Geen handtassen maar gezichtsmaskers voor tandartsen

De Duitse oprichter van Spenderschrank, een producent van mondzorgpraktijkinterieur, zag de bui al hangen toen COVID-19 Europa bereikte. Met de (gedeeltelijke) sluiting van tandartspraktijken in verschillende Europese landen zou zijn omzet aanzienlijk dalen. Weinig praktijken zullen nu immers grote investeringen doen. Maar hij ging niet bij de pakken neer zetten. In plaats van zijn normale producten alsnog te proberen te slijten aan de praktijken die nog wel open waren, besloot Klaiber in te spelen op de echte behoefte van dentale specialisten: gezichtsbescherming.

Samenwerking met een tassenmaker

In zijn zoektocht naar gezichtsschermen zocht de Duitse ondernemer contact met een andere ondernemer in nood. Ingo Treu van Lederatelier Apolda, oorspronkelijk gespecialiseerd in handtassen, had ook een groot deel van de bestellingen verloren en alle werknemers moesten worden ontslagen. Toen Klaiber erachter kwam, ontwikkelde hij binnen een dag of twee een concept dat de studio en zijn eigen omzet kon redden.

“Mijn gevoel vertelde me dat vizieren straks in bulk nodig zouden zijn”, vertelt Klaiber aan ZWP-online. “Vervolgens gingen we samen door de productiehallen en bedachten we welke machines, die normaal gesproken gebruikt werden om handtassen te maken, geschikt zouden zijn voor de productie.” Op basis van de beschikbare apparatuur en de vaardigheden van de medewerkers werd het ontwerp van de gezichtsschermen binnen twee weken ontwikkeld. Een week later waren de eerste gezichtsschermen klaar voor verzending. Het gezamenlijke project was geboren.

Uitdagingen

Maar daarmee was het nog niet gedaan. “Allereerst was het een grote hindernis om geschikt materiaal te vinden en het vervolgens tijdig in grote hoeveelheden te ontvangen”, vervolgt de ondernemer. “Maar de grootste uitdaging is het bekend maken van het product. Zonder bestaand verkoopnetwerk en zonder reclamebudget is het eigenlijk hopeloos.”

Daarnaast waren ook de medewerkers van het Lederatelier in eerste instantie gereserveerd. Ze zouden immers ineens een product moeten maken dat niets met tassen te maken heeft. Toch zijn ze dankbaar. “Zonder orders en reserves had de Lederatelier geen toekomst”, zegt Klaiber. “Alle medewerkers waren op straat gezet, maar dankzij de nieuwe orders kon iedereen weer terug aan boord gehaald worden.” Met een verbetering van de workflow beginnen de tassenmakers bovendien al aardig te wennen. Elke dag rollen er nu zo 1.000 schermen van de productieband in Apolda.

Bekijk de website met de gezichtsschermen van de Duitse ondernemer

Bron:
ZWP online
gesichtsviere.de

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Tim en Amber - figuren 1,5 meter corona

Tim & Amber zorgen voor 1,5 m afstand in de mondzorg

Tim & Amber (1,55 cm hoog x 70 cm breed) helpen mee om op te letten op de 1.5 m afstand in de mondzorg. Zo vind je hen bijvoorbeeld bij SBT en ACTA.

Robbert Lubberhuizen van OralDent is de initiatiefnemer achter de figuren Tim en Amber die ons op een vriendelijke manier herinneren aan het belang van de anderhalve meter afstandregel. “Toen ik een keer in een woonwijk reed zag ik zo’n ‘slow down-poppetje’. Dat gaf mij meteen inspiratie voor een coronavariant, waarbij mensen op een subtiele manier opmerkzaam gemaakt zouden worden op het houden van de anderhalve meter afstand”, vertelde hij aan Dongen.nieuws.nl.

Bewustzijn met een kwinkslag

“Mijn doel met de figuren Amber en Tim is om bewustzijn van gedrag te creëren maar wel met een kwinkslag. Ik ga uit van het gezond verstand, mensen moeten niet het gevoel te hebben dat iets opgelegd wordt. Amber en Tim zorgen voor die kwinkslag en herinneren mensen aan de maatregelen zonder deze op te leggen.”

