Mogelijk verband tussen bruxisme en vitamine D tekort ontdekt

Mogelijk verband tussen bruxisme en vitamine D-tekort ontdekt

De ernst van het op elkaar klemmen en knarsen van tanden die patiënten ervaren kan in verband worden gebracht met hun vitamine D-spiegels. Dit blijkt uit een onderzoek met honderd deelnemers met en zonder bruxisme dat is gepubliceerd in Clinical and Experimental Dental Research.

Orale aandoening

Bruxisme kan op elk moment van de dag optreden en kan verband houden met psychologische factoren, lokale factoren, persoonlijke kenmerken en verstoring van de slaap. Onderzoek heeft het bestaan van een centrale administratie in het mechanisme van bruxisme aan het licht gebracht. Door dit neurologische mechanisme heeft deze orale aandoening ook invloed op de slaapkwaliteit en psychologische toestand van de patiënt.

Vitamine D is belangrijk

Wereldwijd heeft naar schatting meer dan 50% van de bevolking een tekort aan vitamine D. Onder invloed van zonlicht kan in de huid vitamine D worden aangemaakt; dit is de belangrijkste bron van de essentiële vitamine. Het zit daarnaast ook in voedingsmiddelen, waaronder vette vis, zoals zalm, en eieren en zuivelproducten. Vitamine D is nodig om calcium uit voeding op te kunnen nemen en speelt een rol bij de werking van de spieren en het immuunsysteem.

Verband met slaapstoornissen

Lage concentraties vitamine D zijn in verband gebracht met een groter risico op hartaandoeningen, kanker, neurodegeneratieve ziekten en overlijden. Sommige onderzoekers vermoeden dat vitamine D ook een belangrijke rol speelt bij de controle van de hersenstam tijdens de slaap vanwege talrijke kernen die hoge niveaus van vitamine D-receptoren bevatten. Daarom kunnen vitamine D-spiegels verband houden met slaapstoornissen, zoals bruxisme.

Correlatie bruxisme en vitamine D

Wetenschappers van de University of Damascus in Syrië bestudeerden om deze reden de correlatie tussen bruxisme en vitamine D-spiegels. Bij honderd patiënten tussen de 18 en 40 jaar oud maten ze de bloedspiegels van 25-hydroxyvitamine D, de gemetaboliseerde vorm van vitamine D die wordt gebruikt om een tekort te beoordelen.
Van die deelnemers rapporteerden 76 bruxisme en 24 niet. Voor vitamine D-spiegels werden concentraties van minder dan 20 ng/ml als ontoereikend beschouwd, niveaus tussen 21 en 29 ng/ml werden als onvoldoende beschouwd en concentraties tussen 30 en 150 ng/ml werden als voldoende beschouwd, schreven de auteurs.

Ergere mate van bruxisme

43% van de patiënten had een vitamine D-tekort. Na analyse van de gegevens vonden de auteurs een verband tussen een tekort aan vitamine D en de ernst van tandenknarsen. Van de 43 mensen met een tekort aan de vitamine meldden 18 personen matige, 14 deelnemers ernstige en 4 patiënten zeer ernstige bruxisme. Een groot deel dat geen tekort had, had juist ook geen of slechts een lichte vorm van bruxisme.

Geen definitieve diagnoses

De studie had beperkingen, waaronder dat de diagnose van bruxisme was gebaseerd op klinische onderzoeken en zelfrapportages van deelnemers. Een definitieve diagnose moet worden ondersteund door instrumentele benaderingen, klinische kenmerken en onderzoeken, en zelfrapportages. Instrumentele benaderingen waren echter niet beschikbaar, schreven de auteurs.

Mogelijke associatie

Ze concluderen echter wel dat “binnen de beperkingen van de huidige studie kan worden geconcludeerd dat 25(OH)D-concentraties een mogelijke associatie hebben met variatie in bruxismeniveaus”.

Bron:
Clinical and Experimental Dental Research

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Coronapandemie heeft grote gevolgen voor het risico op orale kanker

Coronapandemie heeft grote gevolgen voor het risico op orale kanker

De COVID-19-pandemie heeft naast directe gezondheidsgevolgen ook een grote stijging van het risico op orale kanker veroorzaakt. Sommige leefstijl- en gedragsfactoren als roken en gewichtstoename zouden hieraan bij hebben gedragen. Tegelijkertijd beperkten praktijksluitingen de toegang tot mondzorg voor tijdige diagnose en behandeling, volgens een rapport in het Journal of the American Dental Association.

Veelvoorkomende kankersoort

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is mondkanker de zesde meest voorkomende vorm van kanker ter wereld, met naar schatting 657.000 nieuwe gevallen per jaar. Onder andere tabaks- en alcoholgebruik, slechte voeding, overgewicht, HPV-infecties en slechte mondhygiëne worden met dit type kanker in verband gebracht. Regelmatige tandartsbezoeken zijn een essentieel onderdeel van het behoud van de mondgezondheid en het minimaliseren van de risico’s die gepaard gaan met een vertraagde en ernstigere diagnose.

Toename risicofactoren

Tijdens de COVID-19-pandemie zijn volgens onderzoek bepaalde risicofactoren dramatisch toegenomen. Ook is de continuïteit van de zorg en preventieve bezoeken aan de gezondheidszorg onderbroken, vooral omdat praktijken tijdens lockdowns gesloten waren. Als deze trends zich voortzetten, verwachten de auteurs van het rapport van Harvard School of Dental Medicine een toename van het aantal orale kankers.

Roken tegen verveling

Van alle risicofactoren heeft tabaksgebruik in het bijzonder een van de sterkste verbanden met orale kanker. Het risico op mondkanker is drie keer hoger voor rokers dan bij mensen die niet roken. Tijdens de pandemie nam het gebruik van tabak en elektronische sigaretten toe omdat mensen manieren zochten om met angst, verveling en onregelmatige routines om te gaan. Tegelijkertijd daalde het aantal mensen dat probeerde te stoppen met roken met behulp van ondersteuningsprogramma’s.

Minder vaccinaties, meer alcohol

Daarnaast daalden de HPV-vaccinatiepercentages voor kinderen en tieners tijdens de pandemie met ongeveer 20%. Ook zijn veel patiënten met mondkanker zware drinkers. In een onderzoek onder Amerikaanse volwassenen tijdens de pandemie meldde ongeveer twee derde van de deelnemers een verhoogd alcoholgebruik in vergelijking met vóór de pandemie.

Slechtere voedingsgewoonten

Verder zijn slechte voeding en obesitas in verband gebracht met orale carcinogenese. Obesitas is ook gekoppeld aan een toename van het risico op overlijden door een vroeg stadium van plaveiselcelcarcinoom van de tong. Tijdens de COVID-19-pandemie hebben langdurige lockdowns, thuiswerkbeleid en sluitingen van sportscholen allemaal bijgedragen aan slechtere voedingsgewoonten en een verhoogd lichaamsgewicht.

Mogelijke toename in incidentie orale kanker

Al deze statistieken geven volgens de auteurs reden om aan te nemen dat de incidentie van orale kanker zal stijgen, vooral omdat de lockdown-trends aanhouden. Medische en tandheelkundige zorgverleners moeten begrijpen dat de impact van de pandemie op mondkanker tientallen jaren kan duren. Daarbovenop kan mondkanker verder gevorderd zijn op het moment van diagnose nu meer patiënten terugkeren naar tandheelkundige zorgverleners.

Waakzaam zijn

“Tandartsen moeten waakzaam zijn voor stijgingen van de risicofactoren voor mondkanker en moeten de screeningsmaatregelen voor alle demografieën verhogen”, schreven de auteurs. “We raden aan dat mondzorgverleners de samenwerking met hun medische tegenhangers vergroten om de HPV-vaccinatiepercentages te verhogen en medische gezondheidsbezoeken tijdens de pandemie aan te moedigen.”

Bron:
Journal of the American Dental Association

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Test met orale bacteriën in de strijd tegen kanker

Test met orale bacteriën in de strijd tegen kanker

Een onderzoeker van de Rutgers School of Dental Medicine gaat kankerpatiënten behandelen met een nieuw soort therapie op basis van een eiwit dat wordt geproduceerd door een orale bacterie.

Daarvoor heeft de Scott Kachlany, PhD, groen licht gekregen van de FDA (Food and Drug Administration), een soort Amerikaanse Voedsel- en Warenautoriteit. De universitair hoofddocent orale biologie, ontdekte dat een eiwit geproduceerd door een orale bacterie leukemie- en lymfoomcellen kan doden.

Zijn bedrijf, Actinobac Biomed, kan nu een fase I klinische studie starten bij patiënten met recidiverende of refractaire leukemie of lymfoom, aldus Rutgers University.

Leukothera

Het experimentele medicijn, Leukothera, doodt snel kankercellen, maar brengt het immuunsysteem niet in gevaar, aldus Kachlany. Leukothera is ook effectief bij de behandeling van auto-immuunziekten bij dieren. Daar wordt het door Actinobac ook voor ontwikkelt.

Klinische onderzoeken beginnen met 24 patiënten, maar kunnen worden uitgebreid met een extra cohort van 20 of meer als de respons positief is, zei Kachlany. De studie zal ongeveer twee jaar in beslag nemen en patiënten zullen Leukothera vier weken lang eenmaal per week krijgen. Rutgers is een van de drie locaties die deelnemen aan de proef.

Bron:
The Science Advisory Board

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Praktijk-gesloten

Inspectie sluit praktijk voor kaakchirurgie in Almere

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft vandaag bekend gemaakt dat IKC Almere, een praktijk voor kaakchirurgie, onmiddellijk haar deuren moet sluiten. Volgens de inspectie levert de praktijk al langere tijd geen goede mondzorg aan de patiënten. Ook het medisch tuchtcollege heeft eerder bepaald dat de zorgverlener, die werkzaam is binnen KC Almere en bestuurder is van de praktijk, niet zelfstandig voorbehouden handelingen mocht verrichten. Volgens de inspectie is dit oordeel genegeerd. De praktijk mag weer open wanneer de inspectie vindt dat de zorg veilig is.

