tandarts

Tandartsen ambivalent over ergonomie

Veel tandartsen weten wel dat ergonomie belangrijk is, maar doen daar vervolgens weinig mee. Voor haar thesis voor de masterstudie Ergonomie onderzocht ergonoom Amber Denekamp hoe tandartsen tegenover ergonomie staan en of er daarbij verschil is tussen startende en ervaren tandartsen. Dental INFO sprak met haar.

Waarom ben je de master Ergonomie gaan doen?

“Ik ben van huis uit bedrijfsoefentherapeut. Ik heb veel trainingen aan bedrijven gegeven en heb me later gespecialiseerd in tandartsen. Omdat ik meer wilde doen dan ‘alleen’ het inrichten van werkplekken en het geven van houdingsadvies, ben ik de master Ergonomie gaan doen. Ergonomie richt zich op veiligheid, gezondheid, comfort en doeltreffend functioneren van mensen in hun omgeving. Mijn specialisatie is daarnaast ergonomisch ontwerp. Dit pas ik toe in het begeleiden van tandartsen, maar ook breder, bij het begeleiden van mensen in andere fysieke beroepen.”

Wat was de reden om je thesis over dit onderwerp te doen?

“Ik zie gemiddeld honderd tandartsen per jaar. Ik merkte dat tandartsen meestal wel weten dat ze meer aan ‘ergonomie’ moeten doen, maar dat dat er in de praktijk niet van komt. Ik was benieuwd wat daar de reden van is. Je kunt zelf wel invullen hoe dat komt: geen tijd, geen zin, geen geld…, maar ik wilde er toch wat meer inzicht in hebben. Ik wilde ook weten of er verschil is tussen startende tandartsen en routiniers.”

Hoe heb je je onderzoek aangepakt?

“Voor het onderzoek heb ik elf tandartsen geïnterviewd tussen de 26 en 57 jaar. Daarvan waren er drie junior en acht senior. Ik heb ze gevraagd hoe ze zelf over ergonomie denken, wat ze er van weten, of ze fysieke klachten hebben en hoe ze denken dat die van invloed zijn op hun inzetbaarheid op de lange termijn.
Daar komt natuurlijk een hele berg data uit die ik heb geanalyseerd en naast bestaande literatuur heb gelegd. Belangrijk om te vermelden is dat mijn onderzoek kwalitatief is en met een relatief kleine sample. Hoewel de bevindingen in lijn zijn met literatuur, is het niet de bedoeling dat de bevindingen geëxtrapoleerd worden over de gehele populatie tandartsen. Wel denk ik dat het een goede en belangrijke inkijk geeft in de rol van ergonomie in de praktijk, en de motivaties die daar aan ten grondslag liggen.”

Wat waren de resultaten?

“De data laten zien dat er een soort ambivalentie is over ergonomie. De tandartsen weten allemaal wel dat het belangrijk is, maar er zijn heel veel andere dingen die ze belangrijker vinden. Bijna alle tandartsen zeggen dat er op de universiteit niet veel aandacht werd besteed aan ergonomie. Ze komen er pas later achter dat het toch wel belangrijk is. Maar dan nog willen ze alleen ergonomische principes toepassen als hun omgeving daar geen last van heeft. De kwaliteit en het tempo van het werk gaan voor. Zelfs als dit willens en wetens ten koste gaat van de eigen gezondheid en het eigen welzijn. Sterker nog, het wordt gezien als een kenmerk van een ‘goede tandarts’ om meer aan de patiënt en de kwaliteit van het werk, dan aan het eigen welzijn te denken. Dit leidt tot een sterke beroepsnorm en sociaal gedrag, wat een negatief effect heeft op het aanleren van gezond werken en het gebruiken van ergonomische principes. Klachten worden als ‘part of the job’ gezien.”

En als ze klachten krijgen?

“Als er klachten zijn, of als tandartsen zich druk maken over hun inzetbaarheid, dan wordt vaak wel snel gedacht aan ergonomie. Dat is die ambivalentie. Ergonomisch werken wordt als bijna onbelangrijk gezien tót er klachten ontstaan, en dan ineens lijkt dat het eerste waar tandartsen naar grijpen. Tandartsen proberen dan de opgedane basiskennis beter in de praktijk te brengen en meer te sporten of te bewegen. Ze passen de werkwijze aan of gaan voorzieningen gebruiken waarvan ze denken dat dit een positief effect heeft, zoals loepbrillen en specifieke stoelen.“

Hoe zit het met de kennis van ergonomie bij tandartsen?

“Het onderzoek wijst uit dat de meeste tandartsen de basisbegrippen wel kennen, maar niet altijd weten hoe ze het moeten toepassen. Vaak is de kennis grotendeels theoretisch, en de vertaalslag naar de eigen praktijk is lastig om te maken. Sommige tandartsen leren graag van enthousiaste collega’s.”

Welke factoren zijn van invloed op de inzetbaarheid van tandartsen?

“Veel tandartsen in mijn onderzoek gaven aan het werk mentaal te weinig stimulerend te vinden. Het werk wordt ervaren als erg praktisch en soms als monotoon. Soms zoeken tandartsen dan ook een andere baan of een hobby naast het werk, om dit uit te balanceren. In relatie tot de duurzame inzetbaarheid wordt dit soms als een probleem ervaren. Sommige tandartsen zien zichzelf daardoor het werk niet volhouden tot aan het pensioen. Vooral patiëntcontact en liefde voor technisch werk wordt dan weer gezien als positieve invloed. Opvallend hierbij is dat in mijn onderzoek op dit vlak weinig verschil was tussen juniors en seniors. Ook juniors ervaren het werk soms als ‘te praktisch’ en monotoon.”

Gedragen juniortandartsen zich wel anders dan seniortandartsen?

“Juniortandartsen geven over het algemeen aan dat ze gewoon veel te druk zijn met het werken aan hun techniek. Het leren om tandarts te zijn kost zoveel energie dat ze eigenlijk helemaal geen tijd hebben om zich bezig te houden met hun eigen werkhouding. Eerst komt het leren van de techniek, dan het zorgen voor de patiënt en daarna pas hun eigen welzijn. Daar beginnen ze vaak pas over na te denken als klachten ontstaan.”

Welke klachten komen het meeste voor?

“Rugklachten, schouderklachten en nekklachten. Daarnaast ook wel klachten aan handen en vingers. Ze komen vaak voort uit houding, techniek en werkdruk, maar ook een goede patiëntplaatsing is essentieel. De klachten ervaar je bijvoorbeeld doordat je verkeerd zit, maar dat je zo zit kan komen doordat je techniek niet goed is, dat je niet de goede hulpmiddelen gebruikt of dat je patiënt niet goed geplaatst is.”

Hoe kunnen klachten voorkomen worden?

“Jonge tandartsen moeten echt de tijd nemen om een goede werktechniek aan te leren. Dat is heel moeilijk, omdat het een complexe motorische vaardigheid is. Als het op een goede manier aangeleerd wordt, voorkomt dat mogelijk klachten op latere leeftijd. Het is belangrijk dat universiteiten daar ook voldoende aandacht aan besteden. Op de universiteit moet mijns inziens niet alleen een vak worden geleerd, maar ook hoe het op lange termijn vol te houden is. Veel (niet alle!) deelnemers ervaarden dat er op de universiteit hier te weinig aandacht voor was. In mijn thesis kwam naar voren dat tandartsen die wel leren over ergonomisch werken, dit later, bijvoorbeeld bij klachten, veel makkelijker kunnen toepassen. Dit is ook mijn ervaring in de praktijk.”

Heb je tips voor tandartsen?

“Een tandarts kan zichzelf bepaalde basisvaardigheden aanleren. Goed kunnen werken met indirect zicht is bijvoorbeeld echt een vereiste. En goed samenwerken met je assistent (four handed dentistry) ook. Dit gebeurt nu vaak veel te weinig. Een ervaring uit de praktijk: assistenten kunnen veel beter samenwerken dan tandartsen. Ik denk dan ook dat het van belang is dat in het behandelteam veel meer overleg is. Dit komt beiden ten goede. Probeer ook voldoende afwisseling te zoeken in je werkzaamheden. Wissel zittend en staand werken af, maar zorg ook voor afwisseling in soorten behandelingen (door een goede agendaplanning). Daarnaast is het belangrijk om goed materiaal te hebben en ergonomische principes toe te passen. Volg daar zo nodig een cursus in.”

Interview door Yvette in ’t Velt met ergonoom Amber Denekamp over haar thesis How and why do the knowledge, beliefs, and practice towards ergonomics differ between junior and senior dentists and how is this perceived to influence sustainable employability?

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z
Wortelkanaal

Van feilen leren: de indicatie voor de endodontische herbehandeling

Iedere tandarts wordt regelmatig geconfronteerd met problemen aan reeds eerder endodontisch behandelde gebitselementen. In dit verslag worden de meest voorkomende oorzaken van het niet-genezen van periapicale ontstekingen op een rijtje gezet, zodat u de indicatie voor de herbehandeling nauwkeuriger kunt bepalen.

De uitkomst van een wortelkanaalbehandeling is vooraf vaak goed in te schatten. Geen wonder, want de kanaalbehandeling kent een hoog succespercentage. Toch wordt iedere tandarts regelmatig geconfronteerd met problemen aan reeds eerder endodontisch behandelde gebitselementen. De oorzaak van die problemen is meestal gelegen in een tekortkoming van de vaak jaren eerder uitgevoerde behandeling. In dit verslag worden de meest voorkomende oorzaken van het niet-genezen van periapicale ontstekingen op een rijtje gezet, zodat u de indicatie voor de herbehandeling nauwkeuriger kunt bepalen en u met meer vertrouwen een endodontische revisie uit kunt voeren.

Doel endodontologie

Over het algemeen wordt gedacht dat de endodontologie zich met name richt op het behandelen of voorkomen van een parodontitis apicalis. Dat klopt, maar het is meer dan dat. Endodontologie richt zich namelijk op een langdurig behoud van een element. Door een endodontische (her)behandeling uit te voeren wordt de prognose/levensduur van het gebitselement bevordert.

Succespercentage wortelkanaalbehandeling

Eriksen et al. (2008) keek in zijn onderzoek naar het succespercentage van de wortelkanaalbehandeling. De resultaten, gebaseerd op klinische studies, lieten zien dat het succespercentage hoog is: bij meer dan 86% verdwijnt de apicale radiolucentie (of, wanneer deze vooraf niet aanwezig was, ontstond deze niet). Opvallend aan deze studie is dat er in de afgelopen 60 jaar weinig vooruitgang is geboekt. Daarnaast is het opvallend dat het succespercentage, gebaseerd op de resultaten van de epidemiologische onderzoeken (dus niet op de klinische onderzoeken), veel lager ligt (namelijk op 63%).
De Cleen et al. (1993) deed onderzoek aan de hand het bestuderen van van OPT’s van 184 patiënten en concludeerde dat bij 50% van de wortelkanaalbehandeling sprake was van onvoldoende kanaalvulling, daarnaast toonde 40% van de endodontisch behandelde elementen een zwarting. Peters et al. (2011) deed een vergelijkbare studie waarbij de OPT’s van 178 patiënten bestudeerd werden. In haar studie had 56% van de endodontisch behandelde elementen onvoldoende kanaalvulling, waarvan 24% een apicale zwarting toonde.

Postoperatieve periapicale pathologie

Oorzaak van postoperatieve periapicale pathologie

Postoperatieve periapicale pathologie komt dus vrij vaak voor. Wat is hiervan de oorzaak? Mogelijke oorzaken zijn:

  • Persisterende infectie van het wortelkanaalstelsel

In een studie van Molander et al. (1994) werden 99 endodontisch behandelde elementen met apicale zwarting onderzocht. Bij 65 elementen (66%) was er sprake van een infectie. In totaal werden er 109 verschillende bacteriestammen geteld, waarvan 61% facultatief anaeroob en 39% obligaat anaeroob.

  • Infectie door coronale lekkage (reïnfectie)

Ray et al. (1995) concludeerde aan de hand van zijn resultaten dat de kwaliteit van de restauratie een grote invloed heeft op het slagen van de wortelkanaalbehandeling (goede endo, goede restauratie = 9% zwarting; slechte endo, goede restauratie = 32% zwarting; goede endo, slechte restauratie = 56% zwarting; slechte endo, slechte restauratie = 82% zwarting). Bij endodontologie gaat het dus niet alleen om een goede kanaalvulling maar ook om een goede restauratie, oftewel: het waarborgen van het kanaal.

  • Extraradiculaire infectie

In een studie van Sunde et al. (2002) werden 36 elementen met een persisterende periapicale laesie onderzocht. Van deze elementen waren 35 apicale laesies positief voor micro-organismen (148 verschillende bacteriestammen, 67 species, 51% anaeroob, 80% gram-positief). Soms ligt de oorzaak van deze apicale laesies dus buiten het wortelkanaal, in die gevallen is curettage (apexresectie) geïndiceerd.

  • Vreemdlichaamreactie

Bij het onderzoeken van het weefsel na apicale chirurgie komt het wel eens voor dat er cholesterolkristallen en cholesterolspleten worden gevonden, dit is een vreemdlichaamreactie.

  • Apicale cyste

De aanwezigheid van een radiculaire cyste kan ook de oorzaak zijn van een persisterende zwarting.

  • Apicaal litteken

Bij laterale bovenincisief is de kans op de aanwezigheid van een apicaal litteken het grootst, dit is een gevolg van de anatomie.

  • Verticale wortelfractuur

Een verticaal wortelfractuur kan ook een oorzaak zijn van een persisterende infectie.

  • Andere afwijkingen (carcinomen)

De aanwezigheid van carcinomen komen gelukkig zeer zelden voor. Het is echter wel belangrijk hier bedachtzaam op te zijn.

