Sealen van molaren van jonge kinderen houdt ze langer cariësvrij en bespaart geld

Sealen van molaren van jonge kinderen houdt ze langer cariësvrij en bespaart geld

Door de kiezen van jonge kinderen met sealant te behandelen kunnen ze langer cariësvrij blijven. Ook zou dit het Amerikaanse gezondheidssysteem mogelijk $149 miljoen per jaar kunnen besparen, volgens een studie gepubliceerd in het Journal of the American Dental Association.

Vermijdbare chronische ziekte

Wereldwijd is cariës in de vroege kinderjaren (ECC) een van de meest voorkomende vermijdbare chronische ziekten bij kinderen. In de VS loopt 59% van de kinderen tussen de 2 en 5 jaar een hoog risico op cariës en wordt 87% hiervan gedekt door Medicaid of het State Children’s Health Insurance Program. Ongeveer een vijfde van deze jonge kinderen krijgt daadwerkelijk cariës, met name minderheden en kinderen met een laag inkomen.

Tandheelkundige kosten verminderen

Ongeveer 57 miljoen kiezen bij kleuters zouden dus baat kunnen hebben bij fissuursealant (pit-and-fissure sealant, PFS), maar dit wordt meestal niet vergoed. De tandheelkundige kosten in 2010 bedroegen meer dan $1,55 miljard voor deze groep. Het ondersteunen van prikkels om de preventie van tandheelkundige aandoeningen bij kinderen aan te moedigen, zou deze kosten kunnen verminderen, schreven de auteurs.

Kosteneffectiviteit van PFS

Daarom onderzochten ze de kosteneffectiviteit van met licht gepolymeriseerde, op hars gebaseerde fluoride-afdichtmiddelen op primaire molaren bij kinderen jonger dan 6 jaar met een hoog risico op cariës. De onderzoekers vergeleken gesealde en niet-gesealde tanden die werden behandeld in poliklinieken of operatiekamers.

Regressiemodel en beslisboom

1884 primaire molaren werden gedurende 5 jaar gevolgd met behulp van data van de tandheelkundeafdeling van het Boston Children’s Hospital. Met een regressiemodel schatten ze de kans op cariësontwikkeling. Ook werd een beslisboom gebruikt om de incrementele kosteneffectiviteitsratio in te schatten met een distconteringsvoet van 3% om de toekomstige kosten en resultaten aan te passen aan de huidige waarde.

Lagere zorgkosten na sealen

Tijdens de periode van 5 jaar waren de zorgkosten voor een kind met niet-gesealde molaren $90, vergeleken met $75 voor kinderen met verzegelde kiezen. Ook was er een verschil in het aantal cariësvrije jaren: zonder sealen ontwikkelden de kinderen gedurende 4,32 jaar geen cariës in die tanden terwijl de andere groep 4,85 jaar cariësvrij bleef.

Jaarlijkse miljoenenbesparing

Eke behandeling met fissuursealant leidde tot een besparing van $25 voor elk gewonnen cariësvrije jaar. Dit resulteerde in een totale besparing van $742 miljoen voor het tandheelkundige zorgstelsel in de VS gedurende de periode van vijf jaar. Volgens de groep zou de besparing jaarlijks dus ongeveer $149 miljoen bedragen.

Meer voordelen dan besparingen

Daarnaast gaan de voordelen verder dan besparingen. Sealen kan bij deze jonge kinderen ook een restauratieve behandeling uitstellen en zorg onder sedatie of algemene anesthesie voorkomen. Van de preventieve behandeling kan worden verwacht dat het minder psychologisch trauma veroorzaakt bij de pediatrische patiënt dan een restauratieve behandeling. Dit helpt bij het verminderen van toekomstige angst in verband met tandheelkundige ervaringen.

Mogelijk niet generaliseerbaar

De studie had verschillende beperkingen; de resultaten zijn bijvoorbeeld mogelijk niet generaliseerbaar voor kinderen met een laag of matig risico op tandbederf. Hoewel de uitkomsten kunnen variëren voor deze groep, bieden de bevindingen mogelijk inzicht voor de meest kwetsbare bevolkingsgroep, merkten de auteurs op.

Behandeling vergoeden

“Deze waarnemingen benadrukken de belangrijke rol van PFS-behandeling bij populaties die het meest kwetsbaar zijn voor ECC”, concludeerden de onderzoekers. “Beleidsmakers zouden moeten overwegen om PFS-behandeling van primaire kiezen bij kinderen met een hoog cariësrisico te vergoeden.”

Bron:
Journal of the American Dental Assocication

 

 

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
Slaapapneu en boezemfibrilleren

Slaapapneu en boezemfibrilleren

Boezemfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis in Nederland, met ruim 3% van de bevolking die hier last van ervaart. Boezemfibrilleren neemt toe gedurende de leeftijd, wat een enorme belasting geeft op de zorg.

Anatomie en diagnose

Het hart bestaat grofweg uit twee boezems (atria), twee kamers (ventrikels) en vier hartkleppen. De samentrekking van het hart wordt aangestuurd door middel van elektrische signalen. Bij boezemfibrilleren is die electrische activatie in de boezems verstoord. De diagnose boezemfibrillatie wordt door middel van een elektrocardiogram (ECG) gesteld. Bij iemand met boezemfibrillatie zie je dat de basislijn van het ECG chaotisch verloopt, en dat de kamers onregelmatig en frequenter worden geactiveerd.

Boezemfibrilleren is geen acuut bedreigende ritmestoornis. Sommige mensen ervaren geen klachten. Dit zorgt ervoor dat er veel mensen kunnen zijn die niet doorhebben dat zij last hebben van boezemfibrilleren. Er zijn mensen die wel klachten ervaren. Voorbeelden hiervan zijn: vermoeidheid, kortademigheid, hartkloppingen en duizeligheid. Een complicatie van boezemfibrilleren kan zijn dat het hart begint te falen, zoals bij tachycardiomyopathie. Hierbij neemt de pompkracht van de hartspier af door de voortdurend te hoge hartfrequentie. Het bloed pompt dan dus minder goed rond. Het voordeel is dat tachycardiomyopathie volledig reversibel is. Een ander belangrijke consequentie van boezemfibrilleren is het fors verhoogde risico op een beroerte. Dit verhoogde risico kan goede behandeld worden met de juiste bloedverdunners. Tenslotte kan boezemfibrilleren ook worden gezien als een mogelijk symptoom van een onderliggend hartprobleem. Dit wordt beoordeeld met een echo van het hart.

Modificerende factoren

Modificerende factoren voor boezemfibrilleren zijn onder andere hypertensie, overgewicht, alcoholconsumptie en extreme duursport. In het geval van hypertensie is het RAAS-systeem geactiveerd wat resulteert in vochtretentie en een hogere kans op boezemfibrilleren. Daarnaast kan een verdikking van de hartspier ontstaan door hypertensie, resulterend in verhoogde druk in het hart met als gevolg weer een grotere kans op boezemfibrilleren. De volgende modificerende factor is overgewicht, waarbij er pericardiaal vet rondom de hartspier ontstaat. Hoewel dat een mechanisch effect heeft op het hart, waardoor het minder goed in staat is om te ontspannen, kan vet er ook voor zorgen dat er meer en andere hormonen worden aangemaakt waardoor er een hormonale disbalans dreigt. De consequentie is wederom, boezemfibrillatie. Daarnaast, zoals eerder genoemd, en al welbekend, geven alcohol en de “extremere” duursporten een grotere kans op boezemfibrillatie.

Slaapapneu

In 50-80% van de patiënten die bekend zijn met boezemfibrillatie, is slaapapneu aanwezig. Gemeenschappelijke factoren zoals overgewicht, hypertensie en alcoholgebruik geven daar ook aanwijzingen toe. Andersom beredeneert, hebben patiënten met obstructief slaapapneu (OSA) zo’n 5 keer hogere kans op het ontwikkelen van boezemfibrillatie dan mensen zonder OSA.

Wanneer ritmestoornissen worden onderzocht, worden twee onderdelen bekeken: het substraat en de trigger. Met het substraat wordt bedoeld of er risico’s a priori zijn om ritmestoornissen te veroorzaken. Oftewel, zijn er structurele veranderingen zoals een verminderde pompfunctie, ontspanningsfunctie en elektrische veranderingen. Daarnaast wordt er gekeken of er een trigger aanwezig is, om dat substraat ook daadwerkelijk aanleiding te geven om een ritmestoornis te worden. Dit kunnen zowel milde als extreme vormen van triggers zijn. Denk bijvoorbeeld aan apneu, hypoxie en hypercapnie.

Hypoxie (=tekort aan zuurstof in de weefsels) en hypercapnie (=overmaat van koolstofdioxide in de weefsels) geeft een activatie van het autonome zenuwstelsel. En dat geeft weer een verhoging van de bloeddruk. In combinatie met de verlaging van de druk van de thorax, die ontstaat door de inspiratie tegen een obstructie, ontstaat er een verwijding van de linkerboezem en fibrose. Daarnaast geeft datzelfde autonome zenuwstelsel én de hypoxie en hypercapnie een verandering van de elektrische eigenschappen van de atriale spiercel. De duur van de prikkel verlengt en de geleidingssnelheid vertraagd, door deze activatie. Dit zijn allemaal “substraten” voor het ontstaan van boezemfibrilleren. Ook geven hypoxie en hypercapnie, dus ook de activatie van het autonome zenuwstelsel, een toegenomen inflammatie in het lichaam.

Literatuuronderzoek

In 2015 is een systematisch literatuuronderzoek met meta-analyse uitgevoerd waarbij de effectiviteit van de CPAP werd onderzocht op het recidiefkans van boezemfibrillatie. Hieruit kwam naar voren dat er een gunstig effect is te zien van CPAP op recidieven. Wat belangrijk is om te vermelden, is dat deze patiëntengroepen niet alleen maar met CPAP zijn behandeld, maar ook vaak met medicatie. In 2016 is er een gerandomiseerd cohortonderzoek uitgevoerd (SAVE-trial) onder mensen met matig tot ernstige OSA. Deze mensen werden, at random, onderverdeeld in een groep die CPAP-therapie gebruikt of geen CPAP-therapie gebruikt. Uiteindelijk bleek uit de resultaten dat dit geen significant effect had op grote cardiale events (MACE).

Patiënten uit bij de polikliniek in het Tergooi ziekenhuis, krijgen een zogenaamde “Fibricheck” mee. Dit is een applicatie waarmee mensen zelf hun eigen hartritme kunnen registreren. Patiënten worden gevraagd om dit zo’n 2 tot 3 keer per dag te doen, zodat dit een goed beeld geeft van het uiteindelijke hartritme. Daarnaast worden mensen actief gescreend op het hebben van OSA: allereerst vullen mensen met boezemfibrilleren de STOP-BANG vragenlijst in. Dit is een vragenlijst die bestaat uit 8 vragen, die patiënten zelf kunnen invullen. De specificiteit (=terecht negatieve uitslagen) van de STOP-BANG vragenlijst neemt toe naarmate er hogere scores uit de vragenlijst komen, en dus er een grotere kans bestaat dat er apneu in het spel is. Op het moment dat mensen een score hoger dan 5 hebben, worden zij gelijk ingepland voor een polysomnografie en is er geen ander screeningsinstrument nodig. Echter, wanneer de uitslag lager is dan 5 zullen patiënten eerst nog gebruik gaan maken van de “OSA-sense”. Dit is een apparaat die zij zelf kunnen dragen en die nachtelijk een continue zuurstofsaturatiemeting uitvoert. Wanneer hier een negatieve uitslag uit volgt, is apneu voldoende uitgesloten. Wanneer de OSA-sense positief is, wordt er besloten om alsnog te verwijzen naar longarts of KNO-arts voor bevestiging van de diagnose met een poly(somno)grafie.

Zoals bekend kan slaapapneu in het spel zijn wanneer andere klachten eerder naar voren komen. Anderzijds is dus ook bekend dat mensen met apneu, een vijf keer zo hoge kans hebben op bijvoorbeeld het ontstaan van boezemfibrilleren. Het is belangrijk dat beide kanten in de gaten worden gehouden, zodat patiënten de juiste hulp krijgen.

Dr. Ward Jansen is cardioloog en electrofysioloog, en daarnaast initiator van hoofd en hoofd van de atriumfibrilleren polikliniek in het Tergooi ziekenhuis. Sinds 2009 is hij hier werkzaam als cardioloog in zowel Blaricum als Hilversum. Daarnaast is hij deels werkzaam in het Flevoziekenhuis Almere en het AUMC Amsterdam voor ICD- en pacemaker-implantaties. Zijn aandachtsgebieden zijn ritmestoornissen.

Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van dr. Ward Jansen tijdens het NVTS-slaapcongres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Parodontale regeneratie en orthodontische behandeling

Parodontale regeneratie en orthodontische behandeling

Er is geen gouden standaard voor parodontale regeneratie en orthodontische behandeling. Een wetenschappelijk onderbouwd moment waarop orthodontie gestart moet worden na parodontale therapie ontbreekt. Lees het verslag van de lezing van Prof.dr. Søren Jepsen, hoofd afdeling Parodontologie van de University Medical Center Bonn, waarin hij ondanks het gelimiteerde bewijs aanbevelingen geeft.

