Dyonne Broers

Dyonne Broers na bijna 30 jaar tandheelkunde: “Blijf over de grenzen van je eigen vak kijken”

Dyonne Broers heeft bijna 30 jaar in de tandheelkunde gewerkt. Ze werd specialist in het behandelen van patiënten met een verstandelijke of lichamelijke beperking, een tandartsfobie, of andere psychische aandoeningen. In juni 2022 maakte ze de switch naar een bestuursfunctie bij huisartsenposten. Wij blikken terug op haar carrière, bespreken haar promotieonderzoek en kijken vooruit naar de toekomst in 6 vragen.

1. Dyonne, hoe blik jij terug op 30 jaar in de tandheelkunde?

“Na bijna 30 jaar, waarvan de laatste 12 als bestuurder, kijk ik terug op een periode vol samenwerking en uitwisseling van kennis en ideeën. Vanuit de tandheelkunde heb ik altijd samenwerking gezocht met andere disciplines.

Wat me fascineerde was hoe je als tandarts de kwaliteit van je eigen vak kon verbeteren door samen te werken met andere disciplines. Daarnaast kan je ook andere zorgprofessionals iets leren over mondzorg. Het mooiste is nog: het is beter voor de patiënt als er kennisuitwisseling en samenwerking is tussen verschillen domeinen.”

2. Hoe heb jij het vak door de jaren heen zien veranderen?

“Veel dingen zijn beter geworden de afgelopen jaren. Er wordt tegenwoordig veel breder gekeken in de mondzorgwereld. Professionals nemen het hele lichaam en de geest in beschouwing, in plaats van alleen maar de mond. Daarnaast wordt er veel meer aandacht besteed aan het zoeken naar de oorzaak van een probleem en aan preventie.

Ook het leveren van maatwerk voor elke patiënt is iets dat in de loop der jaren is toegenomen. Studenten leren kritisch te kijken naar wat per patiënt de beste behandeling is en samen met de patiënt te besluiten welke aanpak gekozen wordt. Dat is echt beter dan toen ik begon.

Maar we zijn er nog niet. Het ‘shared decision making’ kan in mijn ogen nog verder verbeterd worden. In de praktijk merk ik vaak dat tandartsen of tandheelkunde-studenten onbewust behoorlijk sturend zijn. Ze doen een behandelvoorstel waarvan ze zelf denken dat dat het beste is voor de patiënt. Terwijl er meestal meer wegen zijn die naar Rome leiden. De patiënt kan zelf kiezen. Maar dan moet hij/zij wel goed, volledig, waardevrij en objectief geïnformeerd worden.”

3. Als je terugblikt op je eigen carrière, waar ben je dan het meest trots op?

“Op de kennis die ik via de opleidingen tandarts-gehandicaptenzorg en tandarts-angstbegeleiding heb kunnen delen. Vroeger leerde je met vallen en opstaan hoe je het best met deze bijzondere doelgroepen om kan gaan. Daar heb ik me vrijwel mijn hele carrière op toegelegd. Dat moest anders. Samen met anderen heb ik deze post-initiële opleidingen opgezet. Met supervisie, theoretische modules, onderzoek en masterclasses.

Daarnaast ben ik trots op mijn inzet voor beter gebruik van lachgassedatie binnen de mondzorg en de zorg. Daar worden grote stappen gemaakt.”

4. Waarom heb je besloten de tandheelkunde te verlaten?

“Na al die jaren in de tandheelkunde wilde ik mijn blik verruimen en de overstap naar de zorg maken. Het grootste deel van mijn carrière werkte ik vanuit de tandheelkunde al veel samen met andere zorgprofessionals en zorginstellingen. Dus voor mij is de stap naar bestuurder bij Huisartsenposten Rijnmond in Rotterdam logisch.

We hebben 5 Huisartsenposten waar huisartsen-spoedzorg wordt geleverd in de avond, nacht en het weekend. De zorg staat stevig onder druk, onder andere door een tekort aan personeel. De zorgvraag neemt toe, het aanbod neemt af. Dat brengt de nodige uitdagingen met zich mee. Gelukkig hebben we hardwerkende medewerkers, met een grote dosis flexibiliteit. Dat is in deze pittige tijden heel belangrijk!

Mijn passie is om samen met anderen de kwaliteit van zorg in Nederland de verbeteren. Zowel inhoudelijk als logistiek. En daarbij de veranderingen in het zorglandschap te volgen en te beÏnvloeden. Dat heb ik jaren gedaan. En dat blijf ik doen in mijn nieuwe functie.”

5. Je doet daarnaast veel onderzoek. Dit jaar is er nog een artikel over jouw onderzoek in JADA gepubliceerd. Waar doe je onderzoek naar?

“Ik doe onderzoek naar extractie op niet-tandheelkundige gronden. Als onderdeel van dat onderzoek heb ik samen met collega’s een vragenlijst-onderzoek gedaan onder tandartsen. Van de deelnemende tandartsen bleek bijna 70% in de afgelopen 3 jaar verzoeken om extractie op niet-tandheelkundige gronden te hebben gehad.

Het meest recente extractieverzoek op niet-tandheelkundige gronden bleek in bijna 50% van de gevallen een financiële reden te hebben. In bijna 30% was er sprake van een financiële en psychische reden en in zo’n 20% alleen een psychische reden (bijvoorbeeld een tandartsfobie). De meeste extractieverzoeken om niet-tandheelkundige redenen werden door de behandelaar gehonoreerd.

Lees hier het onderzoek van Dyonne terug in JADA

De dataverzameling van ons laatste onderzoek is ondertussen gereed. Ook daarover hopen we binnenkort een artikel te publiceren.”

6. Heb je nog een tip voor jonge mensen die aan de start van hun carrière in de tandheelkunde staan?

“Blijf over de grenzen van je eigen vak kijken door met anderen samen te werken. En kijk of je het leveren van zorg kunt combineren met bijvoorbeeld onderwijs, onderzoek of management. Op die manier zorg je voor kruisbestuiving en blijf je jezelf uitdagen.”

Dyonne Broers is tandarts en bestuurder bij Huisartsenposten Rijnmond in Rotterdam. Daarvoor was zij directeur zorg bij Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam.

 

 

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z, Werken met plezier
Casus: Tandheelkundige röntgenfoto toont zeldzame horizontaal geïmpacteerde molaren bij man

Casus: Tandheelkundige röntgenfoto toont zeldzame horizontaal geïmpacteerde molaren bij man

Bij een 20-jarige man werden zeldzame, identieke bilaterale horizontaal geïmpacteerde onderste molaren ontdekt op een routinematige tandheelkundige röntgenfoto. De vroege detectie leidde ertoe dat de molaren werden getrokken waardoor ernstige toekomstige complicaties werden vermeden, volgens een casusrapport in Cureus Journal of Medical Science.

Geïmpacteerde tanden vaak asymptomatisch

Geïmpacteerde tanden zijn een fenomeen waarbij de tand niet in de juiste positie door het tandvlees kan groeien. Mandibulaire en maxillaire derde kiezen zijn de meest getroffen tanden, volgens de auteurs op. Impactie kan optreden als gevolg van ruimtegebrek of een pathologische verandering die de typische tanduitbarsting kan verstoren. De geïmpacteerde kiezen kunnen onopgemerkt blijven omdat ze vaak asymptomatisch zijn.

Symmetrische horizontale impacties zijn zeldzaam

Bilaterale symmetrische impacties worden volgens de auteurs zelden gerapporteerd. Bijzonder zeldzaam zijn symmetrisch linguoverted geïmpacteerde bilaterale onderste derde molaren. Dit zijn horizontale impacties die oriënteren in de buccolinguale richting met een kroon die de wortel overlapt.

Routinematige röntgenfoto

In een casusrapport beschrijven de auteurs van Qassim University uit Saoedi Arabië hoe tijdens het routinematige tandartsbezoek van de man bilaterale geïmpacteerde mandibulaire derde molaren werden geïdentificeerd op een panoramische tandheelkundige röntgenfoto. De kiezen stonden dwars in de linguobuccale richting.

Bevestiging door CBCT-scan

Een CBCT-scan bevestigde dat de kiezen aan beide zijden in een linguobuccale richting waren gepositioneerd. Er waren geen pathologische bevindingen of symptomen. De geïmpacteerde tanden waren niet volledig gevormd en er was idiopathische osteosclerose in het tweede premolaargebied, schreven de auteurs. Na overleg met de clinicus werd de patiënt doorverwezen naar een centrum voor orale en maxillofaciale chirurgie om de geïmpacteerde tanden te laten trekken.

Extractie vaak beste behandelingsoptie

Omdat een geïmpacteerde tand in de loop van de tijd problemen kan veroorzaken, waaronder het verhogen van het risico op cysten, is extractie vaak de beste behandelingsoptie. Ook nemen postoperatieve complicaties toe met de leeftijd van de patiënt. Daarom moeten extracties, indien mogelijk, vóór de leeftijd van 25 worden gedaan.
Voor gevallen als deze raden de auteurs “ten zeerste aan om beide aangetaste tanden aan weerszijden van de onderkaak operatief te verwijderen om late complicaties te voorkomen”.

Bron:
Cureus Journal of Medical Science

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
verstandskies

9-jarige zet nieuw wereldrecord voor jongste persoon bij wie de verstandkies is getrokken

Ryan Scarpelli is de naam van de trotste nieuwe wereldrecordhouder. De Amerikaanse jongen ontdekte dat zijn verstandskies getrokken moest worden toen zijn orthodontist, Dr. Kelly Morgan, op een röntgenfoto zag dat hij een verstandskies had en een kies die op elkaar groeide.

De jongen werd doorverwezen naar kaakchirurg Dr. Craig Vigilante, die volgens het artikel van Guinness World Records bevestigde dat de kies moest worden getrokken om de andere tand goed door te laten komen.

Melktanden nog niet verloren

Nadat de jonge Ryan met succes de operatie had ondergaan, deed zijn moeder wat onderzoek. Zij wist haar zoon wel erg jong was voor het extraheren van een verstandkies. Toen de tand werd verwijderd, had Ryan nog niet eens al zijn melktanden verloren!

Uiteindelijk werden de vermoedens van de moeder bevestigd. Ryan ‘versloeg’ de vorige recordhouder met minder dan twee weken. In 2002 was Matthew Adams 9 jaar en 339 dagen oud toen zijn verstandskies werd getrokken.

Een nieuw record

Met 9 jaar en 327 dagen werd Ryan uitgeroepen tot ’s werelds nieuwe jongste persoon die de procedure onderging, volgens de website van Guinness World Records. En wat vind Ryan daar zelf van? “Het voelt heel goed en ik ben er trots op”, laat het kind weten aan Guinness World Records.

Andere records in de tandheelkunde

In de loop der jaren hebben verschillende mensen wereldrecords behaald met betrekking tot tandheelkunde. In februari 2020 bezat een tandarts in Georgië 3.000 tubetjes tandpasta, waarmee hij een wereldrecord vestigde voor de grootste collectie mondverzorgingsproducten.

Bron:
Guinness World Records

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Waarom houden kinderen niet van groenten

Waarom houden kinderen niet van groenten? Misschien komt het door hun speeksel

De afkeer van kinderen van sommige rauwe groenten, zoals broccoli en kool, kan verband houden met de speekselproductie van hoge niveaus van vluchtige zwavelverbindingen. Dat blijkt uit onderzoek dat op 22 september is gepubliceerd in de Journal of Agricultural and Food Chemistry.

Bovendien produceren kinderen en hun ouders vergelijkbare niveaus van de onaangename zwavelgeuren, wat aangeeft dat ze mogelijk orale microbiomen delen, schrijven de auteurs.

