Oude techniek is mogelijk het antwoord op het verwijderen van melktanden bij jonge, nerveuze kinderen

Oude techniek is mogelijk het antwoord op het verwijderen van melktanden bij jonge, nerveuze kinderen

Een methode voor het tandenextractie die minstens een eeuw oud is kan het antwoord zijn op het verwijderen van melktanden bij nerveuze kinderen. Door het plaatsen van een elastiekje over een losse melktand zou de tand binnen een week pijnloos moeten exfoliëren, wordt beschreven in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics Clinical Companion.

Oude techniek

Atraumatische extractie werd alledaags in de jaren dertig van de vorige eeuw als een manier om blijvende tanden bij hemofiliepatiënten te verwijderen. Vóór deze techniek waren extracties risicovol met een hoge incidentie van overlijden bij zulke patiënten door hun bloedstollingsproblemen. De methode was succesvol omdat de tanden losser kwamen te zitten en uitvielen of verwijderd konden worden zonder trauma.

Hoe het werkt

De techniek houdt in dat een clinicus een orthodontisch elastiekje over de tand schuift tot beneden de contactpunten. Het elastiekje beweegt vanzelf langs de wortel en veroorzaakt zo snelle atrofie van het periodontium.

Succesvol in verschillende situaties

Door de jaren heen is de methode ook toegepast in andere situaties waar atraumatische tandextractie wenselijk was. Een voorbeeld hiervan is bij patiënten met een groot risico op osteonecrose door een bifosfonaatbehandeling. Daarnaast is het zelfs gebruikt om een ontstoken slagtand van een olifant te verwijderen – zonder het dier onder narcose te brengen!

Twee testpersonen

Met deze successen in het achterhoofd gebruikten de auteurs van het artikel de techniek om gingivaal behouden melktanden te verwijderen bij gezonde, zenuwachtige kinderen. Een 13-jarige jongen en een 12-jarig meisje waren de testpersonen.

Tand valt op tweede dag uit

Bij de jongen moest de gingivaal behouden linker tweede molaar verwijderd worden voor een orthodontische apparaat geplaatst kon worden. Omdat hij te bang was om de tand te laten trekken en de tand er niet zelf kon krijgen, plaatste de tandarts een elastiekje om de kroon. De jongen ervoer geen pijn tijdens de procedure die slechts enkele seconden duurde. Bij de volgende afspraak een week later was de melktand verdwenen en de volgende premolaar duidelijk doorgebroken. Volgens het kind viel de tand uit op de tweede dag.

Na zeven dagen uittrekken

De methode was ook succesvol in het verwijderen van een melktand die immobiel was door onvolledige wortelresorptie bij een 12-jarig meisje. Een clinicus plaatste een elastiekje over de maxillaire linker tweede molaar vanwege een ectopische premolaar. De familie stond een tandextractie met plaatselijke verdoving niet toe, maar deze techniek wel. Zeven dagen later was de tand mobiel en geëxtrudeerd. De pediatrische tandarts kon de tand er met zijn vingers uittrekken, zonder verdoving.

Gevaarlijk bij verkeerd gebruik

Het kan volgens de auteurs gevaarlijk zijn om de extractietechniek te gebruiken als deze niet goed wordt gebruikt. Wanneer de elastiekjes verkeerd worden geplaatst kunnen ze iatrogene extractie van gezonde tanden veroorzaken. Ook is de methode niet bedoeld voor melktanden met wortels die nog permanent verbonden zijn met de kaak of die zonder opvolgers.

Vertragingen orthodontische behanndeling voorkomen

Desalniettemin kan bezorgdheid over melktandextractie ertoe leiden dat kinderen noodzakelijke orthodontische behandeling niet kunnen krijgen. Door de atraumatische techniek te gebruiken om natuurlijke, pijnloze exfoliatie aan te moedigen kan trauma geminimaliseerd en angst van een kind beheerst worden. Zo kunnen vertragingen in de orthodontische behandeling voorkomen worden.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics Clinical Companion 

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Beeldvorming onthult bij vrouw molaren met zes en zeven wortelkanalen

Beeldvorming onthult bij vrouw molaren met zes en zeven wortelkanalen

Het belang van beeldvorming in de tandheelkunde komt regelmatig naar voren. Bij de behandeling van een vrouw met twee molaren die minstens zes abnormale wortelkanalen hadden door taurodontisme werden cone-beam computed tomography (CBCT) en een tandheelkundige operatiemicroscoop ingezet voor het lokaliseren van de wortelkanalen. Dit staat beschreven in een recent casusrapport in BMC Oral Health.

Anatomie en morfologie

Om endodontische procedures met succes af te ronden moeten clinici de anatomie van het wortelkanaal van elke patiënt en de morfologie van de tanden begrijpen. Als kanalen niet volledig worden afgesloten of sommige onbehandeld blijven, mislukken endodontische behandelingen vaak.

Taurodontisme maakt behandelingen lastiger

Taurodontisme is gekoppeld aan genetische of ontwikkelingsaandoeningen en beïnvloedt meerwortelige tanden, zoals kiezen. Het wordt geïdentificeerd door een langwerpige pulpakamer als gevolg van apicale verplaatsingen van de pulpabodem. De aandoening die bij 0,5% tot 5% van de algemene bevolking voorkomt kan een endodontische behandelingen uitdagender maken.

CBCT en operatiemicroscoop

Gelukkig vergemakkelijken CBCT-scans het analyseren van de anatomie van het wortelkanaal. Het gecombineerde gebruik van een tandheelkundige operatiemicroscoop met CBCT helpt bij het opsporen van en werken aan wortelkanalen in de bovenmolaren.

Zes en zeven wortelkanalen

De meeste molaren hebben twee tot vier kanalen. Er zijn veertien meldingen bekend van kiezen met ten minste zes kanalen, en slechts drie van die gevallen hebben betrekking op molaren met zeven kanalen, aldus de Chinese onderzoekers in het casusverslag. Het artikel beschrijft het geval van een patiënt met een eerste molaar met zes wortelkanalen en een ipsilaterale bovenkaakmolaar met zeven kanalen.

Zwelling in kaak

Een 35-jarige vrouw werd verwezen voor een wortelkanaalbehandeling na herhaalde perioden van zwelling in de rechterachterkaak bij tanden #16 en #17 gedurende drie maanden. Op röntgenfoto’s konden clinici zien dat de pulpakamer was verlengd, de pulpabodems apicale verplaatsing vertoonden, de wortels kort waren en beide tanden periapicale doorschijnendheid vertoonden.

Parodontitis en mesotaurodontisme

De tanden werden gediagnosticeerd als symptomatische apicale parodontitis en mesotaurodontisme. Mesotaurodontisme is een classificatie van taurodontisme waarbij de tanden aanzienlijk groter zijn en kortere wortels en een vergrote pulpakamer hebben.

Complexe patronen in de pulpakamer

Een wortelkanaalbehandeling werd aanbevolen. Met behulp van een operatiemicroscoop werden uiteindelijk complexe patronen in de pulpakamer van beide molaren onthuld. De bevindingen werden geverifieerd met CBCT-scans. Clinici hebben zes kanalen in tand #16 geprepareerd, twee in elk van de mesiobuccale, distobuccale en palatinale wortel. Ook maakten ze zeven kanalen in tand #17: drie in de mesiobuccale wortel, twee in de distobuccale wortel en twee in de palatinale wortel.

Twee van de kanalen in de mesiobuccale wortel van tand #17 waren met elkaar verbonden. De kanalen in de palatinale wortels waren gescheiden in het midden van de palatinale wortel en ontmoetten elkaar in de derde apicale. Met behulp van röntgenstralen en een elektronische apexlocator werd de werklengte van de wortels bepaald. De voorbereiding was voltooid en de toegangsholte werd afgesloten met een tijdelijke vulling. Een week later werd de procedure afgemaakt, werd de toegangsholte tijdelijk hersteld en moest de vrouw coronale rehabilitatie ondergaan.

Bewust zijn van zeldzame morfologie

Volgens de auteurs was dit geval “een uitdaging vanwege de grote morfologische variaties van de diepe pulpakamer, de posterieure locatie en het slechte zicht”. Beeldvorming hielp bij het analyseren van de wortelkanaalanatomie. Omdat complexe maxillaire molaire variaties bij patiënten mogelijk zijn, moeten clinici zich bewust zijn van de zeldzame morfologie van wortelkanalen. “Een juiste diagnose en zorgvuldig klinisch-radiologisch onderzoek zijn noodzakelijk, en het is essentieel om de kennis van de zeldzame morfologie van wortelkanalen voor clinici te versterken”, concluderen de auteurs.

Bron:

BMC Oral Health

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Acht orofaciale manifestaties van ziekte van Lyme geïdentificeerd

Acht orofaciale manifestaties van ziekte van Lyme geïdentificeerd

De ziekte van Lyme staat bekend om symptomen als rode vlekken op de huid en pijn. Een systematische review gepubliceerd in het Journal of Dental Hygiene heeft echter acht orofaciale manifestaties geïdentificeerd, waaronder veranderde smaak en gezichtsverlamming.

Ziekte na beet van besmette teek

Volgens het RIVM krijgen elk jaar zo’n 27.000 mensen per jaar de ziekte van Lyme na een tekenbeet. Het is de meest voorkomende vector-overgedragen ziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Borrelia burgdorferi en wordt overgedragen door de beet van een besmette teek. Het is bekend dat de ziekte van Lyme hoofdpijn en niet-specifieke orofaciale pijn veroorzaakt die kan lijken op temporomandibulaire gewrichtsaandoeningen.

Betere voorlichting voor vroegere diagnose

Uit een onderzoek uit 2014 bleek dat 46% van de ondervraagde zorgverleners een patiënt met de ziekte van Lyme was tegengekomen. Desalniettemin concludeerden onderzoekers uit die studie dat medische professionals, waaronder tandheelkundigen die mogelijk niet op de hoogte zijn van het verband tussen de ziekte en orale manifestaties, beter voorgelicht moeten worden over de ziekte om een vroegere diagnose te bevorderen.

Systematische review

Wetenschappers van de Old Dominion University in de Verenigde Staten voerden daarom een systematische review uit zodat tandheelkundige teams beter geïnformeerd kunnen worden over de frequentie van met de ziekte van Lyme geassocieerde orofaciale manifestaties bij patiënten in de VS. De groep analyseerde twaalf artikelen die tussen 1992 en 2017 waren gepubliceerd in niet-tandheelkundige tijdschriften. In totaal hadden de artikelen betrekking op 951 patiënten.

Acht orofaciale manifestaties

Er werden acht orofaciale manifestaties in hoofd-halsregio’s gevonden. Het meest voorkomende symptoom was gezichtsverlamming, wat optrad bij 404 patiënten (42,5%), gevolgd door temporomandibulaire gewrichtspijn bij 42,0% van de patiënten. Ook hoofdpijn (39,5%), een stijve nek (13,6%) en veranderde smaak (11,0%) kwamen relatief vaak voor. Verder hadden sommige patiënten last van nekpijn (7,5%) en uitslag van erythema migrans (5,2%). Het hebben van keelpijn was het minst voorkomende symptoom en trof slechts 29 patiënten (3%).

Resultaten geldig binnen de VS

De studie betrof alleen populaties binnen de VS. Aangezien varianten van de ziekte van Lyme in andere landen kunnen verschillen zijn de resultaten niet generaliseerbaar, schrijven de auteurs. Er zijn meer studies nodig zodat deze medische aandoening beter kan worden begrepen door mondzorgverleners en tijdig kan worden behandeld.

Beschouw ziekte van Lyme als mogelijke oorzaak

Wanneer een klinisch onderzoek er niet in slaagt om een specifieke pathologie van de mondgezondheid te identificeren bij patiënten die onverklaarbare orofaciale symptomen ervaren, zouden tandartsen de ziekte van Lyme als een mogelijkheid moeten beschouwen, schrijven de auteurs.

