentreerd aan het werk gaat zijn er nog tal van factoren die het waarnemen ernstig beïnvloeden. Wat te denken van de lichtreflecties  (discomfort glare) van het nog veelal glimmende instrumentarium. Het is opmerkelijk te noemen dat terwijl de verlichtingssterkte van de tandartslamp afgelopen decennia langzaamaan is opgevoerd (van gloeidraad, halogeen, xenon naar led) de meeste instrumenten nog altijd een glanzend oppervlak hebben. Gematteerd instrumentarium verdient eigenlijk de voorkeur. Het gebruik van diepmatzwarte instrumenten of materialen roept even zo goed vragen op omdat deze zorgen voor een te groot contrast daar het licht dan volledig geabsorbeerd wordt.

Afb. 3 Contrastverschillen van diverse uitvoeringen van hetzelfde model afdruklepel met reflectie (aangelicht met tandartslamp 24.000 lux.)

Microscoopverlichting

Afb. 4 Grote contrasten bij microscoopgebruik

De extreem grote lichtsterktes welke bij microscopen toegepast worden, zou vraagtekens kunnen oproepen, maar bedenk dat veel van het microscooplicht niet het oog van de behandelaar bereikt omdat het geabsorbeerd wordt in de vele lenzen en splitters. Soms is wel een zekere mate van vervlakking in beeld contrast waarneembaar, mogelijk als gevolg van de (te) grote lichtsterkte op het oppervlak.

Besef echter dat het extreem felle microscooplicht voor de assistent weldegelijk een belasting vormt: de kegel die bij het objectief uitstraalt richting de patiënt wordt ook op de huid rondom de mond weerkaatst en zorgt op zijn minst voor een meer dan hinderlijke hoeveelheid gereflecteerd licht.

NB Ook de zwarte details van de microscoop dragen ongunstig bij aan de contrastbeleving door de assistente, danwel de behandelaar die opkijkt van zijn microscoop.

Waarnemen buiten de mond

Het oog van de mondzorgverlener is gelukkig niet enkel gefocust in de mond, maar dat maakt het er niet eenvoudiger op. Buiten de mond krijgt de mondzorgverlener het lichtniveau van de praktijkruimte ‘voor de kiezen’. Het wordt belast met het geheel van luminanties en verlichtingssterkten en mogelijk nog invallend licht van buiten de praktijk die samen de adaptatietoestand van het oog bepalen.

Bedenk dat tijdens het werken in de mond het gezichtsveld van de behandelaar steeds schakelt tussen waarnemen in de mond en buiten de mond, met name de directe werkomgeving rond het hoofd van de patiënt.

Om het visueel systeem niet te veel te vermoeien is het van belang dat, de in de mond noodzakelijke hoeveelheid licht buiten de mond gradueel wordt afgebouwd naar het lichtniveau elders in de praktijk. Het oog krijgt dan de mogelijkheid te adapteren. Deze adaptatie kost nu eenmaal tijd, omdat na een (te) grote verandering in luminanties de visuele prestatie niet onmiddellijk optimaal zal kunnen zijn. Voorkomen moet dus worden, dat bij het verplaatsen van de blik vanuit de zeer helder verlichte mond naar een te snel donkere omgeving buiten de mond zou moeten worden geschakeld, of omgekeerd. Inval van buiten (zon)licht in het directe gezichtsveld van het behandelteam moet daarom dan ook vermeden worden. Het is echter wel aanbevelenswaardig om vanuit de praktijkruimte het verloop van de dag mee te krijgen. Dit kan door daglicht (gefilterd), buiten het directe blikveld, toe te laten.

Nabeelden

Afb. 5 Staar op werkafstand gedurende 5 seconden naar de 4 puntjes midden in deze beeltenis. Sluit daarna de ogen voor enkele seconden. Wat ‘zie je dan’ met je ogen gesloten?

Delen van het netvlies van het oog waarop veel licht valt worden minder gevoelig dan delen waarop weinig licht valt. Hierdoor ontstaan zgn. ‘nabeelden’ die het sterkst opvallen indien achtereenvolgens wordt gekeken naar een vlak met grote contrasten en een vlak met lage contrasten. Deze nabeelden kunnen hinderlijk zijn en de waarneming nadelig beïnvloeden.

Nabeelden treden ook op bij het waarnemen van (contrastrijke) gekleurde vlakken. De complementaire kleur wordt dan ‘gezien’.

Verlichtingsplan voor hele praktijkpand

Een goed verlichtingsplan in de behandelkamer zorgt ervoor dat het verlichtingsniveau rond de mond gradueel afbouwt: van de sterkte in de mond van de tandartslamp die gemiddeld zo’n 24.000 lux. produceert naar de directe omgeving van de patiënt, een factor 10 minder oftewel zo’n 2.400 lux. Nog meer perifeer daarvan weer de helft van deze sterkte zo’n 1.200 lux. Oftewel een verhouding van  10:1:0,5.