Tim-en-Amber-bij-ACTA---figuren-corona-afstand

Robbert ontwikkelde Tim en Amber samen met een Dongens bedrijf dat displays voor winkels maakt, mede geïnspireerd op iemand die daar werkte en haar vriend. Tim en Amber bestaan dus echt! Ze hadden trouwplannen maar door de coronacrisis moest hun trouwdatum verplaatst worden.

Lees meer over: Corona, Thema A-Z

‘Zingende’ tandenborstel hit op YouTube

Zwart leren jasje, krullenbol en een pratende auto – is het David Hasselhoff van de serie Knight Rider? Je zou het haast denken maar nee, het is een elektrische tandborstel met wiebeloogjes die in een Michael Knight-outfit optreedt en de bekende soundtrack uitvoert.

Elektrische apparaten met gevoel voor muziek

Klinkt dit misschien een beetje raar? Is het ook wel, maar ook zeker entertainend. Samen met de andere bandleden, onder andere een typemachine, creditcardlezer en scheerapparaat, is de muziek die de tandenborstel maakt een hit op YouTube. De apparaten uitgerust zijn met wiebeloogjes, pruiken en pijpenragerarmen en doen soms zelfs een echte choreografie.

Populair op YouTube

Het zogenoemde Device Orchestra heeft al 25 liedjes gecoverd waaronder Wannabe van de Spice Girls – 1,3 miljoen keer bekeken – en We Will Rock You met in totaal zeven elektrische apparaten – 4,1 miljoen weergaves. Ook populaire titelmuziek van bijvoorbeeld Game of Thrones en Super Mario Bros zijn erg populair. De Knight Rider Theme is het meest recente filmpje en heeft al 211 duizend views vergaard.

Draden en programmeren

Het project is het idee van een Finse programmeur met passie voor muziek. Hij bedient de apparaten met behulp van een microcontroller, een heleboel draden en zijn programmeervaardigheden. Geloof je het niet? Kijk, luister en laat je verbazen. Al het geluid komt daadwerkelijk uit de apparaten!

Bron:
Device Orchestra

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Zzp’ers en werknemers voelen zich betrokken bij de financiële situatie van de praktijk

Zzp’ers en werknemers voelen zich betrokken bij de financiële situatie van de praktijk

We hebben een spannende tijd achter de rug over hoe de coronacrisis financieel opgevangen zou worden in de mondzorg. Hoe verantwoordelijk voelen zzp’ers en mensen in loondienst zich eigenlijk voor de financiële gezondheid van de mondzorgpraktijk waarin zij werken? Mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna vroeg het op het Mondzorgforum en kreeg veel reacties.

Geen grote financiële problemen

Gelukkig blijkt vrijwel niemand echt heel diep in financiële problemen te zijn gekomen. Degenen in loondienst hebben alles uitbetaald gekregen en de zzp’ers hadden meestal voldoende buffer. Ook ik ben niet in financiële problemen geraakt, ondanks dat we midden in een verhuizing zaten. Dat komt vooral door allerlei nevenactiviteiten naast het klinische werk waardoor ik het minimale inkomen nog binnenhaalde. Zelf vind ik het heel belangrijk dat de praktijk voldoende geld te besteden heeft om te investeren, zodat we de patiënten het beste kunnen blijven aanbieden. Daarom heb ik diverse materialen zelf aangeschaft en heb ik niet het maximale bedrag op de facturen uitgeschreven. Dit zal ik ook de komende periode blijven doen. De agenda probeer ik zo goed mogelijk te vullen door zelf te bellen. Ik was nieuwsgierig hoe collega’s dit deden. Ik heb met acht collega’s gesproken.

Investeren in de praktijk

Ingrid Pomstra werkt in twee algemene praktijken en is bij een daarvan lid van de maatschap. Ze is mondhygiënist, stuurt personeel aan, doet de financiën en houdt het overzicht. Haar motivatie om de schouders onder het financiële stuk te zetten is dat ze het belangrijk vindt, dat het bedrijf financieel gezond blijft. “Zo kunnen we op lange termijn dezelfde kwaliteit blijven leveren en op een prettige manier,” vertelt ze. Haar collega’s maken zich verder niet druk omdat alles goed geregeld is. Ze zijn wel behulpzaam. “Ons gezamenlijk inspannen betekent dat we daar later de vruchten weer van kunnen plukken,” legt ze uit. Ze zou als tip willen meegeven om de komende tijd privé zuinig te zijn en om in de praktijk te investeren. “Blijf patiënten uitleggen hoe belangrijk onze zorg is.” Ze kreeg van een patiënt een mooie reactie. ”Laatst had ik een IC-medewerker in de praktijk. Hij was zo ongeveer de enige die het toejuichte dat ik al eerder aan het werk was gegaan. Hij zei letterlijk: dat neemt bij ons de druk weg. En precies dat was dan ook mijn motivatie hiertoe.”