“Het is belangrijk voor tandheelkundige professionals om op de hoogte te zijn van de orofaciale manifestaties van de ziekte van Lyme en om een verwijzings- en follow-upplan te hebben met huisartsen om de best mogelijke gezondheidsresultaten voor hun patiënten te bereiken”, schrijven de onderzoekers.

Tijdig diagnose stellen

Het niet stellen van een “tijdige diagnose kan ervoor zorgen dat de ziekte zich in latere stadia ontwikkelt die worden gekenmerkt door chronisch lijden en levensbedreigende aandoeningen die moeilijk te behandelen zijn, waardoor de kwaliteit van leven van de patiënt negatief wordt beïnvloed”, aldus de groep.

Bron:
Journal of Dental Hygiene 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Dental Coach App wint eerste EFP innovation award for Digital Solutions for Gum Health

Dental Coach App wint eerste EFP innovation award for Digital Solutions for Gum Health

De Europese Federatie voor Parodontologie (EFP) heeft de eerste editie van de ‘EFP Innovation Award for Digital Solutions for Gum Health’ uitgereikt. De eerste prijs van €10.000 werd uitgereikt aan Lodewijk Gründemann en Melle Vroom voor hun ontwikkelde Dental Coach App.

Jaarlijkse prijs

Deze prijs, ondersteund door GSK, wordt vanaf het heden jaarlijks uitgereikt aan drie projecten op het gebied van digitale innovaties die gericht zijn op de bevolking, tandartsen en onderzoekers. De projecten moeten wereldwijd bijdragen aan de gezondheid van het tandvlees.

Digitale technologie

Voor het algemene publiek kan dit bijvoorbeeld digitale technologie betreffen als toepassingen of apparaten die de parodontale gezondheid verbeteren en tandvleesontsteking voorkomen. Een andere mogelijkheid is een technologie die tandartsen helpt bij het diagnosticeren of verbeteren van de tandvleesgezondheid van hun patiënten. Tenslotte kwamen ook nieuwe digitale methoden die de kwaliteit van onderzoek naar tandvleesgezondheid verhogen in aanmerking.

Vier criteria

De projecten werden geselecteerd door een jury bestaande uit voorzitters van verschillende EFP-commissies en een lid van het kernbestuur. De uitreiking vond plaats tijdens EuroPerio10, ’s werelds toonaangevende congres in parodontologie en implantaattandheelkunde georganiseerd door de EFP. Vier criteria werden gebruikt om de aanvragen te beoordelen: de behoefte, de markt, de presentatie van het idee en het bedrijfsplan.

De prijswinnaars

Dr. Lodewijk Gründemann en Dr. Melle Vroom uit Goutum, Nederland sleepte dit jaar de eerste prijs van €10.000 in de wacht met hun Dental Coach App. De tweede prijs van €6.000 werd uitgereikt aan Dental Tracker, een mobiele applicatie voor de patiënt, tandarts en parodontale onderzoekers gemaakt door Dr. Boey Sean Kuan, Perio.Co, Singapore.
AI-PERIO won de derde prijs van €4.000. Dit is een integratie van gezondheidsperceptie van het tandvlees en preventie van parodontitis op een op kunstmatige intelligentie gebaseerde mobiele applicatie voor het aanpakken van laaggradige chronische systemische ontstekingen. Dr. Giacomo Baima en Dr. Mario Aimetti van het Postgraduate Program, Universiteit van Turijn, Italië in samenwerking met de Anti-Inflammaging Company ontvingen deze prijs.

Preventie en behandeling

Professor Andreas Stavropoulos, EFP-president, zei: “Parodontitis, ook wel tandvleesontsteking genoemd, is wereldwijd de meest voorkomende chronische inflammatoire niet-overdraagbare aandoening en als het niet adequaat wordt behandeld, leidt het vaak tot tandverlies. Parodontitis is echter grotendeels te voorkomen met een goede mondhygiëne en regelmatige onderhoudsbezoeken aan het tandheelkundig team. Digitale technologieën spelen een steeds grotere rol bij preventie en behandeling en deze EFP-prijs met de steun van GSK is bedoeld om innovaties op dit gebied te ondersteunen.”

Trotse sponsor

Dr. Stephen Mason, Global Medical Lead: Oral Health, GSK Consumer Healthcare zei: “We hebben een geweldige kans om een betekenisvol verschil te maken om vermijdbare mondgezondheidsproblemen voor miljoenen mensen over de hele wereld uit te roeien. […] Daarom is GSK Consumer Healthcare er trots op sponsor te zijn van de nieuwe EFP Innovation Award for Digital Solutions for Gum Health. Digitale oplossingen zijn niet alleen een belangrijke factor om de parodontale gezondheid te verbeteren, maar zijn ook een toegangspoort tot een betere dagelijkse gezondheid.”

Bron:
EFP

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Femke Fleur

Femke-Fleur Lamkamp nieuw lid Raad van Toezicht KNMT

Met ingang van 1 juli is Femke-Fleur Lamkamp toegetreden tot de Raad van Toezicht van de KNMT, de beroepsvereniging van tandartsen, mka-chirurgen en orthodontisten. De 51-jarige Lamkamp is CEO van het Streeklaboratorium Haarlem.

Door haar rol als voorzitter van de raad van toezicht van de Stichting Jeugdtandverzorging Amsterdam tussen 2011 en 2020 heeft zij veel tandheelkundige kennis opgedaan en kent zij de bijzondere positie van de tandheelkunde in de medische wereld.

Lamkamp werd op basis van een voordracht van een selectiecommissie benoemd door de leden van de KNMT tijdens de Algemene Vergadering van de vereniging op 1 juli. Ze is de opvolger van Jos de Beer, die zich om persoonlijke redenen heeft moeten terugtrekken uit de Raad van Toezicht.

Naast Lamkamp hebben Marion Gout-van Sinderen en Willem van Baren zitting in de raad.

 

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Hans-de-Vries-benoemd-tot-nieuwe-voorzitter-KNMT

Hans de Vries nieuwe voorzitter tandartsenvereniging KNMT

Hans de Vries is met ingang van 1 juli de nieuwe voorzitter van de KNMT, de beroepsvereniging van tandartsen, mka-chirurgen en orthodontisten. De Vries (60) blijft naast het voorzitterschap ook werkzaam als tandarts bij mondzorgpraktijk Dental Clinics Heerlen.

Gedurende zijn loopbaan heeft De Vries brede ervaring opgedaan in de mondzorg. Behalve in verschillende reguliere tandartspraktijken was hij onder andere actief bij een Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde, waar cliënten met bijzondere tandheelkundige problemen behandeld worden, en bij de tandheelkundige dienst van het ministerie van Defensie.

Recent was hij nog betrokken bij een proef met een mondzorgcoach op het consultatiebureau van de GGD in Heerlen. Die geeft jonge ouders en verzorgers tips hoe ze het gebit van hun kinderen goed kunnen verzorgen. Ook adviseert de coach over gezond eetgedrag.

De Vries is tot tandarts opgeleid aan de Radbouduniversiteit in Nijmegen. Later volgde hij aanvullende opleidingen tot implantoloog en werd hij erkend als tandheelkundig slaapgeneeskundige.

Thema’s waar de nieuwe KNMT-voorzitter zich voor gaat inzetten zijn onder andere bereikbare mondzorg voor iedereen in Nederland – met speciale aandacht voor kinderen en ouderen, voldoende en goed opgeleide tandartsen en assistenten en het beperken van de regeldruk en onzinnige wetgeving.

Hans de Vries is als voorzitter de opvolger van Wolter Brands, die na 6 jaar de maximale zittingstermijn heeft bereikt.

 

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Waterkwaliteit in de mondzorgpraktijk de huidige stand van zaken

Waterkwaliteit in de mondzorgpraktijk: de huidige stand van zaken

Sinds 2016 dienen tandheelkundige praktijken hun unitwater twee keer per jaar te (laten) controleren op kiemen. In het begin was dat erg wennen voor een praktijk en in die tijd kregen we bij Aqua2Dental veel vragen zoals: wat als de kwaliteit niet goed is? En waarom moeten we blijven controleren ook al is de waterkwaliteit goed? Of waarom alleen de meerfunctiespuit controleren, terwijl die eigenlijk nauwelijks gebruikt wordt? Allemaal legitieme vragen en het liet zien dat er nog veel onduidelijkheid was over de implementatie van de nieuwe richtlijn. Ondertussen zijn we ruim 6 jaar verder en hebben veel praktijken het prima op orde.

In dit artikel bespreken we de huidige stand van zaken omtrent de waterkwaliteit. Hierbij komt de ervaring die we de afgelopen jaren hebben opgedaan, goed van pas.

Het probleem

De tandheelkundige unit is een complex systeem waarop verschillende onderdelen aangesloten zijn. Centraal in de unit bevindt zich een netwerk van dunne slangen waar water doorheen stroomt. Water uit de behandelunit wordt bijvoorbeeld gebruikt om te koelen, om te spoelen en om water in de mond van de patiënt te sprayen. Nadeel is dat er maar weinig water hoeft te worden gebruikt en dat de stroomsnelheid in de unit erg laag is. Een ander nadeel is dat het water in de unit voor langere tijd kan stilstaan waarbij opwarming kan plaatsvinden. Daarnaast moet het water via verschillende aftakkingen worden verdeeld over verschillende instrumenten.

Voorgaande punten hebben allemaal een nadelig effect op de waterkwaliteit. Het water met eventuele kiemen uit de behandelunit kan in contact komen met de slijmvliezen van de mond-keelholte van de patiënt en kan worden doorgeslikt. Geproduceerde aërosolen afkomstig uit bijvoorbeeld de meerfunctiespuit kunnen worden ingeademd door patiënt en behandelaar. Dit maakt dat water afkomstig uit de behandelunit kan worden aangemerkt als potentieel risicovol. Vooral aanwezigheid van de legionella bacterie is hierbij berucht. Aanwezigheid van legionella kan leiden tot
legionellose of Pontiac fever. Maar legionellose is niet de enige aandoening die kan ontstaan. Aanwezigheid van kiemen in een unit is ook in verband gebracht met astmatische klachten en niet alleen bij patiënten, maar ook bij de behandelaar. De behandelaar komt immers de hele dag in aanraking met potentieel besmette aërosolen, terwijl de patiënt na de behandeling naar huis gaat.

Het logisch gevolg van deze risico’s is dat er een apart hoofdstuk over waterkwaliteit is opgenomen in de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken. Hoofdstuk 10 “Kwaliteitsbeleid van water uit de behandelunit” gaat helemaal over waterkwaliteit. Belangrijk onderdeel in dit hoofdstuk is de controle van de waterkwaliteit. Immers is controle nodig om vast te stellen of het kiemgetal in de unit boven of onder de norm zit.

Controle van de waterkwaliteit

Sinds 2006 is een halfjaarlijkse controle van de waterkwaliteit opgenomen in de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken. Dit mag in eigen beheer, maar het
is aan te bevelen om dit uit te besteden. Niet omdat controle van de waterkwaliteit ingewikkeld is, maar wel omdat er veel mis kan gaan bij de controle. Als er bijvoorbeeld niet steriel gewerkt wordt of als de incubatie niet optimaal verloopt, kan dit invloed hebben op de uitkomst. Ook is interpretatie van de waarden niet altijd eenvoudig. Kortom je moet er beducht op zijn dat je eigen handelingen een invloed kunnen hebben op de uitkomst. Bovendien vindt er in een laboratorium een nauwkeurige meting plaats, terwijl je in eigen beheer slechts een indicatie krijgt van het aantal kiemen.

Uitbesteden aan bijvoorbeeld een laboratorium heeft bovendien nog het voordeel dat je de juiste beheersmaatregelen krijgt als de waterkwaliteit niet aan de norm voldoet.