Overigens beperkt een goed verlichtingsplan zich niet tot de behandelruimte, maar wordt tevens bewaakt dat de gebruikers, die van de ene behandelkamer naar de andere lopen, niet geconfronteerd worden met een licht’dip’ op bijvoorbeeld de gangen of in de kantine. Ook aan de reinigings- en desinfectieruimte dient wat betreft verlichting aandacht te worden besteed. De taak voor het visueel systeem is daar immers het beoordelen of het instrumentarium goed van zichtbare verontreiniging werd ontdaan alvorens te worden gedesinfecteerd. Daartoe is specifieke werkverlichting noodzakelijk welke past bij die beoordelingstaak.

Reflectiewaarden

De gemiddelde praktijkruimte wordt op eerdergenoemde wijze met een behoorlijk fel verlichtingsniveau verlicht. Bedenk dat dit zo’n twee tot drie keer de normale kantoorverlichting betreft! Het is daarom van belang dat gezorgd wordt voor een neutraal, lees contrastarm, omgevingskleurgebruik. Het gevaar bestaat anders dat het vele licht geabsorbeerd wordt door bijvoorbeeld een donkere wandbekleding of kast. Dat leidt tot de beleving dat het donkerder is in de ruimte dan dat werkelijk verwacht kan worden op grond van de hoeveelheid licht die wordt waargenomen. Donkere (verzadigde)kleuren absorberen het licht nu eenmaal vele malen meer dan lichtere. Ook bestaat bij een te contrastrijk kleurgebruik de kans op het eerder genoemde effect van nabeelden. Zo speelt het ontwerp van de inrichting van de praktijkruimte dus een directe rol bij het werk in de mond en vice versa.

Bij het inrichten van een praktijkpand is het verstandig de reflectiewaarden van de gebruikte kleuren, maar ook die van de gebruikte materialen, hand in hand te laten gaan met het verlichtingsplan. Een baksteen bijvoorbeeld reflecteert het licht nu eenmaal anders dan een gladde wand van dezelfde kleur.

Afb. 6 Verschil in reflectie van baksteen als gevolg van structurering oppervlak

Als vuistregel bij het kiezen van materialen en kleur zou gesteld kunnen worden dat alle reflectiewaarden kleiner dan 70% tot te grote contrastverschillen kunnen leiden. Lichte kleuren absorberen minder licht, dus ook in het kader van de duurzaamheidsgedachte biedt het kiezen van lichte keuren voordelen.

Over reflectie gesproken, de textuur van een oppervlak bepaalt ook de mate van geluidsreflectie. Het hoeft geen verder betoog dat harde geluiden in de mondzorg vermeden moeten worden. Grote gladde oppervlakken, zoals glaswanden, reflecteren nu eenmaal geluid omdat het zonder enige demping weerkaatst wordt.

Afb. 7 Lichtreflectiewaarden van grijstinten

Tabel 1 Lichtreflectiewaarden materialen

Klik hier voor een vergrote versie van de poster

Kleurweergave index CRI lichtbron (uitgedrukt in Ra-waarde)

De kleurweergave of Colour Rendering Index (CRI) geeft aan hoe goed een lichtbron de kleuren werkelijk weergeeft. Het geeft aan in hoeverre kleuren onder de lichtbron afwijken van de werkelijke kleuren bij daglicht. In het geval van de hoogste index (CRI 100) is er geen afwijking.

Ledverlichting

Waar eind vorige eeuw trillingsvrije tl-verlichting met een kleurweergave index (zie kader) van 84 of zelfs 94 werd geadviseerd om in de mondzorg verantwoord te kunnen werken, worden vandaag de dag vaak zondermeer led-panelen massaal toegepast. De ontwikkeling van ledverlichting heeft de afgelopen 15 jaar een ware revolutie doorgemaakt. Niet enkel zorgde dit voor een aanzienlijke reductie van energieverbruik en mede als gevolgd van het ontwerp ook warmtereductie, helaas had de revolutie ook enkele bijwerkingen. De eerste generatie professionele led-armaturen flikkerden net zo hard als de oude tl-buizen. Dit is overigens eenvoudig zelf te controleren, niet met het blote oog, maar door met een digitale camera van bijvoorbeeld een smartphone beeldopnamen proberen te maken, als het licht met een hoge frequentie knippert zie je dat terug in ‘golvende’ beelden. Daarnaast waren sommige led fabrikanten zo sluw om met de lichtsamenstelling te spelen, dat alles vaak binnen de, niet echt meer toereikende, ISO-verlichtingsnorm die nog opgesteld was in het tl/halogeen tijdperk. Door bepaalde energie slurpende frequenties (lees kleuren) uit het led ontwerp te houden werden enorme zuinige energiewaarden gehaald. De kleurbeleving van een dergelijke led ontwerp leverde in de (mondzorg)praktijk echter onacceptabele verlichtingsverhoudingen. Vaak met het oog eerst niet opgemerkt, maar bij metingen wel aangetoond. Bij praktijkverlichting is het van belang dat het licht voldoende helder (wit) van kleur is en het een waarde (kleurtemperatuur) van in ieder geval 4.000 Kelvin heeft. Met het streven naar optimale verlichting voor in de praktijkruimte zou de fout gemaakt kunnen worden om de hoogst mogelijke  kleurweergave index te kiezen. Ervaring heeft echter geleerd dat dan de kleuren in de sterk verlichte praktijkruimte vaak onnatuurlijk en vermoeiend helder overkomen, het witte plastic van bijvoorbeeld een tray wordt echt krijt wit. Je zou kunnen stellen dat het kleurgebruik in de mondzorg het daglicht nog niet kan verdragen… Een CRI van rond de 90 is veelal toereikend.