Gebruik van CBCT

Het is vaak lastig om aan de hand van een standaard röntgenfoto de kwaliteit van de wortelkanaalbehandeling te beoordelen omdat je te maken hebt met een tweedimensionaal beeld. Een CBCT geeft in de meeste gevallen een beter beeld. Met de inzetbaarheid van een CBCT kan er makkelijker een diagnose worden gesteld en er beter beoordeeld worden of er een herbehandeling geïndiceerd is.

Succes endodontische herbehandeling

Vaak is een persisterende infectie van wortelkanaalstel of een infectie door coronale lekkage (reïnfectie) de oorzaak van een persisterende zwarting. Ng et al. (2011) onderzocht de kans op genezing na het uitvoeren van een niet-chirugische endodontische herbehandeling. De resultaten lieten zien dat de kans op genezing groot is (77%).

Lastigheid bij endodontische herbehandeling

Endodontische herbehandelingen zijn vaak lastiger dan primaire wortelkanaalbehandelingen. Dit heeft te maken met de aanwezigheid van factoren die het onmogelijk maken het kanaal goed schoon te maken. Daarnaast is de bacterieflora bij een herbehandeling vaak veel hardnekkiger.

Indicaties voor herbehandeling

Doornbusch et al. (2002) deed een interessant onderzoek. Voor zijn studie werden 300 röntgenfoto’s van patiënten die waren verwezen voor apicale chirurgie beoordeeld door een kaakchirurg, algemeen practicus en een tandarts-endodontoloog. Zij moesten beoordelen of het betreffende element ook anders behandeld kon worden. De resultaten lieten zien dat volgens de kaakchirurg 41% van de elementen herbehandeld moest worden, de algemeen practicus vond dat bij 67% en de tandarts-endodontoloog bij 80%. De behandelkeuze is dus afhankelijk van het specialisme van de behandelaar.
Reit et al. (1984) vroeg voor zijn onderzoek 33 ervaren tandartsen om 35 röntgenfoto’s van endodontisch behandelde elementen te beoordelen. Zij moesten per element het volgende aangeven: 1-geen behandeling geïndiceerd; 2-monitoren, controle over 1 jaar; 3-herbehandeling; 4-chirurgie; 5-extractie. Uit het onderzoek kwam naar voren dat geen enkel element hetzelfde werd beoordeeld en daarnaast was er geen enkele tandarts die hetzelfde dacht als een van zijn of haar collega’s. Kortom: de bril waar je door kijkt heeft invloed op je behandelkeuze.

Herbehandeling versus apexresectie

Del Fabbro et al. (2008) publiceerde een Cochrane review waarin de resultaten van de herbehandeling werden vergeleken met die van de apexresectie. Zijn studie liet zien dat er maar drie studies konden worden geïncludeerd, waarvan twee studies waren uitgevoerd door dezelfde onderzoeker (zelfde onderzoeksgroep).

Kvist & Reit (1999) vergeleken de succespercentages van de apexresectie met die van de herbehandeling. Patiënten werden ingeloot per groep (groep 1: apexresectie; groep2: endodontische herbehandeling). In de eerste periode na het uitvoeren van de behandeling leek de apexresectie de beste behandelresultaten te hebben. Na vier jaar was er echter sprake van een vergelijkbaar succespercentage. Het verschil in succes in de beginperiode kan worden verklaard doordat het behandelresultaat na een apexresectie sneller te zien is op een röntgenfoto. Het is goed om te beseffen dat de geïncludeerde patiënten van dit onderzoek ongeveer 30 jaar geleden werden behandeld, er is momenteel nog geen vergelijkbare studie verschenen.

Een recentere studie Torabinejad van et al (2009) liet de succespercentages zien van de apexresectie en de endodontische herbehandeling na 2-4 jaar en na 4-6 jaar. De resultaten lieten zien dat in eerste instantie de apexresectie de beste behandelkeuze lijkt te zijn (succes: apexresectie 77,8%; herbehandeling 70,9%). Echter op lange termijn is het succespercentage van de herbehandeling hoger (succes: apexresectie 71,8%; herbehandeling 83%). Het is goed om te weten dat de verschillen tussen de behandelmethodes niet heel groot zijn en dat deze niet zijn gebaseerd op recente onderzoeken.

Bovenstaande studies geven de behandelaar een handvat om de juiste behandelkeuzes te maken voor de patiënt. Het is echter erg belangrijk om te beseffen dat veel onderzoeksresultaten niet recent zijn en niet zijn gebaseerd op de nieuwste technieken (o.a. gebruik van microscoop, CBCT). De keuze moet dus niet alleen gebaseerd worden op wat bekend is uit de literatuur, er moet ook gekeken worden naar patiënt- en element gebonden factoren, de kennis en kunde van de behandelaar en de wens van de patiënt (o.a. kosten/verzekering).

 

Michiel de Cleen studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert nu 20 jaar een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres De endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Poster: de invloed van vitamine D op de mondgezondheid van kinderen

Poster: de invloed van vitamine D op de mondgezondheid van kinderen

Wat is de invloed van de vitamine D-status in het lichaam op de mondgezondheid van kinderen? Dat onderzochten studenten Mondzorgkunde aan de Hogeschool Utrecht, Ada van Kooten en Emma de Klonia, in hun afstudeeronderzoek.

Met hun literatuuronderzoek wilden Van Kooten en De Klonia antwoord verkrijgen op hun hoofdvraag: “Wat is de invloed van vitamine D-status in het lichaam op de mondgezondheid van kinderen?” De hoofdvraag is opgedeeld in harde en zachte weefsels in de mond van het kind vanaf de embryonale fase tot 19 jaar oud. Met de resultaten kan aan (mond)zorgprofessionals en patiënten evidence-based informatie worden gegeven.

Engelstalige literatuur

Er is gezocht naar relevante Engelstalige literatuur, gepubliceerd vanaf 2020 in de databanken Medline, Dentistry and Oral Sciences en Embase. Er is gezocht naar randomized controlled trials, controlled trials, case-control-, cohort-, cross-sectionele en case studies. Er is geselecteerd op een patiëntdoelgroep vanaf embryo van de zwangere vrouw tot gezonde kinderen van 19 jaar. Als interventie is gezocht op vitamine D suppletie en/of uitkomst hoeveelheid vitamine D in het lichaam (indicator: 25-hydroxy vitamine D; afgekort 25(OH)D).

De verkregen resultaten zijn onafhankelijk en individueel gescreend en geselecteerd op basis van titel, abstract en full-text. Wanneer de studiepopulatie kinderen vanaf de embryonale fase tot 19 jaar oud betrof met als interventie vitamine D suppletie of serum 25(OH)D-uitkomstwaarden en uitkomst mondgezondheid, werden ze geïncludeerd en beoordeeld op methodologische kwaliteit aan de hand van de beoordelingsformulieren van het Joanna Briggs Institute.

Van de 134 artikelen die werden gescreend voldeden er 11 aan de gestelde criteria en werden geïncludeerd in dit literatuuronderzoek. De uitkomsten cariës, glazuurafwijkingen en aften werden onderzocht binnen de geïncludeerde studies.

Reductie van cariës en glazuurafwijkingen

Uit de resultaten blijkt dat serum 25(OH)D-waarden boven de grens van 30 nmol/L significant (P<0,05) geassocieerd waren met een reductie van cariës en glazuurafwijkingen. Wat betreft zachte weefsels bleken de serum 25(OH)D-waarden significant lager bij recidiverende afteuze stomatis dan de gezonde controlegroep (P=0.002).

Poster: de invloed van vitamine D op de mondgezondheid van kinderen
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Uit dit onderzoek is gebleken dat het waarschijnlijk is dat 25(OH)D-niveaus boven de grens van 30 nmol/L een positief effect hebben op de mondgezondheid van kinderen. Vanwege de methodologische heterogeniteit in de verschillende onderzoeken zijn er nog gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken en longitudinale studies van hoge kwaliteit nodig om een definitieve aanbeveling te kunnen doen.

Poster ontwikkeld door:
Ada van Kooten en Emma de Klonia, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Annemarie-Fredriks-met-zoon-Jeroen-Koster

“De beste mondzorg is zelfzorg”

Mondhygiënist Annemarie Frederiks zette uit frustratie het bedrijf Denti Bianchi op, dat een abonnement op mondzorgproducten aanbiedt. Patiënten krijgen zo de juiste producten thuisbezorgd en kunnen niet meer vergeten om op tijd nieuwe te kopen. dental INFO vroeg haar hoe dit werkt.

Kun je iets over je bedrijf vertellen?

“Ik ben mondhygiënist, al 28 jaar nu, en kindertandverzorgende. Daarnaast ben ik voorzitter van de Stichting Goed Gebekt, schrijfster van MOND! magazine en sinds 2017 heb ik mijn tweede bedrijf Denti Bianchi. Denti Bianchi (witte tanden) is begonnen als een shop-in-shop in mijn eigen stadje Haastrecht. Daar verkocht ik de mondzorgproducten die ik in mijn praktijk adviseerde, maar moeilijk verkrijgbaar waren. Dit om te voorkomen dat mijn patiënten de verkeerde mondzorgproducten gingen gebruiken met dito resultaat. Uiteindelijk is deze kast, want meer was het niet, uitgegroeid tot een volwaardig bedrijf. Naast losse verkoop van de producten heb ik een abonnement ontwikkeld op maat. Heel belangrijk, want elke mond is anders en vraagt ook om andere producten. Niets is standaard. Waar de één raagt, stookt de ander en een derde doet beide. Waar de één uit de voeten kan met een normale fluoridetandpasta, heeft de ander behoefte aan een tandpasta voor een droge mond. Elk pakketje is dus anders. Veel werk, maar ‘doe het goed of doe het niet’.”

Waarom ben je begonnen met een abonnement met mondzorgproducten?

“Heel eerlijk gezegd, uit frustratie. Omdat bleek dat ondanks de shop-in-shop men nog niet op het idee kwam om op tijd nieuwe voorraad te kopen. Dat ging ten koste van mijn behandelresultaat. Heb je je patiënt net lekker op de rit, komen ze met de huismerkragers aan, of plastic! Of, ook heel herkenbaar: “Het ging heel goed, maar toen waren de tandenstokers op.” Ook werd er vaak gevraagd waar de producten te koop waren en bleek dat niet iedereen even gecharmeerd is van online kopen. Ik zit als behandelaar echt boven op de thuiszorg en ben toen gewoon een paar patiënten dat gaan sturen wat ze nodig hadden om drie maanden door te komen. De termijn van drie maanden heb ik gekozen omdat een tandenborstel maar drie maanden meegaat.”

Voor wie is het abonnement bedoeld?

“Eigenlijk voor iedereen, elke patiënt. Een stabiele parodontale situatie is wel handig. Je hebt er niets aan als je iedere maand de maat ragers moet aanpassen. Maar omdat alles op maat, en dus heel persoonlijk is, maakt dat het abonnement voor iedereen toegankelijk en kan je als behandelaar eigenlijk iedere patiënt ontzorgen.”

Hoe werkt het?

“Heel eenvoudig: de patiënt geeft op welke mondzorgproducten gebruikt worden en welke hij/zij wenst te ontvangen. Denti Bianchi maakt er een brievenbuspakketje van en zorgt ervoor dat het op tijd bij de patiënt in de brievenbus ligt. Er is ook een route voor de behandelaar, waarbij de behandelaar een ‘winkelwagentje’ klaarzet voor zijn/haar patiënt en vandaaruit neemt Denti Bianchi het over. Als behandelaar kan je zo je eigen praktijk bij je patiënt thuisbrengen en extra service verlenen. Met als beloning een beter behandelresultaat en leukere behandelingen. Uiteraard staat daar een compensatie vanuit Denti Bianchi tegenover.
Overigens zit niemand aan een abonnement vast. Als een patiënt ermee wil stoppen, dan vinden wij dat jammer maar stoppen we ook echt direct de toezending. Er is geen opzegtermijn.”

Wat is je ervaring tot nu toe?

“Heel goed! Ik zie een duidelijk verschil in thuiszorg. Behalve dat mijn patiënten de goede producten hebben specifiek voor hun mond, bevordert het ook nog eens de gedragsverandering. Ragers over na drie maanden? Dan heb je niet op tijd gewisseld!
Naast mijn drukke praktijk waarin ik vier dagen patiënten behandel, is dit bedrijf ook hard aanpoten, maar als ik zie wat het resultaat is, dan steek ik er met liefde nog veel meer uren in. Immers: de beste zorg is zelfzorg!”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Annemarie Frederiks, mondhygiënist en eigenaar van Denti Bianchi.

Foto: Annemarie Fredriks met zoon Jeroen Koster, het team van Denti Bianchi.

Lees meer over: Markttrends, Mondhygiëne, Thema A-Z
De Nationale Suiker Challenge komt eraan

De Nationale Suiker Challenge komt eraan

Een week lang ‘afkicken’ van suiker, dat is de Nationale Suiker Challenge. Door een week lang geen suiker te eten wil het Diabetes Fonds mensen bewust maken van hoeveel suiker ze eten. En hen laten zien dat je ook heerlijk kunt eten zonder toegevoegde suikers. Dit jaar gaat de Nationale Suiker Challenge voor de vierde keer van start.

99 suikerklontjes per week

Volgens het Diabetes Fonds krijgen we elke week gemiddeld 99 suikerklontjes aan toegevoegde suikers binnen. Dat kan gezondheidsklachten opleveren. Denk aan darmklachten, vermoeidheid, overgewicht en diabetes type II. Uiteraard wordt ook het gebit ernstig aangetast door suiker. Een goed idee dus om jouw patiënten te wijzen op deze Nationale Suiker Challenge.

