Praktijken die werken met stralingsbronnen, zoals röntgenapparatuur of XRF (röntgenfluorecentiespectrometrie), hebben daarvoor een registratie of vergunning nodig van de ANVS. Voordat het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) van kracht werd in 2018, volstond vaak een melding bij de ANVS. Veel ondernemers hebben deze melding tijdig omgezet naar een registratie of vergunning. De ondernemers die dit niet gedaan hebben en nog steeds stralingsbronnen hebben en ermee werken zijn intussen in overtreding. Zij krijgen een laatste kans om deze overtreding nu te beëindigen.
Veranderde regelgeving
Met de invoering van het Bbs is er voor ondernemers veel veranderd. Voorheen was voor het werken met bijvoorbeeld röntgenapparatuur, en sommige ingekapselde bronnen en radioactieve stoffen met natuurlijke radionucliden, vaak slechts een melding bij de ANVS nodig. Deze meldingsplicht is vervangen door een registratie- of vergunningplicht en daarvoor moet een aanvraag worden ingediend bij de ANVS. Om de aanvraag voor registratie of vergunning te regelen, werd een overgangstermijn van twee jaar afgesproken. Deze is intussen verstreken.
Overtreding ongedaan maken
Veel ondernemers, zoals eigenaren van tandartspraktijken of dierenklinieken, hebben hun registratie of vergunning op tijd, binnen de overgangstermijn, geregeld. Ook zijn er ondernemers die dit nog moeten doen. Ondernemers die dit nog niet gedaan hebben en de stralingsbronnen nog steeds voorhanden en in gebruik hebben, zijn in overtreding. Soms is de aanvraag nog niet gedaan, omdat bijvoorbeeld ten onrechte gedacht wordt dat de oude melding bij de ANVS nog geldig is. Deze ondernemers krijgen daarom nu een laatste kans om de registratie of vergunning alsnog aan te vragen. De ANVS zal niet handhavend optreden ten aanzien van deze overtreding, als een ondernemer vóór 15 april 2021 zijn aanvraag voor registratie of vergunning alsnog doet. Indien een ondernemer nieuwe plannen heeft om met stralingsbronnen te werken, dan is deze termijn overigens niet van toepassing en moet vóórdat met een stralingsbron wordt gewerkt eerst een vergunning of registratie geregeld worden.
De aanvragen voor registraties of vergunningen moeten zo snel mogelijk worden ingediend bij de ANVS. Het aanvragen van een registratie of vergunning vraagt de nodige tijd. Zo moet bijvoorbeeld een risicoanalyse zijn opgesteld om de aanvraag in te dienen. Het opstellen van deze analyse, wat bedrijven veelal laten doen door adviseurs, kost tijd. De aanvraag voor een registratie of vergunning kan digitaal worden ingediend, via het ANVS-loket. Om gebruik te maken van deze digitale dienstverlening is eHerkenning met betrouwbaarheidsniveau 2+ nodig.
Inspecties bij tandheelkundige praktijken
Rekening houdend met bovenstaande aanpak blijft de ANVS natuurlijk intussen haar toezichtprogramma uitvoeren. Zo start de ANVS met inspecties bij tandheelkundige praktijken. Tijdens deze inspecties kijkt de ANVS naar de registraties en vergunningen en houdt toezicht op bijvoorbeeld de vereiste deskundigheid voor het werken met stralingsbronnen. Als blijkt dat bijvoorbeeld veiligheidsvoorschriften onvoldoende worden nageleefd zal de ANVS natuurlijk wel handhavend optreden. Deze aanpak past binnen de toezicht- en interventiestrategie van de ANVS waarin het kader staat voor de risicogerichte toezicht- en interventieaanpak.
Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming De vereisten in het Bbs bieden de basis voor het verantwoord en veilig werken met stralingsbronnen in Nederland. Stralingsbronnen worden in verschillende sectoren gebruikt voor onder andere behandelingen, metingen of onderzoek. Bijvoorbeeld in ziekenhuizen voor het maken van röntgenfoto’s en CT-scans of verschillende vormen van radiotherapie, en door tandartsen of dierenartsen. Ook in de voedingsmiddelenindustrie, weg- en waterbouw en de olie- en gasindustrie worden stralingsbronnen gebruikt om bijvoorbeeld bruggen, buizen of leidingen te onderzoeken op niet-zichtbare beschadigingen. Elk Europees land heeft deze afspraken gemaakt op basis van Europese richtlijn Basic Safety Standards (BSS). In Nederland ziet de ANVS samen met onder andere ISZW en IGJ toe op de naleving van deze voorschriften.
Stappenplan: in welke situaties een registratie of vergunning
Zie het stappenplan voor in welke situaties een registratie of vergunning nodig is. U kunt ook bellen met 088-4890500, op werkdagen tussen 08.30 en 17.00 uur.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2016/03/rontgenstraling.jpg480480anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-11-09 17:32:592022-01-13 13:44:26ANVS: Regel nu uw registratie of vergunning voor het werken met stralingsbronnen
De keuze tussen endodontische herbehandeling of extractie en vervanging van elementen met mislukte wortelkanaalbehandelingen is een onderwerp van intens debat. De ‘Dental Practicality Index (DPI) als een beslissingsinstrument voor de herbehandeling van wortelkanalen en het restaureren van endodontisch behandelde elementen kan hierbij ingezet worden.
Bewuste en onbewuste vooroordelen die onze besluitvorming in endodontologie en restauratieve tandheelkunde beïnvloeden
Voordat de keuze gemaakt wordt om een element endodontisch (her) te behandelen is, is het goed om te bepalen of het element nog goed restaureerbaar is. Het blijkt dat bij deze besluitvorming verschillende factoren een rol spelen. Ook factoren waarvan de tandarts zich niet altijd bewust is. In een studie van Patel et al. (2018) kwam bijvoorbeeld naar voren dat huidskleur van de patiënt effect heeft op het behandeladvies van de tandarts: een endodontische behandeling werd vaker geadviseerd bij blanke personen (86,2%) in vergelijking met personen met een donkere huidskleur (60,71%).
De inzet van de CBCT bij de endodontische herbehandeling en chirurgische behandeling
De CBCT is voor meerdere tandheelkundige vraagstukken inzetbaar, bijvoorbeeld voor endodontische problematiek, externe en interne wortelresoprtie, gecalcificeerde kanalen en moeilijk verklaarbare radiolucenties. De stralingsblootstelling van CBCT die voor endodontische doeleinden gebruikt wordt (Small FOV Cone Beam CT) is 1% (13-44 uSv) van de jaarlijkse toegestane achtergrondstraling.
Richtlijnen gebruik CBCT bij endodontische problematiek
Voor de inzetbaarheid van de CBCT bij endodontische problematiek zijn richtlijnen ontwikkeld door de American Association of Endodontists en de European Society of Endodontology. Indicaties voor het maken van een CBCT zijn:
Contrasterende klinische symptomen
Vermoeden op een extra kanaal of complexe morfologie
Gecalcificeerde kanalen
Verticale wortelfracturen
Evaluatie bij niet helende apicale laesie
Chirurgische planning herbehandeling
Plaatsen van een implantaat
Dentaal trauma
Beperkingen CBCT
De CBCT heeft ook beperkingen:
De kleinste voxel-grootte van een CBCT-scan is 80 micron. Kanalen smaller dan een 8 vijl (80 micron diameter) zullen niet zichtbaar zijn op de scan.
Er kan scattering optreden van de guttapercha stift.
Een fractuur vaak niet goed zichtbaar zijn op de CBCT. De fractuur is echter wel goed op te sporen aan de hand van de radiolucentie, die wel goed zichtbaar is op de CBCT.
CBCT versus tandfilm
Op een CBCT zal sneller een radiolucentie gedetecteerd worden dan op een gewone tandfilm. Uit de resultaten van Al-Nuaimi et al. (2017) werd bijvoorbeeld geconcludeerd dat endodontisch (her)behandelde molaren twee tot drie keer vaker als ‘niet-geslaagd’ worden beoordeeld op een CBCT in vergelijking met een tandfilm. Wanneer gebitselementen worden beoordeeld aan de hand van een CBCT dan verschilt het slagingspercentage van een primaire endodontische behandeling (84.7%) niet significant met die van endodontische herbehandeling (77.9%). De kans op het slagen van een endodontische (her)behandeling, beoordeeld d.m.v. een CBCT, is in frontelementen het grootst (95%), gevolgd door premolaren (90%). De kans op slagen is bij molaren beduidend lager (75%). Dus wanneer de CBCT wordt gebruikt voor de beoordeling van het slagen van de behandeling dan is de behandeluitkomst voor molaren significant lager in vergelijking met die van frontelementen en premolaren (Al-Nuaimi et al. 2017). Uit een andere CBCT-studie is gebleken dat de curvatuur van de radices het behandelresultaat beïnvloedt: elementen met radices met een curvatuur van ≥20 graden hebben een significant lagere kans van slagen in vergelijking met elementen waarbij de curvatuur van de radices <20 graden is. Daarnaast is ook de lengte van de kanaalvulling van belang: elementen waarbij de kanalen tot meer dan 2mm van de apex waren gevuld hadden minder kans van slagen dan kanalen die adequaat waren gevuld.
Wat is het effect van een gebrek aan coronale tandstructuur op de overleving van het endodontische herbehandelde gebitselementen?
Uit een andere studie van Al-Nuaimi et al. (2017) kwam naar voren dat elementen met minder dan 30% resterend coronaal tandweefsel een drie keer grotere kans hebben om geëxtraheerd te worden.
Dental Pratically Index (DPI)
Aan de hand van de DPI kan de restaureerbaarheid van het gebitselement bepaald worden (Dawood et al. 2017, zie afbeelding).
Klik hier voor een vergrote versie van de bovenstaande PDF
Kort samengevat komt het er op neer dat wanneer er genoeg tandstructuur is en de endodontische behandeling niet te lastig was, er een hoge kans van slagen is. De kans van falen bij een DPI van 3 of hoger is 23,3%.
Take home message
De volgende factoren bepalen of een afgebroken element goed gerestaureerd kan worden:
Parodontale gezondheid
Algehele mondgezondheid
Algemene gezondheid patiënt
Moeilijkheidsgraad van de endodontische behandeling
De endodontische herbehandeling van gebitselementen met een evidente hoeveelheid tandstructuur en geen andere parodontale, restauratieve of medische problemen hebben een gunstige behandeluitkomst en overleving.