Welke keuze bij parodontitis patiënten met stadium IV?

Behoud en parodontale behandeling of extractie en vervanging bij lokale parodontitis patiënten met stadium IV?

Indien behoud en behandeling:

  • Welke stappen zijn nodig in de parodontale behandeling?
  • Regeneratieve parodontale behandeling?
  • Type biomateriaal?
  • Timing van de orthodontische behandeling?

Gebrek aan gouden standaard

Er is een onderzoek gepubliceerd over orthodontische behandeling bij parodontitis patiënten: Orthodontic treatment in periodontal patients: The use of periodontal gold standards to overcome the ‘grey zone’. (Pino Prato & Chambrone 2019).

Conclusie van dit onderzoek: er is geen gouden standaard – een wetenschappelijk onderbouwd moment waarop orthodontie gestart moet worden na parodontale therapie. Dit onderzoek laat zien:

  1. Er blijft een grijs gebied van bewijs hiervoor.
  2. De kennis over de dynamiek van parodontale wondgenezing is mogelijk de beste ‘gouden standaard’ ofwel het biologische startpunt van orthodontische behandeling voor behandelde parodontitis patiënten.

Evidence from systematic review (Kloukos et al. 2021)

Effect of combined periodontal and orthodontic treatment of tilted molars and of teeth with intra-bony and furcation defects in stage-IV periodontitis patients: a systematic review.

Achtergrond:
Pathologische tandverplaatsing als gevolg van parodontitis en/of verlies van buurelementen heeft mogelijk nadelige gevolgen voor de kauwfunctie en bemoeilijkt de parodontale, orthodontische en prosthodontische behandeling.

Doel:
Het evalueren van het effect van gecombineerde parodontale en orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis patiënt.

Vragen waarop de focus ligt

  1. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de pocket diepte (PD) en het aanhechtingslevel (CAL) bij een behandelde stadium IV parodontitis met gekantelde molaren versus geen orthodontische behandeling?
  2. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de PD en het CAL bij een behandelde stadium IV parodontitis met ‘intrabony’ defecten versus geen orthodontische behandeling?
  3. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de PD en het CAL bij een behandelde stadium IV parodontitis met furactie problematiek versus geen orthodontie?

Geen eenduidige conclusies

Er is zeer gelimiteerd bewijs beschikbaar waardoor er geen eenduidige conclusies getrokken kunnen worden over een gecombineerde orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis met gekantelde molaren, intrabony defecten en furcatie problemen.

  • Updated of systematic review (Kloukos et al 2021)
  • Large practice based Cohort study (Tietmann et all. 2021)
  • International Multi center RCT (K. Jepsen et al 2021)

Samenvatting

Gebaseerd op het huidige gelimiteerde bewijs van stadium IV parodontitis patiënten die orthodontie nodig hebben als gevolg van pathologische tandverplaatsing:

  • Orthodontie kan veilig worden uitgevoerd nadat stap 1-3 in parodontale therapie is gevolgd inclusief regeneratieve chirurgie van elementen met intrabony defecten.
  • Orthodontische behandeling van elementen met intrabony defecten kan veilig worden gestart vanaf 4 weken na de regeneratieve chirurgie. Met vergelijkbare CAL verbetering en PD vermindering 12 maanden post-chirurgie.
  • Orthodontie bij intrabony defecten kan worden uitgevoerd, ook als plaatsing van membranen, glazuur matrix derivaten en bot derived grafts onderdeel is geweest van de regeneratieve chirurgie.
  • Een evidence based paro-ortho behandelinterval algoritme zal verder moeten worden ontwikkeld/aangepast.
  • Conventionele vaste orthodontische apparatuur (zoals brackets) kunnen efficiënt gebruikt worden voor de opmaatgemaakt individuele mechanotherapie, aangepast aan ieder zijn unieke biomechanische benodigdheden/eisen.

Prof. Dr. Med. Dr. med. dent. Søren Jepsen is professor en hoofd van de afdeling Parodontologie, operatieve en preventieve tandheelkunde aan de University Medical Center Bonn in Duitsland. Eerder was hij Assistant Professor Department of Prosthodontics aan de University of Hamburg en Associate Professor in the Dept. of Conservative Dentistry and Periodontology aan de University of Kiel. Hij geeft veel lezingen en heeft veel wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. Ook ontving hij verschillende awards, in 2018 ontving hij de AAP Special Citation Award en de IADR/PRG Award in Regenerative Periodontal Medicine in 2019. Hij is Associate Editor van de Journal of Clinical Periodontology en Editorial board member van Clinical Oral Implants Research, the International Journal of Oral Implantology en the Chinese Journal of Dental Research.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van prof.dr. Søren Jepsen tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
stress

Hoe herken je stress?

Veel mondzorgverleners ervaren een hoge werkdruk en krijgen te maken met stress. Te veel stress kan leiden tot een burn-out en langdurig ziekteverzuim. Hoe kun je stress tijdig signaleren en wat zijn de effecten van stress? Charlotte van den Wall Bake sprak erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Veel mondzorgverleners ervaren een hoge werkdruk en krijgen te maken met stress. Te veel stress kan leiden tot een burn-out en langdurig ziekteverzuim. Hoe kun je stress tijdig signaleren en wat zijn de effecten van stress? Charlotte van den Wall Bake sprak erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Cijfers

De cijfers liegen er niet om: werkstress komt veel voor en kost veel geld. In ons land hebben 1,3 miljoen werknemers last van burn-outklachten. Van de werknemers noemt 37% werkdruk of werkstress als reden voor verzuim. 44% van alle werknemers vindt dat er maatregelen nodig zijn tegen stress.

Wat is stress?

Vroeger hadden wij als mens veel minder last van stress. In de tijd van jagers en verzamelaars had je alleen stress bij het schieten van een hert, daarna kon je je weer herstellen. Ons lichaam heeft zich inmiddels geëvolueerd, maar ons brein heeft zich niet aangepast. In de huidige 24-uurseconomie krijgen we de hele dag prikkels binnen, wat stress oplevert. Als je te weinig tijd hebt om daar van te herstellen, pleeg je roofbouw op je energiesysteem. Als de draaglast groter is dan de draagkracht, kun je daar last van krijgen. Er is dan sprake van overspanning. Als je op een gegeven moment niet meer helemaal herstelt na een stresssituatie, dan moet je je zorgen gaan maken.
Als je een burn-out hebt, is er sprake van een mentale en fysieke ontregeling. Sommige mensen herstellen hier weer snel van, bij andere kan dat jaren duren.

Signalen

Er zijn duidelijke signalen die er op wijzen dat je last hebt van stress. Fysieke klachten treden meestal als eerste op, zoals hoofdpijn, abnormale vermoeidheid en slaapproblemen. Daarnaast zijn er emotionele signalen (bijvoorbeeld prikkelbaarheid en angst) en cognitieve signalen (verminderde concentratie en geheugen). Ook kan stress van invloed zijn op je gedrag: je piekert bijvoorbeeld veel, werkt vaak thuis nog door of geeft toe aan een ongezonde leefstijl.

Gevolgen

Stress heeft gevolgen voor je hersens. Volgens neuropsychiater Theo Compernolle heb je een denkend en archiverend brein. Met je archiverend brein verwerk je alle indrukken. Het beste kun je na 45 minuten werken even pauze nemen om alle prikkels te verwerken. Als je de prikkels niet verwerkt, heb je minder ruimte in je denkend brein en dat denkend brein heb je nodig om een goede behandelaar te zijn.
Volgens de psycholoog Daniël Kahneman zijn er in je hersens twee systemen actief. Systeem 1 werkt automatisch en op basis van indrukken en gevoelens. Dit kost weinig inspanning. 95% van je reacties is impulsief en komt vanuit systeem 1. Systeem 2 kost wel energie en wordt gebruikt om de impulsen uit systeem 1 te onderdrukken. Hiermee neem je rationele beslissingen.
Als je te veel stress ervaart, gaat dat ten koste van systeem 2. Dat is niet wenselijk, want je hebt dan minder of geen ruimte om te reflecteren en neemt impulsieve besluiten.
Al met al zorgt stress voor een aantasting van het immuunsysteem en van het geheugen en zorgt voor versnelde slijtage van het lichaam. Alles gaat moeilijker en je bent minder leuk voor jezelf en je omgeving.

Interventie

Als leidinggevende kun je te maken krijgen met medewerkers die te veel stress ervaren. Wat is je rol hierin en wat voor interventie kun je doen?
Als leidinggevende heb je sowieso de verantwoordelijkheid om heel alert te zijn. Ook al heb je het zelf nog zo druk, maak tijd vrij om naar je teamleden te kijken. Stralen ze nog? Gaat het nog wel goed? Zorg ervoor dat je tijd hebt voor een goed gesprek. Vooral de nieuwe generatie Y heeft behoefte aan een continue dialoog, dus maak ook een praatje bij het koffiezetapparaat. Zorg dat teamleden het gevoel hebben, dat je ze ziet. Daarnaast moet je tijd maken voor het echte gesprek, zoals een functioneringsgesprek. Durf hierbij ook te vragen naar hoe jij als leidinggevende bent en hoe degene zijn ontwikkeling ziet. Als dit niet je ding is, kun je een praktijkmanager inzetten voor de officiële gesprekken. Je moet echter wel altijd zelf belangstelling tonen, jij bent immers ‘de baas’ en aandacht van jou heeft direct invloed op de motivatie van je teamleden en hun functioneren in de praktijk.
Geef daarnaast altijd duidelijkheid aan je teamleden over wat er in de praktijk speelt. Als bijvoorbeeld een medewerker vertrekt, laat dit dan tijdig weten. Vertel ook wat je niet weet en wat je doet om problemen op te lossen. Doe je dit niet, dan blijft het in het hoofd van medewerkers zitten, wat stress tot gevolg kan hebben.

Preventie

Om het risico op overspannenheid te voorkomen, is het belangrijk dat je jezelf uitdaagt. Het brein is van nature lui. Als je dat prikkelt, dan kun je jezelf verder ontwikkelen. Het is wel belangrijk dat het om een haalbare uitdaging gaat. Dit geldt ook voor je medewerkers. Als iemand zich verder wil ontwikkelen, bijvoorbeeld door een bijscholing, geef hem of haar dan die kans. Maak er afspraken over en laat je waardering zien.

Stressoren en energiebronnen

Voor je welzijn is het van belang dat je stressoren in evenwicht zijn met je energiebronnen.
Stressoren kosten je energie en kunnen leiden tot stress. Voorbeelden van stressoren zijn financiële onzekerheid, personeelstekort, een ontevreden patiënt en disharmonie in het team. Op sommige stressbronnen heb je totaal geen invloed, deze moet je accepteren. Je kunt beter je energie geven aan stressoren waar je wel invloed op hebt.
Je energiebronnen zorgen ervoor dat je weer oplaadt. Je kunt hierin onderscheid maken in:
• werk-energiebronnen, zoals waardering, steun van collega’s en leidinggevende, duidelijkheid en autonomie;
• eigen energiebronnen, zoals emotionele stabiliteit, veerkracht, zelfkennis en optimisme.
• leefstijl-energiebronnen, zoals ontspanning, nachtrust, pauzes, voeding en bewegen.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Signalen van stress en de gevolgen van stress’ tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu door Charlotte van den Wall Bake van Van den Wall Bake Coaching & Consultancy.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z, Werken met plezier
Het nocebo-effect in de tandheelkunde verdient meer aandacht

Het nocebo-effect in de tandheelkunde verdient meer aandacht

Het nocebo-effect bestaat echt en kan verergering van tandheelkundige symptomen en andere bijwerkingen veroorzaken. Negatieve verwachtingen van de patiënt kunnen volgens een review in het Journal of Oral Rehabilitation ook in de tandheelkunde tot slechtere behandelresultaten kan leiden – hoewel er tot op heden weinig aandacht aan is besteed.

Negatieve verwachtingen

De negatieve verwachtingen van een patiënt over een behandeling kunnen leiden tot een behandeling die als suboptimaal wordt ervaren, verergering van symptomen, of bijwerkingen. Dit fenomeen wordt het nocebo-effect genoemd. Volgens een groep onderzoekers uit Japan, Denemarken en Zweden is het effect al in een groot aantal experimentele en klinische settings aangetoond.

Niet negeren

Dit suggereert dat de implicaties van negatieve patiëntverwachtingen enorm zijn en niet mogen worden genegeerd. Volgens de auteurs is weinig aandacht besteed aan het mogelijke effect van negatieve patiëntverwachtingen in de tandheelkunde – ondanks onderzoeken die aantonen dat patiëntfactoren zoals angst voor de tandarts van invloed kunnen zijn op tandpijn en behandelresultaten.

Geen systematische reviews

Omdat er steeds meer aandacht aan het nocebo-effect wordt besteed hebben de onderzoekers een verhalende review uitgevoerd in de hoop een overzicht te geven van het fenomeen in relatie tot de tandheelkunde en om gebieden voor toekomstig onderzoek te identificeren.
De auteurs gebruikten de PubMed database om artikelen over het onderwerp te vinden. Er zijn geen systematische reviews die de gepoolde snelheid van bijwerkingen bij met placebo behandelde deelnemers in gerandomiseerde klinische onderzoeken op tandheelkundig gebied hebben onderzocht. Individuele onderzoeken suggereren echter indirect dat de verwachtingen van een patiënt de resultaten kunnen beïnvloeden, schreven ze.