Groenten uit de kruisbloemenfamilie bevatten de verbinding S-methyl-L-cysteïnesulfoxide. Deze stof produceert een krachtige, zwavelachtige geur wanneer ze wordt geactiveerd. De orale microbiomen van sommige mensen produceren een enzym dat de stof activeert. Daarom vinden sommige mensen bepaalde groenten viezer dan andere mensen.

Eerdere studies hebben aangetoond dat volwassenen verschillende niveaus van dit enzym in hun speeksel hebben. Het is echter onduidelijk of kinderen ook verschillende niveaus van het enzym hebben en of dit hun voedselvoorkeuren beïnvloedt.

Onderzoeksresultaten

Om de primaire geur-actieve stoffen in rauwe en gestoomde bloemkool en broccoli te identificeren, gebruikten de onderzoekers gaschromatografie-olfactometrie-massaspectrometrie. Vervolgens vroegen ze 98 paar ouders en kinderen (leeftijd 6 t/m 8) om de belangrijkste geurverbindingen te beoordelen.

Dimethyltrisulfide was de minst geliefde geur van kinderen en volwassenen. De onderzoekers mengden vervolgens rauw bloemkoolpoeder met speekselmonsters en analyseerden de geproduceerde vluchtige stoffen.

Meestal hadden kinderen en hun ouders vergelijkbare niveaus van vluchtige zwavelproductie. Dat komt waarschijnlijk doordat ze vergelijkbare microbiomen hebben.

Kinderen van wie het speeksel grote hoeveelheden vluchtige zwavelverbindingen produceerde, hadden het meest een hekel aan rauwe groenten uit de kruisbloemenfamilie. Dit was echter niet het geval bij volwassenen, wat aangeeft dat ze de smaak na verloop van tijd kunnen verdragen.

Bron:
Journal of Agricultural and Food Chemistry

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
vrouw

Verband gevonden tussen mondgezondheid en emotioneel welzijn van vrouwen

De menopauze is een periode in het leven van een vrouw die wordt gekenmerkt door de permanente afwezigheid van menstruatie en gepaard gaat met significante veranderingen in de geslachtshormoonspiegels. De overgang naar de menopauze gaat vaak gepaard met fysiologische en psychologische veranderingen, zoals vasomotorische symptomen, slaap- en stemmingsstoornissen.

Postmenopauzale veranderingen hebben ook invloed op de intraorale weefsels, zoals het dunner worden van het mondslijmvlies, veranderingen in de mondflora en de afname van de alveolaire botmineraaldichtheid.

Onderzoekers veronderstellen daarom dat bepaalde psychosomatische eigenschappen vrouwen zouden kunnen markeren met een hoger risico op een slechte mondgezondheid voor of tijdens de menopauze.

Het doel van deze studie was om de relatie tussen klinische parodontale gezondheid en fysieke en emotionele symptomen te onderzoeken, zoals beoordeeld met behulp van de Women’s Health Questionnaire (WHQ), bij postmenopauzale vrouwen (PMW) in vergelijking met regelmatig menstruerende premenopauzale vrouwen (RMPW).

Methodologie

In totaal kregen 115 vrouwen (PMW, n = 56, gemiddelde leeftijd ± SD: 54 ± 5; RMPW, n = 59, gemiddelde leeftijd ± SD: 41 ± 4) een volledige medische evaluatie en een volledig mondeling examen. Allen vulden de gezondheidsvragenlijst voor vrouwen in om het emotionele en fysieke welzijn te meten. De bijbehorende waarden voor de botmineraaldichtheid (BMD) zijn ontleend aan de medische dossiers van de deelnemers.

Resultaten

Na correctie voor leeftijd was het tandverlies significant hoger in PMW dan in RMPW (3,88 ± 2,41 versus 2,14 ± 2,43, p <0,05). Er was geen significant verschil in de prevalentie van parodontitis tussen de twee groepen (PMW: 39,2%, RMPW: 32,2%, p> 0,05). De prevalentie van parodontitis in de PMW-groep was geassocieerd met minder dagelijkse poetsbeurten (p = 0,021).

Op basis van de WHQ hadden zowel PMW als RMPW met parodontitis hogere waarden voor “depressieve stemming” in vergelijking met parodontaal gezonde vrouwen (respectievelijk p = 0,06 en p = 0,038). De vrouwen die aangaven minder dagelijkse poetsbeurten te hebben gehad, hadden hogere scores voor depressieve stemming (p = 0,043).

Conclusies

De studie toont aan dat er een verband bestaat tussen het aantal ontbrekende tanden, een slecht emotioneel welzijn en de menopauze. Vrouwen met een voorgeschiedenis van parodontitis kunnen bijkomende emotionele problemen hebben, of vrouwen met een depressieve stemming kunnen vatbaarder zijn voor parodontitis.

De WHQ is van grote waarde bij het beoordelen van de psychosociale effecten van de menopauze bij vrouwen met een slechte mondgezondheid. Vanwege hun transversale ontwerp zijn de beschikbare gegevens mogelijk niet voldoende om de evolutie van de mondgezondheid tijdens de pre- en postmenopauze te begrijpen.

Er zijn meer vervolgonderzoeken nodig om de rol van de menopauze bij een slechte mondgezondheid te bevestigen of uit te sluiten.

Bron:
BMC Women’s Health

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Medicijnen, pillen

Medicijnen tegen brandend maagzuur zorgen mogelijk voor minder ernstige parodontitis

Protonpompremmers (proton pump inhibitors, PPI’s) die worden ingenomen voor zuurgerelateerde gastro-intestinale aandoeningen zoals brandend maagzuur kunnen mogelijk de ernst van parodontitis verminderen. Een studie die is gepubliceerd in Clinical and Experiment Dental Research concludeert dat na verder onderzoek PPi’s potentieel kunnen hebben als aanvulling op parodontale therapie.

Top 10 voorgeschreven medicijnen

Dergelijke medicijnen behoren tot de tien meest voorgeschreven medicijnen in de VS. Ze worden gebruikt voor de behandeling van aandoeningen zoals zure reflux, gastro-oesofageale refluxziekte (GERD), maagzweren en Barrett-slokdarm. PPI’s verminderen de maagzuursecretie en kunnen het darmmicrobioom veranderen en bot aantasten.

Ontsteking door microben

Parodontitis wordt gekenmerkt door microbe-geassocieerde gastheer-gemedieerde ontsteking die resulteert in het verlies van parodontale hechting. Omdat PPI’s het darmmicrobioom kunnen veranderen en bot kunnen beïnvloeden speculeerden onderzoekers van de School of Dental Medicine van de University at Buffalo dat deze medicijnen de ontwikkeling van tandvleesaandoeningen kunnen beïnvloeden.

Retrospectieve studie

Het doel van het onderzoek was om uit te vinden of er een relatie is tussen protonpompremmers en parodontitis. Hiervoor voerden ze een retrospectieve analyse uit met behulp van de patiëntendossiers van ongeveer 650 patiënten van een facultaire parodontale praktijk. De patiënten die in de uiteindelijke analyse waren opgenomen rookten niet en hadden geen diabetes of andere systemische aandoeningen zoals een niet-thyroïde auto-immuunziekte.

Sonderingsdiepten vergelijken

De onderzoekers vergeleken het aandeel verhoogde sonderingsdiepten tussen mensen die PPI’s gebruikten en degenen die dat niet deden. Het aandeel verhoogde sonderingsdiepten werd gebruikt om de ernst van parodontitis te meten. 28 personen gebruikten protonpumpremmers, 621 deden dit niet. Bij de PPI-groep had 14% van de tanden een sonderingsdiepte van 6 mm vergeleken met 24% voor de patiënten zonder deze medicatie. Wanneer naar een sonderingsdiepte van 5 mm werd gekeken waren deze percentages 27% voor PPI’ers en 40% voor niet-PPI’ers.

Verband tussen PPI en parodontitis

“De resultaten suggereren dat er minder tanden met verhoogde sonderingsdieptes voorkomen bij patiënten die PPI’s gebruiken, in vergelijking met patiënten die geen PPI’s gebruiken, wat de hypothese ondersteunt van een verband tussen PPI en parodontitis”, schreven de auteurs.

Geen gegevens over dosering

Beperkingen van de studie waren het retrospectieve ontwerp, een gebrek aan gegevens over de dosering van de medicijnen en het gebruik van zelfgerapporteerde informatie over de medicatie van patiënten.

Meer onderzoek gepland

Om de rol van protonpompremmers in de pathogenese van parodontitis op te helderen, zijn verschillende prospectieve studies, gerandomiseerde klinische onderzoeken en dierstudies in een laboratorium gepland of begonnen door de onderzoekers. Zo hopen ze erachter te komen waardoor PPI’s van invloed zijn op en mogelijk gebruikt kunnen worden bij de behandeling van parodontitis.

Potentiële aanvullende therapie

“Potentieel kan niet-chirurgische parodontale therapie in combinatie met kortdurend gebruik van PPI’s worden beschouwd als toekomstige aanvullende therapie die op een manier die vergelijkbaar is met het gebruik van NSAID’s [niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen] en lokale antimicrobiële toediening”, aldus de auteurs.

Bron:
Clinical and Experimental Dental Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Röntgen

Tandheelkundige röntgenfoto’s kunnen mogelijk helpen bij de diagnose van bruxisme

Patiënten die hun tanden knarsen vertonen significant vaker botaanhechting op panoramische tandheelkundige röntgenfoto’s, volgens een recente studie in BMC Oral Health. Radiologisch gediagnosticeerde botappositie kan daarom mogelijk dienen als een indicatie of bevestiging van bruxisme.

Veelvoorkomende aandoening

Bruxisme is een veelvoorkomende aandoening bij volwassenen met een geschatte prevalentie van ongeveer 30% bij wakkere en 15% bij slapende mensen. Aanhoudend bruxisme kan klinische gevolgen hebben door het risico op het ontwikkelen van bijvoorbeeld tandslijtage, pijn in de kauwspieren of kaakgewrichten, en verplaatsing van de anterieure schijf.

Diagnose gebaseerd op zelfrapportage

Huidige strategieën voor het beoordelen van de aanwezigheid van de aandoening zijn gebaseerd op zelfrapportages van patiënten, klinisch onderzoek en instrumentele strategieën, zoals elektromyografische opnames. Samen vormen ze een beoordelingssysteem met een toenemende kans op een geldige diagnose. Instrumentele procedures zijn echter minder vaak beschikbaar en kosten meer tijd en geld. Vanwege deze beperkingen zou het nuttig zijn om alternatieve methoden te hebben om bruxisme te diagnosticeren.

Botveranderingen op röntgenfoto’s

Het hoofddoel van dit onderzoek van het Universitair Centrum voor Tandheelkunde in Basel was om op panoramische röntgenfoto’s de prevalentie van macroscopisch zichtbare benige veranderingen in de kaak van bruxismepatiënten vast te stellen. Hiervoor onderzochten de auteurs 200 röntgenfoto’s. De helft van deze afbeeldingen was van volwassenen bij wie bruxisme was vastgesteld, de andere helft van kinderen tussen de 12 en 18 jaar oud. Kinderen werden gebruikt als controlegroep omdat verwacht werd dat hun mond geen tekenen van botaanhechting zou vertonen.

Botappositie bij helft van bruxismepatiënten

Bij 95 mandibulaire hoeken van 59 volwassenen (47,5%) werden botveranderingen gevonden. Hoewel de mate van appositie varieerde, had bijna twee derde van deze patiënten bilaterale benige veranderingen. Op twee bekeken onderkaakhoeken na ging elke botaanhechting gepaard met een richtingsverandering van de bijbehorende onderkaakhoek. Zoals verwacht waren er geen benige veranderingen te zien op de röntgenfoto’s van de kinderen, schreven de auteurs.

Functionele aanpassing

Wanneer tandheelkundige röntgenfoto’s benige veranderingen vertonen bij de onderkaakhoeken van de patiënt, moeten de veranderingen worden geïnterpreteerd als een functionele aanpassing aan de langdurige verhoogde belasting die optreedt wanneer de kaaksluitende spieren samentrekken als gevolg van bruxisme, leggen ze de resultaten uit.