Prof. dr. Francesco Mannocci is gespecialiseerd in de endodontie en restauratieve tandheelkunde. Hij studeerde af als arts in 1986 en als tandarts in 1989 in Pisa (Italië). Hij promoveerde aan King’s College (Londen, Engeland) in 2001. Na 18 jaar een eigen praktijk in Pisa te hebben gevoerd werd hij in 2004 docent endodontologie aan King’s College, in 2008 hoofd van de afdeling endodontologie en in 2011 werd hij benoemd tot hoogleraar in de endodontologie. Hij is auteur van meer dan 120 artikelen in peer reviewed tijdschriften en is redacteur van The International Endodontic Journal. Mannocci voert tevens een eigen endodontische praktijk in Londen.
Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Prof. dr. Francesco Mannocci tijdens het congres De endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/12/Risico’s-en-voordelen-van-de-endodontische-herbehandeling.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-11-09 11:00:102020-11-05 15:44:22Risico’s en voordelen van de endodontische herbehandeling
De uitbraak van het ernstige acute respiratoire syndroom coronavirus 2 (SARS-CoV-2) begon slechts een half jaar geleden en groeide snel en veroorzaakte verschillende doden en morbiditeiten. Het mechanisme achter de overdracht van het virus is nog steeds niet helemaal duidelijk, ondanks een groot aantal nieuwe specifieke manuscripten die dagelijks worden gepubliceerd.
Dit artikel belicht de mondholte als een mogelijke virale transmissieroute naar het lichaam via de Angiotensin-converterende enzym 2-receptor. Het geeft ook richtlijnen voor routinematige beschermende maatregelen in de tandartspraktijk tijdens het verlenen van mondzorg.
Infectiemechanismen van COVID-19 en preventierichtlijnen mondzorg
Gezondheidswerkers, en in het bijzonder tandartsen en hun medewerk(st)ers worden het meest blootgesteld aan besmetting. Dit vooral door de gegenereerde aerosols bij het uitoefenen van hun beroep. Het was daarom nodig nieuwe persoonlijke bescherm protocollen uit te werken. De belangrijkst besmettingsweg gaat via mond en longen.
Dit artikel vat de gekende infectiemechanismen van SARS-CoV-2, tot nu toe gekend in de literatuur samen. Het stelt ook preventierichtlijnen voor die op bewijs gestaafd zijn, voornamelijk toegepast op de tandzorg.
Resultaten
De orale caviteit wordt beschouwd als de gastheer site voor zowel infectie als transmissie van het SARS-CoV-2 virus. Dit gebeurt door contact, droplets, aerosols of speeksel. Onderzoek heeft aangetoond dat 5 weken na een negatieve SARS-CoV-2 test, er nog virusresten in de patiënt zijn faeces kunnen gevonden worden. Dit maakt het dus mogelijk dat er besmetting mogelijk is bij negatief geteste personen tot 5 weken na de uitslag. Dit verplicht ons in de tandartspraktijk de nodige aangepaste preventiemaatregelen te treffen.
Het tot nu gekende infectiemechanisme wordt in dit artikel uitvoerig beschreven. Een slechte parodontale toestand bevordert het risico op virusinfectie. Voornamelijk door het contact van speeksel met pocketbloeding. Er wordt uitgebreid uitgelegd hoe er preventief gewerkt moet worden in de tandartspraktijk. Aangepaste persoonlijke beschermkledij is vereist evenals een efficiënt triage systeem.
Resultaten van deze manier van werken worden hier voorgelegd. Gebruik makende van al de preventieve maatregelen werd er geen overdracht van het SARS-CoV-2 virus vastgesteld.
Discussie
In het begin van de pandemie werden de meeste tandartspraktijken gesloten . Dit leidde tot een overbelasting van de tandartspraktijken na het opheffen van deze maatregel. De resultaten van dit artikel bewijzen dat er met de nodige preventieve beschermmaatregelen op een veilige manier kan verder gewerkt worden.
Conclusie
Ongetwijfeld zullen de voorzorgsmaatregelen in de tandartspraktijken in de toekomst aangepast moeten worden. Het in dit artikel voorgesteld triage en test model heeft wel bewezen dat er op een manier verder gewerkt kan worden waarbij er geen virusoverdracht meer is vastgesteld tussen patiënten en mondzorgmedewerkers. Het is wel belangrijk multicenter onderzoek uit te voeren om mogelijke overdracht van het SARS-CoV-2 virus tussen mondzorgmedewerkers en patiënten op te volgen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/Mondholte-als-mogelijke-virale-transmissieroute-voor-COVID-19.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2020-11-09 10:40:242020-11-11 10:32:31Mondholte als mogelijke virale transmissieroute voor COVID-19?
Welke medische tandheelkundige interacties zijn er en welke factoren spelen hier mee? Lees meer over de mogelijkheden om erachter te komen of de medische gezondheid van uw patiënt invloed heeft op de tandheelkundige behandeling.
Verslag van de lezing van Henk Brand, Medisch bioloog, tijdens het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland.
Wat houdt een medische tandheelkundige interactie (MTI) in?
Er bestaan verschillende definities van de term medisch tandheelkundige interactie (MTI).
De Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie (VMTI) hanteert de volgende definitie: MTI is interactie tussen mondgezondheid en algemene gezondheid. Voorbeelden zijn de relatie tussen parodontitis en diabetes en de relatie tussen tandheelkundige materialen en allergieën.
Fred Rozema, bijzonder hoogleraar MTI bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), noemde bij zijn benoeming vijf gebieden waarop medisch tandheelkundige interactiesplaatsvinden:
Ziekten kunnen tot uiting komen in de mond.
Een ongezonde mond kan consequenties hebben voor de algemene gezondheid.
Medicatie-gebruik kan zichtbaar zijn in de mond.
Een acute medische situaties kan zich voordoen in de tandheelkundige praktijk.
Ziekten en aandoeningen kunnen invloed hebben op de tandheelkundige behandeling.
MTI wordt dus in verband gebracht met de tandheelkundige behandeling in de dagelijkse praktijk,. Soms wordt er gedacht dat MTI hetzelfde is als Oral Medicine. Internationaal gezien staat het begrip Oral Medicine voor een gespecialiseerde vervolgopleiding na de studie Tandheelkunde. Oral Medicine gaat dieper in op de medische aspecten en is niet hetzelfde als MTI.
Samenvattend kan gesteld worden dat de medisch tandheelkundige interacties een groot en vaag begrensd terrein is. Misschien moet MTI meer gezien worden als een filosofie of visie op patiënt behandeling.
Welke interacties bestaan er?
Er bestaan vier factoren die allemaal interactie met elkaar kunnen hebben. Dit zijn:
Algemene gezondheid
Mondgezondheid
Medicatie/ geneeskundige behandeling
Tandheelkundige behandeling
Deze vier factoren kunnen in verschillende situaties elkaar op verschillende wijze beïnvloeden. De algemene gezondheid kan bijvoorbeeld effect hebben op de mondgezondheid. Monddroogte ten gevolge van radiotherapie of xerogene medicatie is hier een voorbeeld van. Deze monddroogte heeft weer consequenties voor de tandheelkundige behandeling. Immers, de patiënt moet vaker gezien worden omdat hij/zijn een hoger risico loopt op het ontstaan van cariëslaesies.
Het is dus belangrijk dat een tandarts zich bewust is van de algemene gezondheid en/of medicatie-gebruik van de patiënt. Op deze manier kan er op de juiste manier ingespeeld worden op de situatie van het individu.
Hoe komt een tandarts aan medische informatie van een patiënt?
Er zijn verschillende mogelijkheden om de medische gezondheid van de patiënt te bepalen en de mogelijke invloed daarvan op de tandheelkundige behandeling of andersom. Dit zijn:
Lichamelijk onderzoek
Dit blijft in de tandheelkundige praktijk vaak beperkt tot het beoordelen van de algemene indruk die een patiënt geeft. Het kan een tandarts bijvoorbeeld opvallen dat een patiënt kortademig is.
Laboratorium onderzoek
Dit soort onderzoek wordt vrijwel nooit door de tandarts uitgevoerd.
Medische schriftelijke anamnese of mondelinge anamnese
Een tandarts is veelal afhankelijk van de anamnese wat betreft het verschaffen van medische informatie over de patiënt. Uit onderzoek blijkt dat 43% van de Nederlandse tandartsen hiervan gebruik maakt. Bij Europese tandheelkundeopleidingen ligt dit veel hoger, namelijk 94%.
Er bestaan verschillende medische vragenlijsten. Uit onderzoek blijkt dat de meest voorkomende ziekten op dergelijke vragenlijsten hypertensie, epilepsie, allergieën en diabetes zijn. Geconcludeerd kan worden dat er binnen Europa onder tandheelkunde opleidingen geen consensus bestaat over welke ziektebeelden wel of niet gevraagd moet worden. Daarnaast zijn er ook nog beperkingen van een schriftelijke medische anamnese. Er kan sprake zijn van onderrapportage, patiënten kunnen vragen niet begrijpen en vaak wordt een dergelijke vragenlijst maar een keer afgenomen en is deze dus na verloop van tijd niet up-to-date.
Hoe kan de ernst van de medische situatie van een patiënt worden ingeschat?
De ASA-score geeft de medische conditie van een patiënt weer. De score loopt van 1 tot en met 5. Hieronder staan de betekenissen per score vermeld.
ASA 1: Gezonde patiënt.
ASA 2: Patiënt met een lichte systemische afwijking zonder beperking van dagelijkse activiteiten.
ASA 3: Patiënt met een ernstige systemische afwijking met beperking van dagelijkse activiteiten.
ASA 4: Patiënt met ernstige en levensbedreigende aandoening.
ASA 5: Patiënt gaat dood indien niet binnen 24 uur door een chirurg behandeld wordt.
Beperkingen van de ASA-score zijn dat er geen rekening wordt gehouden met de leeftijd en met eventuele angst voor tandheelkundige behandelingen. Deze factoren zijn echter wel belangrijk voor een tandheelkundige behandeling. Ook kunnen sommige medische aspecten een overdreven hoge score geven. Een allergie zoals hooikoorts geeft een ASA-score 3 terwijl dit de tandheelkundige behandeling vaak niet beïnvloedt.
Overleg met collega’s
Op een Amerikaanse tandheelkunde faculteit werd bij 32% van medisch gecompromitteerde patiënten het tandheelkundig behandelplan aangepast nadat een arts was geraadpleegd. Bovendien bleek na het overleg de arts bij 8% van de patiënten de medische behandeling te hebben aangepast. Overleg tussen tussen tandartsen en artsen is dus zinvol als rekening gehouden moet worden met interacties tussen medische aandoeningen en/of medicijnen met (andere) medicijnen. Een voorbeeld is porfyrie, deze aandoening geeft problemen met bepaalde medicatie zoals lidocaïne en diclofenac.