Zelf verlichtingssterkte verhoudingen meten

Vandaag de dag zijn voor de smartphone de nodige apps beschikbaar die van je telefoon een lux-meter maken. Bedenk dat de lens van je smartphone op zich van goede kwaliteit is, maar daarmee is de app nog niet altijd een gevalideerd meetinstrument. Wel voldoen deze toepassingen aardig om verschillen in verlichtingssterkte te meten (de eerder genoemde 10:1:0,5 verhouding). Zorg daarbij dat de camera loodrecht richting het plafond wordt gericht en meet op ongeveer 1 meter van het vloerniveau, dat is ongeveer de gemiddelde hoogte van werkgebied, de mond van een liggende patiënt. Zorg bij het meten dat het lichaam van degene die meet niet voor een schaduw zorgt want dan wordt onbedoeld licht weggenomen en kan geen goede meting plaats vinden.

Advies voor de juiste aanpak

Zoals eerder gesteld een praktijk verdient een gedegen lichtplan. Veel van de aanbevelingen zijn dan van meet af aan goed door te voeren. Als men echter al in een bestaande ruimte werkt kan het toch verstandig zijn de werkplek eens langs te lopen en te kijken hoe het gesteld is met de  werkomstandigheden, mogelijk kunnen kleine veranderingen al een hoop ongemak voor het visuele systeem wegnemen. Het doorlopen van de branche specifieke RIE is daartoe een geschikte manier. En komt het tot nieuwe investeringen: zorg dan altijd dat leveranciers of fabrikanten vooraf aantonen dat hun product voldoet aan wat vereist is.

Bronnen:

1. NEN-EN norm 12464-1:2021 Licht en verlichting – Werkplekverlichting – Deel 1: Werkplekken binnen
2. NEN-EN norm 3087:2011 Ergonomie – Visuele ergonomie: achtergronden, principes en toepassingen
3. Ergonomische werkwijze bij de patiëntbehandeling, O Hokwerda, R.A.G. de Ruijter, A. Denekamp, KEM https://nwvt.nu/wetenschap/#kem
4. Werkwijze ergonomisch gebruik behandelmicroscoop in de tandheelkunde, R.A.G. de Ruijter, O. Hokwerda, KEM https://nwvt.nu/wetenschap/#kem
5. Zicht op licht, O. Hokwerda, J.A.J. Wouters. Ned Tijdschr Tandheelkd – Jaargang 112 – editie 6 – juni 2005; 225-230
6. https://knmt.nl/praktijkzaken/veilig-werken/risico-inventarisatie-en-evaluatie
7. https://www.arboportaal.nl/RIE

Afb. 2: R. Wouters KEM

Afb. 3: UMCG CTM

Afb. 4: UMCG CTM

Afb. 6: O. van Duivenbode

Door:

Rolf de Ruijter

Rolf de Ruijter studeerde tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen (‘84-’91). Sinds 1995 is hij fulltime verbonden aan de opleiding Tandheelkunde Mondhygiëne Groningen als tandarts-docent. Hij organiseerde de patiëntenzorg ter voorbereiding van het onderwijs en was en is betrokken bij de opzet, planning en implementatie van zowel de preklinische als klinische behandelfaciliteiten. Vanaf 2003 is De Ruijter docent tandheelkundige ergonomie van het Centrum voor Tandheelkunde Mondhygiëne (CTM) van het UMCG. Hij is voorzitter van de Commissie Technische Infrastructuur van de KNMT, voorzitter Kennisplatform Ergonomie Mondzorg en vice president van de European Society of Dental Ergonomics.

 

Dit artikel is eerder op dentalinfo.nl geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Ergonomie, Ondernemen, Praktijkinrichting, Thema A-Z
therapie

De applicatie van nieuwe biologicals bij regeneratieve parodontale therapie

Verslag van de lezing van prof. Anton Sculean over de toepassing van hyaluronzuur bij de regeneratieve parodontale therapie. Hyualuronzuur werd in 1934 voor het eerst beschreven. Er zijn veel artikelen over het effect op groeifactoren. Hyaluronzuur is een belangrijke stof bij het ontstaan van granulatieweefsel in de extra cellulaire matrix. Daar hoopt het zich op na beschadigingen om tot drie tot vijf dagen op een maximum hoeveelheid uit te komen.
De organen van embryo’s zijn inbed in hoge concentraties hyaluronzuur. Wanneer je bij een hele jonge patiënt of embyo een operatie uitvoert, is de genezing uitzonderlijk goed. Er wordt nagenoeg geen littekenweefsel gevormd. Hyaluronzuur lijkt hierbij een belangrijke rol te spelen.