Stappenplan controle van de waterkwaliteit

In de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken is het volgende stappenplan opgenomen om het water in uw unit te controleren:

  1. verricht een risico-inventarisatie en stel een beheersplan op voor elke behandelunit in de mondzorgpraktijk;
  2.  controleer elke behandelunit op de aantallen aerobe waterbacteriën bij 22°C; bij voorkeur vlak voor desinfecteren en leg het aantal KVE/ml vast;
  3.  indien <100 kve/ml: controleer na 6 maanden opnieuw;
  4. indien >100 kve/ml: tref maatregelen t.a.v. de infrastructuur en/of het desinfectieprotocol (raadpleeg zo nodig de leverancier) met als doel max. 100 kve/ml. Controleer zo nodig het inkomende water van het pand. Controleer hierna wederom het aantal kve/ml en leg vast. Herhaal dit net zo lang tot de norm is bereikt. Daarna kan het controleschema per 6 maanden worden hervat;
  5. indien de norm 100-voudig wordt overschreden (>10.000 kve/ml); controleer op de aanwezigheid van levende legionella bacteriën volgens NEN 6265. Tref aanvullende maatregelen indien het water van de behandelunit >100 kve/l levende legionella bacteriën bevat m.b.t. de infrastructuur en/of het desinfectieprotocol, met als doel max. 100 kve/l legionella. Controleer hierna wederom en herhaal tot de norm is bereikt. Daarna kan het controleschema per 6 maanden worden hervat.

Vooral het eerste punt wordt vaak vergeten. Niet veel tandheelkundige praktijken weten dat ze in het bezit dienen te zijn van een risico-inventarisatie en een beheersplan. Indien punt 4 en 5 van toepassing zijn, zijn extra beheersmaatregelen noodzakelijk. Zodra het kiemgetal onder de 100 KVE/ml zit, kan de praktijk de maatregelen consolideren.

Waterkwaliteit: de huidige stand van zaken

Sinds in 2006 de nieuwe richtlijn van kracht is gegaan, is de waterkwaliteit van tandheelkundige units sterk verbeterd. Alleen in coronatijd zagen we, begrijpelijkerwijs, een verslechtering. Op dit moment voldoet de meerderheid van de units die wij controleren aan de norm van 100 KVE/ml. Dit betekent dat de beheersmaatregelen voldoende zijn en dat de praktijk deze alleen hoeft te consolideren. Consolidatie is erg belangrijk, want we zien vaak onmiddellijk een achteruitgang als er minder stringent met de maatregelen wordt omgegaan. Daarnaast zien we dat zelfs kleine veranderingen in praktijkvoering een groot effect kunnen hebben op de waterkwaliteit. De aanschaf van een nieuw reservoir of verandering van desinfectans bijvoorbeeld. Ook de aanschaf van een nieuwe unit kan tot waterkwaliteitsproblemen leiden. Vaak wordt er, ten onrechte, van uit gegaan dat een nieuwe unit kiemvrij zal zijn. Dit is iets wat specifiek nagevraagd dient te worden bij de fabrikant. Sommige fabrikanten geven een garantie af dat hun nieuwe unit bij aanschaf voldoet aan de norm.

Oorzaken waterkwaliteitsproblemen

Als de unit niet aan de norm voldoet, proberen we door de juiste vragen te stellen achter het probleem te komen. Soms is dit een hele puzzel. Vooral bij kleine overschrijdingen
is het niet altijd duidelijk wat de overschrijding veroorzaakt heeft. Onze ervaring is dat in het geval van een flessensysteem het probleem meestal vervuiling van het reservoir is. Daarnaast kan de overschrijding afkomstig zijn vanuit het tappunt waarmee de reservoirs worden gevuld. Door dit water te testen, kunnen we snel achterhalen of hier de oorzaak van de normoverschrijding ligt. In het geval van een unit aangesloten op het collectieve systeem is de oorzaak van de normoverschrijdingen lastiger te achterhalen. Dit komt omdat de unit een onderdeel is van een groter
waterleidingnetwerk. Problemen kunnen veroorzaakt worden door aanwezigheid van een dode leiding, een hotspot of een lekkende keerklep elders in het leidingwerk. Vaak dient er een brononderzoek plaats te vinden alvorens wij de bron van de besmetting kunnen achterhalen.

Bij een 100-voudige overschrijding dient er een geaccrediteerde legionellabepaling uitgevoerd te worden. Gelukkig is de kans op een legionellabesmetting niet heel groot. Indien er legionella geconstateerd wordt, adviseren wij altijd om een chemische desinfectie te laten uitvoeren. Daarnaast kan een legionella brononderzoek uitgevoerd worden om de bron van de legionella besmetting te achterhalen.

Samengevat

Samengevat kunnen we concluderen dat in 2022 de waterkwaliteit bij veel praktijken op orde is. De nieuwe regelgeving met de verplichting om iedere 6 maanden te testen heeft wat dat betreft zijn vruchten afgeworpen. Praktijken zijn op dit moment veel meer bezig met waterkwaliteit, waar dit voorheen veel minder aandacht had.

Door: Dr. Hugo E. van Beurden, aqua2dental.nl

Lees ook:

Onderhoud en beheer van water in tandheelkundige unit

Lees ook eerdere artikelen van Hugo van Beurden:
Waterkwaliteit mondzorgpraktijk in coronatijd
De rol van schimmels, archaea, protisten en virussen bij parodontitis: een update
De rol van herpesvirussen bij parodontitis
Oorzaken van refractaire parodontitis
Real-time PCR. Diagnostiek van de toekomst

 

 

Lees meer over: Praktijkhygiëne, Thema A-Z
Domotica en e-health in de ouderenmondzorg

Domotica en e-health in de ouderenmondzorg

Verslag van de lezing van Laurence Alpay en Ybranda Koster over de wereld van technologie voor mondzorg bij ouderen. Welke technologieën zijn beschikbaar en in welke situaties worden ze gebruikt? Hoe denken mondzorgprofessionals over technologiegebruik?

Wat is e-health technologie precies?

Dit is de toepassing van digitale informatie om de gezondheid te ondersteunen of te verbeteren. Het is dus best een breed begrip. Enkele voorbeelden van kleine toepassingen zijn de webbased applicaties zoals digitale zorgdossiers en zorgportalen met inzage voor de patiënt. Daarnaast kennen we de beeldschermzorg waarin tijdens corona-tijd veel gebruik werd gemaakt.

Domotica en Ambiance Technologie

Domotica en Ambiance Technologie zijn technologieën in en rondom het huis zoals een stofzuigrobot of een tandenborstel die controleert of je goed gepoetst hebt.

Serious Gaming

Dan kennen we nog Serious Gaming. Dit wordt tijdens revalidatie vaak ingezet bij vervelende oefeningen die frequent herhaald moeten worden; door het leuk te maken is het beter vol te houden. Binnen de mondzorg zie je dit ook, vaak gericht op kinderen. Serious Gaming helpt dan bij hoe zou je moeten poetsen, waar moet je op letten en wat is nu de juiste voeding.

Health Sensoren

Verder kennen we de Health Sensoren. Deze kunnen bijvoorbeeld je bloedsuiker meten. Ook sensoren in mondprotheses zouden in principe allerlei metingen kunnen doen. Een technologie die nog minder gebruikelijk is, is de avatar of virtuele assistenten en ook de beslisondersteuning is nog niet zo bekend. Dit kan in de vorm van apps waarbij je symptomen kan invullen waaruit vervolgens drie mogelijke diagnoses rollen als ondersteuning voor de arts. Hier zit dus een menselijke factor bij.

Wearable Divises

Dan zijn er nog de WearableDevices, bijvoorbeeld de stappenmeter. Een technologie met veel toekomst is gebaseerd op Big Data en Kunstmatige Intelligentie: alle gegevens die bij dit soort toepassingen worden verzameld en ter ondersteuning van diagnoses gebruikt kunnen worden.

Factoren voor inzetten technologie

Voorwaarde van het inzetten van de technologie is uiteraard dat de gebruiker en de behandelaren moeten kunnen omgaan met de nieuwe technologie. Ook moet het passen bij het proces waarin de technologie wordt gebruikt en bij de behoeften, vermogen en motivatie van de gebruikers. Die factoren samen beslissen wat je het beste kunt inzetten.
Er werd onderzoek gedaan naar de acceptatie van de intra orale camera bij verpleegkundigen in verpleeghuizen. Dit werd uitgevoerd door studenten van de opleiding Verpleegkunde bij Inholland, zij deden eerst een literatuurstudie en vervolgens een kwalitatief onderzoek. Hierbij bleek dat verpleegkundigen openstaan om de technologie te gebruiken. Er is geen weerstand maar er zijn wel belemmeringen vermeld, zoals cliënten die de mond niet lang genoeg kunnen openhouden en het bleek meer tijd te kosten voor de professional.
Daarnaast, testten studenten van verschillende opleidingen (Minor Zorg Technologie van Hogeschool Rotterdam, een samenwerking binnen het Vitale Delta consortium) de toepassing om ouderen te stimuleren goed te tandenpoetsen. Bij ouderen is er namelijk regelmatig gebrek aan kennis en motivatie. Ook hierbij werd eerst literatuuronderzoek gedaan, gevolgd door een online enquête. Hierbij werd onderzocht welk ontwerp van de applicatie het beste werd bevonden. Zo werd er gekeken naar de vorm, kleur en het lettertype. Bij deze applicatie kan men naar muziek luisteren tijdens het tandenpoetsen en kiezen welke muzieksoort men wil horen. Ook wordt er een instructiefilm aangeboden en is er een vragenlijst geïntegreerd met vragen als; hoe gaat het met uw mondhygiëne? Er werd hierna een prototype gemaakt. De vraag is: zou het helpen met stimuleren van beter tandenpoetsen?
Een laatste voorbeeld van een onderzoek bij thuiswonende ouderen. Hierbij werd de vraag gesteld of ouderen bereid zijn om digitale middelen te gebruiken voor hun mondhygiëne. Hieruit bleek dat zij niet altijd hiervoor openstaan. Het verschilt namelijk per groep. Er werd uitgevraagd welke behoefte en wensen er zijn rondom technologiegebruik? 50 interviews werden uitgevoerd door verschillende studenten. Het resultaat: ouderen zijn technisch in staat om digitale middelen te gebruiken. Tegelijkertijd gaven zij aan dat technologie fijn is maar geen vervanging is van persoonlijk contact met tandarts/mondhygiënist.

Bij het inzetten van technologie zal men moeten opletten wie de cliënten precies zijn en welke context er is. Zo kan je meer op maat en gepersonaliseerde technieken in co-creatie met alle stakeholders ontwikkelen.

Hoe denken mondzorgprofessionals over technologiegebruik?

Er werd onder de deelnemers een poll uitgezet waarbij de gedachten over het gebruik van technologie door professionals in de mondzorg werden uitgevraagd. Over de privacy maakt men zich niet zo druk. Men vindt het positief dat het contact verbeterd kan worden. Soms kan het werk er ingewikkelder door worden maar soms ook juist niet. Het kost in het begin tijd om er mee te leren omgaan maar als eenmaal alles goed is aangepast, dan pluk je de vruchten van deze inspanningen. De behandeling wordt wellicht korter en een ander punt is het voorkomen van slechtere mondzorg door bijvoorbeeld een orale camera te gebruiken voor vroegdiagnostiek. Dit kan zeker worden toegepast bij de doelgroepen die niet meer goed zelf kunnen aangeven dat ze klachten hebben. De communicatie tussen een medewerker in het verpleeghuis en de mondhygiënist kan veel sneller en beter door beeldcommunicatie. Wie weet komen er nog robots die het werk kunnen overnemen, maar dat ziet mevrouw Koster niet zo snel gebeuren omdat de mondzorg best delicaat is.
Uit de poll onder de congresdeelnemers bleek dat de meesten nog geen e-health toepassingen gebruiken in hun praktijkvoering.