Overgevoeligheid na placebo

Patiënten die met placebo werden behandeld, ondervonden bijvoorbeeld overgevoeligheid en irritatie van het tandvlees in onderzoeken naar de veiligheid en effectiviteit van waterstofperoxide bij het bleken van tanden. Bovendien suggereert bewijs dat patiënten met sterke tandartsangst de neiging hebben om hogere niveaus van pijn te ervaren en herinneren na tandextractie.

Het nocebo-effect bestaat

Bovendien hadden patiënten die met een placebo werden behandeld in klinische onderzoeken naar pijnmedicatie na verwijdering van verstandskies geneesmiddelspecifieke bijwerkingen. Voorbeelden hiervan zijn duizeligheid, hoofdpijn en misselijkheid. Het voorkomen van deze bijwerkingen bij patiënten die geen medicatie kregen duiden erop dat het nocebo-effect bestaat in tandheelkundige klinische onderzoeken.

Angst, verwachtingen spelen rol

“Hoewel het onderzoek naar het nocebo-effect in de tandheelkunde beperkt is, toont het beschikbare huidige bewijs aan dat verbale suggesties, patiënt-kliniekrelaties, verwachtingen van patiënten en angst factoren zijn die waarschijnlijk een rol spelen in de tandartspraktijk, net als in andere klinische settings”, schreven de auteurs.

Behandelingen verbeteren na erkenning

De nieuwe review benadrukt de noodzaak om het nocebo-effect in de tandheelkunde verder te onderzoeken. Clinici zouden het mogelijke bestaan van het nocebo-effect moeten erkennen. Een beter begrip van het fenomeen kan volgens de auteurs tandheelkundige behandelingen verbeteren.

Verder onderzoek nodig

Een systematische review van bijwerkingen bij met placebo behandelde patiënten in gerandomiseerde tandheelkundige onderzoeken zou de rol van het effect binnen de tandheelkunde kunnen verduidelijken. “Uiteindelijk zal dit onderzoek helpen om […] de mogelijke implicaties voor de tandheelkundige praktijk te benadrukken en hints te geven over hoe het nocebo-effect kan worden verminderd”, concludeerden de onderzoekers.

Bron:
Journal of Oral Rehabilitation

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Thema A-Z
tandenknarsen

Casus: parodontitis apicalis ontstaan na ernstige bruxisme

Een intense periode van bruxisme bleek op basis van de anamnese uiteindelijk de oorzaak van parodontitis apicalis aan twee gave ondermolaren van een gezonde 28-jarige man. Volgens het casusverslag uit BMC Oral Health is dit het eerste klinische geval van parodontitis apicalis dat uitsluitend wordt veroorzaakt door bruxisme.

Veelvoorkomende aandoening

6-20% van de bevolking vertoont gedurende het leven bruxisme. Dit kan leiden tot tandfracturen, spierpijn, occlusaal trauma en zelfs beschadiging van de pulpa. Talloze factoren, waaronder stress, genetica, alcohol- en/of cafeïneconsumptie en drugsgebruik, kunnen een rol spelen bij het ontstaan van bruxisme. Eerdere literatuur beschreef al de gevolgen van occlusaal trauma voor de pulpa, maar nog nooit zo drastisch als in dit specifieke geval.

Onbekende oorzaak

Het casusrapport beschrijft een man met parodontitis apicalis parodontitis aan de elementen #36 en #46. Hij was door zijn primaire tandarts doorverwezen naar de tandheelkundekliniek van Saarland University in Duitsland. Hoewel de endodontische behandeling al was begonnen, nam volgens het verslag de periapicale botafbraak toe aan beide kiezen.
De primaire tandarts van de patiënt kon de oorzaak van de parodontitis apicalis niet vaststellen. De kiezen hadden geen vullingen of cariës, noch had de patiënt trauma of een ongeval meegemaakt. De tandarts constateerde wel een verhoogde tandmobiliteit en bifurcatie bij een sondeerdiepte van 4 mm. Bij de 36 en 46 werden pockets van 10mm gemeten, terwijl in de rest van de mond geen enkele sprake was van parodontale afbraak. Ook was er wat uitpuilende elastische zwelling bij het vestibulum. Andere testen en beeldvorming brachten geen problemen aan het licht.

Antibioticabehandelingen zonder diagnose

De man meldde dat hij anderhalf jaar voor het eerste bezoek de pijn voor het eerst had gevoeld aan de rechterkant ter hoogte van de 46. De pijn was uitstralend, trekkend , moeilijk te lokaliseren. en  kloppend bij het slapen gaan. Verder ervoer de man oorpijn en pijn in het kaakgewricht. Twee dagen voordat de pijn verdween was sprake van percussiepijn. De door zijn eigen tandarts uitgevoerde percussietest was negatief en sensibiliteitstest gaf een verminderde reactie. Na doorverwijzing naar een KNO-arts kreeg de patiënt zonder diagnose een week lang antibiotica voorgeschreven. De medicatie loste zijn pijn volledig op.
Zo’n anderhalve maand later ervoer de patiënt opnieuw dezelfde pijn. Na het maken van röntgenfoto’s kon de geraadpleegde spoedtandarts geen diagnose stellen. Een antibioticabehandeling loste het probleem echter weer op.

Diagnose van parodontitis apicalis

Toen twee en een halve maand later de pijn van de patiënt weer terugkeerde liet zijn eigen tandarts een nieuwe röntgenfoto maken. Deze tandarts stelde de parodontitis apicalis aan de 36 en de 46. De kiezen leken avitaal en de tandarts startte een endodontische behandeling.

Tandenknarsen

Toen de behandelend tandarts van het academisch ziekenhuis de patiënt expliciet vroeg hoe zijn leven was tijdens de periodes van pijn, meldde de patiënt veel stress te ervaren door het afronden van zijn studie en ‘s nachts te knarsetanden , aldus het verslag.
Gedurende een korte periode (1,5 jaar na de eerste aanval van pijn en 2 weken voor de endodontische behandeling) droeg de man een bijtspalk. Zijn eigen tandarts kon het bestaande bruxisme echter niet in verband brengen met de klachten van de patiënt over de kiezen #36 en #46. De diagnose parodontitis apicalis ten gevolge van occlusaal trauma werd gesteld door de behandelend tandarts van het academisch ziekenhuis.

Endodontische behandeling

Na de wortelkanaalbehandeling is de patiënt klachtenvrij gebleven en gebruikt hij regelmatig een splint. Een jaar na de wortelkanaalbehandeling zullen röntgenfoto’s worden gemaakt ter controle.

Het belang van medische geschiedenissen

Volgens de auteurs moeten tandartsen in gevallen van onbegrepen tandpijn denken aan bruxisme. Bovendien benadrukt deze casus het belang van afnemen van een volledige anamnese en van het routinematig maken van röntgenfoto’s bij patiënten, schreven ze. Door middel van een correcte anamnese kan mogelijk bruxisme aan het licht komen, in dit geval als mogelijke/waarschijnlijke oorzaak van parodontitis apicalis. Meer onderzoek is nodig om het verband tussen bruxisme en parodontitis apicalis definitief aan te tonen.

Diagnose van uitsluiting

In dit geval “werd de etiopathogenese van de parodontitis apicalis verklaard door een diagnose ‘bij uitsluiting’, aangezien geen van beide gebitselementen cariës, vullingen of trauma had ondergaan”, schreven de auteurs.

Bron:
BMC Oral Health

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Gen voor craniofaciale afwijkingen ontdekt

Gen voor craniofaciale afwijkingen ontdekt

Onderzoekers hebben de functie geïdentificeerd van een gen dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van craniofaciale afwijkingen. Het gen, ALX3 genaamd, regelt hoe het gebied tussen de ogen en boven de lip eruit ziet en kan hopelijk inzicht geven in craniofaciale afwijkingen bij mensen, wordt beschreven in Developments.

Functie bij zebravis

Het duurde liefst acht jaar, maar onderzoekers van de University of Colorado School of Dental Medicine begrijpen nu hoe genen een cruciale component in onze gezichtsstructuren beïnvloeden. “De functie die we bij de zebravis hebben ontdekt is mogelijk behouden bij mensen, wat een wereld van mogelijkheden opent om de cellulaire en moleculaire basis te begrijpen van de misvormingen die we bij menselijk patiënten zien”, zegt een van de onderzoekers.

Verschillende kraakbeen- en botvormende cellen

Tijdens de craniofaciale ontwikkeling ontwikkelen verschillende populaties kraakbeen- en botvormende cellen zich op specifieke locaties in het hoofd. De meeste van deze cellen zijn afgeleid van pluripotente craniale neurale-lijstscellen en differentiëren op verschillende momenten en met verschillende morfologieën. De mechanismen die deze cellen in populaties verdelen zijn niet volledig begrepen.

Zebravissen ideaal

De onderzoekers gebruikten eencellige RNA-sequencing om verschillende populaties van craniale neurale-lijstcellen transcriptomisch te definiëren. Zebravissen worden uitwendig bevrucht, dus de ontwikkeling van het skelet vindt buiten de moeder plaats. Op deze manier is het gemakkelijker om kraakbeen en botvormende cellen die zien bewegen, dus zebravissen zijn ideaal voor dit soort onderzoek.

Genen manipuleren

Eerst onderzocht het team de genen die actief zijn in de cellen achter de neusgaten van de vis. Vervolgens manipuleerden ze de gensequenties die uiteindelijk veranderingen in de craniofaciale skeletstructuren van de vis veroorzaakten.

ALX3 verandert craniofaciale uiterlijk

Ze ontdekten dat de genfamilie die de ALX-transcriptiefactoren codeert is verrijkt in de frontonasale populatie van neurale-lijstcellen. Van alle mutaties die werden gegenereerd produceerden alleen die in ALX3 craniofaciale fenotypes. Genetische mutantanalyses geven aan dat ALX3 de verschillende differentiatietiming en cellulaire morfologieën onder subpopulaties van frontonasale neurale topcellen reguleert.

Reden voor natuurlijke selectie

“Het was interessant dat het veranderen van dit gen de vorm van het craniofaciale skelet veranderde zonder enige duidelijke schade aan te brengen bij de vissen. Ze kunnen zwemmen en eten en ademen, ook al heeft hun gezichtsskelet verschillend gevormde kraakbeenderen en botten”, aldus een onderzoeker. De auteurs denken dat dergelijke genetische veranderingen mogelijk reden geven voor natuurlijke selectie om tijdens de evolutie nieuwe gezichtsvormen en -structuren te produceren.

Interacties met andere genen

Met een nieuwe beurs willen de onderzoekers ook kijken naar genetische interacties met andere genen buiten de ALX-familie. Mogelijk kunnen ze deel uitmaken van een genetisch netwerk dat verantwoordelijk is voor het vormgeven van belangrijke elementen van het gezicht – bij vissen en mensen.

Bron:
Development

CU Anschutz

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
fietsen

E-bikes leiden niet tot meer maxillofaciale fracturen dan conventionele fietsen

In Nederland neemt het gebruik van zowel normale fietsen als e-bikes toe, en zo ook het aandeel fietsgerelateerd letsel. Ondanks het verschil in snelheid tussen beide types, suggereert een artikel in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery dat niet het type fiets maar patiëntkenmerken als leeftijd een cruciale rol spelen bij maxillofaciale fracturen na een fietsongeval.

Vaak maxillofaciaal letsel

Fietsongevallen worden vaak geassocieerd met hoofd- en aangezichtsletsel. Met de toename aan patiënten die zich na fietsongevallen op de spoedeisende hulp melden, wordt onderzoek gericht op de epidemiologische factoren van het opgelopen maxillofaciale letsel steeds belangrijker.

Belangrijk in Nederland

E-bikes hebben een elektromotor waardoor het makkelijker is om met hogere snelheden te reizen. Het is echter niet bekend of e-bikes inherent gevaarlijker zijn dan conventionele fietsen, wat met name in Nederland een belangrijke vraag is. Nederlandse onderzoekers beoordeelden daarom verschillen in de frequentie en ernst van maxillofaciale fracturen tussen e-bike en conventionele fietsgerelateerde ongevallen in een Nederlandse populatie.

Patiënten op spoedeisende hulp

Hiervoor analyseerden ze gegevens uit elektronische patiëntendossiers en de Nederlandse Trauma Registratie. Tussen mei 2018 en oktober 2019 werden in Nederland 311 patiënten op de spoedeisende hulp onderzocht met maxillofaciale letsels als gevolg van fietsongevallen. Onderzoekers analyseerden factoren die van invloed zijn op het risico bij e-bike- en conventionele fietsongevallen, waaronder leeftijd, alcoholgebruik en comorbiditeiten.