Preklinisch onderzoek

In een preklinische studie werd onderzocht wat de effecten waren van hyaluronzuur op verschillende soorten fibroblasten. Er werd vooral gekeken of het een positief effect had op de wondheling.
Het hyaluronzuur molecuul komt in verschillende variaties voor: kort, lang, gecrosslinked of juist niet. Wanneer het hyaluronzuur gecrosslinked is, heeft het een betere stabiliteit. Er werden verschillende variaties onderzocht.
Bij het toevoegen van hyaluronzuur bleek dat de cellen meer geprolifereerd waren vergeleken met de controle groep, waarbij niets toegevoegd was. Hetzelfde werd gevonden voor de mate waarin deze cellen kunnen migreren: bij de hyaluronzuurgroep was dit significant groter. Als laatste bleek dat hyaluronzuur een stimulerende werking heeft op de expressie van genen die coderen voor groeifactoren die belangrijk zijn voor de (littekenvrije) wondgenezing. Het is een biocompatibel materiaal en heeft geen negatieve effecten op de fibroblasten. Klinisch zorgt de aanwezigheid voor hyaluronzuur ervoor dat er minder littekenweefsel gevormd wordt.

Dierstudies

Beagles werden gebruikt om te beoordelen of hyaluronzuur een effect heeft op de genezing bij intrabony defecten. Deze botdefecten zijn chirurgisch gemaakt en geïnfecteerd en op verschillende manieren beoordeeld. De controlegroep was een behandeling met behulp van een open flap debridement en de testgroepen waren met toevoeging van hyaluronzuur, een collageenmatrix en een gecombineerde behandeling met hyaluronzuur en collageen.
Er werd een klinische beoordeling gedaan en een histologische analyse. Bij de controle groep is spontane regeneratie te zien bij het apicale deel, maar als je kijkt naar het deel meer apicaal dan is er weinig regeneratie te zien van cement, parodontaal ligament (PDL) en bot. Bij de testgroepen is histologisch coronaal vorming van cement, PDL en zelfs bot te zien. Dit was het eerste bewijs dat hyaluronzuur een positief effect heeft op de parodontale regeneratie. Wanneer hyaluronzuur gecombineerd wordt met collageen is de mate van regeneratie zelfs nog groter.

Hyaluronzuur en herstel van recessies

Ook werd onderzocht of hyaluronzuur een bijdrage kan leveren aan het herstellen van recessies. Ook hierbij werd bij honden een botdefect gecreëerd. De controle groep werd alleen behandeld met een flap. Bij de testgroepen werd of alleen hyaluronzuur toegevoegd of gecombineerd met collageen. Bij hyaluronzuurgroep was de pocketdiepte veel minder diep ten opzichte van de controle groep. Bij de histologische analyse was veel meer vorming van cement te zien en PDL, waarbij duidelijk parodontale regeneratie zichtbaar is.

Regeneratie van klasse III furcatiedefecten

Vervolgens is onderzoek gedaan naar de regeneratie van klasse III furcatiedefecten bij honden. Deze studie is nog niet gepubliceerd. De open flap debridement is wederom de controlegroep. Bij de controle groep was geen volledige sluiting van de furcatie te verkrijgen. Ook bij de groep die behandeld werd met de collageenmatrix was weinig genezing te zien in de furcatie. Bij de hyalurongroep was duidelijk botingroei en vorming van cement te zien, maar nog steeds was de furcatie niet volledig gesloten. Bij de gecombineerde groep was een vergelijkbaar beeld te zien. Het volledig sluiten van de furcatie was niet mogelijk. Wel is duidelijk een toename aan nieuw gevormd cement te zien.

Klinische studies

Hierbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de behandeling met hyaluronzuur en de behandeling met amelogenins. Bij beide groepen was een vergelijkbare behandeluitkomst te zien en lieten beide een goede uitkomst zien die stabiel was na twee jaar.
Anton Sculean is professor and chairman of the Department of Periodontology and currently the Head of the Dental Research Center (DRC) of the School of Dental Medicine, University of Bern, Switzerland. Prof. Sculean has authored more than 460 articles in peer-reviewed journals, 30 chapters in periodontal textbooks and has delivered more than 500 lectures at national and international meetings. He is Editor in Chief of Periodontology 2000, one of the top 2 ranked journals in Dentistry. Prof. Sculean has been a recipient of many research awards, among others the Distinguished Scientist Award of the International Association for Dental Research (IADR), the Anthony Rizzo Young Investigator Award of the Periodontal Research Group (PRG) of the IADR, the IADR/PRG Award in Regenerative Periodontal Medicine, and the Distinguished Teacher Award of the European Orthodontic Society. Professor Sculean is currently listed as the top-rated expert in Periodontics in the world. He is board member of the Osteology Foundation and of the Continental European Division (CED) of the IADR.

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van prof. Anton Sculean tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Nieuwste ontwikkelingen Parkinson Link Parkinson en mondgezondheid

Nieuwste ontwikkelingen Parkinson | Link Parkinson en mondgezondheid

Het aantal gevallen van Parkinson is behoorlijk groeiende. Het is de hardst groeiende hersenziekte vooral in geïndustrialiseerde landen. Zijn mensen met Parkinson oude mensen die trillen? Of is het meer dan dat? Tijdens het NVGd-congres werden de vermoedelijke oorzaken van Parkinson besproken.

