Airpolishing: nazorg uit voorzorg

Airpolishing: nazorg uit voorzorg

Met airpolishing kunnen afzettingen op het tandoppervlakte worden weggespoten, wat bijzonder effectief is in de nazorg-fase. Welke hardheid, korrelgrootte en vorm kunt u het beste gebruiken? Wat zijn indicaties voor gebruik van de airpolisher en hoe gaat u om met de airpolisher bij implantaten? Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van de Weijden, hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA.

Wat is airpolishing?

Bij airpolishing wordt in een apparaat lucht onder druk vermengd met een specifiek poeder, waar tot slot water aan wordt toegevoegd. Met dit mengsel kunnen afzettingen op het tandoppervlakte worden weggespoten, wat bijzonder effectief is in de nazorg-fase.

Het bedrijf dat zich het meest heeft gespecialiseerd in airpolishing, heet EMS en hun merknaam voor airpolishing is het bekende Airflow. Maar ook fabrikanten zoals Dürr en Satelec hebben een air-polishing handstuk.

Verschillende poeders

Door diverse fabrikanten wordt er met het poeder geëxperimenteerd op gebied van hardheid, korrelgrootte en vorm.

POEDERMATERIAAL Moh (hardheid mineraal) µm (grootte van de korrel)
Natrium bicarbonaat

(supragingivaal, “Classic”)

2.5 ≈ 65 µm
Glycine Soft (supra-gingivaal) < 2 ≈ 65 µm
Glycine Perio (sub-gingivaal) < 2 ≈ 25µm
Erytrytol Plus (“All-in-one”) ≈ 2.5 ≈ 14 µm
TANDMATERIAAL
Glazuur 4 – 5
Dentine 2 – 4 !!
Cement 2 – 3 !!
Glazuur melkelement 4.3 – 4.5
RESTAURATIEMATERIAAL
Amalgaam 4 – 5
Composiet 5 – 7
Porselein 6 – 7
Titanium 6
Goud 2.5 – 4 !!

Deze tabel geeft aan dat Natrium bicarbonaat zo hard is dat het dentine kan beschadigen maar veilig is voor galzuur. Glycine poeders zijn zachter en daarmee veiliger voor het tandweefsel. Hoewel Erythritol poeder ongeveer net zo hard is als Natrium bicarbonaat zal dit poeder door de kleine korrelgrootte minder abrasief zijn.

Glycine ‘perio’ poeder en Erythritol poeder, beide met een kleine korrel, kunnen veilig richting het tandvlees of zelfs onder het tandvlees gebruikt worden. Omdat de hardheid van gouden restauraties/kronen nagenoeg gelijk is aan dat van het poeder natrium bicarbonaat, kan dit de gouden restauratie dof maken. GIC-restauraties kunnen zelfs bij gebruik van glycine poeder abrasie vertonen.

In een onderzoek naar subgingivale reiniging bij verdiepte pockets rondom natuurlijk elementen met een handstuk met een normale spuittip, bleek dat het mogelijk was om tot 2 – 3 mm subgingivaal de biofilm volledig te verwijderen. Bij een pocketdiepte van 4 mm bleek 60% van de biofilm na airpolishing verwijderd te zijn. Wanneer de pockets > 4 mm zijn, zal het gebruik van curettes en ultrasonische scalers noodzakelijk zijn om de pocket voldoende te reinigen.

Veiligheid

Naast de veiligheid van de airflowpoeders op dentine en cement, is het belangrijk dat de poeders veilig zijn voor de gingiva. Dit is onderzocht door na de behandeling met airflow een biopt van de marginale gingiva te nemen. Hieruit bleek dat bij gebruik van glycine de structuur van het epitheel vrijwel onveranderd was. Bij gebruik van natrium bicarbonaat (en bij gebruik van handinstrumenten) was wel een tijdelijke verandering in opbouw van het epitheel zichtbaar. Echter het mooie van de genezing in de mond was dat dit na 14 dagen weer volledig hersteld was.

Wel een ernstige, maar gelukkig zeer zelden voorkomende, complicatie is het ontstaan van emfyseem. Dit ontstaat wanneer door de hoge druk het poeder in de zachte weefsels wordt geblazen. Wanneer dit onverhoopt gebeurt, is het belangrijk de patiënt gerust te stellen en uitleg te geven, en te vertellen dat de pijn de eerste 3 dagen kan toenemen. Ook kan er door druk op de zenuw sprake zijn van tijdelijke visus- en audiostoornissen. Na 3 tot 10 dagen treedt volledig herstel op. Bij pijn op de borst, last met slikken en benauwdheid is verwijzing naar de kaakchirurg geïndiceerd. Indien er koorts optreedt, is ondersteuning met een antibioticakuur gewenst.

Implantaten en airpolisher

Peri-implantitis, botafbraak rondom een implantaat door infectie, is een aandoening welke slecht voorspelbaar reageert op behandeling. Het adagium hierbij is dan ook; beter voorkomen dan genezen. Het werken met handinstrumenten rondom implantaten is complex doordat de pocket moeilijk toegankelijk is en carbon fiber instrumenten minder effectief zijn dan metalen curettes; Op basis van een analyse van de beschikbare literatuur lijkt airpolishing hier een uitkomst te bieden. Uit onderzoek blijkt dat bij het gebruik van airpolisher het implantaat-oppervlakte niet aantast en dat de bio-compatibiliteit van het implantaat wordt hersteld.

Het beste resultaat hierbij wordt verkregen, wanneer er gewerkt kan worden onder een hoek van 90° en het implantaatoppervlak dus goed bereikbaar moet zijn. Uit in vitro onderzoek bleek dat als de hoek waaronder gewerkt kan worden veel kleiner is (door bijvoorbeeld een nauw infra-bony defect rondom het implantaat) ongeveer de helft van het implantaat-oppervlakte ongereinigd bleef, dit bleek dan vooral de onderzijde van de windingen te betreffen. Wat logisch is als de toegankelijkheid met een kleine hoek is bepaald dat je alleen de windingen van boven kunt reinigen.

Uit een ander in vitro onderzoek bleek dat gemiddeld na het gebruik van de airpolisher 20 – 40 % van het oppervlak onvoldoende gereinigd te zijn terwijl dit na ultrasonische reiniging 60% was en met handinstrumenten zelfs 80%.

Het kan, in selecte gevallen, een oplossing zijn om alle blootliggende windingen glad te slijpen, mits er om dit te kunnen doen, niet teveel bot verwijderd moet worden bij de buurelementen. .

Het is voor de effectiviteit van de airpolisher rondom implantaten belangrijk om het poeder op de juiste plek te krijgen. De ervaring leert dat zeker in een ontstoken situatie, met enigszins verdiepte pockets, het kan helpen om in de pocket een minuut etsgel te appliceren. Nadat dit goed is weggespoeld met water gaat de pocket wat open staan en is het subgingivale implantaatoppervlak beter toegankelijker voor de spray van de airpolisher. Een andere truc is om de gingiva met een carbon fiber instrument voorzichtig iets van het implantaat af te trekken en dan de spray langs het instrument naar apicaal te richten.

Indicatie & techniek airpolishing

Primaire indicaties voor gebruik van airpolishing:

  1. Verwijderen biofilm (supra- en subgingivaal)
  2. Verwijdering aanslag en verkleuring
  3. Nazorg rondom implantaten

Secundaire indicaties voor gebruik van airpolishing:

  1. Reinigen vóór sealen
  2. Reinigen vóór fluoride-applicatie
  3. Reinigen vóór afdrukken kroon- en brugwerk
  4. Reinigen vóór cementeren kroon- en brugwerk
  5. Reinigen vóoór aanbrengen orthodontische brackets
  6. Reinigen vóór bleken

De effectiviteit van de behandeling met airpolisher hangt af van de volgende factoren:

Behandelaar-afhankelijke factoren

  • Afstand tussen de spuittip en het te behandelen oppervlakte
  • Hoek tussen de spuittip en het te behandelen oppervlakte
  • Tijdsduur van de behandeling

Hydropneumatische factoren

  • Hoeveelheid water
  • Luchtdruk

Soort poeder

  • Grootte van de korrels
  • Hardheid van de korrels
  • Vorm van de korrels
  • Massa van de korrels

Wanneer er met de airpolisher supra-gingivaal wordt gereinigd, moet er tussen de spuittip en het glazuur 3 tot 5 mm afstand zitten. De hoek tussen de tip en het element mag variëren tussen de 30° tot 60°, waarbij er continu kleine ronddraaiende en borstelende bewegingen gemaakt worden, altijd van de gingiva áf.

Laat in het belang van een schone werkomgeving vóóraf de patiënt een minuutje spoelen met chloorhexidine. Dat vermindert de bacteriële druk in de aerosolen die ontstaan tijdens de behandeling. Ter bescherming moet de patiënt ook een spatbril op. De lippen van de patiënt worden vooraf ingevet (vaseline, kokosolie). Voor degene die zonder assistentie werken kan het handig zijn om de behandeling met behulp van een optragate mondspreider uit te voeren.

Afzuiging is tijdens het gebruik van de airpolisher belangrijk, zorg er ook voor dat na het loslaten van het bedieningspaneel met de voet de afzuiger nog even in de mond blijft, omdat bij de meest units er automatisch wordt nageblazen en het poeder gedurende een aantal seconden blijft stromen.

Check voorafgaand aan de behandeling of alle onderdelen goed en stevig zitten aangesloten, voordat er hoge druk op komt te staan. Na afloop moet het handstuk voorzichtig maar grondig worden schoon gemaakt, zodat de spuitmond niet verstopt kan raken. Tegenwoordig zitten er handige hulpmiddelen bij het handstuk om dat op eenvoudige wijze te kunnen doen.

Guided biofilm therapy

Bij de nieuwe guided biofilm therapy, zoals die gepropageerd wordt door de firma EMS, is er sprake van een paradigma shift. Het is een andere manier van denken over hoe een nazorgbehandeling ingedeeld kan worden. Op dit moment ontbreekt er nog hard wetenschappelijk bewijs, maar er is zeker iets voor te zeggen.

In het kort: Er wordt gestart met een plaquekleuring, daarna wordt het gebit eerst supra-gingivaal behandeld met de airpolisher. Mocht er daarna nog tandsteen aanwezig zijn, dan wordt dit eerst met Ultrasone scaler verwijderd. Ook pockets dieper dan 4 mm worden nagelopen met ultrasoon. Tot slot wordt de recall-termijn met de patiënt bepaald. De fabrikant adviseert in dit concept ook het gebruik van het handstuk met een subgingivale tip. In de literatuur zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat het hierdoor beter subgingivaal gereinigd wordt. Sowieso moeten de pockets van 5 mm altijd met ultrasoon of een handinstrument nagelopen worden omdat de spray uit het spuitstuk van de airpolisher dit gebied onvoldoende kan bereiken om het worteloppervlak voldoende te reinigen.