De situatie

Volgens de inspectie voldoet de praktijk niet aan de normen van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, de Wkkgz.
“Zo voert hij voorbehouden handelingen uit, dit zijn handelingen die alleen een bevoegd tandarts of kaakchirurg mag doen. Omdat de zorgverlener van KC Almere eerder door het Medisch Tuchtcollege uit het BIG register is geschrapt, mag hij deze handelingen niet meer zelfstandig verrichten”, schrijft de IGJ.

Verbeterpunten

De praktijk is door de IGJ voor minstens één week gesloten. Na deze periode mag de praktijk haar deuren openen wanneer gewaarborgd is dat vanaf dat moment alle voorbehouden behandelingen door zelfstandig bevoegde zorgverleners worden gedaan. “Indien dit gebeurt door niet-zelfstandig bevoegde zorgverleners, moeten onder meer de patiënten hierover geïnformeerd zijn en toestemming hebben gegeven. Ook moet de opdracht van de bevoegde zorgverlener aan de geldende eisen voldoen”, zegt de IGJ.

Indien de praktijk zorg verleent voordat alle verbeteringen zijn doorgevoerd, zal de praktijk een last onder dwangsom moeten betalen van € 1.000 per dag, met een maximum van € 25.000.

Bron:
IGJ

Lees meer over: Inspectie, Thema A-Z
Orthodontie bij parodontitis stadium IV patiënten hoe behandelen vanuit het perspectief van de orthodontist

Orthodontie bij parodontitis stadium IV patiënten: hoe behandelen vanuit het perspectief van de orthodontist?

Wat zijn de gevolgen van orthodontie bij parodontitis stadium IV patiënten? Wat zijn neveneffecten van een orthodontische behandeling en welke mondhygiëne is hierbij gewenst? Dit gezien vanuit het perspectief van de orthodontist. Verslag van de lezing van universitair hoofddocent dr. Papageorgiou Spyridon tijdens de EuroPerio Series van de EFP.

Door parodontitis kunnen elementen migreren en uitwaaieren, wat een ingezakte beet tot gevolg kan hebben. Factoren die hier ook aan bijdragen zijn:

– De leeftijd: er is een continue eruptie tijdens het ouder worden van het volwassen gebit met een piek tussen de 45 en 55 jaar.
– Dit is meer anterior dan posterior.
– De mesiale drift = tertiaire crowding.
– Dit is meer bij mannen dan bij vrouwen.
– Migratie is onafhankelijk van de verstandskiezen.

Gevolgen van orthodontie

– Er treden bacteriële veranderingen op na het plaatsen van een beugel. Veranderingen zijn zichtbaar in de subgingivale mucosa en ook zijn er meer bacteriën in de sulcus. De voornaamste veranderingen vinden plaats in de eerste maand van de plaatsing van de beugel. Zodra de dagelijkse hygiëne weer op peil is, verandert de flora weer terug naar ‘normaal’.
– De meeste bacteriële veranderingen (supra/subgingivaal) lijken van korte duur.
– Er is marginaal bot verlies door orthodontie.
– Hoe meer we de elementen protruderen des te groter het marginale botverlies. + 0.2 mm marginaal bot verlies voor elke 10 graden proclinatie.
– Het klinisch aanhechting level (CAL) verandert niet veel door verplaatsing van de tanden, dit is veel stabieler dan het botverlies > 0.011mm.
– Er is een toegenomen tendens voor recessies bij parodontitis patiënten na orthodontische behandeling. Met name als de protrusie buiten de ‘bony envelope’ plaatsvindt.

Etiologie van gingiva recessies

– Leeftijd
– Ectopische eruptie.
– Anatomie van de symfyse.
– Het gingiva biotype.
– Roken
– Trauma/parafunctie
– Zwangerschap
– Piercing(s)
– Beweging door het corticale bot.
– Proclinatie

Preventie van recessie kan door middel van gecontroleerd en mild gebruik van krachten.
Chirurgische techniek kan recessies voorkomen.

Er is een genetische variatie op het risico op gingiva recessies en aanhechtingsverlies:
– Dit heeft te maken met het verticale groeipatroon.
– Er is een lager risico als de schedelbreedte groter is.
– Er is een hoger risico als de kaken meer hyperdivergent zijn.

Wat is de invloed van de parodontale en orthodontische behandeling op de parodontium status van pathologisch gemigreerde elementen bij parodontitis patiënten?

– GTR niet consistent (?) geassocieerd met klinisch relevante voordelen.
– Gedeeltelijk paro plan (afgerond na ortho plan) is mogelijk gunstig.
– Een korte (1 maand) paro-ortho interval, vergeleken met een langere (6 maanden), geeft vergelijkbare resultaten.
– Vaste apparatuur is vaak beter dan aligners (verschil PD = 1.6mm).
– Aanvullend gebruik van laser is gunstig (verschil CAL = 21%, verschil PD = 12%).
– Aanvullende fiberotomie is gunstig (verschil MBL = 1.0mm; verschil CAL = 0.6mm).
MBL = Marginaal botverlies

Uit single trial onderzoek is gebleken dat er bij een stadium I-IV parodontitis

– Geen significant effect van orthodontie zichtbaar is op:
– Tandverlies
– Wortel resorptie
– Mobiliteit
– Pijn tijdens orthodontische behandeling.
– Ontstaan van recessies.
-Geen grote verschillen met laser, Bite Wafer, GTR en gedeeltelijke parodontale behandeling.

Gecombineerde parodontale/orthodontische behandeling

Dit geeft verbetering in:
– CAL (Klinisch aanhechtingslevel)
– PD (pocket diepte)
– Aantal locaties met diepe pockets

Orthodontische behandeling na parodontale behandeling heeft weinig effect op de parodontium status, maar het minimale effect is gunstig.

Neveneffecten orthodontische behandeling

Meest voorkomende neveneffecten van orthodontische behandeling:
– Marginaal botverlies (MBL)
– Lichte wortel resorptie

– Paro-ortho behandelinterval: Minder pocket reductie bij langere interval (-0.25mm/week).

– Duur van orthodontie: Minder pocket reductie bij langere behandelduur (-0.25mm/week).

– Nazorg/behandel follow-up: Toegenomen pocketdiepte bij langere follow up (+0.28mm/10 jaar) > fysiologisch.

Mondhygiëne tijdens orthodontische behandeling

– Regelmatige parodontale reinigingen zijn nodig tijdens orthodontische behandeling.
– Betere orthodontische resultaten indien er tussen de 1-3 maanden gereinigd wordt t.o.v. halfjaarlijkse reiniging.

Aanpassen van orthodontische behandeling

– Zelfde kracht, maar grotere beweging is minder gecontroleerd en dus niet wenselijk.
– Nadelige effecten op het botsupport indien geen goede mondhygiëne.
– Goede mondhygiëne zorgt voor een betere adaptatie van de tanden.

Aligners – vaste retainers

Met aligners kan niet altijd het gestreefde orthodontische eindresultaat behaald worden en deze zijn hierdoor minder voorspelbaar.

Volgens de huidige beschikbare literatuur zorgen orthodontische vaste retainers voor retentie en gaan deze goed samen met een goede parodontale gezondheid zonder grote nadelige effecten aan het parodontium (ML. Arn, K. Dritsas, N .Pandis, D. Kloukos).

Orthodontische vaste retainers hebben invloed op de dempende eigenschappen van het parodontaal ligament (mobiliteit). Van invloed zijn het aantal vastgezette elementen.

Gevolgen van parodontale relapse

– Tand ontsteking.
– Tand verplaatsing.
– Veranderingen in de occlusale relaties:
– Na gecombineerde orthodontische en parodontale behandeling: 15% relapse
– Na parodontale behandeling: 33% relapse

Take home message

– Een orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis patiënt is mogelijk.
– Orthodontie heeft geen nadelig effect op parodontale gezondheid en mogelijk zelfs een positief effect.
– Initiële parodontale therapie
– Type parodontale behandeling niet duidelijk.
– GTR niet duidelijk.
– Wachttijd tussen parodontale en orthodontische behandeling is nog niet duidelijk.
– Selectie van geschikte orthodontische apparatuur is van belang.
– Aanpassing van het orthodontische behandelplan aan de biomechanische eigenschappen van het aanhechtingsverlies.
– Regelmatige controle/reiniging van het parodontium tijdens de orthodontische behandeling (met een interval van 1-3 maanden).
– Retentie/stabilisatie.

Wat moet er gedaan worden als er een parodontale relapse is als gevolg van complexe orthodontische bedrading?
Bekijk of dit kan worden aangepast door de orthodontist om beter reiniging mogelijk te maken. Voornaamste doel is parodontale gezondheid.

 

PD Dr. med. Dent. Papageorgiou Spyridon werkt op de faculteit bij de Clinic of Orthodontics and Pediatric Dentistry, Center of Dental Medicine of the University of Zurich in Zwitserland. Ook is hij hoofddocent bij King’s College London. Hij studeerde af aan de Dental School in the Aristotle University of Thessaloniki in Griekenland. Zijn orthodontiespecialisatie en promotie deed hij aan the University of Bonn in Duitsland. Hij heeft meer dan 130 wetenschappelijke artikelen gepubliceerd.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van dr. Elena Figuero tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen

Poster: De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen

Bij Molar-Incisor Hypomineralisation (MIH) is sprake van een glazuurafwijking, gediagnosticeerd na eruptie, wat een element meer poreus maakt. MIH verhoogt het cariësrisico wat voor kinderen psychisch en fysiek belastend is. In Nederland is onduidelijkheid over de prevalentie en de mogelijk geassocieerde factoren met MIH. Dit onderzoek wil inzicht krijgen in het MIH-prevalentiecijfer en tevens welke factoren geassocieerd zijn met MIH in de longitudinale cohortstudie.

Onderzoek door Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Materiaal en methode

Van 4086 13-jarige kinderen zijn mondfoto’s verzameld waarvan 1072 kinderen willekeurig zijn geselecteerd voor dit dossieronderzoek. Het EAPD-scoresysteem (European Academy of Peadiatric Dentistry) werd gehanteerd om wel/geen MIH vast te stellen aan de hand van mondfoto’s door twee onderzoekers.