Laurence Alpay (Phd) is Associate Lector eHealth, Medische Technologie bij Hogeschool Inholland.
Ybranda Koster (Msc) is docent-onderzoeker, Medische Technologie, E-health bij Hogeschool Inholland.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de lezing van Laurence Alpay en Ybranda Koster tijdens het NVGd-lustrumcongres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, E-health, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
De behandeling van gecombineerde furcatie en intra-bony defecten

De behandeling van gecombineerde furcatie en intra-bony defecten

Meerwortelige elementen met een furcatiedefect worden gezien als een probleem. Het risico dat een element verloren gaat, is vele malen groter wanneer er sprake is van een furcatiedefect. Naast een probleem, zou je dit ook juist als een uitgelezen kans kunnen zien voor een regeneratieve behandeling. Op dit moment zijn er verschillende behandeltechnieken beschikbaar voor dit probleem, waarbij de levensduur van het element verlengd kan worden. Dit loopt uiteen van niet-chirurgisch tot conservatieve chirurgie of zelfs regeneratieve chirurgie.
Een element met furcatiegraad klasse II of III is juist een element dat behandeld moet worden middels parodontale therapie. Furcatiebetrokkenheid op zichzelf is absoluut geen reden voor extractie. De voorkeur voor therapiesoort is de parodontale regeneratie, zeker bij klasse II furcaties aan de buccale en linguale zijde.

Interradiculaire botdefecten

Interradiculaire botdefecten worden op twee manieren ingedeeld. De mate van horizontaal botverlies: van klasse I, II en III en de mate van verticaal botverlies in A, B en C. Waarbij I en A het minst aangedaan zijn. De prognose van een klasse II, A is veel beter dan van een klasse II, C.

Onderzoek molaar met furcatiedefect

Binnen het onderzoek van Tonetti uit 2017 werden 200 patiënten gevolgd met ten minste één molaar met een klasse II furcatie defect. Deze patiënten werden behandeld middels conservatieve therapie: een toegangsflap en debridement. Zij werden vervolgens 10 jaar vervolgd en opgedeeld in subklasse A, B en C. Na 10 jaar was 91% van de Klasse A nog aanwezig in de mond, 67% van B en maar 23% van klasse C. De conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat de waarschijnlijkheid dat een molaar verloren gaat, toeneemt bij een groter verticaal botdefect.

Regeneratieve therapie

Binnen klasse II furcaties zijn er verschillende uitingsvormen: de keyhole, de horizontale en de intrabony defecten. Hier gaan we in op de intrabony defecten en of we hier parodontale regeneratie kunnen toepassen.

Uit verschillende onderzoeken, komen verschillende methodes naar voren die hiervoor geschikt zijn: ondere andere de Modified Papilla Perservation Technique (MPPT) en de Minimal Invasive Surgical Technique (MIST). Bij deze technieken wordt een intrabody botdefect behandeld. Deze behandelmethode gaan we nu toepassen op furcatiedefecten bij molaren. Waarbij het doel is om een toename te krijgen van de verticale parodontale steunweefsels en daarbij ook een positief effect te hebben op de mate van furcatietoegankelijkheid. Het is hierbij van belang wat voorafgaande aan de behandeling de hoogte is van de interdentale botkam. Specifiek wil je weten of deze crest boven of onder de furcatieingang ligt. Wanneer de crest hoger ligt, is er potentie om de furcatie volledig te sluiten. Wanneer deze lager ligt, is volledig sluiting niet te verwachten.

Endodontische behandeling voor start parodontale regeneratieve therapie

Als het botdefect dusdanig diep is dat het mogelijk reikt tot aan de apex, is het ook noodzakelijk om een endodontische behandeling uit te voeren voor het starten van de parodontale regeneratieve therapie. Van te voren worden de pocketdieptes opgemeten en wordt op de röntgenfoto beoordeeld hoe hoog de botkammen zijn. Het is belangrijk om te weten waar de pockets zich bevinden voor het ontwerp van de flap. Als er linguaal geen pockets zijn, kan gekozen worden voor een zuiver buccale toegangsflap en omgekeerd.
Na de toegangsflap en debridement wordt EDTA en amelogenins aangebracht om de flap daarna primair te sluiten.

Onderzoek bij 49 meerwortelige elementen met furcatiedefect

Naar deze behandelmethode is onderzoek gedaan bij 49 meerwortelige elementen met een furcatiedefect klasse II tot III met diepe intrabony defecten. Er werd ofwel gebruik gemaakt van de MPPT of MIST benadering.
De elementen werden tussen drie en 16 jaar vervolgd. De meeste elementen bevonden zich in de subklasse C. Dit zijn element met vergevorderd parodontaal aanhechtingsverlies.
Na één jaar waren alle elementen in der mandibula nog aanwezig. In 24 gevallen trad verbetering van de furcatieclassificatie op en slechts bij twee elementen werd geen verandering gevonden. In bijna de helft van de gevallen was er sprake van volledige sluiting van de furcatie. Er trad geen verslechtering op. Gemiddeld was er aanhechtingswinst van 6,5 mm.

Bij de twee elementen waarbij regeneratie niet geslaagd is, lijkt de mobiliteit van het element de verstorende factor. Voor de behandeling hadden de elementen een hoge mobiliteitsgraad en het is niet gelukt dit voldoende onder controle te krijgen. Een andere complicerende factor kan de reiniging van de furcatie zelf zijn. Als de debridement hier onvoldoende is, kan hier ook geen volledige sluiting optreden. Dr. Cortellini gebruikt hiervoor micro-spiegels en tips gecoat met diamant.
Bij de maxilla was een vergelijkbaar beeld te zien. Alleen in de maxilla zijn er geen molaren verloren gegaan en was zelfs in meer dan de helft de furcatie volledig gesloten. Wat opvallend is, omdat het is het algemeen lastiger is om de mesiale en distale furcatie te sluiten dan de buccale of linguale.

Over het algemeen geldt dat bij klasse III furcatiedefecten is nog geen voorspelbare behandelmethode voor regeneratie bekend is, maar in bovenstaand onderzoek waren de uitkomsten bijzonder positief.

Dr. Pierpaolo Cortellini received his MD from the University of Florence (Italy) in 1980, and his DDS in 1984 from the University of Siena (Italy). Visiting Professor at KU Leuven (Be) Dept. of Oral Health Sciences, he is the founder of the reaserch non-profit organisations ATRO (Firenze, IT) and ERGOPerio (Berne, CH). He is Past President of the Italian Society of Periodontology and of the European Federation of Periodontology. Promoter and Coordinator of six “National Educational Projects” from SIdP, he was Scientific Chairman of Europerio 6 and of the 1st EFP Master Clinic. He runs a multidisciplinary private practice and a Private Educational Center in Florence (Italy). Dr. Cortellini is involved in clinical research in periodontology since 1982, with special emphasis for periodontal regeneration, mucogingival surgery and diagnosis. Dr. Cortellini lectures extensively on a national and international level; he is referee of the main scientific journals in the field of periodontology, and is the author of more than 150 original publications in scientific journals.

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Pierpaolo Cortellini tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Wat doet een orofaciaal therapeut precies?

Wat doet een orofaciaal therapeut precies?

De orofaciaal fysiotherapeut is een fysiotherapeut-specialist voor gezondheidsproblemen bij functiestoornissen en functionele beperkingen in het hoofd- en halsgebied en in het kauwstelsel. dental INFO interviewde orofaciaal therapeut Kees Putters over zijn vak, indicatiegebieden en doorverwijzingen door mondzorgprofessionals.

Wat is precies een orofaciaal therapeut?

“De orofaciaal fysiotherapeut (OFT) is een fysiotherapeut-specialist voor gezondheidsproblemen bij functiestoornissen en functionele beperkingen in het hoofd- en halsgebied en in het kauwstelsel. De orofaciaal fysiotherapeut analyseert, interpreteert en behandelt dit soort gezondheidsproblemen die het gevolg zijn van artrogene, musculaire en neurogene stoornissen in de hoofd- en halsregio. Historisch gezien lag het indicatiegebied vooral binnen het domein van de bijzondere tandheelkunde. Aangezien de problematiek in het hoofd- en halsgebied vele indicaties en specifieke kennisdomeinen bevat, heeft de OFT zich gaandeweg ook hierbinnen verder ontwikkeld.”

Hoe word je orofaciaal therapeut?

“Ik heb in 2008 de post-HBO opleiding orofaciale fysiotherapie afgerond. Dit is een specialisatie binnen de fysiotherapie, net als kinder- of sportfysiotherapie. Deze opleiding heb ik gevolgd na de reguliere 4-jarige HBO opleiding. Tijdens de reguliere fysiotherapie-opleiding wordt nauwelijks aandacht aan het orofaciale domein besteed. Vandaar dat patiënten met orofaciale klachten het beste naar een NVOF geregistreerd orofaciaal fysiotherapeut kunnen gaan. Er zijn ongeveer 170 orofaciaal fysiotherapeuten in Nederland.”

Hoe is uw interesse voor het vakgebied ontstaan?

“Mijn eigen tandarts maakte mij erop attent dat mijn tanden afsleten. Waarschijnlijk als gevolg van nachtelijk klemmen en knarsen. Ik ben mij toen verder gaan verdiepen in deze problematiek en kwam er achter dat je als fysiotherapeut veel kan betekenen voor patiënten met klachten als gevolg van klemmen en knarsen. Daarom ben ik de opleiding gaan volgen. Ik ben dus eigenlijk een soort ‘lotgenoot’ van mijn patiënten.”

Met welke disciplines werkt u samen?

“Ik werk samen met tandartsen, tandarts-gnatologen, KNO-artsen, MKA-chirurgen, mondhygiënisten, huisartsen, neurologen, fysiotherapeuten, acupuncturisten en logopedisten. Met de tandartsen en mondhygiënisten werk ik samen in een praktijk, dus onder één dak. Zo kunnen we goed multi- en interdisciplinair samenwerken, wat een grote meerwaarde is.”

Wat voor patiënten behandelt u?

“Ik behandel patiënten met verschillende indicaties. Belangrijke indicatiegebieden voor orofaciale fysiotherapie zijn:

  • Temporo Mandibulaire Dysfunctie (TMD) zoals: pijnklachten in het kauwstelsel, beperkte mondopening, kaakgewrichtsgeluiden en andere functiestoornissen.
  • Orofaciale- en intraorale pijn, waaronder hoofdpijn, (a)specifieke aangezichtspijn, neuropathieën in het hoofd-/halsgebied
  • Tinnitus (oorsuizen) en aspecifieke otalgieën (oorklachten)
  • Vormen van hypo- en hyperacusis
  • Vertigo (duizeligheid), dysbalans en disequilibrum
  • Bruxisme
  • Vormen van slaapstoornissen
  • Status na hoofd-halsoncologie
  • Status na hoofd-hals-chirurgie en -traumatologie
  • Paresen en paralysen van hoofd en hals (aangezichtsverlamming, Bell’s parese)
  • Dyskinesieën en dystonieën
  • Cervicale functiestoornissen

Een aantal bijzondere groepen vraagt om een specifieke benadering door de aard van de populatie, de specifieke communicatie of patho-fysiologische mechanismen. Je kunt dan denken aan patiënten met systeemziekten en ook aan specifieke beroepsgroepen als musici.”

Wie verwijst patiënten naar u?

“Patiënten kunnen verwezen worden door tandartsen, tandarts-gnatologen, KNO-artsen, MKA-chirurgen, mondhygiënisten, huisartsen, reumatologen, fysiotherapeuten, acupuncturisten en logopedisten. De meeste verwijzingen ontvang ik van tandartsen, orthodontisten, KNO-artsen, MKA-chirurgen en huisartsen. Maar patiënten kunnen ook op eigen initiatief naar een orofaciaal fysiotherapeut gaan. Er is niet per se een verwijzing noodzakelijk.”