Suiker Challenge Magazine

Centraal in de campagne van het Diabetes Fonds staat het Suiker Challenge Magazine. Deelnemers ontvangen dit magazine van 120 digitale pagina’s gratis. Hierin staan recepten en tips om de zeven dagen zonder suiker succesvol door te komen. Zo leren deelnemers suikers in hun dieet te herkennen en vermijden.

Meedoen met de Nationale Suiker Challenge

Als je wilt meedoen met de Nationale Suiker Challenge, kun je je inschrijven via de website van het Diabetes Fonds. Er is dit jaar geen campagnemateriaal beschikbaar om in de praktijk te hangen. Maar dat betekent natuurlijk niet dat je patiënten niet kunt wijzen op de challenge.

Bespreek de campagne bijvoorbeeld tijdens consulten, of geef elke patiënt een kaartje mee met een link naar de campagne-pagina van het Diabetes Fonds. Je kan patiënten ook over de challenge vertellen via je nieuwsbrief of sociale media. Mogelijkheden genoeg dus. Doe jij ook mee?

Bron:
Diabetes Fonds

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Maak intraorale scans in goed verlichte ruimte in blauwlichtscanmodus

Maak intraorale scans in goed verlichte ruimte in blauwlichtscanmodus

De lichtomstandigheden, waaronder de kleur van het licht van de scanner, beïnvloeden de nauwkeurigheid van een intraorale scan. Volgens een artikel uit het Journal of Prosthodontics resulteert een scan die gemaakt is met een blauwlichtscanmodus in aanzienlijk nauwkeurigere scans.

Nauwkeurigheid is belangrijk         

De nauwkeurigheid van een intraorale scan is belangrijk omdat een scan de eerste stap is in een CAD/CAM-workflow. Dit kan bijvoorbeeld worden gebruikt om snel een volledig kunstgebit te dupliceren. Het type scanner, postprocessing-algoritmen en omgevingslicht kunnen allemaal de scannauwkeurigheid beïnvloeden, zo blijkt uit het onderzoek van een groep Turkse onderzoekers.

Verschillende lichtomstandigheden

De nauwkeurigheid van intraorale scans werd onder vier verschillende omstandigheden bepaald: met of zonder plafondlamp van ongeveer 1000 lux aan, en met scanmodi met blauw of wit licht. De lamp was ongeveer even helder als de verlichting in een supermarkt. De studie omvatte twintig vrijwilligers met een volledig gebit die tandheelkundestudenten waren aan de universiteit van de onderzoekers.

Vergelijking tussen scan en gedigitaliseerde afdruk

Nadat een tandprotheticus afdrukken van de gebitten maakte werden deze gedigitaliseerd met behulp van een 3Shape tandtechnische laboratoriumscanner. De verkregen STL-bestanden werden gebruikt als referentie voor de nauwkeurigheid. Twee extra tandprothetici maakten vervolgens digitale scans van de vrijwilligers onder de vier verschillende omstandigheden. Met behulp van een digitaal softwareprogramma werden uiteindelijk de digitale scans en de gedigitaliseerde afdrukken vergeleken.

Beide factoren beïnvloeden resultaat

Tot de verbazing van de auteurs bleken beide factoren in significant effect op de nauwkeurigheid te hebben. De combinatie van plafondlicht aan en in de blauwlichtmodus leverde scans op met de minste afwijking vergeleken met de referentie. Scans die werden gemaakt zonder licht aan presteerden het slechtst in het onderzoek. De blauwlichtscanmodus leverde altijd betere resultaten dan de witlichtscanmodus.

Advies: maak scans met blauw licht in goed verlichte ruimte

De onderzoekers raden dan ook aan om intraorale scans in een goed verlichte ruimte te maken met de blauwlichtmodus. Ze hopen dat toekomstige studies hun experimenten herhalen en daarbij ook de precisie evalueren – een statistiek die ze niet in hun eigen analyse konden opnemen.

Bron:
Journal of Prosthodontics

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Onderzoek vindt nieuw verband tussen tandenpoetsen en diabetes

Vergeleken met mensen die slechts één keer per dag of helemaal niet poetsten, hadden degenen die twee keer per dag poetsten 3 procent minder kans op diabetes.

Vaak tanden poetsen kan het risico op diabetes verminderen, suggereert nieuw onderzoek. Met behulp van gezondheidsdossiers en rapporten van de Koreaanse overheid verzamelden onderzoekers gezondheids- en gedragsgegevens van 188.013 mannen en vrouwen (gemiddelde leeftijd: 53 jaar, vrij van diabetes). Meer dan 17 procent had parodontitis. In de loop van de 10-jarige studie ontwikkelden 31.545 mensen diabetes.

Mensen met parodontitis hadden een verhoogd risico van 9 procent op het ontwikkelen van diabetes. Dat ontdekten de onderzoekers na een weging op leeftijd, geslacht, sociaaleconomische status, roken, alcoholgebruik, fysieke activiteit, lipide niveaus, hypertensie en andere factoren.

Verlaagd risico op diabetes

In vergelijking met mensen die niet, of slechts één keer per dag poetsen, liepen degenen die twee keer per dag poetsen 3 procent minder risico op diabetes. Degenen die driemaal per dag hun tanden poetsen liepen zelfs 8 procent minder risico. Daarnaast blijkt uit hetzelfde onderzoek dat tandverlies het risico op diabetes eveneens verhoogd. Het verlies van 15 of meer tanden ging gepaard met een 21 procent verhoogd risico op het ontwikkelen van diabetes.

De auteurs van het onderzoek, dat gepubliceerd werd in Diabetologia, zeggen dat deze studie niet het exacte mechanisme onthult dat mondhygiëne verbindt met de ontwikkeling van diabetes. Maar ze voegen eraan toe dat tandbederf, vooral als het verergert, kan bijdragen aan chronische en systemische ontsteking, en de productie en circulatie van ontstekende biomarkers kan verhogen. Eerdere studies hebben al aangetoond dat dit verband houdt met insulineresistentie en de ontwikkeling van diabetes.

Ze concluderen: “Frequent tandenpoetsen kan het risico op diabetes verminderen, en de aanwezigheid van parodontitis en een groter aantal ontbrekende tanden kunnen dat risico vergroten. Over het algemeen kan verbetering van de mondhygiëne gepaard gaan met een verminderd risico op het optreden van diabetes.”

Bron:
Diabetologia

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
abn-amro---mondzorg-rapp-400

Aantal tandartspraktijken neemt af, maar groeit in omvang

Het aantal tandheelkundige praktijken in Nederland neemt in aantal af, maar groeit in omvang, zo blijkt uit onderzoek van ABN AMRO. Binnen de mondzorg neemt – onder invloed van een jonge generatie tandartsen – het werken in teamverband en daarmee taakdifferentiatie toe.

– Eén op de tien Nederlandse tandartspraktijken is onderdeel van een keten

– 40 procent van alle tandartsen gaat binnen tien jaar met pensioen

– Grotere mondzorgcentra en ‘nul-praktijken’ sterk in opkomst

ABN AMRO maakte een analyse van de mondzorgmarkt. Lees hieronder de belangrijkste punten.

Tandartspraktijken onderscheiden steeds meer verschillende functies, zoals preventie-assistenten en mondhygiënisten. Ook ontstaan grotere mondzorgcentra die verschillende tandheelkundige disciplines en specialisaties onder één dak aanbieden. Door de schaalvergroting en taakdelegatie is er meer ruimte voor een bedrijfsmatige aanpak. Zo is het aantal praktijken dat deel uitmaakt van een keten ook in 2020 verder gegroeid, ondanks de coronacrisis. Op dit moment is ruim één op de tien praktijken onderdeel van zo’n keten. Deze ketens richten hun pijlen overwegend op hetzelfde type middelgrote praktijken, waarbij het soort praktijk, de potentie en geografische ligging vaak doorslaggevend zijn. Dit zorgt voor een prijsopdrijvend effect. Verwacht wordt dat de gemiddelde omvang van tandartspraktijken en hun patiëntenbestand zal blijven groeien, terwijl het aantal solisten in de komende jaren verder zal afnemen.

Vergrijzing zorgt voor veranderende zorgvraag

Door de vergrijzing staan veel tandartspraktijken in Nederland voor belangrijke uitdagingen en krijgen zij te maken met een veranderende zorgvraag. Zo kan het tekort aan gekwalificeerde tandartsen en andere mondzorgprofessionals de groei van veel praktijken belemmeren. Jaarlijks stromen 210 tandartsen in op de arbeidsmarkt, terwijl er 300 met pensioen gaan. In de komende tien jaar zal 40 procent van alle tandartsen met pensioen gaan, waardoor maatregelen nodig zijn om de mondzorg toegankelijk te houden. Veel jonge tandartsen blijven na hun studie bovendien graag in of rondom de grote faculteitssteden werken. Mede hierdoor is het voor kleinere praktijken in krimpgebieden lastiger om hun praktijk te verkopen. Daarnaast stijgt de vraag naar complexe mondzorg door de vergrijzing flink. Oudere patiënten, maar ook anderen, kiezen steeds vaker voor een uitgebreide behandeling om hun gebit te behouden en minder snel voor een gehele of gedeeltelijke gebitsprothese.

ABN-ambro-trends-2021-mondzorg

Sterke groei aantal nul-praktijken in 2020

Middelgrote en grote tandheelkundige groepspraktijken die werken in een team met verschillende specialismes zijn beter overdraagbaar en meer toekomstbestendig. “Er is sprake van toenemende samenwerking binnen de mondzorg. Grotere mondzorgcentra met verschillende tandheelkundige disciplines en specialisaties onder één dak sluiten beter aan op de huidige zorgvraag en zijn bovendien economisch interessanter. Daarnaast werkt de jonge generatie tandartsen bij voorkeur ook met anderen in zo’n middelgrote of grotere praktijk samen”, zegt Thera Evers, Sectorspecialist Medische Beroepen van ABN AMRO. “Sinds vorig jaar zijn echter ook de zogenoemde nul-praktijken – met name opgestart door zzp’ers – aan een opmars begonnen. Het starten van zo’n praktijk zonder een patiëntenbestand over te nemen, is om verschillende redenen in opkomst. Onder meer de concurrentie van ketens, het tandartsentekort en het vertrouwen van financiers in zulke initiatieven maakt een eigen nieuwe praktijk aantrekkelijk. Een praktijk van ‘scratch’ af opzetten biedt veel kansen, maar er zijn óók risico’s, zoals het vinden van een geschikte locatie en de werving van patiënten. Gedegen marktonderzoek en een goed doordacht plan zijn cruciaal om een praktijk met succes op te zetten.”

Cijfers & trends mondzorg in 2021

  • Patiënten gaan gemiddeld één keer per 8 maanden naar de tandarts
  • Er zijn 9.502 actieve tandartsen
  • 46% van de actieve beroepsgroep is vrouw
  • 3 mld uitgaven aan de mondzorg per jaar
  • Er zijn ca 4.725 praktijken in Nederland
  • 69% van alle studenten tandheelkunde is vrouw
  • Jaarlijks stromen er ongeveer 210 tandartsen in op de arbeidsmarkt
  • 300 tandartsen gaan jaarlijks met pensioen
  • Ruim 10% van de praktijken maakt onderdeel uit van een keten
  • De vraag naar complexe mondzorg stijgt door de vergrijzing
  • De gemiddelde omzet per patiënt is EUR 250
  • 79% Van de volwassenen heeft een aanvullende verzekering voor tandheelkundige zorg
  • 40% van alle tandartsen gaat de komende tien jaar met pensioen
  • Het gemiddeld aantal stoelen per praktijk is 2,8
  • 80% van de bevolking bezoekt jaarlijks de tandarts
  • 36% van de patiënten van 12 jaar en ouder bezoekt jaarlijks de mondhygiënist
  • De tandartsratio kent grote regionale verschillen. Noord-Holland heeft een ratio van 1.350 inwoners per tandarts
  • En Zeeland heeft een ratio van 2.505 inwoners per tandarts
  • Landelijk ligt de tandartsratio op 1.820 inwoners per tandarts

ABN-ambro-trends-2021-mondzorg-2

Lees het ABN AMRO-rapport Mondzorg in Beeld

 

 

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Kinderen zien tandartsen als superhelden (én als schurken)

Kinderen zien tandartsen als superhelden (én als schurken)

Zijn tandartsen helden of vijanden? Dat ligt eraan wie je het vraagt. Ongeveer 50% van de jonge kinderen ziet de tandarts als een soort superheld. Maar 30% ziet de tandarts als een schurk.

Dat blijkt uit onderzoek van de Turkse Sivas Cumhuriyet Universiteit dat onlangs gepubliceerd werd in het European Journal of Oral Sciences. Auteur Dr. Burak Buldur onderzocht middels een enquête hoe kinderen tandartsen ervaren. Met de resultaten wil hij het vertrouwen versterken en de communicatie verbeteren.

“In combinatie met gedragsbeheer kan dit begrip een belangrijk onderdeel zijn van het verbeteren van het tandartsbezoekgedrag en het bevorderen van een positieve houding na het bezoek bij kinderen”, aldus Dr. Burak Buldur.

Metaforen gebruiken om betere relatie op te bouwen

De relatie tussen een tandarts en een patiënt kan de uitkomst van de behandeling beïnvloeden. Daarmee kan ook de perceptie die kinderen van tandartsen hebben van invloed zijn op hoe kinderen voor hun mondgezondheid zorgen en hoe zij zich gedragen tijdens een consult of behandeling.

