Obstructief Slaap Apneu (OSA) heeft een behoorlijke impact op het welzijn van een individu. Parodontoloog Alexander Verhelst onderzocht een mogelijke associatie van parodontitis en het risico voor OSA in een pilotstudie. Samenvattend kan er gesteld worden dat parodontitis patiënten vaker in de ‘hoog risico’ categorie voor OSA vallen.
Parodontitis
Parodontitis is een multifactoriële chronische inflammatoire ziekte waarbij, indien adequate behandeling uitblijft, de tand-ondersteunende weefsels zoals het alveolaire bot, afgebroken worden. Dit kan uiteindelijk resulteren in tandverlies. Verschillende factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan/in stand houden van parodontitis. Een slechte mondhygiëne, roken, stress en een genetische predispositie zijn enkele van deze factoren. Ook de algemene gezondheidsstatus (immune fitness) van een patiënt is van invloed op parodontitis. Denk hierbij bijvoorbeeld aan diabetes, hart- en vaatziekten en obesitas. Bovendien hebben de zojuist beschreven factoren een wisselwerking met elkaar, waardoor parodontitis een uiterst complexe aandoening is. Zodoende wordt parodontitis gezien als een chronische immuun aandoening (chronic immune disorder, CID). Milde/matige parodontitis komt voor bij zo’n 46% van de volwassen bevolking, terwijl de ernstige variant bij ongeveer 10% van de volwassenen voorkomt.
Obstructief Slaap Apneu (OSA)
Obstructief slaap apneu (OSA) is een veel voorkomende aandoening en wordt veroorzaakt door een obstructie van de luchtweg tijdens de slaap. Een dergelijke obstructie lijdt tot een reductie van de hoeveelheid zuurstof in het bloed. Als gevolg wordt het sympathische zenuwstelsel geactiveerd, wat resulteert in een zogenaamd arousel. Dat wil zeggen, dat de persoon in kwestie ontwaakt om weer voldoende zuurstof binnen te krijgen door een ademteug te nemen.
Afhankelijk van het aantal ademstops dat een persoon per nacht heeft en de zuurstofreductie, kan een OSA-patiënt zich behoorlijk moe voelen. Bovendien vergroot OSA het risico op een aantal systemische aandoeningen, zoals hartfalen, hoge bloeddruk en diabetes. Anderzijds kunnen systemische factoren een negatieve invloed hebben op OSA. Obesitas is het meest gecorreleerd aan (de ernst van) OSA, maar ook andere chronische immuun aandoeningen, zoals diabetes en hart-en vaatziekten zijn van invloed op OSA. Voorts worden OSA-patiënten vaker geconfronteerd met depressies en verkeersongevallen.
In Nederland is de prevalentie van OSA 6,4% in de volwassen populatie, echter blijkt uit verschillende studies dat een aanzienlijk deel hiervan niet gediagnosticeerd is. In de literatuur is beschreven dat tot 82% van de mannen en 92% van de vrouwen met OSA niet gediagnosticeerd zijn.
Screening
Idealiter wordt er bij het vermoeden van OSA een slaaponderzoek, een zogenaamde polysomnografie (PSG) uitgevoerd. Tezamen met een beschrijving van eventuele klachten, kan er aan de hand van een PSG de diagnose ‘OSA’ gesteld worden. Zo’n slaaponderzoek is echter kostbaar en arbeidsintensief. Zodoende wordt er naarstig naar mogelijkheden gezocht om te screenen op de ‘hoog-risico’ patiënten. Eén van de beschikbare screeningtools is een gevalideerde vragenlijst die het risico op OSA aangeeft, zoals beschreven door Eijsvogel et al., 2016. Op deze manier zou er gerichter naar de tweedelijns zorgverleners verwezen kunnen worden voor een aanvullend slaaponderzoek.
Voor parodontitis bestaat er reeds een dergelijke screeningstool: de Periodieke Parodontale Screening, afgekort als ‘PPS,’ welke de opvolger is van de ‘DPSI.’ Tandartsen en mondhygiënisten scoren de PPS-waarde tijdens het periodiek controlebezoek van een patiënt.