Kunt u iets vertellen over de resultaten van uw aanpak?

“Over het algemeen boek ik goede, snelle resultaten. De pijnklachten van bijvoorbeeld tandenknarsen zijn door de juiste aanpak goed te beïnvloeden. Ook een mondopeningbeperking als gevolg van een discus luxatie is te verbeteren. Veel patiënten lopen al lange tijd rond met (pijn)klachten in het orofaciale gebied. Ze bezoeken de tandarts, huisarts, kno-arts en MKA-chirurg vaak zonder goed resultaat. De orofaciaal fysiotherapeut kan de oplossing zijn voor deze mensen.”

Hoe staan tandartsen tegenover uw behandelingen?

“Over het algemeen positief. Ik heb goed contact met de tandartsen in mijn werkomgeving. Ik werk zelf in een grote tandartsenpraktijken in Delft en binnenkort mogelijk ook in Rotterdam. Ik heb wel goed moeten vertellen wat ik nu daadwerkelijk doe en kan en bij welke indicaties. Voor veel tandartsen is het namelijk een vrij onbekend specialisme binnen de fysiotherapie. Maar bij een paar succesverhalen zien ze de meerwaarde voor hun patiënten in.”

Heeft u een casus die interessant is voor de tandarts?

“Ja zeker. Ik kan er twee geven.
De eerste casus gaat over een vrouw die door de tandarts verwezen werd voor TMD (ook wel CMD) klachten. De vrouw ervaarde pijn bij het oor en de zijkant van het hoofd. De tandarts sloot tandbetrokkenheid uit. De klachten zijn ontstaan na een tandheelkundige ingreep waarbij de vrouw lange tijd met haar mond heeft open gelegen. Uit de anamnese en het onderzoek bleek dat zij tandenknarste/klemde. Ze heeft in het verleden weleens een opbeetplaat van de tandarts gekregen, maar deze gebruikte ze al jaren niet meer. Daarnaast was er een hoge spierspanning in de kauwspieren, pijnlijke palpatie en rek van de m. masseter en m. temporalis. Eindstandige mondopening was pijnlijk.

De therapie bestond uit het in kaart brengen en het voorkomen en corrigeren van het knars/klemgedrag van de vrouw. Daarnaast gaf ik haar onder andere adviezen en oefeningen om de spierspanning en de pijn te verminderen. Na een paar weken was zij weer klachtenvrij.

De tweede casus gaat over een vrouw met een acute, pijnlijke mondopeningbeperking (trismus). Ze had al jaren een knap in het gewricht, maar had hier geen last van. Af en toe was dit wel hinderlijk aanwezig bij het eten of gapen. Plots kon zij haar mond niet meer goed openen en ervaarde ze veel pijn ter hoogte van het kaakgewricht, voor het oor. De pijn trok soms door richting de zijkant van haar hoofd en in het wanggebied. Fysiotherapeutisch onderzoek wees uit dat zij klemde. Er was een mondopening van 19 mm met eindstandig pijn. Mijn conclusie was: artrogene tmd op basis van een ventrale discus verplaatsing zonder reductie en onderliggend bruxisme.

De therapie bestond in eerste instantie uit uitleggen wat er nu daadwerkelijk aan de hand was. Daarnaast kreeg zij oefentherapie en leerde zij mobilisatietechnieken voor het herstellen van de mondopening. Verder was er aandacht voor het klemgedrag en het verminderen van de spanning van de kauwspieren.

Na een aantal behandelingen was de pijn nagenoeg verdwenen en was de mondopening hersteld tot ruim 45 mm. De vrouw kon weer zonder problemen eten, praten en gapen. Ze blijft de oefentherapie voor de spierspanning preventief uitvoeren.”

Door: Orofaciaal therapeut Kees Putters, kees@denieuwedam.nl Hij heeft de opleidingen Fysiotherapie en Orofaciale fysiotherapie gevolgd en werkte als fysiotherapeut in verschillende particuliere praktijken, als paramedisch adviseur bij een zorgverzekeraar en auditor bij HCA en KIWA. Momenteel is hij werkzaam als (orofaciaal) fysiotherapeut bij paramedisch centrum de Nieuwe Dam in Schiedam en bij Dentalways in Delft. Daarnaast biedt hij online fysiotherapie consulten gericht op orofaciale klachten aan via Fysiovoordekaak.nl

Dit artikel is voor het eerst in 2015 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor geüpdate.

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
tand - tandarts

Casus: Botox vermindert niet-odontogene kiespijn bij 39-jarige vrouw

Een 39-jarige vrouw kreeg linksonder van haar kaak een niet-odontogene kiespijn. Na wortelkanaalbehandeling, vervanging van inlay en gedragsaanpassingen verminderde de kiespijn uiteindelijk na een injectie met botulinumtoxine A (BoNT), waarvan Botox een merknaam is, volgens een casusrapport in Clinical Case Reports.

Niet-odontogene oorzaken

Bij het diagnosticeren van de oorsprong van kiespijn moeten clinici rekening houden met een niet-odontogene oorzaak als onderzoeken geen pathologieën aam het licht brengen. Spieraandoeningen, neuropathische of neurovasculaire pijn, sinus- en neusslijmvliesproblemen en andere ziekten kunnen niet-odontogene tandpijn veroorzaken.

Botox tegen myofasciale pijn

In 1989 stond de Amerikaanse Food and Drug Administration het gebruik van BoNT, wat tijdelijk spieren verlamt, toe voor het beheersen van ongecontroleerde oogbewegingen. In de loop der jaren is de neurotoxine gebruikt om vele andere aandoeningen te behandelen, waaronder myofasciale en neuropathische pijn, chronische migraine en gewrichtspijn. Bij myofasciale pijn vermindert BoNT de frequentie, intensiteit en duur van terugkerende episodes.

39-jarige vrouw

De auteurs uit Tokushima University in Japan beschrijven een geval waarin een injectie met BoNT werd gebruikt om de niet-odontogene kiespijn van een patiënt te behandelen, hoewel er geen standaardprotocol is voor het gebruik ervan bij deze tandheelkundige aandoening. De casus betreft een 39-jarige vrouw met doffe, pijnlijke pijn in haar rechter onderkaak. De pijn verergerde toen ze kauwde, en een onderzoek wees uit dat er geen spontane pijn was. Haar eerste molaar linksonder testte echter positief op kou en percussie, schreven de auteurs.

Inlay en parodontitis

Bovendien had de patiënt cariës op tand #19 en een inlay in #18. Ook had ze bij tand #18 een parodontale pocket van 4 mm die bloedde bij sonderen, schreven de auteurs. Toen de inlay werd verwijderd, verlichtte het haar symptomen.

Pijn blijft ondanks behandeling

Tijdens de volgende afspraak twee manden later klaagde de vrouw echter over spontane pijn in #19. Deze tand reageerde positief op de elektrische pulpatest, en hoewel #19 een wortelkanaalbehandeling onderging, hielden haar symptomen aan. Ook tand #18 had een positieve koudetest. Haar pijn bleef ondanks overgevoeligheidsbehandeling en occlusale spalk, volgens het rapport.

Doorverwijzing naar orofaciale pijnkliniek

Vervolgens werd de patiënt doorverwezen naar een orofaciale pijnkliniek waar ze een röntgenfoto en een occlusale correctie onderging. Clinici merkten op dat haar bilaterale kauwspieren gevoelig waren. Er waren echter geen afwijkingen in haar kaakgewrichten, schreven de auteurs. Toen haar kauwspier werd aangeraakt, ervoer de vrouw pijn, schouderstijfheid en spanningshoofdpijn. Haar pijn was 30 op 100 op de visuele analoge schaal (VAS).

BoNT-injectie

Artsen besloten de vrouw door te verwijzen naar de afdeling neurologie voor een BoNT-injectie. Na de injectie was haar kiespijn verminderd tot een 9 op 100 op de VAS. De patiënt ervoer echter een lichte asymmetrie van het gezicht. Na vier maanden nam haar pijn af tot 0 op 100 op de VAS. Zeven maanden later klaagde de patiënte dat haar kiespijn terugkeerde en beschreef het als een 20 op 100 op de VAS. De patiënt weigerde echter nog een BoNT-injectie omdat haar tandpijn draaglijk was, schreven de auteurs.

Verschillende factoren

Ze concluderen dat orofaciale pijn van odontogene of niet-odontogene oorsprong kan zijn. Niet-odontogene kiespijn kan het gevolg zijn van verschillende factoren die samen of één enkele factor werken. Daarom vereist het een zorgvuldige diagnose en behandeling. In dit geval lijkt de niet-odontogene kiespijn te zijn veroorzaakt door de bijdrage van verschillende factoren.

Waarschuwen voor bijwerkingen

Een injectie van BoNT hielp om de pijn te verminderen. Hoewel het relatief veilig en aanvaardbaar is, kunnen er enkele nadelen aan het gebruik van BoNT kleven. Hoewel bijwerkingen bij kleine doses niet altijd voorkomen en mild zijn kunnen sommige patiënten, waaronder de vrouw die in dit geval rapporteert, negatieve symptomen ervaren. Daarom moeten clinici volgens de auteurs patiënten waarschuwen voor mogelijke bijwerkingen, zodat ze weloverwogen beslissingen kunnen nemen over de behandeling.
Niettemin hielp de “directe injectie van botulinumtoxine deze niet-odontogene kiespijn van myofasciale pijnoorsprong te verminderen”, aldus de auteurs.

Bron:
Clinical Case Reports

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
Patiëntenfederatie Nederland: meer onderzoek nodig naar de groten hoeveelheid mensen die mondzorg uitstellen

Patiëntenfederatie Nederland: meer onderzoek nodig naar de grote hoeveelheid mensen die mondzorg uitstellen

Veel mensen stellen het krijgen van mondzorg uit wegens angst voor de tandarts of corona, of te hoge kosten. Dit blijkt uit een onderzoek van Patiëntenfederatie Nederland onder hun eigen panel. Het mijden van de tandarts of mondhygiëniste kan schadelijke gevolgen hebben, dus is het belangrijk dat hier op nationaal niveau meer onderzoek naar wordt gedaan.

Patiëntervaringen

Patiëntfederatie Nederland onderzocht in juli 2021 de ervaringen van patiënten bij mondzorgverleners, waaronder tandartsen, mondhygiënisten en orthodontisten. Hierbij werden bijvoorbeeld vragen gesteld over de kwaliteit van de zorgverlening, informatievoorziening en communicatie.

10% ging niet naar tandarts

Volgens het onderzoek onder bijna 9.600 patiënten is bijna 10% van de deelnemers de afgelopen twee jaar niet naar de tandarts of mondhygiënist geweest. De belangrijkste redenen hiervoor waren angst voor de tandarts, angst voor corona of geldgebrek. Aangezien mensen die niet naar de tandarts gaan waarschijnlijk niet vaak meedoen aan een studie over de tandarts, ligt het werkelijke aantal tandartsmijders waarschijnlijk een stuk hoger.

Uitstellen leidt tot problemen

Het uitstellen van mondzorg kan leiden tot gebitsproblemen en gezondheidsschade. Dit kan mogelijk alleen worden opgelost door zwaardere behandelingen en dus hogere kosten in de toekomst. Volgens directeur Dianda Veldman zijn dit ongewenste ontwikkelingen die moeten worden opgelost.

Vervolgonderzoek is nodig

Voordat er effectieve maatregelen kunnen worden genomen, is eerst vervolgonderzoek nodig. Om erachter te komen hoe groot de groep patiënten is die geen mondzorg krijgen en om in te kunnen zien wat de beweegredenen van deze mensen zijn moet nationaal onderzoek worden gedaan. De overheid heeft eerder een onderzoek aangekondigd om het gebruik van mondzorg in kaart te brengen. Volgens de Patiëntenfederatie is dit echter niet genoeg.