Het is dus van belang dat deze perceptie onderzocht wordt. Dat heeft Dr. Burak Buldur gedaan door middel van een gecombineerde enquête. Hij legde 1.014 kinderen tussen de 8 en 13 jaar de volgende formulieren voor:

  • Oral health behavior form
  • Metaphor form
  • The Children’s Fear Survey Schedule-Dental Subscale
  • The Dental Trust Scale
  • The Early Childhood Oral Health Impact Scale

De metaforen die gebruikt warden om tandartsen te beschrijven zijn onderverdeeld in de volgende categorieën: 1) Herstellend, 2) Artistiek, 3) Beschermend en verlichtend, 4) Eng, 5) Chaotisch en niet geliefd, 6) Wetenschappelijk, en 7) educatief.

Dat leverde de volgende resultaten op:

Kinderen zien tandartsen als superhelden (én als schurken) tabel

Kinderen zien tandartsen op verschillende manieren, blijkt uit de resultaten. Meer dan de helft van de kinderen beschouwd tandartsen als herstellend, artistiek of beschermend. Soms associeerden ze tandartsen met Batman, pijnstillers of strandwachten.

“Een tandarts is als Batman omdat onze mond als een stad is”, zegt een 11-jarig meisje. “Soms, als er nare dingen in onze mond komen die ons pijn doen, beschermen tandartsen ons tegen hen. Net zoals Batman de stad beschermt.”

Aan de andere kant ervaart ongeveer een derde van de kinderen clinici als niet geliefd of eng, meestal vanwege het gebruik van naalden en angstaanjagende hulpmiddelen. Een 8-jarige jongen zegt dat tandartsen als een monster waren omdat ze “op kinderen neerstorten en hun tanden eruit trekken”, terwijl een 11-jarige jongen zegt dat tandartsen net als de Joker waren.

“De Joker heeft zeer interessante en complexe gereedschappen, zoals tandartsen”, zegt de 11-jarige jongen. “Ik weet niet wat ze zijn en wat ze doen.”

De woorden die het minst met tandartsen worden geassocieerd, zijn wetenschappelijk en educatief, schrijft Buldur. Deze kinderen brengen tandartsen in verband met hun kennis over geneeskunde, menselijke anatomie en mondgezondheid.

“Tandartsen leren ons zoals onze leraren dat doen”, zegt een 8-jarige jongen. “Ze laten ons de weg zien die we bij de behandeling moeten volgen.”

Beperkingen

De studie heeft verschillende beperkingen. Het voorgestelde model sluitte bijvoorbeeld veel ouderlijke en omgevingsfactoren uit. Die factoren moeten worden onderzocht omdat ze het gedrag van kinderen kunnen beïnvloeden, schrijft Buldur.

Desalniettemin werpen de bevindingen enig licht op hoe kinderen tandartsen zien. Het begrijpen van die perceptie kan helpen bij het verlichten van angst, het verbeteren van de relaties met patiënten en het verbeteren van de behandelresultaten.

“Het is essentieel om deze paden te begrijpen om effectieve interactie en communicatie tussen tandarts en kind te bevorderen”, concludeert Buldur.

Bron:
European Journal of Oral Sciences

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Help ik zie zwarte vlekken een radiolucentie. Wat is wijsheid

Help ik zie zwarte vlekken: een radiolucentie. Wat is wijsheid?

Uit onderzoek uitgevoerd door een psycholoog blijk dat zwarte vlekken emoties in ons losmaken. Ook binnen de tandheelkunde zorgen ze al langere tijd voor discussies: moet je iedere zwarte vlek behandelen of niet? Verslag van de lezing van Machteld Siers en Aukje Bouman, endodontologen, tijdens het NVvE-webinar HELP! Ik zie zwarte vlekken.

Er zijn hier grofweg twee meningen te onderscheiden: aan de ene kant personen die het redelijk zwart/wit bekijken en vinden dat zwarte vlekken een teken van pathologie zijn en dat je deze moet behandelen. Anderen bekijken het iets genuanceerder. Het is namelijk onduidelijk of we wel alles zien en wanneer we iets zien, is het per geval de vraag of behandeling wel of niet geïndiceerd is.

In deze lezing beantwoordden de endodontologen Machteld Siers en Aukje Bouwman de vraag wanneer het geïndiceerd is om in te grijpen bij peri-apicale pathologie.

Een aantal zaken die aan bod kwamen:

  • Waarom in grijpen?
  • Hoe vaak grijpen we in?
  • Hoe diagnosticeren we?
  • Wat doen we ermee?
  • Wat is het beleid?
  • Wel of niet behandelen?
  • Wat is succes en wat is mislukkig?

Wat is een peri-apicale radioucentie?

Een peri-apicale radiolucentie duidt vaak op een ontsteking aan de wortelpunt veroorzaakt door een infectie van bacteriën in het wortelkanaal. Door de wortelkanalen schoon te maken, wordt de infectie verwijderd en hierdoor zal het lichaam de ontsteking genezen. Heel zwart wit gezegd, betekent genezing dan ook het verdwijnen van de zwarte vlek aan de apex.
Helaas zien we met enige regelmaat op de controle foto een jaar na de wortelkanaalbehandeling toch nog een zwarting, terwijl de patiënt klachten vrij is. Hoe gaan we daarmee om?

Stap één is het vergelijken van de huidige situatie met de oude röntgenfoto. Hierbij kan het zinvol zijn om een collega  mee te laten beoordelen. Bij doorvragen blijkt vaak dat de kies toch af en toe gevoelig is. Deze klachten komen en gaan vaak en zijn mild van aard. Bij klinisch onderzoek vind je soms toch pockets of zwelling rondom het element. Maar het kan ook zo zijn dat de zwarting op de foto het enige teken is van een (rest)ontsteking.

Succes van de endodontische behandeling

Wanneer we in de literatuur zoeken naar het succes van de endodontische behandeling dan blijken er verschillende criteria gehanteerd te worden om succes te definiëren. De succespercentages variëren van 31-96% en wanneer minder stricte criteria aangehouden worden zelfs tussen 60-100%. Hoe communiceren we dat naar de patiënt? Hoe groot is nu daadwerkelijk de kans dat de behandeling slaagt? Lastige vragen waar geen eenduidig antwoord op te geven is.

Blijvende post-operatieve peri-apicale pathologie

Wanneer we een studie bekijken waarbij een dwarsdoorsnede van de populatie genomen is, blijkt dat, beoordeeld op OPT’s,  bij 40-50% van de endodontisch behandelde elementen sprake was van blijvende post-operatieve peri-apicale ontsteking. Deze peri-apicale pathologie duidt eigenlijk altijd op een peri-apicale ontsteking. Waarbij de oorzaak gezocht moet worden in achtergebleven micro-organismen in ramificaties, isthmussen, biofilm in de dentine tubuli of in doorgeperst debris. Als zo’n zwarting er is, blijkt het in bijna alle gevallen histologisch gezien een ontsteking. Er komt weinig tot nooit bindweefsel voor, zoals te verwachten zou zijn bij een apicaal litteken.
Een kanttekening hierbij is dat OPT’s niet de beste manier zijn om peri-apicale radiolucenties te beoordelen.

Het gevonden percentage van blijvende post-operatieve peri-apicale pathologie ligt in het veld veel hoger dan wat wordt gevonden in klinische studies. Mogelijk heeft dit ermee te maken dat in de algemene praktijk de uitvoering van de endodontische behandeling minder volgens de regeltjes uitgevoerd wordt dan bij klinische studies.

Een belangrijke vraag om te beantwoorden is natuurlijk hoe we de succespercentages in de algemene praktijk vergelijkbaar kunnen krijgen met die van klinische studies?
Hierbij is het van belang om de endodontische behandeling gestructureerd en volgens het juiste stappenplan uit te voeren, waarbij voldoende tijd moet zijn voor het desinfecteren van de kanalen.
De zorgvuldigheid en tijd die besteed wordt aan de wortelkanaalbehandeling zullen van invloed zijn op het resultaat

Geen zwarting te zien, toch een probleem

Tandartsen worden over het algemeen blij wanneer we geen zwarting zien. Maar dat we geen zwarting zien, betekent helaas niet dat er geen apicale problemen zijn. Om een zwarting te zien op een röntgenfoto is namelijk erg veel botverlies nodig: het corticale bot moet geperforeerd zijn voordat dit zichtbaar is. Bij lang niet ieder apicaal probleem is dit zo en de conclusie die we kunnen trekken is dat er veel meer laesies zijn dan we zien op onze foto’s. De conclusie: ‘ik zie geen lucentie dus er zijn geen problemen’ is dan ook niet terecht.

Maar hoe groot is nu het aantal fout negatieve bevindingen:  hoe vaak zien we geen zwarting, maar is er toch een probleem?
Dit heeft deels te maken het type foto: op een OPT bijvoorbeeld kunnen we het front erg lastig beoordelen. Daarnaast is de kwaliteit van de gemaakt foto erg belangrijk. Aanbevelingen hierbij zijn: gebruik instelapparatuur voor de juiste inschietrichting en vervang de röntgenplaatjes regelmatig.
Extra moeilijkheden zijn het feit dat het een 2D-beeld van een 3D-werkelijkheid is en dat onze ogen hebben moeite met het goed beoordelen van de zwart-wit verhouding.

Een CBCT maken kan in enkele gevallen een optie zijn. Je moet echter steeds kritisch beoordelen wat de meerwaarde is van een CBCT: wordt het beleid wezenlijk anders wanneer je op een CBCT een lucentie waarneemt? Wanneer er toch een CBCT vervaardigd wordt, kun je je er in enkele gevallen over verbazen hoe groot de zwartingen rondom een element kunnen zijn, zonder dat ze op een 2D-foto zichtbaar zijn.
Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat onze röntgen maar een klein onderdeel van onze diagnostiek zijn en dat ook het klinisch beeld erg belangrijk is.

Wat te doen wanneer je een peri-apicale radiolucentie waarneemt op de foto?

Dit hangt af van meerdere factoren:

  1. De patiënt

    Dit vinden patiënten vaak lastig, maar uiteindelijk beslist de patiënt wat er gaat gebeuren. De wens en de mogelijkheden van de patiënt spelen hierbij een rol. Onze taak is om objectief informatie te geven. Een lastige taak, omdat er vaak een voorkeur is voor een bepaalde behandeloptie.

  2. De risico’s

    Hoe groot is de kans op een opvlamming en hoe slecht is de huidige situatie voor de gezondheid? Maar ook de risico’s van de behandeling moeten besproken worden.

  3. De technische uitvoerbaarheid

    Een behandeling moet technisch uitvoerbaar zijn, maar het element moet de behandeling ook nog waard zijn.

Of er verbetermogelijkheden zijn is een van de doorslaggevende factoren om wel of niet te kiezen voor een herbehandeling. Waarbij iedere behandeling risico’s met zich meebrengt en hoe moeilijker de behandeling, hoe groter de risico’s. De patiënt maakt uiteindelijk de keuze en deze moet op de hoogte zijn van alle risico’s.

Klinische symptomen – zoals een fistel naast de röntgenologische bevinding – maken dat we een ontsteking als minder stabiel beoordelen. De ontsteking voelt actiever, omdat er ontstekingsproducten (pus) zichtbaar zijn, waardoor je sneller geneigd bent om te gaan behandelen.

Casuïstiek uit de praktijk

Casus 1

Bij een patiënt met een brug van 34 naar 36 wordt bij toeval een peri apicale lucentie ontdekt bij element 34. De brug is al langer dan 5 jaar aanwezig. De patiënt is gezond, ASA 1 en heeft geen pijn of hulpvraag. Bij klinisch onderzoek vinden we dat de brug goed vast zit, er is geen pijn bij percussie of palpatie. Er zijn pockets van +/- 5 mm aanwezig en de gingiva is gevoelig bij sonderen. Dit beeld was op meerdere plekken in de mond aanwezig.
De werkdiagnose is een niet-pijnlijke parodontis apicalis bij de 34 door een necrotisch geïnfecteerde kanaalinhoud.
Waarbij de keuze is: behandelen of accepteren? -> 92 % van de deelnemers kiest voor behandelen.

Er is hier sprake van een kanaal vol met bacteriën. Dit komt bij de wortelpunt in aanraking met het lichaam. De immuunsysteem is hier druk mee. De patiënt voelt niets omdat het een evenwicht is. Het risico van de behandeling is in dit geval dat er een gaatje gemaakt moet worden in de brug. Het is niet altijd duidelijk hoe het element onder de brug er aan toe is. Het kan zijn dat het element geroteerd staat. Dat maakt de behandeling mogelijk iets complexer.

Wat gebeurt er wanneer we ervoor kiezen om geen behandeling uit te voeren?

Hoe groot is de kans dat er problemen optreden?
Wanneer je deze vraag aan een kaakchirurg voorlegt, zal hij antwoorden dat dit erg gevaarlijk is. Dat zo’n proces vaak opvlamt en dat er een groot risico is op een loge abces. Hier is duidelijk sprake van bias, omdat de kaakchirurg enkel de patiënten ziet bij wie een ontsteking tot problemen geleid heeft.

Uit de literatuur blijkt dat het risico op opvlammen relatief klein is: zeker heftige opvlammingen gebeuren weinig. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar wat er precies gebeurt en hoe zo’n opvlamming verloopt. Vlamt het wel op dan zorgt dit vaak voor twee tot drie dagen met veel pijn en daarna neemt het weer af.

Casus 2

Een patiënt van 40 jaar, bij wie element 46 meer dan 20 jaar geleden voorzien is van een kanaalbehandeling en een kroon. Het element heeft in die tijd geen klachten gegeven en de mond is al jaren stabiel. Klinisch zijn er geen ontstekingssymptomen, maar op de röntgenfoto is wel een zwarting aan de mesiale radix zichtbaar. Er is geen optimale endo aanwezig.