Continueren van de zorg

Marjolein Zijm is inmiddels negen jaar werkzaam bij een praktijk voor parodontologie en implantologie in Arnhem, als mondhygiënist. Ze werkt hier in loondienst en heeft dus persoonlijk geen financiële gevolgen gemerkt. Toch voelt ze zich verantwoordelijk: “Ik voel me vooral verantwoordelijk voor de patiënten. De financiële situatie van de praktijk vind ik belangrijk voor onze toekomst, ook voor het continueren van de zorg. Ik heb daarom zelf aangeboden om extra te komen werken, zodat we wat ruimte kunnen creëren voor uitgestelde behandelingen. Onze praktijkmanager was hier blij mee. Niemand heeft voor deze crisis gekozen. De patiënten hebben hun nazorgbehandelingen nodig en ik wil graag mijn steentje bijdragen om zo snel mogelijk weer uit deze economische dip te komen. Een aantal collega’s wil ook een stapje harder werken. Ik zou het wel fijn vinden als er gezien wordt wie er een stap harder wil doen. Dat zijn door de regel meestal steeds dezelfde mensen namelijk.”

Extra werken

Patricia van Vlimmeren werkt drie dagen per week in een algemene tandartspraktijk in loondienst. Ze bemerkte dat er nogal wat onduidelijkheden bestonden bij de praktijk over de financiële tegemoetkoming. “Ik voel mij hier niet heel verantwoordelijk voor de financiële situatie. Ik werk er nu 26 jaar en krijg betaald voor 15 jaar ervaring. Dus zo draag ik eigenlijk al bij en trek ik zeker de praktijk niet het vel over de oren.” Ze werd gevraagd om extra te komen werken, maar het werd niet meteen duidelijk of ze dit uitbetaald zou krijgen. “Mijn motivatie is de continuïteit van de patiënten te waarborgen. Ik verwacht wel betaald te worden of in ruil vrije dagen te krijgen, maar dat maakt mij eigenlijk niet zoveel uit.” Toch raadt ze aan om vooraf goed te overleggen hierover. “Overleg over wat je gaat doen en hoe het geregeld wordt.” Uiteindelijk is gebleken dat Patricia gewoon uitbetaald wordt.

Flexibel zijn

Susan Mees werkt voor een praktijk met twee vestigingen. Dit is een praktijk met algemene tandheelkunde, implantaten, endodontologie en orthodontie. Ook werkt hier een preventieteam. “Mijn functie is hoofdassistent. Ik begeleid de assistentes en stagiaires, beheer de voorraad en assisteer ook zelf. Ik voel mij zeker verantwoordelijk. Het is ook in mijn eigen belang dat het goed gaat, anders krijg ik geen salaris. Ik heb daarom aangeboden om de gemiste uren later in te halen, om de behandelingen in te halen. Dit aanbod werd gewaardeerd. Bijna iedereen werkt nu wel wat meer. Het is gewoon geven en nemen. Dat werkt hier heel goed. Dus wees flexibel als je merkt dat je nodig bent.”