Aangekondigde monitoring uitbreiden

“De overheid moet de aangekondigde monitoring uitbreiden. Hier heeft VWS wat ons betreft echt het voortouw. Breng de (ervaren) kosten van mondzorg voor mensen in kaart en achterhaal wat voor redenen er nog meer zijn om de mondzorg te mijden. Bekijk de kosten voor de mondzorg in samenhang met andere kosten – die mensen ook maken, zoals eigen risico, eigen bijdragen en aanvullende verzekeringen. En doe er iets aan als je dan weet wat de redenen zijn waarom mensen niet naar de tandarts gaan,” aldus Veldman.

Bron:
Patiëntenfederatie Nederland

 

 

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
Ook e sigaretten leiden tot tandvleesaandoeningen

Ook e-sigaretten leiden tot tandvleesaandoeningen

E-sigaretten, ook wel ‘vapes’ genoemd, veranderen het microbioom in de mond van rokers. Daarmee zorgt het roken van e-sigaretten voor een reeks gezondheidsrisico’s, waaronder tandvleesaandoeningen. Dat blijkt uit onderzoek van het NYU College of Dentistry.

Het roken van sigaretten is een bekende risicofactor voor het ontwikkelen van tandvleesaandoeningen, maar er is minder bekend over de effecten van e-sigaretten, die nicotine en andere chemicaliën verdampen. Een reeks nieuwe onderzoeken door onderzoekers van het NYU College of Dentistry laat zien hoe e-sigaretten de mondgezondheid kunnen veranderen en bijdragen aan tandvleesaandoeningen.

De mondgezondheid van 84 volwassenen uit drie groepen werd onderzocht: sigarettenrokers, gebruikers van e-sigaretten en mensen die nooit hadden gerookt. Tandvleesaandoeningen werden beoordeeld door twee tandartsbezoeken met een tussenpoos van zes maanden. Tijdens de onderzoeken zijn plaquemonsters genomen om de aanwezige bacteriën te analyseren.

Veranderingen in het microbioom

Alle deelnemers hadden aan het begin van het onderzoek tandvleesaandoeningen, waarbij sigarettenrokers de ernstigste ziekte hadden, gevolgd door gebruikers van e-sigaretten. Na zes maanden ontdekten de onderzoekers dat tandvleesaandoeningen erger waren geworden bij sommige deelnemers in elke groep, waaronder verschillende gebruikers van e-sigaretten.

Bij analyse van de bacteriën in de plaquemonsters bleek dat gebruikers van e-sigaretten een ander oraal microbioom hebben dan rokers van normale sigaretten en niet-rokers. Bacteriën waarvan bekend is dat ze geassocieerd zijn met tandvleesaandoeningen, waaronder Fusobacterium en Bacteroidales, waren vooral dominant in de monden van gebruikers van e-sigaretten.

“Vapen lijkt unieke patronen in bacteriën te veroorzaken en de groei van sommige bacteriën te beïnvloeden op een manier die vergelijkbaar is met het roken van sigaretten, maar met zijn eigen profiel en mondgezondheidsrisico’s”, aldus onderzoeker Fangxi Xu.

Onderzoekers concludeerden dat het orale microbioom van rokers van e-sigaretten veranderde immuunreacties oproept die, samen met klinische markers van tandvleesaandoeningen, illustreren hoe vapen zijn eigen mondgezondheidsprobleem vormt.

Bron:
NYU

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Kunstmatige intelligentie kan krachtig hulpmiddel zijn bij tandverlies voorspellen

Kunstmatige intelligentie kan krachtig hulpmiddel zijn bij tandverlies voorspellen

Kunstmatige intelligentie (AI) kan een krachtig hulpmiddel zijn om tandverlies te voorspellen, volgens een studie die werd gepubliceerd in PLOS One. Machine-learning-algoritmes die niet alleen medische maar ook sociaaleconomische gegevens bevatten toonden veelbelovende resultaten bij het voorspellen van edentulisme, tandverlies en het ontbreken van een functioneel gebit.

Sociaaleconomische voorspellers van tandverlies

Er is weinig bekend over de sociaaleconomische voorspellers van tandverlies, een aandoening die de kwaliteit van leven van individuen negatief kan beïnvloeden. Volgens de auteurs komt dit vooral doordat de meeste eerdere analyses waren gebaseerd op beschrijvende onderzoeken met een beperkt aantal variabelen.

AI-modellen

Met behulp van machine learning kan informatie over een groot aantal kenmerken gebruikt worden om een uitkomst te voorspellen en de relevante variabelen te identificeren. Daarmee ontwikkelden de onderzoekers vijf AI-modellen om volledig en incrementeel tandverlies te voorspellen. De studie gebruikte gegevens van bijna 12.000 volwassenen die deelnamen aan de Amerikaanse National Health and Nutrition Examination Survey.

Tandverlies voorspellen

De algoritmen gebruikten sociaaleconomische kenmerken, mondgezondheidsgedrag en chronische medische aandoeningen om te voorspellen welke van de deelnemers tandverlies had. De auteurs rapporteerden hun resultaten met behulp van AUC-percentages (Area Under the Curve). De AUC is een maatstaf om de prestaties van de algoritmen te evalueren: hoe dichter de AUC bij de 100% ligt, hoe beter het algoritme kan voorspellen, in dit geval of de deelnemers wel tandverlies of geen tandverlies hadden.

Modellen presteren goed

Alle modellen presteerden goed in de analyse, met AUC’s van minstens 80% voor het identificeren van verschillende soorten tandverlies. Het beste algoritme voorspelde edentulisme met een AUC van 89%, gebrek aan een functioneel gebit met een AUC van 88% en een of meer ontbrekende tanden met een AUC van 83%.

Medische aandoeningen minder belangrijk

Ook werden patiëntkenmerken geïdentificeerd die het belangrijkst zijn voor het voorspellen van tandverlies. Sociaaleconomische factoren bleken veel sterkere voorspellers te zijn dan medische aandoeningen. Leeftijd was de sterkste voorspeller van tandverlies in de analyse. Andere belangrijke factoren waren opleiding, routinematige tandheelkundige zorg, werk, gezinsinkomen, ras/etniciteit en eigenwoningbezit.

Hoewel medische aandoeningen waaronder artritis, diabetes en hartaandoeningen ook tandverlies voorspelden, presteerden ze niet zo sterk als de sociaaleconomische kenmerken. Sommige medische aandoeningen zoals jicht hadden helemaal geen voorspellende kracht.

Met sociaaleconomische kenmerken beter

De modellen die sociaaleconomische kenmerken bevatten waren beter in het voorspellen van tandverlies dan degene die alleen op routinematige klinische tandheelkundige indicatoren vertrouwden, volgens een van de auteurs.

Hulpmiddel om risicopatiënten te identificeren

In de toekomst kunnen de algoritmen een nieuw hulpmiddel worden om patiënten te identificeren die risico lopen op tandverlies. Tot die tijd benadrukken de bevindingen het belang van de sociale determinanten van gezondheid. “Het kennen van het opleidingsniveau, de arbeidsstatus en het inkomen van de patiënt is net zo relevant voor het voorspellen van tandverlies als het beoordelen van hun klinische tandheelkundige status”, zeggen de onderzoekers.

Bron:
PLOS One

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Beeldvorming helpt bij identificeren en verwijderen van geaspireerde kroon

Beeldvorming helpt bij identificeren en verwijderen van geaspireerde kroon

Een thoraxfoto hielp bij het identificeren van een tandkroon van 9.5 mm die werd ontdekt in de long van een 81-jarige man die in het ziekenhuis was opgenomen voor meningitis. Volgens de auteurs van het artikel dat in Radiology Case Reports werd gepubliceerd is onderhoud van prothetische kronen van cruciaal belang bij oudere patiënten.

Oude, gezonde mond

Nu mensen steeds ouder worden is er een grote behoefte aan behandelingen om de mond heel en gezond te houden. Creatie, plaatsing, onderhoud en behoud van prothetische kronen zijn hiervoor van cruciaal belang.

Aspiratie van kroon is levensgevaarlijk

Hoewel het relatief ongebruikelijk is, kan aspiratie van een kroon leiden tot levensgevaarlijke situaties wanneer de prothese niet tijdig wordt verwijderd. Oudere patiënten kunnen een verslechtering van mondhygiëne ervaren, en tandbederf kan uiteindelijk resulteren in het breken of losraken van kronen. Ook cementsoorten, parodontitis en slechte prothetische planning zijn gekoppeld aan het losraken van tandkronen.

81-jarige man

Onderzoekers beschrijven in een casusrapport het geval van een 81-jarige man die werd opgenomen op een intensivecareafdeling voor meningitis. Hij ervoer een veranderde staat van bewustzijn en zijn zuurstofsaturatie nam af, waardoor hij een spoedintubatie via de orotrachea nodig had.

Thoraxfoto toont vreemd lichaam

Om zeker te zijn dat de buis op de juiste plaats zat werd een thoraxfoto gemaakt. De beeldvorming toonde echter ook een vreemd lichaam in de vorm van een tandkroon in de bronchus van de rechter onderkwab.

Vastpakken en verwijderen

Artsen beoordeelden vervolgens de situatie met behulp van een orotracheale intubatiecanule samen met een flexibele bronchoscoop en een klem. De klem werd gebruikt om de bovenste premolaire tandprothesekroon vast te pakken waarna de canule werd ingezet om deze te verwijderen.

Succesvol proces van een uur

Ze kozen voor deze methode omdat het een lager risico op morbiditeit en mortaliteit heeft, schrijven de auteurs. De procedure werd zonder complicaties voltooid en de patiënt werd opnieuw geïntubeerd. Het totale proces van ontdekking van het vreemde lichaam tot het opnieuw intuberen duurde ongeveer een uur.

Preventie beste methode

Voorzichtigheid is volgens de artsen geboden bij het uitvoeren van intubaties of andere soortgelijke procedure bij oudere patiënten. Hoewel het niet altijd haalbaar is om alle aanbevelingen op te volgen bij het omgaan met trauma- of noodpatiënten, is preventie de beste manier om onbedoelde ingestie of aspiratie van een tandprothese te voorkomen.

Beeldvorming is essentieel

Desalniettemin is beeldvorming essentieel bij patiënten met ademhalingsveranderingen of die gebitselementen lijken te missen na een ongeval of noodgeval. Zo kunnen mogelijk ernstige complicaties worden voorkomen, schrijven de auteurs. Dit geldt vooral voor oudere patiënten die vaak een verslechterde mondgezondheid hebben. Tandartsen moeten rekening houden met de behandelingsopties voor deze patiënten, merkten ze op.

Bron:
Radiology Case Reports

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Nieuwe richtlijn behandeling van parodontitis stage IV, van EFP

Nieuwe richtlijn behandeling van parodontitis stage IV, van EFP

Tijdens Europerio10 in Denemarken heeft de European Federation of Periodontology (EFP) een nieuwe richtlijn gelanceerd. Deze betreft de behandeling van parodontitis in stage IV. Dit is de meest voortgeschreden vorm. Hiermee worden de adviezen betreffende alle stages compleet.

Parodontitis Stage IV

Stage IV houdt in dat er in elk geval elementen verloren zijn gegaan waardoor er slechts nog 19 elementen of minder over zijn, dus minder dan 10 occluderende paren. Er is dus sprake van een bepaalde overbelasting dat vaak gepaard gaat met diastemen, migratie, protrusie en extrusie. De overgebleven elementen kunnen mobiliteit van 2 of meer vertonen.
Deze ernstige vorm van parodontitis kan veel gevolgen hebben, zoals kauwproblemen en verminderde esthetiek. Het kan doorwerken in de sociale contacten en heeft zo gevolgen voor de kwaliteit van leven. Ook kan het gevolgen hebben voor de algehele conditie en tevens in financiële zin.