De jongste patiënt van de spreker prof. Dr. Teus van Laar is pas 17 jaar oud en de oudste is 90 jaar. 15% van de gevallen komt al voor het veertigste levensjaar voor. Parkinson kan een enorme beperking zijn, zowel motorisch als niet-motorisch. Het kent een complex van motorische symptomen, zoals bradykinesie (trage bewegingen), stijfheid van de spieren (rigiditeit) en houdings- en evenwichtsstoornissen. Men kan inderdaad gaan beven (tremor) maar het grootste deel van de gevallen krijgt echter nooit tremor. Zolang men geen tremor heeft, wordt het vaak ook niet herkend en bezoekt men ook minder de snel de specialist.

Total body disease

Er is een paradigma switch gaande: Parkinson is niet 1 ziekte. Tremor kan wegvallen en dat betekent juist een verslechting. Parkinson is een total body disease, want naast de motorische symptomen zijn er ook symptomen als psychose, cognitieve stoornissen (70-80% wordt dement), angst, stemmingsstoornissen en apathie. En ook speekselvloed door slikklachten, autonome stoornissen, gestoorde maaglediging, incontinentie en een verminderd libido.

Lange voorfase

Parkinson kent een lange voorfase en deze is vooral te herkennen aan een gestoorde REM sleep behavior disorder. Normaal gesproken kan men in deze slaap niet bewegen. Men is dan compleet verlamd totdat men Parkinson krijgt. Mensen met Parkinson worden nachtwandelaars, zijn onrustig in hun REM-slaap, roepen, schreeuwen en bewegen. Men kan in deze voorfase tevens last krijgen van een reukstoornis, van depressie en van constipatie. Dus voordat men bij de neuroloog belandt voor een consult, gaat er vaak een hele lange onrustige periode aan vooraf.

Verloop van Parkinson

Parkinson kan bij iedereen anders verlopen. Er zijn dus enorm veel subtypes. Er is wel een patroon in hoe de Parkinson ontstaat. Binnen deze presentatie werd onderscheid gemaakt tussen het Body First subtype waarbij de eerste symptomen in de huid en darm te vinden zijn en het Brain First subtype.

Hoe ontstaan de subtypes? Bij Body First ziet men door onderzoek door middel van cohorten dat sommige mensen al twintig jaar van te voren een stapeling van eiwitten in de darmweefsels hadden. Dus lang voordat ze klinische symptomen kregen. Daarom wordt nu de relatie tussen parkinson en obstipatie bekeken. De opstapeling van eiwitten kunnen via de darmen naar de Nervus Vagus reizen door vanuit de darm op te stijgen en zo in de hersenstam terecht te komen. Dit gaat met een snelheid van 1 cm per dag. Na drie maanden zou de pathologie bij de hersenen aangekomen kunnen zijn. In Zweden is retrospectief bekeken naar de behandeling van maagzuur waarbij destijds een vagotomie (maagchirurgie) werd gedaan door te opereren in plaats van een medicament voor te schrijven zoals dat nu wordt gedaan. De kans op Parkinson na een vagotomie nam met 50% af.

De Nervus Vagus is een directe connectie maar er is ook een indirect connectie. Een ontsteking is een systemische informatie. Bij een acute infectie elders in het lichaam kan het hele brein op tilt gaan en dit kan zich uiten in een delier. Men is dan compleet gedesoriënteerd. Mensen worden hierna zelden weer de oude. Men loopt hierbij regelmatig blijvende schade op. Long Covid wordt ook goed onder de loep genomen. Het percentage Parkinsonpatiënten dat door Long Covid verslechtert is waarschijnlijk groot.

Verandering van microbioom in de darm

Bij constipatie is er een verandering van het microbioom in de darm. Ook bij Parkinson zijn de stammen in de darmen anders en is er sprake van een hele trage maag-darmpassage. Mensen geven dit zelf vaak niet aan. Soms zitten pillen van dagen nog in de maag en zitten er kilo’s ontlasting in de darm. De innervatie van de darm is ook niet optimaal. Wellicht is een fecale transplantatie een oplossing. Dit is nog niet compleet aangetoond maar er zit potentie in.

Bij Parkinson ontbreken twee stammen bacteriën en deze produceren Small Chain Fiber (zoals butyraten) en deze zijn heel belangrijk voor de darmfunctie en in de reductie van de citokine productie. Wanneer de darm in pro inflammatoire staat is, dan hopen zich daar meer eiwitten op. Dit leidt tot makkelijke passage van die eiwitten uit de darm, ook wel bekend als Leaky Gut. Het komt via de darm dan in de bloedbaan en uiteindelijk in de urine. Dit zou het transport van de eiwitten naar het brein kunnen bevorderen.