Diagnose: niet pijnlijke parodontitis apicalis.
Hierbij geeft 79% van de deelnemers aan de zwarting apicaal te accepteren. Hiermee zijn de sprekers het eens. Het liefst zouden we een oude foto hebben ter vergelijking en om te zien of er iets veranderd is.

Treedt na verloop van tijd een toename van de peri-apicale lucentie op als we niets doen?

Er zijn onderzoeken die zeggen dat een radiolucentie groter kan worden, maar er is weinig onderzoek naar gedaan. Meestal is er sprake van een status quo. Zolang de afsluiting goed is, moet de endo ook goed blijven. Vaak verandert er iets (denk aan coronale lekkage, secundaire caries of een barst) en wordt de zwarting daarna pas groter.

Wat zijn de risico’s van een zwarting? Kan het overslaan naar de buurelementen?

Er zijn hele zeldzame gevallen beschreven waarbij de parodontitis apicalis van het ene element ervoor gezorgd heeft dat de radix van een buurlement geresorbeerd werd. Dit komt maar heel zelden voor.  Normaliter is het een lokale reactie op een infectie in een wortelkanaal en blijven de buurelementen ongemoeid.

In de literatuur zijn ook peri-apicale radiolucenties bij implantaten beschreven. Histologisch onderzoek toont aan dat hier sprake is van infectie en een ontstekingsreactie. De vraag is waar deze infectie door veroorzaakt wordt. Een mogelijk verklaring is een restinfectie van het geëxtraheerde element.

Casus 3

Een gezonde patiënt, waarbij een endodontische behandeling uitgevoerd is bij de 15. 1,5 jaar later is een implantaat geplaatst regio 14. Er zijn klachten ontstaan na plaatsen van implantaat 14. Klinisch geeft 15 geen klachten die kunnen wijzen op een ontsteking. Op de solo is nog wel een kleine zwarting zichtbaar apicaal.
Wat moeten we doen? Moeten we de 15 gaan herbehandelen om klachten aan implantaat 14 te behandelen? 70% zou accepteren dat deze zwarting er zit. De ham vraag hier is: is het beter voor het implantaat als de zwarting er niet ziet?
Dit is een lastige vraag om te beantwoorden, omdat we hier eigenlijk te weinig van weten. Wat we wel weten is dat bij een granuloom vaak aan de buitenzijde weinig bacteriën aanwezig zijn en veel goed doorbloed weefsel.

Immuunsysteem

Wat is het risico voor de algemene gezondheid van een apciale zwarting?
We weten dat het immuunsysteem de hele dag bezig is met een dergelijke ontsteking. Het is aangetoond dat er voor de endodontische behandeling verhoogde ontstekingswaarden aanwezig zijn en dat deze na de behandeling  lager zijn.
Er is veel  literatuur (vooral binnen de parodontologie) over eventuele associaties tussen ontstekingen in de mond en hart en vaatziektes. Hieruit wordt gevonden dat er bij patiënten met hartproblemen ook meer ontstekingen in de mond zichtbaar zijn. Dergelijke associaties zijn ook gevonden met diabetes, maar het is lastig om hard bewijs te vinden. Het geen causaal verband, maar een associatie.

Bij een gezonde mond en een gezonde patiënt verwachten we geen grote risico’s door aanwezigheid van apicale radiolucenties. Maar hoe is dat bij iemand met een zwakkere gezondheid? Is daar een groter risico op bacteriemie?
Observationeel  is er geen bewijs dat dit soort ontstekingen een groot probleem vormen. Met dagelijkse bezigheden zoals tandenpoetsen of eten ontstaan ook bacteriëmieën. Dit is ook één van de redenen waarom we steeds terughoudender zijn met het voorschrijven van antibioticaprofylaxe.

Casus 4

Een patiënt van 58 heeft een bacteriëmie gehad na een tandheelkundige ingreep met ernstige infectie en dit heeft tot een beenamputatie geleid.
Nu is er bij element 36  een endo aanwezig. Deze is 20 jaar geleden uitgevoerd en het element geeft geen klachten. De tandarts wil graag een kroon maken op dit element. Klinisch zijn er geen ontstekingssymptomen. Op de foto is een matige endodontische behandeling zichtbaar met een kleine zwarting aan de mesiale en distale radix.
De diagnose is wederom een niet-pijnlijke parodontitis apicalis.
Hier kiest 70% van de deelnemers voor wel behandelen. Waarbij het doorslaggevende argument is dat de tandarts een kroon wilde maken en niet per se het risico op een nieuwe bacteriëmie. Dit risico was namelijk de hele tijd al aanwezig.

Antibiotica

Het voorschrijven van antibiotica bij endodontische problemen is zelden geïndiceerd. Het antibioticum bereikt de infectie in het wortelkanaal niet omdat hier geen doorbloeding is. Het haalt de oorzaak niet weg en doet niets aan de pijn. Het heeft daarentegen wel een grote impact op de rest van het lichaam. Er zijn niet tot nauwelijks indicaties voor het voorschijven van antibiotica bij endodontische problemen. Hierover is meer te vinden in de richtlijn van de NVvE.

Samenvattend

Welke mogelijkheden zijn er wanneer we een zwarting vinden?

  • Accepteren
  • Revisie endodontische behandeling
  • Apicale chirurgie
  • Extractie

Waarom lukt de behandeling niet?

Omdat er bacteriën achter blijven of opnieuw in het kanaal komen.
Bacteriën zitten op plekken waar we lastig of niet bij kunnen. Ze zitten in biofilms en zijn minder gevoelig voor ons desfincectans. Daarnaast zitten ze op lastig bereikbare plekken (tubuli, furcatie, debris).
Voor de afweging wel of niet herbehandelen is het belangrijk om in te schatten of de plek waar de bacteriën zitten te bereiken is. Lukt dat middels een endo? Of zitten bacteriën bijvoorbeeld meer apicaal. Apicale chirurgie blijft ook altijd nog een optie (ook na een herendo).

Wanneer je zelf de wortelkanaalbehandeling hebt uitgevoerd, is het makkelijker om te kiezen voor apicale chirurgie, omdat je weet dat je absoluut 100% je best hebt gedaan en er geen betere endo te verwachten is. Maar beoordeel je de endo van iemand anders dan kun je op de röntgenfoto beoordelen of de kanaalvulling homogeen is, of hij vrij is van kieren en spleten en of hij tot 0-2 mm van de apex loopt. Op de foto kun je niet zien of de kanalen ook daadwerkelijk gereinigd zijn.

Wanneer is een behandeling effectief of niet effectief?

Het criteria over wel of geen lucentie gaat niet helemaal meer op. Daarom zou je het op een andere manier kunnen indelen:
– Effectief = afwezigheid van symptomen en afname of verdwijnen van peri-apicale radiolucentie één jaar naar behandeling.
– Onzeker = geen symptomen, onveranderde peri-apicale radiolucentie één jaar na behandeling. Deze kun je monitoren/vervolgen.
– Niet effectief = aanwezigheid van symptomen of toenemen/ontstaan van peri-apicale radiolucenties

Casus 5

Bij een gezonde patiënt is de kroon vervangen ten gevolge van cariës onder de oude kroon. De endodontische behandeling werd gestart door de tandarts, maar deze kon de kanalen niet vinden. Daarom is de wortelkanaalbehandeling door de endodontoloog afgemaakt.
Een jaar later wordt op de controle foto een toename van de apicale problemen gezien.
Wat doe je? 70% kiest voor accepteren. Belangrijk hierbij is om de patiënt hierover goed in te lichten en een vervolgbeleid te bepalen. Bijvoorbeeld over jaar nogmaals controleren en indien stabiel accepteren.
Meer dan twee jaar na een behandeling is er geen verbetering meer te verwachten. Na twee jaar kun je beslissen of je het accepteert of mogelijk nog verder behandelt.

Endodontische behandeling versus implantaat

Als we besluiten om een peri-apicaal probleem niet te accepteren dan is extractie een hele voorspelbare oplossing. Maar is vervangen voor iets anders (bijvoorbeeld een implantaat) betrouwbaarder dan de endodontische (her)behandeling? Als we endodontische behandelingen en implantaten vergelijken dan blijkt dat wanneer we kijken naar survival de percentages dicht bij elkaar in de buurt komen.

Conclusie

  • Er is meer peri-apicale pathologie dan je ziet.
  • Het is onduidelijk wanneer peri-apicale pathologie een risico vormt (uit gezondheidsoogpunt). We weten wel dat een lichaam druk is met de ontstekingsreactie en dat dit veelvuldig voorkomt.
  • Behandel altijd zoals je zelf behandeld zou willen worden.
  • De patiënt maakt uiteindelijk de keuze op basis van onze volledige en duidelijke informatie.

Leg het goed vast in je dossier.  Bepaal het beleid als er klachten ontstaan.

Gestelde vragen

Bij een zwarting aan de mesiale radix? Kies je ervoor om de hele behandeling over te doen of alleen MB1 en MB2?

Dit ligt aan de kwaliteit van de endo. Als tijdens de behandeling de rest van de endodontische behandeling er goed uitziet dan alleen MB1 en Mb2, indien het hele elementen geïnfecteerd blijkt dan toch de hele behandeling.

Wanneer er gekozen wordt voor een herbehandeling en er is een kroon aanwezig, laat je deze zitten of verwijder je deze?

Hierbij is de reden dat de endodontische behandeling uitgevoerd wordt belangrijk. Is er sprake van cariës onder de kroon? Dan is verwijderen geïndiceerd. Is er een goede coronale afsluiting? Dan kan de kroon blijven zitten. Er is dan wel een klein risico op het afbreken van een stukje porselein of dat de kroos loskomt. Deze hoeft daarna lang niet altijd vervangen te worden.
 

Machteld Siers deed tandartsexamen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Haar werk als praktijkmedewerker in een algemene praktijk combineerde zij met een beroepsdifferentiatie tot tandarts-endodontoloog. In 1999 rondde ze met succes haar opleiding tot tandarts- endodontoloog af, waarna ze aan de slag ging  als tandarts-docent aan de opleiding tandheelkunde van het RadboudUMC. Hier verzorgt zij zowel studentenonderwijs als postacademisch onderwijs. Daarnaast voert Machteld sinds 1999 een algemene praktijk en een verwijspraktijk voor endodontologie. Sinds 2007 werkt zij bij Samenwerkende Tandartsen in Zeist en voert zij daar een verwijspraktijk voor endodontologie.

Aukje Bouwman was in februari 2000 de eerste die in Nijmegen als tandarts afstudeerde in het nieuwe millennium. Zij werkte vervolgens als medewerker en waarnemer in verschillende algemene praktijken. Van 2002 tot 2005 volgde Aukje met succes de MSc. opleiding tot tandarts-endodontoloog aan het ACTA. Sindsdien is zij werkzaam bij het RadboudUMC en verzorgt zij studentenonderwijs en postacademisch onderwijs op het gebied van de endodontologie. Samen met collega-endodontologen runt Aukje een verwijspraktijk voor endodontologie in Nijmegen.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Machteld Siers en Aukje Bouman tijdens het NVvE-webinar HELP! Ik zie zwarte vlekken.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Cariës – een ecologische catastrofe

Een mond kan beschouwd worden als een ecosysteem met veel micro-organismen. Er zijn veel factoren die van invloed zijn op het microbioom en die kunnen zorgen voor een dysbiose in het ecosysteem, wat kan leiden tot cariës. Prof. dr. Egija Zaura vertelde hierover tijdens de Quality Practice congresdag.

Microben in ons lijf dragen vele genen met zich mee. Ze beschikken hierdoor over functies die we zelf niet kunnen uitvoeren. Zo kunnen darmmicroben ons beschermen tegen micro-organismen die ons lichaam negatief kunnen beïnvloeden. Ook in de mond zijn er microben met beschermingsmechanismen.

Een unieke functie van mondmicro-organismen die darmbacteriën niet hebben is het omzetten van nitraat in nitriet. Dit is de eerste stap in het produceren van stikstofmonoxide. Stikstofmonoxide draagt bij aan het verlagen van de bloeddruk. Zo zou het gebruik van chloorhexidine de bloeddruk kunnen verhogen, omdat het een effect heeft op dit specifieke micro-organisme. Dus lang niet alle middelen die goed werken voor een specifiek mondprobleem, zijn altijd verstandig om voor te schrijven. U moet goed stilstaan bij welk effect het nog meer kan hebben.

Wat zijn micro-organismen van een gezonde mond?

Micro-organismen zijn niet alleen bacteriën, maar ook schimmels. Een bekende schimmel is Candida albicans. Er zijn honderd duizenden schimmelsoorten bekend, maar minstens honderd soorten zijn in de mond van gezonde mensen gevonden. Naast schimmels kennen we ook nog protozoa die teren op bacteriën. Deze protozoa komen in verschillende landen soms in het drinkwater voor. Actueel zijn natuurlijke virussen. Een virus kan onze cellen besmetten. Gelukkig zijn de meeste virussen bacteriofagen; zij infecteren bacteriën. Hier weten we nog maar weinig over. Ook kennen we nog kleinere micro-organismen, zoals m

Wat gebeurt er in het ecosysteem van de mond?

Het ecosysteem van de mond is een open systeem en dus gebeurt er heel veel. We poetsen bacteriën weg, kauwen en slikken ze weg en er zijn steeds temperatuurverschillen. Er gaat van alles in en ook weer uit. Er zijn veel stofjes die onderdelen van het ecosysteem kunnen doden. Ook heeft het ecosysteem met onze eigen afweerreactie te maken. De micro-organismen hebben dus veel last van ons. Ontstaat er dan steeds een nieuw microbioom? Uit onderzoek blijkt dat het microbioom op sommige plekken van ons lichaam haast niet verandert. De huid blijkt het minst stabiel. Kampioen in stabiliteit is toch de tong, ondanks al die aanvallen.