Samengevat: De airpolisher is een heerlijke aanvulling op het instrumentarium in de preventieve en parodontale zorg. Het lijkt zelfs onmisbaar in adequate peri-implantaire zorg

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 af als tandarts en ontving zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift `The use of models and indices in plaque and gingivitis trials´. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. In september 2016 werd dit door ACTA omgezet in een reguliere leerstoel met dezelfde leeropdracht. Na bovengenoemde lezing werd hij voor zijn inzet en verdienste benoemd als ‘erelid’ van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor Dental INFO van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden, tijdens het congres Dentech, innovatie in de parodontologie van de NVVP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie
De keuze tussen directe en indirecte restauraties

Dilemma’s in behandelplanning: een endo doen of niet?

Tandartsen worden regelmatig geconfronteerd met klachten die niet goed te duiden zijn of met elementen waarvan de prognose onzeker is. Moeten we bijvoorbeeld een element met een crack wel of niet endodontisch behandelen, en wat is dan de prognose? Verslag van de lezing van Marga Ree, tandarts en endodontoloog met 40 jaar praktijkervaring.

De lezing van Marga Ree was interactief, gericht op casussen. Congresdeelnemers konden na het zien van elke casus via hun telefoon stemmen welk behandelplan en diagnose zij zouden kiezen. Vervolgens gaf zij een theoretische onderbouwing van de gemaakte keuzes hierin. In dit verslag is deze theoretische onderbouwing opgenomen.

Wortelfracturen

Bij trauma aan een front-element loopt een horizontale fractuur vaak schuin, van hoog buccaal naar laag palatinaal. Verrassend genoeg vertoont 75% van deze elementen met een fractuur over tijd géén pulpanecrose; pas wanneer er wel sprake is van necrose dient er een endodontische behandeling te worden uitgevoerd in het coronale breukdeel.

Na trauma van de blijvende boven-incisieven wordt zeer regelmatig obliteratie van het pulpakanaal in het apicale breukdeel waargenomen. Des te meer apicaal de fractuur zich bevindt, des te hoger de overlevingskans van het element. Reponeer na trauma het coronale breukdeel en spalk gedurende 4 weken. Cervicale fracturen moeten meestal veel langer worden gespalkt, namelijk 3-4 maanden.

Wortelfracturen in het cervicale deel hebben een significant slechtere langetermijnprognose. Bij dit type fractuur gaat het element vaak verloren door de sterk verhoogde mobiliteit, door endodontische complicaties of secundair trauma.

Diagnose

Om een correcte diagnose te kunnen verkrijgen, is de historie van de betreffende elementen van belang zijn. Soms draineert een peri-apicale infectie van een element via het parodontaal ligament van een buurelement, waardoor de behandelaar op het verkeerde been kan worden gezet. Het is dus belangrijk niet meteen op het eerste gevoel af te gaan. Zelfs pulpatesten, hoewel vaak nuttig, hebben hun beperkingen.

Ongunstig behandelresultaat

Een endodontische behandeling kan om diverse redenen falen:

  1. Onjuiste inschatting vóór de behandeling:
    • Incorrecte diagnose
    • Onderschatten van moeilijkheidsgraad
    • Behandelen van elementen met een dubieuze of slechte prognose
  2. Complicaties tijdens de behandeling:
    • Onvoldoende desinfectie
    • Iatrogene schade
    • Onvolledige kanaalvulling
  3. Onvoldoende restauratieve follow-up

Cracks

Wanneer er vooraf een crack zichtbaar is bij een element dat endodontisch moet worden behandeld, dan lijkt het aantrekkelijk om deze hele crack éérst uit te boren, maar doe dat niet! De fractuurlijn kan hooguit worden opgenomen in een ideale toegangscaviteit. Dit kan nuttig zijn om de uitbreiding van de crack te beoordelen. Verwijderen van de fractuurlijn onder de glazuur-cementgrens is vrijwel nooit geïndiceerd.

De tweede molaar in de onderkaak vertoont het vaakst een crack, uit onderzoek is gebleken dat 25% van de onderzochte elementen met een barst tweede ondermolaren betrof. Dit is ook logisch omdat, net als bij een notenkraker, dichtbij het scharnierpunt de meeste kracht wordt uitgeoefend. Het is lastig te bepalen wanneer een crack in een randlijst te diep loopt om het element te kunnen behouden, maar het kantelpunt ligt ongeveer bij een pocket van 6 mm ter plaatse van de crack. Wanneer de pocket < 6 mm is, dan is de overleving na 2 jaar 97%, maar bij een pocket > 6 mm, nog maar 74%. Als er bijvoorbeeld distaal van de 47 een pocket van 7 mm zit én de patiënt is tevens een bruxist, dan is het voorspelbaarder om het element te extraheren. Dit moet natuurlijk in goed overleg met de patiënt gebeuren, waarbij de verwachtingen van de patiënt belangrijk zijn. Is de patiënt bijvoorbeeld al tevreden als het element nog 1 á 2 jaar in de mond kan blijven zitten, zodat hij kan sparen voor een implantaat of de verzekering kan aanpassen, dan kan het de moeite waard zijn toch nog een endodontische behandeling uit te voeren. Uit onderzoek onder elementen met een barst, bleek na een endodontische behandeling 90% overleving van deze elementen na 2 jaar. Wanneer een element solitair staat, een pijler-element is of een terminaal element is, heeft het element een beperktere overlevingskans.

Factoren die van invloed zijn bij een element met een barst

  1. Pocketdiepte (> 6 mm);
  2. Parafuncties (bruxisme, occlusie- en articulatie);
  3. Aan/afwezigheid van buurelementen;
  4. Element type;
  5. Locatie van het element;
  6. Verwachtingen van de patiënt.

Wanneer er een barst over de hele bodem van de pulpa loopt (vaak een crack van mesiaal -> distaal) dan is het element meestal niet meer te redden en moet deze geëxtraheerd worden. Laat daarna de keuze voor wel of niet vervanging van het element aan de patiënt. De patiënt kan zichzelf hierbij afvragen; kan ik nog steeds goed functioneren, ziet het er esthetisch niet storend uit, ervaar ik geen pijn? Hierbij is het heel belangrijk de patiënt te behandelen, en níet een röntgenfoto!

Wanneer je een crack vermoedt in een element, is het belangrijk eerst ál het restauratiemateriaal te verwijderen om het element goed te kunnen inspecteren. Uit onderzoek blijkt er 2x zo vaak een crack te lopen, dan er vooraf wordt vermoed.

Helaas komt het soms voor dat een volledig gaaf element necrotisch raakt, zonder de aanwezigheid van cariës, geen restauratie aanwezig en geen trauma in de anamnese. Er is dan vaak sprake van een zogeheten fractuur necrose. De oorzaak hiervan blijkt dan een longitudinale crack te zijn. Er is dan vaak een pocket van zeker 6 mm aanwezig, en het element is extreem pijnlijk bij bijten.

Aanbevelingen bij cracks

  1. Controleer de pocketdieptes;
  2. Verwijder de gehele restauratie en her-beoordeel de uitbreiding van de crack;
  3. Voer een endo uit indien geïndiceerd, en behoud zoveel mogelijk coronaal dentine;
  4. Indiceer knobbel-overkappende restauraties op elementen met cracks zonder storende excursies;
  5. Informeer de patiënt dat deze elementen een minder goede prognose kunnen hebben door de aanwezigheid van cracks.

Na een endodontische herbehandeling kan na 3 weken de pocket al minder worden. Daarna kan er een knobbel overkappende restauratie worden vervaardigd en het element wordt opgevolgd. Er hoeft niet standaard voor een volledige kroon-omslijping te worden gekozen bij elementen in de zijdelingse delen na een endodontische behandeling. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid glazuur en dentine dat verloren is gegaan. Wanneer er enkel een occlusale toegangsopening is, of wanneer er slechts 1 randlijst doorbroken is, kan er worden volstaan met een directe restauratie. Wanneer beide randlijsten doorbroken zijn, en er dus meer dentine en glazuur afwezig is, is een indirecte restauratie aanbevolen.
De aanwezigheid van een ferrule van 1.5-2 mm heeft een gunstig effect op de breukweerstand van elementen die endodontisch zijn behandeld. Soms is de ferrule incompleet, maar dit is nog altijd beter dan helemaal geen ferrule!

Om meer ferrule te verkrijgen, kan er gekozen worden voor een orthodontische extrusie of een kroonverlenging. Bij een kroonverlenging is er sprake van een ongunstigere kroon-wortelverhouding.

Uit diverse onderzoeken is gebleken dat de primaire oorzaak voor het falen van een endodontisch behandeld element structureel van aard is, door het ontstaan van cracks en wortelfracturen, gevolgd door cariës profunda. Marga Ree heeft onderzoek gedaan naar endodontische behandelde en gerestaureerde elementen in haar eigen praktijk. Van de 452 elementen waren er na een follow-up van minimaal 20 en maximaal 39 jaar slechts 50 geëxtraheerd. De overleving was dus 89%.
72% van de elementen waren molaren, en 64% waren pijler- of terminale elementen.

Algemene aanbevelingen

  1. Behoud zoveel mogelijk coronaal en radiculair dentine, in het bijzonder in het cervicale gebied, om de levensduur te maximaliseren;
  2. Restaureer endodontische toegangscaviteiten meteen en overkap verzwakte knobbels met adhesieve restauraties na een endodontische behandeling;
  3. Bescherm endodontische elementen tegen toekomstige vermoeidheidsbreuken door het reduceren van niet-axiale belasting;
  4. Controleer endodontische elementen regelmatig op cariës, loskomende restauraties of tekenen van een wortelfractuur.

Marga Ree studeerde in 1979 af als tandarts aan de Universiteit van Amsterdam en behaalde in 2001 haar MSc titel in de endodontologie. Zij is een veelgevraagd spreker op congressen in binnen- en buitenland en heeft inmiddels meer dan 250 lezingen en hands-on cursussen gegeven in zeker 30 landen over de hele wereld. Zij is de primaire auteur van een groot aantal artikelen in nationale en internationale tijdschriften en heeft een bijdrage geleverd aan diverse boeken over restauratieve tandheelkunde en endodontie. Van 1980 tot en met 2020 heeft zij een eigen praktijk gevoerd in Purmerend, waarvan de laatste 20 jaar een verwijspraktijk voor endodontie. Zij werkt momenteel als endodontoloog in een multidisciplinaire praktijk in Amsterdam.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Marga Ree, tijdens het NVvE lustrumcongres.

Dit artikel is eerder op dentalinfo.nl geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Antibiotica

Het WHO AWaRe antibioticaboek biedt richtlijnen om het gebruik van antibiotica te verbeteren

Antimicrobiële resistentie (AMR) vormt een bedreiging voor de wereldwijde gezondheid en ontwikkeling en draagt bij aan miljoenen sterfgevallen per jaar. Overmatig en onjuist gebruik van antibiotica zorgen voor een toename van AMR en hebben invloed op de effectiviteit van deze geneesmiddelen. De World Health Organization (WHO) werkt aan het verbeteren van de bewaking van antimicrobiële resistentie en het verminderen van onnodig antibioticagebruik.