Intercollegiaal overleg is dus heel belangrijk. Helaas weten de meeste artsen weinig over tandheelkunde.
dr. Henk Brand is als universitair docent verbonden aan de afdelingen Orale Biochemie en Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie aan het Academisch Centrum Tandheelkunde te Amsterdam.
Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland
Dit verslag is voor het eerst in oktober 2015 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in november 2020 opnieuw onder de aandacht gebracht.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/11/identificatie-medisch-gecompromiteerde-patient.jpg230400Anita test Testhttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgAnita test Test2020-11-09 10:30:002020-11-10 10:36:30Identificatie van medische gecompromitteerde patiënten
Een tekort aan vitamine D leidt mogelijk tot een hoger risico op COVID-19-infectie, aldus twee recente onderzoeken. Ook lijken meer patiënten met ernstige symptomen een vitamine D-tekort te hebben dan degenen met een mildere ziekte. Het innemen van supplementen kan daarom de impact van het virus mogelijk verlichten.
Belangrijke vitamine
Vitamine D wordt in het lichaam aangemaakt onder invloed van zonlicht en heeft verschillende functies die onder andere de mondgezondheid beïnvloeden. Er is bijvoorbeeld bewijs dat Vitamine D mogelijk erg belangrijk is om cariës en vroegtijdig implantaatverlies te voorkomen. Ondanks dat een goed vitamine D-gehalte dus belangrijk is hebben veel mensen te weinig vitamine D in hun bloed. Dit lijkt nu ook een rol te spelen in de huidige coronacrisis volgens twee studies in medRxiv en JAMA Network Open.
Onderzoek bij NHS-medewerkers
De eerste studie betreft een onderzoek van University Hospitals Birmingham NHS Foundation Trust in het Verenigd Koninkrijk. Hier werd gekeken naar de prevalentie van vitamine D-tekort bij National Health Service-medewerkers met symptomen die wijzen op COVID-19 en de relatie tussen beide. In totaal werden bij 392 mensen coronatests afgenomen en vitamine D-concentraties gemeten.
Vaker tekort bij verschillende groepen
Uit de resultaten bleek dat 15.6% van de deelnemers een te lage concentratie vitamine D (<30nmol/l) hadden. Dit kwam significant vaker voor bij niet-witte personeelsleden en junior-artsen Verder hadden jongere medewerkers, degenen met een hoger BMI en mannen lagere vitamine D-niveaus.
Vitamine D risicofactor voor COVID-19-infectie
Deelnemers met een tekort aan vitamine D rapporteerden vaker pijn in het lichaam en koorts, maar niet de typische ademhalingssymptomen als hoesten en kortademigheid. Ook testte deze groep vaker positief, 72% vergeleken met 51% bij mensen zonder deficiëntie. De onderzoekers constateerden met behulp van multivariate analyse dat vitamine D-tekort een risicofactor is voor COVID-19-infectie.
Vergelijkbare resultaten bij onderzoek in de VS
Een dergelijk onderzoek vond ook plaats in de Verenigde Staten waar wetenschappers van de University of Chicago een retrospectieve cohortstudie uitvoerden. De deelnemers waren 489 patiënten bij wie het afgelopen jaar het vitamine D-gehalte in het bloed was gemeten, voor ze werden getest op SARS-CoV-2. Het relatieve risico op een positieve test bleek 1.77 keer groter te zijn bij patiënten met minder dan 20 ng/ml vitamine D in hun bloed hadden vergeleken met personen zonder vitamine D-tekort.
Onderzoek nodig voor invoeren suppletiebeleid
Aangezien vitamine D niet duur en in het algemeen veilig is, lijkt het aantrekkelijk om op populatieniveau het innemen van supplementen te stimuleren. De auteurs voegen wel toe dat er eerst onderzoek moet worden gedaan om te bepalen of die interventies de incidentie van COVID-19 kunnen verminderen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/11/Vitamine-D-tekort-mogelijk-risicofactor-voor-COVID-19.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2020-11-05 10:38:102020-11-09 12:03:25Vitamine D-tekort mogelijk risicofactor voor COVID-19
Jenay de Clercq ontving onlangs de NVvK-Elmex prijs voor haar scriptie “De kennis, taakverantwoordelijkheid, bekwaamheid, behoefte en haalbaarheid van jeugdartsen en -verpleegkundigen betreffende de mondgezondheid bij kinderen van 0 tot 4 jaar“.
De scriptie richtte zich op bij jeugdartsen en -verpleegkundigen in kaart brengen van de effectiviteit en wens van bijscholing en of er een verschil is in meningen omtrent taakverantwoordelijkheid, zelf ingeschatte kennis en bekwaamheid betreffende de mondgezondheid bij kinderen van nul tot vier jaar.
Een belangrijke conclusie is dat de participanten na het volgen van bijscholing een statistisch significant hogere totaalscore in kennis hebben behaald ten opzichte van de participanten die geen bijscholing hebben gevolgd. Na het volgen van bijscholing voelen de participanten zich meer bekwaam en zijn zij van mening dat zij meer kennis hebben.
Jenay ontving de prijs tijdens het webinar van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK) op 30 oktober. Door de coronamaatregelen vond het NVvK najaarscongres dit keer in de vorm van een webinar plaats.
Scriptieprijs
Tijdens dit webinar is een filmpje van de prijsuitreiking getoond. Het was alweer de zesde keer dat de scriptieprijs voor de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde is uitgereikt. Deze prijs wordt jaarlijks alternerend uitgereikt aan de beste Masterscriptie van de opleidingen tandheelkunde en de beste Bachelorscriptie van de opleidingen mondzorgkunde. Dit jaar was mondzorgkunde weer aan de beurt.
De prijs bestaat uit een bedrag van 1000 euro en een jaar gratis lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde. Er waren inzendingen van alle opleidingen, volgens de jury allen van hoge kwaliteit. Jenay de Clercq (InHolland, Amsterdam) heeft de eerste prijs gewonnen, de tweede prijs ging naar Pien Landkroon en Rosa Kok (gezamenlijke scriptie, Hogeschool Utrecht) en er was een gedeelde derde prijs voor Mireille Bakker (InHolland, Amsterdam) en Liz Boeters (InHolland Amsterdam).
In 2021 meedingen naar de scriptieprijs?
De NVvK-Elmex scriptie prijs wordt jaarlijks alternerend uitgereikt aan de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde voor de opleiding tandheelkunde (Masterscriptie) en de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde voor de opleiding mondzorgkunde (Bachelorscriptie). Dit studiejaar (2020/2021) kunnen scripties van studenten tandheelkunde (afgerond na 9 juli 2019 en voor 10 juli 2021) meedingen naar de prijs. Meedoen? Stuur je scriptie naar secretariaat@nvvk.org.
Het hebben van een droge mond, geurverlies en/of reukverlies kunnen de enige of eerste symptomen van COVID-19 zijn. Om de verspreiding van de ziekte zoveel mogelijk te beperken kunnen tandheelkundige teams overwegen om patiënten op deze symptomen te screenen.
Nog steeds veel niet bekend
Hoewel het coronavirus al maanden huishoudt zijn wetenschappers nog bezig met uitzoeken waarom sommige mensen asymptomatisch zijn, of andere aandoeningen de eerste tekenen van infectie zijn en waarom sommige patiënten langdurig in het ziekenhuis moeten worden opgenomen.
Slecht beschreven orale infecties
Relatief veel patiënten hebben last van smaak- en geurverlies. Orale infecties die secundair zijn aan de infectie zijn slecht beschreven. Dit heeft gaten achtergelaten in de herkenning van het begin en de karakterisering van symptomen als een droge mond en smaakproblemen, net als hun associaties met de ernst van de COVID-19-gevolgen.
Studie naar coronapatiënten in Italië
Door middel van een retrospectieve studie hebben wetenschappers van de afdeling orale en maxillofaciale wetenschappen aan de Sapienze Universiteit van Rome onderzoek gedaan naar de prevalentie en karakteristieken van xerostomie en smaak- en olfactorische disfuncties bij COVID-19-patiënten. Tussen 4 juni en 12 juni werd bij 111 patiënten in Italië een aangepast, telefonisch onderzoek gehouden van de National Health and Nutrition Examination Survey 2013-2014 voor smaak- en reukstoornissen. De Fox Questionnaire werd gebruikt om informatie te verzamelen over droge mond bij coronapatiënten. De deelnemers werden tussen 6 maart en 20 april 2020 beoordeeld op de spoedeisende hulp en testten positief op SARS-CoV-2.
Meestal smaak-, geurverlies of droge mond voor diagnose
Bijna de helft patiënten had last van xerostomie, anosmie óf dysgeusie, een derde zei last te hebben gehad van twee dergelijke symptomen. Smaakverlies werd het meeste (59.5 %) gemeld, gevolgd door xerostomie (45.9 %) en tenslotte geurverlies (41.4 %). Dit laatste symptoom werd met een score van 8.5 wel als ergste ervaren. Voor elke stoornisgroep traden bij ruim 70 % van de patiënten alle symptomen op vóór de diagnose van COVID-19.
Direct verband droge mond en infectie
Hoewel sommige onderzoeken tongzweren, monduitslag en verlies van smaak en geur in verband hebben gebracht met het coronavirus, lijkt dit de eerste keer dat er een duidelijk verband is gevonden tussen alleen een droge mond en de infectie. Door het kleine aantal deelnemers kunnen de resultaten echter mogelijk niet worden gegeneraliseerd tot alle COVID-19-patiënten.
Bewustwording is essentieel
De resultaten bevestigen wel het idee dat xerostomie en olfactorische en smaakstoornissen veelvoorkomende symptomen zijn waarvan wordt gemeld dat ze van nature bij COVID-19 horen, soms zelfs als enige symptoom. De auteurs van het artikel in het American Journal of Otolaryngology zeggen dat bewustwording fundamenteel is om de ziekte vroeg de identificeren en de virusverspreiding te beperken. Clinici zouden deze symptomen daarom met de patiënten moeten bespreken.
Tandartsen kunnen helpen bij identificeren COVID-19
“Zorgverleners op het gebied van mondgezondheid en medische zorg moeten de beoordeling van dergelijke symptomen overwegen tijdens de eerste screening, wat kan helpen bij het identificeren van COVID-19-patiënten in een vroeg stadium,” schrijven de auteurs.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/11/Droge-mond-geur-en-of-smaakverlies.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2020-11-03 09:00:542020-10-14 10:51:52Droge mond, geur- en/of smaakverlies mogelijk eerste of enige symptomen COVID-19
Het kabinet schrapt voorlopig het wetsvoorstel voor inperking van de vrije artsenkeuze. Dit voorstel – Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het bevorderen van zorgcontractering – zou zorgverzekeraars de mogelijkheid geven om een lager percentage van de rekening te vergoeden bij niet-gecontracteerde zorgverleners. Dit zou een keuzebeperking opleveren voor patiënten en zorgaanbieders treffen in hun zekerheden bij praktijkvoering.