Resilience

Een ecosysteem kan goed herstellen of juist collaps vertonen na een aanval. Resilience is dus weerstand tegen stress. Die stress kan van alles zijn. Het is te vergelijken met bomen tijdens of na een storm. Sommige bomen vallen tijdens de storm om of een poosje daarna en sommige blijven hardnekkig staan. De bomen die blijven staan hebben grotere resilience. Zij hebben genoeg weerstand tegen deze stressfactor: de storm.

Pubers geven stress

Heel veel zaken kunnen ons ecosysteem stress geven, zowel intern als extern, bijvoorbeeld het gedrag van het individu. Er zijn veel mechanismen waar we nog niet zoveel van af weten die bescherming bieden tegen die invloeden. Zo kunnen we een gezond microbioom houden. Bij cariës is het ecosysteem ingestort. Er is dan sprake van een collaps. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een puber die niet goed ontvankelijk is voor info. Hij wil gewoon doen wat vrienden doen, zoals rondhangen en energiedrankjes drinken. De pH in de mond daalt zo behoorlijk vaak. Dit is een grote stressfactor voor het microbioom. Het mineraal krijgt geen tijd om te herstellen van deze zuuraanval en dat resulteert uiteindelijk in laesies. Een andere stressfactor is een orthodontische behandeling. 15% moet een restauratieve behandeling doorstaan. Ook hierbij is het stabiele ecosysteem dus ingestort.

Twee groepen in het microbioom

Kunnen we bij mensen die we klinisch als gezond bestempelen, voorafgaand aan ziekte veranderingen in de ecologie zien?

Er is een groot onderzoek gedaan onder 300 studenten. Er zijn van hen enorm veel gegevens verzameld, zoals plakmonsters, speekselmonsters, allerlei analyses, gegevens over voeding enzovoort. Zij waren allen klinisch gezond. Er werd ingezoomd op het speeksel en zij werden in vijf groepen verdeeld. Dat resulteerde in vijf ecotypes met twee verdelingen in activiteit van de micro-organismen. De eerste groep bestond uit een saccharolytische (suikerafbrekende) actieve groep micro-organismen en de tweede groep bestond uit een proteolytische (eiwittenafbrekende) groep. Het bleek dat er studenten waren met een microbioom dat in balans was. Daarin waren de beide groepen even actief. Andere studenten hadden een microbioom dat gespecialiseerd was. Daarin was het microbioom overwegend saccharolytisch of juist proteolytisch. De zuurgraad van het speeksel bleek hierbij doorslaggevend. Kunnen we dit beschouwen als een voorteken van het begin van ziekte? Zo’n verandering in ecosysteem noemen we dysbiose. Een bepaalde functie neemt het over en er is dus geen balans meer.

Bij de groep waarbij disbalans ontstond doordat de saccharolytische micro-organismen actiever waren, werd in het bijzijn van suiker de zuurgraad heel snel omlaag gebracht door melkzuur en werden er calcium en fosfaationen uit het glazuur opgelost. Bij de groep met de meeste activiteit in de proteolytische groep worden eiwitten uit speeksel en creviculaire vloeistof omgezet in aminozuur arginine. Daarna wordt er ammonium vrijgelaten en dit brengt de pH omhoog. Dit brengt herstel in de biofilm bij een zuuraanval. Als deze bacteriën domineren in zo’n gemeenschap, dan noemen we dat een proteolytische en alkalifiele gemeenschap. Deze bacteriën worden geassocieerd met ontsteking, want bij ontsteking ontstaat er meer creviculaire vloeistof vanuit de sulcus. Om in balans te blijven hebben we dus bacteriën van beide groepen nodig.

Vroege detectie

Kunnen we bij mensen die dysbiose meten en identificeren, voordat er ziekte optreedt? Daar wordt nu onderzoek naar gedaan. Er is onderzoek gedaan bij kinderen van een jaar oud. De ouders kregen vragenlijsten voorgelegd en bij de kinderen werden samples afgenomen. Na vier jaar vond een nieuwe analyse plaats. De eenjarigen waren allen cariësvrij. Na vier jaar had de helft van deze kinderen glazuurcariës en tot een vierde in het dentine. Terugkijkend kon er al vroeg worden gezien dat het speeksel anders was bij de kinderen die cariës hadden ten opzichte van de cariësvrije groep. De dysbiose was dus al ruim van te voren te meten. Dit is best bijzonder, want deze kinderen konden zelf nog niet kiezen wat ze aten of dronken. Wat ouders aten en dronken correleerde met het beeld in de mond en met het ecosysteem van de kinderen. Dus nu zouden we al vroeg kunnen ingrijpen; namelijk zodra je dysbiose ziet. Ook het gedrag van de ouders heeft een voorspellende gave.

Arginine, een prebiotica

Wat kunnen we doen om het stabiele microbioom te beschermen zodat er geen cariës ontstaat? Hoe krijg je het systeem verschoven van saccharolytisch richting proteolytisch? Dit kan door het speekselvolume te verhogen door kauwgom, maar de vraag is nu, hoe krijg je de pH makkelijk omhoog vanuit het microbioom? Hiervoor wordt aan sommige tandpasta’s arginine toegevoegd. Dit zit ook van nature in pinda’s en watermeloen. Arginine wordt door specifieke enzymen van specifieke bacteriën afgebroken en zo ontstaat ammonium. Dit draagt bij aan het verhogen van de pH. Dit is onderzocht door middel van tandpasta met arginine. Dit onderzoek werd ondersteund, geschreven en uitgevoerd door de producent. Daarbij werd geconcludeerd dat het goed werkzaam was tegen cariës. Dit werd niet vertrouwd omdat het geen onafhankelijk onderzoek is. Toch is de studie goed opgebouwd. Vervolgens is er een studie gedaan door wetenschappers die niet verbonden waren aan de producent. Dit onderzoek werd wel ondersteund door de producent door middel van materialen. Ook hierbij bleken de resultaten goed. De bacteriën die zuur aanmaakten werden zelfs geremd en de eiwitafbrekende bacteriën namen toe. Maar (!) dit is bij mensen die gevoelig zijn voor parodontitis onwenselijk.

Wanneer wel en niet adviseren?

Dus bij mensen met xerostomie zou men best een argininetandpasta kunnen adviseren. Ook bij kinderen waarvan de ouders minder aandacht besteden aan tandplak verwijderen en waar te veel snoep wordt aangeboden, kan dit worden aanbevolen.

Gezien het voorbeeld van de pubers waarbij rap laesies ontstaan, zou er gedacht kunnen worden dat het aanbevelen van tandpasta met arginine wijs is. Maar bij pubers ziet men vaak ook ontstekingen. Hormonen zorgen voor bacteriën die met paro geassocieerd zijn, dus dan is arginine niet altijd verstandig. Ook bij zwangere vrouwen moet u goed afwegen of u dit voorschrijft bij zwangerschapsgingivitis.

Probiotica

Arginine valt onder de prebiotica. Dit zijn stofjes die gunstig zijn en die goede bacteriën bevorderen. Probiotica zijn de goede bacteriën zelf. Zelfs bij jonge kinderen met een hoog cariësrisico waren goede resultaten te meten bij het gebruik van probiotica. Ook werden er veel minder luchtinfecties gemeld, werd er minder antibiotica uitgeschreven en ook eczeem en andere ziektes kwamen minder vaak voor. Dus deze probiotica hadden ook een systemisch effect.

Wat opviel was dat al deze probiotische bacteriën lactobacillen of bifidus zijn en zijn dus geen commensale mondbacteriën. Zij komen wel vaak voor als er al cariës is. Dus daar ging een alarmbel af. Voegen we deze zuurvormers toe om de mond nog zuurder te maken? Maar nee, ze produceren niet veel zuur en de Streptococcus mutans nam juist in aantal af.

Helaas zullen deze probiotica altijd toegevoegd moeten blijven worden, anders raken ze weg; zij vestigen zich niet.

Er wordt momenteel onderzoek gedaan naar goede bacteriën die zich wel kunnen vestigen. Ook wordt er gedacht aan symbiotica; het tegelijk aanbieden van pre- en probiotica.

Kanttekening

Een kanttekening vormt de eigenschappen van het microbioom zelf. Het is de meest stabiele plek, dus moeilijk te beïnvloeden. Op dat fenomeen is nog geen antwoord. Verandering van gedrag lijkt dus nog steeds nodig. Beste is en blijft dus…minder suikers eten. Helaas zijn er well-tasters en non-tasters en dit is aangeboren. Non-tasters hebben een hogere drempel om suiker goed te ervaren en uit onderzoek blijkt dat zij meer cariës hebben. Producten met suikervervangers zijn daarvoor een oplossing.

Prof. dr. Egija Zaura obtained her Dental degree in 1995 at Karolinska Institute, Sweden. She combined her work in the dental clinic in Riga with accomplishing a degree in General Dentistry at Riga Stradins University, Latvia, in 1997. In 2002 she acquired a PhD in Preventive Dentistry, cum laude, at Academic Centre for Dentistry Amsterdam (ACTA). Since 2003 she is a researcher and lecturer at the Department of Preventive Dentistry at ACTA. Her research topics span from biofilm models and clinical studies to advanced molecular technologies in oral microbial diagnostics and complex sequencing data analyses. Her current principal interests lay on oral microbial ecology at health and disease, and translating this fundamental knowledge to the clinical practice

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO, van de lezing van Egija Zaura tijdens de Quality Practice congresdag.

 

 

Lees meer over: Cariës, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
Productvergelijking: Turbines

Productvergelijking: Turbines

Je bent op zoek naar een nieuwe turbine en gaat je oriënteren. Waar begin je? Welke turbine past het best in de praktijk? Wij maakten een vergelijking met relevante specificaties van verschillende merken.

Bekijk de productvergelijking Turbines

Verschil in kosten reparatie
Naast vergelijking op technische criteria is het goed om toekomstige reparatiekosten en -mogelijkheden van een turbine te bekijken.

Update mei 2021

Lees meer over: Producten, Productvergelijking, Restaureren
Het CSI-Kids Laboratorium daar krijg je goedgepoetste kinderen van

Het CSI-Kids Laboratorium: daar krijg je goedgepoetste kinderen van

In de mondzorgpraktijk van mondhygiënist Iris Oehlers in Amersfoort is een CSI-Kids Laboratorium gevestigd. Met behulp van proefjes kunnen kinderen (en hun ouders) daar meer leren over hun mondgezondheid. Iris vertelde aan dental INFO wat het CSI-Kids Laboratorium is en hoe dat gemotiveerde kinderen oplevert.

Hoe ben je op het idee gekomen van het CSI-Kids Laboratorium?

“Ik ben altijd iemand geweest die dacht dat bepaalde dingen anders konden. Wat je in de opleiding geleerd hebt, dat komt niet altijd over. Wat ik bij kinderen merkte, is dat ze vaak niet geïnteresseerd en gemotiveerd zijn. Ik zie ook dat ouders het op een gegeven moment opgeven om te proberen kinderen hun tanden te laten poetsen.

Ik heb vroeger in de marketing gewerkt en dat kan ik hierbij goed gebruiken. Ik ben op zoek gegaan naar hoe ik mensen beter kan bereiken, hoe ik dingen anders kan formuleren zodat het duidelijker overkomt. Je moet proberen die ouders te helpen om het anders aan te pakken, waardoor het gemakkelijker voor ze wordt. Door de kinderen in plaats van op de vingers te tikken, bewuster te maken. Kinderen van tegenwoordig hebben zo veel vragen, die nemen niet zo maar iets aan, die moeten echt weten waarom ze iets moeten doen.

Ik heb al twaalf jaar een praktijk in Landsmeer en daar ben ik begonnen om proefjes met kinderen te doen om ze bewust te maken van wat ze eten en drinken en waarom ze hun tanden moeten poetsen. Ik heb altijd al het idee gehad dat het leuk zou zijn om een laboratorium te hebben, maar in de praktijk in Landsmeer is daar geen ruimte voor. Vorig jaar heb ik de overstap gemaakt naar een praktijk in Amersfoort en daar was wel ruimte om een laboratorium te realiseren.”

Hoe ben je op het idee gekomen van het CSI-Kids Laboratorium

Hoe gaat het in zijn werk?

“Het hoofddoel van het laboratorium is voornamelijk mensen bewust maken van de mondgezondheid en ze daardoor motiveren om het beter te doen. Kinderen die hier komen, melden zich meestal als eerste aan bij de tandarts. Als ze er dan achter komen dat hier ook een laboratorium zit, dan willen ze daar meestal graag naartoe.

Wat we daar precies doen, hangt af van de leeftijd. We hebben draaiboeken waar we mee werken. De onderwerpen blijven hetzelfde, maar we gaan steeds dieper op de stof in. Als ze vier zijn, dan maak ik het niet langer dan een kwartiertje. We hebben alles getimed, dus we weten precies hoe lang elk onderdeel duurt. Dan gaan we tandpasta maken. Dat vinden ze altijd leuk. Daarna gaan we een kleurtestje doen. Dat doen we in het donker, dus dat is lekker spannend. De volgende keer willen ze weer en dan probeer je de poetsles erbij te krijgen.

Als je een kind van 10 of 11 hebt, dan ga je meteen een gaatje veroorzaken in een tand en allerlei limonades testen. Als ze nog wat ouder zijn, gaan we ook gaatjes vullen. Dus elke keer krijgen ze er wat bij. Bij elke groep weet je wat je moet doen en waarmee je ze kunt boeien. Ik heb eerst met kinderen uit de familie van verschillende leeftijden testjes gedaan om te kijken wat ze boeit.”