Precieze locatie niet duidelijk

Vanwege het sommatie-effect van panoramische röntgenfoto’s kon de precieze locatie van de apposities niet worden gedefinieerd. Hoewel dit een beperking van de bevindingen is, was het ontbreken van de locatie van de benige veranderingen niet relevant voor deze studie, schreven ze.

Meer leeftijdsgroepen vergelijken

Op basis van de data zou men ook kunnen concluderen dat het verschil in prevalentie van botappositie tussen de groepen een leeftijdseffect is. Dit is echter in tegenspraak met klinische observaties, volgens de auteurs. Desalniettemin zou een vergelijking van op leeftijd afgestemde groepen bruxismepatiënten en mensen zonder bruxisme nuttig zijn.

Indicatie van bruxisme

Dit wordt verondersteld de eerste studie te zijn die morfologische veranderingen onderzoekt bij mensen met en zonder bruxisme Gebaseerd op de resultaten is het mogelijk dat “radiologisch gediagnosticeerde botaanhechting kan dienen als een indicatie of bevestiging van bruxisme”, concluderen de auteurs.

Bron:
BMC Oral Health

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
kaakpijn

Laserbehandeling vermindert pijn na extractie- en implantaatoperaties

Low level lasers verminderden de pijn na extractie- en implantaatoperaties in twee blinde gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep. De artikelen werden gepubliceerd in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery en het Journal of Photochemistry and Photobiology.

Medicijnen met bijwerkingen

Tandextractieprocedures kunnen ongemak voor de patiënt veroorzaken. Tot de meest gemelde symptomen behoren pijn, oedeem en moeite met het openen van de mond tijdens de postoperatieve periode. Er zijn medicijnen beschikbaar om het ongemak te verminderen, maar zoals alle medicijnen komen deze met bijwerkingen.

Fotobiomodulatietherapie

Een alternatief om ontstekingsprocessen beter onder controle te houden is fotobiomodulatietherapie (PBM) door een laser met laag vermogen. PBM veroorzaakt veranderingen in cellen die weefselgenezing kunnen bevorderen volgens het concept van biomodulatie. Er is echter nog geen consensus in de literatuur over de protocollen en succespercentages van de therapie.

Effect van laser op pijn

Twee groepen wetenschappers onderzochten daarom het effect gebruik van een laser op pijn na de procedure bij tandheelkundige patiënten. Een groep uit Brazilië gebruikte een rode laser met lage intensiteit bij patiënten met een geplande extractie van de derde molaar.

Split-mouth trial

Dertien patiënten werden gerekruteerd voor een split-mouth trial. De patiënten waren allemaal jong en gezond met mandibulaire derde molaren die moesten worden verwijderd. Er zaten 21 dagen tussen de extractie van de linker- en rechtermolaar. De deelnemers werden willekeurig toegewezen aan een PBM-behandeling aan de ene kant van hun mond en een placebobehandeling met rood licht aan de andere. De therapie werd uitgevoerd met een diodelaser met een golflengte van 810 nm en duurde zes seconden.

Minder pijn bij lasertherapie

De patiënten rapporteerden significant minder pijn bij de lasertherapie. Ook werd zwelling beter onder controle gehouden en konden patiënten hun mond iets verder openen na de behandeling. De auteurs schrijven daarom dat PBM-therapie “kan worden beschouwd als adjuvante therapie voor de extractie van derde molaren”.

Pijn na implantaten

De andere studie vergeleek de effecten van lasers met verschillende intensiteiten bij implantaatpatiënten. De onderzoekers uit Iran rekruteerden 21 gezonde patiënten met een mediane leeftijd van 47 jaar die 42 implantaten nodig hadden. De mandibulaire implantaten aan de linker- en rechterkant werden in één sessie uitgevoerd. Wederom kregen de patiënten willekeurig lasertherapie aan de ene kant en een placebobehandeling aan de andere kant.

Verschillende intensiteiten

De PBM-therapie omvatte het gebruik van een diodelaser op de buccale, occlusale en linguale zijde van de implantaatgebieden. Eerst werd een straal van 660 nm met lagere intensiteit gebruikt gedurende 200 s om oppervlakteweefsels aan te pakken, gevolgd door een straal van 810 nm met een hogere intensiteit om de diepere weefsels te gebruiken. De behandeling werd op de dag van de operatie uitgevoerd en twee dagen later herhaald.

Significante verbetering

Zowel 3, 7 en 14 dagen en 12, 24 en 72 uur na de operatie vertoonde de laserzijde een “significante verbetering in [achtereenvolgend] wondgenezing en pijnverlichting” vergeleken met de andere kant. “Daarom kan PBMT [PBM-therapie] de wondgenezing verbeteren en pijn verlichten na een tandheelkundige implantaatoperatie”, schrijven de auteurs.
Doordat het aantal patiënten laag was en de variatie aan mogelijkheden wat betreft laser en procedure, zouden toekomstige studies kunnen worden uitgevoerd om de techniek te optimaliseren.

Bronnen:
Oral and Maxillofacial Surgery

Journal of Photochemistry and Photobiology

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
De toekomst van de preventieassistent

De toekomst van de preventieassistent

Over preventieassistenten wordt veel gepraat maar een stuk minder mét hen. Hierdoor kunnen er beslissingen vallen die hen betreffen zonder dat zij daadwerkelijk geconsulteerd zijn. Een van de vragen die er zijn: Wat is nu precies de deskundigheid van dit beroep binnen de mondzorg? Het is een vrij beroep en dus geen beroep met titelbescherming. Dat terwijl de meeste medische beroepen zijn beschermd. Voert de preventieassistent zoals we die kennen medische handelingen uit? Moeten zij bekwaam zijn voor hun handelingen en wie beslist dat zij bekwaam zijn?

Risicovolle handelingen

Op dit moment ligt er voor de mondzorg niet vast welke handelingen risicovol zijn. Dit zou u vreemd kunnen vinden gezien deze binnen andere zorgdomeinen wel zijn vastgelegd. Risicovolle handelingen zijn handelingen waarbij een onbekwaam persoon schade zou kunnen aanrichten of er door onzorgvuldigheid schade bij de consument zou kunnen optreden. In principe gelden voor risicovolle handelingen dezelfde regels als bij voorbehouden handelingen. Dat betekent dat er sprake moet zijn van opdracht van iemand die opdracht mag verlenen, er tussenkomst gegarandeerd is van deze persoon en de uitvoerende preventieassistent bekwaam is. De opdracht zal per patiënt moeten worden verstrekt en daarnaast schriftelijk vastgelegd moeten worden in een protocol.

Bekwaam

Wat is bekwaam nu eigenlijk? Als men googelt, komt men diverse definities tegen zoals deze twee:
Iemand is bekwaam als hij:

  • de handeling, vaardigheid beheerst
  • de kennis heeft en weet waarover hij het heeft
  • de risico’s en gevolgen van de handeling kan benoemen
  • kan reageren op onvoorziene situaties
  • kan aantonen dat hij de handeling nog met regelmaat uitvoert

Een zorgverlener is bekwaam als diegene kennis heeft over de handeling en bijkomende activiteiten – zoals beslissen en informeren -, de technieken, het doel, de anatomie, de risico’s, voor- en nazorg en eventuele complicaties en dit alles goed uitvoert.

Op de site van de KNMT staat:
“In de Wet BIG wordt geen invulling gegeven aan het begrip ‘bekwaam’. Dat laat de wetgever over aan de tandarts die de opdracht geeft en de tandartsassistent die de opdracht krijgt. Uit een aantal tuchtrechtelijke uitspraken volgt dat de opdrachtgevend tandarts zich dient te overtuigen van de bekwaamheid van de tandartsassistent.”

In het NTVT in het artikel van Brands van 2016 is genoemd: “Bekwaamheid kan worden gedefinieerd als: het bezitten van voldoende kennis en vaardigheden om een behandeling volgens de regelen der kunst en als een goed hulpverlener uit te voeren. Waarbij dan verwezen kan worden naar art. 7:453 Burgerlijk Wetboek, het wetsartikel over de professionele standaard. Dit artikel wordt wel de kern van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) genoemd. Het begrip bekwaamheid is op te splitsen in de deskundigheid (voldoende opleiding), bekwaam handelen (volgens de professionele standaard) en voldoende ervaring. In tegenstelling tot de later te bespreken eis van bevoegdheid geldt de bekwaamheid als eis voor alle medisch-tandheelkundige handelingen.”

Onderwijs

Volgens de circulaire van 2009 die nog steeds geldt, is iemand bekwaam als er tenminste toezicht van een externe docent is geweest: “De belangrijkste eis die de wet BIG stelt, is dat men bekwaam is. Deze eis geldt zowel voor de niet‐voorbehouden handelingen als voor de voorbehouden handelingen. Het is goed te weten dat de hulpverlener in principe aan moet tonen dat hij bekwaam is om een bepaalde handeling te doen. Soms kan dan gewezen worden op een bepaalde gereguleerde opleiding, bijvoorbeeld die tot mondhygiënist, tandprotheticus of tandarts (art. 20 en 34 BIG). Het is natuurlijk ook mogelijk om bepaalde competenties te verwerven door middel van niet-centraal gereguleerde opleidingen. In het laatste geval kost het meer moeite het vereiste niveau van bekwaamheid aan te tonen. Dit geldt met name als een tandarts een andere hulpverlener zelf opgeleid heeft. De Inspectie voor de Gezondheidszorg gaat er op basis van jurisprudentie vanuit, dat opleiding uitsluitend door de tandarts alleen acceptabel is als er toezicht is door derden (professionals in het opleidingscircuit) op de opleiding (IGZ 2008, RTC Amsterdam, 04/107T). Uiteraard is jurisprudentie flexibel, dat wil zeggen dat nieuwe jurisprudentie op dit punt ook nieuwe inzichten met zich mee kan brengen over de eisen die aan niet‐gereguleerde opleidingen gesteld kunnen worden.”

Grijs gebied

De meeste preventieassistenten in Nederland zijn opgeleid door een commercieel cursusbureau. Zij worden niet opgeleid om zelfstandig te werken. Wel zouden zij zelfstandige handelingen kunnen uitvoeren bij behandelingen op gebied van preventie. De KNMT spreekt van bijscholing door geaccrediteerde cursussen. De eisen waaraan deze cursussen moeten voldoen zijn door het Register Preventieassistenten.opgesteld. Echter is dit niet bindend. Het staat vrij om de assistent (met of zonder ervaring of met of zonder MBO-diploma) op een andere manier op te leiden. De door de KNMT genoemde taken zijn ook anders dan de door het Register gevraagde toetsonderdelen.

Dan is er nog het ABC waarbij een bepaald cursusbureau niet schuwt om de woorden ‘Mondhygiënist Light’ in de mond te nemen. NVM-mondhygienisten heeft laten blijken niks te voelen voor de paro-assistent. Een gedeelte van hun studentleden werkt echter wel als (paro)preventieassistent.

