Ivoren Kruis vraagt informateur om aandacht voor mondzorg

Ivoren Kruis vraagt informateur om aandacht voor mondzorg

In een brief aan informateur Mariëtte Hamer heeft het Ivoren Kruis aandacht gevraagd voor de mondzorg. De vereniging roept op tot een integrale benadering van gezondheid en onafhankelijke commissie.

“Het gaat niet goed met de mondgezondheid van de Nederlandse bevolking en wij maken ons daar grote zorgen over.” De openingszin van de brief die het Ivoren Kruis naar informateur Hamer stuurde, is veelzeggend. De politiek moet ingrijpen om de mondzorg te verbeteren.

Lees hier de brief die het Ivoren Kruis schreef voor informateur Hamer.

Problemen in de mondzorg

In de brief uit het Ivoren een reeks zorgen over de mondzorg en mondgezondheid in Nederland. Zo is de mondgezondheid van kinderen verslechterd en is de mondzorg steeds ontoegankelijker voor kwetsbare groepen zoals armen en ouderen. Ook moeten steeds meer mensen van de beste vervolgbehandeling afzien vanwege de hoge kosten en dreigt er een nijpend tekort aan mondzorgprofessionals.

Bovendien schrijft het Ivoren Kruis dat “er teveel vanuit ‘ziekte en genezing’ wordt gedacht en teveel vanuit de mondzorg als aparte entiteit” in de gezondheidszorg. “Een integrale benadering vanuit gezondheid is dan ook dringend nodig”, schrijft het Ivoren Kruis in dikgedrukte letters.

Mogelijke oplossingen

De vereniging stelt “van harte” voor om “een brede onafhankelijke commissie in te stellen die een voorstel ontwikkelt voor een integrale aanpassing van de systematiek in de mondzorg.” De coronacrisis heeft zorgprofessionals wakker geschud waardoor er een momentum is ontstaan waarvan volgens het Ivoren Kruis gebruik gemaakt zou moeten worden.

Het Ivoren Kruis besluit de brief aan de informateur met het voornemen haar verantwoordelijkheid te nemen:

“Graag zou het bestuur van het Ivoren Kruis haar verantwoordelijkheid willen nemen door bij te dragen aan het ontwikkelen van een werkelijk innoverend én gezondheid bevorderend mondzorgsysteem, waarbij zowel patiënt als mondzorgverlener op basis van wetenschappelijk handelen tot een voor beide partijen aantrekkelijk mondzorgmodel kunnen komen. Een model dat ook crisisbestendig is zodat de mondzorg niet meer zo in de problemen zal komen als de reguliere zorg tijdelijk niet kan worden uitgevoerd. Een model ook dat meer en eerlijker gezondheidskansen creëert voor mensen met een kwetsbare maatschappelijke positie.”

Stroeve formatie

De brief is op 14 mei 2021 naar de informateur gestuurd. Hamer heeft haar taak als informateur inmiddels voltooid. Na maanden vol schandalen, hakken in het zand, en stroeve gesprekken leverde zij 22 juni haar eindverslag in. Daarin is te lezen dat VVD en D66 een ‘proeve van regeerakkoord’ zullen schrijven.

De verwachting is dat de daadwerkelijke formatie – op basis van het proeve van regeerakkoord – pas half augustus begint. Na het zomerreces in Den Haag. Welk effect de brief van het Ivoren Kruis zal hebben, blijft dus nog even een vraag.

Bron
Ivoren Kruis

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

3D-foto van gezicht kan slaapapneu voorspellen

Een analyse van gezichtskenmerken uit 3D-fotos zou de kans op obstructieve slaapapneu (OSA) kunnen voorspellen. In de toekomst kan deze methode worden gebruikt in combinatie met goedkope 3D-fotografiesystemen om eenvoudiger patiënten te kunnen diagnosticeren.

Vaak ongediagnosticeerde aandoening

Obstructief slaapapneu is een veelvoorkomende en potentieel dodelijke aandoening die vaak verholpen kan worden. Dan moet het alleen wel gediagnosticeerd worden, wat vaak niet gebeurt. “Daarom zijn er eenvoudige, accurate screeningstools nodig om te voorspellen wie OSA hebben,” zei hoofdauteur Peter Eastwood van het Centre for Sleep Science aan de University of Western Australia.

Slaaponderzoeken en 3D-foto’s

Bij de studie waren 300 personen betrokken met verschillende ernstniveaus van slaapapneu en 100 mensen zonder slaapapneu. Allen ondergingen ’s nachts slaaponderzoeken en 3D-foto’s met een craniofaciaal scannersysteem. Met behulp van vooraf bepaalde oriëntatiepunten werden allerlei afstanden en rondingen van het gezicht gemeten. De onderzoekers wisten dat de breedte van het midden- en ondergedeelte van het gezicht correleert met de ernst van OSA en gebruikten dit om de mate van slaapapneu te voorspellen.

Algoritme voorspelt slaapapneu

Een algoritme werd getraind op de patiënten en getest op een andere set patiënten. In 89 procent van de controlegroep werd slaapapneu juist voorspeld. Wanneer het algoritme werd getraind op 2D-foto’s was dit 86 procent. Een combinatie van beide metingen gaf het beste resultaat met 91 procent.

Nekbreedte en retrusie belangrijke indicatoren

De data identificeerden nekbreedte en de mate van retrusie van de onderkaak als de gelaatstrekken die het meeste worden geassocieerd met slaapapneu. “De gegevens van de huidige studie geven aan dat andere metingen zoals de breedte en lengte van de onderkaak, de breedte van het gezicht en de afstand tussen de ogen ook bijdragen aan het onderscheiden van individuen met en zonder OSA,” zei een van de wetenschappers.

Goede screeningtool

In de toekomst is 3D-fotografie een goede screeningtool, denken de onderzoeker. Dit kan gecombineerd worden met data van een digitale gezondheidstracker en -geschiedenis van een patiënt. Hoewel deze studie gebruik maakte van een duur cranofaciaal scannersysteem is het misschien mogelijk om een dergelijke methoden in te bedden in bestaande, goedkope 3D-fotografiesystemen.

Bron:
Journal of Clinical Sleep Medicine
Science Daily (American Academy of Sleep Medicine)

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
lachen, tanden

De verschillen tussen de glimlach van een beroemdheid en de gewone mens

Het blijkt dat de glimlach van beroemdheden nogal verschilt van die van ons gewone volk. Lachende beroemdheden toonden onder andere vaak een groter aantal tanden en geen kanteling van de maxillaire middellijn, schrijven Spaanse onderzoekers in het Journal of Prosthetic Dentistry.

Beroemdheden versus tandheelkundestudenten

De studie probeerde erachter te komen wat de verschillen zijn tussen 58 foto’s van beroemdheden met de beste esthetische glimlach en een controlegroep bestaande uit 144 tandheelkundestudenten. Hoewel geen namen werden genoemd, onthulde een snelle zoekopdracht op het internet bekende namen als Kate Middleton, Beyoncé en George Clooney als sterren die vaak voorkomen op ‘best smile’-lijstjes.

Verschillende variabelen

Foto’s die van voren waren genomen werden vergeleken en verschillende variabelen werden gemeten. Zo keken de auteurs bijvoorbeeld naar de glimlachlijn, -boog en breedte, de kanteling van de middellijn van de tanden en incisale randen en onderliprelatie.

Lachboog belangrijke esthetische factor

Uit de resultaten bleek dat er significante verschillen zijn tussen een perfecte en normale lach. De boog van de glimlach was een van de belangrijkste verschillen. Beroemdheden hadden vaker een parallelle lachboog en zelden een omgekeerde boog. “Sommige auteurs beschouwen dit als de belangrijkste esthetische factor, waardoor een glimlach van acceptabel in onaantrekkelijk verandert”, schreven de auteurs.

Mooiere glimlach toont meer tanden

Daarnaast hadden beroemdheden vaker een afwijkende middellijn, maar veel lagere graden van kanteling van de middellijn (0,25° tegenover 1,03°). Ze vertoonden ook meer tanden: geen beroemdheid liet minder dan acht tanden zien terwijl maar 4% van de tandheelkundestudenten wel acht of meer tanden wel toonde.

Meer verschillen

Verder hadden beroemdheden vaker parallelle interpupillaire relaties met de commissurale lijn en het occlusale vlak. Beroemdheden hadden een gemiddelde discrepantie van 0,22° voor de commissurale lijn en 0,40° voor het occlusale vlak, vergeleken met 1,06° en 0,96° voor studenten. Tenslotte was de mate van kantelafwijking veel lager voor beroemdheden dan voor de controlegroep.

Patiënttevredenheid

Door de glimlach te analyseren hopen de auteurs een meer bevredigende glimlach voor patiënten te kunnen creëren door middel van prothetische orthodontie. “Door de glimlach te analyseren van degenen die als mooi of aantrekkelijk worden beschouwd en te weten welke parameters van de glimlach door de algemene bevolking als de meest invloedrijke in de esthetiek worden beschouwd, zal de patiënttevredenheid toenemen”, schrijven de onderzoekers.

Bron:
Journal of Prosthetic Dentistry

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Betere gezondheid bij 75-plussers met eigen gebit

Betere gezondheid bij 75-plussers met eigen gebit

75-plussers die hun eigen gebit nog hebben, hebben doorgaans een betere gezondheid dan leeftijdgenoten zonder eigen gebit. Ze gebruiken minder medicijnen, hebben minder ziektes en worden minder vaak opgenomen in een verpleeghuis. Dit blijkt uit onderzoek van tandarts Mieke Bakker van het UMCG. Zij promoveerde op woensdag 9 juni op de resultaten van haar proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Ouderen behouden tegenwoordig steeds vaker hun eigen gebit of worden voorzien van een klikgebit.  Met het ouder worden neemt het vermogen om goed voor jezelf te zorgen af door bijvoorbeeld lichamelijke- en/of geheugen-problemen. Ook het tandartsbezoek neemt in deze groep af. Dit alles heeft veel impact op hun mondgezondheid, en een slechte mondgezondheid kan weer gevolgen hebben voor hun algemene gezondheid. In haar onderzoek keek Mieke Bakker vooral naar het verband tussen de gezondheidssituatie in de mond en de algemene gezondheid. Zij richtte zich in haar onderzoek vooral op ouderen van 75 jaar en ouder.

Ouderen 8 jaar gevolgd

Bakker werkte voor haar onderzoek met de gegevens van een groot aantal ouderen in Nederland. Deze was verdeeld in drie groepen:  143.199 ouderen met een eigen gebit, 24.923 ouderen met een kunstgebit en 6.503 ouderen met een klikgebit. Deze groepen zijn acht jaar lang gevolgd. Jaarlijks werd bij hen gemeten hoe vaak zij een bezoek aan zorgverleners brachten, hoeveel medicatie zij kregen voorgeschreven, hoeveel medicijnen zij in totaal gebruikten, of ze chronische ziekten hebben en wat hun zorgkosten waren.

Betere gezondheid ouderen met eigen gebit

Uit de studie van Bakker blijkt dat de onderzochte ouderen met een eigen gebit doorgaans een betere gezondheid hebben dan ouderen zonder eigen gebit. Zij gebruiken minder medicijnen en  hebben minder ziektes. Ook worden ze minder vaak opgenomen in een verpleeghuis en hebben ze minder vaak medische zorg nodig. Hun zorgkosten zijn lager, zowel de tandheelkundige als de  algemene zorgkosten.

Gezondheid ouderen met klikgebit gaat achteruit

Ouderen met een klikgebit hebben op het moment dat ze de implantaten krijgen vaak een relatief goede gezondheid. Deze is  vergelijkbaar met de algemene gezondheid van ouderen met een eigen gebit. Alleen treden in de loop van de tijd veranderingen in hun gezondheid op: na een paar jaar is hun gezondheid achteruit gegaan en steeds meer vergelijkbaar met de gezondheid van ouderen met een kunstgebit van dezelfde leeftijd.

Tandartsbezoek alle 75-plussers afgenomen

Daarnaast komt uit het onderzoek naar voren dat over een periode van 8 jaar het tandartsbezoek van alle ouderen was afgenomen. Vergeleken met het begin van die periode, ging na 8 jaar 67% van de ouderen met eigen gebit nog naar de tandarts. Voor  ouderen met kunstgebit was dat  10% en  ouderen met klikgebit  25% .

Curriculum vitae

Mieke Bakker (Coevorden, 1991)  behaalde haar bachelor-diploma Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit van Utrecht. Daarna stapte ze over naar de opleiding Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit in Groningen, waar ze het verkorte opleidingsprogramma voor zij-instromers heeft gevolgd en in 2016 afstudeerde. Zij deed haar onderzoek bij het Kolff Instituut van het UMCG, bij het onderzoeksprogramma: MOHOF: Maintaining Oral Health and Oral Function onder leiding van prof. dr. A. Visser, prof. dr. A. Vissink en prof. dr. G.M. Raghoebar. De titel van haar proefschrift is: Impact of oral status on general health of elderly.

 

 

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

Neuropathische pijn: oorzaken en behandeling

Verwijzing van de endodontoloog: ‘’Ik ga de wortelkanaalbehandeling afmaken, maar volgens mij is er een andere reden voor de klachten mogelijk…..’’ Naast de wortelkanaalbehandeling heeft de endodontoloog het vermoeden van een andere oorzaak. Hoe zit dat precies? Is kiespijn niet gewoon kiespijn? Lost de wortelkanaalbehandeling de pijn niet altijd op? Michail Koutris liet in zijn lezing zien dat er ook andere oorzaken zijn die zich kunnen presenteren als kiespijn.

Wat is je differentiële diagnostiek bij kiespijn?

In de meeste gevallen betreft een dentale pijn. Maar denk ook aan gerefereerde TMD of neuropathische pijn.