De mate van inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid overeenkomst tussen en binnen de onderzoekers werd uitgedrukt in Cohen’s Kappa. De Chi-kwadraat toets is gebruikt om na te gaan of MIH is geassocieerd met de volgende factoren:

Geslacht, etniciteit, DMFT-getal (decayed, missing, filled teeth), HSPM (Hypomineralised Second Primary Molar), luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren, roken, alcohol- en foliumzuurgebruik door de moeder tijdens de zwangerschap, tweeling zijn, vroeggeboorte, laag geboortegewicht, keizersnede en/of sociaaleconomische status.

Leeftijd werd getoetst met de Mann-Whitney U test. De analyses werden uitgevoerd in SPSS 25.0 met P< 0.05 als statistisch significant.

Resultaten

Bij 932/ 1072 kinderen, gemiddeld 13,6 jaar (SD± 0,37), kon wel/geen MIH worden vastgesteld. Van 140 kinderen waren de mondfoto’s niet te beoordelen. Bij 131/932 kinderen (14,1%) werd MIH vastgesteld, waarbij MHI bij element 16 de hoogste prevalentie had (5,7%). MIH kwam het meest voor bij molaren in de bovenkaak (10,5%).

Het DMFT-getal werd significant geassocieerd met MIH (p <0,001). De factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren konden niet worden getoetst door een gebrek aan data. De overige factoren bleken niet significant geassocieerd met MIH (p ≥ 0,108). De Cohen’s Kappa gaf met ≥0,81 een ‘bijna perfecte’ inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid aan.

De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Het DMFT-getal is significant hoger bij kinderen met MIH dan bij kinderen zonder MIH. Het element 16 had de hoogste prevalentie (5,7%). Van de factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren ontbraken data, dit verdient aanvullend onderzoek. De overige factoren bleken niet met MIH geassocieerd. De MIH-prevalentie was 14,1% in dit studiecohort. Meer onderzoek is nodig om achter geassocieerde factoren met MIH te komen dan wel combinaties van factoren. Zo kunnen zorgverleners kinderen en de ouders vroegtijdig informeren en adviseren om cariës te voorkomen.

Poster ontwikkeld door:

Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Cariës, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Beeldvorming helpt bij diagnose en behandeling van oogcellulitis veroorzaakt door tandabces

Casus: Beeldvorming helpt bij diagnose en behandeling van oogcellulitis veroorzaakt door tandabces

Beeldvorming heeft geholpen bij de diagnose en behandeling van een tweejarig meisje dat de levensbedreigende aandoening orbitale cellulitis ontwikkelde als gevolg van een tandabces. Deze casus, gepubliceerd in Cureus, benadrukt het belang van eerstelijnstandzorg bij kinderen: een gebrek aan zorg kan fatale complicaties tot gevolg hebben.

Mogelijk levensbedreigend

Pediatrische orbitale cellulitis is een mogelijke gezichts- en levensbedreigende aandoening. De ernstige infectie bij kinderen kan leiden tot aanzienlijke complicaties als blindheid, meningitis en hersenabces. Van de patiënten met deze aandoening stierf 17% aan meningitis en had 20% van de overlevenden permanent gezichtsverlies. Het is dus erg belangrijk om orbitale cellulitis snel vast te stellen en vroeg te behandelen.

Zeldzame complicatie van tandinfectie

Staphylococcus- en Streptococcus-soorten en Haemophilus influenzae zijn de meest voorkomende soorten bacteriën die verantwoordelijk zijn voor de aandoening, en sinusitis en trauma zijn de meest voorkomende risicofactoren ervoor. Het is echter ook een zeldzame complicatie van een tandinfectie.

Tweejarig meisje

Een groep artsen van de University of Science Malaysia School of Medical Sciences beschrijft het geval van een tweejarig meisje dat naar het ziekenhuis werd gebracht na lichte koorts en progressieve periorbitale zwelling aan de linkerkant gedurende drie dagen. De zwelling verscheen eerst in de linkerbovenhoek en strekte zich uit naar de wang en het linker onderooglid. Ze had geen geschiedenis van trauma en haar oog was niet rood of waterig.
Het meisje was actief en had stabiele vitale functies. Alle oogonderzoeken waren normaal en haar ooguitstrijkje en bloedkweken waren negatief. De patiënt werd opgenomen en behandeld voor preseptale cellulitis met intraveneuze antibiotica en een antibioticumcrème voor haar oog.

Beeldvorming toont abces

Op de derde dag na de opname verslechterde de toestand. Tandheelkundig onderzoek toonde volgens de auteurs meerdere tandcariës, zwelling van het tandvlees en een abces, en twee losse melktanden aan. Contrastversterkte computertomografie (CECT) van de oogkas, het paranasale gebied en de hersenen vertoonden een linker periostale abcescollectie aan die zich uitstrekte tot het inferomediale gebied van de oogkas.

Mogelijke bron van infectie

Onder algemene anesthesie werden vervolgens een tandheelkundig onderzoek en tandextractie uitgevoerd. Tijdens het onderzoek ontdekte de tandarts een abces in de linkerbovenhoek van het tandvlees, mogelijk de bron van de infectie die vervolgens naar haar oog en sinussen ging, volgens de auteurs. Na een week van intraveneuze antibiotica nam de zwelling van het meisje af en werd ze ontslagen.

Bewustwording mogelijke verspreiding infectie belangrijk

De casus toont aan dat beeldvorming cruciaal is voor het diagnosticeren en behandelen van orbitale ontsteking, vooral wanneer de aandoening verslechtert. Ook werpt het een licht op een zeldzame complicatie van een tandinfectie. “Bewustwording van de mogelijke verspreiding van odontogene infectie naar de oogkas is buitengewoon belangrijk, zodat een krachtige behandeling zo vroeg mogelijk kan beginnen”, schrijven de auteurs.

Eerstelijns tandzorg belangrijk bij kinderen

Tenslotte benadrukt dit geval het belang van eerstelijns tandzorg bij kinderen. Volgens de auteurs kan “een gebrek aan zorg leiden tot verspreiding op afstand van de infectie en daarmee samenhangende complicaties, zoals verlies van gezichtsvermogen en overlijden”.

Bron:
Cureus

Lees meer over: Casus, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Brush-Wash-Smile---400

Het Brush, Wash and Smile project van Stichting DHIN

Sinds 2018 heeft de stichting DHIN een compleet informatiepakket beschikbaar met preventiemateriaal onder de titel van “Brush Wash & Smile” voor gebruik in lage-inkomenslanden. Op de voorjaarsvergadering van het Nederlands Tandheelkundig Genootschap vertelde bestuurslid Ineke van Lent in een video over de achtergronden van dit project.

DHIN

De Stichting DHIN (Dental Health International Nederland) is bij tandartsen vooral bekend van de revisie van tandheelkundige units en instrumentarium, dat daarmee geschikt gemaakt wordt voor gebruik in lage-inkomenslanden. De verzending van tandheelkundige units is de afgelopen jaren iets minder geworden, omdat de huidige units veel elektronica bevatten, die moeilijker te onderhouden is in de betreffende landen.

Brush Wash & Smile programma

Het Brush Wash & Smile programma omvat flyers, preventiemateriaal en andere ondersteuning in een groot aantal talen. Het blijkt dat kinderen in lage-inkomenslanden vaker op school aanwezig zijn als ze hun tanden poetsen en hun handen wassen. Dat ze naar school gaan is belangrijk, want onderwijs vervult een cruciale rol in de toekomst van het kind. Het is doodzonde als een kind door een tandprobleem niet naar school kan. Door tanden poetsen en handen wassen vanzelfsprekend te maken, wordt dus niet alleen de gezondheid van de kinderen bevorderd maar de gehele ontwikkeling. Het Brush Wash & Smile programma vervult een belangrijke rol in het bewustmaken van het belang van handen wassen en tandenpoetsen bij deze kinderen.
Door het ontwikkelen en uitvoeren van dit programma vervult de stichting DHIN een belangrijke rol in landen waarin de tandheelkundige en medische zorg minder vanzelfsprekend is als bij ons.
Lees meer over het Brush Wash & Smile programma.
Hier leesje ook hoe je als individu of als praktijk mee kunt doen aan de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties voor een gezondere en betere wereld in 2030. Hiervoor heeft DHIN het Preventie Adoptie Plan opgesteld, waarin praktijken heel gemakkelijk een bijdrage kunnen leveren aan de belangrijke doelstellingen van het Brush Wash & Smile programma.

Bekijk de video DHIN zorgt voor de mond de wereld rond

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Mogelijk doelwit voor immunotherapie voor orale kankers ontdekt

Mogelijk doelwit voor immunotherapie voor orale kankers ontdekt

Onderzoekers geloven dat ze voor het eerst hebben vastgesteld hoe een omgevingsreceptor de immuunrespons onderdrukt bij patiënten met mondkanker. Het verwijderen van de aryl-koolwaterstofreceptor (AhR) uit kwaadaardige cellen droeg bij aan een gebrek aan tumorgroei bij muizen. Deze resultaten hebben belangrijke implicaties voor het begrijpen van de biologie van immunosuppressie bij kanker en voor het inzetten van de AhR voor immunotherapie bij kanker.

Belangrijke behandeling tegen kanker

Immuuncontrolepuntremmers zijn naar voren gekomen als belangrijke therapieën voor verschillende soorten kanker, waaronder oraal plaveiselcelcarcinoom (OSCC). Echter reageert momenteel slechts een minderheid van 30% van de patiënten op een dergelijke therapie. Daarom is het nodig om nieuwe immunotherapiedoelen te identificeren.

Geen kankergroei bij cellen zonder receptor

Onderzoekers van de Boston University School of Public Health hadden als hypothese dat AhR een centrale speler is in de regulatie van meerdere immuuncontrolepunten bij OSCC. Om dit idee te testen voerden ze een experiment uit met muizen die ongewijzigde orale kankercellen hadden of transplantatie van cellen zonder AhR. De tweede groep muizen vertoonde geen tumorgroei binnen zestig dagen terwijl dit wel het geval was bij de muizen met ongewijzigde tumorcellen, schreven de auteurs in Proceedings of the National Academy of Sciences.