Helderheid

In de rapportage Onderzoek naar voorbehouden handelingen en toelating beroepen in de wet BIG is opgenomen:
Rondom zelfstandige bevoegdheid en voorbehouden handelingen speelt ook de discussie over het vastleggen van bekwaamheden een rol. De commissie Gevers constateerde in 2009 dat meer aandacht nodig was voor de bekwaamheidseis in beleid, toezicht en hulpverleningspraktijk, omdat het een integraal deel van de regeling voorbehouden handelingen is en destijds te weinig aandacht kreeg. Bij de tweede evaluatie van de Wet BIG was deze aandacht al meer aanwezig en bleek dat instellingen steeds vaker zelf beleid maken waarin bijvoorbeeld is geregeld hoe de bekwaamheden moeten worden bepaald. De zorgaanbieders hebben door de tijd heen een steeds grotere rol gekregen bij (het toezicht op) de bekwaamheid van beroepsbeoefenaren. Zowel in de tweede evaluatie van de Wet BIG als in het rapport van de RVS wordt voorts in relatie tot bekwaamheden gesproken over het vastleggen van competenties. In de evaluatie van de Wet BIG wordt voorgesteld dat zorginstellingen een overzicht creëren in de bekwaamheden van opdrachtnemers (zorginstellingen hebben nu ook al een rol bij de uitwerking van de opdrachtregeling in protocollen).In het rapport van RVS wordt nog een stap verdergegaan en wordt voorgesteld een register van bekwaamheden in te richten. Dat leidt echter tot een uitgebreide wijze van regulering waarvan het maar de vraag is of die haalbaar en uitvoerbaar is. Het zal bijvoorbeeld kunnen leiden tot een omvattend systeem van registraties, met aanzienlijke administratieve lasten.

Op dit moment vinden er gesprekken plaats met de beroepsverenigingen en bespreken zij met partijen als IGJ wanneer in de mondzorg nu daadwerkelijk iemand bekwaam is. Welke scholing is nodig voor welke taak? De wet BIG – zoals hij er nu uitziet – wordt zorgbreed bediscussieerd bij VWS. De B van Bekwaam wordt hierbij genoemd. Met name onder verpleegkundigen die zowel MBO als HBO geschoold kunnen zijn, bracht dit veel weerstand. Sindsdien is het stil rond de plannen voor BIG II. Men zal terug naar de tekentafel moeten, want er wordt aardig op de deur geklopt door zorgberoepen die graag onder artikel 3 van BIG komen: Momenteel heeft ongeveer de helft van de anesthesiemedewerkers en operatieassistenten een verpleegkundige vooropleiding. Zij staan in het BIG-register en mogen een beschermde verpleegkundige titel voeren. De andere helft mag dit niet, ook al zouden ze dezelfde competenties hebben en hetzelfde werk doen.
Diverse beroepsorganisaties spreken van een ‘weeffout’ in het huidige zorgstelsel. Remko ter Riet, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers (NVAM): “Dagelijks worden voorbehouden handelingen, al dan niet geprotocolleerd, zelfstandig uitgevoerd door operatieassistenten en anesthesiemedewerkers. Dit gebeurt zonder tussenkomst of bijzijn van een arts, zonder dat dit goed is vastgelegd in de Wet BIG. Dit is een onwenselijke en wettelijk onjuiste situatie en dient hersteld te worden, met name in het belang van de patiënt”.

Afvaardiging

Frappant is dat er bij de gesprekken tussen beroepsverenigingen in de mondzorg en stakeholders geen afvaardiging is vanuit de preventieassistenten. Zij zijn namelijk niet georganiseerd tot bijvoorbeeld een beroepsvereniging. Het Register Preventieassistent is wel in gesprek maar ook zij zijn geen belangenvereniging voor de preventieassistent zelf. Ondertussen wordt er hevig ingevuld wat preventieassistenten zouden willen doen en hoe ze dit zouden willen doen. Zo leidt dit onderwerp tot hevige discussies op Mondzorgforum waar preventieassistenten in de minderheid zijn. Al gauw verwijten mondhygiënisten hen en ook tandartsen grenzeloos te zijn en maakt men zich ongerust over de geboden kwaliteit. Er lijken nogal wat vooroordelen over elkaar te zijn waardoor deze onaangename vorm van discussiëren op dit forum is platgelegd.

Enquête onder preventieassistenten

Hoog tijd om dus met de preventieassistent zelf in gesprek te gaan of op zijn minst te peilen wat ze van bepaalde onderwerpen vinden. Er werd daarom in mei onder de preventieassistenten een enquête uitgezet. Zelfs het uitzetten van deze enquête leidde al tot enige heftigheid.

De enquête werd 258 keer ingevuld. 5% gaf aan voortgezet onderwijs als hoogst genoten opleiding te hebben gehad. Het kleinste deel (2%) had universiteit genoten. Het is geen verrassing dat het grootste deel (bijna driekwart) MBO heeft genoten. 17% heeft HBO gestudeerd en 3% noemt zichzelf student.

Werkgeluk

Slechts 2% geeft aan niet gelukkig te zijn met het werk. 24% is enigszins gelukkig, 47% behoorlijk gelukkig en 29% is ontzettend gelukkig met het werk. Om personeel binnen te houden is de ruimte voor ontwikkeling van medewerkers belangrijk. Mensen met voldoende uitdaging blijven doorgaans langer in de praktijk werken. Het is daarom aannemelijk dat als de assistent bijgeschoold wordt tot preventieassistent er een hogere kans is dat hij in de praktijk die deze scholing mogelijk maakte, zal blijven werken. In de meeste gevallen wilde de preventieassistent zelf dit werk gaan doen. Slechts 8% geeft aan dat het puur de wens van de werkgever/praktijkeigenaar was. Helaas vond 5% de scholing tot preventieassistent zwaar onvoldoende en 11% onvoldoende. 7% had hier geen mening over.

Dieper dan 5 mm

Gezien de ABC-structuur en de hevige discussies rondom de ervaring dat (paro)preventieassistenten pockets zouden reinigen die dieper dan 5 mm zijn, werd gevraagd of de preventieassistent zelf vindt dat dit zou moeten kunnen.

  • 23% vindt dat dit absoluut niet zou mogen kunnen.
  • 26% zegt dat dit in principe niet zou moeten kunnen, maar dat er uitzonderingen zijn. Hierbij kan gedacht worden aan patiënten die aangegeven hebben geen uitgebreide behandeling te willen of deze niet te kunnen betalen maar ook niet hun gebit kwijt willen. Hierbij wordt er dan grofweg sub verwijderd waarbij de patiënt op de hoogte is van de risico’s. Ook kan gedacht worden aan een pseudopocket van 6mm terwijl de rest van het gebit gezond is.

Wat exact nog meer als uitzondering kan worden gezien, zou nog in een kwalitatief onderzoek uitgevraagd kunnen worden.

  • 36% vindt dat dit mogelijk moet zijn als hiervoor een cursus is gevolgd.
  • 3% geeft aan dat dit alleen kan als de preventieassistent een Tandheelkunde of Mondzorgkunde student is.
  • 10% geeft aan dat dit kan als de tandarts aangeeft dat het moet en kan. Reden hiervan kan zijn dat wordt gedacht dat de mate van bekwaamheid van de preventieassistent enkel en alleen door de tandarts wordt bepaald.

Er zouden nog andere opties bedacht kunnen worden als antwoord. Deze vraag dwong een van deze antwoorden aan te kruisen. Wellicht zou deze vraag verder uitgediept kunnen worden.

Opleidingsniveau

Op vraag “Zou de cursus Preventieassistent een erkende MBO-opleiding moeten worden?”, zei 17% “Nee.” 76 % antwoordde bevestigend en de rest had geen mening.

Risicovol?

Vervolgens werd deze vraag gesteld: “Bevat het werk van preventieassistent ‘risicovolle handelingen’? Dit zijn handelingen waarbij door een onbekwaam persoon of door onzorgvuldigheid schade bij de patiënt zou kunnen ontstaan.”

  • 75% bevestigde dit en 7% had hierover geen mening.

Vertegenwoordiging

De vraag “Zou u een eigen beroepsvereniging wensen die de belangen van preventieassistenten steunt?”, kreeg de volgende antwoorden:

  • Ja (79%)
  • Nee (11%)
  • Geen mening (10%)
    Een groep hiervan gaf aan te willen helpen bij het opzetten van deze vereniging. Zij lieten hun mailadres achter en zijn met elkaar in contact gebracht.

Uitnodiging tot nader onderzoek

Helaas is onbekend hoeveel van de respondenten daadwerkelijk de bijscholing Preventieassistent hebben gevolgd. Deze enquête is geen wetenschappelijke enquête en wellicht een kleine aanmoediging tot nader onderzoek en tot het aangaan van een gelijkwaardig en constructief gesprek.

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

 

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z

Tennisser Sem Verbeek: “Ik weet zeker dat een slechte mondgezondheid het presteren belemmert”

Interview met toptennisser Sem Verbeek over o.a. mondgezondheid en sport, door mondhygiënist Jolanda Gortzak. Dit in het kader van het project “Sport Fit met een Gezond Gebit” met als doel het creëren van bewustwording over de psychologie van mondgezondheid in relatie tot algehele gezondheid en mondgezondheidsgedrag, bij (top)sporters en hun paramedische team.

Wie is Sem Verbeek?

Sem Verbeek is  een professionele linkshandige tennisser van 28 jaar die 135ste  op de wereldranglijst van het dubbelspel staat. Hij is geboren en opgegroeid in Amsterdam. Als 14 jarige besloot Sem na een tenniskamp in Florida om daar zijn middelbare school af te maken. Daarna ging hij studeren aan de University of the Pacific vanwege het Amerikaanse topsportklimaat, alwaar hij summa cum laude afstudeerde op Health and Exercise Science. Elke dag stond Sem om zes uur ‘s ochtends al in de sportschool te trainen om vervolgens 4 uur colleges te volgen. In de middag was hij weer op de tennisbaan te vinden om te werken aan zijn service, forehand en smash. De dag werd afgesloten met studeren in de bibliotheek. Onze wegen kruisten elkaar via zijn zusje en omdat Sem geïnteresseerd is in de geneeskunde, was ik benieuwd naar zijn ervaringen als topsporter met de mondgezondheid en de relatie met de algehele gezondheid.

Hoe is je liefde voor het tennissen ontstaan?

“Ik ben begonnen met voetballen. Mijn moeder speelde tennis bij tennisclub Kattenlaan in het Vondelpark. Via haar ben ik op de tennisbaan beland en op mijn twaalfde ben ik gestopt met voetballen en ben ik alleen gaan tennissen omdat het anders teveel zou zijn in combinatie met de middelbare school”.

Hoe is het proces gegaan om van recreatief sporter topsporter te worden?

“Na 4 jaar studeren en het spelen van wedstrijden voor het tennisteam van de universiteit langs de hele westkust van Amerika en Hawaï stond ik op een kruispunt om als professional verder te gaan of om mijn passie voor de geneeskunde te volgen. In overleg met mijn ouders en coach was dit het moment dat ik tegen mijzelf zei: “Ik geef mijzelf vier jaar om professional te worden, anders word ik sportarts”. “Via crowdfunding, gratis trainingen door mijn trainer van de universiteit en verblijf bij gastgezinnen, familie en vrienden tijdens wedstrijden kon ik mijn kosten laag houden. Ik maakte grote sprongen op de wereldranglijst. Uiteindelijk kwam ik via een sponsor, die alles voor mij vergoedde, bij een trainingsweek in Melbourne. Ik kon niet geloven dat ik ooit mocht trainen op zo’n “heilige grond” als die van de Australian Open. Het contrast tussen mij en de toppers zoals Roger Federer en Marin Cilic is enorm. Zij hebben personeel in dienst en ik doe mijn eigen administratie, verzamel mijn bonnetjes en boek vluchten bij dezelfde vliegmaatschappij om zo via een puntensysteem goedkoper te kunnen vliegen”.

Wat veranderde er in je lifestyle als topsporter?

“Je hebt als zelfstandig topsporter je daginvulling helemaal in eigen hand. Ik hoefde niet meer naar school en had geen andere verplichtingen, behalve naar mijzelf. Dus ik was veel meer bezig met sport en alles wat erbij komt kijken: mentale training, fysieke training, herstel en voeding, etcetera.”

Heb je ook een speciaal voedingsschema moeten volgen?

Ik heb gelukkig geen allergieën, dus daar hoef ik niet specifiek op te letten. Ik heb moeite om op gewicht te blijven en aan te komen, dus ik moet vooral veel eten. Daarnaast vind ik het prettig om gezond te koken en te eten.”