WHO

Volgens de WHO zijn de belangrijkste oorzaken van antibioticaresistentie het misbruik en overmatig gebruik van antimicrobiële stoffen. De WHO heeft antimicrobiële resistentie uitgeroepen tot een van de top tien wereldwijde bedreigingen voor de volksgezondheid.
Er is erkende behoefte aan middelen om het voorschrijven van antibiotica wereldwijd te verbeteren, daarom heeft de WHO bruikbare richtlijnen voor antibioticagebruik ontwikkeld.

WHO AWaRe antibioticaboek

In het WHO AWaRe (Acces, Watch, Reserve) antibioticaboek staan evidence-based richtlijnen over de keuze van het antibioticum, de dosis, toedieningsweg en behandelingsduur voor meer dan 30 van de meest voorkomende klinische infecties in de eerstelijnsgezondheidszorg als in de ziekenhuisomgeving. In het boek staan samenvattende infographics voor elke infectie voor zowel volwassenen als kinderen en vormt een snelle naslaggids voor zorgverleners.

Antibiotica gebruik in de tandheelkunde

In het WHO AWaRe antibioticaboek wordt ook uitgebreid ingegaan op mond- en tandinfecties (hoofdstuk 8, Oral and dental infections). Het boek is gratis te downloaden via deze link.

Bron:
World Health Organization

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Podcast

Podcast: uitleg over behandeling parodontitis stage IV

Eind 2022 kwam de European Federation of Periodontology (EFP) met nieuwe richtlijnen voor de behandeling van periodontitis in stage IV, de meest ver gevorderde stage. In een nieuwe aflevering van ‘Perio Talks’, de maandelijkse podcast van EFP wordt er meer uitleg gegeven over deze richtlijnen.

Aan het woord zijn Davids Herrera, professor aan de Complutense Universiteit van Madrid, en Moritz Kebschull, professor en ‘chair of restorative dentistry’ aan de Universiteit van Birmingham. Beide professoren stonden aan de wieg van de nieuwe richtlijnen van de EFP.

In de podcast gaat het onder andere over de methodologie die ze toepasten bij het ontwerpen van de richtlijnen, de reden waarom de complexiteit van stage IV parodontitis vroeg om nieuwe richtlijnen, de noodzaak voor een multidisciplinaire aanpak, en de ingrediënten voor een succesvolle aanpak van parodontitis in stage IV.

Clinical practice guideline for the treatment of stage IV periodontitis

EFP Perio Talks Podcast

In de EFP Perio Talks Podcast gaan EFP experts maandelijks in discussie over wetenschappelijk onderwerpen rondom parodontologie en implantaten. Eerdere afleveringen gingen bijvoorbeeld over de mondgezondheid van topatleten en social media voor tandartsen. Alle afleveringen zijn terug te luisteren via de website van EFP. De podcast is alleen in het Engels te beluisteren.

Bron:
EFP

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Podcast, Thema A-Z
Kruk-onder-tandartsstoel-helpt-bij-reanimatie

Kruk onder tandartsstoel helpt bij reanimatie

Het is iets waar je liever niet aan denkt, maar wat als een patiënt een hartstilstand krijgt in de tandartsstoel? Nieuw onderzoek wijst uit dat een steunkruk onder de tandartsstoel kan helpen bij een effectieve reanimatie (CPR) van een patiënt.

Het plaatsen van een kruk onder een stoel, met name onder de schouders van een patiënt, maakt succesvolle handmatige borstcompressies mogelijk door de rugleuning van tandartsstoelen van elke vorm te ondersteunen, schreven de auteurs in Resuscitation Plus.

“Het plaatsen van een kruk om de tandartsstoel te ondersteunen is een eenvoudige en effectieve manier om de effectiviteit van handmatige borstcompressies te vergroten en moet worden gebruikt bij het uitvoeren van reanimatie bij een patiënt die in een tandartsstoel zit”, schrijven de auteurs, onder leiding van Takashi Hitosugi van Kyushu University in Japan.

Problemen met reanimeren in de tandartspraktijk

Wanneer een patiënt een hartstilstand ervaart tijdens een tandheelkundige behandeling, benadrukken de richtlijnen van de European Resuscitation Council (ERC) en de American Heart Association (AHA) het belang van het minimaliseren van onderbrekingen tijdens handmatige borstcompressies. Het is dus de bedoeling dat de reanimatie in tempo blijft. Maar dit kan lastig zijn in een tandartspraktijk.

Het kan moeilijk zijn om een patiënt snel en veilig van een tandartsstoel naar de vloer te verplaatsen. Ook kan het toedienen van reanimatie aan een patiënt in een tandartsstoel minder effectief zijn dan handmatige borstcompressies. Bijvoorbeeld als de verticale verplaatsing van de rugleuning groot is of als de rugleuning van de stoel effectieve reanimatie onvoldoende ondersteunt.

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat het stabiliseren van een tandartsstoel door er een krukje onder te plaatsen een effectieve manier is om handmatige borstcompressies uit te voeren. Grotere stabiliteit wordt bereikt door de tandartsstoel achterover te leunen en een kruk onder de rugleuning te plaatsen zodat deze contact maakt met de rugleuning van de stoel. Doordat de kruk de stoel ondersteunt, kan er beter gereanimeerd worden.

Plaatsing van de steunkruk

Hoewel de ERC waarde vond in de strategie en de techniek in 2021 aan zijn richtlijnen toevoegde, ontdekten clinici dat het ondersteunende effect varieerde afhankelijk van de positie van de steunkruk.

Om de werkzaamheid van de methode te bepalen, voerden drie door AHA Basic Life Support opgeleide zorgverleners afzonderlijk 10 aaneengesloten rondes van handmatige borstcompressies uit met een snelheid van 100 compressies per minuut. Dit gebeurde synchroon met een metronoom voor drie krukconfiguraties: zonder kruk, een kruk die onder de borst werd geplaatst op het niveau waarop artsen handmatige borstcompressies uitvoerden, en een kruk onder de schouders.

Een totaal van 600 handmatige borstcompressies van 5,1 tot 6 cm diep werden geregistreerd per deelnemer in elke tandartsstoel, en elk registreerde 1800 handmatige borstcompressies op een stoel met een sterk gebogen rugleuning aan de buitenkant en twee andere stoelen met plattere vormen. Vervolgens werden de gegevens gebruikt om de vermindering van de verticale verplaatsing voor elke stoel- en krukconfiguratie te meten.

Resultaten: kruk onder de schouder werkt het beste

Door de stabilisatie van de kruk werd de verticale verplaatsing van de rugleuning voor alle stoeltypes drastisch verminderd. Een vermindering van de verticale verplaatsing was het meest significant in een vlakke tandartsstoel. De vermindering in verticale verplaatsing was 90% wanneer een kruk onder de borst werd geplaatst ter hoogte van de handmatige borstcompressies en wanneer deze onder de schouders werd geplaatst, aldus de auteurs.

Toen de kromming van de rugleuning van de stoel groot was, was de vermindering in verticale verplaatsing 65% wanneer deze onder de schouders werd geplaatst, maar slechts 40% wanneer deze onder de borst werd geplaatst ter hoogte van handmatige borstcompressies, schrijven de onderzoekers.

Tekortkomingen

Desalniettemin had het onderzoek tekortkomingen, waaronder dat er slechts drie soorten tandartsstoelen werden gebruikt, terwijl er wereldwijd veel soorten worden gebruikt. Effectieve handmatige borstcompressies in elke tandartsstoel zijn van cruciaal belang om de veiligheid van patiënten te garanderen, schrijven de auteurs van het onderzoek.

“Tandartsen moeten van tevoren een geschikte methode (krukpositie) voorbereiden volgens de externe vorm van de rugleuning van de tandartsstoel om effectieve handmatige borstcompressies uit te voeren en dat het zeer effectief is”, concluderen Hitosugi en collega’s.

Bron:
Resuscitation Plus

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
reumatoïde artritis - hand

Patiënten met reumatoïde artritis hebben vaak meer tandheelkundige aandoeningen

Studies hebben aangetoond dat er een verband is tussen systemische ziekten waaronder reumatoïde artritis en tandheelkundige aandoeningen. Volgens BMC Oral health is de frequentie van tandartsbezoeken en de incidentie van tandheelkundige aandoeningen bij patiënten met reumatoïde artritis (RA) verhoogd. De aandoeningen omvatten cariës, pulpitis, gingivitis, parodontitis en mondzweren.

Reumatoïde artritis

Reumatoïde artritis is een veel voorkomende systemische auto-immuunziekte die wordt gekenmerkt door aanhoudende gewrichtsontsteking. RA kan ook andere orgaansystemen aantasten zoals de longen en huidvasculitis en kan leiden tot systemische comorbiteiten.
Onder deze comorbiditeiten komen tandheelkundige aandoeningen vaak voor bij patiënten met RA.

Onderzoek

In het onderzoek zijn nieuw gediagnosticeerde RA patiënten vergeleken met gezonde personen, afgestemd op leeftijd en geslacht. Het primaire syndroom van Sjögren is een risicofactor voor het ontwikkelen van cariës, daarom zijn patiënten met het primaire syndroom van Sjögren zijn uitgesloten van het onderzoek.

Prevalentie en bezoekfrequentie aan de tandarts

Uit het onderzoek is gekomen dat de prevalentie van tandartsbezoeken in de groep met RA hoger is dan de gezonde cohort, namelijk 70,3% respectievelijk 66,7%.
De bezoekfrequentie van RA patiënten was ook hoger, namelijk 2,67 bezoeken per jaar in vergelijking met 1,78 bezoeken aan de tandarts per jaar voor gezonde personen.

Incidentie van tandheelkundige aandoeningen

Patiënten met RA toonden ook een hogere incidentie van tandheelkundige aandoeningen zoals; cariës, pulpitis, gingivitis, parodontitis en mondzweren, maar geen temporomandibulaire gewrichtsaandoeningen, vergeleken met gezonde personen. Deze bevindingen waren vooral opmerkelijk bij vrouwelijke patiënten. Het risico op cariës en periodontitis was hoger voor alle leeftijden en het risico op gingivitis en mondzweren was hoger in de groep RA patiënten met een jongere leeftijd.

Relatie reumatoïde artritis en parodontitis

Volgens de auteurs, geleid door Ching-Ya-Juan, is er een relatie tussen parodontitis en reumatoïde artritis. Parodontitis is een ontstekingsziekte van het mondslijmvlies. De pathogenese van beide ziektes is vergelijkbaar, waaronder een onbalans tussen pro- en anti-inflammatoire cytokines, roken, microbiële dysbiose en genetische achtergrond.

Tandheelkundige professionals en de reumatoloog

Als conclusie van het onderzoek is het belangrijk dat tandheelkundige professionals en de reumatoloog de mondgezondheidstoestand van patiënten met RA regelmatig moeten beoordelen.