Tumorspecifieke immuunrespons

Bovendien had de veranderde celgroep een tumorspecifieke immuunrespons die werd gekenmerkt door een afname van meerdere immuuncontrolepunten op kwaadaardige en/of immuuncellen. De onderzoekers ontdekten ook dat wanneer de muizen met AhR-negatieve cellen een quasivaccinprotocol kregen ze een zeer effectieve respons hadden op de kwaadaardige kankercellen.

Veelbelovend nieuw doelwit

De bevindingen bieden nieuw inzicht in de biologie van immunosuppressie bij kanker. Ook suggereren ze dat AhR een veelbelovend nieuw doelwit zou kunnen zijn voor immuuntherapie bij kanker, waardoor de resultaten voor patiënten met oraal plaveiselcelcarcinoom en andere kankers mogelijk verbeteren. “We kunnen zien hoe een dergelijk nieuw medicijn kan worden gebruikt bij de preventie, interceptie of behandeling van kanker”, aldus een van de onderzoekers in een persbericht.

Bron:
Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Bijna drie keer groter risico op overdosis na voorschrijven opioïden door tandarts

Bijna drie keer groter risico op overdosis na voorschrijven opioïden door tandarts

Het risico op een opioïdenoverdosis is bijna drie keer groter voor patiënten die opioïden krijgen voorgeschreven na een tandheelkundige ingreep vergeleken met patiënten die dit niet krijgen, volgens een studie gepubliceerd in het American Journal of Preventive Medicine. Daarnaast kan het risico op overdosis verdubbelen voor familieleden van die patiënten.

Opioïden nog steeds vaak voorgeschreven

Hoewel paracetamol en ibuprofen effectieve analgesie bieden voor de meeste tandheelkundig ingrepen is het voorschrijven van opioïden door Amerikaanse tandartsen nog steeds gebruikelijk. Het verminderen van het onnodig voorschijven van opioïden is cruciaal gezien de nadelen ervan, waaronder aanhoudend.

Onnodige voorschriften verminderen

Begrijpen of er een verband bestaat tussen het voorschrijven van opioïden in de tandheelkunde en een verhoogd risico op overdosis bij patiënten en hun families, die mogelijk toegang tot de medicijnen hebben, kan helpen om onnodige voorschriften te verminderen. Om dit te onderzoeken beoordeelden onderzoekers van de University of Michigan 8,5 miljoen tandheelkundige procedures die tussen 2011 en 2018 plaatsvonden. Voor zowel de patiënt- als familieanalyse werden gegevens van openbare en particuliere verzekeringen gebruikt.

Verband medicatie en overdosis

De onderzoekers analyseerden procedures waarbij een patiënt binnen drie dagen na een procedure ten minste één recept voor opioïden ontving. Met behulp van logistische regressie evalueerden ze het verband tussen blootstelling aan de medicatie en ten minste één overdosis binnen 90 dagen na een procedure. Vervolgens berekenden ze het gemiddelde marginale effect van de blootstelling. Dit geeft de verandering in waarschijnlijkheid van de uitkomst weer als iedereen versus niemand na de procedure minstens één recept kreeg.

Kwart van patiënten kreeg opioïden voorgeschreven

Van alle patiënten kreeg ongeveer een kwart opioïden voorgeschreven, waaronder oxycodon. De meest gebruikelijk procedure was een probleemgerichte beperkte mondelinge evaluatie, vaak een evaluatie van acute tandpijn. De volgende meest voorkomende procedures waren het trekken van tanden en endodontie.

Bijna drie keer zo groot risico

In totaal waren er 2.682 overdosisgevallen binnen 90 dagen na een tandheelkundige ingreep. Voor gevallen met en zonder opioïdenvoorschrift was dit risico achtereenvolgend 5,8 en 2,2 per 10.000 procedures.

Kinderen van patiënten

De familieanalyse omvatte bijna 3,5 miljoen procedures. Het 90-dagenrisico op overdosering bij een familielid was 1,7 per 10.000 procedures met een opioïdenvoorschrift, vergeleken met 1,0 per 10.000 voor degene zonder. Zo’n 42% van de familieleden die een overdosis kregen waren de kinderen van de patiënten, schreven de auteurs.

Meer studies nodig

Een beperking van de studie was dat er geen gegevens beschikbaar waren over ras, inkomen en niet-gediagnosticeerde stoornissen in het gebruik van verdovende middelen. Deze factoren kunnen allemaal de kans op het voorschrijven van opioïden en overdosering beïnvloeden. Volgens de auteurs zouden er meer studies moeten worden voltooid om te bepalen welke richting opioïde-initiatieven en -beleid moeten volgen om onnodig voorschijven te helpen verminderen.

Nadelen van opioïden

De “bevindingen onderstrepen verder het belang van het vermijden van onnodig voorschrijven van opioïden. […] Deze studie draagt bij aan de groeiende hoeveelheid literatuur die de nadelen van het voorschrijven van opioïden aantoon”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
American Journal of Preventive Medicine 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Haaientanden zorgen voor onduidelijkheid over tandevolutie

Haaientanden zorgen voor onduidelijkheid over tandevolutie

Wetenschappers die onderzoek doen naar haaientanden hebben grote verschillen gevonden tussen het gebit van hedendaagse haaien en hun prehistorische voorouders. De vondst gaat in tegen de theorie dat tanden een universele ontwikkelingsmethode hebben. Het team Europese onderzoekers gebruikte ‘high-energy x-rays’ en andere ultramoderne onderzoeksmethoden om de tand- en kaakstructuur te onderzoeken van de prehistorische voorouders van haaien. Hun bevindingen publiceerde ze onlangs in Nature Ecology & Evolution.

Voorouders van haaien hadden een gebit dat was samengesteld uit meerdere opeenvolgende rijen tanden, terwijl moderne haaien tandkransen hebben. Het verschil in gebit deed de onderzoekers twijfelen aan de overtuiging dat gewervelde dieren een universele evolutionaire geschiedenis voor hun tanden hebben.

“Deze organisatie en het patroon van tanden danken haaien waarschijnlijk aan een universeel ontwikkelingsmechanisme, de tandlamina “, verklaarde coauteur Philip Donoghue, PhD, van de School of Earth Sciences van de University of Bristol in een persbericht. “Deze opeenvolgende rijen tanden kunnen niet worden verklaard door dit mechanisme.”

In plaats daarvan kan een complex gebit vele zijn verdwenen en teruggekeerd in de evolutionaire geschiedenis, denken de auteurs. Als gevolg hiervan zijn levende haaien en hun evolutionaire voorouders misschien het beste uitgangspunt om oplossingen te zoeken voor tandheelkundige ziekten bij de mens.

Bron:
Nature Ecology & Evolution

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Onbalans in orale bacteriën gelinkt aan belangrijke biomarker voor ziekte van Alzheimer

Onbalans in orale bacteriën gelinkt aan belangrijke biomarker voor ziekte van Alzheimer

Volwassenen met een goede cognitieve gezondheid maar met meer schadelijke orale bacteriën lopen mogelijk een groter risico op een belangrijke biomarker voor de ziekte van Alzheimer. Dit blijkt uit een onderzoek dat gepubliceerd is in Alzheimer’s & Dementia: Diagnosis, Assessment & Disease Monitoring.

Belangrijke biomarker

Bèta-amyloïde plaque is een van de twee belangrijkste biomarkers van de ziekte van Alzheimer. Alzheimerpatiënten vertonen lagere bèta-amyloïde 42-spiegels in cerebrospinale vloeistof, wat vertaalt naar hogere amyloïdespiegels in de hersenen. Er wordt verondersteld dat amyloïdeafzettingen in de hersenen het eerste pathologische kenmerk van Alzheimer is, decennia voor cognitieve disfunctie optreedt.

Oorzaak onbekend

De oorzaken van de ziekte worden nog niet volledig begrepen. Bewijs wijst erop dat ontstekingen, infecties en bacteriële dysbiose van de darm en mondholte een rol kunnen spelen. Bovendien is het algemeen bekend dat parodontale bacteriën, vooral bij orale ontstekingen, het hele lichaam kunnen beïnvloeden. Recent onderzoek suggereert dat ook de hersenen kunnen worden aangetast.

Onderzoek onder gezonde ouderen

Met behulp van een cross-sectionele studie onderzochten wetenschappers het verband tussen orale gezondheid en amyloïdeniveaus in de hersenen. 48 gezonde mensen van 65 jaar en ouder die geen tekenen van cognitieve stoornissen vertoonden werden geëvalueerd op parodontale bacteriën en bèta-amyloïdeniveaus in hun hersenvocht. De deelnemers ondergingen ook een reeks medische en psychologische tests, waaronder genotypering en MRI-onderzoeken.

Associatie tussen hersenamyloïde en orale bacteriën

Uit de resultaten bleek dat de aanwezigheid van hersenamyloïde werd geassocieerd met een toename in schadelijke orale bacteriën en verlaagde niveaus van gezonde bacteriën. Ook was een hogere subgingivale parodontale dysbiose geassocieerd met verlaagde bèta amyloïde 42-spiegels. Deelnemers met dergelijke spiegels van minder dan 571 pg/ml hadden hogere scores voor de orale dysbiose-index dan degenen met meer normale bèta-amyloïde 42-spiegels.

Vroege gebeurtenis

“Onze bevindingen toonden aan dat dysbiotische parodontale bacteriën geassocieerd waren met cerebrospinale-vloeistof (CSF)-biomarkers van amyloïdose maar niet met neurofibrillaire pathologie, wat leidde tot de hypothese dat parodontale dysbiotische effecten op [Alzheimerpathologie] een vroege gebeurtenis zijn”, schrijven de auteurs.

Groeiend bewijs

Aangenomen wordt dat dit de eerste studie is die het verband aantoont tussen bacteriën die aan de tandvleesrand worden aangetroffen en de biomarker bij cognitief gezonde ouderen. Het onderzoekt draagt bij aan het groeiende bewijs dat aangeeft dat parodontitis verband houdt met Alzheimer.