Aanleiding
De aanleiding voor dit wetsvoorstel zijn de ontwikkelingen in de wijkverpleging en de GGZ. Onderzoek van VEKTIS laat zien dat het aandeel van niet-gecontracteerde wijkverpleging in 2019 met 5,7% afname vergeleken met 2018 (9,0%) en 2017 (7,2%). Nu de cijfers over de ontwikkelingen van de GGZ over 2019 nog niet bekend zijn, is het wetsvoorstel volgens minister De Jonge momenteel minder noodzakelijk.
Nog geen afstel
Als straks uit deze cijfers blijkt dat het percentage van niet-gecontracteerde zorg te weinig daalt, dan kan het wetsvoorstel opnieuw ingediend worden. Er is dan een kans dat het voorstel niet alleen over de GGZ en wijkverpleging gaat, maar ook over de mondzorg. De Mondzorgalliantie van KNMT, ANT, NVM-Mondhygiënisten en ONT-Tandprothetici blijft daarom alert op de ontwikkelingen.
Obstructieve slaapapneu (OSA) komt regelmatig voor. De kans is dus groot dat er in uw praktijk patiënten rondlopen die hiervoor worden behandeld met een mandibulair repositie apparaat (MRA). Hoe wordt de diagnose gesteld? Hoe wordt er bepaald of de patiënt in aanmerking komt voor een MRA behandeling? Waar kunt u als algemeen practicus op letten?
Geschreven door Marieke Filius, tandarts en geaccrediteerd Tandheelkundige Slaapgeneeskundige NVTS
Beluister de podcast
Lees de hele tekst van het artikel hieronder.
Patiënten die worden verdacht op het hebben van obstructief slaapapneu (OSA) worden in de meeste gevallen via de huisarts verwezen naar de longarts. De longarts zal aan de hand van onder andere de anamnese en het slaaponderzoek vaststellen of er sprake is van Obstructief Slaap Apneu Syndroom (OSAS). Ook wordt er een klinisch onderzoek uitgevoerd door de KNO-arts. De KNO-arts beoordeeld de bovenste luchtwegen op tekenen van vernauwing.
Diagnose
OSA wordt gekenmerkt door regelmatige onderbrekingen in de ademhaling tijdens de slaap door het dichtvallen van de hogere luchtwegen. Zo’n onderbreking wordt een apneu of hypopneu genoemd en wordt gekenmerkt door (respectievelijk) een volledige of een gedeeltelijke onderbreking van de luchtstroom van minstens tien seconden met als gevolg een verlaging van het zuurstofgehalte in het bloed. Ook is er bij veel OSA-patiënten sprake van snurkgeluid, ook veroorzaakt door vernauwing van de hogere luchtwegen.
De Apneu-Hypopneu-Index (AHI) is een grootheid die het gemiddelde aantal apneus of hypopneus per uur slaap aangeeft en wordt geregistreerd tijdens het slaaponderzoek. De ernst van OSA kan op basis van de AHI worden onderverdeeld in:
Mild: AHI 5-15
Matig: AHI 15-30
Ernstig: AHI >30
De diagnose OSAS kan gesteld worden indien:
– Er sprake is van een AHI van 5 of hoger én:
– Er sprake is van overmatige slaperigheid overdag die niet verklaard kan worden door andere factoren OF er sprake is van aanwezigheid van twee of meer van de volgende symptomen die niet door een andere oorzaak verklaard kunnen worden:
Nachtelijk verstikkingsgevoel en/of happen naar adem tijdens de slaap
Regelmatig wakker schrikken tijden de slaap
Niet-verfrissende slaap
Vermoeidheid overdag
Concentratieverlies
Behandeling OSAS
Het is belangrijk om OSAS te behandelen. Door het regelmatig optreden van ademstops vinden er herhaalde ontwaakreacties plaats (vaak merkt de patiënt hier niets van). Deze slaapfragmentatie heeft een vermindering van slaapkwaliteit tot gevolg. Wordt hier niets aan gedaan dan kan de patiënt naast (ernstige) vermoeidheid, last krijgen van hoofdpijn en van concentratie- en geheugenverlies. Door het gebrek aan zuurstof in de nacht loopt de patiënt daarnaast het risico op meerdere gezondheidsproblemen, zoals een hoge bloeddruk, diabetes, overgewicht en hart- en vaatziekten. (bron: folder NVTS)
CPAP of MRA
Vaak wordt een OSAS-patiënt behandeld met een CPAP (Continuous Positive Airway Pressure) of een MRA (Mandibulair Repositie Apparaat). Een CPAP is een apparaat waarbij er continue lucht met positieve druk de luchtweg ingeblazen wordt via een gezichtsmasker. Deze positieve luchtdruk houdt de bovenste ademweg open. Een MRA is een soort blokbeugel die op maat wordt gemaakt en die ’s nachts wordt gedragen. De MRA zorgt ervoor dat de onderkaak in een ventrale stand wordt gefixeerd waardoor de luchtweg tijdens de nachtrust open blijft. De CPAP is de gouden standaardbehandeling maar over het algemeen wordt een MRA beter geaccepteerd dan een CPAP-apparaat.
Behandeling met een MRA kan als primaire interventie worden overwogen bij de behandeling van patiënten met lichte tot matige vormen van OSAS. In geval van een ernstige vorm van OSAS of beperkingen in de gebitssituatie van de patiënt, moet behandeling met een MRA vooral als een secundaire interventie worden gezien. Voor een behandeling met een MRA wordt de patiënt door de KNO en/of longarts verwezen naar een tandheelkundig slaapgeneeskundige. Dit is een kaakchirurg, orthodontist of tandarts die geaccrediteerd is voor het uitvoeren van deze behandeling en nauw samenwerkt met andere medisch specialisten om de slaapproblemen te behandelen.
Consult voor MRA
De tandheelkundig slaapgeneeskundige zal beoordelen of een patiënt geschikt is voor een MRA. Hieronder volgen de zeven stappen van een eerste consult.
1. Anamnese
Tijdens de anamnese wordt gevraagd naar de algemene gezondheid en het medicatiegebruik van de patiënt. Daarnaast wordt de patiënt gevraagd naar de aanwezigheid van de volgende klachten:
(overmatige) vermoeidheid
slaperigheid overdag
concentratie problemen
problemen tijdens het autorijden, zoals de neiging tot in slaap vallen achter het stuur
een stokkende ademhaling/ onregelmatige ademhaling
wakker schrikken, bijvoorbeeld als gevolg van adem tekort/ het gevoel van stikken
een niet-verfrissende slaap, oftewel ‘moe wakker worden’
sociaal hinderlijk snurken: heeft de omgeving hier last van?
Ook wordt er gevraagd of er momenteel of in het verleden sprake is geweest van CMD-klachten, of er klachten zijn aan het gebit, of de patiënt regelmatig de tandarts bezoekt, of er klachten zijn aan het tandvlees en of het gebit regelmatig wordt gereinigd.
2. Mondonderzoek
Tijdens het mondonderzoek wordt er gekeken naar:
De eventuele aanwezigheid van temporomandibulaire disfunctie
O.a. pijn bij palpatie van de kauwmusculatuur en/of het kaakgewricht, pijn bij bewegingen van de onderkaak.
Dentitie
O.a. aantal aanwezige elementen, restauratiegraad, cariëslaesies, slijtage, tekenen van parafuncties zoals klemmen of knarsen.
Parodontale situatie
O.a. het niveau van zelfzorg/mondhygiëne, aanwezigheid van pockets of mobiliteit.
Beet
O.a. klasse beet (I, II of III), aanwezigheid interdigitatie. Ook worden de overjet en overbite opgemeten en wordt er gekeken naar de afstand van het traject van de onderkaak bij proale beweging. Eventueel worden er lichtfoto’s gemaakt van de beet.
Mallampatie, oftewel de grootte van de tong.
Bij het beoordelen van de mallampatie wordt de zichtbaarheid van verschillende structuren beoordeeld bij een tongpositie in rust. De patiënt krijgt hiervoor een score tussen de 1 en 4.
1= de uvula, tonsillen en farynxbogen zijn zichtbaar
2= de uvula is zichtbaar, de tonsillen niet
3= alleen het palatum molle is zichtbaar
4= alleen het palatum durum is zichtbaar
3. Röntgenonderzoek
Op de OPG worden onder andere de kaakkopjes beoordeeld en de dentitie op aanwezigheid van eventuele cariëslaesies en/of granulomen. Vaak wordt er ook een laterale schedelopname gemaakt.
4. Conclusie: Is de patiënt geschikt voor een MRA?
Aan de hand van de anamnese en het onderzoek wordt bepaald of de patiënt geschikt is voor een MRA. Een MRA is gecontra-indiceerd in de volgende gevallen:
Aanwezigheid van CMD-klachten
Aanwezigheid van ernstige parodontitis/ een slechte mondhygiëne
Aanwezigheid van cariëslaesies
Een beperkte mondopening
Een beperkte proale beweging (minder dan 5 mm)
De aanwezigheid van minder dan acht gebitselementen per kaak*
Bij de aanwezigheid van cariëslaesies wordt de patiënt eerst naar de eigen tandarts gestuurd om dit te behandelen, de MRA wordt dan na deze behandeling aangemeten. Ook kan een patiënt worden aangeraden naar de mondhygiëniste te gaan.
* Bij patiënten met een prothese kan een MRA gemaakt worden mits er in de onderkaak in ieder geval implantaten aanwezig zijn. Het behandelresultaat is voor deze patiënten echter wel minder voorspelbaar.
5. Bespreken bijwerkingen MRA en informed consent
Bij het dragen van een MRA kan de patiënt last krijgen van bijwerkingen. In de meeste gevallen zijn deze van tijdelijke aard.
Bijwerkingen op de korte termijn
Bijwerkingen die meestal optreden in de eerste dagen/weken dat de patiënt de MRA draagt zijn: droge mond, veel speekselvloed, gevoelige tanden en/of kiezen, gevoelig tandvlees, gevoelige kaakgewrichten of kauwspieren, kokhalsneiging, kleine standsveranderingen van het gebit. Deze klachten verdwijnen meestal na een aantal dagen tot weken.
Bijwerkingen op de lange termijn
Na verloop van tijd kunnen er kleine veranderingen van tand- en/of kaakstand optreden. Deze zijn meestal zeer gering. De patiënt moet jaarlijks voor controle komen zodat eventuele tand- en/of kaakstand goed in de gaten gehouden kunnen worden. Mocht de tand- en/of kaakstand zodanig veranderen dat dit invloed heeft op de beet, dan is vaak het advies om de MRA behandeling te staken.