Onderzoek

Tijdens een onderzoek werd een muis met een gen gemaakt die fors eiwitten produceert. Hierdoor kreeg de muis een beetje Parkinson. Hierna werd de darm van de muis gereinigd en zo verdwenen alle Parkinson symptomen. Vervolgens kreeg de muis de faces van een parkinson muis en hierop kreeg de muis forse Parkinson symptomen.

Concluderend kunnen we zeggen dat de inflammatie darm zo klein mogelijk gehouden moet worden ter preventie van Parkinson.

Een andere route om de hersenen te infecteren zou via de olfactorius (reuk nervus) kunnen zijn. Dit is namelijk gekoppeld aan de amygdala (hersendeel). De nasale microbioom bleek uit onderzoek toch niet te verschillen bij de gezonde controlegroep ten opzichte van de Parkinsongroep en ook het orale microbioom niet. Maar deze research is erg ingewikkeld. Het maakt namelijk enorm veel uit waar men het sample precies afneemt, de tempratuur en de hoeveelheid. Dit onderzoek is inmiddels wat gedateerd.

Link tussen mondgezondheid en Parkinson

Een jaar geleden is onderzoek gedaan naar verschillende variabelen in de mondholte bij dentate personen met Parkinson. Er bleken veel meer cariëslaesies bij de Parkinsongroep te zijn ten opzichte van de controlegroep, het aantal gebitselementen met restauraties was minder, het aantal wortelresten aanzienlijk meer, en ook de kwantiteit van biofilm en voedselresten waren duidelijk meer dan in de controlegroep. Er was dus een duidelijk slechtere mondgezondheid, een pro-inflammatiore toestand van de mond, bij de Parkinson groep. Ook werd het speeksel en crevaculaire vloeistof bekeken. Dus samples van een andere locatie van het hierboven genoemde onderzoek. Hierbij werden wel flinke verschillen gevonden in het microbioom. Ook werd er een citokine-meting gedaan; allerlei citokine bleken verhoogd in de Parkinsongroep. We kunnen dus stellen dat er een link is tussen mondgezondheid en Parkinson.

Prof. Dr. Teus van Laar is hoogleraar neurologie, geavanceerde behandeling van de ziekte van Parkinson, in het UMCG.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de lezing van prof. dr Teus van Laar tijdens het NVGd-lustrumcongres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Casus Kankermedicijn leidt mogelijk tot vertraagde genezing tandweefsel bij 58-jarige man

Casus: Kankermedicijn leidt mogelijk tot vertraagde genezing tandweefsel bij 58-jarige man

Een medicijn dat wordt gebruikt om kanker te behandelen heeft er mogelijk voor gezorgd dat het tandweefsel van een 58-jarige man zeer langzaam genas na een kaakoperatie. Volgens de auteurs van het casusrapport dat in het Journal of the American Dental Association is gepubliceerd moeten tandartsen zich bewust zijn van het feit dat dit kan gebeuren.

Losgeraakte kroon

Het artikel beschrijft het geval van een man met een losgeraakte kroon die behandeling zocht bij een prosthodontische kliniek. Een jaar eerder was bij hem een gastro-intestinale tumor verwijderd waarvoor hij sindsdien dagelijks een dosis imatinib nam. Dit is een tyrosinekinaseremmer die wordt gebruikt voor de behandeling van bepaalde kankers. Het medicijn helpt voorkomen dat kankercellen zich verspreiden. Meerdere tyrosinekinaseremmers dragen waarschuwingslabels die complicaties bij wondgenezing aanhalen, maar dit is niet het geval bij imatinib.

Extractie en antibiotica

Na te zijn onderzocht, stemde de man in met een extractie, ridge preservation en, in de toekomst, een tandheelkundig implantaat. De patiënt kreeg plaatselijke verdoving en de tand werd getrokken. Na de procedure kreeg de patiënt antibiotica voorgeschreven en moest hij tweemaal daags met chloorhexidine spoelen. Hij hield dit eerste echter maar drie dagen vol omdat hij de bijwerking van ernstige diarree niet kon verdragen.

Doffe pijn

Bij een vervolgafspraak een week later meldde de patiënt aanvankelijk geen pijn te voelen, maar bleek hij na het stoppen met de antibiotica een doffe pijn te voelen. Hoewel een intraoraal onderzoek aantoonde dat er geen vocht op de plaats zat en dat de hechtingen op hun plaats zaten, was het zachte weefsel op de plaats rood en pijnlijk bij aanraking. Volgens het rapport schreef de arts hem driemaal daags 500 mg amoxicilline voor.
Drie dagen daarna begon de man opnieuw dezelfde doffe pijn te ervaren, evenals een “bederfelijke” smaak. Omdat een intraoraal onderzoek niets ongewoons aan het licht bracht, verwijderde de arts de hechtingen om te zien of er sprake was van irritatie van de weke delen. Vijf weken na de procedure was de man pijnvrij, maar was het zachte weefsel niet volledig genezen. Ook toonde een röntgenfoto verlies van het coronale deel van het bottransplantaat.

Revisieoperatie

Nog eens drie weken later was het zachte weefsel aan het genezen, op een gebied van 2×3 mm bij de middenrug naar de linguale zijde bij de mesiale wortel na. Een revisieoperatie werd uitgevoerd vanwege het waargenomen verlies van het coronale deel van het bottransplantaat.