Bron:
BMC Oral Health 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Kinderen drinken te veel sportdranken in Verenigd Koninkrijk

Simpele ademhalingstechniek vermindert mogelijk tandartsangst bij kinderen

Angst voor de tandarts bij kinderen is een grote uitdaging in de tandheelkundige, maar is mogelijk gemakkelijk te verminderen. Door een simpele ademhalingstechniek te gebruiken tijdens de behandeling kunnen kinderen een verbeterde stemming en minder zelfgerapporteerde pijn ervaren, volgens een studie die is gepubliceerd in het International Journal of Pediatric Dentistry.

Niet-coöperatief gedrag

Bij kinderen gaat tandheelkundige angst vaak gepaard met storend en niet-coöperatief gedrag dat de behandeling bemoeilijkt. Hoewel er technieken bestaan om angst bij kinderen te verminderen, zijn er maar weinig beoordeeld in de tandheelkundige setting.

Dieper ademen

Diafragmatische of buikademhaling is een techniek die de ademhalingsfrequentie vermindert en de hoeveelheid bloedgassen maximaliseert door het diafragma aan te spannen. Hierdoor kan een persoon dieper in- en uitademen, wat stress kan verminderen. Van dit type diepe ademhaling is aangetoond dat het angst voor de tandarts bij volwassenen vermindert. Er zijn echter maar weinig mensen die het gebruik ervan bij kinderen hebben onderzocht.

Werkzaamheid bij kinderen

Onderzoekers van de Sapienza University of Rome testten de werkzaamheid van de ademhalingstechniek bij twintig kinderen tussen de 7 en 13 jaar oud met tandartsangst maar zonder tandartsfobie. Toen de kinderen eenmaal in de tandartsstoel zaten ondergingen ze een elektrocardiogram voor fysiologische basislijnbepaling. Ook werd een visueel analoge schaal gebruikt om de emoties van elk kind te beoordelen, waaronder pijn, angst en geluk, schreven de auteurs.

Behandeling na instructie

Vervolgens kregen degenen die aan de interventiegroep waren toegewezen instructies voor middenrifademhaling. De tandheelkundige behandeling begon pas nadat ze de ademhalingstechniek goed konden gebruiken. Degenen in de controlegroep ondergingen meteen een behandeling. Na de procedure werden de kinderen gevraagd te blijven voor een herstelbeoordeling van drie minuten en moesten ze opnieuw hun emoties beoordelen. Na enkele maanden kwamen de kinderen terug voor een nieuwe afspraak bij dezelfde tandarts en ondergingen ze de experimentele conditie waaraan ze tijdens de eerste sessie niet waren toegewezen.

Uitgevoerd in tandartspraktijk

De analyse onthulde een significante tijd x conditie-interactie, wat de schatting is van een interventie-effect, voor de zelfgerapporteerde metingen van angst, verdriet en pijn door de kinderen nadat ze de diafragmatische ademhaling hadden voltooid. Een groot voordeel van het onderzoek is dat het werd uitgevoerd in een tandartspraktijk en niet in een experimentele setting, zoals een laboratorium, merkten de auteurs op.

Vermindering van verdriet

Alleen bij kinderen in de controlegroep nam de angst toe van voor het tandartsbezoek tot na het bezoek. Bij kinderen die de ademhalingstechniek gebruikten was hun verdriet aanzienlijk verminderd na het tandartsbezoek. Kinderen in de controlegroep ervoeren geen vermindering van verdriet.
Wat pijn betreft zagen kinderen in de controlegroep een significante toename vanaf het begin van het bezoek tot na de behandeling. De toename van pijn was “opmerkelijk omdat het betekent dat buikademhaling effectief was in het dempen van de pijngolf die gewoonlijk wordt geassocieerd met tandheelkundige zorg”, schreven de auteurs.

Kortere behandeltijd

Bovendien verkortte buikademhaling de tandartsbezoeken van de kinderen met een paar minuten. Degenen die diep ademhaalden terwijl ze in de tandartsstoel zaten brachten gemiddeld 37,9 minuten door in de praktijk, vergeleken met 42,5 minuten voor de controlegroep. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een toename van coöperatief gedrag.

Bij meer patiënten testen

Toekomstige gerandomiseerde klinische onderzoeken moeten worden uitgevoerd om deze resultaten te testen bij een groter aantal patiënten met meer gecontroleerde aandoeningen, volgens de onderzoekers.

Veelbelovend hulpmiddel

“Omdat het goedkoop is, gemakkelijk is te implementeren en geschikt is voor de dagelijkse tandartspraktijk, vertegenwoordigt diafragmatische ademhaling een veelbelovend hulpmiddel voor het verminderen van negatieve effecten en fysiologisch leed bij kinderen met tandartsangst, wat mogelijk kan leiden tot meer coöperatief gedrag en kortere bezoektijd”, concludeerden ze.

Bron:
International Journal of Paediatric Dentistry

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Bot

Glazuureiwit houdt botten sterk in muizen

De eiwitten die helpen bij het vormen van het glazuur bedekken en beschermen niet alleen onze tanden, maar helpen ook onze botten sterk te houden. Een onderzoek dat is gepubliceerd in PLOS One beschrijft dat een klein glazuureiwit botvormingen kan bevorderen en botverlies bij muizen kan voorkomen. De resultaten suggereren mogelijke interventies voor aandoeningen als gevorderde tandvleesaandoeningen en osteoporose.

 

Hard weefsel

Glazuur, het parelwitte weefsel dat onze tanden bedekt en beschermt, is het hardste weefsel in het menselijk lichaam. Het wordt gevormd met behulp van eiwitten die amelogeninen worden genoemd.

Glazuureiwit LRAP

Een team onder leiding van het Amerikaanse National Institute of Dental and Craniofacial Research (NIDCR) senior onderzoeker Ashok Kulkarni, PhD, deed onderzoek naar een klein glazuureiwit genaamd leucine-rijk amelogenine-peptide (LRAP). Hoewel dit eiwit al in 1991 werd ontdekt, was nog niet bekend wat het doet.

Muizen met veel LRAP

Om de rol van LRAP buiten de tanden te onderzoeken, heeft het team muizen ontwikkeld die hoge niveaus van LRAP produceerden. Deze werden vergeleken met normale muizen. Op een petrischaal onder de microscoop vertoonde het schedelweefsel van gemanipuleerde muizen verhoogde activiteit van botgenererende cellen, calciumaccumulatie en een afname van cellen die bot afbreken.

Betrokken bij botomzetting

Dit zijn allemaal indicatoren dat LRAP betrokken is bij botomzetting – een van de belangrijkste processen voor botgeneratie. Tijdens dit proces wordt versleten bot voortdurend vervangen door nieuw weefsel. Het vindt gedurende ons hele leven plaats om botten sterk te houden. Ook helpt dit bij het repareren van microscheurtjes die kunnen ontstaan door dagelijkse activiteiten en grotere fracturen door verwondingen.

Gesimuleerde menopauze

Afgezien van deze microscopische verschillen leken de botten van de twee groepen muizen echter vergelijkbaar. Dit veranderde toen de wetenschappers de menopauze in beide groepen muizen simuleerden. Bij mensen treedt vaak botverlies op na de menopauze. Röntgenfoto’s en 3D-botscans toonden aan dat dit ook het geval was bij de normale muizen. Muizen met extra LRAP waren echter bestand tegen deze effecten; hun botten leken op die van gezonde muizen die geen gesimuleerde menopauze hadden ondergaan.

Potentieel tegen aandoeningen

De resultaten zijn de eerste die aantonen dat LRAP de botvernieuwing bij levende dieren beïnvloedt. Ze suggereren dat LRAP therapeutisch potentieel zou kunnen hebben voor aandoeningen die botverlies veroorzaken. Het team is van plan om te testen of LRAP botverlies kan voorkomen bij muizen met parodontitis, dat het bot dat de tanden ondersteunt kan aantasten.

Optimisme over therapeutische mogelijkheid

Kulkarni is optimistisch over de mogelijkheid. Een experimentele verbinding die rijk is aan eiwitten, vergelijkbaar met LRAP, is door andere onderzoekers getest bij patiënten met door parodontitis geïnduceerd botverlies. Er werd gerapporteerd dat de eiwitten wat botweefsel in de mondholte regenereerde.

“Ik denk dat er zeker implicaties zijn dat LRAP therapeutische waarde kan hebben bij het voorkomen van botverlies”, zegt Kulkarni. “Maar we hebben nog een lange weg te gaan voordat het onderzoek op mensen kan worden toegepast.”

Bron:
PLOS One

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Nummer 1 - prijs

Henry Schein op ‘World’s most admired companies’-lijst van fortune voor het 22e jaar

Henry Schein kondigde vandaag aan dat Henry Schein dat het bedrijf is opgenomen in de FORTUNE® “World’s Most Admired Companies”-lijst voor 2023. Dit is het 22e achtereenvolgende jaar dat het bedrijf deze erkenning ontvangt. Bovendien eindigde Henry Schein op de eerste plaats in de categorie groothandel: gezondheidszorg en wel voor het vijfde achtereenvolgende jaar.

“Al meer dan 90 jaar vormt onze zorg voor het succes van onze belanghebbenden – onze klanten, leveranciers, Team Schein-leden, investeerders en de maatschappij in het algemeen – de basis van onze doelgerichte benadering van zaken doen en blijft ook de basis voor onze inspanningen om een gezondere wereld te creëren”, aldus Stanley M. Bergman, Chairman of the Board en Chief Executive Officer van Henry Schein. “Ondanks de uitdagingen waar we als samenleving en industrie voor staan, blijft de toewijding en vastberadenheid van de ongeveer 22.000 Team Schein-leden sterk, en blijven onze waarden een belangrijke motor achter het succes van het bedrijf. Namens Team Schein zijn we vereerd dat we zijn opgenomen in de “World’s Most Admired Companies”-lijst van FORTUNE.”

Volgens FORTUNE is de “World’s Most Admired Companies”-lijst het definitieve rapport over de reputatie van bedrijven. FORTUNE heeft de volledige lijst op zijn website geplaatst.

 

 

 

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Medicijnen, pillen

Tandpastatabletten: de voor- en nadelen op een rij

De meeste tandpastatubes zijn gemaakt van een combinatie van plastic en aluminium. Daarom zijn ze bijna onmogelijk te recyclen. Dat is slecht voor de natuur en het milieu. We moeten dus op zoek naar een oplossing. Aan de ene kan zijn er steeds meer tandpastamerken die tubes proberen te maken die wél recyclebaar zijn. Maar aan de andere kant is er ook een new kid on the block: tandpastatabletten.

Adviseer jij tandpastatabletten: vul de poll in

Wij zijn benieuwd: adviseer jij je patiënten over te stappen op tandpastatabletten? Vul de poll hier in

Is dit de toekomst?

Tandpastatabletten bieden een plasticvrij alternatief voor de ouderwetse tandpastatube. Goede tabletten bevatten precies dezelfde actieve ingrediënten als tandpasta, maar dan gedehydrateerd en samengeperst in een klein tabletje. Deze doe je in je mond, beetje water erbij, even kauwen, en je hebt een pasta om je tanden mee te poetsen.