De patiënt wordt tijdens het consult uitgebreid over de mogelijke bijwerkingen ingelicht. Ook wordt er gevraagd om een informed consent te tekenen. Een MRA-behandeling valt bij OSAS-patiënten onder verzekerde zorg.
6. Aanmeten MRA
Mocht de patiënt geschikt zijn voor een MRA dan kan deze opgemeten worden. Hiervoor wordt er een beetregistratie uitgevoerd en wordt er een alginaatafdruk van de boven- en onderkaak gemaakt. Voor het uitvoeren van de beetregistratie wordt eerst de maximale protrusie van de onderkaak vastgelegd met behulp van een George gauge. De beginstand van de MRA wordt aan de hand van het totale proale traject van de onderkaak bepaald (60% van maximale protrusie). In deze positie wordt de beet vastgelegd met beetregistratiemateriaal. Sommige patiënten hebben bij protrusie van de onderkaak een deviatie naar links of rechts, deze wordt ook genoteerd.
7. Maken vervolgafspraken
De volgende vervolgafspraken worden gemaakt voor de patiënt:
Plaatsen
Ongeveer vier weken na het aanmeten, zal de MRA geplaatst worden. De MRA wordt gepast en er wordt uitleg gegeven over het schoonhouden van de MRA.
Controle 1: Uitleg titratie
Twee weken na het plaatsen, wordt de eerste controle ingepland. Er wordt gekeken of de patiënt al gewend is aan de MRA en of er klachten zijn. Ook wordt gevraagd of de patiënt al effect van de MRA ervaart.
Snurken is vaak een goede graadmeter voor de aanwezige ruimte in de bovenste luchtweg. Eventuele verbetering van snurkklachten kunnen vaak al worden opgemerkt (op korte termijn is er meestal nog weinig effect merkbaar op de vermoeidheidsklachten). Mocht het snurken geheel of grotendeels verdwenen zijn dan kan vaak de huidige stand van de MRA gehandhaafd worden. Mocht dit niet het geval zijn dan kan er getitreerd worden. Bij titratie wordt de MRA (heel geleidelijk!) versteld waardoor de onderkaak meer naar proaal
komt te staan. Tijdens deze afspraak wordt hier uitleg over gegeven, de patiënt kan dit zelf thuis doen.
Controle 2: Evaluatie
Drie maand na het plaatsen van de MRA vindt de tweede controle plaats. Er wordt gevraagd naar de aanwezigheid van eventuele klachten en het effect van de MRA op het snurken en de vermoeidheid. Ook wordt de patiënt gevraagd naar zijn therapietrouw en of de patiënt heeft getitreerd. Tijdens het mondonderzoek wordt gekeken naar de aanwezigheid van eventuele CMD-klachten en eventuele veranderingen in de overjet of overbite.
Bij een AHI van 15 of hoger wordt de patiënt terugverwezen naar de longarts voor het herhalen van het slaaponderzoek. Het effect van de MRA op de AHI kan op deze manier onderzocht worden. Wanneer de MRA voldoende effectief is en er geen klachten zijn dan wordt er een revisie van 1 jaar afgesproken. Bij klachten of bijzonderheden kan een patiënt altijd eerder terecht.
Algemeen practicus
Wanneer er voor de patiënt een MRA aangemeten is, zal de behandelend tandarts hiervan op de hoogte worden gebracht middels een brief. Vaak wordt in deze brief uitgebreid beschreven wat de bevindingen waren van de anamnese, het mondonderzoek en het röntgen onderzoek. Soms moet een patiënt eerst nog voor een behandeling komen (bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van een caviteit) alvorens de MRA aangemeten kan worden.
Wanneer uw patiënt een MRA heeft dan is het aan te bevelen om mogelijke beetverandering te monitoren door het met regelmaat opmeten van de overjet en overbite. Daarnaast is het verstandig om de patiënt altijd de MRA mee te nemen naar de behandeling zodat na het vervaardigen van bijvoorbeeld een restauratie meteen gekeken kan worden of de MRA nog goed op zijn plek komt. Bij bijzonderheden kunt u altijd contact opnemen met de tandheelkundig slaapgeneeskundige. Ook kunt u een rol spelen in de diagnostiek van OSAS. Wanneer er namelijk sprake is van bijvoorbeeld een grote tong, zou u kunnen vragen naar de aanwezigheid eventuele snurk- en/of vermoeidheidsklachten. Mochten er aanwijzingen zijn voor OSAS, dan kunt u de patiënt adviseren om een afspraak te maken met de huisarts zodat de patiënt eventueel verwezen kan worden.
Bronnen:
– Leerboek Slaap & Slaapstoornissen. J. Verbraecke et al. Acco/Leuven Den Haag 2013.
– MKA-chirurgie – Handboek voor Mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie. B. Stegenga, A. Vissink A, LGM de Bont, FKL Spijkervet. Van Gorcum Assen 2013.
– Slaapproblemen: Snurken, Apneu (OSAS), Snurkbeugel (MRA) – Folder NVTS 2016.
Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts en geaccrediteerd Tandheelkundige Slaapgeneeskundige NVTS.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/05/Slapen-osa-400.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2020-10-26 11:00:302020-10-26 12:09:17Podcast: Informatie voor algemeen practicus bij patiënt die behandeld wordt met MRA
In de mondzorgpraktijk kunt u geconfronteerd worden met mondafwijkingen die veroorzaakt worden door een systeemziekte.
Verslag van de lezing van Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog, over mondafwijkingen door systeemziekten, van de cursus Mond- en Kaakziekten.
Mondafwijkingen kunnen voorkomen door de volgende systeemziekten:
Maligniteiten
Langerhans-cel-histiocytose (ulceratieve en proliferatieve veranderingen van de mucosa, 50% < 15 jaar)
Vitamine deficiënties
AIDS
Orale manifestaties van AIDS kunnen in 3 groepen worden onderverdeeld, naar mate van frequentie van voorkomen. Het vaakst worden de volgende manifestaties gezien:
Candidose
Harige leukoplakie
Kaposi-syndroom
Non-hodgkin lymfoom
Parodontale aandoeningen
Burning mouth syndrome
Tong- en/of mondbranden is een brandende, pijnlijke en irriterende sensatie van het mondslijmvlies. Het gaat soms gepaard met een droge mond en smaakstoornissen, het is altijd dubbelzijdig. Er zijn op de slijmvliezen geen afwijkingen zichtbaar. De afwijking heeft een prevalentie van < 0,01%, en komt het vaakst voor bij vrouwen boven het 40e-50e levensjaar.
Wanneer er tijdens intra-oraal onderzoek geen slijmvliesafwijking gevonden wordt, bestaat de behandeling voornamelijk uit voorlichting en geruststelling. De patiënt kan, indien gewenst, na 3 maanden voor herbeoordeling worden gezien. Eventueel kan er bloedonderzoek worden verricht, hieruit komt soms een vitamine B12-deficiëntie of ijzertekort naar voren, waarna deze kan worden aangevuld. Verder kan er sprake zijn van een psychische component, in sommige gevallen kan de huisarts dan een lage dosis anti-depressiva overwegen.
Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog, is sinds 1982 als MKA-chirurg/hoofdhals-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) en sinds 2014 in VUmc. In het MCL is hij tevens perifeer opleider voor de opleiding tot MKA-chirurg in het UMC Groningen. Het tandartsexamen werd in 1977 behaald, het artsexamen in 1991. Hij werd opgeleid tot MKA-chirurg in het Radboud universitair medisch centrum te Nijmegen. In 1999 promoveerde De Visscher op diverse aspecten van de diagnostiek en de behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van de lip. Jan de Visscher is een veel gevraagde spreker zowel in binnen- als buitenland. Daarnaast organiseert en verzorgt hij regelmatig postacademisch onderwijs op het gebied van de mondpathologie en de hoofdhals-oncologie. Verder heeft hij zowel nationaal als internationaal meerdere bestuurlijke functies bekleed. Van 2006 tot 2008 was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA).
Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/01/Mondafwijkingen-door-systeemziekten-.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-10-26 10:55:292020-10-26 12:07:08Mondafwijkingen door systeemziekten
Als tandarts ben je regelmatig met kleine instrumenten in de weer in de beperkte ruimte van de mond van de patiënt. Het is dan ook niet zo gek dat inslikken van vreemde voorwerpen een bekend risico is tijdens behandelingen. Ondanks de beruchtheid van de complicatie, komt deze vrij weinig voor. In een periode van 10 jaar behandelde de Dental Defence Union (DDU), een Britse tandartsenbond, slechts 68 nalatigheidzaken naar aanleiding van een ingeslikt voorwerp. 22 van deze zaken werden formeel afgerond, resulterend in een vergoeding van minder dan 500 pond tot meer dan 25.000 pond.
Meest voorkomende ingenomen voorwerpen
Uit de zaken van de DDU kunnen we een aantal zaken leren, bijvoorbeeld welke voorwerpen het meeste worden ingeslikt. Deze meest voorkomende voorwerpen zijn als volgt:
Endodontische vijl (17 incidenten)
Boren (17 incidenten)
Vullingmateriaal (8 incidenten)
Implantaat schroevendraaiertje (4 incidenten)
Prothese, bijvoorbeeld kroon (4 incidenten)
Scaler tip (4 incidenten)
Deze voorwerpen werden het vaakst ingeslikt tijdens de volgende behandelingen:
Endodontie (16 incidenten)
Vullen (15 incidenten)
Scaling en polishing (5 incidenten)
Implanteren (5 incidenten)
Extraheren (4 incidenten)
In het grootste deel van deze incidenten ging het om het per ongeluk inslikken van het voorwerp. Gelukkig kwam in 80% van de gevallen het voorwerp op natuurlijke wijze weer uit het lichaam. In andere gevallen moest de patiënt naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto of een operatie.
Advies
Natuurlijk wil je elk risico op een ingeslikt voorwerp voorkomen. Ten eerste voor de gezondheid van de patiënt, maar ook voor je eigen reputatie. Met dit advies minimaliseer je het risico:
Gebruik een stevige, rubberdam om de tand die je behandelt te isoleren.
Gebruik een zuiger wanneer je behandelingen zoals het verwijderen van vullingen uitvoert.
Onderhoud je instrumenten goed en gebruik ze alleen in uitstekende conditie.
Valt er toch iets in de mond van de patiënt? Ga dan direct over tot actie. Probeer het voorwerp eruit te vissen, informeer de patiënt en bied je excuses aan.