Financiële buffer

Stefanie Huizinga werkt in een vrijgevestigde mondhygiënistenpraktijk. “Hier werk ik al zes jaar als zzp’er op omzetbasis. Sinds januari huur ik een dag in de week een kamer. Op deze dag werk ik dus 100% voor mijzelf en draag ik daar ook alle verantwoordelijkheden voor.” Ze is niet direct in geldproblemen gekomen. “Ik heb de afgelopen jaren gespaard voor het geval ik langdurig ziek zou zijn. Mijn Arbeidsongeschiktheidsverzekering heb ik hieraan aangepast; ik krijg pas na zes weken een vergoeding. Dat scheelt een hoop premie, waarmee je een buffer kan opbouwen. Omdat ik geen personeel heb en maar voor een dag in de week een kamer huur, waren mijn vaste lasten te dragen. Ik heb deze weken dus aanspraak gedaan op mijn zakelijke spaarrekening. Wel heb ik een aanvraag ingediend voor de TOZO, maar tot op heden nog geen reactie hierop gehad.”
Ze voelt zich niet alleen verantwoordelijk voor haar eigen financiële situatie: “Ik voel mij heel erg verantwoordelijk voor de praktijk, maar niet zozeer op financieel gebied. Ja, het is een bedrijf en ja er moet omzet gedraaid worden, wil je kunnen blijven ontwikkelen. Toch heeft dit absoluut bij niemand van ons de hoogste prioriteit. Juist deze tijd hebben we aangegrepen om online te gaan vergaderen en de praktijk aan te pakken. Zoals protocollen maken of herzien, alle pc’s weer nalopen en instrumenten slijpen. Ondanks dat iedereen financieel anders in de praktijk zit (als eigenaar of zzp’er), voelen we ons gezamenlijk verantwoordelijk voor alles. Samen trekken we de kar.” Er is haar niet gevraagd om iets extra’s te doen, in tegendeel. “Na het heropenen van de praktijk op 28 april is er niet gevraagd om meer of anders te gaan werken zodat we meer omzet zouden draaien. We draaien nu zelfs veel minder omzet, omdat wij bewust er voor kiezen meer ruimte in de agenda te creëren. Ook dit is gezamenlijk besloten. We zijn allemaal wel flexibeler in onze werkschema’s. Indien nodig komen we een avond of een zaterdag terug naar de praktijk om het ‘goed te maken’ met de patiënten die we helaas hebben moeten afbellen. In de praktijk komt dit echter nog maar weinig voor.” Stefanie geeft nog een tip: “Ondanks dat het een rare en onzekere periode is, geniet er ook van. Gebruik de tijd om te reflecteren. Geniet van de inhoud van het werk, maar ook van het leven. Juist de afgelopen weken ben ik ook zo dankbaar geweest dat wij tot nu toe gezond zijn geweest en ik heb ook echt genoten van de quality time thuis met het gezin. Juist dat laatste is waardevol. Werken kan altijd nog!”

Patiënten graag weer zien

Lucia Rojas Hernadez is zzp-mondhygiënist bij drie praktijken: twee tandartspraktijken en een mondhygiënistenpraktijk. Ook zij is niet in geldproblemen gekomen door spaargeld te gebruiken en gelukkig kon haar partner blijven werken. “Ook de praktijk is niet in de problemen gekomen, maar als het langer had geduurd waarschijnlijk wel.” Ze voelt zich vooral verantwoordelijk voor patiënten: ”Patiënten zouden op straat staan als de praktijk failliet zou gaan. Ik ben niet gevraagd om extra te komen werken, maar heb dit wel voorgelegd.” Ze kreeg daarop een positieve reactie. “Ik wil mijn patiënten gewoon zelf graag weer zien en werk voor mezelf creëren. Ook kan ik de praktijk op die manier helpen. Ik verwacht daar eigenlijk niks voor terug. Misschien waardering. Ik ben gewoon blij als ik mijn patiënten weer kan zien en behandelen en dat is genoeg.” Ook Lucia heeft een tip: “Begin weer met werk als je je veilig voelt. Overleg over welke maatregelen jullie (extra) nemen. Lijkt me lastig in loondienst, omdat je dan sommige dingen niet kan bepalen voor jezelf.”

Helpen om de agenda gevuld te krijgen

Mirjam Oosting is een jonge zzp’er bij een algemene praktijk, een mondhygiënistenpraktijk en als consultant. Omdat ze net begonnen is, heeft ze dus nog niet echt een buffer. “Het was dus niet zo fijn. Ik voel me daarnaast ook wel verantwoordelijk voor de financiële gezondheid van de praktijk. Ook omdat ze zelf geen verlies wil draaien. Ik heb daarom zelf aangeboden dat ze de omzet later over mogen maken als het niet goed uitkomt. Mijn opdrachtgever vond het fijn dat hij speelruimte kreeg.” Over haar eigen situatie: “Ik heb natuurlijk ook zelf geen zin om rood te komen staan. Vorig jaar heb ik een berekening met een intermediair gemaakt en op basis daarvan zou ik belasting in het voren gaan betalen. Dus dan zijn wel echt inkomsten nodig.” Ook haar collega’s voelen zich verantwoordelijk en hebben ook aangeboden om in de vakantie te gaan werken. Mirjam vertelt: “We komen graag werken. Ik verwacht verder niks terug. Ik vind het zelf leuk om te werken, dus prima zo.” Ze geeft nog een tip voor de zzp’ers en degenen in loondienst: “Ga waar nodig helpen om de agenda goed genoeg gevuld te krijgen.”