Is dit de toekomst? En is het slim om patiënten tandpastatabletten aan te bevelen in plaats van tandpasta? Tijd om de voor- en nadelen op een rij te zetten.

De voordelen van tandpastatabletten

  • Minder verspilling ten opzichte van de tubes waar altijd een beetje tandpasta in blijft zitten
  • Plasticvrij en daarmee beter voor het milieu
  • Altijd de perfecte dosis, in plaats van die grote reclame-klodders tandpasta
  • Makkelijk mee te nemen
  • Bevatten alle belangrijke ingrediënten
  • Hygiënischer dan tubes, die soms open in een vieze badkamer liggen

De nadelen van tandpastatabletten

  • Een stuk duurder dan tandpasta
  • Volgens sommigen minder effectief in het verwijderen van tandplak
  • Vormen een verstikkingsgevaar voor kleine kinderen
  • Net als bij tandpasta uit de tube zijn er merken zonder fluoride
  • Nog weinig wetenschappelijk onderzoek, vooral naar de effecten op lange termijn
  • Minder effectief voor mensen met weinig speeksel

Tandpastatabletten in Nederland

In Nederland zijn er ondertussen meerdere merken tandpastatabletten op de markt. Merken zoals Smyle, Choose en Ben & Anna presenteren zich allemaal als hip, groen, natuurlijk alternatief voor de tandpastatube. Ze zijn te vinden in sommige supermarkten, waaronder de online supermarkt Pieter Pot. Maar je vind ze ook bij verzorgingswinkels zoals Holland & Barrett.

Adviseer jij tandpastatabletten: vul de poll in

De kans wordt daarmee ook groter dat patiënten zullen informeren naar de voor- en nadelen van deze tabletten. Wij zijn daarom benieuwd: adviseer jij je patiënten over te stappen op tandpastatabletten? Vul de poll hier in

 

 

Lees meer over: Duurzaamheid, Mondhygiëne, Ondernemen, Thema A-Z
eten - groenten

Hoe coach je een patiënt naar gezonde gewoontes?

Patiënten melden gezondheidsaanbevelingen te kennen, maar kunnen belemmeringen ervaren bij het initiëren en volhouden van gezonde gewoonten. Denk aan persoonlijke en sociale factoren, waaronder een gebrek aan economische stabiliteit en toegang tot gezondheidszorg. Met evidence-based communicatieve vaardigheden kunnen clinici echter succesvol zijn in het promoten van gezonde gewoonten bij patiënten.

Coaching voor gezonde gewoontes

“Omdat mensen gevoelens, overtuigingen en waarden hebben over wat belangrijk is in het leven en deze aspecten gezondheidsgedrag kunnen beïnvloeden, moeten clinici deze aspecten begrijpen en met patiënten bespreken”, schrijven de auteurs van het onderzoek, geleid door Megan Knutson Sinaise van de Universiteit van Wisconsin-Madison.

De term coaching wordt vaak gebruikt in de gezondheidszorg, maar de context is inconsistent. “Coaching is beschreven als een benadering of service die patiëntgericht is, evenals een integratie en toepassing van gezondheidseducatie en promotievaardigheden”, aldus Sinaise en collega’s.

Aanbieders begeleiden patiënten naar gezond gedrag door gebruik te maken van onderwijs- en motivatiestrategieën. De gewenste resultaten zijn dat patiënten een gezonder leven leiden. Daarom moeten bij gezondheidscoaching clinici betrokken zijn die samenwerken met patiënten om een gezamenlijk overeengekomen doel te bereiken.

Twee coachingtheorieën

De onderzoekers identificeerden twee theorieën die volgens hen veelbelovend zijn om coaching te begeleiden: zelfreguleringstheorie en zelfbeschikkingstheorie.

1. Zelfreguleringstheorie

Zelfregulatietheorie (Self-regulation theory, of SRT in het Engels) omvat het vermogen van een patiënt om gedrag, emoties of denkpatronen zelf te reguleren of te initiëren, te controleren, voort te zetten of te veranderen om een doel te bereiken. SRT-concepten omvatten informatie, referentiepunten, vergelijkingen, feedback, beslissingspunten en acties.

Aangezien het gedrag van veel patiënten vaak in strijd is met de aanbevelingen die worden gegeven, kunnen zorgverleners met patiënten samenwerken om gezondheidsdoelen te stellen voor de korte en lange termijn. Binnen de context van SRT vergelijken patiënten hun huidige gedrag met hun gedragsdoelen in plaats van daadwerkelijke aanbevelingen.

Bij het maken van vergelijkingen krijgen patiënten feedback over de vraag of hun gedrag in overeenstemming is met hun gedragsdoelen. Dit biedt patiënten de mogelijkheid om hun doelen te behouden of te herzien en hun voortgang opnieuw te volgen.

2. Zelfbeschikkingstheorie

De zelfbeschikkingstheorie (Self-determination theory of SDT) suggereert dat wanneer aan de psychologische behoeften van een patiënt is voldaan, deze waarschijnlijker gemotiveerd zal zijn om gedragingen uit te voeren. SDT omvat concepten van verbondenheid, autonomie, waargenomen competentie en type motivatie.

Aan de hand van SDT-concepten kunnen zorgverleners ondersteunende omgevingen creëren om tegemoet te komen aan de psychologische behoeften van patiënten die op hun beurt autonome motivatie voor de doelen van patiënten bevorderen. Aanbieders moeten een band met patiënten opbouwen door responsief en gevoelig te zijn.

Autonomie wordt bevorderd bij het aanbieden van keuzes aan patiënten, het delen van de grondgedachte voor de aanbevelingen en het vermijden van druk. Door samen te werken om doelen te stellen die haalbaar maar niet overweldigend zijn, kunnen patiënten zich gesteund en competent voelen. Om de klinische resultaten te verbeteren, kunnen zorgverleners de autonome motivatie van patiënten vergroten om overeenkomstig gedrag te vertonen, waardoor patiënten vaker bepaalde gezonde gewoonten aangaan en behouden.

“De SRT- en SDT-concepten zijn complementair en nuttig voor interacties tussen artsen en volwassen patiënten die cognitief intact zijn”, concluderen Sinaise en collega’s. “Door deze geïntegreerde reeks concepten toe te passen in coaching, kunnen clinici patiënten ondersteunen bij het verbeteren van hun gezondheidsgedrag.”

Bron:
Patient Education and Counseling

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
k

Casus: Beeldvorming essentieel voor verwijderen van een kunstgebit uit de darm van een mentaal competente vrouw

Beeldvorming hielp bij het vinden en verwijderen van een kunstgebit uit de darm van een mentaal competente 52-jarige vrouw, volgens een casusrapport in het International Journal of Surgery Open. De casus toont aan dat zelfs mentaal bekwame patiënten onbewust vreemde voorwerpen kunnen inslikken, wat kan leiden tot complicaties met lastig vindbare oorzaak.

Per ongeluk inslikken

Het komt regelmatig voor dat mensen voorwerpen per ongeluk inslikken en op de spoedeisende hulp belanden. Meestal gebeurt dit echter bij kinderen, ouderen, of volwassenen met cognitieve achterstand of psychische aandoeningen. Hoewel veel vreemde lichamen meestal onschadelijk zijn en het verteringsstelsel passeren, komt het object soms vast te zitten waarna een operatie nodig is.

Beeldvorming gebruiken

Om ernstige complicaties, waaronder darmperforatie of obstructie, te voorkomen, moeten clinici volgens de auteurs grondige discussies hebben met patiënten en beeldvorming gebruiken om het vreemde lichaam te lokaliseren en het juiste behandelplan te kiezen.

52-jarige vrouw

De auteurs uit Portugal beschrijven het geval van een 52-jarige vrouw die naar de eerste hulp ging wegens pijn rechtsonder in de buik die verergerde en misselijkheid. Ze had geen koorts, braken of andere symptomen en had een voorgeschiedenis van diabetes, hoge bloeddruk en hoog cholesterol.

Laboratoriumonderzoek

Onderzoek onthulde gevoeligheid in de rechter iliacale fossa van de vrouw, evenals een ontsteking van haar buikvlies. Laboratoriumresultaten toonden een verhoogd aantal witte bloedcellen en C-reactief eiwitgehalte. Een thoraxfoto toonde geen teken van pneumoperitoneum.

CT-scan toont voorwerp

Een CT-scan van de buik en het bekken toonde een endoluminaal metalen voorwerp in het kwadrant rechtsonder. Desgevraagd kon de patiënt zich niet herinneren dat ze vreemde voorwerpen als een kunstgebit had ingenomen. Om het object te identificeren en de kans op perforatie te kunnen inschatten werd een 3D CT-reconstructie gemaakt. Dit beeld toonde een voorwerp met een scherpe haak die mogelijk de darm kon perforeren.

Kunstgebit in darmwand

Er werd voor gekozen om het object operatief te verwijderen. De chirurg voelde onmiddellijk een hard voorwerp bij het aanraken van de darmlussen van de patiënt. Ondanks tekenen van dreigende perforatie kon een object dat gespietst was in de wand van de darm succesvol worden verwijderd. Het voorwerp bleek een gedeelte van een kunstgebit te zijn. Gelukkig was het postoperatieve herstel van de vrouw voorspoedig. Ze werd zes dagen na de operatie ontslagen, schreven de auteurs.

Ongrijpbare diagnose

Deze casus “maakt ons bewust van het feit dat de diagnose vaak ongrijpbaar is, omdat zelfs mentaal bekwame patiënten het inslikken van vreemde voorwerpen, met name kunstgebitten, misschien niet opmerken of ernaar verwijzen”, schreef de groep.
Clinici zouden patiënten met buikpijn – ongeacht de geestelijke gezondheidstoestand – moeten vragen naar mogelijke inname van vreemde lichamen en follow-up met beeldvorming om andere aandoeningen uit te sluiten, concludeerden ze.

Bron:
International Journal of Surgery Open

Lees meer over: Casus, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Afstudeeronderzoek-Klinische-bijwerkingen-van-tandpasta-ingrediënten

Afstudeeronderzoek: Klinische bijwerkingen van tandpasta-ingrediënten

Naast de positieve en gewenste effecten van ingrediënten in een tandpasta kunnen er ook mogelijke bijwerkingen ontstaan die de gebruiker van de tandpasta tot last kunnen zijn. Anouk Blik en Helia Treep voerden een systematisch literatuuronderzoek uit naar de mogelijke klinische bijwerkingen van ingrediënten die gebruikt worden in tandpasta.

Methode

Voor het systematisch literatuuronderzoek is gebruik gemaakt van drie verschillende databanken: ‘Medline via Pubmed’, ‘Dentistry & Oral Sciences’ en ‘Cochrane’. Onderzoeken zijn gezocht door middel van een zoekopdracht met daarin termen zoals ‘dentifrice’, ‘toothpaste’, ‘side effects’, ‘contact allergy’, ‘dermatitis’ en ‘stomatitis’.