Kun je het voorwerp niet terugkrijgen? Verwijs de patiënt dan door naar het ziekenhuis en geef hem of haar een uitgebreide omschrijving van het voorwerp en de gebeurtenis mee.
Leg alles vast. Noteer wat er is gebeurd in het patiëntendossier, welke acties je hebt ondernomen en welke gesprekken je hebt gehad met de patiënt.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/11/Geïnhaleerde-of-doorgeslikte-instrumenten.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-10-26 10:40:152020-10-26 12:19:11Het risico van geïnhaleerde of doorgeslikte instrumenten
Mondgezondheid en eetgewoontes kunnen een impact hebben op de ontwikkeling en ernst van psoriasis. Psoriasispatiënten die hun tandvleesgezondheid als slecht beoordelen vertonen ernstigere symptomen dan patiënten met gezond tandvlees, aldus een onderzoek gepubliceerd in het Dermatology Online Journal.
Veelvoorkomende huidziekte
Psoriasis is een huidziekte die wordt veroorzaakt door een probleem met het immuunsysteem. Het veroorzaakt rode, schilferige plekken op de huid die erg kunnen jeuken. Meer dan 8 miljoen Amerikanen hebben er last van.
Slechte mondgezondheid een risicofactor?
“We zijn op zoek naar een soort trigger die het immuunsysteem activeert. Omdat keelontsteking een van de bekende triggers is en het microbioom van bacteriën in de mond veel complexer is, is dat ons uitgangspunt geworden,” zei Dr. Benjamin Kaffenbergen, een dermatoloog die het onderzoek leidde. “We vroegen ons af of een slechte mondgezondheid een risicofactor voor psoriasis zou kunnen zijn.”
De studie, uitgevoerd door dermatologen van de Ohio State University Wexner Medican Center, had als doel om verschillen in mondgezondheidssymptomen, hygiëne en eetgewoontes tussen psoriasis- en controlegroepen te onderzoeken. Hiermee wilden ze potentiële risicofactoren identificeren waarop toekomstige behandelingen en preventieaanbevelingen zouden kunnen worden aangepast.
265 patiënten zijn ondervraagd over dieetkeuzes en mondgezondheid
Het onderzoek bestond uit een retrospectief patiënt-controleonderzoek waarbij in totaal 265 patiënten van dermatologieklinieken een vragenlijst invulden. 100 van deze patiënten hadden daadwerkelijk psoriasis. De vragen gingen onder andere over dieetkeuzes, hun eventuele huidziekte en mondgezondheid.
Tandvleesgezondheid als voorspeller voor ernst van psoriasissymptomen
Uit de resultaten bleek dat het hebben ervaren van orale pijn of ongemak in het afgelopen jaar een van de voorspellers is voor psoriasis. Daarnaast vertoonden psoriasispatiënten die hun tandvleesgezondheid als slecht of heel slecht beoordeelden significant ergere symptomen. Patiënten die veel fruit aten meldden juist minder erge psoriasissymptomen.
Meer onderzoek nodig
Kaffenberger merkte wel op dat de resultaten nog zeer voorlopig zijn, maar hij gelooft dat patiënten beter geholpen kunnen worden als ze worden gescreend op mondgezondheid en geadviseerd over voeding. Hij hoopt de studie uit te breiden naar duizenden patiënten en meer onderzoek naar dit onderwerp te doen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/11/Mondgezondheid-kan-de-ontwikkeling-en-ernst-van-psoriasis-beïnvloeden.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-10-22 09:10:262020-10-08 17:10:42Mondgezondheid kan de ontwikkeling en ernst van psoriasis beïnvloeden
Voor rokers kan de verslaving aan tabak haast onoverkomelijk zijn. Toch is stoppen met roken letterlijk van levensbelang. Tijdens de corona-pandemie biedt Bewegen Werkt de Allen Carr methode online aan. Wat blijkt? De digitale trainingen blijken bijna net zo effectief te zijn.
Allen Carr bedacht deze stoppen-met-roken methode. De methode blijkt effectief, zo concludeerde prof. dr. Arie Dijkstra van de Rijksuniversiteit Groningen. Uit zijn onderzoek blijkt dat rokers die een Allen Carr training volgen een bijna vier keer zo grote kans hebben om na 13 maanden nog steeds gestopt te zijn met roken. Hij vergeleek zijn resultaten met rokers die ook wilden stoppen, maar geen training van Allen Carr volgden. De resultaten van zijn onderzoek zijn in 2014 gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Public Health.
Digitale Allen Carr training
Van de ruim honderdtwintig deelnemers aan de digitale Allen Carr trainingen zijn enkele maanden later nog ruim 53% van het roken af. 13% is wel voor enkele sigaretten gezwicht, maar niet meer dan vijf. En maar liefst 80% van hen is in elk geval (veel) minder gaan roken.
“Een deel van het succes van dit programma is, naast de shock van de trainingsdag zelf, dat je contact kunt houden met een persoonlijke coach via gratis telefoongesprekken”, aldus Janien Rohring, manager accounts van Bewegen Werkt.
Ongeveer één op de zes deelnemers (15%) maakt daarnaast gebruik van een gratis vervolgtraining.
Innovatie
Er zijn wel verschillen met de fysieke training. Sommige daarvan zijn echter eerder positief dan negatief. “Deelnemers kunnen aan de webinar in principe anoniem deelnemen. Dat kan fysiek natuurlijk niet. Voor sommige mensen is het toch een barrière om openlijk voor je verslaving uit te komen.” Ook wordt er na de webinars meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid een vervolgtraining af te nemen. “Maar die hebben we dan ook laagdrempeliger gemaakt, want ook deze zijn nu online te volgen.”
Hoe werkt het?
De webinar ‘Binnen 1 dag (4 uur) van het roken af’, maakt gebruik van de Allen Carr methode en wordt door Bewegen Werkt aangeboden. Zorgverzekeraar Menzis vergoedt deze methode. Naast de cursus zelf, is er een gratis nazorgtraject van een jaar, met telefonische of e-mail ondersteuning en gratis online vervolgtrainingen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/Allen-Carr-stoppen-met-roken-methode.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2020-10-20 09:00:542020-10-13 11:38:26Digitaal van de tabak verslaving af in 4 uur
De NWVT Hamer-Duyvenszprijs 2019 is voorafgaand aan de NWVT cursus ‘De Derde Molaar’’ op 7 oktober 2020 uitgereikt aan
Dr. Mark Laske voor zijn proefschrift: Dental restoration survival: patient or dentist, who is key?
De NWVT kent eenmaal per jaar een wetenschappelijke onderscheiding toe aan het tandheelkundig proefschrift dat door de NWVT Hamer-Duyvensz prijs commissie, als beste van dat jaar is beoordeeld. Deze onderscheiding draagt de naam NWVT Hamer-Duyvenszprijs, zo genoemd omdat de prijs mede werd gefinancierd vanuit legaten van de tandartsen Hamer en Duyvensz.
Analyse van bijna 360.000 restauraties in Nederland
Laske heeft deze prijs ontvangen vanwege de relevantie van het onderwerp voor de tandarts algemeen practicus. Het behelst een praktijkgerichte studie, die de levensduur van directe restauraties onderzoekt, die zijn aangebracht door een grote groep van Nederlandse algemeen practici. Het gaat om een analyse van bijna 360.000 composiet-, amalgaam-, glasionomeer- en compomeer-restauraties, geplaatst bij ruim 75.500 patiënten, door 67 algemeen practici, tussen 1996 en 2011. De resultaten zijn gepubliceerd in toonaangevende tijdschriften.
Dental restoration survival. Patient or dentist, who is key?
Hoewel composiet- en indirecte restauraties al vele jaren binnen de tandheelkunde gebruikt worden, is er een gebrek aan klinische studies waarin de overleving van restauraties wordt geëvalueerd. De belangrijkste doelstelling van dit proefschrift was om de overleving en de invloed van mogelijke praktijk/operateur-, patiënt- en element/restauratie gerelateerde risicofactoren op de overleving van directe restauraties te onderzoeken.
Een grote database van elektronische patiëntendossiers van algemeen practici, binnen het Practice based research netwerk Nijmegen (PBRN), heeft ons in staat gesteld deze onderzoeksvragen te beantwoorden. Behandelaars binnen het PBRN plaatsten restauraties met een bevredigende overleving van gemiddeld 12 jaar, maar er bestaan aanzienlijke verschillen tussen behandelaars. Individuele patiëntrisicofactoren zoals; algemene gezondheidsscore, parodontale status, risico op bruxisme en vooral het cariësrisico spelen een grote rol bij het falen van een restauratie. Restauraties in molaren, restauraties met meerdere behandelde vlakken en restauraties geplaatst in endodontisch behandelde elementen hebben een groter risico op een restauratieve interventie.
Minimaal invasieve behandelingsconcepten voor restauratieve behandeling van primaire cariëslaesies
Hedendaagse minimaal invasieve behandelingsconcepten voor de restauratieve behandeling van primaire cariëslaesies omvatten zowel een later moment van restauratief ingrijpen, als een preparatievorm beperkt tot het slechts verwijderen van carieus weefsel. In het laatste hoofdstuk van dit proefschrift werd onderzocht of deze concepten hebben geleid tot trends in de richting van conservatievere behandelingsdrempels en restauratietechnieken. Hierbij werden de resultaten van een recente Nederlandse vragenlijst en de resultaten van eerder uitgevoerde vragenlijstenonderzoeken verzameld en geanalyseerd. Een wereldwijde trend naar minimaal invasieve strategieën, bij de restauratieve behandeling van cariëslaesies, kon niet worden waargenomen, noch voor de behandelingsdrempel, noch voor de restauratietechnieken.
Uit de Nederlandse nationale enquête kon worden geconcludeerd dat operateurs die in een vroeger stadium van approximale laesies restauratief ingrijpen, ook in een vroeger stadium van occlusale cariës interveniëren.
Ondanks het feit dat er verschillen tussen landen bestaan, kon er over het algemeen geconcludeerd worden dat tandartsen over de hele wereld nog steeds de neiging hebben om in een te vroeg stadium van het cariësproces restauratief in te grijpen.
Er kon echter wel een wereldwijde verschuiving waargenomen worden in de toepassing van restauratiematerialen, waarbij composiet amalgaam bijna volledig heeft vervangen voor het herstellen van primaire cariëslaesies.
Dr. Mark Laske heeft zijn onderzoek verricht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Promotor was Prof.dr. M.C.D.N.J.M. Huysmans en copromotoren waren Dr. N.J.M. Opdam en Dr. J.C.C. Braspenning.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/Mark-Laske.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-10-14 14:56:382020-10-14 14:56:38NWVT Hamer-Duyvenszprijs voor proefschrift: Dental restoration survival. Patient or dentist, who is key?