Werd er vanuit de (para)medische staf aandacht besteed aan het belang van een goede mondgezondheid? 

“Ik had de mazzel dat ik in het begin van mijn profleven veel verbleef bij een familie in Californië waar de vader tandarts was. Er werd dus goed op mijn mondgezondheid gelet. Het zou zeker een belangrijker deel moeten uitmaken van het leven van een topsporter, want een slechte mondhygiëne kan veel pijn en problemen veroorzaken.”

Is de relatie mondgezondheid en algehele gezondheid bekend voor je?

“De medische achtergrond heb ik (nog) niet om het proces uit te leggen, maar vanuit mijn ervaring weet ik hoe belangrijk het is. Helemaal met alle sportdranken en gels die wij drinken en eten. Daarmee wordt er elke dag zo’n aanslag op je tanden gepleegd dat het enorm de moeite waard is om ze goed te onderhouden.”

Is de relatie mondgezondheid en de relatie tot presteren bekend?

“Ik weet zeker dat een slechte mondgezondheid het presteren belemmert. Met pijn spelen en ook bijvoorbeeld niet goed kunnen eten en kauwen heeft een enorme invloed op ons als topsporters. Ook zitten er zoveel zenuwen in en rondom je mond dat het andere delen van je gezicht beïnvloedt.”

Ben je bekend met de mondhygiënist?

“Ik denk dat de mondhygiënist zeker een rol kan spelen binnen de topsport. Niet alleen met interventies, maar ook preventief door middel van uitleg en screenings. Voor veel topsporters is de mond geen prioriteit, dus daar valt zeker wat te winnen, lijkt mij.”

Tot slot

De mondgezondheid van een topsporter wordt bepaald door verschillende factoren zoals gedrag, prioriteit, bewustzijn en beschikbaarheid van preventieve mondzorg. Daarnaast spelen ontstekingsbevorderende factoren een rol, zoals voeding met suiker en koolhydraten. Ook uitdroging en een verminderde afweerreactie van het lichaam door intensieve training spelen een rol. Uit onderzoek blijkt dat 17% van de topsporters niet durft te lachen en zich schaamt voor zijn of haar gebit. Dat mentale factoren het succes van een topsporter beïnvloeden is bekend. Een slechte mondgezondheid doet wat met het zelfvertrouwen van zo’n sporter. Sem Verbeek geeft aan dat er in de tenniswereld veel sportdrankjes en gelletjes genomen worden, die invloed hebben op het gebit.

Wordt het niet eens tijd voor het (para)medisch team van de topsporter om samen te werken met de mondhygiënist voor preventieve screenings en interventies? Sem Verbeek zei ooit:

“Use your smile to change the world: don’t let the world change your smile”

Dit is precies wat ik als mondhygiënist probeer na te streven. Nu nog de reikende hand van de (top)sporters en hun (para)medisch team.

Door: Jolanda Gortzak, mondhygiënist en eigenaar van Oral-Vision.

Jolanda-Gortzak mondhygiënist

Lees ook:

E-magazine: mondgezondheid bij (top)sporters
Het e-magazine “Mondgezondheid bij (top)sporters” is samengesteld voor amateur- en (top)sporters om bewustwording te creëren en kennis over te dragen over het belang van een gezonde mond in relatie tot de algehele gezondheid en de sportprestaties. Het unieke online magazine is als een professionele interventie ontwikkeld door Jolanda Gortzak en Yvonne Buunk-Werkhoven. Doneer 5 euro aan de Cruyff Foundation en ontvang het e-magazine gratis. Lees meer

Poster op ISDH 2022: Sport fit met een gezond gebit

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
ziek - Patiënten - zorg

Patiënten met niet-overdraagbare ziekten hebben vaker ernstigere tandaandoeningen

Niet-overdraagbare ziekten (NCD’s) en orale ziekten hebben verschillende kenmerken gemeen. Meerdere studies hebben het verband tussen parodontitis en NCD’s onderzocht, maar relaties met andere tandaandoeningen zijn onderbelicht. Uit recent onderzoek dat is gepubliceerd in PLOS One blijkt nu dat patiënten met NCD ook slechtere tandheelkundige aandoeningen hebben dan andere mensen.

72% van sterfgevallen

Niet-overdraagbare ziekten worden niet rechtstreeks van de ene op de andere persoon overgedragen en zijn meestal chronische ontstekingsaandoeningen die zich langzaam over een lange periode ontwikkelen. Voorbeelden van NCD’s zijn hart- en vaatziekten (CVD’s), kanker, diabetes en de ziekte van Alzheimer. Ze zijn goed voor 72% van alle sterfgevallen wereldwijd, en dit aandeel neemt toe.

Overeenkomsten NCD’s en orale ziekten

NCD’s en orale ziekten zijn beide chronisch, multifactorieel en progressief. In het bijzonder delen orale ziekten enkele belangrijke risicofactoren met NCD’s die verband houden met overmatige suikerconsumptie, zoals diabetes en obesitas. Om deze redenen heeft onderzoek naar de onderlinge relatie tussen mondziekten en andere niet-overdraagbare ziekten de laatste jaren meer aandacht gekregen.

Cariësindex

Een recente studie uit Korea heeft nu onderzocht of de gebitstoestand, weergegeven door de DMFT-waarde, wordt beïnvloed door de aanwezigheid van NCD’s. de DMFT-score is de meest gebruikte cariësindex die het aantal rotte, ontbrekende en gevulde tanden als gevolg van cariës telt. Ook werd er bepaald welke niet-overdraagbare ziekten een grotere impact hadden op de tandheelkundige status.

Grote studie

De retrospectieve cross-sectionele studie omvatte in totaal 10.017 mensen. De aanwezigheid van NCD’s werd beoordeeld op basis van de zelfgerapporteerde medische geschiedenis die in het tandheelkundig medisch dossier van elke patiënt was vastgelegd. De individuele DMFT-score werd beoordeeld op basis van de gebitsgegevens en röntgenfoto’s.

Hogere DMFT-score voor NCD-patiënten

In totaal hadden 5.388 personen meer dan een van de volgende NCD’s: hoge bloeddruk, hyperlipidemie, hart- en vaatziekten en osteoporose. De gemiddelde DMFT-score was 8,62 ± 7,10 in deze groep. Dit is significant hoger dan de waarde van 5,53 ± 5,48 voor degenen zonder NCD.

Hoge bloeddruk belangrijkste factor

Wanneer leeftijd niet werd meegenomen was hoge bloeddruk de meest invloedrijke factor op de DMFT-score. Osteoporose, diabetes mellitus en hart- en vaatziekten waren belangrijke risicofactoren die in sommige subgroepen bepalend waren.

Ernstigere tandheelkundige aandoeningen

Patiënten met NCD hadden ernstigere tandheelkundige aandoeningen dan gezonde proefpersonen. Ook hadden sommige combinaties van NCD’s het hoogste risico op een cariësgerelateerde index. De auteurs zijn daarom van mening dat er een betere tandheelkundige screening en zorg noodzakelijk is voor met name oudere patiënten met niet-overdraagbare ziekten. Vooral bij patiënten die meerdere NCD’s tegelijkertijd hebben is dit belangrijk om tandverlies door tandbederf te voorkomen, schrijven ze.

Bron:
PLOS One 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Slechte adem

Nieuwe uitvinding kan een slechte adem meten

Onderzoekers uit Korea hebben een apparaat ter grootte van een duim uitgevonden dat halitose kan diagnosticeren. Door in uitgeademde lucht het gas dat de slechte geur veroorzaakt te detecteren identificeerde het apparaat 86% van de tijd nauwkeurig een slechte adem tijdens blaastesten, staat in een artikel in ACS Nano.

Teken van aandoeningen

Halitose is van groot belang op het gebied van medisch welzijn en persoonlijke hygiëne. Het hebben van een slechte adem kan worden veroorzaakt door tongplaque of micro-organismen tussen de tanden die onder andere het gas waterstofsulfide (H2S) afgeven. Mondgeur wordt vaak beschouwd als een teken van medische aandoeningen als parodontitis.

Waterstofsulfide

Als het niveau van halitose continu zou worden gemonitord zou een snelle en betrouwbare zelfdiagnose van dergelijke aandoeningen mogelijk zijn. Dit niveau kan worden bepaald door de concentratie van H2S-gas in de uitgeademde adem van een patiënt te meten. De waterstofsulfideconcentratie neemt normaal gesproken toe met de ernst van de halitose. Een kwantitatieve analyse ervan “is daarom cruciaal voor de vroege detectie van gerelateerde mondziekten”, schrijven de onderzoekers.

Snelle zelfdiagnose

Tot nu toe bestonden er alleen apparaten die kleine hoeveelheden waterstofsulfide maten uit uitgeademde adem die wordt verzameld en getest met laboratoriuminstrumenten. Daarom ontwikkelden ze een real-time ademanalysator ter grootte van een duim voor een snelle zelfdiagnose van een slechte adem.

Hoe het werkt

De werking van het apparaat is gebaseerd op eerdere onderzoeken die hebben aangetoond dat wanneer sommige metaaloxiden reageren met zwavelhoudende gassen hun elektrische geleidbaarheid verandert. Bovendien maakt het combineren van metaaloxiden met edelmetaalkatalysatoren ze gevoeliger en selectiever, schreven de auteurs.
De onderzoekers mengden natriumchloride en platinananodeeltjes met wolfraam en spinden de oplossing elektrisch in nanovezels die werden verwarmd. Hier bij werd het wolfraam omgezet in zijn metaaloxidevorm. Vervolgens bekleedden ze in elkaar grijpende gouden elektroden met de nanovezels en combineerden ze de gassensor met vochtigheids-, temperatuur- en druksensoren tot een klein prototype.

Hoge nauwkeurigheid

Het prototype werd getest door tachtig directe en real-time menselijkeademexperimenten. Het apparaat had een hoge nauwkeurigheid van 86,3% met betrekking tot de werkelijke H2S-gasconcentraties gemeten met een gaschromatografiesysteem.

Kwaliteit van leven verbeteren

“De resultaten demonstreren de uitstekende haalbaarheid van ons sensormateriaal als real-time menselijkeademmonitor, die mogelijk kan worden toegepast om onaangename orale geur en tandziekten in een vroeg stadium te voorkomen […], wat binnenkort zou kunnen helpen om de kwaliteit van ons dagelijks leven te verbeteren”, aldus de onderzoekers.

Bron: ACS Nano

Lees meer over: Halitose (slechte adem), Thema A-Z
Smyle-haalt-doel-van-800.000-op-via-sharefunding

Smyle haalt doel van €800.000 op via sharefunding

De €800.000 was geen gift van gulle online gevers. Voor dat bedrag hebben ze 80.000 aandelen van €10 verkocht aan particuliere investeerders. Iedereen die de onderneming steunde is dus mede-eigenaar geworden van het bedrijf.

Wat is Smyle?

Smyle is een Nederlands bedrijf dat tandpastatabletten verkoopt. Met die tabletten wil Smyle traditionele tandpastaverpakkingen overbodig maken. Daarnaast willen ze een microplastic-vrij alternatief bieden voor normale tandpasta. De ‘Tandpasta Tabs’ komen in fluoride en fluoride-vrije variant en hebben “Geen plastic, geen chemicals, geen bullsh*t” in zich, volgens de website.

Duurzaam alternatief voor tandpasta

Smyle doet er veel aan om zo duurzaam mogelijk te produceren, verkopen en vervoeren. De tabletten maken plastic verpakkingen overbodig. Ze worden verkocht in recyclebare papieren zakjes. Klanten kunnen ook eenmalig een glazen navulfles aanschaffen.