Vervolgens is de relevante literatuur geselecteerd aan de hand van vooraf opgestelde in- en exclusiecriteria. De resultaten zijn gescreend op titel, abstract en volledige tekst. Vervolgens is de methodologische kwaliteit van de studies beoordeeld. De kenmerken van de geïncludeerde studies en de bevindingen uit de studies zijn in evidence tabellen weergegeven. De resultaten zijn beschrijvend geanalyseerd. 

Resultaten

De procedure voor het screenen en selecteren van de studies bracht de 614 zoekresultaten terug naar 18 unieke onderzoeken. Het gaat om 16 case studies, één cross-sectioneel onderzoek en één klinische trial. Het cross-sectioneel onderzoek en de klinische trial beschrijven beide een patch test op behandelgroepen waarmee getest is op allergische reacties.

In de literatuur wordt het merk ‘Colgate Total’ het vaakst genoemd met een bijwerking. Daarnaast worden de ingrediënten triclosan en menthol meerdere keren benoemd met een bijwerking. Ook worden er andere ingrediënten benoemd die een allergische reactie kunnen veroorzaken, zoals:

  • Cassai-olie
  • Perubalsem
  • Natrium fluoride
  • Natrium lauryl sulfaat (SLS)
  • Pepermuntolie
  • Tin(fluoride)
  • Aminefluoride (olaflur)
  • Salvadore Persica
  • (Trans) anethol
  • Hydroperoxiden van limoneen
  • Cocamidopropyl betaïne
  • Propyleenglycol
  • Titaniumdioxide

De meest genoemde klinisch waarneembare verschijnselen zijn stomatitis en cheilitis. Ook komt dermatitis vaak voor in de literatuur.

Afstudeeronderzoek-Klinische-bijwerkingen-van-tandpasta-ingrediënten
Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Er kan door middel van dit systematisch literatuuronderzoek voorzichtig geconcludeerd worden dat cheilitis, stomatitis en dermatitis mogelijk zouden kunnen ontstaan door een tandpasta waarin bovenstaande ingrediënten zijn toegevoegd.

Afstudeeronderzoek | poster door:

Anouk Blik en Helia Treep, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere afstudeerprojecten van studenten Mondzorgkunde

Deze afstudeerprojecten werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de onderzoeken die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
suiker

Waarschuwingspictogrammen verminderen de aankoop van suikerhoudende dranken voor kinderen

Ouders zijn mogelijk minder geneigd om suikerhoudende dranken voor hun kinderen te kopen als de verpakking gezondheidswaarschuwingen in de vorm van een afbeelding bevatten. Volgens een onderzoek in PLOS Medicine zou dit dus een effectieve strategie kunnen zijn om kinderen minder suiker te laten consumeren.

Te veel suiker

In de VS drinken kinderen meer dan de aanbevolen hoeveelheid suikerhoudende dranken. Hierdoor lopen ze een hoog risico op een reeks gezondheidsproblemen, waaronder obesitas, cariës, diabetes type 2 en hartaandoeningen.

Vergelijkbaar met tabakswaarschuwingen

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat tekstwaarschuwingen de inname van dergelijke dranken door kinderen kunnen verminderen. Het was al bekende dat geïllustreerde waarschuwingen op tabaksproducten veelbelovend zijn voor het motiveren van gedragsverandering, maar weinig studies hebben picturale waarschuwingen voor suikerhoudende dranken onderzocht.

Neppe winkel

Wetenschappers uit de VS onderzochten daarom de impact van pictogrammen met waarschuwingen op de aankoop van suikerhoudende dranken door ouders voor hun kinderen in een setting die op een echte winkel leek. In totaal namen 325 ouders van kinderen tussen de 2 en 12 jaar deel aan het onderzoek. Van de 325 ouders identificeerde 25% zich als zwart en 20% als Spaans.

Drankje en snack

De onderzoekers wezen ouders willekeurig toe aan een interventie- of controlegroep. Vervolgens lieten ze de proefpersonen een winkeltaak voltooien waarin ze een drankje en een snack voor hun kind uitkozen in een nepwinkel. In de interventiegroep van het onderzoek vertoonden de suikerhoudende dranken afbeeldingen van gezondheidswaarschuwingen over diabetes type 2 en hartschade, terwijl in de controlegroep de suikerhoudende dranken een barcodelabel hadden.

Minder ongezonde keuzes

De waarschuwingen leidden tot een vermindering van 17 procentpunt in de aankoop van suikerhoudende dranken. Waar 45% van de ouders in de controlegroep een suikerhoudende drank voor hun kind kocht was dit 28% in de interventiegroep. Ook zorgden de afbeeldingen ervoor dat er drankjes met minder calorieën werden gekocht: 82 kcal versus 52 kcal.

Veranderingen in houding

De picturale gezondheidswaarschuwingen leidden ook tot veranderingen in de houding van de ouders. Ouders in de interventiegroep rapporteerden bijvoorbeeld lagere intenties om hun kind suikerhoudende dranken te schenken, meer het gevoel van controle over beslissingen over gezond eten te hebben, en meer na te denken over de schade van suikerhoudende dranken.

Veelbelovende optie

Volgens de auteurs zijn de beeldwaarschuwingen een veelbelovende optie om ouders minder suikerhoudende dranken voor kinderen te laten kopen. Implementatie ervan zou kunnen helpen om negatieve gezondheidsgevolgen van dergelijke dranken te verminderen.
“Toekomstige studies moeten de langetermijneffecten van waarschuwingslabels op de consumptie van suikerhoudende dranken door kinderen en de prevalentie van voedingsgerelateerde chronische ziekten evalueren”, zeggen de onderzoekers.

Bron:
PLOS Medicine

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
baby

Grotere overeenkomst in orale microbiota bij moeders en baby’s met flesvoeding dan bij borstvoeding

Baby’s die flesvoeding krijgen delen mogelijk meer van het orale microbioom van hun moeder dan baby’s die alleen borstvoeding krijgen, volgens onderzoek dat in mBio is gepubliceerd. Deze gegevens zouden het begrip van de vroege ontwikkeling van orale microbiota bij zuigelingen en de mogelijke associaties met orale microbiota-gerelateerde ziekten kunnen vergroten.

Complex microbieel ecosysteem

Talloze microben bewonen de menselijke mondholte en vormen een complex microbieel ecosysteem. Onderzoekers hebben er lang naar gestreefd om het verband tussen de diversiteit van microbiële gemeenschappen in de mondholte en de daarmee samenhangende menselijke ziekten te begrijpen. Het verband tussen de microbiota van moeder en baby biedt mogelijk inzicht in de vroegste connecties met ziektes later in het leven.

Overdracht tussen moeder en kind

Na de geboorte wordt de mondholte van een pasgeborenen continue blootgesteld aan bacteriën. Naar verluidt begint de vorming van de eigen orale microbiota van het kind binnen de eerste zes weken van het leven. Waar eerst Streptococcus-soorten domineren, diversifieert de orale microbiota zich met de leeftijd. Dan worden orale commensale bacteriën verworven, die over het algemeen worden gedetecteerd in de mondholte van volwassenen. In dit proces lijkt de orale microbiota van de moeder een belangrijke rol te spelen als de belangrijkste bron voor de baby.
De details van orale microbiële overdracht worden slecht begrepen vanwege de moeilijkheid om microben te volgen. Wanneer dit proces wordt opgehelderd kan dit mogelijk leiden tot het voorkomen van orale microbiota-gerelateerde ziekten. Onderzoekers van de Kyushu University in Japan richtten zich daarom op de overdracht van orale bacteriën van moeder op baby.

Tonguitstrijkjes

In de studie onderzochten de onderzoekers 892 tonguitstrijkjes die waren verzameld van 448 paren moeders en baby’s (217 mannen, 231 vrouwen) toen de baby’s vier maanden oud waren. Van elk monster werd de bacteriële samenstelling en amplicon-sequentievarianten (ASV’s) die tussen moeder en kind werden gedeeld bepaald. ASV verwijst naar een DNA-sequencingbenadering waarbij sequenties kunnen worden opgelost tot een nucleotideverschil in het DNA, waardoor een beeld met hoge resolutie wordt verkregen van de betrokken microbiële stammen.

Meeste baby’s krijgen bacteriën van moeder

De resultaten toonden aan dat de meeste baby’s orale bacteriën van hun biologische moeder kregen, zelfs op het niveau van één nucleotide. Het percentage gedeelde ASV’s varieerde sterk tussen de moeder-kindparen, variërend van bijna 0% gedeelde orale bacteriën tot bijna 100%, merkten de auteurs op.

Hogere kolonisatie bij flesvoeding

De kolonisatie van de orale bacteriën van een moeder was hoger bij zuigelingen die minstens deels flesvoeding kregen. Met andere woorden, de genetische samenstelling van die orale microbiota werd bij deze gevallen meer gedeeld tussen moeder en kind. Pasgeborenen die verwant waren aan hun moeder hadden ook een significant grotere hoeveelheid ASV’s dan baby’s die geen familie waren van hun moeder.

Twee hypothesen

De onderzoekers gaven twee hypothesen om de impact van de voedingsstijlen op het orale microbioom te verklaren. De eerste is dat beschermende factoren in moedermelk de van de moeder afkomstige orale bacteriële kolonisatie regelen. Een andere mogelijkheid is dat verschillen in substraten geleverd door moedermelk en flesvoeding het orale microbiotaprofiel van een baby beïnvloeden, denken ze.

Verder geen verschillen

Afgezien van de voedingsmethode vonden de onderzoekers geen verschillen in aanwezigheid van bacteriën tussen baby’s, kijkende naar het geslacht, de leeftijd of antibioticagebruik van het kind, of de bevallingsmethode. In toekomstige studies zijn ze van plan om dezelfde onderzoekspopulatie op te volgen tijdens de driejarige controles van de baby’s.

Nieuwe benaderingen ontwikkelen

De auteurs stelden dat door het volgen van de uitwisseling van microben tussen moeder en kind onderzoekers in staat zouden kunnen zijn om nieuwe benaderingen te ontwikkelen voor het ontwikkelen van gezonde orale microbiota.

Bron:

mBio

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Sociaal isolement gelinkt aan minder resterende tanden en versneld tandverlies

Sociaal isolement gelinkt aan minder resterende tanden en versneld tandverlies

Tandverlies weerspiegelt niet alleen de geschiedenis van mondaandoeningen en tandheelkundige zorg, blijkt uit een publicatie in Community Dentistry and Oral Epidemiology. Bij een onderzoek naar Chinese ouderen werd sociaal isolement geassocieerd met minder resterende tanden en versneld tandverlies.

Tandverlies bij ouderen

In 2010 misten ongeveer 158 miljoen mensen, of ongeveer 2,3% van de wereldbevolking, tanden, schreven de auteurs. Oudere volwassenen hebben meer kans op tandverlies, wat in verband is gebracht met cognitieve achteruitgang, verminderde fysieke functie en chronische aandoeningen. Bovendien kan een gebrek aan tanden de kwaliteit van leven van een persoon verminderen, wat van invloed is op spraak, zelfrespect en meer.