Schadelijke en nuttige bacteriën spelen rol

Hoewel het niet mogelijk was om oorzaak en gevolg te bepalen door de opzet van de studie, concludeerden de auteurs dat zowel schadelijke als nuttige bacteriën een rol spelen bij het moduleren van bèta-amyloïdeniveaus. Meerdere orale bacteriën lijken betrokken te zijn bij de expressie van amyloïdelaesies.

Onbalans voorkomen en behandelen

Aanvullende modellen zijn nodig om een directe link te leggen, maar het blijft essentieel om te onthouden dat een onbalans in bacteriën kan worden voorkomen en behandeld, schrijven de onderzoekers. “Parodontale dysbiose kan met behandeling worden veranderd, waardoor hoop wordt geboden dat de accumulatie [van bèta-amyloïde] kan woorden voorkomen, vertraagd of zelfs omgekeerd.”

Bron:
Alzheimer’s & Dementia: Diagnosis, Assessment & Disease Monitoring

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Orthodontie bij parodontitis stadium IV patiënten

Orthodontie bij parodontitis stadium IV patiënten: hoe behandelen vanuit het perspectief van de parodontoloog?

Welke planning en implementatie is gewenst bij de behandeling van parodontitis stadium IV patiënten met orthodontische behandeling? Dit gezien vanuit het perspectief van de parodontoloog. Verslag van de lezing van universitair hoofddocent Parodontologie dr. Elena Figuero tijdens de EuroPerio Series van de EFP.

Er worden hierbij drie vragen gesteld:

1. Hoe weet de parodontoloog dat de patiënt orthodontische behandeling nodig heeft?

Omdat de casus wordt beschreven als stadium IV parodontitis als gevolg van een malocclusie (uitgewaaierde dentitie en een ingezakte beet). De orthodontist dient dit wel te bevestigen.

(Nieuwe) classificatie stadium IV parodontitis

Stadium IV parodontitis wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van diepe parodontale laesies die reiken tot het apicale deel van de apex en/of een voorgeschiedenis van meervoudig tandverlies. Het wordt vaak gecompromitteerd door hypermobiliteit van de tanden als gevolg van secundair occlusaal trauma en de gevolgen van tandverlies: posterior occlusale inzakking van de beet en ‘drifting’ van de tanden. Meestal is voor management van deze conditie stabilisatie en herstel van de kauwvermogen noodzakelijk.

Als je wilt weten of de patiënt orthodontie nodig heeft, dan dien je te weten of het een stadium IV parodontitis patiënt is. Onderscheid in de gradatie van de verschillende stadia wordt bepaald door de hoeveelheid botverlies en het aanhechtingslevel (CAL).


Bron: Nederlandse Vereniging voor Parodontologie

Bron: Nederlandse Vereniging voor Parodontologie

 

2. Welke parodontale behandeling is nodig bij een stadium IV parodontitis?

De EFP (European Federation of Periodontology) richtlijnen moeten worden opgevolgd:
stap 1, 2, 3 en Supportive/ondersteunende Parodontale Nazorg (SPC)) om het goede eindresultaat te behalen. Dit houdt in: geen pocketdiepte (PD) > 4mm met bloeding bij sonderen of PD>=6mm).

Wetenschappelijk bewijs moet worden opgevolgd. Stapsgewijze aanpak is nodig en er moet gestreefd worden naar een adequaat eindpunt van de behandeling.

  • Nadat de behandeling is afgerond wordt een stabiel parodontium gedefinieerd als een gezonde gingiva met een gereduceerd parodontium.
  • Bloeding na het sonderen (BOP) < 10% parodontium.
  • Oppervlakkige pocket diepte van 4mm of minder.
  • En geen 4mm pockets met BOP.
  • Als er na de parodontale behandeling voldaan kan worden aan deze criteria, maar er nog wel BOP is bij meer dan 10% van het parodontium, dan wordt de patiënt gediagnostiseerd als stabiele parodontitis patiënt met gingivitis.

Klinisch aanhechtingslevel (CAL)
(foto van lezing)

Stappenplan parodontale stabiliteit

Om een patiënt parodontaal stabiel te krijgen moeten de richtlijnen worden opgevolgd. Zie het stappenplan hieronder.

Interventie Stap 1

  • Controle over de supragingivale biofim.
  • Verbetering van de mondhygiëne (motivatie, instructies).
  • Aanvullende therapie voor gingivitis.
  • Professionele mechanische plaque verwijdering.
  • Reduceren en onder controle houden van risico factoren.

Stap 2

  • Reductie/verwijdering van de subgingivale biofilm en tandsteen (subgingivale instrumentatie). Aanvullende behandeling wordt mogelijk toegepast, zoals:
  • Gebruik van aanvullende chemische producten.
  • Gebruik van lokale of systemische producten om de host te kunnen moduleren.
  • Gebruik van subgingivale lokaal toepasbare antimicrobiële middelen.
  • Gebruik van systemische antimicrobiële middelen.

Her-evaluatie

  • Geen pockets meer dan 4mm met BOP.
  • Geen pockets van 6mm of meer zonder BOP.

Stap 3

  • Herhaaldelijke subgingivale instrumentatie met of zonder aanvullende behandelingen.
  • Parodontale flap chirurgie.
  • Resectieve parodontale chirurgie.
  • Regeneratieve parodontale chirurgie.

Er wordt per sextant beoordeeld wat de adequate therapie is voor de patiënt.

Her-evaluatie

  • Geen pockets meer dan 4mm met BOP.
  • Geen pockets van 6mm of meer zonder BOP.

Stap 4: Ondersteunende parodontale verzorging/interventie

Combinatie van preventie en therapeutische behandeling met verschillende tijdsintervallen. Het dient de volgende punten te includeren:
1. Monitoren van systemische en parodontale gezondheid.
2. Aansturen/verbeteren van mondhygiëne.
3. Patiëntmotivatie voor het onder controle houden van de risicofactoren.
4. Professioneel mechanische plaque verwijdering en lokale subgingivale instrumentatie van de ‘rest’ pockets.

3. Kan orthodontische behandeling veilig worden uitgevoerd bij parodontitis patiënten?

Ja, mits er minimale veranderingen zijn in het CAL (klinisch aanhechtingslevel) bij een stabiele parodontaal behandelde patiënt. Het is nog niet duidelijk met de huidige literatuur wat het optimale tijdsinterval is tussen de parodontale en orthodontische therapie.

Patiënten die al parodontaal behandeld zijn

Systematische review: Parodontitis patiënt vs. niet parodontitis patiënt die orthodontisch is behandeld. In deze studie zijn de niet-parodontaal behandelde patiënten vaak patiënten met al een gezond parodontium. De parodontitis patiënten hebben lokale angulaire botdefecten of gegeneraliseerde parodontitis.

Type parodontale therapie

  • Parodontaal gezonde deelnemers: professionele mechanische plaque verwijdering (PMPR) en mondhygiëne instructies (OHI) voorafgaand aan de orthodontische behandeling.
  • Parodontitis patiënten: Scaling en root planing (SRP) met of zonder OHI (stap 1 en stap 2) en chirurgie (stap 3).
  • Parodontaal onderhoud bestaande uit PMPR werd meestal tijdens orthodontische behandeling uitgevoerd (met een tijdsinterval tussen de 1-6 maanden).

Interval tussen de parodontale en orthodontische behandeling verschilt per studie: van direct, tot 1-2 weken, 1-2 maanden, of 3-6 maanden na de chirurgie.

Een Randomized Controlled Trial

Een Randomized Controlled Trial (RCT) includeerde stadium IV parodontitis patiënten met 1-2 angulaire bot defecten die zijn behandeld met regeneratieve chirurgie. Bij een groep werd vroeg (na 4 weken) orthodontie gestart en bij de andere groep werd gewacht tot na 6 maanden (Jepsen et al. 2021)

Andere RCT

In een RCT met gegeneraliseerde gevorderde parodontitis patiënten met pathologische tandmigratie werd een groep niet-chirurgisch parodontaal behandeld en een andere groep wel-chirurgisch parodontaal behandeld. Dit werd 3-6 maanden voor of tijdens de orthodontische behandeling uitgevoerd (zasciurinskiene et al 2019, 2019a, 2019b).

In alle geïncludeerde studies is er variatie in de initiële malocclusie en behandeling uitgebreidheid (subgroep analyse) en er is variatie in de behandeling. Vaste apparatuur en verankersystemen: skeletaal, conventioneel en gemixt.
De gemiddelde behandelduur lag tussen de 1 tot 33 maanden. De behandelduur was korter bij studies met parodontitis patiënten vergeleken met parodontaal gezonde patiënten.

Resultaten

De twee belangrijkste resultaten: klinisch aanhechtingslevel (CAL) en pocket diepte (PD).

Drie groepen die zijn geïdentificeerd:

  • Patiënten zonder parodontitis hadden minimale veranderingen in het parodontium gedurende de hele orthodontische behandeling.
  • Patiënten met behandelde parodontitis, waarbij de evaluatie direct voor de orthodontische behandeling werd uitgevoerd. Hierbij was geen significant verschil zichtbaar in BOP en CAL en er was vermindering in PD zichtbaar.
  • Patiënten waarbij voornamelijk regeneratieve chirurgie was uitgevoerd. Hierbij is een significante toename in CAL en een verminderde PD.

Samenvatting van Systematische review

  • De beschikbare literatuur over orthodontische behandelingen bij ernstige parodontitis is gelimiteerd en van slechte kwaliteit.
  • Orthodontie kan veilig worden toegepast, mits de patiënt parodontaal stabiel is.
  • Het optimale behandelprotocol betreft het tijdsinterval tussen de parodontale en orthodontische behandelingen is nog niet duidelijk. Nieuw bewijs suggereert dat langdurige heling tijd na parodontale behandeling mogelijk niet noodzakelijk is.
  • Orthodontie moet worden toegepast waar noodzakelijk. Het parodontium dient stabiel te zijn alvorens een orthodontische behandeling wordt gestart.