Definitie neuropathische pijn

Wat is neuropathische pijn (NP)? Neuropathische pijn is pijn die veroorzaakt wordt door een beschadiging of een functiestoornis van de zenuwen of het ruggenmerg en de hersenen (oftewel het perifere of centrale zenuwstelsel).

Epidemiologie

6000 patiënten uit een huisartsenpraktijk in Engeland zijn getest, waarvan 48% chronische pijn heeft en 8% neuropathische pijn. 120 patiënten hebben verschillende chronische pijn condities, bij 18% betreft het een neuropathische pijn.
Epidemiologie (op basis van een klein aantal studies):

  • 2-3% na endodontische chirurgie
  • 7% na een niet-chirurgische wortelkanaalbehandeling
  • 3% na zenuwtrauma

Etiologie

  • Zenuwbeschadiging
  • Systemische aandoeningen oa. diabetes mellitus, herpes zoster
  • Tumor
  • Idiopathisch

Patiënten met NP kunnen zich presenteren met symptomen zoals een verhoogde gevoeligheid voor pijn (hyperalgesie) of een verminderde gevoeligheid voor pijn (hypo-esthesie).De klachten die patiënten vertellen zijn bij een NP:

  • Brandend en verdoofd gevoel
  • Elektrische schok, en ook
  • Paresthesie

Classificatie en behandeling

De ‘‘’International Classification of Orofacial Pain’’, ook wel ICOP is een document dat gaat over de classificatie van alle mogelijk aangezichtspijn diagnoses, waarvan hoofdstuk 4 over NP van het hoofd en aangezicht.

De definitie van trigeminus neuralgie (primair): pijn is nooit continue. Er is sprake van kortdurende pijnaanvallen die 1 seconde tot 2 minuten kan duren. Kenmerkend is dat de pijn intens, scherp, oppervlakkig of stekend is. Er is een triggergebied of triggerfactor, bijvoorbeeld aanrakingen, temperatuurverschil, wind/airconditioning, bepaalde bewegingen. Het ontstaat door lokale demyelinisatie van het zenuwweefsel of compressie van de nervus trigeminus door een bloedvat.

Bij het vermoeden van NP is het belangrijk om eerst andere pathologie uit te sluiten. Diagnostische testen zijn: diagnostiek richting medische oorzaken, kwalitatief/kwantitatief somatosensorisch onderzoek en beeldvormend onderzoek (CT/MRI).

Het advies voor behandeling van NP is altijd medicamenteus starten. Medicijnen worden voorgeschreven door de huisarts of medisch specialist. Eventueel kan worden overgaan tot chirurgie.

Naast een primaire trigeminus neuralgie kan er ook sprake zijn van een secundaire trigeminus neuralgie. Naast de kenmerken van een primaire trigeminus neuralgie wordt er bij secundaire trigeminus neuralgie een oorzakelijke afwijking aangetoond aan de fossa posterior. Oorzaken kunnen zijn: multiple sclerose, postherpetisch, diabetes mellitus, tumoren. De diagnostiek is hetzelfde als omschreven bij trigeminus neuralgie primair. Echter de behandeling verschilt. Voor secundaire trigeminus neuralgie bestaat de behandeling uit het behandelen van onderliggende pathologie. Het is noodzakelijk om te verwijzen voor behandeling hiervan. Een multi-disciplinaire aanpak door samenwerking van specialisten (oa. neuroloog, neurochirurg, MKA-specialist) is cruciaal.

Take home messsage

– Herken de klachten
– Kwalitatief somatosensorisch onderzoek
– Denk aan neuropathische pijn bij het diagnostisch onderzoek. Bij twijfel verwijzen.

Dr. Michail Koutris is tandarts-gnatholoog en universitair docent bij de afdeling Orale Kinesiologie van het ACTA. Hij verzorgt onderwijs op het gebied van orofaciale pijn voor studenten tandheelkunde en tandartsen in de post-initiële opleiding Oral Health Science. Hij is actief in onderzoek en in patiëntenzorg van de Kliniek voor Orofaciale Pijn en Disfunctie van het ACTA. Ook werkt hij als tandarts-gnatholoog bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde en bij de Ziekenhuistandheelkunde-kliniek van de MKA-chirurgie-afdeling van het AUMC/locatie AMC. Hij is hoofd van de Onderzoekscommissie van de “European Academy of Orofacial Pain and Dysfunction-EAOPD” en Secretaris/Penningmeester van de “International Network for Orofacial Pain and Related Disorders Methodology-INfORM” van de IADR.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Michail Koutris tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Corrie-Jongbloed

“Eén mondhygiënist kan een enorm verschil maken”

Op 26 juni 2021 organiseert de International Federation of Dental Hygienists (IFDH) online de ‘Global Oral Health Summit’. Aanleiding voor een gesprek met de Nederlandse president van de IFDH Corrie Jongbloed-Zoet over de IFDH, de summit en de rol van de mondhygiënist in Nederland en de rest van de wereld.

Kun je je voorstellen?

“Sinds 1978 ben ik mondhygiënist. In het begin van mijn carrière heb ik in een algemene praktijk gewerkt, voor een deel in combinatie met het voorzitterschap van de NVM-Mondhygiënisten. In die tijd werd de opleiding tot mondhygiënist uitgebreid van twee naar drie jaar, de bevoegdheden uitgebreid en werd vrije vestiging van mondhygiënisten gelegaliseerd. Na deze bestuursperiode heb ik de overstap gemaakt naar het onderwijs om daarna opnieuw een aantal jaren de functie van voorzitter van de NVM te bekleden. In deze periode werd de opleiding vierjarig en de bevoegdheden van mondhygiënisten opnieuw uitgebreid. Ik combineerde dit met een bestuursfunctie bij de IFDH. Van vicepresident werd ik president-elect en sinds 2019 ben ik president van de organisatie.”

Wat doet de IFDH?

“De IFDH verenigt mondhygiënistenverenigingen van over de hele wereld met als oorspronkelijk doel dat we van elkaar kunnen leren en elkaar helpen. De Federatie in de huidige vorm is opgericht in 1986; op dit moment zijn er verenigingen uit 36 landen lid van. Samen vertegenwoordigen we ongeveer 90.000 mondhygiënisten. Het hoofdkantoor is gevestigd in de Verenigde Staten, Washington, waar een directeur en zijn staf de dagelijkse leiding van de Federatie heeft. Het vijfkoppige bestuur bestaat uit vertegenwoordigers uit Canada, Groot Brittannië, Ierland, Australië en dus Nederland. De aangesloten landen hebben allemaal twee vertegenwoordigers in het zogenaamde ‘House of Delegates’ en bepalen, samen met het bestuur, het beleid. De visie en de missie van de IFDH zijn nu vooral gebaseerd op het promoten van mondgezondheid en het bestrijden van mondziekten, waarbij we opleiding, onderzoek en praktijk betrekken. De IFDH ziet de mondhygiënist als de ‘preventiespecialist’ op het gebied van de mondzorg (key provider van preventieve mondzorg) en draagt dat uit in internationale bijeenkomsten, bij andere mondzorgorganisaties en bij politici en beleidsmakers. Daarnaast hebben we een aantal programma’s op het terrein van maatschappelijke verantwoordelijkheid, op het gebied van bij- en nascholing en onderzoek. Ook organiseren we een tweejaarlijks internationaal ‘Symposium on Dental Hygiene’ (de eerstvolgende in augustus in Dublin, Ierland). Meer informatie over de federatie en haar programma’s en activiteiten is te vinden op de website van de IFDH.”

Wat is het doel van de ‘Global Oral Health Summit’?

“Het doel van de summit is aandacht vragen voor preventieve mondzorg en de rol die de mondhygiënist daar in speelt en kan spelen. Al jarenlang verschijnen er talrijke onderzoeken en publicaties over het belang van een goede mondgezondheid en het belang en de effecten van preventieve mondzorg. Maar de cariësprevalentie blijft wereldwijd onverminderd hoog, net zoals de kosten die daarmee gemoeid zijn. Mij viel op dat in internationale publicaties zoals bijvoorbeeld in The Lancet of van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) of de internationale federatie van tandartsen (FDI) het woord mondhygiënist niet of nauwelijks voorkomt, terwijl wij degenen zijn die de preventieve zorg het meest uitoefenen. Na een lezing in het Europese Parlement over dit onderwerp bedacht ik, dat dat zou moeten veranderen. We hebben toen besloten alle partijen die bij mondgezondheid betrokken zijn, uit te nodigen om hierover van gedachten te wisselen. De vraag was: hoe kunnen mondhygiënisten meer bijdragen om het wereldwijde, grote probleem van mondongezondheid op te lossen? De conferentie zou eerst afgelopen maart in Barcelona hebben plaatsgevonden, maar uiteraard moesten ook wij overgaan op een digitale variant. Tot ons grote plezier hebben inmiddels álle uitgenodigde internationale organisaties bijdragen geleverd. Dit zijn onder andere WHO, FDI, ACFF (Alliance for a Cavity-free Future), EOHP (Platform for better Oral Health in Europe), IADR (International Association for Dental Research) en EDHF (European Dental Hygienists Federation). Hun bijdragen zijn online te zien en beluisteren. Op 26 juni vindt ter afsluiting een live rondetafelgesprek plaats. We hopen dat in de toekomst de mondhygiënist meer en beter betrokken is bij het beleid op het gebied van preventieve mondzorg en dat we meer kunnen bijdragen. Voor de summit kun je je nog inschrijven.”

Jij bent een van de sprekers op het congres. Waar ga je het over hebben?

“Als eerste over de omvang van het probleem. Volgens de WHO hebben wereldwijd 3,5 miljard mensen een aandoening aan het gebit of de omringende weefsels – dat is ongeveer de helft van de wereldbevolking – en sterven er jaarlijks 180.000 mensen ten gevolge van mondkanker. Nog een paar schrikbarende getallen: wereldwijd hebben 530 miljoen kinderen cariës in het melkgebit en 10% van de volwassen wereldbevolking lijdt aan ernstige parodontale aandoeningen (cijfers uit 2017). Ook de ACFF komt met vergelijkbare cijfers: 2,3 miljard volwassenen hebben onbehandelde caviteiten in hun gebit. Geschat wordt dat er aan het behandelen van caviteiten wereldwijd in een jaar 160 miljard US dollars is besteed, terwijl productiviteitsverlies nog eens een kostenpost van 84 miljard zou bedragen (cijfers uit 2015). In Europa is het al niet veel beter: EOHP schat dat in de EU jaarlijks 100 miljard wordt besteed aan mondzorg met een productiviteitsverlies van 57 miljard. En dat terwijl 90% van alle aandoeningen in de mond te voorkomen is… Mijn pleidooi is er dus op gericht dat nu ook werkelijk te gaan doen. Op scholen, in gezondheidscentra en samen met andere werkers in de gezondheidszorg. Want de dentale professie kan het niet alleen. Daarnaast vraag ik me af – en ik hoop dat die vraag tijdens de rondetafelbijeenkomst beantwoord gaat worden – waarom ondanks al het beschikbare en onomstreden bewijs dat preventie loont, we er tot nu toe niet in geslaagd zijn de mondgezondheid te verbeteren en de kosten te reduceren.”

Is er overal in wereld al een rol weggelegd in de mondzorg voor mondhygiënisten?

“Er is overal in de wereld behoefte aan preventieve mondzorg en in een groot aantal landen wordt die geleverd door mondhygiënisten. Koplopers zijn de Verenigde Staten, Canada, Japan, Korea en voor Europa de Scandinavische landen, Groot Brittannië en Nederland. In een groot aantal landen zijn naast mondhygiënisten ook zogenaamde ‘dental therapists’ werkzaam of alleen maar dental therapists (onder andere in Indonesië, Maleisië, Thailand, Singapore). Een dental therapist voert naast primaire en secundaire preventie ook restauratieve taken uit en is wel enigszins te vergelijken met de in Nederland opgeleide mondhygiënist. In grote delen van Afrika, Zuid-Amerika en in China zijn helaas nog geen opleidingen voor mondhygiënisten en/of dental therapists. Maar dat geldt ook voor delen van Europa: Duitsland, Frankrijk, Griekenland…”

Een thema van het congres is de vraag wat er nodig is om in 2030 een goede mondgezondheid voor iedereen mogelijk te maken. Denk je dat mondzorg in 2030 voor iedereen toegankelijk is? En hoe kunnen mondhygiënisten daaraan bijdragen?

“De ambitie is groot en de lat ligt hoog. Afgelopen week is er door de World Health Assembly (WHO) een resolutie aanvaard waarin het belang van een goede mondgezond onderschreven wordt. Het ligt in de lijn der verwachting dat dat voor veel beleidsmakers een extra stimulans zal zijn om het onderwerp ook daadwerkelijk op de nationale gezondheidszorg-agenda’s te krijgen. Een enorme stap in de goede richting! Ook de FDI heeft in haar visiedocument 2020-2030 een aantal gerichte voorstellen gedaan om de mondzorg voor iedereen toegankelijk te maken. Zoals ik hiervoor al zei: zelf denk ik dat de uitvoering niet alleen bij de dentale professie kan liggen, maar geïncorporeerd moet worden in nationale gezondheidszorgvoorzieningen en -systemen en het onderwijs. Een goed format daarvoor zou het systeem van ‘train de trainer’ zijn, zoals mijn Nederlandse collega invoerde in de zorg in verpleeghuizen en waarmee ze een prijs won van de IFDH. Door als mondhygiënist een aantal zorgverleners te trainen in het geven van voorlichting die op hun beurt weer andere zorgverleners trainen, kan één mondhygiënist een enorm verschil maken. Daarmee is de zorg niet toegankelijk voor iedereen, maar de primaire preventie wel voor veel meer mensen bereikbaar dan nu het geval is. Ik zie daar een grote rol weggelegd voor de mondhygiëneprofessie.”