Sociaal isolement en eenzaamheid

Andere wereldwijde gezondheidsproblemen zijn onder meer sociaal isolement en eenzaamheid, en deze problemen treffen onevenredig veel oudere volwassenen. In de VS wordt ongeveer 24% van de thuiswonende volwassenen van 65 jaar en ouder als sociaal geïsoleerd beschouwd. Daarnaast voelt 29,8% van de oudere volwassenen in China zich eenzaam, volgens de auteurs.

Verband met gezondheid

Verschillende factoren kunnen sociaal isolement en gezondheid in verband brengen, waaronder fysiologische ontregeling en levensstijl. Mensen die eenzaam zijn, zijn bijvoorbeeld meer geneigd om te roken. Degenen die geen sociale interactie hebben, poetsen hun tanden misschien niet zo vaak of gaan niet zo vaak naar de tandarts, wat kan leiden tot tandverlies.

Onderzoek naar Chinese ouderen

Om het verband tussen tandverlies en sociaal isolement te onderzoeken gebruikten onderzoekers onder leiding van Ziang Qi van de University of New York de Chinese Longitudinal Health Longevity Survey. In totaal werden de gegevens geanalyseerd van 4.268 mensen van 65 jaar en ouder. De data werden gecorrigeerd voor sociodemografische en leefstijlfactoren, mondhygiënegedrag, fysieke en cognitieve gezondheid en eenzaamheid.

Minder tanden bij sociaal geïsoleerden

Mensen werden als sociaal geïsoleerd beschouwd als ze alleen woonden, niet getrouwd waren, niet deelnamen aan sociale activiteiten en geen sociale steun hadden. In totaal ging dit om ongeveer 28% van de deelnemers. Gemiddeld hadden sociaal geïsoleerde volwassenen 2,1 minder natuurlijke tanden en verloren tanden 1,4 keer zo vaak als degenen met sterkere sociale banden, schreven de onderzoekers. Eenzaamheid had hier geen verband mee.

Eerste studie

De auteurs denken dat dit de eerste studie is die gegevens van een nationaal representatieve groep gebruikt om te onderzoeken hoe sociaal isolement de mondgezondheid beïnvloedt. Een beperking van de studie is dat de deelnemers zelf hun aantal ontbrekende tanden en gezondheidsstatus rapporteerden.

Interventies ontwikkelen

Er moeten interventies en programma’s worden ontwikkeld die intergenerationele ondersteuning binnen gezinnen bevorderen en de sociale en sociale connecties van oudere volwassenen binnen gemeenschappen verbeteren, aldus de auteurs. “Het onderhouden en verbeteren van sociale contacten kan de mondgezondheid van Chinese oudere volwassenen ten goede komen”, concluderen ze.

Bron:
Community Dentistry and Oral Epidemiology

 

 

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Dental-365-kaakchirurg

Geen vroegtijdige uitstroom onder MKA-chirurgen en orthodontisten

Vijftien jaar na de opleiding is nog ongeveer 90% van de MKA-chirurgen en orthodontisten werkzaam in hun beroep. Van vroegtijdige uitstroom is dus geen sprake. Dit blijkt uit onderzoek van het Nivel in opdracht van het Capaciteitsorgaan.

De beroepsgroepen Mondziekten-, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA-chirurgie) en orthodontie zijn ongeveer even groot: in 2022 zijn zo’n 281 MKA-chirurgen en 291 orthodontisten werkzaam in Nederland. De meeste afgestudeerde MKA-chirurgen en orthodontisten gaan na hun opleiding werken in hun beroep en blijven dit relatief lang doen.

Lange opleiding

MKA-chirurgen hebben een lange basis- en vervolgopleiding achter de rug. Bijna allemaal kiezen zij dan ook voor het vak waarin zij zijn opgeleid en blijven relatief lang werkzaam in het beroep. Dit laatste geldt overigens ook voor de orthodontisten. Vijftien jaar na de opleiding is nog zo’n 90% van de MKA-chirurgen en orthodontisten werkzaam in hun sector.

Verwachte uitstroom 30% tot 40% in de komende tien jaar

De verwachting is dat ongeveer een derde van de MKA-chirurgen de komende tien jaar zal uitstromen. Bij orthodontisten ligt dit op 40%, dus iets hoger. Het verschil heeft te maken de leeftijdsopbouw. In beide groepen zullen er aanzienlijk minder vrouwen dan mannen uitstromen. De reden hiervoor is dat deze beroepen vroeger in meerderheid door mannen werden uitgeoefend. Steeds meer vrouwen volgen de opleiding. Zij zijn gemiddeld wat jonger dan hun mannelijke collega’s.

Aantal uren werk

Driekwart van de MKA-chirurgen en orthodontisten verwacht evenveel uren te blijven werken.

Bron:
Nivel

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Kindertandbederf

Gewoon gaaf & NRCT – maximaal communicatief, minimaal invasief

De wijze waarop wij als mondzorgprofessionals de preventie en behandeling van cariës bij jeugdigen aanpakken is aan verandering onderhevig. Dit wordt geïllustreerd door de recent verschenen klinische praktijkrichtlijn ‘Mondzorg voor Jeugdigen-Preventie en behandeling van cariës 2020’. Verslag van de lezing van Lina Jasulaityte over de wetenschappelijke basis en de dagelijkse praktijk van het Gewoon Gaaf-concept.

Kindertandheelkunde anno nu

“Een duurzaam en gaaf gebit voor zoveel mogelijk kinderen”, uit een enquêteonderzoek over mondzorg bij kinderen onder tandartsen, bleek dat dit het algemene doel was. Tandartsen gaven aan de volgende doelen te hebben:

  1. Goede zorg te willen leveren
  2. Werkelijk iets aan de gezondheid te willen bijdragen
  3. Het leveren van zinvol werk, werkplezier en blije, gezonde, niet-angstige patiënten

Waar staan we nu?

De mondgezondheid is in de in de periode sinds 2005 verbeterd en dit is grotendeels te verklaren door de toepassing van Gewoon Gaaf. Bij ongeveer 25% van de jonge kinderen is er sprake van cariës (in dentine) (Signalement Mondzorg, 2018). Onder deze groep vallen vaak kinderen met een laag sociaaleconomische-status (SES), een buitenlandse afkomst en een meer complexe achtergrond. Deze groep kunnen wij minder goed begrijpen en inleven in hun situatie is lastig, en hierdoor is gedragsverandering lastiger. Daar moeten we tijd voor nemen.

Traditionele tandheelkunde versus Gewoon Gaaf

De reden dat de traditionele strategie (boren en vullen) onvoldoende werkt, komt doordat cariës een ziekte is die afhankelijk is van gedrag. Met het boren en vullen van de caviteiten wordt de ziekte bij het kind niet gestopt, dit kan alleen door gedragsverandering.

Er zijn steeds meer praktijken die de methode Gewoon Gaaf toepassen. Uit de literatuur is gebleken dat caviteiten inactief kunnen worden zonder te vullen (Nyvad B, Fejerskov O. 1986; Mijan M et al. 2014; Hansen NV, Nyvad B. 2017). Bij de Gewoon Gaaf methode en de uitbreiding daarvan, het NRCT concept, ligt de focus op het stoppen van de cariës en het zo minimaal invasief mogelijk behandelen van caviteiten. Communicatie is hierin erg belangrijk, de ouders moeten zich er bewust van worden gemaakt dat alleen zij degenen zijn die de ziekte kunnen vertragen en stoppen.

De traditionele strategie (boren en restaureren) moet dus losgelaten worden omdat hierbij niet de ziekte maar alleen het symptoom aangepakt wordt. De nieuwe KIMO-richtlijn ‘Klinische Praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen’ is een hulpmiddel om cariës als ziekte aan te pakken.

Gedragsverandering

Om de Gewoon Gaaf methode en NRCT concept succesvol te laten zijn is er gedragsverandering nodig bij de ouders maar ook bij tandartsen. Wat zijn de valkuilen/struikelblokken? Hoe bereik je deze gedragsverandering?

Gedragsverandering bij ouders

  • Ouders zien ‘het vullen’ vaak als behandeling van de ziekte en worden daarom passief.
  • Het is belangrijk ouders te vertellen dat cariës een ziekte is en dat zij de enige zijn die deze ziekte kunnen stoppen.
  • Adviseren en informeren is onvoldoende om gedrag te veranderen, er is motiverende gespreksvoering nodig.
  • Bespreek ‘doe-het-zelfjes’. Ouders moeten betrokken worden omdat zij de belangrijkste behandelaars zijn van de cariës.

Gedragsverandering bij tandartsen

Voor veel tandartsen in het een drempel om over te stappen naar het NRCT concept. Redenen hiervoor zijn:

  • Het niet of minder invasief behandelen voelt minder vertrouwd.
  • Angst dat de situatie onbeheersbaar wordt.
  • Tandartsen zijn gevoelig voor het commentaar van andere collega’s.
  • Esthetische aspecten, bijvoorbeeld de donkere verkleuring door de behandeling van zilverdiaminefluoride.
  • Tandartsen werken onder tijdsdruk en moeten snel prestaties leveren, terwijl coaching, motiveren en ondersteunen in gedragsverandering meer tijd in beslag neemt.

Motiverende gespreksvoering

Er is dus gedragsverandering nodig. Tandartsen denken vaak (onterecht) dat het verschaffen van informatie tot gedragsverandering leidt. Er is meer nodig omdat veel patiënten snel vergeten wat er gezegd wordt. Daarnaast veranderen mensen alleen als ze dit zelf ook willen. Motiverende gespreksvoering is vanuit de wetenschap de meest effectieve manier om gedrag te veranderen.
De speerpunten van motivational interviewing:

  • Mensen raken vooral overtuigd van wat ze zichzelf horen zeggen.
  • Laat mensen zelf praten (stel vragen) en laat ze hun eigen ideeën uitspreken (luister).
  • Probeer ‘aha-momenten’ te initiëren en laat ouders zelf met oplossingen komen.
  • Wat mensen doen is vaak gebaseerd op gevoelens en overtuigingen.
  • Probeer te begrijpen waarom mensen bepaald gedrag laten zien en toon hier begrip voor. Veel gedrag komt voort vanuit onzekerheid en bezorgdheid. Door dit bespreekbaar te maken, kun je samen met de ouders tot een nieuwe oplossing komen. Een aantal voorbeelden:
    • Het geven van suiker/zoetigheid wordt in veel culturen gezien als het geven van liefde.
    • Sommige kinderen krijgen de hele nacht door borstvoeding omdat ouders bang zijn dat hun kind hongerlijdt.
    • Ouders willen hun kind geen ‘poetstrauma’ bezorgen en poetsen alleen als hun kind daar zin in heeft.
    • De gedachte dat fluoride slecht is voor je kind. Een ouder wil een kind natuurlijk geen slechte dingen geven.

Hoe geef je op een effectieve manier advies?