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Corona, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z

Casus endodontie: Een lang verhaal van een vreemde laesie

In 2006 wordt P. naar onze praktijk verwezen wegens een laesie in de bovenkaak, regio 21, 22, en 23. De laesie van (waarschijnlijk) endodontische origine, een LEO, zo treffend door professor Herbert Schilder benoemd, heeft een vorm op de röntgenopname die afwijkend genoemd mag worden.
De laesie gaat niet uit van de apices van elementen 21 en 22. De apices lijken nog door bot omgeven. Terwijl je zou verwachten dat, indien er sprake is van een endodontische oorzaak, de laesie zeker de wortelpunten van de betreffende elementen zou omvatten. En dat is hier niet zo.

Voorgeschiedenis

P. heeft naar eigen zeggen enige jaren geleden een ongeval gehad waarbij de voortanden betrokken waren. Er is geen incisief geavulseerd geweest, maar enkele elementen hebben wel forse mobiliteit vertoond.
We zien in de overige incisieven kanaalbehandelingen en grote reparaties om de afgebroken delen te restaureren.

Diagnostiek

P heeft nu pijn en er is zwelling ter plekke van de 21 en 22. Element 22 reageert niet op de koudetest maar is verder niet gevoelig. Element 21 is percussiepijnlijk.
Afgaande op de röntgenfoto’s zou verondersteld kunnen worden dat er een fractuur zit in element 21 of 22. Een fractuur halverwege een van de wortels zou tot een laesie met deze vorm kunnen leiden.

1 2006 begin 2

Of element 22 is avitaal en er is een lateraal kanaal halverwege de radix waaromheen de laesie zich gevormd heeft.
Of er is een ongevuld en niet gereinigd lateraal kanaal in element 21.
Met de nog zeer gangbare methode: koude, laterale condensatie van gutta percha worden laterale nooit of bijna nooit gevuld en dus ook niet gezien. In het algemeen kunnen we stellen dat zo er al een poging gedaan wordt om kanaalsystemen 3-dimensionaal te reinigen, lateraal koude condensatie van gutta percha absoluut ongeschikt is om kanaalsystemen 3-dimensionaal te obtureren.

Wat te doen?

We bespreken de opties met patiënt en hij volgt onze suggestie om toch eerst maar element 21 te herbehandelen. Niet dat er met die kanaalbehandeling veel mis is, zeker naar huidige, Nederlandse normen, maar het is wel het enige element wat pijnlijk is, in dit geval bij percussie. Wij zijn fan van professor Schilder, ik noemde en eerde hem in eerdere artikelen, en hij propageerde reinigen en vullen van het hele kanaal inclusief laterale kanalen etc. Ongeacht of een element nu vitaal of avitaal is bij aanvang van de behandeling.
Onze visie is hier dat de 21 fractioneel te kort gevuld is, er dus lege ruimte is in het kanaal – aangezien alles wat we doen in de tandheelkunde lekt – en er dus risico is voor een bacteriële invasie. Het is daarom verstandig om het zekere voor het onzekere te nemen.

Resultaat herbehandeling 21

Opnames 3 en 3b zijn de eindfoto’s van de herbehandeling 21. Enig surplus vulmateriaal baart ons op geen enkele wijze zorgen en is een normaal verschijnsel bij het doen van de Schilder techniek. We nemen waar dat het element nu over zijn hele lengte is gevuld.
We maken een afspraak over 3 maanden en maken controlefoto 4. De situatie is aanzienlijk verbeterd, we zien de laesie fors verkleind ten opzichte van het begin.