Hoe zie je de rol van de mondhygiënist in de Nederlandse mondzorg?

“Het beroep heeft in Nederland natuurlijk een grote ontwikkeling doorgemaakt: van een tweejarige opleiding naar een vierjarige, uitbreiding van de bevoegdheden en een volledig zelfstandige beroepsuitoefening. Voor een aantal voorbehouden handelingen weliswaar nog in de experimentele fase, maar ik twijfel er niet aan dat deze ontwikkeling een blijvende is. In die zin verschilt Nederland wel van de landen om ons heen, maar internationaal gezien niet van de landen waar dental therapists werkzaam zijn. In Nederland werken mondhygiënisten veelal in de algemene praktijk of hebben zelf een mondhygiënepraktijk. Om werkelijk verschil te maken zouden naar mijn mening mondhygiënisten zich meer bezig moeten houden met primaire preventie. De vroegere schooltandverzorging zou in mijn beleving daarvoor het ideale instrument zijn, al was het maar in bepaalde wijken of op plaatsen in Nederland waar de reguliere zorg de kinderen en hun ouders niet bereikt. Daarnaast zouden zij zich meer kunnen richten op het voorlichten van andere zorgverleners, zoals huisartsen, praktijkondersteuners, verpleegkundigen en verloskundigen zodat die op hun beurt weer meer aandacht voor mondzorg en preventie kunnen uitdragen. En als laatste denk ik dat in Nederland, dankzij de goede opleiding en de uitgebreide bevoegdheden, mondhygiënisten nog meer de reguliere mondzorg op zich kunnen nemen dan nu het geval is. Waardoor de tandartsen zich kunnen richten op hoogwaardige en meer gespecialiseerd mondzorg.”

Denk je dat in de nabije toekomst er een verdere integratie van mondzorg en gezondheidszorg zal plaatsvinden?

“Eerlijk gezegd niet in de nabije toekomst en niet op grote schaal. Zoals alle veranderingen zal ook deze verandering ‘aan de basis’ moeten beginnen, dat wil zeggen tijdens opleidingen. In kleinere verbanden zijn er wel ontwikkelingen (in zorginstellingen, huisartsenpraktijken, ziekenhuizen), maar internationaal gezien heb ik hier geen zicht op.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Corrie Jongbloed-Zoet, president van de International Federation of Dental Hygienists (IFDH)

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Poster Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang

Poster: Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang

Maud Meijers en Lisa Mohebbi, studenten Mondzorgkunde aan de Hogeschool Utrecht, richtten zich in hun afstudeeronderzoek op de kennis, attitude en aandacht van pedagogische medewerkers in de kinderopvang ten aanzien van cariës en cariëspreventie.

Met hun onderzoek wilden Meijers en Mohebbi inzicht in de kennis van pedagogische medewerkers over cariës en cariëspreventie verkrijgen. Ook hun attitude ten opzichte van cariës en cariëspreventie en de aandacht die zij hieraan besteden in hun werk bij kinderen van 0 tot 4 jaar, werden onderzocht. Er is tevens onderzocht of er een verschil is in de kennis, attitude en aandacht op basis van ouderlijke status, werkervaring en nascholing.

Online enquête

Dit kwantitatief beschrijvend onderzoek had een observationeel, cross-sectioneel ontwerp. De populatie bestond uit pedagogische medewerkers werkzaam in Utrecht. De onderzochte variabelen zijn gemeten op één moment aan de hand van een online vragenlijst. De vragenlijst was samengesteld op basis van eerder gebruikte enquêtes uit wetenschappelijke artikelen. De vragenlijst bestond uit 37 vragen die in vier onderdelen verdeeld waren: demografische kenmerken, de kennis over, attitude ten aanzien van, en aandacht voor cariës en cariëspreventie bij kinderen van 0 tot 4 jaar.

De expert- en face validiteit van de vragenlijst is onderzocht. De vragenlijst is verzonden naar 141 kinderopvangcentra in Utrecht. De vragenlijst was opgesteld in Microsoft Forms en de antwoorden zijn in SPSS geïmporteerd. Er is gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek en verklarende statistiek, namelijk de Mann-Whitney U toets, de Chi-kwadraat toets en de Fisher’s Exact toets.

Ervaring loont

De respons bestond uit 160 pedagogische medewerkers. 65% van de respondenten had voldoende kennis over cariës en cariëspreventie. Uit de Mann-Whitney toets bleek dat respondenten met meer dan tien jaar werkervaring significant meer kennis hebben dan de respondenten met minder dan tien jaar werkervaring (Z = -3.470; p < 0,01). De respondenten die kinderen van 0 tot 4 jaar hebben of verzorgen hadden significant meer kennis dan de respondenten die geen kinderen in deze leeftijdscategorie hebben of verzorgen (Z = -2.945; p < 0,03).

Er kon geen vergelijking gemaakt worden van de groep met nascholing versus de groep zonder nascholing door gebrek aan voldoende data. De meerderheid van de respondenten had een positieve attitude ten opzichte van cariës en cariëspreventie. Er is geen significant verschil gevonden tussen de subgroepen, omdat beide groepen een positieve attitude hadden. Er wordt tot op zekere hoogte aandacht besteed aan cariës en cariëspreventie: wel wat betreft voeding, niet wat betreft tandenpoetsen en voorlichting geven.

Respondenten die zelf ouders of verzorgers zijn van kinderen 0 tot 4 jaar en/of meer dan tien jaar werkervaring hebben, blijken een significant positievere aandacht voor cariëspreventie te hebben dan respondenten die geen ouders of verzorgers zijn en/of minder dan tien jaar werkervaring hebben.

Poster Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang
Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat de meerderheid van de pedagogische medewerkers voldoende kennis heeft over cariës en cariëspreventie, een positieve attitude heeft ten opzichte van cariëspreventie en er deels voldoende aandacht aan besteedt. Respondenten die ouders en/of verzorgers zijn van kinderen van 0 tot 4 jaar en/of met meer dan tien jaar werkervaring hebben betere kennis en besteden meer aandacht aan cariës en cariëspreventie dan respondenten zonder kinderen en/of met minder dan tien jaar werkervaring.

Poster ontwikkeld door:
Maud Meijers en Lisa Mohebbi, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
Mondgezondheid vanaf nu een van de wereldwijde gezondheidsprioriteiten

Mondgezondheid vanaf nu een van de wereldwijde gezondheidsprioriteiten

Mondgezondheid staat vanaf nu hoog op de lijst van wereldwijde gezondheidsprioriteiten. Tijdens een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 27 mei hebben ministeries van volksgezondheid over de hele wereld een resolutie goedgekeurd die er bij lidstaten op aandringt om de belangrijkste risicofactoren van mondziekten aan te pakken.

Niet-overdraagbare ziekten

Het gaat om de risicofactoren die worden gedeeld met andere niet-overdraagbare ziekten, zoals een hoge inname van suikers, tabaksgebruik en schadelijk alcoholgebruik. Ook moet de capaciteit van mondzorgprofessionals worden vergroot, staat in de resolutie.

Kostbare, voorkombare ziekten

Momenteel lijden meer dan 3,5 miljard mensen aan mondziekten die grotendeels te voorkomen zijn – meestal in arme en sociaal achtergestelde bevolkingsgroepen. Veel van deze ziekten zijn in verband gebracht met andere niet-overdraagbare ziekten zoals hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. Deze gezondheidsproblemen zijn dus niet alleen van invloed op de kwaliteit van leven, maar ze zijn ook kostbaar en een belasting voor de gezondheidsstelsels.

Verschuiving naar preventieve benadering

Een groot probleem is dat de mondgezondheid niet wordt gedekt door veel universele ziektekostenverzekeringen. De resolutie beveelt daarom een verschuiving aan van traditionele curatieve behandeling naar een preventieve benadering. Dit omvat zowel de bevordering van de mondgezondheid in het gezin, op school en op werk, als inclusieve zorg binnen de eerstelijnsgezondheidszorg.

Universele dekking van de gezondheidszorg

De mondgezondheid moet stevig worden ingebed in de agenda voor niet-overdraagbare ziekten en de zorg ervoor moet worden opgenomen in programma’s voor universele dekking van de gezondheidszorg, aldus de afgevaardigden. Tenslotte worden de lidstaten opgeroepen om mondzorgprofessionals beter te helpen bij het opsporen en melden van gevallen van verwaarlozing en misbruik.

Mondgezondheidsstrategie en actieplan

De komende twee jaar moeten een wereldwijde mondgezondheidsstrategie worden opgesteld die manieren schetst om mondziekten tegen 2022 aan te pakken. Een jaar later moet het ontwerp zijn vertaald in een actieplan, inclusief kader voor het volgen van de voortgang en het beschrijven van meetbare doelstellingen. Ook moeten richtlijnen worden verstrekt voor milieuvriendelijke en minder invasieve tandheelkunde. Het uiteindelijk doel is om met deze veranderingen een positieve invloed te hebben op de mondiale mondgezondheid.

Bron:
WHO

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
faalangst

Hersengebied gevonden dat pijn uit kan zetten

Onderzoekers hebben een gebied in de hersenen van muizen ontdekt dat hun gevoel van pijn kan controleren. Dit kan uiteindelijk leiden tot nieuwe pijnstillende medicijnen voor mensen.

Tandartsen schrijven vaak opioïden voor

Tandartsen staan op de tweede plek wat betreft het voorschrijven van opioïden met 12% van alle recepten in Amerika. Deze medicijnen zijn echter erg verslavend en worden vaak misbruikt. Onderzoekers blijven daarom zoeken naar alternatieven.

Pijnverlies zonder bewustzijnsverlies

Algemene anesthesie kan pijnverlies veroorzaken onafhankelijk van bewustzijnsverlies, maar de onderliggende mechanismen zijn nog onduidelijk. Senior auteur Fan Wang, professor neurobiologie, zegt dat mensen echt geloven “dat er een centrale plek is om pijn te verlichten” en dat het de vraag is waar dit precies is.

Regio’s schakelen pijn in en uit

“De meeste van de eerdere onderzoeken ware gericht op welke regio’s door pijn zijn ingeschakeld” zei Wang. “Maar er zijn zoveel regio’s die pijn verwerken, dat je ze allemaal moet uitschakelen om pijn te stoppen.”

De amygdala schakelt pijn uit

Een onderzoeksteam van Duke University heeft een hersengebied in muizen gevonden dat pijn uitschakelt. Het bevindt zich in de amygdala, de thuisbasis van negatieve emoties en reacties als de vecht- of vluchtreactie en algemene angst. Algemene anesthesie activeert een specifiek subset van remmende neuronen in dit deel van de hersenen.

Onderzoek met muizen

Voor de studie kregen muizen een milde pijnstimulus zodat de door pijn geactiveerde hersengebieden in kaart konden worden gebracht. De wetenschappers ontdekten dat minstens 16 hersencentra die sensorische of emotionele aspecten van pijn verwerken remmende input kregen van de centrale amygdala neuronen die geactiveerd worden door algemene anesthesie (CeAGA).

Optogenetica zet zelfverzorgende gedrag uit

Ook activeerden ze met licht een kleine populatie cellen in de hersenen met behulp van een technologie genaamd optogenetica. De onderzoekers ontdekten dat ze hiermee het zelfverzorgende gedrag van een muis dat ze laten zien wanneer ze zich ongemakkelijk voelen ineens kunnen uitschakelen door de CeAGA-neuronen te activeren.

“Het is zo ingrijpend”, zei Wang. “Ze stoppen gewoon onmiddellijk met likken en wrijven.” Zodra de neuronen niet meer werden geactiveerd reageerden de muizen alsof ze werden getroffen door iets hevig of dat de pijn was teruggekeerd.

Verlichten van chronische pijn

Dit toont aan dat de CeAGA mogelijk een “potentieel krachtig therapeutisch doelwit voor het verlichten van chronische pijn” is, aldus de onderzoekers. Ze gaan nu op zoek naar medicijnen die alleen deze cellen kunnen activeren om pijn te onderdrukken als toekomstige pijnstillers.

Verder onderzoek nodig

Het is echter nog niet duidelijk hoe het precies werkt en of het aanhoudende activeren van CeAGA-neuronen verslavend is. Verder onderzoek is nodig om dit uit te vinden en om moleculen te vinden die selectief deze neuronen kunnen activeren zonder het bewustzijnsverlies van algemene anesthesie te veroorzaken.

Bron:
Nature Neuroscience
Science Daily

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Naald

Alternatieven voor recappen om prikaccidenten te voorkomen

Om prikaccidenten te voorkomen is het recappen van injectienaalden (het na gebruik terugzetten van de dop op de naald) al jaren geleden verboden. In de praktijk blijkt echter recappen nog gebruikt te worden. Wat is het risico van prikaccidenten en welke alternatieven zijn er inmiddels voor het recappen?

Wet- en regelgeving

Het verbod op recappen is in Nederland vastgelegd in het Arbobesluit (artikel 4.97, lid d). Opmerkelijk is dat het Arbobesluit alleen van toepassing is op medewerkers in loondienst. Zelfstandigen vallen niet onder het Arbobesluit en mogen dus wel recappen. Dit terwijl het recappen volgens de Europese Richtlijn duidelijk verboden is. In de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken van de KNMT is ook opgenomen dat recappen door mondzorgverleners in loondienst niet is toegestaan.

Prikaccidenten

Er vinden nog altijd veel prikaccidenten plaats. In de eerste helft van 2019 zijn door tandartspraktijken 316 prikaccidenten gemeld bij Prikpunt, het meldpunt voor prikaccidenten waarbij de KNMT is aangesloten. Hiervan was in 127 gevallen sprake van een verdovingsnaald. De meeste ongevallen hangen samen met recappen. De hoes laat los bij het verwijderen van de naald of wordt doorboord door de naald.