  • Biedt het in kleine hapjes aan.
  • Vraag eerst om toestemming (ongevraagd advies is als spam).
  • Vraag om toestemming – geef advies – vraag wat ze ervan vinden (sandwich).

Gewoon gaaf

Het Gewoon Gaaf principe is ontstaan in Denemarken. Erik Vermaire heeft dit principe onderzocht in Nederland en met zijn resultaten is de Gewoon Gaaf methode ontwikkeld.

Stappen richtlijn ‘gewoon gaaf’

  1. Onderzoek risicoprofiel
    Wordt het advies cariëspreventie gevolgd? Vraag wat ze nu al doen om de mond gezond te houden.
  2. Mondonderzoek
    Is er sprake van cariësactiviteit? Is er plaque aanwezig? Kijk in de mond en laat de ouder(s) meekijken.
  3. Oefening zelfzorg, plaque kleuren
    Laat de ouders actief meedoen. Het is belangrijk ouders te vertellen dat ze dwars op de tandboog moeten poetsen, met name bij doorbrekende zessen.
  4. Maak het begrijpelijk
    Leg het cariësproces uit aan de hand van plaatjes of spelletjes (zie ook KIMO-richtlijn ‘Klinische Praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen’)
  5. Verbetering zelfzorg
    Gebruik motiverende gespreksvoering en stel open vragen. Vraag of je mag vertellen.
  6. Bespreek de doelen met ouders
    Wat is haalbaar? Welke factoren (suikerinname, poetsgedrag, fluoride) kunnen er aangepakt worden?
  7. Noteer de bevindingen, obstakels en besproken doelen
  8. Bespreek het terugkom-interval
    Daarbij is het belangrijk dat je dit de ouders zelf laat bepalen.
  9. Evaluatie
    Bespreek tijdens een evaluatiebezoek wat er gelukt is, niet alleen qua resultaat maar waardeer ook de inspanning. Bespreek ook de obstakels en ga na of de doelen wel of niet te hoog waren. Het helpt om de communicatie te ondersturen met mond- en röntgenfoto’s.

KIMO-richtlijn

De nieuwe KIMO-richtlijn ‘Klinische Praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen’ laat zien dat het toepassen van NRCT, met ‘gewoon gaaf’ als basis, wordt aanbevolen als eerste stap bij kinderen met gecaviteerde laesies in het melkgebit.

Gecaviteerde laesie

De focus ligt op communicatie en het toepassen van beperkte middelen op elementsniveau (NRCT). Caviteiten moeten toegankelijk gemaakt worden voor goede reiniging.

  1. Overweeg de volgende behandelopties (of een combinatie daarvan):
    • Fluoridevernis totdat de laesie arrested is
    • Zilverdiaminefluoride
    • Afdekken caviteitsbodem met glasionomeercement
  2. Is NRCT niet toereikend? Overweeg een van de volgende behandelingen toe te passen:
    • Intensivering NRCT: motiverend gesprek, begeleiding, meer beperkte middelen op element niveau
    • Restauratie volgens minimaal invasieve tandheelkunde
    • Hall kroon

Niet-gecaviteerde laesie

Een caviteit is niet gecaviteerd wanneer er sprake is van een klinisch waarneembare doorschemering zonder klinisch waarneembaar defect in het glazuur. Op de röntgenfoto bevindt de caviteit zich in de buitenste een derde van het dentine. Er is voor deze laesies geen invasieve behandeling nodig, de foto’s moeten wel duidelijk besproken worden en de zelfzorg moet wel veranderd worden.

Wanneer wordt er nog wel voor een restauratie gekozen?

Een restauratie moet worden gezien als een noodgreep ter ondersteuning van gedragsverandering en wordt alleen gebruikt wanneer het niet anders kan. Een (minimaal invasieve) restauratie is sneller geïndiceerd bij:

  • Kinderen met een lage weerstand of medische problematiek
  • Situatie rondom het kind, gezinssituatie
  • Ernstige kokhalsneiging, spasticiteit, hard bijten, gedragsproblemen, beperkingen, psychische problematiek
  • Diepte, ontoegankelijkheid en activiteit van de laesie (grote kans op pijn en ontsteking)
  • Als het cariësproces ondanks alle maatregelen niet stopt
  • Voedselimpactie door verloren contactpunt

Lina Jasulaityte is tandarts pedodontoloog, afkomstig uit Litouwen waar zij in 1996 haar studie tandheelkunde en in 1997 kindertandheelkunde heeft afgerond. Na haar opleiding heeft zij als kindertandarts en docent gewerkt op de afdeling kindertandheelkunde aan Kaunas Medische Universiteit. In 2002 kwam Lina naar Nederland en in 2007 rondde zij haar studie af tot tandarts-pedodontoloog aan ACTA. In 2008 ging zij werken bij Jeugdtandzorg West in Den Haag. Daar behandelt Lina de moeilijkste verwezen gevallen. Het grootste deel van haar werk besteedt zij aan het motiveren en begeleiden van de ouders en kinderen. De Nexø methode leerde Lina al meer dan 25 jaar geleden in Litouwen en sindsdien past zij dat toe in de praktijk. Daarnaast komt haar kennis van pedagogiek en bewegingswetenschappen (universitair diploma in 1989) heel goed van pas. Geduld, enthousiasme en een positieve benadering kan de levens van de kinderen en ouders positief beïnvloeden.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Lina Jasulaityte tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
water - druppel

Onderhoud en beheer van water in tandheelkundige unit

Sinds 2016 is de waterkwaliteit van de mondzorgunit opgenomen in de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken. De heer Ton van der Meeren, Deskundige Veilige Drinkwaterinstallaties bij Brabant Water, krijgt regelmatig vragen over wat nodig is voor beheer van het drinkwater in de tandheelkundige unit en geeft een korte samenvatting.

Alles over beheer van drinkwaterinstallatie is terug te vinden in hoofdstuk 10 van de richtlijn waarin verwezen wordt naar de NEN 1006.
Van der Meeren vat kort samen wat nodig is voor beheer van het water in de unit.

Wekelijks verversen

“Installaties moeten worden gebruikt in overeenstemming met de ontwerpcondities, waarbij het uitgangspunt is dat de leidinginhoud ten minste wekelijks wordt ververst. Anders gezegd: wekelijks wordt gespoeld. Denk hierbij ook aan het spoelen van de leegstaande behandelkamers. Houd in de gehele installatie koud water koud (onder de 25 graden) en heet water heet (boven de 60 graden). Schakel bij twijfel aan de installatie altijd een adviseur/installateur in.”

Controle en onderhoud

Controle en onderhoud moet ten minste 1 maal per jaar worden uitgevoerd.

Wat moet precies worden gecontroleerd?

“In de leidingwaterinstallatie zijn diverse appendages opgenomen om:

  • terugstroming van (mogelijk verontreinigd) water te voorkomen;
  • het veilig functioneren van de installatie te waarborgen.

Terugstroombeveiligingen, zoals controleerbare keerkleppen, beluchters, onderbrekers en atmosferische onderbrekingen moeten jaarlijks worden gecontroleerd. Dit geldt ook voor procesbeveiligingstoestellen (voor het goed en veilig laten functioneren van de installatie), zoals ontlastkleppen, overstortventielen, failsafe voorzieningen, inlaatcombinaties (inclusief de geïntegreerde keerklep) en drukreduceertoestellen. Voor de wijze van controleren wordt verwezen naar de technische informatie van de fabrikant.

Niet-controleerbare keerkleppen die zijn geïntegreerd in tapkranen, thermostatische mengkranen en toestellen, moeten iedere tien jaar worden vervangen. De middelen voor het controleren (zoals o.a. manometers en temperatuurmeters) moeten jaarlijks op hun goede werking worden gecontroleerd.
In praktijken gaat het hierbij voornamelijk over autoclaven, DAC hoekstukreinigers, desinfectors, behandelstoelen enz.

Door wie?

“Controles van beveiligingstoestellen kunnen door een installateur worden gedaan. Kies voor een gerenommeerd bedrijf, wellicht heb je die al over de vloer voor bijvoorbeeld onderhoud aan CV/Dental assets.
Let bij het nemen van watermonsters altijd op de accreditatie van de monsternemer en het bedrijf. Bij een geaccrediteerd bedrijf kun je vertrouwen op het resultaat.”

Ton van der Meeren is Deskundige Veilige Drinkwaterinstallaties bij Brabant Water

Lees ook:
Waterkwaliteit in de mondzorgpraktijk: de huidige stand van zaken
Waterkwaliteit onderdeel van de WIP-richtlijn

 

 

Lees meer over: Praktijkhygiëne, Thema A-Z
Geld - rollen

1 miljoen euro voor sociale mondhygiënisten in België

In Juni 2022 startte in Gent een pilotproject met mondhygiënisten. Zij zijn medisch geschoold en gaan sociaal werker op pad in de wijken Nieuw Gent en Ledebergen, waar veel mensen wonen die minder te besteden hebben. Deze groepen mensen gaan vaak pas naar de tandarts wanneer ze pijn aan hun tanden krijgen, uit angst voor de kosten van een consult of controle. Dan is het vaak al te laat en moet de tandarts flink ingrijpen. Terwijl de problemen vaak verholpen hadden kunnen worden als deze mensen eerder hulp en advies kregen.

Groot succes

Er loopt nog een onderzoek van de Arteveldehogeschool en Universiteit Gent naar de resultaten van het pilotproject. Maar het project wordt nu al als een groot succes gevierd. De mondhygiënisten hielpen het afgelopen jaar meer dan 300 mensen. Dit waren vooral mensen met een laag inkomen, mensen die de taal niet goed spreken, jongeren en ouderen. Allemaal groepen die normaal gesproken minder vaak naar de tandarts gaan. En de reacties zijn enorm positief.

Extra geld

Het pilotproject in Gent werd gefinancierd vanuit een sociaal innovatiefonds, maar dat geld is ondertussen op. Daarom heeft de Vlaamse minister van Volksgezondheid besloten 1 miljoen euro extra toe te zeggen aan het Gentse project en soortgelijke projecten door heel België.

Met deze financiële impuls hoopt de minister nog meer mensen op een laagdrempelige manier te voorzien van hulp en advies bij een goede mondverzorging. Bovendien is de hoop dat meer mensen via de mondhygiënist de weg naar de tandarts vinden wanneer dat nodig is. Uiteindelijk hoopt de Vlaamse regering op deze manier de gezondheidskloof (tussen arm en rijk) te verkleinen.

Ook problemen in Nederland

Ook in Nederland zijn er steeds meer mensen die de tandarts meiden. EenVandaag bericht 1,5 miljoen Nederlanders niet naar de tandarts gaan omdat ze het niet kunnen betalen. RTL Nieuws meldt dat 1 op de 10 Nederlanders al twee jaar of langer niet naar de tandarts is geweest. De verwachting is dat door de inflatie van de afgelopen maanden alleen maar meer mensen een bezoek aan de tandarts overslaan uit angst voor de kosten.

Bron:
VRT

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z