Verschillen in letsel

Van de 311 patiënten met maxillofaciale verwondingen als gevolg van fietsongevallen reed 77% op een gewone fiets en 23% op een e-bike. De e-bikegroep had meer comorbiditeiten was gemiddeld ouder, met een mediane leeftijd van 66 versus 53 jaar. Het alcoholgebruik was juist hoger in de andere groep. Breuken in het midden van het gezicht kwamen vaker voor bij e-bike-ongevallen, terwijl mandibulaire fracturen vaker voorkwamen bij conventionele fietsongevallen.

De maxillofaciale fracturen van de e-bikers waren minder ernstig maar kwamen vaker voor. Conventionele fietsers liepen minder vaak maxillofaciale fracturen op, maar als ze dat wel deden, waren de fracturen ernstiger. Echter, na correctie voor relevante patiëntkenmerken, vonden de auteurs geen significant verband tussen het type fiets en het risico op verschillende maxillofaciale fracturen of tandletsel. De auteurs van het onderzoek concludeerden dat maxillofaciale schade over het algemeen vergelijkbaar was tussen de twee groepen.

Discussie over helmgebruik

De auteurs hopen dat de nieuwe data kunnen helpen om het diagnostisch proces op spoedeisende hulpafdelingen zo goed mogelijk te begeleiden en input te geven in discussies over het gebruik van helmen.

Patiëntkenmerken

Toekomstig onderzoek zou meer aandacht moeten besteden op specifieke factoren die fietsongelukken beïnvloeden, zoals helmgebruik en het kwantificeren van alcoholgebruik: “Het is niet het type fiets dat wordt bereden, maar de patiëntkenmerken die een cruciale rol spelen bij maxillofaciale fracturen na een fietsongeval”, aldus een van de auteurs.

Bron:
Journal of Oral and Maxillofacial Surgery

 

 

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z
Oproep aan preventieassistenten

Oproep aan (paro)preventieassistenten

Er wordt veel gepraat over (paro)preventieassistenten. Bijvoorbeeld over de opleiding, over invulling van het werk en over wetten of regels. Er lijkt een stuk minder met de (paro)preventieassistent zelf gepraat te worden. De gesprekken worden namelijk vaak op hoger niveau gevoerd door beroepsverenigingen met instanties zoals de inspectie. Ook cursusbureaus praten mee. Elk van deze instanties hebben hun eigen belangen. Maar wat is het belang van de (paro)preventieassistent zelf?

(Paro)Preventieassistent

Op diverse socials blijkt er in elk geval behoefte te zijn aan een CAO voor de assistent. Na al die jaren is deze nog steeds niet geregeld. Het beroep is nog steeds geen officieel beroep en geeft daarmee vrij spel aan de markt. Hoe blij zijn de (paro)preventieassistenten met de invulling van hun beroep? Wat vinden zij van de ontwikkelingen die plaatsvinden? De (paro)preventieassistent heeft geen eigen AGB-code en daarmee is het moeilijk te achterhalen wat een (paro)preventieassistent nu daadwerkelijk op de werkvloer doet en welk effect dit heeft. Hiermee kan de (paro)preventieassistent eenvoudig onderschat of overschat worden en dit kan flinke gevolgen hebben. Je kan hier als (paro)preventieassistent behoorlijk ongelukkig van worden.

Enquête

Hoe kan er in het werkveld goed samengewerkt worden als de (paro)preventieassistent geen specifieke eigen afvaardiging kent? Wie spreekt er vanuit het hart van de (paro)preventieassistent? Er zijn zoveel vragen en wie geeft hier antwoord op? Om een beginnend antwoord te krijgen op deze vragen is er een enquête gemaakt door MondzorgForum. Wellicht wordt hiermee een zaadje geplant en wie weet komt hier een hele mooie bloem uit. Help je mee de (paro)preventieassistent een stem te geven? Let op: vul de enquête enkel in als je als (paro)preventieassistent wordt ingezet.
Vul hier de enquête in

Bron:
MondzorgForum

 

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
vast, depressie, hersenen

Chronische gingivitis zorgt mogelijk voor verhoogd risico op toekomstige depressie

Een recente studie heeft een verband aangetoond tussen chronische gingivitis en daaropvolgende depressie. Patiënten met chronische gingivitis hadden bijna het dubbele risico op het ontwikkelen van een depressie vergeleken met mensen met gezond tandvlees, staat in het Journal of Psychiatric Research.

Omgekeerde associatie

Onderzoeken hebben al aangetoond dat depressie parodontitis beïnvloedt. Zo is het aangetoond dat geestelijke gezondheid een negatieve invloed kan hebben op de mondgezondheid en dat biologische componenten en gedragsmechanismen die verband houden met depressie een negatief effect kunnen hebben op parodontale gezondheid. Er is echter weinig bekend over de omgekeerde associatie.

Studie in het Verenigd Koninkrijk

Europese onderzoekers heeft daarom onderzocht of er een verband bestaat tussen chronische gingivitis en daaropvolgende depressie bij een groep patiënten uit het Verenigd Koninkrijk die gedurende tien jaar werd geobserveerd. Patiënten met andere soorten psychische aandoeningen waren uitgesloten van de studie.

Match tussen patiënten met en zonder gingivitis

6544 patiënten met chronische gingivitis werden gematcht met 6544 patiënten zonder tandvleesaandoeningen. Om de incidentie van depressie bij beide groepen te vergelijken, gebruikten de onderzoekers een database met informatie over medicijnvoorschriften en diagnoses en medische en demografische basisgegevens.

Twee keer zo veel depressies

Na 10 jaar follow-up had 16,3% van degenen met chronische gingivitis en 8,8% zonder chronische gingivitis een eerste diagnose van depressie. Over het algemeen was er een positieve en significante associatie tussen beide aandoeningen, met een hazard ratio van 1,82. De bevindingen waren waar voor zowel vrouwen als mannen voor alle leeftijdsgroepen jonger dan 65 jaar. De relatie was bijzonder sterk voor patiënten tussen de 21 en 50 jaar.

Immuno-inflammatoire reactie mogelijke trigger

Een immuno-inflammatoire reactie zou de trigger kunnen zijn tussen gingivitis en depressie. Ontsteking is gekoppeld aan neuro-inflammatie en verminderde serotoninesynthese. “Beperkingen in mondhygiëne en het dragen van prothesen, evenals pijn en halitose kunnen in verband worden gebracht met depressieve symptomen”, schrijven de auteurs.

Onderwerp verdient meer aandacht

De onderzoekers geloven dat dit de enige studie is die onderzoekt hoe gingivitis een risicofactor is voor depressie in het VK. Ze vinden dat het verband tussen beide onderwerpen meer aandacht van artsen verdient, en dat het belangrijk is om te beseffen dat beide elkaar kunnen beïnvloeden. Verdere studies zijn nodig om een beter begrip te krijgen van de relatie tussen tandaandoeningen en depressie.

Niet zonder beperkingen

Deze studie was niet zonder beperkingen. Als er meer informatie over de ernst van de aandoeningen van de patiënten en over gedrags- en sociale factoren beschikbaar was, hadden ze mogelijk een meer gedetailleerde analyse kunnen maken, schrijven de onderzoekers.

Bron:
Journal of Psychiatric Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Een gezonde huid onder je mondmasker: 9 tips voor mondzorgprofessionals

Mondneusmaskers zijn sinds de coronapandemie nog noodzakelijker geworden voor mondzorgprofessionals. Maar het langdurig dragen van een masker kan slecht zijn voor je huid. Daarom moet je goed voor je huid blijven zorgen.

Het dragen van een masker wordt in verband gebracht met huidirritaties en huidproblemen, die worden samengevat onder de term ‘maskerdermatitis’. Iedereen die om professionele redenen permanent een masker moet dragen, doet er goed aan enkele aanbevelingen op te volgen: milde reiniging, milde crèmes en maskeronderbrekingen. Op alcohol gebaseerde desinfectie van het gezicht moet worden vermeden. Deze aanbevelingen zijn dus ook voor mondzorgprofessionals van waarde.

Maskers verstoren het huidmileu

Voor professor dr. Peter Elsner, vertegenwoordiger voor public relations van de Duitse Dermatologische Vereniging (DDG), lijdt het geen twijfel dat het dragen van een masker onmisbaar zal blijven op sommige gebieden, waaronder tijdens het werken in de zorgsector. “Voor de coronapandemie hadden we al enig inzicht in hoe de gezichtshuid reageert op het dragen van een masker: die is soms geïrriteerd en reageert met ontstekingen of jeuk”.

Onder het masker wordt het vochtgehalte van de hoornlaag en het vochtverlies door de huid verhoogd. De huidbarrière wordt aangetast. Huidtemperatuur, talgproductie en de pH-waarde stijgen. Door de afsluitende werking van het masker wordt het huidmilieu verstoord. De wrijving van het masker op de huid van het gezicht verslechtert de problemen, vooral als je al last hebt van bestaande huidziekten, zoals acne of rosacea.

9 tips voor het voorkomen en behandelen van maskerdermatitis:

Professor Elsner voegt toe: “We zijn ons ervan bewust dat sommige mensen zich zorgen maken over hun gezichtshuid. Met de juiste preventiemaatregelen en behandeling is het echter slechts zeer zelden nodig om volledig af te zien van het dragen van een masker.”

De Deutsche Dermatologische Gesellschaft (DDG) geeft 9 tips voor mondzorgprofessionals om maskerdermatitis te kunnen voorkomen en behandelen:

1. Draag maskers met de juiste maat om wrijving met de huid te voorkomen.
2. Was je gezicht dagelijks met mild reinigingsschuim of reinigingscrèmes zonder alcohol.
3. Was opgebouwd zweet onder je masker af met lauw water.
4. Neem af en toe een draagpauze: 75 minuten draagtijd gevolgd door 30 minuten draagpauze (in een veilige omgeving waar geen masker nodig is).
5. Gebruik verzorgingsmiddelen zoals crème om je huid gehydrateerd, gezond, fris en soepel te houden.
6. Haal regelmatig een frisse neus, bijvoorbeeld tijdens je draagpauze.
7. Maak gebruik van tijdelijke, lokale, ontstekingsremmende middelen om maceratie (verweking van de huid) tegen te gaan.
8. Doe hetzelfde om eventuele allergische reacties tegen te gaan.
9. Heb je al last van een droge, ruwe of ontstoken huid? Blijf dan gebruik maken van je verzorgingsmiddelen en medicatie.

Bron:
Deutsche Dermatologische Gesellschaft (DDG)

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
SEDENTEX rechtvaardiging bij CBCT

SEDENTEX rechtvaardiging bij CBCT

CBCT-opnamen geven een hogere stralingsbelasting dan conventionele opnamen. Hiervoor zijn door SEDENTEXCT-richtlijnen opgesteld, welke deels expert opinion zijn. Hierin staat o.a. informatie over rechtvaardiging van blootstelling van patiënten aan ioniserende straling en de optimalisatie.

Rechtvaardiging

CBCT moet potentieel nieuwe informatie opleveren, en deze informatie moet niet met conventionele röntgenopnames kunnen worden verkregen. Een CBCT-opname mag nooit routinematig worden gemaakt of herhaald.
Belangrijk: Heeft 3D informatie uit de CBCT meerwaarde voor de diagnostiek en meerwaarde voor de behandeling?

Optimalisatie / ALARA

Er bestaat geen veilige stralingsdosis, omdat er geen drempelwaarde bestaat voor mutatie aan het DNA (à latentietijd à maligniteit). Het is verplicht vooraf alle informatie en geschiedenis van de patiënt door te nemen, en een klinisch onderzoek uit te voeren ter rechtvaardiging van de opname, omdat dit bijdraagt aan de reductie van de stralingsbelasting van de patiënt.

  1. Afschermingshulpmiddelen

    Loodkraag en loodschort zijn niet effectief, wél loodglaswand of betonnen of gipsen muur. Afscherming moet 1,5mm lood equivalent zijn.

  2. Diagnostic Reference levels

    “zuinig” apparaat kiezen.

  3. Dosislimieten

    Geldt voor bescherming van de behandelaar en publiek, niet voor patiënten.

  4. Leeftijd

    Stralingsrisico is sterk leeftijdsafhankelijk, bij patiënten < 10 jaar weegt dit risico 3x zo zwaar.

  5. Field of View

    Hoe groter het volume hoe meer weefsel wordt bestraald. Kleine FOV ligt zo rond de 5 bij 5 cm. Speekselklieren en de schildklier zijn gevoelige organen voor ioniserende straling.

  6. Resolutie

    Een kleinere voxel geeft meer detailweergave maar ook hogere stralingsdosis voor de patiënt. Goed bepalen of dit daadwerkelijk nodig is.

  7. Positionering

    Patiënt fixeren om bewegingsonscherpte te voorkomen.

  8. Scout view en dry run

    Scout-view is met lage röntgenstraling om met name bij klein FOV de positie controleren. Het onderwerp moet altijd in het centrum van het FOV staan, omdat daar de meeste informatie en hoogste beeldkwaliteit is. Een dry run is een “opname” zonder straling, om te kijken of apparaat niet “vast” loopt bij corpulente patiënten, en om kinderen te laten wennen aan een ronddraaiend apparaat. Zo voorkom je dat opnamen opnieuw moeten worden gemaakt. Als richtlijn geldt dat maximaal 5% van de CBCT-opnamen als onacceptabel mag worden beoordeeld.