Vertraagde wondgenezing door imatinib

Ook na deze operatie werd een vertraagde wondgenezing waargenomen. Omdat er bezorgdheid bestond dat imatinib de genezing zou kunnen belemmeren, werd na overleg met de oncoloog van de besloten dat de patiënt tijdelijk kon stoppen met de medicatie. Hierna genas de wond goed. Helaas bleek zeven maanden na de revisieoperatie uit een röntgenfoto dat er nog steeds botverlies was. Alle vervolgprocedures werden voor onbepaalde tijd gepauzeerd.

Overleg met oncoloog

Volgens de auteurs was het zeer waarschijnlijk dat imatinib de weefselgenezing van de man beïnvloedde vanwege de complexe interacties met cellen, weefsels en het immuunsysteem. Daarom zouden tandartsen vóór tandheelkundige procedures moeten overleggen met de oncoloog van patiënten die imatinib gebruiken. Mogelijk kan het gebruik van dit medicijn tijdelijk worden gestopt of verminderd tot het gezonde weefsel goed geneest.
“Tandartsen moeten rekening houden met de mogelijkheid van verminderde genezing bij hun patiënten die imatinib gebruiken, vooral vóór procedures die het tandvleesweefsel beschadigen, hoewel deze bijwerking niet wordt vermeld in de bijsluiter van het geneesmiddel”, schreven de auteurs.

Bron:
Journal of the American Dental Association

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Video Front facings

Video: Front facings

In deze video wordt uitgelicht wat belangrijk is voor een goed en betrouwbaar resultaat bij de vervaardiging van front facings. Er wordt benadrukt hoe belangrijk het is om de richtlijnen voor facings in acht te nemen. Planning, indicaties, contra indicaties, redenen voor het falen van facings en het prepareren worden toegelicht.

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Thema A-Z, Video
Hygiëne - handen wassen

Bacteriën in de mond en op de huid hebben mogelijk positief effect op bloeddruk

Specifieke bacteriepopulaties in de mond en op de huid kunnen helpen bij het reguleren van de bloeddruk, blijkt uit onderzoek is gepubliceerd in Physiological Genomics. Dit is de eerste studie die microbiota op andere plaatsen dan de darm weet te identificeren als bijdragers aan de bloeddrukregulatie.

Risicofactor hart- en vaatziekten

Verhoogde bloeddruk of hypertensie treft meer dan de helft van de wereldbevolking en is de belangrijkste risicofactor voor hart- en vaatzieken. Recente onderzoeken geven aan dat bloeddrukregulatie niet alleen kan worden toegeschreven aan genetica en omgevingsfactoren, maar ook aan de samenstelling van de commensale microbiota.

Beperkte kennis over microbiota en hypertensie

De huidige kennis van het verband tussen microbiota en hypertensie is beperkt tot de darm. Het is bekend dat nitraatreducerende Actinobacteria in de mond stikstofmonoxide genereren, wat leidt tot vaatverwijding en verlaging van de bloeddruk. Nitraat is een van nature voorkomende verbinding die in hoge concentraties schadelijk kan zijn, maar stikstofmonoxide is een gas dat de bloedvaten helpt verwijden en de bloeddruk verlaagt. Daarnaast scheidt de huid natrium uit via zweetklieren en is een belangrijke plaats voor natrium- en bloeddrukhomeostase. De kennis over de bijdragen van orale en huidmicrobiota aan bloeddrukregulatie is echter beperkt.

Onderzoek bij ratten

Wetenschappers van de University of Toledo in de VS onderzochten daarom de relatie tussen locatie, geslacht en genetische effecten, en de gevolgen daarvan op de samenstelling van orale, huid- en darmflora die hypertensie beïnvloeden. Dit deden ze door microbiota te meten uit de mondholte, huid en uitwerpselen van ratten. De ratten hadden bepaalde genomische substituties om het effect daarvan op de bloeddruk te bepalen.

Bacteriën verlagen bloeddruk

Het team vond een overvloed aan Actinobacteria na het voeren van ratten met een zoutarm dieet gevolgd door een zoutrijk dieet. Deze bacteriën waren omgekeerd geassocieerd met de bloeddruk. Ook ontdekten de onderzoekers dat het hebben van een overvloed aan cyanobacteriën, een groep bacteriën die op de huid aanwezig is, gunstig was voor ratten om hypertensie onder controle te houden.

Verschil tussen mannelijke en vrouwelijke ratten

Naast andere bevindingen merkte het team op dat vrouwelijke ratten minder diverse huidmicrobiota hadden dan mannelijke ratten. De diversiteit in orale en fecale microbiota verschilde echter niet significant tussen vrouwelijke en mannelijke ratten.

Kansen voor het verlichten hypertensie

Axtinobacteria en cyanobacteriën zijn respectievelijk nitraatreducerend en zouttolerant. Hierdoor kunnen ze een rol spelen bij het reguleren van de bloeddruk door de natriumbalans in de huid te handhaven. Volgens de auteurs zouden deze bacteriën “prioriteit moeten krijgen voor mechanistische studies voor het verlichten van zoutgevoelige hypertensie”, schrijven ze.