Interprofessioneel samenwerken

Het managen van stage IV is volgens professor Herrera een uitdaging omdat enkel behandelen niet genoeg is. Er zal hierbij namelijk interprofessioneel samengewerkt moeten worden om de verloren functie te herstellen en de ziekte te bestrijden.
Dr Mario Aimetti en Dr Papageorgiou legden uit dat vaak een orthodontische benadering gevraagd is bij de behandeling van stage IV om migratie en de slechte occlusale belasting van de zijdelingse delen te ondervangen. Professor Zitzmann besprak spinttherapie of een behaalde vorm van beetverhoging bij spierdysfunctie, migratie en mobiliteit. Professor Gotfredsen haalde het belang van goede protheses aan en de diverse mogelijkheden hierbij.

Diagnostische paden

Er zijn vijf diagnostische paden:

  1. Evaluatie van het verlies aan ondersteunende weefsels in het parodontium, de evaluatie van de esthetiek en functie zoals kauwen en spreken.
  2. Tandvervanging.
  3. Prognose van de resterende dentitie.
  4. Assesment van alle factoren die retentie en/of implanteren zouden kunnen verhinderen.
  5. De algehele prognose van de patiënt zoals de waarschijnlijkheid van ziekteprogressie of terugkering waarbij risicofactoren zoals roken en diabetes worden meegenomen.

EFP-richtlijn-paro

Cases

Er zijn 4 beschreven cases:

  1. De patiënt met hypermobiliteit door secundair occlusaal trauma dat gecorrigeerd kan worden zonder tandvervanging.
    Tijdelijke splinttherapie kan tijdens stap 1 van de therapie ingezet worden om trauma en de impact van de mobiliteit op te vangen. Een oplossing voor de lange termijn kan na stap 2 en 3 bekeken worden.
  2.  De patiënt met pathologische migratie dat verholpen kan worden door een orthodontische benadering.
    Orthodontische therapie kan tijdens stap 2 (subgingivale reiniging) en in sommige gevallen tijdens stap 3 (opnieuw subgingivale instrumentatie en parodontale chirurgie) gepland worden maar niet worden geïmplementeerd voordat er een stabiele situatie is bereikt met slechts ondiepe pockets.
  3. Gedeeltelijke edentate patiënt waarbij een partiële prothetische voorziening geplaatst kan worden.
    Tijdelijke voorzieningen zullen niet voor stap 2 geplaatst kunnen worden. Liever na re-evaluatie van stap 2 en 3. Definitieve plaatsingen kunnen pas na een succesvolle complete parodontale therapie.
  4. Gedeeltelijke edentate patiënt waarbij een gehele kaak gerehabiliteerd zal moeten worden.
    Tijdelijke voorzieningen kunnen hierbij na succesvol afsluiten van stap 1 geplaatst worden. Stap 2 wordt dan uitgevoerd met de geplaatste voorziening op zijn plaats. Een definitieve restauratie volgt na succesvolle volledige parodontale behandeling waarbij ondiepe en rustige pockets zijn overgebleven.

Voor protheses op implantaten geldt dat de tanden geëxtraheerd kunnen worden en de implantaten geplaatst kunnen worden in een of beide kaken na succesvolle afronding van stap 1 als een kaak nog natuurlijke dentitie bevat.

Bekijk de gehele guideline op onlinelibrary.wiley.com

Bron:
EFP

Door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Hoofdpijn

Diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofdpijn in de tandartspraktijk

Hoofdpijn is een van de meest voorkomende pijnklachten en kan vele oorzaken hebben. Veel voorkomende vormen van hoofdpijn, zoals migraine en spanningshoofdpijn, kunnen interfereren met de tandheelkundige zorg. Wat zijn de praktische consequenties voor diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofdpijn vanuit het perspectief van de tandheelkundige praktijk?

Graded Chronic Pain Scale

Geadviseerd wordt om patiënten met hoofdpijnklachten, net als patiënten met chronische pijnklachten, voorafgaand aan de intake de screeningsvragenlijst Graded Chronic Pain Scale in te laten vullen. Dit betreft acht vragen. Bij een eindscore van 0-2 is de patiënt geschikt voor de eerstelijns zorg, bij een score van 3-4 is er indicatie voor multidisciplinaire zorg.

Orofaciale pijn

Twaalf procent van de algemene populatie (1-jaarprevalentie) heeft last van dentale pijn en 5% heeft last van TMD-pijn. Dit zijn dus twee veel voorkomende pijnen van het aangezicht. Echter, hoofdpijn komt nog veel vaker voor, namelijk 47%-53%.

International Classification of Headache Disorders (ICHD-3)

De ICHD-3 laat zien dat er meer dan 100 verschillende soorten hoofdpijn zijn. Deze hoofdpijnen kunnen worden onderverdeeld in twee subgroepen: primaire en secundaire hoofdpijn. Primaire hoofdpijn is een aandoening op zichzelf, voorbeelden zijn migraine en spanningshoofdpijn. Secundaire hoofdpijn wordt veroorzaakt door een andere aandoening, voorbeelden hiervan zijn meningitis, trauma, overmatig gebruik van (pijn)medicatie en spierspanning.

Primaire hoofdpijn

De meest voorkomende vormen van hoofdpijn zijn spanningshoofdpijn en migraine.

Spanningshoofdpijn (tension-type headache)

  • Tweezijdig, strak of drukkende pijn, mild tot matig van aard, niet verergerend door lichamelijke activiteit.
  • De prevalentie (life-time) is 63%.

Migraine

  • Eenzijdig, kloppend of pulserend, matig tot ernstig van aard, neemt toe bij lichamelijke activiteit.
  • Migraine gaat vaak gepaard met misselijkheid of overgeven, ook is er vaak sprake van overgevoeligheid voor licht of geluid.
  • Soms is er sprake van aura (visueel of sensorisch).
  • De prevalentie (life-time) is 15%.

Screeningsvragenlijst voor migraine en spanningshoofdpijn

Het is soms lastig om migraine en spanningshoofdpijn te herkennen en daarom is er een screeningslijst ontwikkeld. De headache screening questionnaire bestaat uit tien vragen. Bij een eindscore van 8 of hoger is er een grote kans op aanwezigheid van spanningshoofdpijn of migraine. Bij een eindscore van 6 of 7 is er wel verdenking op deze vormen van hoofdpijn maar is de diagnose minder zeker. De headache screening questionnaire is geen middel om te diagnosticeren maar alleen om te screenen.

Primaire hoofdpijn en tandheelkundige problemen

  • Spanningshoofdpijn: geen orale symptomen, geen orale triggers.
  • Migraine: bij 10% is er sprake van pijn in aangezicht (soms zelfs alleen intra-oraal), aura kan zich uiten in spraakstoornissen, voorafgaand aan aanval is er soms sprake van overmatige speekselproductie, vermoeidheid/geeuwen en een versterkte smaakperceptie.

TMD-klachten en hoofdpijn

Er is veel literatuur over temporomandibulaire disfunctie (TMD) in combinatie met hoofdpijn. Een studie van Goncalves et al. (2009) liet zien dat het percentage van TMD veel hoger is bij patiënten met migraine, namelijk 46,9% (bij patiënten zonder hoofdpijnklachten is dit 14,2%). Bij spanningshoofdpijn was dit verband niet te zien. Er is dus een duidelijk verband tussen migraine en TMD-klachten. De vraag is echter of die hoofdpijn mogelijk eigenlijk een secundaire hoofdpijn is als gevolg van de TMD. Om hier achter te komen moet er een TMD diagnose zijn én moet de klacht daarnaast aan minimaal twee van de volgende criteria voldoen: hoofdpijn ontstaat in relatie met de TMD, hoofdpijn veranderd samen met de TMD, hoofdpijn neemt toe tijdens het TMD-functieonderzoek, er is sprake van hoofdpijn aan de ipsilaterale zijde van de TMD. Het functieonderzoek is dus belangrijk om hier achter te komen: neemt de hoofdpijn toe bij het uitvoeren van het functieonderzoek dan is de hoofdpijn waarschijnlijk secundair aan de TMD.

Rol hulpverlener mondzorg

Hoofdpijn als gevolg van TMD wordt vaak gemist. Hulpverleners in de mondzorg kunnen dus een belangrijke rol spelen in de diagnose hiervan.

Prevalentie

Schiffman et al. (2012) onderzocht 373 TMD patiënten met hoofdpijn in slaapregio. In 45% van de gevallen was er sprake van secundaire hoofdpijn als gevolg van TMD.
Van der Meer et al. (2017) deed onderzoek naar de prevalentie van secundaire hoofdpijn als gevolg van TMD. In totaal werden er op de Orofaciale Pijnkliniek van het ACTA 203 patiënten geïncludeerd:

  • 75% had geen TMD klachten, daarvan had 8,4% migraine en 21,7% spanningshoofdpijn.
  • 25% had wel TMD klachten, daarvan had 17,2% migraine, 22,4% spanningshoofdpijn en 19% hoofdpijn secundair aan TMD.
    Dit betekent dat erin Nederland 200.000 mensen zouden moeten zijn met TMD-gerelateerde hoofdpijn.

Consequenties voor de behandeling

  • Is er sprake van hoofdpijn en TMD:
    > Onderzoek of er sprake is van een secundaire hoofdpijn.
    > TMD behandeling is dan ook effectief voor de hoofdpijn.
  • Is er sprake van migraine en TMD dan moet de patiënt verwezen worden: migraine kun je niet zelf behandelen.

Concalves et al. (2013) onderzocht het effect van medicatie en het dragen ven aan splint bij patiënten met TMD-gerelateerde hoofdpijnklachten. Er waren 4 groepen:

  • Groep 1: medicijn voor hoofdpijn en splint
  • Groep 2: placebo medicijn en splint
  • Groep 3: medicijn voor hoofdpijn en placebo splint
  • Groep 4: placebo medicijn en placebo splint

Uit de resultaten bleek dat de patiënten in groep 1 het beter deden dan de patiënten in de andere drie groepen. Opvallender nog was dat groep 4 het net zo goed deed als groep 2 en 3; oftewel dat bij patiënten met comorbiditeit een monidisciplinaire behandeling niet effectiever is dan een placebo behandeling. Er kan dus geconcludeerd worden dat deze patiënten een multidisciplinaire behandeling nodig hebben.

Van der Meer et al. (2018) keek in haar studie naar het effect van de TMD-behandeling op verschillende soorten hoofdpijn. Patiënten werden 12 weken gevolgd. De resultaten lieten zien dat patiënten met migraine de meeste baat hadden bij een TMD-behandeling in vergelijking met patiënten met spanningshoofdpijn en hoofdpijn secundair aan TMD.

Take home message

Spanningshoofdpijn is de meest voorkomende vorm van hoofdpijn eninterfereert niet met mondzorg behandelingen.

  • De symptomen van migraine zijn bij de differentiaal diagnose van belang. Migraine is geassocieerd met TMD-pijn en daarom verdient de multidisciplinaire behandeling dan de voorkeur.
  • Hoofdpijn gerelateerd aan TMD wordt vaak gemist of geclassificeerd als spanningshoofdpijn. Deze hoofdpijn verdient een TMD-behandeling.