Risico’s bij prikaccidenten

Als je je prikt aan een gebruikte naald, moet je dit altijd serieus nemen. Door het bloedcontact loop je kans op besmetting met een ziekteverwekker. Het kan dan gaan om ernstige ziekten zoals hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) of het humaan immunodeficiëntievirus (hiv).

Hoe hoog het risico is, hangt ervan af of er bloed zichtbaar is. Is er geen zichtbaar bloed, dan is er sprake van een accident met een laag risico. Er is dan overigens wel nog kans op besmetting met hepatitis B. Als er wel zichtbaar bloed is, dan wordt er gesproken van een prikaccident met een hoog risico. Je kunt besmet raken met hepatitis B, hepatitis C en hiv.

Vaccinatie tegen hepatitis B

Om te voorkomen dat je hepatitis B oploopt, kun je je laten vaccineren. Kinderen die geboren zijn na 1 augustus 2011 krijgen een vaccinatie tegen hepatitis B aangeboden via het Rijksvaccinatieprogramma. Tegen hepatitis C en hiv is geen vaccin beschikbaar.
Als je in de mondzorg werkt en risicohandelingen uitvoert, moet je gevaccineerd zijn tegen hepatitis B, zodat je zelf beschermd bent en het virus ook niet kan overdragen op patiënten. Het vaccineren gebeurt via de werkgever. Van elke medewerker die risicohandelingen uitvoert moet in de praktijk een kopie van het vaccinatiebewijs aanwezig zijn en de titerbepaling waaruit blijkt dat er voldoende antistoffen tegen hepatitis B in het bloed zitten. Iemand is beschermd als de titerbepaling meer dan 100 IE/l bedraagt. In 2018 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een onderzoek onder mondzorgpraktijken gedaan om te zien of medewerkers die risicohandelingen uitvoeren voldoende beschermd zijn tegen hepatitis B. Daaruit bleek dat een groot deel van de praktijken niet kon aantonen dat de titerbepaling van alle medewerkers voldoende was. Totdat aangetoond was dat de titerbepaling in orde was, mochten zij geen risicohandelingen meer uitvoeren.

Accidenten voorkomen

Prikaccidenten kunnen vaak voorkomen worden door geconcentreerd te werken en goed op te letten bij het toedienen van injecties en het schoonmaken van scherpe instrumenten.

Ook als je bij een plaatselijke verdoving wil kunnen bijspuiten, is recappen niet toegestaan. Leg in dat geval de injectiespuit op veilige afstand, het liefst in een tray met een doorzichtig deksel.

Alternatieven voor recappen

Volgens het Arbobesluit moet op plaatsen waar prikaccidenten substantieel voorkomen gebruik gemaakt worden van veilige naaldsystemen, waarbij de naald bijvoorbeeld met een verschuifbare hoes kan worden afgeschermd. Daarnaast kan door het gebruik van naaldcontainers de kans op accidenten verkleind worden. Deze containers moeten zo veel mogelijk binnen handbereik geplaatst worden. Op de markt zijn verschillende alternatieven voor recappen verkrijgbaar die de veiligheid in belangrijke mate vergroten, zoals:

  • Ultra Safety Plus Twist

Septodont-Ultra-safety-Plus-TwistSeptodont Ultra Safety Plus Twist beschermt zowel de tandarts, het personeel als de patiënt tegen onnodige prikaccidenten en voldoet aan de nieuwste voorschriften, opgesteld door onder ander het WHO. Daarnaast is deze upgrade voorzien van een gepatenteerd intuïtief vergrendelsysteem. Beschikbaar met steriele handvatten voor eenmalig gebruik of met steriliseerbare handvatten, conform de meest recente wetgeving en zonder ingewikkelde leerprocedure.

  • Safe-Point naaldenverwijderaar

Bij de Safe-Point naaldenverwijderaar wordt de gebruikte spuit in de naaldinvoer gestoken, waarna door een intern mechanisme de naald wordt vastgegrepen en van de spuit wordt losgeschroefd. De naald wordt vervolgens automatisch in de naaldcontainer gedeponeerd.

  • Miramatic holder

De miramatic holder is een veiligheidshouder waarin de naald verticaal geplaatst kan worden. Zowel het plaatsen als het er weer uitnemen kan met één hand gedaan worden, waardoor er minder risico op prikaccidenten is. Met dit hulpmiddel is recappen veiliger, maar er wordt dus nog wel gerecapt.

  • Wegwerpspuiten

Tenslotte is het ook mogelijk om met wegwerpspuiten te werpen, waardoor je het probleem van wel of niet recappen helemaal niet hebt. Dit is echter geen duurzame methode en levert veel extra afval op.

  • NeedleOff

NeedleOffHet Nederlandse NeedleOff biedt een universele, praktische oplossing voor het verbod op recappen. Het invoeren van de gebruikte naald en het vasthouden van de spuit is voldoende. NeedleOff omklemt naald en draait die gemotoriseerd af. Na het uitnemen van de spuit valt de naald veilig in de geïntegreerde Sharptainer. NeedleOff werkt met alle dentale schroefnaalden, en alle injectiespuiten met bereikbare naaldhub en een rechte aansluiting.

Wat te doen na een prikaccident?

Als je je ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch prikt, dan moet je het volgende doen.

  • Laat het wondje goed bloeden door het uit te knijpen.
  • Spoel het wondje uit met water en desinfecteer het.
  • Neem zo snel mogelijk contact op met een (arbo)arts (bij voorkeur binnen 2 uur, maar uiterlijk binnen 72 uur).
  • Noteer zoveel mogelijk gegevens van de ‘bron’ van het bloed.
  • Geef het accident door aan je werkgever, die het vervolgens bij de Arbeidsinspectie moet melden.

Richtlijn prikaccidenten

De RIVM heeft een Richtlijn prikaccidenten opgesteld, waarmee op gestructureerde wijze kan worden ingeschat wat het risico is op infectie met hepatitis B, hepatitis C en hiv na het accident. Aan de hand van het geconstateerde risico worden hierin vervolgens maatregelen geadviseerd om je tegen de infectie te beschermen.

Update juni 2021

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Partnernieuws, Partnernieuws, Praktijkhygiëne, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
genezing

Is genezing na revascularisatie in de endodontie voorspelbaar?

Door systematisch documenteren van verrichtingen, is er een goed beeld ontstaan van de manier waarop het revascularisatieproces na een transalveolaire transplantatie van gebitselementen met een open apex idealiter kan verlopen. Verslag van de lezing van Edwin Eggink over revascularisatie: casussen en procedure.

Leren van indicaties, het behandelproces en resultaat

Met het aanbreken van het AVG-tijdperk lijkt het administreren en documenteren van de patiëntenbehandeling meer een last dan een lust geworden. Maar door ons handelen netjes vast te leggen, kunnen we leren van de indicaties, het behandelproces en het resultaat op de lange termijn. Revascularisatie is van de huidige behandelmodaliteiten een lastig te doorgronden proces in de endodontologie. Door bij de verwijspraktijk Proclin Rotterdam de verrichtingen systematisch te documenteren, is er een grote bron aan informatie opgebouwd. Op basis hiervan is er inmiddels een goed beeld ontstaan van de manier waarop het revascularisatieproces na een transalveolaire transplantatie van gebitselementen met een open apex idealiter kan verlopen. Dat helpt ons om afwijkingen in het verloop van een revascularisatie sneller te onderkennen en maatregelen te nemen, zodat de kans op een positieve uitkomst uiteindelijk voorspelbaar wordt.

Hans Genet was een belangrijke man voor de ontwikkeling van de endodontologie.
Hij stond voor drie hoofdzaken:

  • Het verbeteren van de kwaliteit van de endodontische behandeling in de algemene praktijk. Dit deed hij door het bedenken van een simpel behandelprotocol wat op de universiteiten onderwezen werd.
  • Goed (postacademisch) onderwijs.
  • Toepasbare en goed uitgevoerde klinische studies.

Hans Genet overleed toen Edwin Eggink zijn tandheelkundestudie begon. Hij zorgde ervoor dat de endo ‘van hocuspocus gedoe met rare chemicaliën’ een frisse en efficiënte behandeling werd. Genet was voorstander van practice based research: onderzoek wat we direct in de praktijk kunnen toepassen.

Bij Proclin Rotterdam, waar Eggink werkzaam is, wordt ook aan practice based research gedaan. Zij proberen zo veel mogelijk data te verzamelen van patiënten en dit te gebruiken om hier conclusies aan te verbinden. Bij iedere patiënt wordt in de kaart middels een # en een steekwoord, bijvoorbeeld #autotransplantatie, aangegeven om wat voor behandeling het gaat . Zo kan in het systeem makkelijk gezocht worden en zijn de patiënten wat meer gestructureerd in beeld. Het bestand bestaat nu uit ongeveer 60.000 patiënten.

Eén van de onderwerpen waar zij gegevens over verzamelen is de revascularisatie. Binnen de praktijk komen ze dit op twee manieren tegen:

  • Na een trauma
  • Bij autotransplantatie

Casussen trauma en revitalisatie

Een casus over trauma en revitalisatie wordt besproken.

Casus

Afbeelding1

Een jongen die gevallen is. Er was sprake van een ongecompliceerde kroonfractuur van de 21. De tandarts heeft het afgebroken stukje weer teruggezet en de tijd daarna bleef de 21 erg gevoelig bij koude. De tandarts heeft een afwachtend beleid aangehouden. De koude gevoeligheid nam af, maar werd vervangen door gevoeligheid bij bijten. De patiënt werd verwezen voor een endodontische behandeling van de 21.
Op de solo is een zwarting te zien en een onafgevormde radix van de 21. De diagnose die gesteld werd, was een pijnlijke parodontitis apicalis. De therapie die gekozen werd, was de revascularisatie.

Het element werd geopend, gespoeld met natriumhypochloriet (NaOCl), vervolgens met EDTA en daarna werd het afgesloten met cavit en glasionomeer.
Zes maanden later werd een nieuwe solo gemaakt waarop te zien was dat de radiolucentie verdwenen was en dat de apex verder af werd gevormd. Daarnaast is obliteratie van het kanaal zichtbaar. Op de controle na twee jaar is het volledige element geoblitereerd.
De revasculatisatie is nu een ‘hot topic’ waar de tijdschriften mee vol staan, maar de eerste artikelen hierover zijn al uit de jaren 60. Een voorbeeld is het artikel van Nygaard Ostby uit 1961. Zij verzamelden een aantal niet afgevormde elementen met een parodontitis apicalis. Deze werden intern gereinigd, gespoeld met EDTA, een apicale bloeding werd geïnduceerd en daarna werden ze afgesloten.
De verschillende elementen werden op verschillende tijdstippen geëxtraheerd. Bij de elementen die relatief snel getrokken werden, zagen zij dat de bloedprop werd vervangen door granulatieweefsel. Later werd dit omgezet in fibreus bindweefsel en bij de elementen die jaren gefunctioneerd hadden, werd zelfs tertiair dentine gevonden.

Afbeelding2
Na 2 maanden

Afbeelding3

Na 6 maanden

Afbeelding 4

Na 12 maanden

Afbeelding5

Na 24 maanden

Het element werd geopend, gespoeld met natriumhypochloriet (NaOCl), vervolgens met EDTA en daarna werd het afgesloten met cavit en glasionomeer.

Zes maanden later werd een nieuwe solo gemaakt waarop te zien was dat de radiolucentie verdwenen was en dat de apex verder af werd gevormd. Daarnaast is obliteratie van het kanaal zichtbaar. Op de controle na twee jaar is het volledige element geoblitereerd.

Afbeelding6

Geen obliteratie ingroei bot, 0 maanden

Afbeelding7

Geen obliteratie ingroei bot, 36 maanden

De revasculatisatie is nu een ‘hot topic’ waar de tijdschriften mee vol staan, maar de eerste artikelen hierover zijn al uit de jaren 60. Een voorbeeld is het artikel van Nygaard Ostby uit 1961. Zij verzamelden een aantal niet afgevormde elementen met een parodontitis apicalis. Deze werden intern gereinigd, gespoeld met EDTA, een apicale bloeding werd geïnduceerd en daarna werden ze afgesloten.

De verschillende elementen werden op verschillende tijdstippen geëxtraheerd. Bij de elementen die relatief snel getrokken werden, zagen zij dat de bloedprop werd vervangen door granulatieweefsel. Later werd dit omgezet in fibreus bindweefsel en bij de elementen die jaren gefunctioneerd hadden, werd zelfs tertiair dentine gevonden.

Wat is revascularisatie nu precies?

Er is vaak verwarring over wat revascularisatie nu precies is. Er zijn dan ook meerdere termen die door elkaar gebruikt worden, maar die wel andere betekenissen hebben.

  • Regeneratie is een procedure om op een biologische manier beschadigde tandstructuren (waaronder dentine en de pulpa) te vervangen
  • Revascularisatie is het opnieuw laten ontstaan van de bloedvoorziening in (onafgevormde) elementen
  • Revitalisatie is de ingroei van weefsel wat niet hetzelfde hoeft te zijn als het weefsel wat verloren is gegaan

De European Society of Endodontologie (ESE) heeft in haar ‘position statement’ ervoor gekozen om de term ‘revitalisatie’ te gebruiken en dit te zien als een alternatief voor de apexifikatie van onafgevormde elementen.

Bij het uitvoeren van de revitalisatiebehandeling kunnen verschillende uitkomsten gevonden worden. Zo wordt in 90% van de gevallen apicale genezing gezien. Dit wil zeggen het verdwijnen van een eventuele zwarting aan de apex met bijbehorende klachten. In ongeveer 80% van de gevallen wordt apicale afvorming gezien en bij 75% wordt enige mate van obliteratie gevonden.