Beoordeling CBCT

De gehele CBCT/data-set moet systematisch worden beoordeeld, om geen afwijkingen te missen. Deze beoordeling moet verplicht worden vastgelegd in een verslag. Vooraf aan de systematische beoordeling dient het contrast van de opname, de helderheid en Threshold Volume Rendering (software reconstructie van anatomische structuren) te worden geoptimaliseerd.
Het belangrijkste is dat wanneer er een abnormaliteit wordt gezien op de opname, er wordt doorgestuurd naar de desbetreffende specialist (MKA, KNO, radioloog).

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van C.M. Suttorp, orthodontist, tijdens de PAOT-cursus Toezichthoudend medewerker Stralingsbescherming Tandheelkunde voor de Conebeam CT.

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Poster: Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van nieuwe inzichten over het effect van systemische antibiotica als toevoeging van de non-chirurgische parodontale therapie op de parodontale gezondheid van patiënten met parodontitis.

De aanleiding van dit onderzoek is tot stand gekomen door de veranderde visie op het ontstaan van parodontitis. Parodontitis wordt niet meer gezien als een infectieziekte, maar als een ontsteking waarbij de immuun-fitheid van de gastheer een belangrijke rol heeft ingenomen.

Methode

Er is een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd door twee onafhankelijke onderzoekers. Onder systematische antibiotica werd verstaan: Systemische antibiotica metronidazol, amoxicilline, doxycycline, penicilline, ampicilline, clindamycine, ciprofloxacine en azithromycine.

Er is gezocht naar randomized controlled trials, clinical controlled trials en observationele studies gepubliceerd tussen november 2010 en november 2020 in de databanken Medline-Pubmed en Dentistry & Oral Sciences. Studies die het effect van systematische antibiotica bij rokers of bij mensen met systemische aandoeningen of met peri-implantitis hebben onderzocht, werden uitgesloten.

De methodologische kwaliteit van de studies is beoordeeld aan de hand van de beoordelingsformulieren van het Johanna Briggs Institute (2017). De volgende uitkomstkomstmaten werden geanalyseerd: de reductie van pocketdiepte (PD) en bloeding na sonderen (BOP). Ook is er gekeken naar het effect van antibiotica als aanvulling op de non-chirurgische therapie op de parodontale gezondheid op korte en lange termijn.

Resultaat

In totaal zijn er 230 studies gevonden. In totaal zijn er vijf randomized controlled trials geïncludeerd (mate van bewijs A2). In alle vijf de studies is aangetoond dat het effect van systemische antibiotica meer reductie van BOP geeft. In vier studies is deze reductie ook statistisch significant bevonden.

Uit de vijf geïncludeerde studies bleek dat er tegenstrijdige resultaten zijn gevonden wat betreft de reductie van de pocketdiepte. In een aantal studies zorgde systemische antibiotica voor een licht verhoogde reductie van de pocketdiepte en in twee van de vijf studies is er meer reductie bij de controlegroep (SRP + placebo) opgetreden.

Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Systemische antibiotica als toevoeging van de non-chirurgische parodontale therapie hebben een positief effect op de klinische parameters zoals pocketdiepte en bloeding na sonderen tijdens de parodontale therapie. Maar het positieve effect is niet in alle studies statistisch significant bevonden.

Poster ontwikkeld door:

Sanne Donker & Laura Harrewijn, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Eiwit in tandcellen mogelijk sleutel tot aanpakken tandgevoeligheid

Wetenschappers hebben een eiwit in tandcellen ontdekt dat helpt om kou te detecteren. Dit eiwit is mogelijk een effectief doelwit om tandovergevoeligheid en inflammatoire tandpijn aan te pakken, volgens een studie gepubliceerd in Science Advances.

Mechanisme slecht begrepen

Hoewel veel mensen last hebben van tandgevoeligheid wordt het mechanisme achter de pijn niet goed begrepen. Een theorie is dat kleine kanaaltjes in de tanden een stof bevatten welke beweegt met temperatuursveranderingen. Sommige mensen hebben voorgesteld dat zenuwen de richting van die beweging kunnen aanvoelen, wat aangeeft of de tand warm of koud is.

Eiwit als kousensor

De onderzoekers ontdekten dat tandcellen genaamd odontoblasten het ion channel transient receptor potential channel (TRPC5) bevatten, een gespecialiseerd eiwit dat fungeert als een kousensor. Bovendien is er meer TRPC5 aanwezig in tanden met gaatjes.

Odontoblasten nodig voor waarnemen prikkels

Op basis van eerder onderzoek wisten de auteurs dat TRPC5 gevoelig was voor kou, maar niet waar het precies op temperatuur reageerde. Dit bracht hen ertoe odontoblasten te onderzoeken die zich in de buitenste zone van tandpulp bevinden en een natuurlijke barrière vormen tussen harde weefsels en zacht tandpulp. Ze ontdekten dat odontoblasten nodig zijn voor het waarnemen van koude prikkels.

Neurale activiteit bij muizen

De auteurs hadden een kaakzenuwpreparaat ontwikkeld dat neurale activiteit registreerde van intacte tanden bij muizen onder narcose. Toen de onderzoekers de tanden met een ijskoude oplossing aanraakten, veroorzaakte de temperatuurdaling neurale activiteit. Dit geeft aan dat de tand koud aanvoelt. Muizen zonder functionerende TRPC5 hadden echter niet dezelfde reactie.

Meer eiwit in tanden met verval

Ook werden geëxtraheerde menselijke tanden geanalyseerd om de rol te bepalen die tandbederf speelt bij gevoeligheid. Er was meer TRPC5 in tanden met verval en TRPC5 sensorische zenuwuitdrukking nam significant toe in tanden met pulpitis.

Doelwit om behandelingen te ontwikkelen

Daarnaast kan TRPC5 langdurige pijn signaleren en tijdens ontsteking werken als een oxidatieve stress-sensor. TRPC5 kan daarom het doelwit zijn dat nodig is om behandelingen te ontwikkelen voor ontstekingspijn en gevoeligheid van de tanden. Verder kan dit mechanisme volgens het artikel ook verklaren waarom kruidnagelolie al eeuwenlang wordt gebruikt als pijnstiller in de tandheelkunde: kruidnagelolie remt TRPC5.

Essentieel onderdeel koudetectiesysteem

Een beperking van de studie is dat TRPC5 niet kon worden geëvalueerd in reactie op kou in odontoblasten in levende, niet-verdoofde muizen. Desondanks zeggen de onderzoekers dat hun resultaten bewijs leveren voor een voorheen onbekend integraal onderdeel van het tandheelkundige koudetectiesysteem. En dat opent de deur naar nieuwe behandelingsopties, want “als je eenmaal een molecuul hebt om op te richten, is er een mogelijkheid tot behandeling”, aldus een van de auteurs.

Bron:
Science Advances

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Slijtage: Herkennen, oorzaken achterhalen en behandelen

Slijtage: Herkennen, oorzaken achterhalen en behandelen

Wanneer moet gebitsslijtage behandeld worden voordat er kronen, bruggen of implantaten in de zijdelingse delen gemaakt worden? En hoe ga je te werk bij behandeling van slijtage? Verslag van de Masterclass Gebitsslijtage door Hans van Pelt, Restauratief Tandarts (NVvRT) en EPA-erkend Prosthodontist

Fysiologische slijtage

De fysiologische slijtage van glazuur bedraagt gemiddeld 12-20 micron per jaar en de glazuurkap is gemiddeld 2 mm dik. Occlusale slijtage wordt grotendeels gecompenseerd door afzetting in de pulpa, mits deze vitaal is. Blootliggend dentine slijt veel sneller (ongeveer 8-10 keer!), namelijk 80-200 micron per jaar. Posterior composiet slijt gemiddeld net zo snel als glazuur, namelijk 12-20 micron per jaar.

Pathologische slijtage

Wanneer de slijtage niet past bij iemands leeftijd, dan spreken we van pathologische slijtage. Oorzaken kunnen van chemische aard (zuren), of van mechanische aard (o.a. bruxisme) zijn, maar het is bijna altijd een combinatie van beide. Chemische slijtage is pas goed te beoordelen bij inspectie van de occlusale vlakken, wanneer de patiënt de mond open doet. Ironisch genoeg komt deze variant vooral voor bij mensen die gezond leven, veel anti-oxidantenbevattende sappen zoals grapefruitsap/citroen drinken, veel en vaak hun tanden poetsen, maar ook jonge kinderen die veel en vaak zure snoep eten. Uit onderzoek blijkt dat 25% van de 11-jarige in Den Haag al tekenen van pathologische slijtage vertoont en 40% van 16-jarigen al erosieve slijtage.
Mechanische slijtage is vaak al snel zichtbaar bij glimlachen, omdat de incisale randen van het front korter worden. Een patiënt met forse mechanische slijtage zal zich meestal melden met esthetische klachten en zelden vanwege pijn.

Tijdig herkennen van slijtage en melden aan de patiënt is van groot belang, want er is sprake van ‘supervised neglect’ als de tandarts dit niet herkent met gevolgen voor aansprakelijkheid als gevolg. In het Verenigd Koninkrijk zijn tandartsen die in de NHS werken sinds de jaren 90 strafbaar, omdat niet tijdig behandelen leidt tot stijging van de kosten terwijl de prognose van de behandeling afneemt.

Behandeling slijtage

Slijtage wordt functioneel gecompenseerd door passieve eruptie/ uitgroei van het onder- en bovenfront; dit wordt dento-alveolaire compensatie genoemd. De ernst van de slijtage in het front kan worden uitgedrukt in een score op ACE-classificatie (ontwikkeld door Vailati en Belser in Zwitserland), welke loopt van I (palatinaal dunner wordend glazuur) tot en met ACE VI (vergevorderde buccale en incisale slijtage met pulpanecrose).

Afhankelijk van de score, wordt er een passende behandeling gestart. Het is zeer aan te raden de behandeling altijd te starten met en te parkeren in composiet. Dit mag ook indirect vervaardigd zijn. Er is internationaal consensus om geen (duurdere) indirecte voorzieningen zoals porseleinen veneers, volledige kronen en onlays te vervaardigen, maar om de vormgeving uit te testen en te kijken of de patiënt zijn ‘lifestyle’ heeft leren aanpassen.
Parkeren in composiet wordt ook wel ‘slow dentistry’ genoemd, omdat de patiënt kan wennen aan de beetverhoging en verandering in fonetiek. Daarnaast biedt composiet de mogelijkheid om dynamisch te werken door de ophogingen aan te passen en te repareren in geval van forse mechanische slijtage zoals bij bruxisten.

Oorzaak opsporen

Voorafgaande aan de daadwerkelijke behandeling, moet eerst de oorzaak van de slijtage worden achterhaald en de ernst per element gescoord worden. Ook hiervoor is een classificatie; de TWES-score die in Nederland door Wetselaar en Lobbezoo is ontwikkeld. Op dit moment wordt er hard gewerkt om binnen tandheelkundige programma’s zoals Exquise en Simplex, modellen in te bouwen om de score waarbij de ernst van de slijtage wordt aangeven te kunnen vastleggen, vergelijkbaar met een parodontiumstatus.
Daarnaast is het aan te raden om de patiënt een uitgebreide voedingsanamnese te laten invullen. Doel van dit is om de patiënt eigenaar van zijn probleem te maken. Wanneer de behandeling te complex is kan de patiënt verwezen worden naar een restauratief tandarts. In veel verwijspraktijken krijgt de patiënt naast een medische anamnese ook een vragenlijst opgestuurd met vragen over o.a. de manier van bijten, mondgewoontes en hoe de patiënt de esthetiek van het gebit ervaart. Dit is een begin van een uitgebreide risico-analyse: Patiëntgebonden risico, Biologisch risico, Structureel risico, Functioneel risico en Skeletaal risico. Al deze factoren hebben invloed op oorzaak, behandeling en prognose.

Herstel front-hoektandgeleiding en ‘Dahlen’

Wanneer de behandeling in composiet gestart wordt, worden als eerste de hoektanden opgebouwd, om weer ‘canine protection’ te verkrijgen. Bij redelijke tot forse slijtage is deze meestal overgegaan in groepsgeleiding, ook wel ‘groups destruction’ genoemd. Cuspidaten zijn gebouwd om “de klappen” op te kunnen vangen (dikkere glazuurkap en lange wortels). Omdat cuspidaten een groot worteloppervlakte hebben, is intrusie van deze elementen nagenoeg onmogelijk. Om de dento-alveolaire compensatie te keren, kun je gebruik maken van het Dahl-concept waarbij palatinaal de anatomie wordt hersteld en een vlak zogenaamd Dahl-platform wordt gemaakt. Daarmee wordt de beet gelicht en is er alleen contact in het front. Wanneer de cuspidaten en de tussenliggende incisieven in composiet zijn opgehoogd, zal er automatisch een open beet in de zijdelingse delen ontstaan. Met andere woorden; de patiënt krijgt de kiezen niet meer op elkaar.  Afhankelijk van onder meer de leeftijd van de patiënt, zal deze open beet zich in ongeveer 6 tot 9 maanden herstellen door uitgroei van de zijdelingse delen. Hierbij groeien niet de molaren uit, maar het gehele kaakbot. Bij jongeren zal het Dahlen sneller gaan, de P1’s zullen als laatste weer in occlusie komen. Dahlen is te beschouwen als “gratis” en onzichtbare orthodontie. De zijdelingse delen groeien uit en de incisieven intruderen. Incisieven intruderen sneller dan cuspidaten. Daarom is het belangrijk goed te kijken of de morfologie van de cuspidaten ook hersteld moet worden.