Bron:
Physiological Genomics

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Derde molaren: verwijderen of niet?

Melatonine vermindert mogelijk pijn en zwelling na chirurgische verwijdering van derde molaren

Het toedienen van het hormoon melatonine op tandsockets na chirurgische verwijdering van derde molaren zorgt mogelijk voor minder pijn en zwelling, volgens een prospectieve, gerandomiseerde klinische studie in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery. Melatonine kan ook een rol spelen bij het botgenezing, maar dat werd in dit onderzoek niet gedetecteerd.

Alledaagse procedure

Het operatief verwijderen van een geïmpacteerde derde molaar is een alledaagse procedure in klinieken voor kaakchirurgie. Het is echter bekend dat het de kwaliteit van leven van de patiënt wordt verstoord door het beperkte vermogen om voedsel te kauwen, de mond te openen en te spreken. Er is dringend behoefte aan een materiaal dat kan worden gebruikt om de gevolgen van de operatieve verwijdering van een geïmpacteerde tand te voorkomen.

Groeihormoon met ontstekingsremmende eigenschappen

Melatonine is een groeihormoon dat wordt uitgescheiden door de pijnappelklier en antioxiderende en ontstekingsremmende eigenschappen heeft. Naast het remmen van de productie van reactieve oxidanten bevordert het de differentiatie van osteoblasten en botvorming. Dit kan mogelijk problemen beperken zoals intrabonale defecten en botverlies dat verband houd met het chirurgisch verwijderen van geïmpacteerde derde molaren.

Effect van melatonine in pocket

Veel studies hebben de effecten van systemische toediening van melatonine in de tandheelkunde onderzocht. Er ontbreekt echter voldoende bewijs van de ontstekingsremmende, pijnstillende en osteogene effecten van lokale toepassingen van melatonine. Daarom hebben onderzoekers uit Egypte de effecten van het aanbrengen van melatonine in de pocket van een geïmpacteerde derde molaar beoordeeld.

Gerandomiseerde, geblindeerde studie

Hiervoor voerden ze een gerandomiseerde, geblindeerde studie uit bij 38 patiënten met geïmpacteerde derde molaren. De helft van de patiënten kreeg 3 mg melatonine gemengd met 2 ml hydroxyethylcellulosegel 2% die voorzichtig in de pocket werd gestopt, terwijl de andere helft een placebo van 2 ml hydroxyethylcellulosegel 2% in de pocket kreeg, volgens de studie.

Osteogene activiteit

Een dag na de operatie en zes maanden later werden cone-beam computertomografiescans gemaakt om de botdichtheid te meten als een marker voor osteogene activiteit in de kassen. Om de botgenezende activiteit te evalueren werden bloedonderzoeken gebruikt om de osteoprotegerinespiegels onmiddellijk, vier weken en zes maanden na de operatie te meten.

Ontstekingsremmende effecten

Om ontstekingsremmende effecten te beoordelen werden mondopening, pijn en zwelling gemeten vóór de operatie en vervolgens één, drie en zeven dagen na de operatie. Met behulp van een schuifmaat werd de mondopening van elke patiënt gemeten vanaf de snijkant van de centrale bovensnijtand tot die van de centrale ondersnijtand. Pijn werd gemeten met behulp van de 10-punts visuele analoge schaal en met behulp van een meetlint werd de mate van zwelling beoordeeld van de tragus tot de mondhoek, schreven de auteurs.

Significante verbeteringen door melatonine

Hoewel er geen significant verschil was in botdichtheid tussen beide groepen waren er verbeteringen in de maximale mondopening op dag één (mediaan = 38,33, standaarddeviatie ± 1,20; p = 0,031) bij degenen die melatonine kregen in vergelijking met patiënten die de placebo kregen. Melatonine had ook een positief effect op de osteoprotegerinespiegels in week vier (mediaan = 1,9 [1,4 tot 2,4], p = 0,02), en zwelling op dag 3 (mediaan = 14,36, standaarddeviatie ± 0,80; p = 0,003).

Lagere pijnscore

Daarnaast toonden de pijnwaardes statistisch significante interacties van melatonine op dag één, drie en zeven. Melatonine verlaagde de pijnscore op de eerste dag met -1,69 (95% betrouwbaarheidsinterval [BI] = -2,4, -0,99; p < 0,001) als alle andere covariabelen constant bleven. Evenzo verminderde het de pijnscore met -2,16 (95% BI = -1,78, -0,77; p < .001) op de zevende dag, schreven de auteurs.

Vervanging voor andere medicijnen

Het lokaal aanbrengen van melatonine op de socket kan worden beschouwd als een vervanging voor ontstekingsremmende medicijnen. Er moet echter meer onderzoek worden gedaan dat zich richt op het gebruik van een langzaam aanhoudende melatoninedrager om een constante melatoninedosis gedurende de genezingsperiode te behouden, schreven de onderzoekers.

Bron:
Journal of Oral and Maxillofacial Surgery

Lees meer over: Chirurgie, Pijn | Angst, Thema A-Z