 

Dr. Elena Figuero is associate professor Parodontologie bij de University Complutense in Madrid, Spanje. Zij studeerde af in tandheelkunde in 2002 aan de University Complutense, waar zij in 2008 haar master parodontologie behaalde en haar PhD in tandheelkunde in 2009. Zij heeft ook een master behaald in biostatistics and research methodology aan de Autonomous University in Barcelona (2012).
Dr. Figuero is manager van de ETEP research group etiologie en therapie van parodontologie en directeur van de Spanish society of periodontology (SEPA), een programma over research methodologie tandheelkunde. Zij heeft 40 wetenschappelijke artikelen geschreven en geeft lezingen op verschillende (inter)nationale congressen.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van dr. Elena Figuero tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Mondzorg bij patiënten met een Licht Verstandelijke Beperking

Onvrijwillige (mond)zorg bij mensen met een licht verstandelijke beperking

Als mondzorgverlener kun je te maken krijgen met patiënten met een verstandelijke beperking die geen zorg willen, maar wel nodig hebben. Wat doe je dan? Gezondheidsrechtjurist Monica de Visser vertelt aan de hand van een aantal casussen voor welke dilemma’s je kunt komen te staan en wat hierover geregeld is in de Wet zorg en dwang (Wzd).

Onvrijwillige (mond)zorg bij mensen met een licht verstandelijke beperking

Als mondzorgverlener kun je te maken krijgen met patiënten met een verstandelijke beperking die geen zorg willen, maar wel nodig hebben. Wat doe je dan? Gezondheidsjurist Monica de Visser vertelt aan de hand van een aantal casussen voor welke dilemma’s je kunt komen te staan en wat hierover geregeld is in de Wet zorg en dwang (Wzd).

Casus 1

Job (20) is een stoere jongeman met opvallende tattoos en aantal piercings. Hij heeft een licht verstandelijke beperking (lvb) en woont bij zijn vader. Samen met zijn vader bezoekt Job de tandarts. Hij is al een aantal jaren niet geweest, maar Job heeft nu een pijnlijke kies. Of de tandarts deze kies er even uittrekt, dan kan hij weer weg. De vader van Job knikt instemmend. In de stoel gaan liggen vindt Job echter eng. Uiteindelijk lukt dit toch en kan de tandarts het gebit van Job bekijken. De toestand van het gebit van Job is niet best. De tandarts vertelt Job dat hij een aantal vervolgafspraken moet maken om zijn gebit goed te kunnen behandelen. Job vindt dit niet nodig. De pijn is trouwens al weer weg! O ja, en zijn tanden poetsen doet Job iedere avond.

Uitdagingen

Bij deze casus kom je voor verschillende uitdagingen te staan. Job toont stoer gedrag en kan goed praten. De kans is daardoor groot dat je hem als mondverzorger overschat. Hoe voorkom je dit? Job is duidelijk niet gemotiveerd om een gezond gebit te krijgen. Hoe zorg je ervoor dat hij het belang van een gezonde mond gaat inzien en een vervolgafspraak maakt? Als mondverzorger van mensen met een beperking heb je vaak te maken met een verwant en/of vertegenwoordiger. Hoe ga je in deze situatie om met de aanwezigheid van de vader van Job?

Wat te doen?

Bij de behandeling van patiënten met een licht verstandelijke beperking kan het helpen om de volgende tips toe te passen:
• Wees je bewust van een disharmonisch profiel bij mensen met een lvb. Een stoere buitenkant betekent vaak een kwetsbare binnenkant, die je pas later ontdekt.
• Pas je taalgebruik aan en laat zoveel mogelijk hulpmiddelen eerst goed zien en/of voelen, voordat je ze gebruikt.
• Probeer bij het eerste contact niet direct te oordelen/preken over de (slechte) kwaliteit van het gebit. Mensen met een lvb horen hun hele leven al dat ze het niet goed doen. Inzetten op samenwerking is het eerste doel.
• Pas het tempo van de behandeling aan en neem rust in de opbouw van de behandelrelatie. Doe één ding tegelijk, zodat de gegeven informatie kan worden verwerkt en eigen invloed kan worden ervaren.
• Neem als behandelaar de regie en werk zoveel mogelijk samen met andere belangrijke betrokkenen (verwanten, begeleiders, collega’s etc.).

Casus 2

Hendrik is een man van 75 jaar met een licht verstandelijke beperking. Hij is dementerend en heeft kenmerken van een autismespectrumstoornis. Hendrik woont in een zorginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Tot z’n 50e jaar woonde hij bij zijn ouders op de boerderij en genoot daar van zijn vrijheid. De laatste jaren is zijn functioneren achteruitgegaan en inmiddels is hij gebonden aan een rolstoel.
Hendrik staat niet toe dat iemand ‘aan zijn lijf’ zit. Dagelijkse verzorgingsmomenten vormen een strijd met de begeleiding. Bij het verzorgen van zijn mond schreeuwt hij en slaat om zich heen. Omdat een goede mondzorg als belangrijk wordt gezien, wordt ‘snel en efficiënt’ gehandeld. De ene begeleider pakt snel zijn beide handen vast, de andere hanteert de tandenborstel. Hendrik kan nu niet meer slaan, maar het is duidelijk dat deze vorm van mondzorg zowel voor de begeleiding als voor Hendrik een hoge belasting vormt.

Wet zorg en dwang

De dagelijkse mondverzorging van Hendrik vindt dus onder dwang plaats. De vraag is of deze dwang gerechtvaardigd is. Onvrijwillige zorg bij mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychogeriatrische aandoening (zoals dementie) is geregeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). Deze wet is alleen van toepassing als een patiënt een indicatie van het CIZ voor langdurige zorg heeft of een verklaring van een deskundig arts waaruit blijkt dat hij is aangewezen op zorg.
Uitgangspunt van deze wet is: alleen dwang als het echt niet anders kan! De zorg moet zoveel mogelijk op vrijwillige basis plaatsvinden. Als mensen zelf niet kunnen inschatten wat goed voor ze is, moeten ze daarbij geholpen worden door zorgverleners.
De Wzd is niet instellingsgebonden: ook in de thuissituatie, in kleinschalige woonvormen en bij dagbesteding kan onvrijwillige zorg opgelegd worden.

Onvrijwillige zorg

Onvrijwillige zorg is zorg waartegen de patiënt (of zijn vertegenwoordiger) zich verzet. Bij kinderen onder de 12 jaar ligt de beslissing over zorg altijd bij de ouders. Vanaf 12 jaar geldt de Wzd als een verstandelijke beperking is vastgesteld en er onvrijwillige zorg wordt overwogen of toegepast. De Wzd geldt in principe niet voor mensen bij wie geen verstandelijke beperking is vastgesteld.
In de mondzorgpraktijk kan het bij onvrijwillige zorg gaan om een medische handeling, maar ook om beperking van de bewegingsvrijheid.
Onvrijwillige zorg kan ook ambulant plaatsvinden, dus bijvoorbeeld in een tandartspraktijk of tandartsbus.
De Wzd is niet van toepassing op het bieden van zorg door niet-zorgprofessionals, zoals mantelzorgers, verwanten, leerkrachten en vrijwilligers.

Redenen voor onvrijwillige zorg

Onvrijwillige zorg mag alleen ter afwending van een (dreigend) ernstig nadeel:
• De cliënt brengt zichzelf of anderen in gevaar.
• De cliënt brengt ernstig lichamelijk letsel toe.
• De cliënt brengt ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade toe.
• Verwaarlozing van de cliënt of een ander.
• De veiligheid van cliënt wordt bedreigd.
• De cliënt roept met hinderlijk gedrag agressie van een ander op.
• De algemene veiligheid van personen of goederen is in gevaar.

Zorgplan

In de Wzd is vastgelegd dat er altijd een zorgplan gemaakt moet worden. De zorgverantwoordelijke moet met minimaal één andere deskundige bespreken of onvrijwillige zorg noodzakelijk is. Vragen die hierbij aan de orde moeten komen zijn:
• Hoe groot is het risico op ernstig nadeel?
• Wat zijn de oorzaken van het gedrag?
• Heeft de omgeving invloed op het ontstaan van ernstig nadeel?
• Zijn er alternatieven die voor deze cliënt vallen onder vrijwillige zorg?
• Als de cliënt thuis woont: is de thuissituatie geschikt voor toepassing van de alternatieven?

Stappenplan

Als de inzet van onvrijwillige zorg wordt overwogen – en een cliënt valt onder de reikwijdte van de Wet zorg en dwang – dan dient het stappenplan Wzd te worden gevolgd. Hierin is opgenomen welke stappen de zorgverantwoordelijke moet zetten bij de beoordeling of onvrijwillige zorg noodzakelijk is. Er staat ook in welke deskundigen de zorgverantwoordelijke daarbij moet betrekken.
Volgens het stappenplan kan de onvrijwillige zorg maximaal drie maanden plaatsvinden, waarna het verlengd kan worden.

Casus 2 – vervolg

Voor de situatie van Hendrik geldt, dat de zorgverantwoordelijke een zorgplan voor Hendrik moet opstellen dat uitgaat van vrijwillige zorg. Als Hendrik zich verzet tegen dagelijkse mondzorg, zal de zorgverantwoordelijk een multidisciplinair overleg (mdo) moeten inplannen. In ieder geval zal een deskundige van een andere discipline en uiteraard Hendrik zelf en/of zijn vertegenwoordiger bij dit mdo worden uitgenodigd. In dit mdo wordt dan besproken of er echt geen vrijwillig alternatief is en indien dit niet het geval is, wat het ernstig nadeel is dat door de onvrijwillige mondzorg wordt afgewend/beperkt. Naast het ernstig nadeel wordt ook de noodzakelijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit van de mondzorg besproken. Als vrijwillige zorg echt niet lukt en onvrijwillige mondzorg voor Hendrik noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel, wordt de onvrijwillige zorg in het zorgplan opgenomen. Dit kan voor maximaal drie maanden. Hierna volgt weer een mdo waarin weer wordt gezocht naar vrijwillige alternatieven. Lukt dit echt niet, dan kan de zorgverantwoordelijk de periode met drie maanden verlengen, totdat een onafhankelijke deskundige heeft geadviseerd. Alle mdo’s zijn gericht op de afbouw van de gedwongen mondzorg bij Hendrik.
Samenvattend: er blijft multidisciplinair gezocht worden naar mondzorg waar Hendrik wel mee instemt. Gedwongen mondzorg is alleen toegestaan als er ernstig nadeel dreigt en er geen alternatief is!
In het plan van Hendrik wordt het advies van de onafhankelijk deskundige opgenomen en verwerkt. Het is en blijft echter een advies waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Hierna volgt ieder half jaar een mdo dat gericht is op afbouw van de onvrijwillige zorg.