Quint van Hanau

De Quint van Hanau kent een vijftal factoren, welke zorgen voor een gebalanceerd occlusie- en articulatiepatroon en krachtenspel:

  1. Helling van de condylusbaan
  2. Incisiefbaan bij proale beweging
  3. Vlak van occlusie
  4. Knobbelhelling
  5. Compensatiecurve (van Spee)

 Video met uitleg over De Quint van Hanau

Gegeneraliseerde slijtage en orthodontie

Wanneer er in de zijdelingse delen geen disclusie (bescherming) meer ontstaat bij articulatie, zullen knobbels afslijaten en de knobbelhelling veranderen. Bij een (te) steile incisiefbaan ontwikkelt de patiënt vaak een ‘restricted envelop of function’.  Hierdoor zit de beet “op slot” en zal er meer slijtage in het front optreden met kans op breuk. In dit soort gevallen is het bijna altijd noodzakelijk om samen met de orthodontist eerst de beet te lichten en de curve te herstellen, alvorens restauratief te handelen.
Daarnaast kan een ‘restricted envelop of function’ ook zorgen voor TMD-klachten. In ernstige gevallen is een orthodontische behandeling in combinatie met chirurgie noodzakelijk, wanneer er sprake is van een skeletale klasse II. Door de beet te lichten zal een klasse II relatie namelijk verergeren

Hoe ga je te werk bij behandeling van slijtage?

Stappen:

  1. Registreren van CR (bij occlusale slijtage moet je niet de maximale occlusie registreren, maar de centrale relatie. Bij behandeling van de slijtage wordt de beet namelijk gelicht en spreekt men van ‘reorganized approach’ ;
  2. Modellen monteren in articulator mbv facebow-registratie en Condylushelling vastleggen met een proale beetregistratie
  3. Reconstrueren Incisiefbaan, Vlak van occlusie, Curve van Spee en Knobbelhelling;
  4. Diagnostische opwas laten vervaardigen;
  5. Opwas intra-oraal overbrengen m.b.v. dieptrekmallen.

Start met het opbouwen van de ondercuspidaten, en vervolgens de bovencuspidaten; houd dan een kwartiertje koffiepauze en vraag aan de patiënt waar het zwaarste contact zich bevindt. Dit kan je dan, (bij voorkeur palatinaal als de zichtbare anatomie al mooi is), iets inslijpen. Vervolgens worden de onder-incisieven en vervolgens de bovenincisieven opgebouwd. Dit kan allemaal uit de hand, waarbij vanaf palatinaal een wig ingebracht, bij voorkeur een dunne tandenstoker als. Belangrijk is om te onthouden dat slijtage-opbouw altijd start in het front, omdat het front als functie heeft de zijdelingse delen te beschermen en esthetiek en phonetiek (en de functie ervan) hersteld moeten worden. Daarna pas worden de zijdelingse delen opgebouwd. Dit kan door de opwas intra-oraal over te brengen met de dieptrekmallen. Wanneer er géén gebruik wordt gemaakt van dieptrekmallen, begin dan met de dragende knobbels van de premolaren en molaren onder en vervolgens de fossae in de boven (pre)molaren waar deze knobbel terecht in moeten komen (occlusale stops). Wanneer er na verloop van tijd stukjes composiet af breken, is het belangrijk om te achterhalen waarom op het op juist díe plek breekt. De knobbelhelling kan te steil zijn of de hoektandgeleiding te gering.
Hoe ernstiger de slijtage en hoe meer er moet worden opgebouwd, des te slechter is ook de prognose. Daarnaast speelt behoud van pulpa-vitaliteit een rol en daarom hebben gebruik van plastische materialen de voorkeur (additionele benadering), omdat dan minder gezond tandweefsel hoeft te worden afgenomen. Als laatste stap wordt de opbouw beschermd door middel van een harde occlusale beschermplaat, mét hoektandgeleiding, omdat daardoor de spieractiviteit blijkt af te nemen.

Op termijn kunnen de ophogingen in composiet worden vervangen door ‘tabletops’ van Lithiumdisilcaat (E.max), hybriede composiet (Vita Enamic), gegoten metalen kronen van hoogedelmetaal en/of FullZir-kronen op de molaren. De prognose van deze indirecte restauraties wordt beter op het moment dat de occlusie en articulatie in balans is volgens de Quint van Hanau. Als het articulatie-evenwicht correct is hersteld zal dit leiden tot duurzaam functieherstel.

T-scan

De occlusie en articulatie kan helder in kaart worden gebracht en vastgelegd met behulp van een druksensor zoals de T-scan. Op deze scan kan worden beoordeeld of de drukverdeling per element en links-rechts gelijkmatig is. Een digitale T-scan is veel betrouwbaarder dan het analoge en inmiddels echt ouderwetse rood of blauwe occlusiepapiertje (of artishimstock), omdat in ‘slow motion’ de opbouw van occlusale contacten kan worden geanalyseerd. Het duurt slechts 15/100e van een seconde van het allereerste contact naar maximale occlusie. In deze korte periode kunnen storende contacten (vooral bij knobbelhellingen) zijn die niet zichtbaar zijn met een occlusiepapiertje, omdat daar alleen het eindpunt (het contact in maximale occlusie) is te zien. Met een T-scan kan nog veel meer worden vastgelegd en geanalyseerd, zoals overbelasting van elementen en implantaten. Daarnaast is het mogelijk om intra-oraal premature contacten op te sporen, welke aanleiding kunnen geven tot onbegrepen pijnklachten. Deze pijnklachten omvatten hoofdpijn, en pulpitis-gelijkende klachten bij de molaren bij overbelasting. In een dergelijk geval is het verstandig de patiënt te verwijzen naar een gnatholoog mits deze een T-scan heeft uiteraard. Verwacht wordt dat deze nieuwe meetmethode de volgende ‘paradigm shift’ in de tandheelkunde zal zijn.

Dr. Hans van Pelt studeerde Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen van 1972 tot 1978. Van 1978-1985 was hij full time verbonden aan de vakgroep Prothetische Tandheelkunde. Daarna startte hij een algemene (groeps)praktijk in 1984 en werkte daar tot 1999. Van 1991 – 2011 was hij verbonden aan het Martiniziekenhuis in Groningen voor prothetische en restauratieve behandelingen in samenwerking met de afdeling Mond-Kaak en Aangezichtschirurgie. In 2004 heeft hij er een Afdeling Bijzondere en Restauratieve Tandheelkunde opgezet die in 2011 is overgegaan in een CBT. Sinds 2000 is hij weer verbonden aan het Centrum Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen, Sectie Orale Functie. Hij is er belast met onderwijs in ‘Fixed and Removable Prosthodontics’. Hij heeft in 2010 de verwijspraktijk PRO in Rotterdam die deel uitmaakt van Proclin en was van 2012 tot 2020 hoofdredacteur van het vakblad Tandartspraktijk.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts in Den Haag, voor dental INFO, van de Masterclass Gebitsslijtage van dr. Hans van Pelt, mogelijk gemaakt door Dental Best Practice en georganiseerd DNTSTRY University.

Meer lezen en een boek kopen?
Atlas Gebitsslijtage, ISBN 9789036805377

Atlas Gebitsslijtage, ISBN 9789036805377

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Respect

Casus: samenwerking mondhygiënist per direct beëindigd na overname door keten

Indien ‘Mondzorg = Teamwerk’ het credo is, dan duidt het motto ‘Rest my Case’ kort en krachtig aan waar het in deze ‘samenwerking-casus’ om gaat:
“Hoe wil ik graag met anderen omgaan? Hoe wil ik dat anderen met mij omgaan?, Hoe werk ik graag samen met anderen? Én bovenal Welke uitstraling wil ik hebben op mijn werk-praktijk?”

Klachtenfunctionaris

Zoals bekend verondersteld, is 6 jaar geleden met de inwerkingtreding van de Wet klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een klachtbehandeling in de zorg zodanig veranderd, dat de tussenkomst van een klachtenfunctionaris bij wet verplicht werd. Als klachten zich binnen de mondzorg voordoen, dan bemiddelt een klachtenfunctionaris tussen een patiënt en de zorgaanbieder, met de focusgedachte dat de mondzorgverlener en een patiënt er samen uit moeten (kunnen) komen.

In de praktijk had ik als klachtenfunctionaris de (wettelijke) taak om een ‘klager’ te ondersteunen in het voorleggen/bespreken van een klacht. Waarbij ik mijn expertise als sociaal-klinisch psycholoog en ervaren mondzorgverlener kon toepassen, om het conflict tussen de patiënt en de zorgverlener op te lossen. Als mediator cq. bemiddelaar zorgde ik er dus voor dat de ‘klager’ kon vertellen wat hem/haar dwars zat met als doel om er met de ‘beklaagde’ samen uit te komen. Ook probeerde ik samen met de andere partij tot een oplossing te komen. Een positieve grondhouding, professionaliteit en geheimhoudingsplicht bekrachtigden en waarborgden mijn objectieve en onafhankelijke houding in de behandeling van klachten, die ik oprecht en naar beste vermogen uitvoerde.

Issue tussen twee mondzorgaanbieders

In de mondzorgpraktijk van klachtopvang, bemiddeling en klachtenmanagement betreft het veelal een conflict tussen de ‘klager en de beklaagde’, in de zin van patiënt en tandarts en/of mondhygiënist (zorgverlener). Echter, hoe kan het in de werkelijkheid verkeren als een conflict of ‘issue’ zich voordoet tussen twee mondzorgaanbieders? Is de kerngedachte dan ook dat zij er samen uit moeten (kunnen) komen?

Na een periode van bijna 3 jaar, waarin ik als freelance klachtenfunctionaris voor tandartsen -met een menselijke maat en afgestemde begeleiding- meerdere bemiddelingswerkzaamheden heb uitgevoerd, hoorde ik onlangs over deze specifieke ‘samenwerking-casus’. Ik vond de casus zowel interessant als ook wel schokkend en schrijnend. En onder de noemer van ‘Sharing is Caring’ vond ik de casus vooral de moeite waard om op te reflecteren en om het te willen delen met andere beroepsbeoefenaren in het werkveld. Het sterke om bij de aanpak gebruik te maken van een reflectiemodel is dat er stapsgewijs én volgens een vaste structuur naar bepaalde aspecten van het handelen kan worden gekeken met als doel om ervan te leren. Kortom, voor buitenstaanders ter kennisgeving en voor betrokkenen ter lering en als vorm van emotieregulatie en herstel.

Vooropgesteld: “In de uiteenzetting van onderhavige casus wordt geheimhouding in acht genomen ten opzicht van al hetgeen dat als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te mijner kennis is gekomen of wat mij daarbij ter kennis is gekomen en waarvan ik het vertrouwelijke karakter begrijp.”

Reflectiemodel

Om helder te kunnen focussen wordt voor deze ‘samenwerking-casus’ gebruik gemaakt van een reflectiemodel, de SPV (Situatie, Prikkel en Vraag). Door een systematische reflectieaanpak wordt de ‘vraag’/’clue’ verhelderd. Eerst wordt de situatie kort beschreven en vervolgens wordt het deel verwoord wat er ‘prikkelde’ of waar het ‘haakte’.

Situatie

Vanuit een gedeeltelijk face-to-face, telefonische contacten en een schriftelijk interview volgt hieronder de geschetste Situatie:

“Naast het werken in mijn eigen mondhygiënistenpraktijk heb ik een zeer lange periode met veel plezier als zzp-mondhygiënist in een algemene tandartspraktijk gewerkt. Op een dag deelde de praktijkeigenaar tijdens een lunchpauze –en passant– mee, dat hij de praktijk had verkocht aan een mondzorgketen. Vanaf het moment van melding zou hij over 3 maanden dan niet meer de eigenaar zijn, maar hij ging wel verder werken als zzp’er in dezelfde praktijk. Het kwam zo onverwacht dat het hele team overvallen was door deze mededeling. Zelf heb ik nooit de ambitie gehad om te werken voor een keten. Ik ben daarover altijd transparant en open geweest en de tandarts wist hiervan. Voor mezelf sprekend, kies je als zzp’er voor een bepaalde werkcultuur, die aansluit hoe jezelf het vak met plezier en naar behoren wilt uitoefenen. Ik ben van mening dat je zodra je onderdeel bent van een keten, je een heel groot deel van je vrijheid dan kwijtraakt.