De wortelkanaalbehandeling kent een hoog succespercentage. Toch wordt iedere tandarts regelmatig geconfronteerd met problemen aan reeds eerder endodontisch behandelde gebitselementen. Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van het niet-genezen van periapicale ontstekingen.
Bekijk het interview met tandarts-endodontoloog Marga Ree
Lees hieronder het verslag van de lezing van tandarts-endodontoloog Marga Ree
Levensduur van endodontisch behandelde elementen (EBE): wat zijn de belangrijkste factoren?
1. Timing van de restauratie
2. De hoeveelheid restdentine
3. Locatie van het restdentine
4. Wel of geen stift aanwezig
5. Type restauratie
6. Positie element in tandboog /Occlusale belasting
1. Is het nodig dat endodontisch behandelde elementen direct worden gerestaureerd?
Er zijn 3 verschillende studies, allen retrospectief, waarbij endodontisch behandelde elementen (EBE) werden gerestaureerd. Alle studies tonen een langere overleving wanneer de EBE binnen 2 weken tot 4 maanden worden gerestaureerd. Er werd altijd gezegd dat het noodzakelijk was om een jaar te wachten totdat je overgaat tot restaureren. Dat concept kan je eigenlijk laten vallen na de conclusie van de studies. Je hoeft niet perse een kroon te maken, het kan eerst ook een goede adhesieve restauratie zijn met knobbeloverkapping.
Adhesieve behandelprocedures
Diverse producten kunnen de polymerisatie van en hechting van composieten beïnvloeden.
– Eugenol – Verwijder met alcohol en zandstralen.
– NaOCl, H2O2 – Door ontstaan van zuurstof, is ook dentine vol met zuurstof. Hechting van composiet en zuurstof gaan niet goed samen. Gebruik daarom 10% ascorbinezuur gedurende 1 minuut.
Effectieve hechting vraagt om een schoon oppervlak!
Naast microbrush (met water of alcohol) ook zandstraler om pulpakamer schoon te maken. Met microscopische vergroting is dan duidelijk zichtbaar dan het oppervlak dan nog schoner wordt. De zandstraler is voor Marga Ree dan ook onmisbaar bij de restauratieve procedure. De verschillende materialen, oa porselein, dentine, glazuur, behoeven verschillende adhesieve procedures. Marga Ree gebruikt chloorhexidine voor het opnieuw bevochtigen van dentine.
2. Hoeveelheid restdentine is kritisch
Eén van de belangrijkste factoren is de hoeveelheid restdentine, want deze hoeveelheid is kritisch. Dat blijkt uit meerdere klinische studies, waarbij EBE gerestaureerd zijn met vezelstift en restauraties. De hoeveelheid tandweefsel is van belang voor een langere levensduur van het element.
3. Locatie van het restdentine is cruciaal
Pericervicaal dentine voor het ferrule effect. Dat geeft een sterker element-restauratie complex. Minimaal 1,5-2mm ferrule, voor een positief effect op de breukweerstand van EBE. De locatie van de ferrule is erg belangrijk. Bij bovenfront elementen is de palatinale ferrule de meest belangrijke. Een incomplete ferrule is beter dan helemaal geen ferrule. Geen ferrule, hoe dan deze creëren? Kies voor extrusie of kroonverlenging, waarbij orthodontische extrusie de voorkeur heeft.
4. Wel of geen stift?
Vele studies zijn naar dit onderwerp gedaan. Bij 7 artikelen is er geen verschil en 36 artikelen laten zien dat er een toename is in breukweerstand. Dat pleit dus voor het plaatsen van een stift bij een EBE. Uitzondering is een molaar; deze heeft bijna nooit een stift nodig.
Welke stift is beter?
Een voordeel van een vezelstift is de elasticiteitsmodulus, die zeer dicht bij die van dentine ligt, waardoor er een betere verdeling is van occlusale krachten. De stress verdeelt zich meer over de lengte van de stift in plaats van bij de uiteinden zoals bij metalen stiften. Vezelstiften hebben een gunstiger faalgedrag dan metalen stiften en geven een fraaier cosmetisch resultaat. Verder verhogen ze de breukweerstand van EBE. Doordat voor vezelstiften niet of amper geprepareerd hoeven te worden, is het een minimaal invasieve behandeling.
Meest voorkomende problemen vezelstift
Het meest voorkomende probleem van een vezelstift is het loskomen van de stift.
Een verklaring hiervoor is volgens Marga Ree eenvoudig: het vastzetten is een techniekgevoelige procedure. Doe je dat niet precies, dan is de kans groot dat deze loskomt. Het goed verwijderen van resten gutta percha, cement, kan dan ook niet zonder vergroting.
De adhesieve procedure element is als volgt:
zandstralen, fosforzuur, bevochtigen van dentine met chloorhexidene, primer en bonding. Composiet zoals bijv. Luxacore wordt aangebracht met een naald (20 of 24 ga) in het wortelkanaal, en dan wordt de stift vastgezet. Dit moet een dual-cure materiaal zijn voor volledige uitharding in de diepte. Op de stift wordt ceramic primer geappliceerd.
Andere problemen van een vezelstift zijn: lekkage, cariës en loskomen van de coronale restauratie.
5. Het type restauratie is van belang
Knobbeloverkapping is de belangrijkste factor voor de overleving van posterieure elementen. De overleving na 10 jaar van gekroonde EBE was 81% versus 63% voor EBE met amalgaam/composiet restauraties. EBE met amalgaam/composiet restauraties hadden twee keer zoveel kans om geëxtraheerd te worden dan gekroonde EBE.
Een conventionele kroonpreparatie is zeer invasief, de hoeveelheid tandmateriaal die hiervoor verwijderd moet worden varieert van 67% tot 75%. Totaal betalen we dan een hoge biologische prijs, we halen veel glazuur en dentine weg. Er is een minder hoge biologische prijs voor partiële kronen en facings. Voorkeur is daarom knobbeloverkapping met partiële kronen.
Wat zijn de faaloorzaken?
Een belangrijke faaloorzaak zijn wortelfracturen, met name bij elementen die deel uitmaken van een brug. In de praktijk ziet Marga Ree ook dat brugpijlers eerder falen dan enkelvoudige kronen. Alhoewel sommige van deze elementen dan wel vijfentwintig jaar meegegaan en dat kun je eigenlijk geen falen noemen.
– Endodontisch: Parodontis apicalis is in 12,5% van de gevallen een oorzaak van falen.
– Restauratief: Loskomen stift (10,8%), fractuur stift (1,6%), wortelfractuur (13,5%): 25,9%
Is er een verschil tussen posterieure en anterieure EBE?
In een onderzoek van 1273 EBE werd aangetoond dat kronen het overlevingspercentage verhogen in posterieure elementen, maar niet in frontelementen. Het bewijs hoe frontelementen gerestaureerd moeten worden is schaars, dus moeten we ons baseren op aanbevelingen van experts. Kronen op frontelementen kunnen worden overwogen:
Om een bestaande kroon te vervangen
In geval van substantieel weefselverlies
Als een element onvoldoende reageert op inwendig bleken en niet geschikt is voor een facing
6. Positie element in tandboog en occlusale belasting
Molaren lopen een hoger risico. Uit studie blijkt dat de meest geëxtraheerde EBE onder- en bovenmolaren zijn. Als er geen buurelement is, is er een hoger faalpercentage.
Als je een element extraheert en niet vervangt kan het zo zijn dat een element dat eenentwintig jaar klachtenvrij was ineens wel klachten geeft en breekt. Er zijn hogere faalpercentages in EBE bij partieel dentate patiënten en bij mensen met parafunctionele gewoontes.
Onderzoek in praktijk van Marga Ree en Paul Jaspers
Retrospectieve evaluatie van 452 EBE met restauraties/kronen in 163 patiënten
Alle patiënten werden door Marga Ree of Paul Jaspers behandeld van 1980-1993
Alle patiënten werden klinisch en röntgenologisch geëvalueerd
Recall van 20-39 jaar, geen element heeft een kortere recall dan 20 jaar en dat is echt uniek!
Van de 525 EBE zijn 402 EBE behouden gebleven en functioneel na 20-39 jaar. Het overlevingspercentage is gemiddeld 26 jaar (89%). Er zijn 50 elementen die geëxtraheerd moesten worden. De gemiddelde tijd tot falen is 20 jaar. De redenen van extraheren van deze 50 elementen: verschil in type element (meeste molaren), meeste wortelfracturen, daarna snel gevolgd door cariës, veel kleinere minderheid door endodontische falen.
Conclusies
De literatuur wordt in de praktijk bevestigd.
Na een follow-up van 20-39 jaar was 89% van de EBE asymptomatisch en volledig functioneel
De primaire reden voor verlies van EBE was structureel falen in de vorm van verticale radix fracturen
72% van alle geëxtraheerde elementen waren molaren
64% van de geëxtraheerde elementen waren pijler/terminale elementen
60% van alle wortelfracturen vond plaats na 16-25 jaar
Aanbevelingen
Behoud van coronaal en radiculair dentine, in het bijzonder in het cervicale deel, om de levensduur van het element te maximaliseren
Sluit endodontische toegangscaviteiten meteen af en bedek zwakke knobbels zo snel mogelijk na de endodontische behandeling met adhesieve composiet restauraties
Bescherm EBE tegen toekomstig falen door de non-axiale krachten zoveel mogelijk te reduceren
Plaats een vezelstift door een kroon in front en premolaarstreek
De wortelstift kan de breukweerstand verhogen, mits er geen extra gezond dentine wordt verwijderd
Controleer EBE regelmatig op cariës, loskomen van de restauratie en tekenen van wortelfracturen
Boekentip: Best practices in endodontics: a desk reference – Schwartz
Marga Ree studeerde in 1979 af als tandarts aan de UvA. Daarna was zij, naast haar algemene praktijk, vijf jaar als part-time staflid verbonden aan de afdeling Cariologie, Endodontologie en Kindertandheelkunde. In 2001 behaalde zij haar Master of Science titel aan de postgraduate opleiding endodontie van ACTA. Zij is een veelgevraagd spreker en heeft meer dan 200 lezingen en hands-on trainingen gegeven in zeker 30 verschillende landen. Zij is de primaire auteur van een groot aantal artikelen in (inter-)nationale tijdschriften en boeken. Zij voert sinds 1980 een eigen praktijk in Purmerend, waarvan de laatste 19 jaar een verwijspraktijk voor endodontie.
Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Marga Ree tijdens het congres Endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svg00anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-10-12 11:00:072023-04-11 17:11:15Restaureren voor een succesvolle prognose na de endodontische herbehandeling
Voor reiniging van grotere ruimtes tussen tanden en kiezen is het gebruik van ragers meestal de beste oplossing. Voor elke individuele behoefte is er wel een geschikte rager. Welke rager kies je voor je patiënt bij welke interdentale ruimte?
dental INFO maakte een overzicht van de beschikbare ragers per interdentale ruimte (PHD, de passage hole diameter: het kleinste punt waar de rager tussen kan). In het overzicht is de door de fabrikant gebruikte kleurstelling per rager overgenomen voor de herkenbaarheid.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/rager-interdentale-cleaning-vergelijking-ragers.jpg230400dentalinfohttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgdentalinfo2020-10-12 10:50:002020-10-28 14:47:38Productvergelijking: alle ragers op een rij
Tandartsen en tandartsassistenten in Italië die patiënten behandelden terwijl de COVID-19-pandemie hoogtij vierde, leken de ziekte niet te ontwikkelen. Dat blijkt uit een artikel dat in vakblad Oral Diseases werd gepubliceerd.
Het beroepsrisico van tandartsen en tandartsassistenten voor COVID-19 werd volgens de auteurs op nul geschat als ze zich aan de basisnormen voor infectiebeheersing hielden.
“Relatief eenvoudige procedures voor infectiebeheersing waren voldoende om het risico van COVID-19 tijdens de uitbraak te beheersen”, schreef de groep, geleid door Stefano Petti, PhD, van de afdeling volksgezondheid en infectieziekten aan de Sapienza Universiteit in Rome.
Het onderzochte team
Een onderzoek naar een tandheelkundig team van de Territoriale Gezondheids- en Sociale Dienst vormt de basis van het artikel in Oral Diseases. Het team bestaat uit 11 tandartsen, drie tandartsassistenten en 13 verpleegkundigen. Ze werkten in het openbare gezondheidscentrum, dat medische en tandheelkundige zorg biedt aan inwoners in het zuidoosten van Milaan.
De groep implementeerde infectiebeheersingsprotocollen op basis van richtlijnen van de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gedurende het onderzoek.
Vrij veilig
Tijdens de onderzoeksperiode waren er 256 tandheelkundige ontmoetingen; 75% betrof behandelingen waarbij aerosolen werden gegenereerd. Tandartsen en assistenten behandelden naar schatting zes asymptomatische patiënten gedurende de 50 dagen.
Geen van de werknemers die uitsluitend op de tandheelkundige afdeling van het centrum werkte, liep symptomatische COVID-19 op. Een verpleegster die op zowel de tandheelkundige als de medische afdeling werkte, kreeg het wel.
Asymptomatische gevallen
De meerderheid van de met SARS-CoV-2 geïnfecteerde personen zijn asymptomatisch is. Daarom is het mogelijk dat leden van het tandheelkundige team het nieuwe coronavirus hebben gekregen zonder symptomen te ondervinden, merkten de auteurs op.
Ondanks de beperkingen suggereert de studie dat de “maatregelen voor infectiebeheersing effectief genoeg waren om het risico op infectie voor het tandheelkundig personeel te minimaliseren, zelfs onder risicovolle omstandigheden.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/Tandheelkundigen-lopen-weinig-risico-op-COVID-19-tijdens-het-werk.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2020-10-12 10:40:452020-10-12 11:20:08Tandheelkundigen lopen weinig risico op COVID-19 tijdens het werk
Als je naar de tandarts gaat, wat verwacht je dan? Met die vraag begint de bekende Antwerpse tandarts Dirk Neefs zijn TED Talk. Mensen zouden hun verwachtingen niet langer moeten beperken tot gezonde tanden en een frisse adem. Ze mogen ook verwachten dat de tandarts hen helpt hun gezicht jong en aantrekkelijk te houden.
Vanuit zijn eigen ervaring vertelt Neefs dat onze tanden en kaak een grote rol spelen in hoe oud we eruit zien. Hij laat zien hoe vergroeide tanden (en het verlies van tanden) ons een oud aangezicht geven, en hoe tandartsen dat negatieve effect kunnen beperken. Bijvoorbeeld met behulp van nieuwe inzichten en technologieën.
Sterker nog: Neefs claimt dat het beeld van de oude man met zijn kunstgebit binnenkort verleden tijd zal zijn.
Benieuwd naar zijn hele verhaal? Bekijk dan zijn TED Talk ‘Look and feel young, go to the dentist’ hieronder:
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/09/Dirk-Neefs-Een-knappe-kop.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-10-12 10:36:292020-10-12 11:22:02Dirk Neefs: Een knappe kop? Ga naar de tandarts
Hoewel de coronaperiode natuurlijk voor bijna iedereen een lastige tijd is op zowel persoonlijk als financieel vlak lijkt er op dat laatste gebied toch een positieve kant te zitten voor tandartsen. Veel praktijken in de VK zien namelijk een stijging in het aantal aanvragen voor cosmetische behandelingen.
Meer vragen over cosmetische tandheelkunde
In een interview met Dentistry Online vertelt Ash Parmar over het aantal aanvragen voor cosmetische behandelingen tijdens de lockdown. Parmar heeft een privépraktijk en is dus niet afhankelijk van de National Health Service.
In zijn praktijk zijn ze niet alleen druk bezig geweest met het wegwerken van de achterstand van patiënten maar zijn ook met het afhandelen van nieuwe vragen van patiënten. Daarnaast is er veel belangstelling voor cosmetische tandheelkunde.
Virtuele consulten zijn “geweldig”
Voor de lockdown deed Parmars praktijk al aan virtuele consulten, maar niet zoveel als nu. Hij zegt dat virtuele consulten “geweldig” zijn. Ze geven volgens hem de patiënt namelijk de mogelijkheid om “met iemand in de praktijk te praten, en om meer te weten te komen over de opties, informatie over behandelplannen, en een idee te krijgen van het soort praktijk en de mensen die we zijn”.
Manier voor mensen om zich goed te voelen
Wanneer dit een positief gevoel geeft en de potentiële patiënten bijvoorbeeld ook de website goed vinden is de kans groot dat ze ook daadwerkelijk een behandeling bij je praktijk willen. Mensen voelen zich op dit moment namelijk een beetje down en zijn op zoek naar iets waardoor ze zich beter gaan voelen. Ze geven minder uit aan bijvoorbeeld uitgaan en hebben daardoor geld over om iets aan hun gebit te doen.
Eerst geruststellen, daarna de rest
Een van de belangrijkste punten wat betreft marketing is momenteel om patiënten eerst gerust te stellen wat betreft veiligheid, bijvoorbeeld door een pagina op de website eraan te wijden. Daarna kan je het hebben over welke behandelingen je nu aan kunt bieden.
“Als iemand zich schaamt voor zijn glimlach of worstelt met zijn zelfvertrouwen vanwege zijn tanden zal dat nog steeds in zijn achterhoofd zitten, met of zonder COVID-19. Met positieve marketingboodschappen kun je dat weer naar voren brengen.”
Positieve instelling voor positief resultaat
Vanuit een financieel oogpunt is het dan ook niet per se allemaal negatief maar je moet wel een positieve instelling hebben om een positief resultaat te kunnen behalen, aldus de praktijkeigenaar. Ook ziet Parmar de toekomst rooskleurig in.
“Ik denk dat deze hoogconjunctuur die we zien in de cosmetische tandheelkunde voor de lange termijn is. Er goed uitzien en je goed voelen – dat is wat veel mensen op dit moment willen.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/09/Coronaperiode-brengt-kansen-binnen-de-cosmetische-tandheelkunde.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2020-10-12 10:30:422020-10-12 11:21:09Coronaperiode brengt kansen binnen de cosmetische tandheelkunde
Vapen of het gebruik van e-sigaretten kan de biofilm van de persoon binnen 24 uur na de blootstelling veranderen, aldus een recente studie. Ook leek de mondholte van gebruikers na enkele maanden vapen op die van patiënten met ernstige parodontitis.
Vraagtekens bij veiligheid e-sigaretten
E-sigaretten worden door de fabrikanten weggezet als veiliger dan normale sigaretten, maar er wordt steeds vaker gepubliceerd over de gevaren en (on)gezondheid van vapen. E-sigaretten bevatten potentieel giftige stoffen, vluchtige organische stoffen en metalen en zijn tegenwoordig vaak onderwerp van onderzoek.
Eerste studie bij mensen
Wetenschappers van onder andere Ohio State University College of Dentistry hebben recentelijk de eerste studie bij mensen uitgevoerd die aantoont hoe vapen de mondholte beïnvloedt. Bij 123 parodontaal gezonde mensen werden tandplakmonsters van onder het tandvlees afgenomen om te analyseren.
Roken, vapen of geen van beide
Onder de deelnemers waren 25 rokers, 25 niet-rokers, 20 gebruikers van e-sigaretten, 25 ex-rokers die momenteel e-sigaretten gebruiken en 28 mensen die beide gebruiken. De gevonden bacteriën werden geanalyseerd. Met behulp van DNA-deep sequencing van bacteriële genomen werd bepaald welke microben waren gevonden en hoe ze functioneerden.
Equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis
De onderzoekers ontdekten een “oververtegenwoordiging van pathogenen, hogere microbiële Virulence signatures en krachtige pro-inflammatoire signalen bij klinisch gezonde gebruikers van e-sigaretten, equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis.”
De onderzoekers ontdekten een “oververtegenwoordiging van pathogenen, hogere microbiële virulentie (ziekmakend vermogen) en krachtige pro-inflammatoire signalen bij klinisch gezonde gebruikers van e-sigaretten, equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis.”
Microben met hoog risico
De (ex-)sigarettenrokers hadden na slechts drie tot twaalf maanden gebruik van e-sigaretten hoge-risicomicroben in hun mondholte die geassocieerd worden met roken. Deze groep is vatbaarder voor bacteriën die orale ziekten kunnen veroorzaken door het roken.
Beschadigingen aan oraal profiel
Verder waren bij vapers beschadiging aan hun orale profielen te zien, onafhankelijk van het gebruik van nicotine. De onderzoekers denken dat de warme vloeistoffen in cartridges voor e-sigaretten er waarschijnlijk voor zorgen dat de mond van de gebruikers veranderde in een gastvrije omgeving voor ziekteverwekkers.
Andere schade dan roken maar niet minder
Hoewel de deelnemers geen tekenen van actieve orale ziekten vertoonden, lopen ze door hun veranderde orale profiel het risico om aandoeningen als parodontitis te ontwikkelen. De onderzoekers zetten daarom vraagtekens bij de veiligheid van e-sigaretten. “Het risico voor schade door e-sigaretten is anders dan, maar niet minder dan, conventionele sigaretten”, schrijven de auteurs.
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.