Casus 3

Omar is 26 jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Hij gebruikt regelmatig drugs en alcohol. Samen met zijn begeleider komt hij naar de mondzorgpraktijk. Er moeten twee kiezen worden behandeld, wat volgens de tandarts niet zonder verdoving kan. Omar wil echter geen prik en zegt dat hij wel tegen pijn kan. Als oplossing stelt hij voor dat hij high van de drugs en onder invloed van alcohol naar de tandarts kan komen, zodat hij niets voelt. De tandarts probeert Omar manieren aan te geven om van zijn angst af te komen. De behandeling kan dan over twee weken plaatsvinden. Omar accepteert dit niet en loopt weg. Als de tandarts niet naar hem luistert, luistert hij ook niet naar de tandarts…..

Grenzen stellen

Hoe kun je nu het beste handelen? Belangrijk is om duidelijk grenzen te stellen en deze te bewaken. Je kunt proberen om de patiënt te motiveren, zodat hij toch voor de verdoving kiest. Als het vertrouwen al geschaad is, is het soms het beste om de patiënt over te dragen aan een andere behandelaar. Toegeven dat iets je niet lukt, is ook professioneel handelen.

Meer informatie is te vinden op: www.dwangindezorg.nl.

Zie voor adviezen over hoe om te gaan met verzet of weerstand tegen mondzorg door mensen met een beperking het boek ‘Van puzzel naar maatwerk. Omgaan met bijzondere patiënten in de mondzorg’ door Henk Algra.

Door Yvette in ’t Velt met medewerking van mr. Monica de Visser, sr. jurist gezondheidsrecht & ethiek bij ‘s Heeren Loo en docent/eigenaar scholingsbureau Smaragd. Zie hier.

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Ondernemen, Restaureren, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Mogelijk verband lage botmasse en parodontitis bij volwassenen van middelbare leeftijd

Mogelijk verband lage botmassa en parodontitis bij volwassenen van middelbare leeftijd

Een lage botmassa kan in verband worden gebracht met parodontitis bij volwassenen van middelbare leeftijd, volgens een publicatie in het International Journal of Environmental Research and Public Health. Clinici zouden kunnen overwegen om een interventieprogramma voor tandvleesaandoeningen bij jongere volwassenen te starten.

Zwakke botten

Osteopenie is een aandoening waarbij botten beginnen te verzwakken en die kan eindigen in osteoporose. Dit treedt op wanneer het lichaam te veel bot verliest en/of niet genoeg aanmaakt. Het komt vooral voor bij ouderen en vaker bij vrouwen.

Mogelijk verergerende factor bij parodontitis

Eerder onderzoek heeft aanwijzingen gevonden dat ernstige osteoporose het gehalte botmineraal in de kaken aanzienlijk vermindert. Ook kan het worden geassocieerd met het verlies van bindweefsel, dat wordt aangetroffen bij parodontitis. Alveolair botverlies is een indicator van parodontitis, wat suggereert dat ernstige osteoporose mogelijk een verergerende factor kan zijn bij tandvleesaandoeningen.

Volwassenen van middelbare leeftijd

De relatie tussen osteoporose en parodontitis bij volwassenen van middelbare leeftijd wordt zelden onderzocht. De prevalentie van tandvleesaandoeningen neemt echter toe met leeftijd, en sterk bij patiënten tussen de 30 en 40 jaar. Onderzoekers van Taipei Medical University in Taiwan hebben daarom dit verband onderzocht bij ongeveer 7300 volwassenen tussen de 40 en 44 jaar. Allemaal ondergingen ze tussen 2003 en 2008 in Taiwan een screening op parodontitis.

Botmineraaldichtheid

De deelnemers hadden ook een enquête ingevuld over hun leefstijl en medische geschiedenis. Verder konden de auteurs met behulp van echografie de botmineraaldichtheid bepalen om osteopenie en osteoporose te meten. De gegevens zijn gebruikt om het effect van een lage botmassa op het risico op parodontitis te bepalen.

Meer parodontitis bij osteopenie en osteoporose

In totaal had 31% van de deelnemers parodontale pockets van meer dan 3 mm diep, wat duidt op tandvleesaandoeningen. Volgens de auteurs had 36% osteopenie en 2% osteoporose. De prevalentie van parodontitis was hoog bij volwassenen met osteopenie en osteoporose, namelijk respectievelijk 39,8% en 33,3%.

Oorzaak en gevolg onduidelijk

Desalniettemin waren er verschillende beperkingen van de studie. De auteurs gebruikten sonderingsdiepte als een afhankelijke variabele om de ernst van parodontitis weer te gaven, terwijl dit volgens hen waarschijnlijk geen geschikte meting van de parodontale geschiedenis biedt. Bovendien zijn er meer studies nodig omdat het onduidelijk is wat de oorzaak en wat het gevolg is in het verband tussen osteoporose en parodontitis.

Waarschuwing

Hoe dan ook schrijven de onderzoekers dat ze hebben aangetoond dat een lage botmassa het risico op tandvleesaandoeningen onder jongere volwassenen vergroot. “Ons resultaat zou kunnen worden gebruikt als een waarschuwing om het publiek bewust te maken van osteoporose en parodontitis bij jonge volwassenen”, schreven de auteurs.

Bron:
International Journal of Environmental Research and Public Health

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
NZa waarschuwt mondzorgpraktijken die vullingen verkeerd declareren

NZa waarschuwt mondzorgpraktijken die vullingen verkeerd declareren

De Nederlandse Zorgautoriteit waarschuwt mondzorgpraktijken die vullingen niet goed declareren. De NZa kreeg meldingen van patiënten over afwijkend declaratiegedrag ten opzichte van andere mondzorgaanbieders en heeft twee mondzorgpraktijken al een aanwijzing gegeven omdat vullingen verkeerd werden gedeclareerd.

Vullingen niet declareren bij andere behandelingen

“Vullingen mogen niet in rekening gebracht worden bij andere behandelingen, zoals het plaatsen van een kroon, het vastzetten van een spalk of bij beugels”, zegt de NZa. “V-codes (de codes voor vullingen) mogen uiteraard alleen in rekening worden gebracht als er ook daadwerkelijk een vulling is geplaatst. Bij andere behandelingen mag deze code niet gedeclareerd worden. Ook zagen we dat soms voor één vulling verschillende prestaties in rekening gebracht worden.”

De NZa geeft als voorbeeld een mondzorgaanbieder die de afwerking van een vulling nog apart naast de vulling declareerde, door prestatie V40 in rekening te brengen. Dit mag niet, omdat de afwerking al in het tarief van de vulling verwerkt zit. De prestatie V40 kan alleen los gedeclareerd worden als het gaat om een oude vulling die bijgewerkt moet worden.

Verplicht

Ook zag de zorgautoriteit declaraties van vullingen waarbij de behandelde vlakken niet vermeld waren, wat  sinds 1 januari 2020 wel verplicht is.

Bron:
NZa

Lees meer over: Inspectie, Thema A-Z
Tandheelkundig implantaat veroorzaakt levensbedreigende bloedingen

Tandheelkundig implantaat veroorzaakt levensbedreigende bloedingen

Een jonge vrouw kreeg wekenlang zeldzame, levensbedreigende perioden van mondbloeding na het blootleggen van een tandheelkundig implantaat. De episodes werden uiteindelijk met succes behandeld door de embolisatie van een slagader, schrijven artsen in Clinical Implant Dentistry and Related Research.

Meestal kleine complicatie

Postoperatieve intraorale bloeding is meestal een kleine, zeldzame complicatie van implantaatchirugie. In de meeste gevallen is het bloeden gemakkelijk onder controle te houden. Desondanks kunnen alsnog levensbedreigende situaties ontstaan, die doorgaans verband houden met mandibulaire implantaten.

Vaak tot kort na operatie

Als het gebeurt, treedt bloeding tijdens implantaatplaatsingen vaak op tijdens de procedure of tot zeven uur na de operatie. In eerdere gevallen toen bloeding optrad was deze in de voorste bovenkaak en te wijten aan schade aan de sublinguale of submentale slagader. In het huidige casus is dat niet het geval, schrijven twee artsen van King’s College uit Londen.

Meer dan 40 bloedingsepisodes

In het rapport beschrijven ze een vrouw die de spoedeisende hulp bezocht na meer dan veertig bloedingsepisodes. Hieronder waren drie significante voorvallen van intraorale bloeding gedurende twee weken na het blootleggen van een tandheelkundig implantaat in de rechterbovenkant. Uiteindelijk zou de vrouw drie keer in het ziekenhuis terecht komen.

Behandelingen stoppen bloedingen slechts tijdelijk

Vier maanden eerder had de patiënt een sinusliftoperatie en een implantaat gekregen. Ze had juveniele parodontitis en hypodontie, maar geen andere gezondheidsproblemen. Conventionele lokale en systemische behandelingen konden de bloedingen slechts tijdelijk stoppen, voor maximaal zes dagen.

Slechte toestand

De eerste keer in het ziekenhuis daalde de bloeddruk en hartslag van de patiënt ernstig en wegens een geschat bloedverlies van 1,5 / 2 l kreeg ze vier eenheden bloed en vier eenheden plasma toegediend, schreven de auteurs.

Geen actieve bloeding op beeldvorming

Na de transfusie onderging de patiënt computertomografie-angiografie maar dit bracht geen actieve bloeding aan het licht. Een dag later vertoonde digitale subtractie-angiografie (DSA) van de rechter externe halsslagader ook geen bloeding of vasculaire misvorming. Artsen brachten fibrine-afdichtmiddel distaal van het implantaat aan, met hechting van de gingivaflap, en er werd een andere afdekplaat aangebracht.