Procedure revitalisatie

De procedure van de revitalisatie in stapjes doorgenomen:

– Het element openen zonder anesthesie

Dit omdat je een apicale bloeding wilt creëren en de vasoconstrictie als gevolg van de verdoving niet wenselijk is. Daarnaast wordt het makkelijker om zo de juiste lengte te bepalen en kan rekening gehouden worden met vitaal weefsel wat apicaal nog aanwezig kan zijn.

– Op werklengte spoelen met NaOCl (minder dan 3% oplossing)

Deze concentratie zorgt voor het behoud van stamcellen en heeft voldoende desinfecterende werking om bacteriën aan te pakken.

– Bij een element met symptomen (fistel of pusafvloed) wordt calciumhydroxide (Ca(OH)2) ingesloten

Dit wordt met name ingesloten als de infectie al langer bestaat. Belangrijk is dat de Ca(OH)2 op waterbasis is, omdat siliconenbasis heel lastig uit het kanaal te verwijderen is.

– Tijdelijke afsluiting (voor drie weken) met cavit en glasionomeer

– Opnieuw openen en uitgebreid de Ca(OH)2 wegspoelen met steriele zoutoplossing of EDTA 17%

Kies hiervoor geen NaOCl omdat dit toxischer is voor de eventuele stamcellen die apicaal aanwezig zijn. De laatste spoeling moet altijd met EDTA gebeuren. Dit heeft namelijk de eigenschap om door decalcificatie van het dentine collageen vezels bloot te leggen en groeifactoren te stimuleren, waardoor nieuwe cellen zich tot odontoblast-achtigen kunnen differentiëren.

– Creëren van een apicale bloeding

Hierdoor vult het kanaal zich met een bloedstolsel. Dit dient als matrix voor de ingroei van nieuw weefsel.

– Afsluiten van het element

Dit kan met Biodentine of MTA , maar deze twee willen nog wel eens verkleuring geven. Daarom als alternatief cavit en glasionomeer.

– Controle na 3 maanden

Als het goed is, is nu een start van de apicale genezing zichtbaar. De zwarting moet in ieder geval weg zijn.

– Ieder half jaar opvolgen

Laten slagen revascularisatie

Om de behandeling te laten slagen zijn twee effecten van belang:

  • Desinfectie van het kanaal.
  • Demineralisatie van het dentine en daardoor het vrijkomen van eiwitten die stamcellen helpen te differentiëren.

In Amerika wordt in plaats van Ca(OH)2 triple antibiotic paste (TAP) in het wortelkanaal aangebracht. Dit wordt middels een medium en een lentulo naald in het kanaal aangebracht. Het voordeel van Ca(OH)2 is dat het ook zorgt voor demineralisatie, wat TAP niet doet. Daarnaast is Ca(OH)2 veel makkelijker weg te spoelen uit het kanaal. Van de TAP blijft 80% achter in het kanaal aangezien één van de gebruikte antibiotica met het dentine bindt.

Niet alle elementen komen in aanmerking voor revascularisatie.
Een aantal spelregels:

  • Elementen die dusdanig beschadigd zijn waarbij een stiftopbouw nodig is, zijn ongeschikt.
  • Hoe groter de apicale diameter, hoe groter de kans op succes.
    Hier zijn stamcellen in grotere mate aanwezig.
  • Hoe langer de infectie bestaat, hoe kleiner de kans op succes.
    Het resultaat is het beste in de eerste paar weken na het trauma. Wanneer weken maanden worden, wordt de kans steeds kleiner.

Het kan zijn dat, ondanks een zwarting, apicaal en nog wel vitaal weefsel in het element aanwezig is. Daarnaast bevinden de meeste stamcellen zich in de apicale papilla.

Door Lovelace werd aangetoond dat de stamcellen uit deze papilla zich ook bevinden in het bloedstolsel apicaal wat gecreëerd wordt tijdens revascularisatie. Hij behandelde een aantal kinderen met een apicaal probleem. Hij maakte de elementen intern schoon en behandelde deze vervolgens met TAP. Dit werd in de tweede zitting verwijderd met fysiologisch zout en hij creëerde de apicale bloeding. Vervolgens nam hij samples van het fysiologische zout waarmee gespoeld was, van de bloeding apicaal en hij nam bloed af uit de arm. Hij testte vervolgens of er celmarkers aanwezig waren die kenmerkend waren voor de stamcellen uit de apicale papilla. Hij vond deze in het fysiologische zout, maar nog veel meer in de apicale bloeding. Hiermee toonde hij aan dat de cellen het wortelkanaal in bewegen.

Afbeelding 8

Revascularisatie bij autotransplantaten

Revascularisatie speelt niet alleen bij trauma een rol, maar ook bij het uitvoeren van autotransplantaten. In 1990 werden hier al onderzoeken naar uitgevoerd door Andreasen en hieruit weten we dat deze het beste slagen als de apex 2/3 tot ¾ afgevormd is.

Zo werd er een onderzoek gedaan bij apen waarbij een aantal elementen werden getransplanteerd. Er werd een onderscheid gemaakt tussen niet afgevormde, afgevormde en volwassen elementen. Ze werden allemaal ongeveer 18 minuten buiten de mond bewaard en daarna terug geplaatst. Na acht weken werden de elementen geëxtraheerd. Bij de onafgevormde elementen zagen ze vervolgens zeven tot acht millimeter ingroei van pulpaweefsel. Bij de volwassen elementen zagen ze geen ingroei.

Laureys bedacht toen dat bij afgevormde elementen een deel van de apex weg gehaald kon worden, zodat opnieuw een open apex ontstaat. Uit dit onderzoek bleek dat als de apex groter was dan drie millimeter er al sprake was van weefsel ingroei. Dit bleek in de praktijk toch niet helemaal te kloppen. Veel van deze elementen vertoonden klinisch apicale zwartingen.

Skoglund en Tronstad deden een onderzoek waarbij 65 onafgevormde eenkanalige elementen werden geëxtraheerd en getransplanteerd.
Zij vonden na vier dagen bij het foramen gevasculariseerd weefsel, na tien dagen in het onderste 2/3 deel, na 30 dagen was het hele wortelkanaal gerevasculariseerd en na 180 dagen vonden ze ook ingroei van alveolair bot. Bijzonderheid was dat wanneer de bloedvoorziening na vier dagen hersteld was, het element zich identiek gedroeg als de controle elementen. De apex werd normaal afgevormd alsof er nooit iets gebeurd was.

Afbeelding9

Obliteratie volledig, 0 maanden

Afbeelding10

Obliteratie volledig, 6 maanden

Afbeelding11

Obliteratie volledig, 12 maanden

Afbeelding 12

Obliteratie volledig, 28 maanden

Als het mis gaat

Het gaat ook wel eens mis. Eén van de dingen die mis kan gaan is het optreden van externe ontstekingsresorptie. Daarom is opvolging ook zo belangrijk. Bij het zien van deze resorptie zal direct ingegrepen moet worden middels een endodontische behandeling.

Edwin en zijn collega’s hebben inmiddels een database opgericht met daarin alle gevallen van autotransplantatie. Daarin houden zij bij wat de indicatie was en registreren ze onder andere de obliteratiegraad.

In totaal zitten er nu 145 bovenpremolaren in deze database met een transplantatiedatum van meer dan twee jaar geleden. Dit waren allemaal onafgevormde elementen.
Hiervan hadden zij van 92 gevallen ook een opvolging na twee jaar.
De obliteratie verdeelden zij in meerdere categorieën:

  • tot 1/3
  • 1/3 tot 2/3
  • meer dan 2/3
  • volledig geoblitereerd

In de meeste gevallen zien zij een volledig geoblitereerd element.
In een enkel geval is er zelfs kaakbot in het element gegroeid. Er zit daarbij een parodontaal ligament aan de binnenkant van het element tussen het ingegroeide kaakbot en het dentine. Deze elementen zijn niet ankylotisch en kunnen nog normaal orthodontisch verplaatst worden.

Afbeelding13

Grafiek: obliteratie premolaren database

Op het moment dat een autotransplantaat niet slaagt, zal er een zwarting apicaal ontstaan. Er wordt dan alsnog geprobeerd apexcificatie te krijgen door revascularisatie. Mocht ook dit niet lukken dan wordt de Ca(OH)2 in het kanaal vervangen voor MTA.

Conclusie: is revascularisatie voorspelbaar?

Ja, als je je houdt aan de juiste spelregels:

  • Het moet een onafgevormd element zijn
  • Het element moet restauratief goed te behouden zijn
  • De procedure moet op de juiste manier gevolgd worden
  • Er moeten adequate controlemomenten plaats vinden:
    – na drie tot zes weken treedt de eerste eerste genezing op
    – na drie maanden is meestal de eerste afvorming zichtbaar
    – na één jaar

 

Edwin Eggink rondde in 1994 zijn studie tandheelkunde af om vervolgens in 1997 af te studeren als tandarts-endodontoloog, beide aan het ACTA in Amsterdam. Tot 2009 heeft hij zijn verwijspraktijk voor endodontologie gecombineerd met een algemene praktijk. In maart 2009 startte hij EndoRotterdam, een verwijspraktijk voor endodontologie waar zowel tandarts-endodontologen als tandartsen met een specifieke affiniteit voor de endodontologie werken. Daarnaast ontstond er een nauwe samenwerking met de Kliniek voor Parodontologie Rotterdam en PRO-Rotterdam, wat heeft geleid tot de oprichting van Proclin Rotterdam. In de loop der jaren verzorgde Edwin diverse lezingen, cursussen en publicaties, gezamenlijk met zijn collega’s Dick Barendregt, Manfred Leunisse en Marcel Linssen, helemaal gewijd aan het autotransplanteren.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Edwin Eggink tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Casus, Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Abnormale tandontwikkeling: Wat normaal is voor de één, is afwijkend voor de ander

De ‘COVID-19 geschiedenis’ en alle voortdurende ontwikkelingen heeft ervoor gezorgd dat een gepland symposium ‘Deep dive abnormale tandontwikkeling’ van maart 2020 op de langere termijn is verschoven. SCEM wilde de doelgroep van o.a. preventieassistenten toch van relevante beroepsinformatie voorzien en organiseerde begin van het jaar, op donderdag 7 januari 2021 een webinar.

Als gepromoveerd psycholoog met paramedische kennis als praktizerend mondhygiënist mocht ik nader ingaan op de psychische gevolgen van abnormale tandontwikkeling voor het kind en zijn of haar omgeving.

Voor wie is het een probleem en wat is de impact?

Bij een probleembenadering, in dit geval abnormale tandontwikkeling en psychische effecten, rijst de vraag: “Voor wie is het een probleem en wat is de impact?

In eerste instantie is het van belang om zowel de door anderen geobserveerde als de door het kind zelf ervaren gebitssituatie inzichtelijk te maken. De volgende vraag is dan welke reacties dit oproept en hoe dit van invloed kan zijn op het kind en de omgeving. Een kort interactief reflectie-moment volgde, waarbij enkele deelnemers via de chat hun gedachten verwoorden over welke problemen of impact een kind dat een abnormale tandontwikkeling heeft volgens hen zou kunnen ervaren. ‘Een teruggetrokken houding’, ‘stilletjes of verlegen zijn’, ‘verdrietig of licht depressief’, ‘angstig’ en ‘pesten’ passeerden de revue. En op de vraag wat zij dan zouden doen of reageren als een kind met een afwijkende mondsituatie in de praktijk komt, werden ‘vragen naar het kind’, ‘luisteren’ en vooral ‘positief benaderen en complimenteren’ genoemd.

Buiten-gewoon gebit casus

Om een kijkje te geven in een bijzondere ervaring uit de praktijk van tandarts Khee Hian Phoa, deelde hij deze buiten-gewoon gebit casus via een video-boodschap.

tandarts Khee Hian Phoa

Een jongetje met zijn ouders meldde zich bij mij op het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde met de vraag of ik iets aan zijn haaientanden kon doen. Hij was 11 jaar oud en zou binnenkort naar een nieuwe middelbare school gaan en hij kreeg nu toch best wel vaak opmerkingen over zijn tandjes.

Jongen haaientandenhaaientanden röntgen

Hij bleek Ectodermale Dysplasie te hebben, dat is een syndroom wat in 1:100.000 gevallen voorkomt. Het gaat gepaard met missende gebitselementen en de gebitselementen die er wel zijn hebben ook een conische vorm, er is een kleinere zweet functie, er is vlassig haar, de nagels zijn ook anders en er is vaak een puilend voorhoofd.

We besloten – mede gezien zijn leeftijd – met zo min mogelijk slijpen “normalere” tanden te gaan maken door middel van het aan brengen van composiet vulmateriaal.

Intussen zijn er meerdere mooie minimaal invasieve behandel technieken gekomen.

Abnormale tandontwikkeling: Wat normaal is voor de één, is afwijkend voor de ander

Op latere leeftijd (vanaf 18 jaar) kan dan eventueel een definitiever plan gemaakt worden met implantaten en veneers.

Beter gebit

Brief tandarts

Dat hij er blij mee was, was erg fijn, maar in een gesprek gaf hij aan, dat hij een ander jongetje geworden was. Op de vraag wat hij daarmee bedoelde zei hij: “Ik ben een beter jongetje geworden.” Dat emotioneerde mij enorm, want daarmee zei hij dat hij vóór de behandeling feitelijk een slechter jongetje was, wat er zeker op zou kunnen duiden, dat hij met zijn haaientandjes behoorlijk gepest was.

Je hoeft geen psycholoog te zijn voor begeleiding

De casuïstiek liet zien dat je als tandarts, mondhygiënist of als preventieassistent bij de begeleiding van kinderen die een abnormale tandontwikkeling hebben, geen psycholoog hoeft te zijn.