Hoe gaat het in zijn werk

Hoe doe je dat bij kinderen die bang zijn?

“Kinderen die een trauma hebben laten we vaker langskomen. Dan doen we allerlei leuke dingen in het lab en langzamerhand mogen we dan in de mond kijken. We proberen de stap om in de stoel te gaan zitten en zelfs een gaatje te vullen zachter te maken. We zorgen voor gewenning en proberen ze vertrouwen te geven.

Er komen ook wel hele gezinnen waarbij een kind of een ouder een trauma heeft. Dan gaan we tandpasta maken en dan komen de verhalen los en krijg je te horen wie waar mee zit. Dan gaan we de ‘investigation room’ in. Daar mogen de kinderen bijvoorbeeld de angstige ouder ondervragen en op die manier krijg je iemand zo ver om toch naar de tandarts te gaan. Dus het kan zowel een kind als een volwassene uit dat gezin zijn.”

Hoe doe je dat bij kinderen die bang zijn

Is het alleen voor je eigen patiënten bedoeld?

“Nee, het is niet alleen voor eigen patiënten. Tandartsen in de buurt kunnen naar ons verwijzen. Als bijvoorbeeld gezinnen of kinderen moeilijk te motiveren zijn, kunnen ze die naar ons toesturen. Die proberen wij dan aan het poetsen te krijgen. In zo’n geval nemen wij dan tijdelijk zo’n iemand bij de mondhygiënist in behandeling. Zo’n patiënt blijft wel gewoon bij zijn eigen hoofdbehandelaar, de eigen tandarts.

Wij hebben hier zelf ook tandartsen, maar het is de bedoeling om daarmee klein te blijven. Onze doelgroep bestaat uit mensen die jarenlang niet naar de tandarts zijn geweest.

We hadden vorig jaar na de opening eigenlijk een open dag willen houden voor collega’s uit de buurt, zodat ze kennis konden maken met het CSI-Kids Lab, maar door corona ging dat niet.”

Scholen kunnen toch ook bij jullie terecht?

“Door de coronamaatregelen kon dat tot nu toe niet, maar dat is wel het plan. Het laboratorium is 35 m2 groot en daar heb ik allemaal eilandjes gemaakt waar we met groepjes aan de slag kunnen. We hebben plaats voor 26 kinderen tegelijk. We willen aan de slag met de wat oudere kinderen. Kinderen in Amersfoort krijgen al poetsles in groep 2, 3 en 4. Wij gaan met kinderen van groep 6, 7 en 8 aan de slag. We gaan steeds dieper op de stof in naarmate ze ouder worden. Het wordt steeds interessanter. We zijn ook aan het kijken of we iets met middelbare scholen kunnen gaan doen. Kinderen in de pubertijd vinden dingen al snel kinderachtig, dus die zal je zelfstandig dingen moeten laten doen. Dat zijn we nog aan het uitwerken.”

Hoe financieren jullie dit?

“Het laboratorium valt onder instructie en informatie. Soms zitten er ook poetslessen aan vast, individueel of in groepsverband. Het wordt dus vanuit de basisverzekering vergoed; ouders hebben er geen extra kosten aan. Als er volwassenen meekomen, rekenen we daar niets voor.

Het was natuurlijk wel een grote investering om het lab te maken, maar dat moet zich in een aantal jaar terug betalen. We worden niet gesponsord, we willen geen reclamebord voor een bepaald merk zijn.”

Doen jullie alles met eigen medewerkers?

“Ja, we werken hier met een preventieassistente en twee mondhygiënisten in opleiding die dit jaar afstuderen en ik ben zelf ook mondhygiënist. Alle medewerkers vinden het erg leuk, omdat het heel afwisselend is en ze ook de effecten ervan terugzien.

Zelf testen we ook dingen uit in het laboratorium, bijvoorbeeld tandpasta in tabletvorm of iets wat vanuit China op de markt verschijnt. Zo hebben wij zelf ook heel veel plezier en leermomenten. We testen bijvoorbeeld vegan limonade en kijken wat de effecten daarvan zijn. Soms blijken dingen die gezond lijken helemaal niet zo gezond te zijn. Dat nemen we dan weer mee in ons lesprogramma.”

Wat zijn jullie ervaringen tot nu toe?

“Het heeft echt effect. De kinderen zijn echt beter gemotiveerd. Het leuke is dat ze soms ook hun ouders gaan corrigeren. Hoe lang het effect blijft, hangt af van de levensfase van het kind. De puberteit is natuurlijk van invloed.

Ook kinderen (en hun ouders) met een goede mondgezondheid hebben er baat bij. Het bevordert de bewustwording. Je kunt je mond wel goed verzorgen, maar van een heleboel dingen ben je je niet bewust. Als bijvoorbeeld iets zuur blijft in de mond en je speeksel kan het niet neutraal maken, wat doet het dan met je lichaam en met je darmstelsel? We kijken niet alleen naar de mondgezondheid op zich, maar ook naar de lichamelijke gezondheid. Waar we naar toe willen is dat we ook multidisciplinair kunnen werken, dus samen met een diëtiste of een fysiotherapeut.

Maar het belangrijkste blijft om kinderen en hun ouders te motiveren hun mond goed te verzorgen. Daar krijg je goedgepoetste kinderen van!”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Iris Oehlers van Mondgezondheid Centrum Amersfoort.

 

 

Lees meer over: Communicatie, Kindertandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z
Wolter-Klijn-Velderman-koninklijk-onderscheiden

DHIN-vrijwilliger Wolter Klijn Velderman koninklijk onderscheiden

In zijn woonplaats Nieuwegein ontving Wolter Klijn Velderman op maandag 26 april een koninklijke onderscheiding voor zijn jarenlange werk voor de tandheelkunde voor kwetsbaren in lage inkomenslanden.

Al in de jaren vijftig van de vorige eeuw verloor Klijn Velderman zijn hart aan de tandheelkunde. In de hoedanigheid van tandartsassistent en OK-medewerker diende hij 40 jaar bij de Koninklijke Landmacht, waar hij in 1988 afzwaaide in de rang van adjudant. Wolter besloot niet achter de geraniums te gaan zitten en meldde zich in september 1988 als vrijwilliger bij de stichting DHIN.

Mondzorg voor kwetsbare groepen in lage inkomenslanden

DHIN (Dental Health International Nederland) faciliteert mondzorg voor kwetsbare groepen in lage inkomenslanden. Het faciliteren bestaat uit het ontwikkelen en beschikbaar stellen van preventieprogramma’s en het beschikbaar stellen van tandheelkundige materialen – variërend van tandartsstoelen tot injectienaalden aan initiatiefnemers en projectuitvoerders.

Herstellen van tandheelkundige materialen

De stichting bestond 12 jaar toen Wolter als vrijwilliger aantrad. Met collega- vrijwilligers zette hij zich in om oude tandartsstoelen, installaties en tandheelkundige materialen te herstellen en gereed te maken voor verscheping naar lage inkomenslanden. Iedere dinsdag werkt hij met veel enthousiasme in het magazijn, waar zijn technische vaardigheden en inzichten van groot belang zijn. Hij hecht er aan om materialen zodanig te reviseren dat zij optimaal functioneren in de landen waarvoor zij bestemd zijn. Daarmee wil hij – samen met de collega vrijwilligers – bereiken dat de door DHIN geleverde producten de tand des tijds kunnen doorstaan.
In de beginjaren van zijn vrijwilligerswerk nam hij ook de verantwoordelijkheid op zich om bestuursvergaderingen bij te wonen. Hij vond dat de ‘stem’ van het magazijn ook in het bestuur gehoord moest worden. Dankzij zijn inzet is tegenwoordig één bestuurslid de verbindende schakel naar het magazijn.

Inmiddels is Wolter 88 jaar oud en tot september 2020 ontbrak het hem niet aan energie en enthousiasme om iedere dinsdag af te reizen naar Houten, waar het magazijn gevestigd is. Ruim tweeënzestig jaar heeft hij zich ingezet voor de bevordering van de tandheelkunde.

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Patent voor nieuwe behandelmethode parodontitis

Nieuwe, biologisch afbreekbare staafjes gecombineerd met een al eerder goedgekeurd actief ingrediënt beloven volgens onderzoekers een betere behandeling voor parodontitis. De innovatie, waarop recentelijk patent is aangevraagd, zou patiënten veel bijwerkingen moeten besparen.

Veelvoorkomende tandvleesontsteking

Parodontitis verstoort de barrièrefunctie van het lichaam waardoor het hele lichaam negatief beïnvloed wordt. Hierdoor kan het onder andere hartaanvallen of longontsteking veroorzaken.

Negatieve gevolgen van antibiotica

Om de oorspronkelijke ontsteking tegen te gaan worden vaak antibiotica toegediend. Wanneer dit in pilvorm gebeurt wordt echter vaak het hele lichaam belast door vervelende bijwerkingen. Daarnaast is de mogelijke ontwikkeling van antibioticaresistentie ook een gevaar bij deze behandelmethode.

Nieuw systeem voor afgifte alleen in de mond

Onderzoekers van de Martin-Luther-Universität Halle-Wittenberg hebben daarom een medicijnafgiftesysteem ontworpen waardoor het antibioticum alleen in de mond werkt en niet door het hele lichaam. Voor dit doel combineerden ze bewezen antibiotica (minocycline) met een eveneens bewezen farmaceutisch hulpmiddel (magnesiumstearaat).
Dit complex laat het antibioticum langzaam ter plaatse vrij, aldus professor Karsten Mäder, hoofd van het Instituut voor Farmacie aan MLU. Zijn groep vond daarnaast een manier om het gemakkelijk toe te dienen door farmaceutische polymeren te gebruiken.

Biologisch afbreekbare staafles

Met deze chemische stoffen produceerden de onderzoekers flexibele, biologisch afbreekbare staafjes die het antibioticum bevatten. De kleine staafjes kunnen in de pocket worden gestoken en worden door het lichaam afgebroken. De ontwikkeling is al zo ver gevorderd dat grootschalige productie mogelijk zou moeten zijn.

Patentaanvraag door meerdere partijen

Het patent voor de werkzame stof en de samenstelling ervan is aangevraagd door MLU samen met het Fraunhofer Instituut voor Cel Therapie en Immunologie IZI en het Fraunhofer Instituut voor Microstructuur van Materialen en Systemen IMWS in Halle, en de Kliniek voor Tandheelkunde van de Universiteit van Bern.

Start-up gaat medicijn op markt brengen

Het medicijn kan snel geïmplementeerd worden in klinische studies omdat alle ingrediënten al op de markt beschikbaar zijn. Ook de productietechnieken kunnen binnen enkele jaren marktklaar zijn. Een start-upbedrijf van Fraunhofer IZI zal de verdere ontwikkeling en daaropvolgende marktintroductie uitvoeren.
Bron:
International Journal of Pharmaceutics
ScienceDaily

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Is vapen gezonder roken voor de mondgezondheid?

Vapen wordt steeds meer het alternatief voor roken. Het zou zogenaamd zeker 95% minder schadelijk zijn dan sigaretten, maar is dit wel zo? Simran Bains keek naar de effecten van vapen op onze mondgezondheid.
Een elektronische sigaret is een elektronisch apparaat dat een aerosol produceert met een mix van stofdeeltjes en vloeistofdruppels in een gas. Dit gas wordt gemaakt door de e-vloeistof te verwarmen met metalen spoelen en wordt ingeademd door de gebruiker.

Bestandsdelen van de dampen

De damp bevat een oplossing van giftige en niet-giftige chemicaliën. Zo zit er benzeen in, wat ook wordt gevonden in de uitlaatgassen van auto’s. Van deze kankerverwekkende stof kunnen zich dampen vormen bij gebruik van het apparaat bij hoge temperaturen.

Ook zitten er zware metalen in, hoewel onderzoekers het niet eens zijn over de giftigheid van deze stoffen bij lage concentraties. Verder is bestandsdeel nicotine is bij iedereen bekend als een verslavend stofje met negatieve gezondheidsgevolgen. Er zit in de EU maximaal 20 mg/ml nicotine in de vulvloeistof van e-sigaretten. Tot slot zitten er niet-giftige zoetstoffen en smaakstoffen in, waaronder de stofjes propyleenglycol en plantaardige glycerine die de basis van de e-vloeistof vormen.

De gevolgen voor mondgezondheid

Wanneer mondslijmvlies wordt blootgesteld aan chemicaliën veroorzaakt dat veranderingen in het epitheelweefsel. Dit kan parodontitis veroorzaken wanneer het een ontstekingsreactie bevordert. Het is essentieel dat clinici grondige beoordelingen van zachte weefsel uitvoeren en eventuele slijmvliesveranderingen documenteren.
Contact met de zoetstoffen in de rook heeft ook gevolgen voor het cervicale glazuur op het mandibulaire voorste sextant. Bij dit primaire contactpunt kunnen de zoetstoffen uit de e-vloeistof aerosol leiden tot demineralisatie. Hoewel het spijsverteringskanaal deze chemicaliën makkelijk kan verwerken, is dit niet het geval voor de luchtwegen. Dit kan leiden tot gezondheidsrisico’s voor de luchtwegen.

Vergelijking met sigaretten

Eén vloeibare nicotinepatroon bevat ongeveer 200 trekjes, gelijk aan de hoeveelheid nicotine in één pakje van 20 sigaretten. Onderzoeken kijken tot op heden alleen naar de gezondheidseffecten van vapen op ex-rokers. Ze tonen aan dat vapingrook slechts een klein aantal chemicaliën bevat vergeleken met tabaksrook.
Op de korte termijn biedt overschakelen op vapen dus verbeteringen voor de gezondheid. Er zijn echter nog geen studies gedaan naar de gezondheidseffecten op niet-rokers die zijn gaan vapen.