3 2006 eind 3b 082006

4 2006 controle

Vier jaar later

We springen van 2006 naar 2010. Bij de afspraak voor de 6-maandelijkse controle in 2006 laat patiënt verstek gaan en we zien hem ook pas weer terug in 2010. Nu met een fistel ter hoogte van de apex 22. Deze diagnose is een stuk eenvoudiger en na openen van het element treffen we dan ook een necrotische kanaalinhoud aan.

5 112010 6 112010a 7 112010b

De kanaalbehandeling verloopt zonder noemenswaardige problemen. Avitale, niet eerder behandelde elementen zijn over het algemeen veel eenvoudiger te behandelen en hebben op de lange duur een betere prognose dan kanaalbehandelingen die gedaan werden in elementen met een vitale pulpa. De reden daarvoor is dat vitaal pulpaweefsel vooral richting terminus heel veel collageen bevat. Collageen is het bestanddeel van het pulpaweefsel dat zich heel makkelijk richting terminus kan laten samendrukken en daar een blokkade vormt voor opvolgende instrumenten en voor de uiteindelijke kanaalvulling.
In avitaal weefsel is het collageen uit elkaar gevallen, verliest het samenhang, en laat zich het zich veel makkelijker uitspoelen.
Op basis van de beginfoto uit 2010 durven we de stelling wel aan dat er een lateraal kanaal in het spel moet zijn. het zwaartepunt van de laesie zit duidelijk niet bij de apex van de 22, maar halverwege de radix. Op de eindfoto’s uit 2018 zien we er aanwijzingen voor. Maar soms zijn laterale kanalen zo smal dat het beetje sealer en gutta dat erin zit niet te zien is op röntgenfoto’s.
Een goede gewoonte is om de gutta percha stift in het kanaal te passen en er een opname van te maken (opname 8), voordat we overgaan tot de verticale warme compactie ervan.
Na de obturatie en het maken van de eindfoto’s (opname 8, 9, en 10) maken we een afspraak met de patiënt voor over 3 maanden. Op de dag van de afspraak kijken we al halsrijkend uit naar zijn komst maar helaas, hij laat opnieuw verstek gaan en reageert ook niet op onze telefonische oproepen en mailtjes. Helaas, maar, geen bericht is goed bericht?

Acht jaar later

Pas in 2018 zien we hem retour. Opnieuw wordt P. ingestuurd door de eigen tandarts, nu vanwege pijn bij bijten op element 21. Op de opnames zien we nu volledige botingroei.

11 102018 12 102018a
Dus succesvol waren we wel met de kanaalbehandelingen. De afgelopen 8 jaar heeft P. geen pijn meer gehad, tot 2 weken geleden. Er lijkt iets aan de hand met de apex 21. Die apex lijkt iets korter of in ieder geval iets anders dan op de foto’s uit 2006 en 2010. Zou herinfectie een rol hebben kunnen spelen? Ondenkbaar is dat niet. Composiet vullingen lekken vanaf dag 1 en gutta percha kan niet zo goed weerstand bieden tegen lekkage. De foto genomen door de microscoop van het palatinale aspect van element 21 doet vermoeden dat er zeker sprake moet zijn van lekkage.

 

13 102018b
We gaan over tot herbehandeling van element 21. En waar we in 2006 nog een apicale opening aantroffen van ISO 40, loopt nu een vijl ISO 90 net vast bij de elektronisch bepaalde terminus.

14 102018c 15 102018d

De laatste paar millimeter van de 21 zijn geresorbeerd.
De vorm van het kanaal noodzaakt tot het overwegen van een alternatieve vulmethode.