Prof. dr. Corine Visscher is orofaciaal fysiotherapeut en epidemioloog. In 2000 is zij gepromoveerd aan de UvA op een onderzoek naar TMD en nekklachten. Momenteel is zij als hoogleraar verbonden aan de sectie Orofaciale Pijn en Disfunctievan het ACTA en is zij opleidingsdirecteur van de master tandheelkunde van het ACTA. Haar wetenschappelijk onderzoek richt zich op patiënten met temporomandibulaire aandoeningen en hoofdpijn. Zij begeleidt verschillende promovendi, verzorgt onderwijs voor tandheelkunde studenten op het gebied van TMD en orofaciale pijn en is betrokken bij de patiëntenzorg binnen het multidisciplinaire team dat bestaat uit tandarts-gnathologen (in opleiding), orofaciaal fysiotherapeuten en een psycholoog. Zij is (co)-auteur van meer dan 70 internationale peer-reviewed publicaties, mede-auteur van het internationale classificatiesysteem voor TMD en bestuurslid van de Physical Therapy Board of Craniofacial and Cervical Therapeutics.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. dr. Corine Visscher tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

Dit artikel is voor het eerst in 2020 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
Kiezen tussen de verwarming aanzetten of mondzorg betalen

Kiezen tussen de verwarming aanzetten of mondzorg betalen

Mondzorg is duur, maar gelukkig kunnen de meeste Nederlanders het (met hulp van een verzekering) wel betalen. Maar wat als je moet kiezen tussen de verwarming aanzetten of mondzorg betalen? Het gebeurde een vrouw in Engeland, volgens de BBC.

Melanie Fudge-Horton zorgt samen met haar man fulltime voor hun twee kinderen. Hun zoon van 24 heeft het syndroom van Asperger en hun dochter van 6 heeft Autisme. Toen Melanie een wortelkanaalbehandeling en een kroon nodig had, liep ze tegen problemen aan. Ze had geen toegang tot een NHS tandarts (publieke gezondheidszorg in Engeland) en kwam achteraan een lange wachtrij te staan.

Toen Melanie – ondanks veel belletjes naar NHS tandartsen in de buurt – toch bij een commerciële tandarts terecht moest, kwam ze erachter dat de behandeling 1000 pond zou kosten. Op dat moment besloot ze voor de goedkopere optie te kiezen en de tand te laten trekken. Kosten: 50 pond.

Een oneerlijk systeem

“Met de kosten voor ons levensonderhoud kon ik het op geen enkele manier betalen”, zegt Melanie tegen de BBC. “Mijn familie en ik leven van een uitkering. Wij hebben niet zoveel besteedbaar inkomen. Het was een keuze tussen mondzorg of de verwarming aanlaten.” Ze vult aan dat ze zich verdrietig voelde door de hele situatie en een “slachtoffer van een oneerlijk systeem” is.

Tandartsen verlaten de NHS

Volgens nieuwe cijfers zijn in het afgelopen jaar ongeveer 2.000 tandartsen weggegaan uit de NHS-tandheelkunde. Het aantal tandartsen dat NHS-behandelingen verleent, is gedaald van 23.733 eind 2020 naar 21.544 eind januari 2022. Dit is het laagste niveau in tien jaar.

Het rapport, uitgegeven door de Association of Dental Groups (ADG) via Freedom of Information, markeert een nieuwe tegenslag in de toegang tot tandheelkundige zorg van de NHS in het VK. Het rapport noemt Brexit, Covid-19 en nieuwe manieren van werken als redenen voor tandheelkundige teams die zich afkeren van de gezondheidszorg. Met problemen voor mensen als Melanie als gevolg.

Verzoek om gezonde en goed behandelbare tanden te trekken is geen uitzondering

Onlangs verscheen in the Journal of the American Dental Association onderzoek van Dyonne Broers waarin zij concludeert dat tandartsen regelmatig een verzoek van een patiënt krijgen om gezonde of goed behandelbare kiezen te trekken.
Volgens het onderzoek zijn financiële en psychologische redenen voor een patiënt om zo’n verzoek te doen. Bij bijna de helft ging het om financiële redenen, bij ruim een kwart om psychologische redenen en bij ongeveer 20% ging het om een combinatie hiervan.

Bron:
BBC

 

 

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z
Hogere stralingsdosis hoofd-halsgebied bij kinderen gelinkt aan orale complicaties

Hogere stralingsdosis hoofd-halsgebied bij kinderen gelinkt aan orale complicaties

Overlevenden van hoofd- en nekkanker bij kinderen die hogere doses bestralingstherapie hebben ondergaan lopen een groter risico op het ontwikkelen van speeksel- en tandheelkundige complicaties, volgens een review in het International Journal of Radiation Oncology, Biology, Physics. De stralingsdoses voor de parotisklieren en in de mondholtes van kinderen zouden zo laag mogelijk moeten worden gehouden.

Bestralingstherapie veroorzaakt complicaties

Meer dan 350.000 kinderen over de hele wereld worden gediagnosticeerd met kinderkanker. Hoewel bestralingstherapie hun mogelijkheden aanzienlijk heeft verbeterd kan de behandeling ook complicaties veroorzaken die de gezondheid van kinderen op de lange termijn kunnen beïnvloeden.

Richtlijnen radiotherapie voor kinderen

Clinici ontwikkelen behandelplannen met de meest recente beschikbare informatie, maar er is geen enkele bron die evidence-based beslissingen schetst die specifiek betrekking hebben op kinderen die radiotherapie krijgen. Daarom heeft de Pediatric Normal Tissue Effects in the Clinic, een vrijwillige taskforce van specialisten, onderzoekreviews uitgevoerd om wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen te ontwikkelen voor de dosering van radiotherapie voor kinderen met het doel om bijwerkingen te minimaliseren.

Speekseldisfunctie en gebitsafwijkingen

In deze review werden veertig onderzoeken beoordeeld voor een kwalitatieve analyse en drie voor een kwantitatieve analyse om speekseldisfunctie en gebitsafwijkingen te bepalen bij kinderen die als kind bestralingstherapie kregen in het hoofd-halsgebied. Dergelijke tandheelkundige aandoeningen worden vaak pas jaren na radiotherapie ontdekt en zijn helaas permanent. Ze kunnen chirurgie of orthodontische corrigerende procedures vereisen.

Stralingsdosis parotisklieren

De onderzoekers keken specifiek naar de stralingsdosis die aan de parotisklieren werd afgegeven, uitgedrukt in eenheden van grey (Gy). Deze klier is verantwoordelijk voor de productie van speeksel, dat de mond bevochtigt om te helpen bij het kauwen, slikken, spreken en verteren. Ook functioneert het om tandbederf te voorkomen, aldus de review.

Xerostomie bij een derde van kinderen na dosis van 40 Gy

Uit de analyse bleek dat een gemiddelde parotisdosis van 35 Gy geassocieerd is met een risico op acute en chronische graad 2-xerostomie bij ongeveer 13% van de kinderen. Een gemiddelde dosis van 40 Gy gaat bij ongeveer 32% van de kinderen gepaard met een risico op dergelijke droge mond.

Gemiddelde dosis beperken

Hoewel het risico op speekseldisfunctie toeneemt bij hogere doses is er geen informatie over het risico bij lagere doses. Daarom beveelt de taskforce aan om de gemiddelde dosis te beperken tot niet meer dan 26 Gy, schreven de auteurs.

Toxische dosis onbekend

Tandontwikkelingsafwijkingen komen vaak voor na bestralingstherapie in de mondholte. Aangezien de minimale toxische dosis voor deze aandoeningen onbekend is, stelt de taskforce voor om de dosis op tanden zo laag mogelijk te houden. Bij patiënten onder de 4 jaar oud moeten speciale inspanningen worden geleverd om de doses onder de 20 Gy te houden. De reden hiervoor is dat de aard en ernst van tandheelkundige afwijkingen omgekeerd evenredig is met iemands leeftijd en tandontwikkelingsstadium op het moment van radiotherapie, schrijven de auteurs.

Risico’s tegen voordelen afwegen

De analyse had wel beperkingen. Zo waren de gegevens beperkt in wat betreft het mogelijke effect van submandibulaire- of kleine speekseldosis op het optreden van een droge mond. Desalniettemin zeggen de auteurs dat de risico’s van bestralingstherapie moeten worden afgewogen tegen de voordelen voor kinderen.
“Hogere doses voor de speekselklieren en de mondholte kunnen acceptabel zijn als ze nodig zijn voor een gunstig oncologisch resultaat”, concludeerden de onderzoekers.

Bron:
Radiation Oncology, Biology, Physics

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
bacteriën

Coronavaccinatie heeft mogelijk positief effect op de mondgezondheid

Gevaccineerd worden met een COVID-19 mRNA-vaccin kan een direct positief effect hebben op de mondgezondheid, volgens een recente studie gepubliceerd in BMC Oral Health. Een vaccinatie vergroot de diversiteit van orale bacteriën aanzienlijk en vermindert een bacteriesoort die opportunistische infecties kan veroorzaken.

Beheersen van de pandemie

De afgelopen maanden hebben vaccinaties geholpen bij het beheersen van de COVID-19-pandemie, maar de effecten van vaccins op het orale microbioom waren nog niet onderzocht. Verschillende rapporten suggereren dat de ernst van de coronaziekte geassocieerd is met een verminderde diversiteit van het orale en/of intestinale microbioom.

Orale en darmmicrobioom veranderen

Vaccins kunnen het orale en darmmicrobioom veranderen, wat nuttige informatie kan bieden om de gezondheidstoestand van individuen beter te begrijpen, schrijven de auteurs van het artikel van de Health Sciences University of Hokkaido in Japan. Daarom onderzochten ze de effecten van een mRNA-vaccin voor SARS-CoV-2 op het orale microbioom.

DNA uit speekselmonsters

Hiervoor verzamelden de onderzoekers vóór vaccinatie en na de eerste en tweede dosis van het vaccin speekselmonsters van 40 gezonde tandheelkundigen. Vervolgens werd genomisch DNA uit de monsters geëxtraheerd en werd next-generation sequencing gebruikt om een bepaald gen te analyseren. Ook werd er gekeken naar de microbiële diversiteit en samenstelling.

Minder bacteriën die infecties veroorzaken

De bacteriesoorten die het vaakst in de monsters voorkwamen waren Prevotella, gevolg door Neisseria, Veillonella en Streptococcus. Bacteroides waren overvloedig aanwezig in alle monsters, maar minder in het speeksel dat werd afgenomen na de eerste en tweede dosis van het vaccin. Dit is een geslacht van bacteriën die van nature in het lichaam voorkomen. Hoewel ze niet pathogeen zijn voor specifieke orale ziekten kunnen ze opportunistische infecties veroorzaken, waaronder longabcessen.

Gunstige effecten

De bacteriën Lachnoanaerobaculum, Moryella, Parvimonas en Peptostreptococcus waren juist meer aanwezig na vaccinatie. Mogelijk kan een vaccinatie dus gunstige effecten hebben op de mondgezondheid.

Verhoogde diversiteit

Bovendien onthulde een eerdere studie dat een meer divers oraal microbioom aanzienlijk lager was in de moderne versus de historische populatie. Dit geeft aan dat een lage diversiteit kan bijdragen aan chronische mondaandoeningen met een postindustriële levensstijl. Daarom kan worden afgeleid dat de “verhoogde diversiteit van de orale microbiota na vaccinatie de mondgezondheid ten goede zou kunnen komen”, schreven de auteurs.

Slechts op één moment

Een limitatie van de studie was dat de speekselmonsters vóór vaccinatie slechts op één moment werden geanalyseerd. Verschillende tijdstippen kunnen echter de exacte samenstelling van het orale microbioom veranderen.

Meer onderzoek nodig

Om die reden moeten er meer onderzoeken worden uitgevoerd met monsters die op verschillende tijdstippen vóór vaccinatie worden verzameld. Zo kunnen aanvullende potentiële effecten van COVID-19-vaccinatie op de samenstelling van de orale en darmmicrobiomen aan het licht worden gebracht. Verdere studies kunnen onderzoekers ook helpen om de onderliggende mechanismen beter te begrijpen.
“Deze informatie zou ons in staat kunnen stellen om nieuwe strategieën te ontwikkelen voor het onderhouden van de mondgezondheid om COVID-19 te bestrijden”, aldus de onderzoekers.

Bron:
BMC Oral Health

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z