Doel van het onderzoek
Aangezien OSA een behoorlijke impact op het welzijn van een individu kan hebben en veel factoren zowel bij OSA als parodontitis gezien worden, zou er verondersteld kunnen worden dat parodontitis patiënten automatisch vaker een ‘hoog risico’ voor OSA hebben. Daar is in de wetenschappelijke literatuur echter nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. Zodoende hebben wij besloten hier onderzoek naar te doen. Dit is de eerste studie waarin een mogelijke associatie met parodontitis en het risico voor OSA met de door Eijsvogel beschreven vragenlijst onderzocht wordt, waardoor dit onderzoek geclassificeerd is als een pilot studie.
Materiaal en methode
Patiënten selectie
Voor ons onderzoek hebben we in een cross-sectionele setting parodontitis patiënten en controle patiënten van de tandheelkundige universiteit in Amsterdam (ACTA) gerekruteerd. Beide groepen waren minimaal 40 jaar oud. De controle individuen hadden een PPS-score van 2 of minder en op de maximaal één jaar oude bitewings, was geen approximaal botverlies zichtbaar. Parodontitis werd gediagnosticeerd op de parodontologie afdeling van ACTA bij patiënten die voor een parodontitis behandeling waren ingestuurd naar deze afdeling.
Vragenlijst
Beide groepen vulden een gevalideerde vragenlijst in, waarmee het risico op het hebben van OSA berekend kon worden. Nadien werden deze scores onderverdeeld in een ‘laag risico’ (<35%), een ‘matig risico’ (35%-55%) en een ‘hoog risico’ (>55%) op het hebben van OSA. Alle deelnemers kregen de uitslag toegestuurd, eventueel voorzien van het advies om contact met de huisarts op te nemen voor eventuele aanvullende diagnostiek. De studie is goedgekeurd door de medisch ethische commissie.
Resultaten
Achtergrond informatie van de studiepopulatie
Uiteindelijk waren er 77 niet-parodontitis patiënten en 70 parodontitis patiënten beschikbaar voor data-analyse. Beide groepen hadden een gemiddelde leeftijd van 54 jaar. Zowel in de controle- als in de parodontitis groep lag de gemiddelde BMI rond de 26 kg/m2 en had ruim de helft van de deelnemers een BMI van 25 kg/m2. Twaalf procent van de controles en 34% van de parodontitis patiënten waren actieve rokers. In beide groepen had 1/3 van de individuen een hoge bloeddruk.
Het risico op het hebben van OSA
Het totale risico op het hebben van OSA was 34% voor de controles en 39% voor de parodontitis patiënten. Wanneer er onderscheid werd gemaakt op basis van de OSA risico categorieën, zagen we dat van zowel de controles als de parodontitis patiënten, ongeveer de helft in het ‘lage risicoprofiel’ voor OSA viel. Echter, daar waar slechts 9% van de controle individuen terug te vinden was in de ‘hoog risicogroep’ voor OSA, bleek 21% van de parodontitis patiënten in de ‘hoog risicogroep’ te vallen. Dit was een significant verschil.
Conclusie
Samenvattend kan er gesteld worden dat parodontitis patiënten vaker in de ‘hoog risico’ categorie voor OSA vallen. Uiteraard is dit slechts een pilot studie met beperkte aantallen. Aanvullend onderzoek is wenselijk om hier robuustere uitspraken over te doen en om mogelijk een causaal verband te achterhalen.
Klinische relevantie
Aangezien de tandarts en mondhygiënist regelmatig patiënten ziet voor reguliere controles, zou er in een tandheelkundige setting een rol weggelegd kunnen zijn voor de tandheelkundig professional om preventief te screenen op OSA bij parodontitis patiënten. Hiermee zouden een hoop (onnodige) comborbiditeiten voorkomen kunnen worden en kan de kwaliteit van leven van de OSA-patiënt aanzienlijk verbeteren.
Het onderzoek is ingestuurd naar Oral Health and Preventive Dentistry voor publicatie;
Screening for the risk of OSA in periodontitis patients. A pilot study. Verhelst et al., 2021, manuscript.