MTA

Obtureren met gutta percha stelt redelijk strenge eisen aan die vorm. In dit geval rijst er grote twijfel of we met een diameter ISO 90 bij de terminus wel voldoende ‘shape’ hebben kunnen geven aan het kanaal. Ik ben terughoudend met het introduceren van nog grotere maten K-vijl in de laatste paar millimeter van de apex. Een trechter (funnel, een term van Schilder ) bouwen met een K vijl 100 ½ millimeter korter en een K vijl 110 1 millimeter korter enz., om te bewerkstelligen dat we een continu toenemende diameter hebben bij iedere opvolgende afstand van de terminus, is een hachelijke zaak. Ook al gebruiken we NitiFlex vijlen.
We besluiten om hier MTA (Mineral Trioxy Aggregate) te gebruiken. De moeilijkheden om het lastig te verwerken materiaal aan te brengen zijn te overzien. Het element is niet al te lang, in ieder geval 2 millimeter korter dan in 2006, 20,5 in plaats van 22,5 millimeter en door de microscoop kunnen we de uitgang zien. Het enige nadeel van MTA is dat er geen laterale anatomie mee gevuld wordt.
Na het aanbrengen van de MTA in de apicale paar millimeter van het kanaal is het handig om even een downpackfoto te maken. MTA stijft vrij snel op als het overtollige vocht eruit gehaald wordt met een paperpoint, maar even roeren met de EndoActivator met een druppeltje anesthesievloeistof doet MTA weer vloeien, het is tenslotte het actieve deel van Portlandcement, beton; en beton vloeit ook met behulp van een trilnaald.

Is de downpack niet helemaal goed, dan is dat op die manier eenvoudig te corrigeren.

16 102018e 17 102018f

Aanbrengen van MTA gaat het handigste met behulp van een MTA blok. Daarin zijn kleine gladde groefjes gemaakt waarin een handige assistente een weinig MTA van de juiste consistentie kan smeren. Dat staafje vochtige MTA blijft dan hangen aan een plugger, meestal de dunste Machtou-plugger, en voorzichtig in het kanaal gebracht worden. Daarna voorzichtig en zachtjes aanschuiven. Het streepje op de Machtou-plugger geeft aan dat we 2 millimeter van de terminus zitten, dat geeft enige zekerheid dat MTA op de juiste plaats zit.

 

19 printscreen 3 20 printscreen 4

Na opnieuw aanbrengen van de palatinale afsluiting maken we de laatste opname.

18 112018a

Afspraak drie maanden

En opnieuw maken we een afspraak met P. voor een controle over 3 maanden. En zowaar, hij verschijnt. De controlefoto laat geen bijzonderheden zien. P. weet te melden dat er enkele dagen een wat oncomfortabel gevoel bij bijten is geweest maar dat er nu geen klachten meer zijn.

 

21 112019
Eind goed, al goed? We gaan het hopelijk zien als P. op de laatste afspraak verschijnt over 12 maanden. Spannend!

Door: H.J. van Mill. Rik van Mill is getrained door dr Clifford J. Ruddle uit Santa Barbara, California. Hij geeft cursus endodontie aan algemeen practici. Zie www.hjvanmill.nl voor meer informatie over de cursus.

Lees meer over: Casus, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Positieve gezondheid: wat is het en wat kun je ermee?

Marja van Vliet, onderzoeksmanager aan het Instituut voor Positieve Gezondheid, vertelde in haar lezing wat onder positieve gezondheid wordt verstaan en wat dit betekent voor de (zorg)praktijk.

Lang en gelukkig leven

Er is onderzoek gedaan naar mensen in gebieden waar men lang en gelukkig leeft. Wat bleek? Deze mensen hebben veel beweging, eten gezond en hebben een actief sociaal leven. Daarnaast hebben zij een doel voor ogen en hebben het idee dat ze dit echt kunnen realiseren. Familie en gezin gaan er vaak voor werk. Bovendien hebben zij de levensovertuiging deel uit te maken van een groter geheel en voelen ze zich bij de gemeenschap horen.

Status Syndroom

Hoogleraar Whitehall heeft met een cohortstudie onder Britse ambtenaren levensstijlfactoren en de verwachte levensduur in kaart gebracht. Hieruit bleek dat mensen die sociaaleconomisch lager op de ladder stonden, vaak jaren eerder ziek werden en bovendien zeven jaar korter leefden. Dit zie je ook in Nederland. Standaardfactoren zoals voeding en beweging verklaren maar voor 40% het verschil in uitkomst tussen hogere en lagere sociaaleconomische status. Het Status Syndroom noemde hij dit. Het gevoel dat je lager staat dan de ander maakt dat je je ongezonder voelt. Iemand die lager staat heeft meer stress, terwijl hij minder verantwoordelijkheden heeft. Daardoor hebben deze mensen het gevoel dat ze niet zelf keuzes kunnen maken. Ze hebben minder autonomie en minder gevoel van controle. Zij hebben minder mogelijkheden in de vorm van opleiding, sparen enzovoorts. Ook hebben zij een minder groot netwerk om op terug te vallen.