Vanuit een persoonlijke ervaring lichtte ik toe waarom ik een ‘mondzorgpsycholoog’ ben geworden:
Mijn fascinatie voor het gebit begon toen ik als jong meisje op mijn tanden was gevallen. Een voortand ging dood, werd pikzwart en uiteindelijk kreeg ik als puber een kroon. Dankzij de vele pijnlijke behandelingen en de schaamte die ik toen ervoer, weet ik nu hoe belangrijk een mooi en gezond gebit is voor iemands welbevinden.” (https://www.psynip.nl/uw-beroep/werken-als-psycholoog/de-psycholoog-in-de-spotlight/maak-kennis-mondzorgpsycholoog/)

“De mond straalt uit wat je denkt, hoe je je voelt en wie je bent”

foto galerij

Er zijn verschillende soorten psychologen

  • Een sociaal psycholoog kijkt naar het gedrag van het individu; hoe een mens in de wereld staat; hoe een persoon anderen waarneemt en met hen omgaat, én kijkt ook naar het gedrag in en van groepen.
  • Een klinisch psycholoog kijkt naar de geestelijke/mentale gezondheid (psychopathologie) van de mens.
  • Een ontwikkelingspsycholoog kijkt naar de psychologische veranderingen bij toenemende leeftijd; ‘levenslooppsychologie’

Wat te doen bij kinderen met abnormale tandontwikkeling in de praktijk?

Wanneer er kinderen met een abnormale tandontwikkeling in de praktijk komen, dan zijn vaardigheden als ‘bejegening, observeren, luisteren, steunen en motiveren’ de meest belangrijke competenties voor passende zorg en begeleiding.

Maak contact en bouw een vertrouwensrelatie op. Volgens de contacttheorie is meer contact, kennismaking en communicatie tussen mensen of groepen goed voor wederzijds begrip én naarmate men elkaar beter leert kennen vooral ‘negatieve’ houdingen en vooroordelen uitblijven danwel verminderen.

Observeer, luister en stel vragen die nodig zijn om te achterhalen in hoeverre er een echte hulpvraag is:

  • Wat is het probleem?
  • Waarom is het een probleem?
  • voor Wie is het een probleem?

Er zijn verschillende vormen van steunen, en afhankelijk van wat een persoon nodig heeft pas je sociale steun toe:

  • Emotionele steun: liefde, emotionele zorg, empathie en vertrouwen geven.
  • Waarderingssteun: informatie verstrekken waarmee iemand zichzelf kan waarderen.
  • Informatieve steun: informatie verstrekken die persoonlijke of omgevingsproblemen oplost.
  • Instrumentele steun: helpen met taken, voor iemand zorgen.

Een centraal en veelgebruikt begrip in de gezondheidszorg is ‘motiveren’. Meestal is er zonder motivatie geen hulpvraag, behandelplan, interventie, actie en resultaat. Bovendien is het lastig een antwoord te geven op de vraag hoe je kunt ‘motiveren’. Veelal klinkt het vriendelijk, maar in de praktijk wordt het door de patiënt/cliënt meestal ervaren als ‘overhalen’ of ‘bekeren’. ‘Motiverende gespreksvoering’ wordt dan eerder als aversief beleefd.

Enkele tips

  • Je eigen levensverhaal bepaalt je kijk op het leven en op het leven van anderen.
  • Durf te vragen en geef Waardering en Feedback.
  • Heb een Luisterend oor of bied een arm om de schouder.
  • Geef Praktische steun en hanteer een Positieve benadering.
  • Geef Feitelijke informatie, heb Vertrouwen, Geduld en Kalmte.
  • Pas Sociale vaardigheden toe en ben Bereidheid om te leren.
  • Leer ‘Lezen’: …kijk en luister naar subtiele aanwijzingen over de huidige stemming en de persoonlijkheid.
  • Het is de kunst om te relativeren…, een filmtip hiervoor is de film Wonder: August “Auggie” Pullman is een jongen van 9 jaar, die geboren werd met een misvormd gezicht en zijn draai probeert te vinden in een nieuwe school Film-trailer hieronder

Door:
Yvonne Buunk-Werkhoven, gepromoveerd sociaal psycholoog en mondhygiënist, en Khee Hian Phoa, tandarts-MFP (NVGPT), Restauratief tandarts (NVVRT).

 

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Praktische-tips-voor-behandeling-van-parodontitis-fase

Praktische tips voor behandeling van parodontitis fase I-III

Parodontitis is een complexe multifactoriële aandoening, maar in élke patiënt met parodontitis is plaque aanwezig, omdat er anders geen parodontitis kan ontstaan. Het is van groot belang te identificeren welke risicofactoren daarnaast aanwezig zijn, omdat deze per individu verschillen (bijv. roken, stress, diabetes, etc.). Biologische sleutel-componenten die, naast de risicofactoren, medeverantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van parodontitis zijn microbiële disbalans en een hyper-inflammatoire host response.

Genetische prepositie kan aangepast worden; door gedragsverandering kan het risico verlaagd worden en de waarschijnlijkheid dat iemand parodontitis ontwikkeld, ook verlaagd worden.
De risicofactor is geen statisch gegeven, geen feit. Gedurende het leven, en bij grote life-events, kan het risico veranderen.

Trap van parodontale zorg “P.R.I.C.E.”

P -> Populatie: dit omvat preventie, educatie, bewustwording, zelfzorg en mondhygiëne.
-> Risico-inschatting: Voorgeschiedenis van de patiënt, Oral Health Risk Assesment, zorgplan, instructies voor verbeteren van de mondgezondheid.
-> Interventie: vroege interventie, professionele reiniging van supra en sub-gingivale biofilm, tandsteenverwijdering, aanvullende therapie.
C -> Controle: hoe reageert de gingiva op de ingestelde behandeling, hoe hoog is het individuele risico? De plekken die niet reageren op eerdere behandeling, mogelijk chirurgisch behandelen.
E -> Exit: levenslang parodontaal ondersteunende nazorg, rehabilitatie en extractie.

Stappenplan parodontale behandeling

Vooraf

Voordat gestart wordt met de parodontale behandeling, worden de parodontaal verloren elementen geëxtraheerd.

Stap 1

Uitleg van de ziekte aan de patiënt en vaststellen van risicofactoren. Dit houdt in dat wordt bepaald hoe vatbaar een bepaald individu is voor het ontwikkelen van parodontitis. De patiënt wordt vervolgens ingedeeld in hoog/gemiddeld/laag risico. Daarna volgt een instructie van mondhygiëne, een op het individu toegespitste gedragsverandering (verbeteren zelfzorg, stoppen met roken, verandering van dieet en verminderde koolhydraatinname, gewichtsverlies), PMPR (professional mechanical plaque removal), supra-gingivaal scalen, verwijderen van plaque-retentie factoren en profylaxe. Wanneer een patiënt al álles aan plaqueverwijdering doet, dan is het verstandig te focussen op eliminatie van risico-factoren.

Deze stap is ook van belang om parodontale gezondheid te béhouden en om patiënten met gingivitis te behandelen. Van álle stappen zorgt stap 1 voor de grootste afname van aantal aangedane plekken in de mond door parodontitis.
Risico-inschatting en gedragsverandering zijn hierbij de belangrijkste punten, het implementeren van gedragsverandering vereist een individuele aanpak.

Stap 2

Professionele tandsteen verwijdering sub- en supragingivaal, herhalen van mondhygiëne instructies en belang van zelfzorg, en aanpak van risico-factoren.

Na 3 maanden volgt Stap 3:

Stap 3

Diepe parodontale reiniging, met name van de niet-responderende plekken, opnieuw instructies voor zelfreiniging, overwegen aanvullende therapie (bijv. specifieke medicatie of mondspoeling) en chirurgie. Deze stap wordt vaak uitgevoerd door tandarts of parodontoloog.

Na 3 maanden volgt Stap 4:

Stap 4

Onderhoudsfase, hierbij wordt ondersteunende zorg geboden, voor behoud van pockets van 4 mm of minder.

Recall

Bij parodontaal gezonde patiënten, en bij patiënten met gingivitis geldt een recall-termijn van 6 maanden. Als het een hoog-risico patiënt betreft of een patiënt met een systemische aandoening, geldt er een recall-termijn van 3 maanden.

Primaire preventie

Voorkomen dat iemand met gingivitis uiteindelijk parodontitis ontwikkelt.

Secundaire preventie

Voorkomen dat iemand die in het verleden parodontitis heeft doorgemaakt en hiervoor succesvol is behandeld, dit opnieuw ontwikkelt. Hierdoor voorkom je dat er vérdere botafbraak plaats vindt.

Effectiviteit

Hoe effectief is elke stap van de therapie? Elke volgende stap van de therapie neemt af in mate van effectiviteit (gemeten in afname van aangedane plekken) en neemt toe in kosten.

Echter, wanneer iemand een hoog risico-profiel heeft voor het ontwikkelen van parodontitis en deze patiënt krijgt de juiste behandeling en ondersteuning, dan gaan er gemiddeld 1.9 elementen verloren in 12 jaar. Dit is best redelijk.

Bij patiënten met diabetes mellitus wordt vaak een verstoorde wondgenezing gezien en een toename aan ontstekingsreacties. Verder wordt er vooral bij patiënten met een ongecontroleerde diabetes mellitus, een grote toename aan aanhechtingsverlies gezien.

Bij patiënten die roken ontstaat er een slechtere doorbloeding, waardoor er een slechtere lokale afweer (fagocytose en diapedesis), slechtere genezing (fibroblasten-functie) en een toename in ontsteking is. Wanneer het aantal “packyears” toeneemt, neemt ook het klinisch aanhechtingsverlies toe. Dit laat een klassieke dosis-response verhouding zijn bij rokers.

Het is een complexe ethische discussie of (stevige) rokers voor parodontitis moeten worden behandeld, omdat behandeling zeer waarschijnlijk niet zal leiden tot stabilisatie van het ziekteproces en ook niet tot behoud van de gebitselementen, tenzij de patiënt stopt met roken. Het is belangrijk dit gesprek met de patiënt aan te gaan, en een informed consent te bereiken. Het is mogelijk een soort “palliatieve parodontale zorg” te verlenen, waarbij niet al te veel tijd wordt besteed aan worteloppervlakte therapie. Bij rokers wordt afgeraden om parodontale chirurgie uit te voeren, vanwege de slechte wondgenezing. Chirurgie kan in dit geval de situatie juist verérgeren.

Bij patiënten met parodontitis wordt het gebruik van een elektrische tandenborstel aangeraden, omdat sommige elektrische tandenborstels een iets betere plaquecontrole opleveren. Echter moeten in de overweging ook de economische (kan een patiënt het betalen?) en de milieu-technische aspecten mee worden genomen. Flossen wordt niet aangeraden als eerste keus van interdentale reiniging bij patiënten die voor parodontitis zijn behandeld, en in het onderhoudsprogramma zitten. Dit, omdat de ruimtes vaak te groot zijn en flossen hierdoor niet effectief is en rageren wel. Mochten er plekken in de mond zijn waar géén rager doorheen past, dan wordt daar het gebruik van flossdraad weer wél geadviseerd.

Spreker: Ian Needleman, professor of periodontology and evidence-informed healthcare bij UCL Eastman Dental Institute in London, Verenigd Koninkrijk

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. Ian Needleman tijdens de EFP Virtual PerioSession.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Röntgenfoto’s schieten tekort bij diagnosticeren cariës bij kleuters

Röntgenfoto’s schieten tekort bij diagnosticeren cariës bij kleuters

Een diagnose op basis van een röntgenfoto bij kleuters zit er bijna één op de drie keer naast. Vaak is een visuele controle al voldoende om de juiste behandeling te bepalen.

Dat blijkt uit een onderzoek dat recentelijk werd gepubliceerd in BMC Oral Health. Volgens de onderzoekers wordt bij ongeveer 30% van de melktandoppervlakken onnauwkeurige laesies gediagnosticeerd na het gebruik van tandheelkundige röntgenfoto’s.

Dat suggereert dat dergelijke röntgenfoto’s mogelijk niet nodig zijn voor het opsporen van tandbederf bij jonge kinderen. Klinische richtlijnen met betrekking tot de diagnose van cariës moeten daarom mogelijk opnieuw worden bekeken, schrijven de auteurs.

Analyse en resultaten 

“Een gelijktijdige combinatie van visuele inspectie en röntgenfoto’s levert bij het opsporen van cariës bij kleuters meer nadelen dan voordelen op. Daarom moet in de reguliere klinische praktijk alleen een visuele inspectie worden uitgevoerd”, aldus de onderzoekers, geleid door Dr. Laura Regina Pontes van de afdeling kindertandheelkunde aan de School voor Tandheelkunde van de Universiteit van São Paulo.

Zij analyseerden de diagnoses van 4383 proximale en occlusale oppervlakken van de babykiezen van 216 kinderen van 3 tot 6 jaar. In 70% van de gevallen kwamen de diagnoses van de visuele inspectie van de tandarts en de röntgenfoto overeen. Maar in 30% leverde de inspectie van de röntgenfoto een andere diagnose op.

Röntgenfoto’s schieten tekort bij diagnosticeren cariës bij kleuters - Analyse en resultaten

Zoals in bovenstaande tabel te zien is, onderschatte de röntgenfoto de cariës in 26% van de gevallen. Op basis van deze diagnose zou de cariës dus niet (intensief) genoeg behandeld worden. In 5% van de gevallen overschatte de röntgenfoto de cariës juist. In die gevallen zou de cariës te intensief behandeld kunnen worden. Het totaal komt uit op 101% als gevolg van afronding.

Meest voorkomende aandoening

Cariës is de meest voorkomende aandoening van de mondgezondheid. Onbehandelde gaatjes in melktanden treffen ongeveer 500 miljoen kinderen, waardoor het de meest voorkomende chronische ziekte in deze populatie is. Een goede diagnostische methode is dus belangrijk.

De traditionele klinische richtlijnen schrijven voor dat tandbederf bij kinderen het beste gediagnostiseerd kan worden door een combinatie van visuele inspectie en röntgenfoto’s. Deze richtlijnen worden vaak gevolgd uit angst om carieuze laesies aan de occlusale en proximale oppervlakken van de achterste kiezen te missen.