De verzending (Smyle is verkrijgbaar bij de Jumbo, Albert Heijn en Etos, maar de meeste mensen kopen het online of hebben een abonnement) verloopt altijd via brievenpost. De tabletten worden dus met de fiets bezorgd. Al het vervoer dat niet met de fiets kan, gebeurt via de duurzame bezorgdienst van PostNL.

Zo wil Smyle een duurzaam alternatief voor tandpasta aanbieden.

Bron:
Smyle

 

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Vapen

Verband tussen vapen en onbehandelde cariës gevonden

Het vapen van elektronische sigaretten is geassocieerd met een toename van onbehandelde cariës, blijkt uit onderzoek dat is gepubliceerd in het Journal of the American Dental Association. De onderzoekers suggereren daarom dat de status van vapen moet worden opgenomen in de vragenlijsten over de gezondheidsgeschiedenis van patiënten.

Jongere bevolking

Sinds de introductie van e-sigaretten in 2006 is het gebruik ervan geleidelijk toegenomen, met name onder de jongere bevolking. Hoewel men eerst geloofde dat deze nicotineafgiftesystemen onschadelijk waren blijkt uit onderzoek uit de afgelopen jaren steeds vaker dat e-sigaretten schadelijk zijn voor de systemische gezondheid. Hun effecten op de mondgezondheid zijn minder goed bekend.

Statistisch onderzoek

De auteurs van het artikel onderzochten daarom het verband tussen vapen en onbehandelde cariës op populatieniveau. De studie omvatte gegevens van 4.618 mensen die deelnamen aan de Amerikaanse National Health and Nutrition Examination Survey 2017-2018. Met behulp van orale onderzoeksgegevens werd de relatie onderzocht. Een statistische analyse werd toegepast om de associatie tussen onbehandelde cariës en roken (sigaretten, vapen en beide) te beoordelen.

Roken vergroot kans op onbehandelde cariës

Deelnemers die op dat moment e-sigaretten rookten hadden een grotere kans op onbehandelde cariës dan mensen die nog nooit hadden gerookt. Evenzo hadden mensen die zowel conventionele sigaretten roken als vapen meer kans op onbehandelde cariës vergeleken met degenen die een van beide roken.

Gecorrigeerd voor sociaaleconomische status

Deze bevindingen bleven waar nadat de auteurs hadden gecorrigeerd voor opleiding, ras of etniciteit, inkomen, leeftijd, geslacht en tijd sinds het vorige tandartsbezoek. Hoewel de studie geen oorzakelijk verband kon aantonen suggereert het resultaat dat e-sigaretten een risicofactor voor cariës kunnen zijn.

Vragenlijsten

Als een gevolg hiervan zou in de vragenlijsten over de gezondheidsgeschiedenis van patiënten moeten worden gevraagd of de patiënt vapet, merkten de onderzoekers op. Ook moeten tandheelkundige professionals worden geïnformeerd over de mogelijke gevolgen voor de mondgezondheid van vapen en deze kennis delen met patiënten.

Informeren over schadelijke effecten

“De bevindingen van deze studie ondersteunen de hypothese dat mensen die e-sigaretten roken een hoger risico lopen op onbehandelde cariës”, schreven de auteurs. “Daarom zouden tandartsen patiënten moeten vragen of ze e-sigaretten roken en ze informeren over de schadelijke effecten van e-sigaretten op de orale en systemische gezondheid.”

Bron:
The Journal of the American Dental Association 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Video: Demonstratie van de Hall techniek

Video: Demonstratie van de Hall techniek

In deze video wordt gedemonstreerd hoe de non-invasieve methode met roestvrijstalen (rvs) kroontjes uitgevoerd kan worden ten behoeve van cariës behandeling (Hall techniek).

Dit is een wetenschappelijk aangetoonde methode waarbij geen gebruik gemaakt hoeft te worden van een hoekstuk en anesthesie. De cariës laesies worden geseald middels de rvs kroon en glasionomeer cement (GIC).

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z, Video
Ivan-Wolffers

In memoriam: Ivan Wolffers, schrijver, hoogleraar en gezondheidsactivist

Op  7 oktober overleed schrijver, hoogleraar en gezondheidsactivist Ivan Wolffers op 74-jarige leeftijd.  Wolffers was in de jaren 70 een van de eersten die kritisch en toegankelijk schreven over artsen en de farmaceutische industrie.

Hij studeerde geneeskunde maar schrijven was zijn werkelijke passie. Na z’n afstuderen werkte hij als huisarts. Toen hij een dagelijkse column  over geneesmiddelen in de Volkskrant kreeg stopte hij als huisarts. “Als huisarts bereik je één persoon”, zei hij daarover. “Ik dacht: ik schrijf het op, dan bereik ik heel veel mensen”, schreef de NOS.  Vrij Nederland noemde hem ‘de populairste huisarts van Nederland’.

Wolffers schreef veel: naast columns schreef hij artikelen en boeken, waaronder ook tien romans en enkele kinderboeken.

In 2016 sprak hij op het NVM-mondhygiënistencongres over obesitas en gedragsverandering, waarvan wij een verslag maakten.

Wij wensen zijn dierbaren alle steun bij het verwerken van dit grote verlies.

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Luisten, les, college

Samenwerking tandarts/keramist: It’s all about (the) preparation

Voor het vervaardigen van een indirecte restauratie is een goede samenwerking tussen tandarts en keramist van belang. De preparatie staat daarbij centraal. En niet alleen de preparatie voor de indirecte restauratie, maar de preparatie in de breedste zin van het woord. Verslag van de lezing van Patrick Oosterwijk en Maarten Bekkers.

Materiaalkeuze voor indirecte restauraties

Allereerst is het geen schande om metaalkeramiek te gebruiken. Er zijn verschillende keramische materialen waaruit gekozen kan worden:

  • Glaskeramiek

Dit materiaal is het meest translucent en heeft als nadeel dat het niet sterk is (de kleinste buigsterkte tot 200 MPa). Het materiaal is vooral geschikt voor frontrestauraties.

  • Lithiumdiscilicaat

Dit materiaal is iets minder translucent en sterker dan glaskeramiek (400-500 MPa). Het materiaal heeft als voordeel dat het nog sterker wordt wanneer het adhesief gehecht wordt (tot 700 MPa). Het is geschikt voor facings, kronen, inlays en onlays. Voor brugwerk is het materiaal minder geschikt. Het kan monolitisch vervaardigd worden maar ook opgebakken worden.

  • Zirkoniumoxide

Zirkoniumoxide is een oxide keramiek met verschillende kristalvormen: kubisch (>2370°C), tetragonaal (1170°C-2370°C), monoklien (<1170°C).

Soorten zirkoniumoxide:

  • Y-TZP

Door de toevoeging van Yttrium aan zirkoniuimoxide stabiliseert het materiaal zich op kamertemperatuur in een bepaalde fase. Het materiaal is bijna niet onderhevig aan veroudering en heeft een buigsterkte van meer dan 1200 MPa. Het is geschikt als onderstructuur voor opgebakken werkstukken, monolitische kronen en bruggen in de zijdelingse delen of als onderstructuur voor kronen en bruggen in het front. Het materiaal kan gebruikt worden voor overspanningen tot 14 delen met maximaal twee aaneensluitende dummy’s.

  • 5Y-TPZ

Van de zirkoniumoxides is dit materiaal het meest translucent (hoog esthetisch) maar daardoor ook gevoeliger voor fracturen. Het materiaal heeft een buigsterkte van 550-800 MPa en is geschikt voor enkele kronen en drie-delige bruggen in het front.

  • 4Y-TPZ

Dit materiaal is minder translucent dan 5Y-TPZ en heeft een buigsterkte van 800-1200 MPa. Het is zeer geschikt voor monolitische kronen en bruggen tot tien delen met maximaal twee aaneensluitende dummy’s. Het materiaal kan ook opgebakken worden.

  • 3Y-TPZ

Dit materiaal is het minst translucent en heeft een buigsterkte van 1200 MPa. Het wordt vooral gebruikt als onderstructuur van opgebakken kronen en bruggen. Door de sterkte is het geschikt voor grote overspanningen.

Uit één schijf gefreesd

Verder zijn er materialen op de markt waarbij uit één schijf wordt gefreesd die een samenstelling van verschillende materialen bevat.
In overleg met het tandtechnisch laboratorium kun je voor het beste materiaal per indicatie kiezen.

Monolitisch versus opgebakken keramiek

Monolitisch keramiek is keramiek dat uit een blok gefreesd is. Het materiaal lijkt steeds populairder te worden en dit is te danken aan de voordelen van het materiaal.

De voordelen van monolitisch keramiek zijn:

  • Minimaal invasief
  • Lage kosten
  • Sterkte
  • Eén op één over te nemen van een diagnostische set up

De nadelen van monolitisch keramiek zijn:

  • Esthetiek: de kleuropbouw is niet makkelijk na te bootsen
  • Correcties zijn moeilijk aan te brengen
  • Niet altijd fluoriserend
  • Het materiaal reageert anders op licht (verschil op foto met flits ten opzichte van foto zonder flits)
  • De dikte van het materiaal heeft invloed op de kleur. Dit heeft bijvoorbeeld consequenties voor de dummy van een brug.
  • De stompkleur heeft effect op de kleur. De cementkleur moet van tevoren uitgezocht worden.
    Het is ook mogelijk om een gedeeltelijk opgebakken indirecte restauratie te vervaardigen. In dat geval wordt alleen de buccale zijde opgebakken. Op deze manier kun je profiteren van de goede eigenschappen van beide materialen.

“It’s all about the preps”

Hiermee wordt niet alleen de preparatie voor de indirecte restauratie bedoeld maar ook de voorbereiding, de omstandigheden tijdens de behandeling en de communicatie naar het tandtechnisch laboratorium.

1. Het maken van een preparatieplan

Bij het maken van het plan kunnen de volgende vragen gesteld worden: Wat voor restauratie moet er worden vervaardigd? Hoe ziet of zien de aanwezige restauratie(s) er uit? Zijn er verzwakte knobbels? Wat zijn de dragende en de niet dragende knobbels? Moeten de knobbels overkapt worden? Hoe is de esthetiek? Hoe kunnen we de beste retentie creëren? Gaan we wel of geen IDS toepassen?

2. De omstandigheden

Zorg ervoor dat de omstandigheden en voorbereiding goed zijn zodat er tijdens de behandeling volledig gefocust kan worden op de preparatie. Het gebruik van een protocol voor het klaarleggen van de juiste materialen en voor de procedure is aan te raden. Het is fijn om met een vergroting te werken (loepbril of microscoop). Zorg ervoor dat er een borenblokje klaar staat met alle gewenste boortjes.

3. De preparatie en afdruk

Voordat er begonnen kan worden aan de definitieve preparatie moet er een afdruk gemaakt worden voor de tijdelijke restauratie.
De uitgangspunten voor de preparatie zijn:

  • Holle bevel
  • Parallel
  • Mechanische retentie
  • Caviteitsoppervlaktehoek 90°
  • Afgeronde hoeken
  • Gelijke preparatiedikte

Voor het afdrukken kan er een (dubbele) retractiedraad aangebracht worden. Er kan analoog (gouden standaard) of digitaal afgedrukt worden. Na het maken van de definitieve afdruk en beetregistratie, kan er een tijdelijke voorziening gemaakt worden. Het is belangrijk om een goede tijdelijke voorziening te maken zodat de pulpa goed beschermd wordt, het tandvlees gezond blijft en het element beschermd wordt tegen cariës.