Langetermijneffect voorlopig nog onbekend

Er is momenteel ‘schaars’ bewijs dat vapen kan helpen bij het stoppen met roken, maar het zal tientallen jaren duren om de effecten grondig te onderzoeken. Dit zegt de World Health Organisation. Voor niet iedereen hoeft het een even effectief hulpmiddel te zijn. Er is dus meer onderzoek nodig naar de gevolgen, risico’s en gezondheidseffecten van vapen. Tot die tijd moeten de nadelige effecten van passief vapen worden gemonitord.

Bron:
Dentistry

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Parodontitis verhoogt risico op hart- en vaatziekten

Onderzoekers van Malmö University in Zweden zeggen dat ze een duidelijke link tussen parodontitis, verkalking van de halsslagader en hartaandoeningen hebben gevonden. Ze benadrukken daarom het belang voor tandheelkundige en gezondheidsdiensten om nauwer samen te werken.

SNAC onderzoekt behoefte aan verzorging oudere bevolking

Het onderzoek, uitgevoerd door promovendus Viveca Wallin Bengtsson, maakt deel uit van de Swedish National Studing on Aging and Care (SNAC). Het doel van deze grote studie is om de behoefte aan verzorging bij de oudere bevolking te identificeren.

Onderzoek naar parodontitis, verkalking en beroertes

Terwijl ze als een tandarts werkte, bestudeerde Wallin Bengtsson de relatie tussen atherosclerose en parodontitis. Ook keek ze of op röntgenfoto’s zichtbare verkalking geassocieerd waren met toekomstige beroertes en/of hart- en vaatziekten gedurende 13 jaar.

Daarnaast onderzocht de promovendus of personen met parodontitis een groter risico liepen op een ischemische beroerte of overlijden tijdens een follow-up periode van 17 jaar. De studie richtte zich alleen op inwoners van het Karlskrona-gebied van 60 jaar en ouder omdat dit de enige locatie is waar SNAC de tandheelkundige diensten monitorde.

Vervolgonderzoek op lange termijn

Met behulp van panoramische röntgenfoto’s werden botniveaus en de aanwezigheid van verkalking rond de tanden onderzocht. Het is volgens de Wallin Bengtsson vrij uniek om dergelijke vervolgonderzoeken over lange termijn uit te kunnen voeren.

Parodontitis leidt tot grotere sterfkans en verhoogd risico op ziekten

Uit de resultaten bleek duidelijk dat mensen met parodontitis een grotere kans hebben om te sterven. Ook hebben ze meer kans op verkalking van de halsslagader, wat weer gekoppeld is aan hart- en vaatziekten. Verder lopen ze in de loop van de tijd een verhoogd risico op ischemische hartziekten.

Nauwere samenwerking tussen tandheelkundige en gezondheidszorg

Wallin Bengtsson benadrukte dat tandartsen röntgenfoto’s zorgvuldig moeten analyseren omdat parodontitis gevolgen kan hebben voor andere delen van het lichaam. “De mond is een essentieel onderdeel van ons lichaam. Tandheelkundige en gezondheidsdiensten moeten daarom nauwer samenwerken.”

“Wanneer verkalking wordt gedetecteerd met röntgenfoto’s, moet de patiënt worden geïnformeerd en worden doorverwezen naar de gezondheidszorg voor verder onderzoek. Bovendien zou een nauwere samenwerking leiden tot verbeterde preventieve tandheelkundige zorg.”

Bron:
Malmö University

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
verslavend

Opioïde voorschrift van tandarts verhoogt risico op verslaving bij jongvolwassenen

Tieners en jongvolwassenen die opioïde krijgen voorgeschreven van hun tandarts hebben een hoger risico op opioïde verslaving in de opvolgende jaren. Dit bleek uit een nieuwe studie van de Stanford University School of Medicine.

Hoog opioïde misbruik risico na voorschrift tandarts

Het onderzoek keek naar opioïde gebruik en misbruik bij een grote groep van patiënten (met zorgverzekering) uit verschillende delen van de Verenigde Staten. Van de bijna 15.000 jongvolwassenen die opioïde kregen voorgeschreven van hun tandarts in 2015, kreeg 6,8 procent opnieuw een opioïde voorschrift in de opvolgende 90 tot 365 dagen. Een jaar na het eerste voorschrift werd 5,8 procent van hen gediagnosticeerd met opioïde misbruik. In de controle groep met patiënten die van hun tandarts geen opioïde kregen voorgeschreven, kreeg slechts 0,1 procent later een opioïde voorschrift en werd 0,4 procent gediagnosticeerd met opioïde misbruik in dezelfde periode.

Risico trekken verstandskiezen

De onderzoekers keken ook naar de risico’s van het trekken van verstandskiezen, aangezien dit een behandeling is die vaak bij jongvolwassenen wordt uitgevoerd. Een groot deel van deze patiënten kregen opioïde voorgeschreven als pijnstiller na het verwijderen van de verstandskies.

Alan Schroeder, hoofdauteur van de studie en klinisch professor in kindergeneeskunde aan Stanford: “Deze resultaten roepen twee belangrijke vragen op: hebben wij opioïde nodig, en is het nodig om verstandskiezen te verwijderen?”

Ondanks dat het trekken van verstandskiezen zeer vaak voorkomt is hier namelijk maar weinig onderzoek naar gedaan. De balans tussen risico’s en voordelen is dan ook onduidelijk. Schroeder probeert daarom veel onderzoek te doen naar hoe er op een veilige manier minder kan worden gedaan.

Opioïde na trekken verstandskiezen

Voor dit onderzoek keek hij naar een database met gegevens van 754.002 Amerikaanse patiënten die in 2015 tussen de 16 en 25 jaar oud waren, met zorgverzekering. Binnen deze groep worden veel verstandskiezen getrokken. Van deze groep kreeg 13 procent minstens één opioïde voorschrift, waarbij 30 procent afkomstig was van hun tandarts. Gemiddeld kregen zij twintig pillen voorgeschreven. Bij de patiënten die opioïde kregen voorgeschreven lag de misbruikratio een stuk hoger dan bij de controle groep, waarbij dit niet het geval was.

Verder onderzoek

Veelvuldig gebruik van opium kwam vaker voor bij de jongste patiënten, tussen de 16 en 18 jaar oud, en bij vrouwen. Bij patiënten van Aziatische afkomst lag de kans op hoog opioïde gebruik juist lager.

Verder onderzoek is nodig om vast te stellen of opioïden desondanks de beste manier zijn om pijn te stillen na het trekken van verstandskiezen, en om te kijken naar of het trekken van verstandskiezen in de meeste gevallen überhaupt nodig is.

Bron:
Medical Xpress 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Het biomimetisch gebruiken van `short fibers` voor elimineren stress in gebitselementen

Het biomimetisch gebruiken van `short fibers` voor elimineren stress in gebitselementen

Materialen kunnen een gerestaureerd gebitselement alleen versterken als deze adhesief verbonden zijn aan tandweefsel én dezelfde mechanische kenmerken bezitten als het tandmateriaal dat zij vervangen.

Cracks

Bij amalgaamrestauraties zijn eigen altijd cracks aanwezig, ook als je deze niet direct ziet. Deze cracks leiden uiteindelijk altijd tot problemen, dus dien je deze aan te pakken. Wanneer er een crack in de amalgaamrestauratie zelf aanwezig is, loopt deze crack door in het eigen element. Je ziet niet alleen cracks bij amalgaam, maar ook – al zij het in mindere mate – bij composietrestauraties. Een endodontisch behandeld element met een MOD-restauratie veroorzaakt veel verticale wortelfracturen doordat er weinig ondersteund dentine is.

Er zijn 3 hoofdproblemen die leiden tot cracks of fracturen bij composietrestauraties:

  1. Polymerisatiekrimp
  2. Inadequate fractuurresistentie
  3. Inadequate adhesie

Fractuurresistentie

Fractuurresistentie is de mate waarin een materiaal de ontwikkeling van cracks kan voorkomen en de daaropvolgende uitbreiding tot een fractuur kan stoppen. Composiet is hard en bros en heeft een lagere fractuurresistentie dan dentine. Dentine is het meest stress absorberende materiaal in een tand. Ter vergelijking: het materiaal in de glazuurcementgrens (GCG) bezit maar 75% van de fractuurresistentie van dentine, terwijl de fractuurresistentie van het materiaal in de GCG al 5-10x hoger is dan dat van glazuur. Dit impliceert dat om cracks en fracturen te voorkomen in gerestaureerde elementen de mate van fractuurresistentie en buigsterkte van dentine zou moeten worden nagebootst in tandheelkundige materialen die dentine gaan vervangen. `Short fiber reinforced composite` (SFRC) van EverX Posterior is zo’n materiaal.

SFRC

SFRC’s maken een stress absorberende laag en voorkomen het doorzetten van cracks in de oppervlaktelagen. Het materiaal breng je aan tot of iets hoger dan de GCG in de vorm van het natuurlijke verloop daarvan. Daarbij houd je 1,5-2mm over voor het aanbrengen van composiet daaroverheen.

MOD-restauraties, restauraties na endodontische behandelingen en restauraties bij caviteiten dieper dan 5mm zouden moeten worden voorzien van SFRC om fractuurresistentie te waarborgen en het element te versterken. Oppervlakkige restauraties met caviteiten tot 3mm diep zijn veilig te restaureren met alleen composiet.

Bioblock techniek

Glasvezelstiften worden momenteel geregeld gebruikt in wortelkanalen om extra retentie te verkrijgen, maar deze stiften reconstrueren niet de originele structuur van een gebitselement. Een gaaf element heeft namelijk een minimale belasting in zijn as. Een betere optie is om in plaats van een glasvezelstift, SFRC in het kanaal aan te brengen om een elastische en stressvrije laag in het wortelkanaal te creëren. Dit wordt de bioblock techniek genoemd en gaat als volgt in zijn werk:

  1. Verwijder 6mm van het gutta percha uit het wortelkanaal
  2. Ets aanbrengen
  3. De smeerlaag die vrijkomt uit het kanaal weg excaveren
  4. Met CHX het kanaal wassen
  5. Kanaal droogblazen en drogen met paperpoints
  6. Dual cure adhesief aanbrengen
  7. Adhesief uitdunnen met paperpoints
  8. 60 sec uitharden
  9. 2 mm SFRC aanbrengen in het kanaal met pluggers en microbrush
  10. 10 sec uitharden
  11. 2 glasvezels tijdelijk in het kanaal plaatsen zodat deze licht kunnen geleiden en SFRC beter uitgehard kan worden
  12. 90 sec uitharden
  13. 2e laag van 2mm SFRC aanbrengen
  14. 40 sec uitharden
  15. 3e en laatste laag SFRC aanbrengen
  16. 40 sec uitharden

Dr. Márk Fráter graduated from the Faculty of Dentistry at the University of Szeged in 2010. He is a specialist in Restorative Dentistry and Prosthodontics, and also Endodontics. He completed his PhD in fibre-reinforced materials.

Verslag voor dental INFO door Chantal Schreuder, tandarts, van de lezing van Márk Fráter tijdens de Biomimetic Online Conference van Karma Dentistry.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Poster: Angst en pijnbeleving bij de mondhygiënist

Poster: Angst en pijnbeleving bij de mondhygiënist

Voor hun afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht deden studenten Mondzorgkunde Anouk Huijgen en Myriem Gout literatuuronderzoek naar de associatie is tussen angst en pijn bij tandheelkundige behandelingen die door de mondhygiënist worden uitgevoerd

Het doel van het systematische literatuuronderzoek van Huijgen en Gout was om te onderzoeken wat de associatie is tussen angst en pijn bij tandheelkundige behandelingen die door de mondhygiënist worden uitgevoerd.

Zoeken naar bruikbare literatuur

Voor dit onderzoek zijn studies meegenomen die voldeden aan de in- en exclusiecriteria van de patiëntenpopulatie. De databanken PubMed, CINAHL en Dentistry & Oral Sciences zijn gebruikt voor het zoeken naar bruikbare literatuur.

De gevonden studies zijn onafhankelijk van elkaar beoordeeld en de methodologische kwaliteit van de studies is bepaald aan de hand van de beoordelingsformulieren van het Joanna Briggs Institute. De studies zijn ingedeeld naar mate van bewijs en zijn in een evidence tabel samengevat. Er is gebruik gemaakt van beschrijvende analyse.

Significante correlatie gevonden

In de drie databanken zijn 582 artikelen gevonden. Na het individueel beoordelen op titel en abstract, zijn er zes artikelen meegenomen in het literatuuronderzoek van Huijgen en Gout. Drie artikelen gingen over het toedienen van de anesthesie. Twee andere artikelen gingen over scalen en rootplanen. Eén artikel ging zowel over scalen en rootplaning als het toedienen van anesthesie.

Er is een statistische significante correlatie gevonden tussen angst en pijnbeleving bij twee van de drie artikelen over scalen en rootplanen P=0,0001, (r=0.624) en P<0,05, (r=0.62). Bij de vier artikelen over het toedienen van anesthesie was pijn statistisch significant gecorreleerd aan tandheelkundige angst P=<0,01, (r=0.54), P=<0,05, (r=0.47), P=0,001, (r=0.47) en P=<0,001, (r=0.20).

Poster: Angst en pijnbeleving bij de mondhygiënist
Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Op basis van de resultaten kan er volgens Huijgen en Gout voorzichtig worden geconcludeerd dat er een associatie is tussen angst en pijn bij scaling en rootplaning en het toedienen van anesthesie.

Poster ontwikkeld door:
Anouk Huijgen en Myriem Gout, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z