Morfologische verandering in slagader

Vijf dagen later ging ze weer naar het ziekenhuis met bloedingen, en DSA onthulde een morfologische verandering in de grotere neergaande palatinale slagader met intra-alveolaire vaten die zicht dicht bij het implantaat bevonden. Hierop werd een embolisatie van de slagader gepland.

Succesvolle embolisatie

Op de ochtend van de geplande embolisatie ervoer de vrouw haar derde episode van aanzienlijke bloeding. Later op de dag kon de embolisatieprocedure rustig en met succes worden uitgevoerd. Zeven maanden later wordt de patiënt nog steeds gevolgd maar zijn geen verdere bloedingen voorgekomen.

Juveniele parodontitis

Als gevolg van plaatselijke juveniele parodontitis had de vrouw tandverlies in alle vier de kwadranten van haar mond. Haar tandverlies kan de morfologische verandering in haar palatinale slagader verklaren, volgens de auteurs. Eerder onderzoek suggereerde namelijk dat tandverlies veranderingen in de vasculaire anatomie veroorzaakt.

“Pas op voor vertraagde complicaties, ongewone bloedingsplaatsen (bijv. de bovenkaak) en mogelijke anatomische variaties na tandverlies”, waarschuwen de auteurs.

Bron:
Clinical Implant Dentistry and Related Research

 

 

Lees meer over: Casus, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
Antilichaam maakt regeneratie van tanden in muizen en fretten mogelijk

Antilichaam maakt regeneratie van tanden in muizen en fretten mogelijk

Wetenschappers uit Japan hebben een ontdekking gedaan die het opnieuw laten groeien van tanden mogelijk maakt. Met behulp van dierstudies kwamen ze erachter dat het onderdrukken van het gen USAG-1 met behulp van zijn antilichaam efficiënt kan leiden tot tandgroei, wordt beschreven in Science Advances.

Implantaten als oplossing tandverlies

Tandverlies is een wijdverbreid probleem van volwassenen en resulteert in een slechtere kwaliteit van leven. Ook tandagenesie, het resultaat van een gestopte tandontwikkeling, is een probleem waar veel mensen last van hebben. Momenteel zijn de oplossingen hiervoor kunsttanden en implantaten. Deze zijn echter niet zo goed als echte tanden.

Fundamentele moleculen

Een nieuwe studie door onderzoekers van de Universiteit van Kyoto en de Universiteit van Fukui biedt mogelijk hoop. Ze schrijven dat de fundamentele moleculen die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van tanden al geïdentificeerd zijn. De morfogenese van individuele tanden hangt af van verschillende moleculen, waaronder botmorfogenetisch eiwit (BMP), fibroblastgroeifactoren, het Sonic hedgehog-eiwit en Wnt-routes.

Meer dan de ontwikkeling van tanden

BMP en Wnt zijn echter bij veel meer betrokken dan de ontwikkeling van tanden, zoals het moduleren van de groei van meerdere organen en weefsel in embryo’s. Bijwerkingen van geneesmiddelen die zich hierop richten beïnvloeden dus het hele lichaam, wat liever wordt vermeden.

Het gen USAG-1

In de veronderstelling dat het veiliger zou zijn om te richten op de factoren die BMP en Wnt specifiek in de ontwikkeling van tanden tegengaan, bekeek het team het gen USAG-1. Ze wisten dat het onderdrukken van dit gen de tandgroei ten goede komt, maar niet of het genoeg zou zijn.

Monoklonale antilichamen

De wetenschappers onderzochten daarom de effecten van verschillende monoklonale antilichamen tegen USAG-1. Monoklonale antilichamen worden vaak gebruikt om kankers en artritis te behandelen, en voor vaccinontwikkeling.

Niet allemaal even succesvol

Niet alle antilichamen waren even succesvol. USAG-1 werkt in wisselwerking met zowel BMP als Wnt. Verschillende leidden tot slechte geboorte- en overlevingscijfers van muizen, wat het belang voor de groei van het hele lichaam van beide moleculen bevestigde. Een veelbelovend antilichaam verstoorde echter alleen de interactie van USAG-1 met BMP.

Enkele toediening van antilichaam bleek genoeg

Experimenten toonden aan dat BMP-signalering essentieel was voor het bepalen van het aantal tanden in muizen. Vervolgens ontdekten de onderzoekers dat een enkele toediening van een antilichaam voldoende was om een hele tand te genereren. Hetzelfde werd gevonden bij fretten tijdens daaropvolgende experimenten.

Vergelijkbaar met mensen

“Fretten zijn diphyodont-dieren met vergelijkbare gebitspatronen als mensen. Ons volgende plan is om de antilichamen te testen op andere dieren zoals varkens en honden”, legt een van de hoofdauteurs uit.

Nieuw therapeutisch kader

De studie is de eerste die de voordelen van monoklonale antilichamen op tandregeneratie aantoont. Dit biedt een nieuw therapeutisch kader voor het klinische probleem. “Conventionele weefseltechnieken zijn niet geschikt voor tandregeneratie. Onze studie toont aan dat celvrije moleculaire therapie effectief is voor een breed scala van aangeboren tandagenese”, concludeert een andere auteur van de studie.

Bron:
Science Advances

 

 

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z
54.000 jaar oude mensentand verrast wetenschappers

54.000 jaar oude mensentand verrast wetenschappers

In de Franse Rhônevallei is door wetenschappers een menselijke melktand van zo’n 54.000 jaar oud gevonden. Dit kan erop wijzen dat de moderne mens al veel eerder in Europa arriveerde dan tot nu toe werd gedacht.

De wetenschappelijke consensus is dat de moderne mens zich zo’n 45.000 jaar geleden in Europa vestigde. Maar de recent opgegraven tand kan een aanwijzing zijn dat onze verre voorouders al veel eerder naar het Europese vastenland trokken. De tand werd namelijk gevonden in een aardlaag van tussen de 56.800 en 51.700 jaar oud.

Het is echter niet 100% zeker dat de melktand van een moderne mens was. De tand is ondertussen gefossiliseerd en er kan geen DNA meer uitgehaald worden. De onderzoekers schrijven echter dat de tand opvallende gelijkenissen vertoont met anderen tanden van moderne mensen die de afgelopen jaren gevonden zijn. De tanden van een neanderthaler zien er bijvoorbeeld heel anders uit. Daarom zijn de onderzoekers er toch van overtuigd dat de melktand het oudste bewijs is van het bestaan van Homo sapiens in de Rhônevallei.

Homo sapiens en neanderthalers

Als uit verder onderzoek inderdaad blijkt dat Homo sapiens al bijna 10.000 jaar langer in Europa verblijft dan gedacht, verandert dat onze blik op onze eigen geschiedenis. Het zou bijvoorbeeld een aanwijzing kunnen zijn dat Homo sapiens en neanderthalers (langer) samen hebben geleefd.

Tanden als belangrijke aanwijzingen

Het is niet de eerste keer dat een opgegraven tand belangrijke aanwijzingen geeft over hoe de wereld er vroeger uitzag. Wetenschappers kunnen veel leren van tanden die ze terugvinden.

Zo werd in 2017 een paar voortanden gevonden in Italië waarvan geschat wordt dat ze zo’n 13.000 jaar oud zijn. Het opvallende: de tanden waren voorzien van vullingen gemaakt van bitumen, een aanwijzing dat er ook in de IJstijd al tandartsen waren. En in 2010 werden in Polen drie tanden van een neanderthaler gevonden, de eerste restanten van neanderthalers ooit gevonden in dat land.

Bron:
Science Advances

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
tandarts

Minder kinderen naar de tandarts, waarschijnlijk vanwege corona

In 2020 ging 18% van de kinderen tussen de 4 en 17 jaar oud niet naar de tandarts. Dit is een toename ten opzichte van voorgaande jaren. De coronacrisis kan hierin een rol hebben gespeeld. Dat blijkt uit onderzoek van expertisecentrum Pharos.

Uit het onderzoek van Pharos blijkt dat er kleine verschillen zijn tussen 4- tot 11-jarigen en 12- tot 17-jarigen. Van de jongere kinderen ging 18,2% niet naar de tandarts in 2020. Van de oudere kinderen ging 18,6% hetzelfde jaar niet naar de tandarts.

Voor beide leeftijdscategorieën is dit een toename ten opzichte van voorgaande jaren. In 2019 ging 12,9% van de 4- tot 11-jarigen en 13,8% van de 12- tot 17-jarigen niet naar de tandarts. In 2018 ging het om respectievelijk 13,6% en 14,3%.

Grotere verschillen zijn er tussen kinderen van 4 t/m 17 jaar oud en peuters van 2 t/m 3 jaar oud. Van de peuters bleef 60,6% in 2020 weg van de tandarts.

Verschillen tussen gemeentes

Het aantal kinderen dat niet naar de tandarts gaat, verschilt sterk per regio. Zo blijkt uit cijfers van Vektis, een bedrijf dat zorgdata verzamelt en verwerkt, dat vooral kinderen in Zeeland, Groningen, Zuid-Limburg en sommige delen van Flevoland wegblijven van de tandarts. In Noord-Brabant, Gelderland, Noord-Holland en de Bollenstreek gaan kinderen daarentegen relatief vaak naar de tandarts.

Op waarstaatjegemeente.nl kan je per wijk zien hoeveel kinderen naar de tandarts gaan (onder ‘Gedrag & vaardigheden’).

Belang van tandartsbezoek

Dat er in 2020 meer kinderen wegbleven van de tandarts, is een zorgelijke ontwikkeling. Dentale gezondheid is belangrijk voor kinderen, aangezien een slecht gebit kan leiden tot de ontwikkeling van (chronische) ziektes, zoals Diabetes. Regelmatige controle van het gebit is dus niet alleen belangrijk voor de dentale gezondheid van het kind, maar ook voor de algemene gezondheid voor de rest van het leven.

Bron:
Pharos

 

 

Lees meer over: Corona, Kindertandheelkunde, Thema A-Z