Meer schade dan voordelen

Nu zijn er dus aanwijzingen dat deze combinatie niet optimaal is. Het kan zelfs schadelijk zijn, aangezien de röntgenfoto vaak tekort schiet. Bovendien leverden de röntgenfoto’s vaker een vals-positief op dan de visuele inspecties uit de analyse (respectievelijk 17 tegenover 3).

Daar komt bij dat de röntgenstraling van een gebitsfoto schadelijk kan zijn. Uit een rapport eerder dit jaar blijkt dat herhaalde blootstelling aan straling gebruikt om tandheelkundige röntgenfoto’s te maken verband houdt met een verhoogd risico op schildklierkanker en meningeoom. Genoeg reden voor de onderzoekers om te adviseren de klinische richtlijnen rondom tandbederf aan te scherpen.

Bron:
BMC Oral Health

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Tandarts voor orthodontie: duidelijkheid in titelaanduiding

Orthodontische behandeling op jonge leeftijd: wacht op spontaan herstel volgens onderzoekers

Ongeveer de helft van de kinderen in Duitsland begint tussen hun zevende en achttiende een orthodontische behandeling. Duitse onderzoekers bekritiseren start behandeling bij kinderen vanaf 7 jaar en zeggen dat men langer zou moeten wachten omdat het gebit zich spontaan kan herstellen op zo’n jonge leeftijd.

Dit en meer blijkt uit een lopend onderzoek namens de hkk-zorgverzekering.

Gegevens van zorgverzekeraar

Onder leiding van sociale wetenschapper Dr. Bernard Braun van de Universiteit van Bremen en Greifswald-orthodontist Dr. Alexander Spassov werden de gegevens van 2920 kinderen en jongeren geanalyseerd. De studiegroep bestond uit 54,8% meisjes en 45,2% jongens die allen bij hkk verzekerd zijn en in 2018 een orthodontisch behandelplan kregen.

Behandelingen starten bij (te) jonge kinderen

De meeste kinderen (69,4%) waren tussen de 10 en 14 jaar oud toen hun behandeling startte. Echter start het vaak al eerder, bij kinderen vanaf 7 jaar. De onderzoekers bekritiseren dit en zeggen dat men vaak langer zou moeten wachten omdat het gebit zich spontaan kan herstellen op zo’n jonge leeftijd.

Spontane correctie

Dr. Spassov zegt hierover: “Dat weten we al uit het langetermijnonderzoek […] dat bijvoorbeeld een eenzijdige kruisbeet vaker wordt waargenomen bij jongere kinderen dan bij oudere. Deze daling duidt op een spontane correctie.”

Informatie voor ouders

Dit wordt bevestigd door de vergaarde data: zo’n 32% van de 7-jarigen heeft kruisbeet tegenover 10.4% bij de 11-jarigen. Dr. Braun eist daarom dat ouders eerst worden geïnformeerd over de mogelijkheid van zelfcorrectie voordat een orthodontische interventie wordt gestart.

Onnodige ingrepen voorkomen

Hij wil het niet hebben over “Behandeling ja of nee” maar “Behandel onmiddellijk of wacht en observeer tot de kinderen 11 jaar oud zijn”. Zo kunnen onnodige ingrepen worden voorkomen wat gewaardeerd wordt door het kind en de verzekeraar die de interventie moet financieren.

Kostbare aanvullende diensten

Verder bekritiseren Barun en Spassov de kostbare aanvullende diensten die rechtstreeks aan de orthodontist worde gefactureerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld minder zichtbare of betere beugels die geen wetenschappelijk bewezen voordeel hebben.

Medische noodzakelijkheid

Volgens hen is er geen hulp om je op de medische noodzakelijkheid te oriënteren en zo een weloverwogen (financiële) keuze te kunnen maken. Dr. Braun zegt hierover dat we “dringend behoefte [hebben] aan meer transparantie en een onafhankelijk beoordelingsorgaan dat ouders in staat stelt de medische voordelen van aanvullende diensten correct te classificeren”.

Studie tot 2023

De studie registreert het verloop van orthodontische behandelingen over een periode van vier jaar in Duitsland. Het eindrapport is gepland voor 2023.

Bron:
hkk

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
frameprothese

Ontwerpen en opstellen van een frameprothese

Er zijn diverse systemen om in de partieel betande kaak de relatie te beschrijven tussen diasteem en pijlerelement(en). De New Yorkse tandarts dr. Edward Kennedy heeft al in 1923 een systematiek voorgesteld, die in 1928 in boekvorm (Partial Denture Construction) is verschenen. Dit systeem, de Kennedy-classificatie, is nog steeds actueel en wereldwijd het meest gebruikte systeem.

Verslag van de lezing van Ludovic Beckers, Hoofd Tandtechniek bij laboratorium Uni-Dent, gelieerd is aan de KU Leuven, over de ontwerpregels voor het voorspelbaar ontwerpen en opstellen van een frameprothese.

Een frame prothese is een partiële prothese (pp), bestaande uit een gegoten metalen skelet en kunstharszadels met kunstelementen. Aan het metalen skelet onderscheidt men ankers, een of meer zadelrasters, een links-rechtsverbinding (major connector) en enkele verbindingselementen (minor connectoren) die de ankers met de major connector of het zadel verbinden. Door middel van de ankers wordt de verbinding met de pijlerelementen tot stand gebracht. Voor steun, retentie en stabiliteit is de frameprothese in grote mate van deze verbinding afhankelijk
Bron: De partiële prothese: Uitgangspunten bij de diagnostiek en de behandeling van het gemutileerde gebit, Dr. P.G.F.C.M. Battistuzzi et al. Tweede herziende druk

Classificatie Kennedy ontwerp van het frame

  • Uitneembare prothese (RPD)
  • Kauwkrachten en trekkrachten (+/-)
  • Tandvleesgesteund (resiliëntie 1000μ)
  • Tandgesteund (ligament 50μ)
  • Implantaatgesteund (bot 10μ)
  • Biomechanica

Classificatie van Kennedy (1923)

De classificate is ontwikkeld voor:

  • Communicatie omtrent toestand van orale caviteit
  • Opmaken van een combinatielijst tussen tanden en diastemen
  • Aanleren van de ontwerpregels, als hulpmiddel
  • Opstellen van een goed behandelplan om op de moeilijkheden, eigen aan ieder specifiek ontwerp, beter te anticiperen
  • Maken van een adequate prothese die voldoet aan specifieke occlusale belasting

Wanneer toe te passen?

  • Partieel edentate kaken
  • Gevallen waarbij tanden ontbreken
  • Groepering per diasteem

Vereisten van een classificatie

  • Visualisering van partiële betanding
  • Differentiatie tussen tand-gesteunde en tandvlees-gesteunde protheses
  • Doet dienst als leidraad of gids voor het type ontwerp
  • Universeel aanvaard

Oorzaken van tandverlies

  • Cariës
  • Marginale parodontale aandoeningen
  • Cariës en marginale paropathologie
  • Trauma
  • Orthodontische achtergrond
  • Prothetisch behandelplan
  • Gekipte en geïmpacteerde verstandskiezen
  • Andere oorzaken

Bron: NTT 2011, D.J. Witter

Classificatie van Kennedy 

Klasse I: Bilateraal vrije-eind

  • Bilateraal ontbrekende elementen
  • In een boog, tweezijdig
  • Geen tand distaal van het diasteem
  • Posterieur zadel

Klasse II: Unilateraal vrije-eind

  •  Unilateraal ontbrekende elementen
  • In een boog, eenzijdig
  • Geen tand distaal van het diasteem

Klasse III: Laterale onderbreking

  • Unilateraal begrensd
  • Lateraal diasteem
  • Een of meerdere tanden
  • Een pijler anterieur en een pijler posterieur

Klasse IV: Frontale onderbreking

  • Meest voorkomend in de bovenkaak
  • Diasteem over twee kwadranten, over de anterieure middellijn
  • Bilateraal begrensd

Onderdelen partiële prothese

Een partiële prothese bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Major connector

Het deel van de uitneembare partiële prothese dat de onderdelen van een boogzijde verbindt met de andere zijde.

  • Maxilla: palatale plaat, AP beugel, anterieure palatale beugel
  • Mandibula: linguale beugel, labiale beugel, linguale plaat

2. Minor connector

De verbindingsschakel tussen de major connector of basis van de partiële prothese en de andere elementen van de prothese, zoals klemmen, indirecte ankers, occlusale en cingulaire steunen.

Vereisten

  • Rigide voor uniforme krachtspreiding
  • Niet indrukbaar, niet buigbaar
  • Ieder mucosaal oppervlak op hoogglans

3. Indirect anker

Het deel van een uitneembare prothese dat het actieve anker ondersteunt bij het voorkomen van het loskomen van het distaal of mesiaal zadel bij inwerking van zowel positieve als negatieve krachten

4. Occlusale steun

Met het opvangen van de positieve verticale kauwkrachten van de pp door de pijlerelementen wordt voorkomen dat de prothese in de mucosa wegzakt. Door gebruik te maken van steunpunten over meerdere elementen, worden de kauwkrachten verdeeld over een zo groot mogelijk parodontaal oppervlak. Daarbij is een belasting langs de lengte-as te prefereren omdat de pijlerelementen in die richting de grootste weerstand tegen verplaatsing bieden. Daarnaast zorgt deze steun ervoor dat in verticale zin de relatie tussen restgebit en pp wordt gehandhaafd.

Bron: De partiële prothese: Uitgangspunten bij de diagnostiek en de behandeling van het gemutileerde gebit, Dr. P.G.F.C.M. Battistuzzi et al. Tweede herziende druk

  • Transfereert kracht naar de pijlertand
  •  Voorkomt resiliëntie (cervicaal)
  • Stabiliseert de actieve arm in de correcte positie 2.4 mm (gemiddelde klemdikte)

5. Basis

Het deel van de prothese dat steunt op het basaal weefsel en waaraan de tanden worden
bevestigd.

6. Tanden

Functie:

  • Voorkomen migratie van restgebit
  • Behoud interocclusale ruimte/afstand
  • Herstel kauwfunctie
  • Esthetische aspecten
  • Fonetiek

7. Actief anker

Geeft retentie en voorkomt dislocatie van de prothese, functie klem: stabiliteit, retentie en
steun.

  • Pijlerelement
  • Starre steunarm: boven of op de meetlijn (equator)
  • Flexibele retentiearm:0,5 mm-1mm onder meetlijn
  • Meer naar cervicaal

Ontwerpen frames

Bij het ontwerpen van een frameprothese dient met een aantal uitganspunten rekening te worden gehouden. Deze betreffen:

  • Keuze van de pijlerelementen
  • Plaats en vormgeving van de verankering
  • Systematiek van het verankeren

Bron: De partiële prothese: Uitgangspunten bij de diagnostiek en de behandeling van het gemutileerde gebit, Dr. P.G.F.C.M. Battistuzzi et al. Tweede herziende druk

Als dit is bekeken, worden vervolgens worden de volgende stappen doorlopen voor het ontwerpen van het frame.

Onderdeel Doel
Bestuderen studiemodellen
* Beoordeel diagnostische tandopstelling
Interocclusale ruimte, articulatie, occlusale curven
* Esthetiek, verandering maxillo-mandibulaire relatie
Selectie pijlerelementen
* Surveyen met parallellometer
Locatie kantellijnen
* Inzet- en uitneemrichting (geleidingsvlakken) meetlijnen
Bepalen major connector
* Bepalen minor connectors/ankers
Frontopstelling voor locatie afsluitrand
* Natuurlijk mondreiniging, mondverzorging vriendelijk
Bepalen prothese elementen
* Modificeren theorie idea/praktijk optima
Locatie, aantal, materiaal
* Optimaal geïndividualiseerd ontwerp
Slijpen pijlerelementen op studiemodel Voorspelbaar werken in de mond

Bron: NTT 2011 D.J. Witter

Retentie en frictie

De weerstand waaraan 2 lichamen onderhevig zijn bij inwerking van negatieve krachten.

  • Retentie: klik houvast
  • Frictie: wrijving

Krachten

Positieve krachten (groot)

  • naar mucosa toe
  • rotatieas, rotatielijn

Negatieve krachten (beperkt)

  • trekkrachten, los en weg van mucosa
  • hefboom

Star vs. krachtbrekend

Star (solide)

  • Parodontale (dentale) afsteuning
  • Kantellijnen (verbinding tussen 2 occlusale steunen tussen 2 kwadranten) maximaal uit elkaar

Krachtbrekend (resiliënt)

  •  Mucosale naast dentale afsteuning
  • Kantellijnen minimaal uit elkaar

Klasse I & II: parodontaal & dentaal gedragen (muco-dento porte)

  • Contact edentaat zadel als steun
  • PMMA basis mandibula
  • Metaal basis maxilla
  • Groot protheselichaam voor krachtendistributie

Klasse II & IV: dentaal gedragen (dento porte)

  • Enkel passief crista contact
  • PMMA of metaal basis
  • Comfort
Criterium Star Krachtbrekend
Aantal pijlertanden Groot Gering
Parodontale status Goed Matig
Aantal op te stellen elementen Gering Groot
Protheseoppervlak Gering Groot
Uitbreiding zadel Groot Klein
Resiliëntie mucosa Gering Groot

Bron: NTT 2011, D.J. Witter

Ludovic Beckers, is Hoofd Tandtechniek bij laboratorium Uni-Dent, dat gelieerd is aan de KU Leuven.

Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de lezing van Ludovic Beckers tijdens de zomerafsluiting van Elysee Campus.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Tandprothese | techniek, Thema A-Z
Tandartsen hebben nog steeds minder vaak COVID-19 dan andere gezondheidswerkers

Tandartsen hebben nog steeds minder vaak COVID-19 dan andere gezondheidswerkers

Een lager percentage tandartsen in de Verenigde Staten is besmet (geweest) met COVID-19 dan andere eerstelijnsgezondheidswerkers, meer dan een jaar nadat de pandemie daar verscheen. Dit blijkt uit een onderzoek van de American Dental Association Science & Research Institute and Health Policy Institute.

Voortzetting van eerder rapport

De studie is een voortzetting van het eerste grootschalige rapport van incidentiecijfers van COVID-19 onder tandartsen in de VS dat in oktober 2020 werd gepubliceerd. Het onderzoek had als doel de cumulatieve prevalentie van de ziekte onder tandartsen te bepalen, de maandelijkse incidentie te berekenen en de mate van het gebruik van bepaalde infectiebeheersingspraktijken te beoordelen.

Online enquête

De resultaten zijn gebaseerd op online enquêtegegevens die zijn verzameld van 8 juni tot 13 november 2020. 2.196 Amerikaanse tandartsen van privé- en openbare praktijken beantwoordden vragen over de COVID-19-testen die ze hebben ondergaan, de symptomen die ze hebben ervaren en de infectiepreventieprocedures die ze in hun praktijk hebben gevolgd.

2,6 procent

Het cumulatieve infectieprevalentiepercentage was 2,6% over de periode van zes maanden. De incidentiecijfers varieerden van 0,2% tot 1,1% per maand met een gemiddelde van 0,5%. Ter vergelijking: ander onderzoek geeft aan dat de cumulatieve prevalentie voor Amerikaanse gezondheidswerkers varieerde van 3,3% voor in Chicago gevestigde ziekenhuisartsen tot 35,3% voor in de VS gevestigde spoedeisende geneeskunde, volgens de ADA.

Praktijk zelden besmettingsbron

In totaal meldden 57 tandartsen ooit een COVID-19-diagnose te hebben ontvangen. De waarschijnlijke bron van de infectie werd in 23 van die gevallen geïdentificeerd via contactonderzoek door een gezondheidsinstantie of kliniek, waarbij in twee gevallen was de tandartspraktijk als infectieplaats naar boven kwam.

Aerosolgenererende procedures

Omdat veel tandheelkundige procedures aerosolen genereren werd aanvankelijk aangenomen dat het beoefenen van tandheelkunde een hoog risico op SARS-CoV-2 inhield voor tandartsen. Tijdens de onderzoeksperiode steeg het percentage tandartsen dat dergelijke procedures desondanks uitvoerde van 92,8% in de eerste maand tot 98,4% in de laatste maand.

Infectiepreventie

Minstens 99,7% van de tandartsen zei dat ze elke maand uitgebreide infectiepreventie- en -controlestrategieën in hun praktijk toepasten. Veel gemelde maatregelen zijn het screenen van personeel en patiënten op COVID-19, desinfectie tussen patiëntafspraken en het aanmoedigen van afstand tussen patiënten.

Naleven van strikte protocollen

“Deze studie toont een hoge mate van screening van patiënten vóór de afspraak en passende maatregelen voor infectiebeheersing gedurende de onderzoeksperiode, wat aantoont dat het naleven van zeer strikte protocollen voor uitgebreide infectiebeheersing helpt om hun patiënten, hun tandheelkundige team en zichzelf te beschermen”, aldus de hoofdauteur van het rapport.

Toekomstig onderzoek

Toekomstig onderzoek is gericht op de belemmeringen en facilitatoren voor het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) volgens de aanbevelingen van de U.S. Centers for Disease Control and Prevention. Ook willen de onderzoekers de beschermingsniveaus tegen COVID-19 te bestuderen die worden geboden door verschillende niveaus van PBM-gebruik en infectiebeheersingsprocedures.

Bron:
Journal of the American Dental Association

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Checklijst - rooster

Medische screening bij de tandarts? Patiënten staan er voor open

Patiënten staan open voor het krijgen van algemene medische screening bij hun tandarts. De resultaten van recent onderzoek pleiten voor een bredere rol voor tandartsen bij het identificeren van aandoeningen bij patiënten met een hoog risico.

In een enquête onder 573 mensen is 89% bereid om hun tandarts hun bloeddruk te laten meten. 82,9% is bereid laboratoriumonderzoeken te ondergaan voor medische aandoeningen. Dat melden onderzoekers uit Saoedi-Arabië in een artikel dat op 2 februari werd gepubliceerd in het open access-tijdschrift Dovepress.

Grote bereidheid

“In overeenstemming met de bevindingen van andere onderzoeken, ontdekten we dat een groot percentage van de deelnemers bereid was bloeddrukonderzoek, laboratoriumtests en speekselmonsters af te nemen en de resultaten met de tandarts te bespreken”, schrijft de onderzoeksgroep onder leiding van Dr. Azizah Bin Mubayrik van King Saud University in Riyadh.

Het onderzoek werd uitgevoerd om te bepalen of patiënten er open voor staan om meer zorg in tandartspraktijken te krijgen. Onderzoek suggereert dat mensen blij zijn met tandartsen die screening aanbieden voor chronische aandoeningen zoals diabetes en hartaandoeningen. Maar tot nu toe was er minder duidelijkheid over hoe het zou werken voor een breder scala aan aandoeningen.

Voldoende voorlichting nodig

Hoewel er veel potentiële voordelen zijn aan tandheelkundige screening in de praktijk, is het cruciaal dat patiënten daar ook voor open staan, stellen de schrijvers.

“Het implementeren van deze strategie kan helpen bij de vroege diagnose en preventie van ziekten en complicaties, of het vertragen ervan”, schrijven ze. “Patiënten moeten echter voldoende medische voorlichting krijgen over deze aandoeningen en over screening in tandheelkundige klinieken.”

Resultaten enquête

De enquête bevatte ook vragen over demografische gegevens en de bereidheid om bepaalde tests te doen. Het was in de Arabische taal en werd verspreid via Twitter, WhatsApp en andere sociale media. De enquête nam ongeveer vijf minuten in beslag en de meeste respondenten waren jonger dan 51 jaar.

De meeste deelnemers waren eerder naar de tandarts geweest (96,9%) en hadden geen ervaring met het ontvangen van medische consulten in deze setting (83,8%). De onderzoekers vonden de grootste bereidheid van respondenten wat betreft evaluaties van bloeddruk (89%), hypertensieonderzoek (85,7%) en diabetesscreening (83,1%) te ondergaan. De respondenten stonden ook open voor laboratoriumtests, waaronder bloed- en speekselmonsters. Ze meldden minder bereidheid om aidstests (68,9%) en eenvoudige biopsieën (54,6%) te ondergaan.

Ervaring vergroot bereidheid

Een analyse van demografische gegevens toont aan dat respondenten tussen de 41 en 50 jaar eerder open staan voor screening dan de leeftijdsgroep van 20 tot 30 jaar. Eerdere ervaring met huisartsenzorg – een consult, verwijzing of biopsie – bij de tandartspraktijk gaat ook gepaard met een grotere bereidheid.

“Dit kan erop wijzen dat voorlichting en betrokkenheid van de patiënt nodig zijn om de voordelen van deze strategie in te zien”, schrijven Bin Mubayrik en collega’s. “Studies hebben aangetoond dat patiëntenvoorlichting het vertrouwen verhoogt en de mondgezondheid verbetert.”

De auteurs benadrukken de noodzaak van training in medische screening in het tandheelkundige curriculum en door middel van permanente medische educatie. “Er is een sterke behoefte om de voordelen van meer samenwerking tussen tandheelkunde en andere zorgberoepen te benadrukken”, suggereren ze. “Om meer acceptatie van screening in de tandartspraktijk te realiseren, moeten gemeenschapsonderwijsprogramma’s worden geïmplementeerd.”

Bron:
Dovepress

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Tand verplaatst naar kin van man en toont noodzaak om röntgenfoto van volledige mond te maken

De snijtand van een man verplaatste zich tijdens een verkeersongeluk naar een wel erg aparte plek – de kin. Pas na een tweede onderzoek werd het ontdekt en vervolgens operatief verwijderd. Dit benadrukt het belang van secundaire beoordelingen en scans van gezichtstrauma.

Tandverplaatsingen tijdens trauma

Wanneer tanden worden losgeslagen tijdens een trauma blijft het merendeel op de plek van verwonding. Soms komt de tand (deels) in de zachte weefsels terecht, meestal de boven- en onderlip. In zeldzame gevallen vindt de tand zijn weg naar de neusholte, luchtwegen of het maagdarmkanaal. Dit kan tot verschillende complicaties leiden, waaronder wondscheiding, fibrose en overlijden.

Onontdekte tand in kin

Het gebeurt nog minder vaak dat een tand zich door een breuklijn naar de kin verplaatst. Dit overkwam een man tijdens een verkeersongeluk. Dit werd eerst niet ontdekt, maar twee maanden na het ongeluk en daaropvolgende operaties aan zijn maxillofaciale gebieden kreeg de man een zwelling in zijn submentale ruimte die niet reageerde op antibiotica en analgetica. Hierop werd hij doorverwezen naar de afdeling voor mond- en kaakchirurgie.

Röntgenfoto toont oorzaak zwellling

Het vocht uit de zwelling bleek uit bloedige, dunne, geurloze massa cellen te bestaan. Een gedetailleerde röntgenfoto van de gehele mond en kaken toonde een verplaatste centrale snijtand die de zwelling bij de breukplaats veroorzaakte.

Operatieve verwijdering

Kaakchirurgen besloten om de tand met een laagsgewijze dissectie operatief te verwijderen. De tand werd ingesloten door een dikke vezelige bindweefselcapsule die volgens de auteurs in zijn geheel samen met de tand erin naar buiten kwam.

Tweede onderzoek is belangrijk

Het geval van de kin laat zien hoe belangrijk het is om een tweede onderzoek te doen en panoramische röntgenfoto te maken wanneer een persoon de spoedeisende hulp bezoekt met maxillofaciaal trauma, volgens de auteurs. In deze casus werd een secundair onderzoek namelijk waarschijnlijk genegeerd met alle gevolgen van dien.

Gebrek aan kennis

De auteurs speculeerden in hun publicatie in Trauma Case Reports dat de chirurgen de tand tijdens hun eerst onderzoek misten omdat ze niet goed thuis waren in het gebit of niet wisten dat een tweede onderzoek nodig was.

Mond- en kaakchirurgen zijn dus noodzakelijk als onderdeel van multidisciplinaire teams wanneer maxillofaciale verwonden zich voordoen. Een panoramische röntgenfoto “zou deel moeten uitmaken van elk [geval] die te maken heeft met tandheelkundig op maxillofaciaal trauma als aanvullen op de standaard CT-scan”, aldus de auteurs.

Bron:
Trauma Case Reports

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Vapen

Vapen verandert het orale microbioom en verhoogt het risico op infectie

Voor het eerst is aangetoond dat vapen het orale microbioom verandert. Een nieuwe studie onder leiding van onderzoekers van het NYU College of Dentistry heeft ook ontdekt dat gebruikers hierdoor vatbaarder zijn voor ontstekingen en infecties.

Steeds populairder

Elektronische sigaretten, waarin nicotine wordt geïnhaleerd in een damp, worden steeds populairder als vervanger van traditionele sigaretten. Waar van het laatste de negatieve gezondheidsgevolgen wat betreft tandvleesziektes en -ontsteking algemeen bekend zijn is dit nog niet het geval bij de elektronische variant.

Weinig data over schadelijkheid vapen

Er wordt gedacht dat vapen minder schadelijk is maar er zijn weinig data bekend over de gevolgen met name op de lange termijn. Volgens de onderzoekers is er een groeiend aantal mensen dat ziek wordt of sterft aan ziektes die verband houden met vapen en is het dus essentieel dat we meer leren over het effect van e-sigaretaerosols op het orale microbioom.

Onderzoek naar invloed vapen op microbioom

Ze onderzochten de damp van e-sigaretten en de invloed ervan op het orale microbioom en de gezondheid van het immuunsysteem. Daarnaast evalueerden ze hoe vapen de infectie-efficiëntie van orale pathogenen beïnvloedt met behulp van een nieuwe generator die e-sigaretaerosol kan produceren. Ook hebben ze pro-inflammatoire immuunmediatoren gemeten.

Veel tandvleesproblemen bij (e-)sigarettenrokers

In totaal werd het orale microbioom bestudeerd bij 119 deelnemers uit de groepen gebruikers van e-sigaretten, gewone sigarettenrokers en degenen die nog nooit hadden gerookt. Tandvleesaandoeningen of -infecties ware significant hoger bij sigarettenrokers (72,5%) dan niet-rokers (28,2%). Ook gebruikers van e-sigaretten hadden daar vaker last van (42,5%).

Overwicht van pathogenen

Daarnaast werden bij niet-rokers andere micro-organismes in de mond gevonden dan de andere twee groepen. Het overwicht van parodontale pathogenen bij rokers is een weerspiegeling van de aangetaste parodontale gezondheid zeggen de onderzoekers.

Ook lokale immuunomgeving beïnvloed

Het veranderde microbioom bij gebruikers van e-sigaretten beïnvloedt ook de lokale immuunomgeving van de gastheer in vergelijk met niet- en sigarettenrokers. De concentraties van bepaalde cytokines die betrokken zijn bij ontstekingsreacties waren sterk verhoogd bij vapers. Tenslotte waren epitheelcellen die aan aerosol werden blootgesteld vatbaarder voor infecties.

Verhoogd risico op orale ontsteking en infectie

“Onze studie suggereert dat het vapen van elektronische sigaretten verschuivingen in de orale omgeving veroorzaakt en in hoge mate de kolonisatie van complexe microbiële biofilms beïnvloedt, wat het risico op orale ontsteking en infectie verhoogt,” aldus een van de onderzoekers.

Bron:
iScience
NYU

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z