Na de schok te boven zijn gekomen, heb ik aangegeven dat ik zo snel mogelijk een gesprek met hem (de tandarts) wilde hebben en met de manager van de beoogde keten. Uiteindelijk heeft het nog zeker 7 weken geduurd, voordat het gesprek plaatsvond. Het gesprek verliep zeer stroef. En mijn besluit om niet voor deze keten te willen werken werd enkel bevestigd. Na het gesprek heb ik alles overwogen en heb ik mijn opdrachtgever (de tandarts) gebeld, en nadrukkelijk gezegd dat ik blijf werken in zijn praktijk én stop met werken als zzp-mondhygiënist als de praktijk is overgedragen aan de keten. Concreet hield dit in, dat ik nog 4 weken in de algemene tandartspraktijk zou blijven werken. De tandarts gaf aan dat hij dit wel als mijn (re)actie verwacht had.

Echter, wat schetste mijn verbazing: 5 dagen na het telefoongesprek kreeg ik ineens een Whatsappje van de tandarts, waarin stond dat ik niet tegen de patiënten mocht zeggen, dat ik stop met werken in de praktijk, én dat ik “gewoon” een nieuwe afspraak met de patiënten moest inplannen. Want dan had ik nog een leuke laatste maand!

Per mail heb ik naar aanleiding van het ontvangen Whatsapp bericht een reactie gegeven dat ik deze voorwaarden niet accepteer. Vervolgens kreeg ik van de tandarts meteen een reactie per Whatsapp, dat per direct de toegang tot de tandartspraktijk mij werd ontzegd. Mijn spullen kon ik ophalen, maar dan moest ik daarvoor een afspraak maken…”

‘Prikkel’; wat roept een dergelijke situatie op?

Voordat de zzp-mondhygiënist haar verhaal vervolgde, gaf ik haar terug dat ik me kon voorstellen dat deze situatie wel rauw op het dak valt en expliciet vroeg ik wat het opriep en welk effect het had? “Per Whatsapp aan de kant te worden gezet door een collega, waarmee ik jarenlang professioneel en met veel plezier heb samengewerkt, heeft mij veel gedaan en intens geraakt: Emoties van verdriet, boosheid, ongeloof et cetera passeerden de revue. Hoe kon hij, iemand die ik vertrouwde en waardeerde in z’n werk, maar ook als persoon, dit zomaar doen, en op deze manier? Slapeloze nachten volgden…”

‘Vraag’/ ‘clue’

Nadat de zzp-mondhygiënist zich gehoord en serieus genomen voelde, checkte ik of er transparantie was over wensen en verwachtingen. Of er ruimte was om te zeggen wat je wilt; te zeggen waarom je het wilt en te zeggen hoe je het (niet) wilt.

“Ik heb nog geprobeerd om mijn ‘gemiste’ omzet van de te werken periode, waarin me de toegang tot de praktijk is ontzegd, van hem te krijgen. En tot mijn grote verbazing wilde hij nota bene hetzelfde bedrag van mij ontvangen. Het laatste waar ik zin in had, was dit advocatenspelletje, en om die reden heb ik de procedure gestopt. Nooit heb ik nog iets van deze ex-collega-tandarts vernomen…”

“In de weken die volgden kreeg ik via mijn netwerk de mailing onder ogen die naar de patiënten, die dus nog een afspraak in mijn agenda met mij hadden staan, werd gestuurd: ‘Wegens het plotselinge vertrek van de mondhygiënist kan uw afspraak niet doorgaan!’ Welnu, mijn eigen Instagram- en LinkedIn account ontploften. Veel mensen vroegen zich af of er iets met mij aan de hand was. Ook kreeg ik een aantal boze berichten, bijvoorbeeld met de strekking hoe ik zomaar zonder iets te zeggen de praktijk kon verlaten?”

Tot slot, op mijn vraag: ”Welke zaken voor de zzp-mondhygiënist belangrijk zijn als het om (samen)werken in de mondzorgpraktijk gaat? En hoe nu verder?”, werden de volgende uitspraken gedaan:

“Als mondhygiënist bouw je een band met je patiënten op. De mensen achter de mond maken het werk voor mij nog interessanter en leuker. Veel mensen kwamen al jaren periodiek bij mij voor een behandeling én heb ik met hen een fijne en professionele ‘patiënt-zorgverlener’ relatie opgebouwd. Gelukkig weten veel mensen mij te vinden, en komen ze weer terug bij mij in de stoel. Dit doet mij erg goed. De assistentes in de overgenomen keten-praktijk zie ik nog regelmatig. Gelukkig voelen zij zich niet bezwaard om nog met mij om te gaan.”

“Al met al heeft deze nare ervaring er uiteindelijk voor gezorgd dat ik veel nieuwe kansen heb gekregen. Wel blijft voor mij het ongeloof en de vraag: Hoe het mogelijk is dat iemand waar je jaren lang mee hebt samengewerkt dit kan doen? Zelf vind ik het eigenlijk een onprofessionele en oncollegiale samenwerk-situatie waarin grensoverschrijdend gedrag en voorbij gaan aan menselijke normen en waarden de boventoon voerden. Bovendien hoop ik, dat ik met het delen van mijn ervaring andere collega’s, die een soortgelijke situatie hebben meegemaakt, tot steun ben of kan zijn. Steun en compassie in die zin, dat je weet dat je niet de enige bent die in een ogenschijnlijke goede werkrelatie bedrogen uitkomt. Want, mijn grootste verbazing zit in het feit dat iemand zo kan reageren, na zo’n lange tijd prettig samengewerkt te hebben.”

Nawoord Dr. Yvonne Buunk-Werkhoven: Allereerst wil ik zzp-mondhygiënist G.A.P-K. bedanken voor de openhartigheid, transparantie en het vertrouwen om deze casus nader te willen beschouwen, te analyseren en te delen. Zelf vind ik het erg prettig om met een reflectiemodel te kijken naar de werkelijkheid. En dus om samen met de zzp-mondhygiënist de zelf ervaren ‘samenwerking-casus’ op het niveau van ‘gevoel en beleving’ nader te exploreren en te reflecteren. De toepassing van een reflectiemodel gaf niet enkel duidelijkheid en houvast, het systematisch reflecteren bood vooral inzicht in wat jezelf of de ander al kan of wat je nog kunt verbeteren.

Door:
Dr. Yvonne Buunk-Werkhoven, onderzoeker-adviseur, voormalig klachtenfunctionaris en thans werkzaam als gedragswetenschappelijk docent bij Huisartsopleiding Amsterdam UMC, locatie VUmc, standplaats Hengelo en binnen de module Algemeen Militair Arts (AMA).

 

Gedicht over respect

Respect2all begint bij respect voor jezelf.

Respect voor jezelf is respect voor anderen
Respect voor anderen is respect voor `anders`.

Eigenlijk zijn we helemaal niet zo anders als we denken.
Diep van binnen willen we allemaal hetzelfde: respect.

En wat is respect?
Respect is anderen behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden.

-Francine Omen, juli 2005

Lees meer over: Management, Ondernemen, Thema A-Z, Werken met plezier
Een zelfstandig assistent een tegenstrijdigheid

Een zelfstandig assistent: een tegenstrijdigheid?

Zelfstandige assistenten in de mondzorg, vroeger ondenkbaar, maar nu komen we ze steeds vaker tegen. Levert dat vanuit arbeids- en gezondheidsrecht geen problemen op? En: zit er geen tegenstelling in: assistent en zelfstandig? Erik van Dam, senior consultant kennismanagement en zzp-specialist bij VvAA, beantwoordt deze vragen zonder twijfelen in een keer met ‘Jazeker!’. We vragen door…

Welke problemen gaat het om, waar wringt het?

Elementen die horen bij het werken als zzp’er ontbreken vaak bij assistenten. Denk bijvoorbeeld aan de eigen werktijd indelen of de uitvoeringswijze van het werk zelf bepalen. Ook ontbreken vaak een eigen aansprakelijkheidsverzekering en aansluiting bij een klachten- en geschillenregeling. Die blijken niet alleen lastig zelf te regelen voor de assistent, maar in veel gevallen ook onwenselijk: het kan onduidelijkheid opleveren voor de patiënt. Daarnaast wordt de praktijkhouder logischerwijs toch aangesproken als er iets misgaat in de ogen van de patiënt.
In een totaalafweging van alle relevante aspecten om een oordeel te geven over een dienstbetrekking zal een assistent negen van de tien keer tekort komen voor een oordeel werken buiten dienstbetrekking bij een controle van Belastingdienst of arbeidsinspectie. Het is ook niet voor niets dat er geen door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomsten (in het kader van de Wet dba) bestaan voor assistenten. Voor tandartsen, mondhygiënisten en tandprothetici bestaan die wel, al jaren.

En verder, zijn er nog andersoortige elementen?

De belangrijkste pijler van het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking is eigenlijk het gezagselement. Het is lastig een situatie voorstellen waarin de praktijkhouder geen gezag zou uitoefenen: geen aanwijzingen en instructie over hoe het werk uitgevoerd wordt. Sterker nog: dat gezag is vaak de basis van gezondheidsrechtelijke bepalingen om in de praktijk in gezamenlijkheid goede zorg te verlenen waarbij ieders rol helder is.

Levert deze ontwikkeling ook een financieel probleem op?

Ja, dat klopt, in de regel maken zelfstandige assistenten de zorg ook duurder, om een aantal redenen. Denk aan de hogere tarieven die zij op dit moment vaak vragen. Daar bovenop komen vaak nog omzetbelasting en bemiddelingskosten. Kosten die bij een vaste assistent niet aan de orde zijn. Een fikse extra kostenpost dus, met alle gevolgen van dien.

Waarom zien we dan toch steeds meer zzp-assistenten, als het niet goed past en duurder is?

Hiervoor zijn naar mijn beleving vier oorzaken te onderscheiden. Allereerst de onbekendheid met de regels bij de assistenten. En door het gebrek aan handhaving door de Belastingdienst is de grens wat wel en niet kan verder uit beeld geraakt. Zeker bij assistenten die voorheen zonder uitzondering in loondienst werkten. Het financiële voordeel voor de assistent noemde ik al. Denk naast het tariefsmatige element ook aan de fiscale voordelen: als zelfstandige maken zij aanspraak op extra aftrekposten. En tot slot, wellicht de belangrijkste: het huidige menskrachttekort in de zorg. Een praktijkhouder is vaak al lang blij een goede assistent in de praktijk te krijgen, de ‘zzp-pet’ wordt dan maar op de koop genomen. De vier genoemde elementen hangen onderling met elkaar samen en cumuleren de afgelopen jaren.

Zie je oplossingen?

Het vak in het algemeen en werken in loondienst in het bijzonder zou interessanter moeten worden. Dat zit minder in de uitoefening van het vak zelf, maar meer in de mix van minder onnodige regels, meer ontwikkelingsperspectief en een passende honorering. Het is belangrijk dat alle pijlers goed geladen worden. De dit jaar te verwachten hervatting van de handhaving van de Belastingdienst gaat ook helpen: dan wordt het duidelijker waar de grens tussen dienstverband en zzp-schap ligt.

Drs. ing. Erik M. van Dam is senior consultant VvAA

 

Lees meer over: Assisteren, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z
Overweeg om derde molaren te verwijderen voor het begin van antiresorptieve behandelingen

Overweeg om derde molaren te verwijderen voor het begin van antiresorptieve behandelingen

Kaakchirurgen zouden moeten overwegen om de derde molaren van kinderen voortijdig te extraheren voordat er wordt begonnen met een antiresorptieve botziektebehandeling. Dit kan voorkomen dat ze medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ) ontwikkelen, volgens een artikel in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery.

Hoger risico op MRONJ door tandextracties

Antiresorptieve therapieën, zoals bisfosfaten en denosumab, worden vaak voorgeschreven om botziekten en kankergerelateerde aandoeningen te behandeling. Een belangrijke bijwerking hiervan is MRONJ, een progressieve dood van het kaakbot. Tandextracties verhogen het risico op deze aandoening, volgens de auteurs.

Ook bij kinderen

Clinici schrijven antiresorptieve therapieën vaker voor bij volwassenen dan bij kinderen. Volwassenen lopen een ongeveer 15% verhoogd risico op medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak na een traumatisch letsel tijdens het gebruik van bisfosfonaten. Deze medicijnen zijn recentelijk echter een gunstige behandelingsmethode geworden onder de pediatrische bevolking. Het is nog niet bekend hoe antiresorptieve behandelingen het optreden van MRONJ bij pediatrische patiënten beïnvloedt.

Extractie van derde molaren

Dit betekent volgens de auteurs niet dat tandheelkundigen het mogelijk voorkomen van deze bijwerking na tandextractie mogen negeren. Een veelvoorkomende procedure is de extractie van de derde molaren. Voortijdige extractie kan het noodzakelijk maken om overtollig bot te verwijderen. Extractie voor de wortels voor een derde tot twee derde zijn ontwikkeld is daarom niet ideaal, maar zorgt ook niet voor significante risico’s.

Grote kans op latere extractie bij kinderen

Het optimale verwijdermoment vindt meestal plaats in de late tienerjaren tot begin twintig. Wanneer kinderen een antiresorptieve behandeling ondergaan is de kans dus groot dat de derde molaren later nog moeten worden geëxtraheerd, met de daarbij behorende risico’s van dien. Het is wel mogelijk om tijdelijk met medicatie te stoppen, maar om verschillende redenen kan een medicijnvakantie leiden tot de progressie en verdere complicaties die verband houden met de botziekte van de patiënt.