4. Communicatie naar het laboratorium

De volgende informatie moet doorgegeven worden:

  • Het element
  • Het werkstuk: kroon/ partiële kroon/ implantaatkroon
  • Kleur: bepaal je die zelf of laat je die in het lab bepalen?
  • Materiaal: van welk materiaal moet het werkstuk gemaakt worden (lithiumdiscilicaat/zirkoniumoxide/metaalporselein)? En moet deze eventueel monolitisch uitgevoerd worden of monolotisch met buccaal opgebakken keramiek?
  • Beetrelatie: modellen in centrale relatie, uitvoeren in centrale relatie/ maximale occlusie, vrij traject CR-MO.
  • Specificatie: shimstock vast in occlusie, vrij in articulatie / tripple shimlock vast in occlusie, contact in laterale/ proale beweging over element

5. Restauratie beoordelen op model

Van de tandtechnieker ontvang je een pinmodel, een vast model en een controle model. Op het pinmodel kan de outline gecontroleerd worden, het is belangrijk om te checken of er geen glaze aanwezig is. De vaste modellen kunnen in de articulator gezet worden en zo kan de occlusie gecontroleerd worden met behulp van een shimstock. Daarnaast kan er gecheckt worden of de contactpunten niet te zwaar zijn.

6. Cementatie – het voorbehandelen van de indirecte restauratie

  • Etsen
    Het is heel belangrijk om met het lab af te spreken wie de indirecte restauratie etst (5% hydrofluoride, 20 seconden). De voorkeur gaat er naar uit om dit op de praktijk te doen zodat het uitgevoerd kan worden na de pasfase. Het opnieuw etsen van het keramiek zorgt ervoor dat het zwakker wordt en wordt daarom afgeraden. Wanneer er op de praktijk wordt geëtst, is het van belang dat er dan neutralisatie-vloeistof gebruikt wordt bij het afspoelen van de ets.
  • Reinigen
    Het reinigen van een indirecte restauratie na het etsen is heel belangrijk. Water en alcohol zijn niet effectief genoeg. Voor lithiumdiscilicaat moet er fosforets (VITA) of cleaning paste (Ivoclean) gebruikt worden. Voor zirconiumoxide moet er gezandstraald worden of kan er cleaning paste (Ivoclean) gebruikt worden. Voor zirconiumoxide geldt dat er nooit fosforets gebruikt mag worden.
  • Polijsten
    Er zijn verschillende polijstsets voor verschillende materialen beschikbaar. Het is belangrijk om altijd te polijsten in de juiste volgorde.

7. Cementeren – procedure

1. Tijdelijke restauratie verwijderen

2. Tijdelijk cement verwijderen met EMS, scaler of aquacare

3. Pasfase in de mond: pasvorm, aansluiting, contactpunten. Het is belangrijk dat de occlusie en articulatie niet in de mond gecheckt worden.

4. Droogleggen/ cofferdam aanbrengen

5. Restauratie voorbehandelen:
a. fosforzuur 20 seconden
b. silaniseren 1 minuut met Monobond

6. Element voorbehandelen:
a. fosforzuur 20 seconden
b. bonding 20 seconden

7. Cementeren
Wanneer er met Variolink gecementeerd wordt, moeten de volgende stappen aangehouden worden: overmaat verwijderen, kort uitharden (5 seconden per kant), overmaat weghalen met een scaler of mesje, nogmaals uitharden met glycerine gel.

8. Dubbelcheck
Het is goed om een röntgenfoto te maken om er zeker van te zijn dat alle cementresten weg zijn.

Lees ook deel 2: Samenwerking tandarts/keramist: It’s all about (the) preparation

Patrick Oosterwijk is tandtechnicus sinds 1985 en tot 2012 was hij eigenaar van een allround tandtechnisch laboratorium met vestigingen in Utrecht, Amersfoort en in ACTA. Sinds 2012 is hij voor Elysee Dental verantwoordelijk voor de kennisoverdracht van tandtechnische oplossingen en processen richting tandartsen en tandtechnici. Hij is de contactpersoon voor verschillende tandheelkunde universiteiten waarvoor Elysee Dental het techniekwerk verzorgd. Vanuit deze positie draagt Patrick bij aan gedegen kennisoverdracht richting de studenten van de tandheelkundige opleiding. Naast het geven van lezingen over uiteenlopende onderwerpen verzorgt Patrick ook lezingen voor een grote Europese laboratoriumgroep.

Maarten Bekkers is afgestudeerd in 2008 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Na zijn afstuderen werkte hij in verschillende praktijken en volgde hij congressen, cursussen en trainingen om zich te kunnen ontwikkelen op het gebied van de restauratieve en esthetische tandheelkunde. Begin 2015 werd Maarten erkend als specialist Restauratief Tandarts (NVVRT), in september 2015 werd hij tevens op Europees niveau erkend als Prosthodontist (EPA). In 2015 lanceerde hij zijn tandheelkundig behandelconcept ‘gaaf.care’ om complexe en/of esthetische cases op gestructureerde wijze voorspelbaar, tandweefselbesparend en duurzaam te kunnen plannen en uitvoeren. Maarten houdt zich in de praktijk voornamelijk bezig met de esthetische en restauratieve tandheelkunde. Tevens interesseert hij zich in implantologie en parodontale esthetische chirurgie.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Patrick Oosterwijk en Maarten Bekkers tijdens het congres Restauraties.nu van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Corrie-Jongbloed

“Nederlandse mondhygiënisten kunnen een voorbeeld zijn voor de internationale gemeenschap”

De International Federation of Dental Hygienists (IFDH) brengt mondhygiënisten van over de hele wereld samen en houdt zich bezig met het promoten van mondgezondheid en het bestrijden van mondziekten. De onlangs afgetreden president Corrie Jongbloed-Zoet zet zich al jaren in voor de IFDH. dental INFO sprak met haar.

Welke functies heb je gehad bij de IFDH?

“Ik ben negen jaar intensief betrokken geweest bij de IFDH: drie jaar als vicepresident, drie jaar als president-elect en vervolgens drie jaar als president. De eerste drie jaar stonden in het teken van de vestiging van de Federatie in de VS en het me eigen maken van de wet- en regelgeving die dat met zich meebracht. Oorspronkelijk wilden we de Federatie vestigen in Zwitserland, maar dat betekende de Franse taal als voertaal. Ook zou er dan tenminste een bestuurslid woonachtig in Zwitserland moeten zijn en het secretariaat zou ook gevestigd moeten zijn in Zwitserland. De VS was minder gecompliceerd, maar er heerst daar een volkomen andere manier van besturen en vergaderen en een andere hiërarchie dan ik gewend was en dat was dus wennen… Als vicepresident kon ik de IFDH en daarmee het beroep van mondhygiënist vertegenwoordigen in internationale overleggen en de preventieve mondzorg promoten in talrijke politieke en gouvernementele organisaties en verbanden. Daar kwam begin 2020 een abrupt einde aan ten gevolge van de covid-19-situatie tijdens mijn termijn als president, die overigens niet zoals gepland begon in Korea in 2019. Door de politieke spanningen in de regio werd dit verplaatst naar Brisbane, Australia. Opnieuw een situatie die het nodige aanpassingsvermogen van de organisatie vergde.”

Een belangrijk evenement tijdens je termijn als president was de ‘Oral Health Summit’. Kun je daar iets over vertellen?

“Het doel van de ‘Oral Health Summit’ in 2021 was om aandacht te vragen voor het wereldwijde probleem van mondziekten en voor preventieve mondzorg. Door covid-19 werd dit een virtuele gebeurtenis met diverse vooraf opgenomen sessies van verschillende hoogwaardige, internationale sprekers en een in 34 landen uitgezonden rondetafelgesprek. Desondanks werd het een succes: de WHO, FDI, IADR, ACFF en EOHP spraken zich positief uit over de rol en bijdrage die de mondhygiënist en de mondhygiënisten-organisaties zouden kunnen leveren om ‘the burden of oral disease worldwide’ te kunnen verminderen. Waarmee het beroep en de IFDH internationaal beter op de kaart werden gezet. Mij persoonlijk gaf dat een grote voldoening. Zie ook Global Oral Health Summit 2021.”

Wat is de betekenis van de IFDH voor Nederlandse mondhygiënisten?

“Bij deze vraag moet ik altijd denken aan John F. Kennedy’s inauguratiespeech: ‘Ask not what your country can do for you – ask what you can do for your country’. In het geval van IFDH betekent dit: ‘Wat kun je als nationale organisatie of als individuele Nederlandse mondhygiënist bijdragen aan de bestrijding van de ‘burden of oral disease’, nationaal en internationaal?’
Nederland is een koploper qua ontwikkelingen in het beroep en kan daar een voorbeeld in zijn voor de internationale gemeenschap. Terwijl je meteen moet bedenken dat de Nederlandse situatie voor veel landen een stap te ver is en dat met name tandartsen-organisaties in sommige landen en situaties in de weerstand schieten. Persoonlijk denk ik dat, mede in het licht van de WHO Global Oral Health Strategy en Action Plans, er een belangrijke rol weggelegd is voor de ‘mid level (oral) health care provider’ of wel de mondhygiënist. In sommige landen zal daarbij de focus liggen op de preventie en de behandeling van cariës, in andere landen op die van tandvleesaandoeningen, of op speciale patiëntengroepen of op gewoontes. De focus moet vooral gericht zijn op bewustwording en preventie met daarnaast meer aandacht voor het screenen van bevolkingsgroepen die geen of nog geen toegang hebben tot mondzorg.”

En hoe kunnen de Nederlandse mondhygiënisten daaraan bijdragen?

“Ik hoop dat de Nederlandse mondhygiënisten zich door de IFDH meer bewust worden van hun rol en positie in de mondzorg en ook in Nederland die groepen opzoeken voor wie mondgezondheid geen vanzelfsprekendheid is. Daarnaast proberen we ‘sustainability’ meer onder de aandacht te brengen van de mondzorgverleners. Duurzaamheid en een duurzame praktijkvoering kan vaak nog verbeterd worden in de mondzorgpraktijk.
Voor de individuele mondhygiënist biedt de IFDH overigens bij- en nascholingsmogelijkheden (wetenschappelijke artikelen en webinars via de website, het International Journal on Dental Hygiene), de mogelijkheid om fondsen te verwerven voor bijvoorbeeld onderzoek (de zogenaamde research grants) en de mogelijkheid om met een bepaald programma, bijvoorbeeld op het gebied van de promotie van mondgezondheid en/of maatschappelijk verantwoordelijkheid, prijzen te winnen of een financiële tegemoetkoming te krijgen om het programma uit te kunnen voeren. Meer informatie hierover kun je op onze website vinden.”

De IFDH heeft onlangs het International Symposium on Dental Hygiene in Dublin gehouden. Kun je hier iets over vertellen?

“Er waren 770 deelnemers uit 37 verschillende landen. Dat was minder dan verwacht, maar door de covid-19-restricties van begin dit jaar en de oorlog in Oekraïne was er met name onder de collega’s uit de VS, Canada en Japan grote aarzeling om naar Europa te komen.
Het programma was opgebouwd rond vier thema’s: ‘Adapt’, ‘Care’, ‘Enable’ en ‘Learn’. Dit resulteerde in 90 verschillende sessies met sprekers uit 19 landen en een scala aan onderwerpen. Daarnaast waren er bijna 100 posterpresentaties met het meest recente wetenschappelijk onderzoek en was er een grote beurs met de nieuwste producten en technische ontwikkelingen en innovaties. Er was uiteraard veel aandacht voor parodontologie, preventieve mondzorg, gedragsverandering en tal van onderwerpen die mondhygiënisten na aan het hart liggen. Het is moeilijk om de ‘belangrijkste lezingen’ eruit te lichten, want dat is natuurlijk voor iedereen anders. Persoonlijk was ik erg blij met de plenaire lezing van Professor Paul Brocklehurst over ‘Future dental public health challenges’ en de rol die de mondhygiënist daarbij kan innemen en met de lezing van Professor Richard Watt over the WHO Global Oral Health Strategy en hoe de mondhygiënist kan bijdragen aan veranderingen in het beleid van overheden op het gebied van mondgezondheid. Ook de lezingen van onze Zweedse collega’s dr. Birgitta Jonsson en dr. Kajsa Abrahamsson over gedragsverandering waren zeer inspirerend, net zoals de bijdragen van verschillende Nederlandse collega’s. Zie voor het hele programma www.isdh2022.com.”

Welke trends zie je in de mondzorg en voor mondhygiënisten?

“Ontzettend belangrijk voor de mondzorg wereldwijd was de adoptie van de WHO Resolution on Oral Health, waardoor 149 landen zich committeerden om mondzorg op de nationale politieke agenda te zetten en te streven naar een betere mondgezondheid voor de bevolking. Daarnaast verscheen vorig jaar het visiedocument van de FDI ‘Oral Health for all by 2030’. Om al deze ambities waar te kunnen maken is er een grote rol voor mondhygiënisten weggelegd, maar ook voor de zogenaamde dental therapists en andere ‘mid level care providers’, zoals verpleegkundigen, verloskundigen en gezondheidsmedewerkers. Vertaald naar de Nederlandse situatie zouden mondhygiënisten nog meer de samenwerking aan moeten gaan met consultatiebureaus, verloskundigen, praktijkondersteuners van huisartsen, verpleegkundigen, verzorgenden in verpleeghuizen etc. om preventieve mondzorg te promoten en hen te leren screenen op mondgezondheid. Daarnaast denk ik dat vooral ouderen en kwetsbare groepen in de samenleving nog meer aandacht kunnen gebruiken op het gebied van (preventieve) mondzorg dan dat nu het geval is. Ik hoop van harte dat ‘oral health for all by 2030’ een te verwezenlijken ambitie zal blijken te zijn. Ik ben ervan overtuigd dat de mondhygiënist hier een belangrijke rol bij kan spelen.”

Wat zou er nog verbeterd kunnen worden voor mondhygiënisten?

“Ik geloof niet dat er in Nederland nog veel verbeterd kan worden voor mondhygiënisten. Alle randvoorwaarden om het beroep uit te oefenen op het terrein van de preventieve mondzorg, inclusief restauratieve vaardigheden, zijn aanwezig. Zeker als het experiment van de overheid met de zelfstandige bevoegdheid voor voorbehouden handelingen geslaagd is. Het is aan de mondhygiënisten zelf om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en ook buiten de werkzaamheden in de individuele mondzorg en in de mondzorgpraktijk of instelling, preventie en mondzorg te promoten en uit te dragen. Misschien dat daar nog iets verbeterd zou kunnen worden…”

Zijn de ontwikkelingen in het buitenland vergelijkbaar met die in Nederland? Is in andere landen bijvoorbeeld ook zoiets als de taakherschikking gaande?

“De situatie en daarmee de ontwikkelingen zijn eigenlijk in ieder land verschillend. Kijkend naar Europa zijn de Scandinavische landen wellicht het meest gefocust op preventieve mondzorg en heeft daar de zogenaamde taakherschikking op een heel natuurlijke manier plaatsgevonden. Hetgeen weerspiegeld wordt in de verhouding van het aantal tandartsen ten opzichte van het aantal mondhygiënisten. In verschillende, met name Oost-Europese, landen is er een overschot aan tandartsen. Daardoor is er meteen ‘weerstand’ tegen het beroep van mondhygiënist. Terwijl er in andere Europese landen – Duitsland, Frankrijk – soms meer sprake is van een soort ‘hiërarchische’ weerstand.
In de VS en Canada zie je nogal verschillen in de zelfstandigheid van de beroepsuitoefening en het competentieprofiel per staat of provincie. In Korea en Japan zie je enorme aantallen mondhygiënisten (in Korea 140.000). In andere Aziatische landen zoals Thailand, Maleisië en Indonesia zijn vooral dental therapists werkzaam, met als primaire taak de bestrijding van cariës door middel van restauratie en extracties. Kortom: het is overal anders!”

Blijf je zelf nog actief in de mondzorg?

“Ja, ik blijf nog wel even actief als ‘past president’ van de IFDH, voor de IFDH. Met name op het gebied van de implementatie van de ‘WHO Global Oral Health Strategy and Action Plans’ en op het gebied van ‘Sustainability in Dentistry’. De IFDH organiseert rond deze twee thema’s opnieuw een ‘Oral Health Summit’ in september 2023 en tijdens het volgende International Symposium in 2024 in Seoul, Korea. Ik hoop daaraan bij te kunnen dragen, maar vooral aan ‘oral health for all by 2030’!”

 

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Corrie Jongbloed-Zoet, past president van de International Federation of Dental Hygienists (IFDH)

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Probiotica in de paropraktijk

Probiotica in de paropraktijk

Probiotica, je kan er tegenwoordig niet meer omheen: van de melkproducten voor een gezonde darmflora tot schoonheidsproducten. Ook in de tandheelkunde neemt de populariteit van probiotische producten toe. Maar bevorderen die probiotica nu echt de mondgezondheid van onze patiënten? Verslag van lezing van dr. Isabelle Laleman, parodontoloog en onderzoeker.

Uit een kleine peiling bij de aanwezigen in de zaal blijkt 25% probiotica in te zetten bij de behandeling tegen parodontitis terwijl bijna alle bezoekers wel eens antibiotica gebruiken als adjunct. De enige richtlijn die voor zover de spreker weet beschikbaar is over het gebruik van probiotica in de tandheelkunde, is de richtlijn van de European Federation of Periodontology. Deze richtlijn geeft echter aan dat er onvoldoende bewijs is om probiotica te gebruiken als adjunct bij de niet-chirurgische therapie van parodontitis. Deze richtlijn is gebaseerd op een systematische review die vijf studies includeerde. De heterogeniteit tussen deze individuele studies is zo groot (o.a. verschillende probiotische producten, verschillende behandelduur, …) dat we ons kunnen afvragen of we deze zo maar op één hoop kunnen gooien. Niet elk probiotisch product heeft immers hetzelfde effect.

L. reuteri Prodentis

In deze presentatie werd er dan ook gefocust op één probiotisch product: L. reuteri Prodentis. Bij onderzoek van deze probiotica trad na 3 maanden 0,5mm meer pocketreductie op in dan in de controlegroep. Dit is een significant verschil. Een gemiddelde pocketreductie zegt echter niet zoveel. Je kunt je afvragen wat dit nu betekent in de praktijk. Als men het vergelijkt met studies die het gebruik van systemisch antibiotica onderzoeken, blijkt dit effect vergelijkbaar. Studies van goede kwaliteit die een directe vergelijking maken tussen probiotica en antibiotica zijn echter niet beschikbaar op dit moment. Een voordeel van L. reuteri Prodentis is dat er geen bijwerkingen gekend zijn en dit product waarschijnlijk ook een goede bijdrage aan het immuunsysteem geeft in tegenstelling tot antibiotica.

Moment van probioticum gebruik

Naast het additionale effect dat probiotica hebben bij initiële niet-chirurgische behandeling, blijkt L. reuteri Prodentis ook een meerwaarde te hebben bij herinstrumentatie ten opzichte van placebo.

L. reuteri Prodentis blijkt dus een interessant adjunct voor de niet-chirurgische parodontale therapie. In de studies die dit product onderzochten, werden nooit belangrijke bijwerkingen gerapporteerd. Echter gebaseerd op studies met andere probiotica voor andere toepassingen, blijft voorzichtigheid geboden voor het gebruik van probiotica in immuungecompromiteerde patiënten en patiënten met aangeboren hartafwijkingen.

Dr. Isabelle Laleman is parodontoloog en onderzoeker, (België). Ze is gepassioneerd door tandvlees (problemen), halitose en innovaties in de mondzorg. Momenteel werkt ze parttime in een privépraktijk in Leuven en parttime als chef de clinique op de afdeling parodontologie in het universitair ziekenhuis in Luik, waar ze zich bezighoudt met onderzoek en onderwijs.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van dr. Isabelle Laleman tijdens het NVvP congres April Fools, daily rules.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Tandartsen moeten zich bewust zijn van de symptomen van apenpokken

Tandartsen moeten zich bewust zijn van de symptomen van apenpokken

De coronapandemie is nog niet voorbij of er is weer een volgende infectieziekte: de apenpokken. Hoewel het aantal gevallen in onze regio meevalt, zouden tandartsen zich bewust moeten zijn van de symptomen van apenpokken. Enkele van de meest voorkomende laesies die verband houden met het virus kunnen namelijk voor het eerst worden waargenomen in de maxillofaciale regio, volgens een gepubliceerde brief in Oral Surgery.

Endemische infectieziekte

Apenpokken is een endemische infectieziekte die vaak alleen in Centraal-Afrika wordt waargenomen. In mei begon de ziekte zich te verspreiden in niet-endemische landen zoals de VS, Canada en Europa, zonder directe link met de gebieden in Afrika. Daarom beschouwt de Wereldgezondheidsorganisatie monkeypox sindsdien als een uitbraak. In Nederland is inmiddels bij meer dan duizend mensen apenpokken vastgesteld.

Laesies in de maxillofaciale regio

Naarmate de gevallen toenemen, moeten clinici bekend zijn met de symptomen van apenpokken, schrijven de auteurs van de brief: “Kaakchirurgen worden blootgesteld aan patiënten die risico lopen op apenpokken en enkele van de meest voorkomende laesies kunnen het eerst worden waargenomen in de maxillofaciale regio.” Als ze de tekenen en symptomen kennen, kunnen ze ervoor zorgen dat patiënten de behandeling krijgen die ze nodig hebben en de verspreiding van het virus verder voorkomen.

Veelvoorkomende symptomen

Hoofdpijn, koorts en gezwollen lymfeklieren zijn enkele van de meest voorkomende symptomen van apenpokken, evenals spierpijn, pijn en zwakte. Maxillofaciale laesies geassocieerd met monkeypox zijn papulopustulaire uitslag met korst- en littekenvorming. Deze kunnen verschijnen als toenemende, necrotiserende dermatitis met verschillende vesiculopustulaire, desquamaterende en maculopapulaire stadia, volgens de brief.

Bovendien kan apenpokken in verband worden gebracht met andere ziekten, waaronder herpes zoster, herpes simplex, mazelen, zika, dengue en syfilis. Ook moet een clinicus op de hoogte zijn van tekenen die wijzen op subklinische immunosuppressie die geassocieerd is met een apenpokkeninfectie. Voorbeelden hiervan zijn kleine, breekbare blaren op het zachte mondweefsel, pijnlijke mondzweren, meerdere verspreide laesies op de huid in de mond en lippen, huiduitslag en hevige pijn in het gezicht, petechiale laesies op het harde gehemelte en stijfheid van het kaakgewricht.

Verspreiding door direct contact

De ziekte verspreidt zich van de ene persoon naar de andere door direct contact met de besmettelijke uitslag, korstjes of lichaamsvloeistoffen. Het verspreidt zich ook via respiratoire secreties tijdens langdurig face-to-face contact of intiem fysiek contact, evenals het aanraken van kleding of andere items die eerder de besmettelijke uitslag of lichaamsvloeistoffen hebben aangeraakt.

Overdracht kan plaatsvinden vanaf het moment dat de symptomen beginnen totdat de uitslag volledig is genezen en een nieuwe huidlaag is gevormd. Complicaties van monkeypox kunnen secundaire infecties omvatten, waaronder encefalitis en sepsis, volgens de WHO.

Doorverwijzen naar afdeling infectieziekten

Patiënten met huiduitslag en macules, papels, puisten en blaasjes moeten worden doorverwezen naar de afdeling infectieziekten om te voorkomen dat clinici zichzelf en anderen mogelijk blootstellen aan het virus. “Monkeypox blijft een diagnostische uitdaging voor clinici, vooral in niet-endemische landen, en de geassocieerde ziekten kunnen symptomen vertonen die zouden wijzen op de aanwezigheid van een apenpokken-geassocieerde infectie,” schreven de auteurs.

Bronnen:
RIVM 
Oral Surgery 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z