Procedure uitvoeren voor therapie wordt gestart?

Dit roept de vraag op of deze procedure moet worden uitgevoerd voordat de medicijnen worden gestart, zelfs als de kiezen niet ideaal zijn ontwikkeld. De auteurs zijn van mening dat het uitvoeren van alle tandheelkundige behandelingen voor de antiresorptieve therapie begint inderdaad de meest ideale optie is om MRONJ te voorkomen: “we zijn van mening dat de voordelen exponentieel opwegen tegen de nadelen van deze profylactische extracties”, schrijven ze.

Pediatrische kinderarts en kaakchirurg

Alle pediatrische patiënten die met dergelijke behandelingen beginnen zouden moeten worden doorverwezen naar een pediatrische tandarts en een kaakchirurg “voor een volledige evaluatie van […] extracties, met name van derde molaren”. Ook zouden de tandheelkundigen en hun medische collega’s goed moeten communiceren over het begin van de behandeling en het belang van het verwijderen van de derde molaren bij hun patiënten.

Afweging van voordelen en risico’s

“De veiligheid en werkzaamheid van het uit voorzorg verwijderen van tanden moeten worden afgewogen tegen de risico’s die gepaard gaan met extractie na het starten van antiresorptieve therapie”, schrijven de auteurs.

Bron
Journal of Oral and Maxillofacial Surgery

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Vapen

Nieuw bewijs voor mogelijke rol van vapen bij tandvleesaandoeningen

Een onderzoek dat is gepubliceerd in mBio laat zien hoe e-sigaretten de mondgezondheid veranderen en mogelijk bijdragen aan tandvleesaandoeningen. Gebruikers van e-sigaretten blijken een uniek oraal microbioom te hebben dat minder gezond is dan niet-rokers, maar potentieel gezonder dan sigarettenrokers.

Roken bekende risicofactor

Tandvleesaandoeningen treffen bijna de helft van de Amerikaanse volwassenen ouder dan 30 jaar. Het roken van sigaretten is een bekende risicofactor voor het ontwikkelen van tandvleesaandoeningen. Hoewel er steeds meer onderzoek naar wordt gedaan is er minder bekend over de impact van e-sigaretten – die nicotine en andere chemicaliën verdampen – op de mondgezondheid, met name op de lange termijn.

Drie typen rokers

Onderzoekers van het New York University College of Dentistry bestudeerden daarom 84 volwassenen van 30 jaar of ouder in drie groepen: mensen die nooit hadden gerookt, sigarettenrokers en gebruikers van e-sigaretten.

Met behulp van tandplakmonsters analyseerden ze de aanwezige bacteriën om tandvleesaandoeningen te beoordelen. Er werden monsters genomen met een tussenpoos van zes maanden om meer tijd te geven voor ziekteprogressie. In totaal werden 168 monsters van 84 proefpersonen geanalyseerd in het laatste onderzoek.

Langetermijngevolgen

De studie toonde de langetermijngevolgen van het gebruik van e-sigaretten aan. Alle deelnemers hadden aan het begin van het onderzoek een tandvleesaandoening, waarbij sigarettenrokers de ernstigste ziekte hadden, gevolgd door gebruikers van e-sigaretten. Na zes maanden constateerden de onderzoekers dat tandvleesaandoeningen verergerd waren bij sommige deelnemers in elke groep, waaronder verschillende gebruikers van e-sigaretten.

Uniek oraal microbioom

Vervolgens analyseerden de onderzoekers de bacteriën die in de plaquemonsters werden aangetroffen. Er werd vastgesteld dat gebruikers van e-sigaretten een ander oraal microbioom hebben dan rokers en niet-rokers, en dat hun verschillende microbioom een sterke correlatie had met sommige maten van tandvleesaandoeningen.

Meer gemeen met sigarettenrokers

Hoewel alle groepen ongeveer een vijfde van de soorten bacteriën deelden, had de bacteriële samenstelling voor gebruikers van e-sigaretten opvallend meer gemeen met sigarettenrokers dan niet-rokers. Verschillende soorten bacteriën, waaronder Selenomonas, Leptotrichia en Saccharibacteria, waren dominant aanwezig in zowel rokers als vapers in vergelijking met niet-rokers. Andere bacteriën – waaronder Fusobacterium en Bacteroidales, waarvan bekend is dat ze geassocieerd zijn met tandvleesaandoeningen – waren bijzonder dominant in de monden van gebruikers van e-sigaretten.

Follow-up van zes maanden

Tijdens de follow-up zes maanden later vonden de onderzoekers een grotere diversiteit in bacteriën voor alle bestudeerde groepen. Elke groep behield echter zijn eigen specifieke microbioom.
De onderzoekers ontdekten ook dat het unieke microbioom van gebruikers van e-sigaretten gecorreleerd was met klinische metingen van tandvleesaandoeningen en veranderingen in de immuunomgeving van de gastheer.

Immuunregulerende cytokines

Vapers hadden verschillende niveaus van immuunregulerende cytokines – eiwitten die helpen bij het reguleren van het immuunsysteem. Bepaalde cytokines zijn gekoppeld aan een onbalans in orale bacteriën en kunnen tandvleesaandoeningen verergeren door mensen vatbaar te maken voor ontstekingen en infecties.

Gerelateerd aan ontsteking

Gebruikers van e-sigaretten hadden met name hogere niveaus van tumornecrosefactor-alfa (TNF-alfa), een cytokine gerelateerd aan ontsteking, en lagere niveaus van interleukine-4 (IL-4) en IL-1-beta, cytokines die de neiging hebben te verminderen bij mensen met onbehandelde tandvleesaandoeningen.

Vapen slecht voor mondgezondheid

De bevindingen suggereren dat de orale bacteriën bij gebruikers van e-sigaretten het immuunsysteem actief kunnen onderdrukken. Samen met klinische markers voor tandvleesaandoeningen illustreert dit hoe slecht vapen is voor de mondgezondheid.

Eerste longitudinale studie

“Voor zover wij weten, is dit de eerste longitudinale studie van de mondgezondheid en het gebruik van e-sigaretten. We beginnen nu te begrijpen hoe e-sigaretten en de chemicaliën die ze bevatten het orale microbioom veranderen en de balans van bacteriën verstoren”, zegt de hoofdauteur van het artikel.

Meer onderzoek nodig

“In tegenstelling tot roken, dat al tientallen jaren uitgebreid wordt bestudeerd, weten we weinig over de gevolgen voor de gezondheid van het gebruik van e-sigaretten en beginnen we net te begrijpen hoe het unieke microbioom dat door vapen wordt gepromoot de mondgezondheid en ziekte beïnvloedt”, aldus een van de auteurs. Meer toekomstig onderzoek naar de langetermijneffecten van vapen moet meer informatie hierover bieden.

Bron:
ScienceDaily

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Mensen vinden gele tanden onaantrekkelijk en minder gezond

Mensen vinden gele tanden onaantrekkelijk en minder gezond

Een meerderheid van de mensen vindt gele tanden minder aantrekkelijk dan witte tanden, volgens een recent onderzoek dat is uitgevoerd door marktonderzoeksorganisatie DentaVox. Dit komt mogelijk door het vooroordeel dat mensen met gele tanden ongezond zouden zijn.

Beperkte toegang tot mondzorg

Veel mensen in de VS hebben beperkte toegang tot mondzorg. Een groot aantal volwassenen slaat elk jaar de tandheelkundige zorg over, vaak vanwege de kosten. Onderzoek suggereert dat sociaaleconomische factoren, zoals een lager inkomen en opleidingsniveau, verband houden met de mondgezondheid, waaronder meer rotte tanden en een algehele slechte mondgezondheid, aldus DentaVox.

Witte tanden aantrekkelijker

In het onderzoek dat door DentaVox werd uitgevoerd onder bijna vijfduizend mensen beschreef 38% hun tanden als geel. Desondanks zei 80% van de respondenten dat gele tanden minder aantrekkelijk zijn dan witte tanden.

Potentiële partners aantrekken

Het bedrijf wees op een onderzoek van twee in het VK gevestigde wetenschappers, gepubliceerd in PLOS One in 2012, waaruit blijkt dat menselijke tanden in wezen fungeren als ornamenten die potentiële partners kunnen aantrekken. Tandkleur kan andere mensen basisinformatie geven over onze gezondheid en genetica, suggereert de PLOS One-studie. Daarom denken mensen misschien dat witte tanden hand in hand gaan met een goede gezondheid, wat uiteindelijk een grote rol speelt in iemands aantrekkelijkheid.

Vooroordeel

Van de respondenten met gele tanden noemde 33% inderdaad een slechte mondgezondheid als de belangrijkste oorzaak van hun niet witte tandkleur. 19% van de mensen zou hun tanden zelfs bleken “omdat ze geloven in het vooroordeel dat gele tanden ongezond zijn” , aldus DentaVox.
De perceptie dat gele tanden ongezond zijn, wordt echter niet ondersteund door enig wetenschappelijk bewijs, aldus DentaVox. Gegevens die in 2018 door Prairie Dental Group zijn gepubliceerd geven bijvoorbeeld aan dat sommige mensen van nature dunner glazuur hebben.

Geen zorgen maken

“Dus, tenzij je gele tanden te wijten zijn aan slechte mondgewoonten, hoef je je niet zo veel zorgen te maken. Als je er niet zeker van bent, kun je beter je mondzorgverlener raadplegen”, schreef DentaVox.
Bron:
DentaVox https://dentavox.dentacoin.com/blog/yellow-teeth-pride-and-prejudice/

Al eerder (27-02-2022) gedaan:

Keramische veneers mogelijk beter dan kroonrestauraties voor het herstellen van tanden met fluorose

Keramische veneers zijn minimaal invasief, behouden de tandstructuur en bieden langdurige esthetische rehabilitatie. Volgens een onderzoek dat is gepubliceerd in BMC Oral Health zouden keramische veneers een betere optie kunnen zijn dan kroonrestauraties bij het herstellen van de glimlach van patiënten met gevorderde fluorose.

Kleurafwijkingen in tanden

Fluorose is een van de kleurafwijkingen die in tanden worden gezien. Een milde vorm kan witte lijnen en wazige plekken op de tanden veroorzaken die nauwelijks merkbaar zijn; in een ernstigere vorm kunnen ernstigere vlekken en putjes worden waargenomen in het tandglazuuroppervlak. De behandeling van fluorose zorgt niet alleen voor esthetische en functionele correctie, maar helpt ook om het zelfvertrouwen van de patiënt te verbeteren.

Minimaal invasief

Bij de behandeling moet niet-ondersteund en ontpit glazuur of dentineweefsel worden verwijderd en vervolgens hersteld. Momenteel worden veneers voornamelijk gebruikt om de vorm en positie van tanden te verbeteren, tandverkleuring te verbergen of tanden met erosie of slijtage te herstellen. Facings zijn een goed alternatief voor kroonrestauraties omdat ze minimaal invasief zijn.

Goede optie

Al zo’n drie decennia zijn veneers van keramisch porselein een goede optie voor het herstellen van voortanden vanwege biocompatibiliteit, duurzaamheid en esthetische aantrekkingskracht. Onderzoekers van Suleyman Demirel University Faculty of Dentistry in Turkije evalueerden het slagingspercentage en de geschatte overleving van porseleinlaminaat veneers in tanden met anterieure fluorose.

Retrospectief onderzoek

Hiervoor voerden ze een retrospectief onderzoek uit met 358 veneers. De veneers bedekten de incisale rand en een deel van de palatinale/linguale zijde van de tand met een 1 mm hoge palatinale afschuining.

Keramische veneers

De clinici gebruikten met disilicaat versterkt glaskeramisch materiaal om de veneers te vervaardigen en evalueerden vervolgens de restauraties met behulp van de criteria van de Amerikaanse volksgezondheidsdienst. Overleving werd gedefinieerd als de tijd van cementeren tot falen van het facing. Breuk van het keramiek en verslechtering van de hechting werden ook beschouwd als falen van het veneer.

Geschatte overlevingskans van 0,997

Jaarlijks werden marginale adaptatie, kleurovereenkomst, marginale verkleuring, oppervlakteruwheid, restauratiefractuur, tandfractuur, restauratieslijtage, antagonistische gebitsslijtage, cariës en postoperatieve gevoeligheid van de facings geëvalueerd. De geschatte overlevingskans van de veneers in het onderzoek was 0,997 of meer gedurende 10 jaar. In de loop der jaren hadden sommige tanden met veneers breuken en secundaire cariës, merkten de auteurs op.

Alternatief voor kroonrestauraties

Veneers vermijden agressieve tandpreparaties die de tandstructuur beschadigen en maskeren verkleurde tanden dus gedurende een aanzienlijk aantal jaren. Hierdoor zijn ze een geldig alternatief voor restauraties zoals kronen, schreven de auteurs: “De resultaten van deze klinische studie zouden clinici moeten aanmoedigen om keramische veneers te overwegen boven kroonrestauraties bij het herstellen van de glimlach van patiënten met gevorderde fluorose.”

Bron: BMC Oral Health

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z