Sence of Coherence

Hoe kan het dat de een wat heftigs mee maakt en zijn leven daarna weer oppakt en een ander meer klachten blijft houden? Wat is de bron die mensen sterker maakt? Om dit te onderzoeken werden interviews gehouden met mensen die de holocaust hebben overleefd. Mensen die de draad weer oppakten hadden drie eigenschappen:

  • coprehensibility: het gevoel dat ze de situatie konden begrijpen;
  • manageability: het gevoel dat ze er iets aan konden doen;
  • meaningfullness: het ervaren van zingeving.

Deze drie factoren heten samen Sence of Coherence. Mensen die hoog op de lijst van Sence of Coherence scoren, ontwikkelen minder vaak een chronische ziekte.

Oude definitie gezondheid

De oude definitie van gezondheid ontstond vlak na de Tweede Wereldoorlog. Deze behelsde drie factoren. Gezondheid zou de staat zijn van een compleet fysiek, sociaal en mentaal welbevinden. Dus als je ook maar een hoofdpijntje had of pijn aan je kleine teen, dan was je dus niet gezond. Is het dan wel haalbaar om compleet gezond te zijn?

Nieuwe definitie gezondheid

Machteld Huber heeft in 2011 een concept van ‘gezondheid’ in Nederland geïntroduceerd. In 2013 is een vervolgstudie het concept van ‘positieve gezondheid’ ontwikkeld. De definitie van gezondheid is hierbij voorgesteld in het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren. Gezondheid is niet meer een staat van ziek of gezond zijn. Als je stelt dat iedereen hobbels op zijn levenspad krijgt, is gezondheid de mate waarin jij in staat bent om die hobbels te nemen en in een nieuw evenwicht te komen. Dit vertrekpunt sluit mooi aan bij het overheidsbeleid, dat wil dat iedereen als een actieve burger meedoet aan de maatschappij ondanks een bepaalde beperking. Dit is echter wel het ‘ivoren-toren-denken’. Hoe kan het naar de praktijk vertaald worden?

Onderzoek

De overheid vroeg om een vervolgonderzoek om het nader uit te werken. Er is toen eerst in kaart gebracht wie er allemaal betrokken zijn:

  • patiënten;
  • behandelaars;
  • beleidsmakers;
  • verzekeraars;
  • ‘public health actors’;
  • burgers;
  • onderzoekers.

In vijftig semigestructureerde interviews werd aan deze focusgroepen gevraagd:

  1. Wat vindt u van het concept van gezondheid, zowel positief als negatief? Wat zijn voor u indicatoren van gezondheid?
  2. Vallen deze indicatoren onder het concept of juist niet?

Als positief werd gezien dat hiermee het potentieel van iemand werd benadrukt en dat je hiermee de patiënt echt centraal zet. Het riep ook vragen op: “Maar kan iedereen het wel? Wat vraag je aan mensen? Hoe geef je dan de juiste begeleiding?”

Gezondheid is een middel

Er rolde uiteindelijk het volgende advies uit: “Neem gezondheid niet als doel op zich, maar als middel waarmee iemand ‘zijn/haar ding kan doen’.” Hij moet kunnen doen waar hij gelukkig van wordt. Als je dit in je hoofd neemt, biedt dat een heel ander perspectief hoe je aan gezondheid gaat werken.

Hoofddimensies van gezondheid

Uit de resultaten van het kwalitatief onderzoek kwam dat mensen zes hoofddimensies onder ‘gezondheid’ vonden vallen, namelijk:

  • lichaamsfuncties;
  • mentaal welbevinden;
  • zingeving;
  • kwaliteit van leven;
  • sociaal-maatschappelijke participatie, ‘meedoen’;
  • dagelijks functioneren.

Bijbehorende aspecten per hoofddimensie

Per hoofddimensie werden de volgende bijbehorende aspecten onderscheiden.

Lichaamsfuncties:

  • je gezond voelen;
  • fitheid;
  • klachten en pijn;
  • slapen;
  • eten;
  • conditie;
  • bewegen.

Mentaal welzijn:

  • onthouden;
  • concentreren;
  • communiceren;
  • vrolijk zijn;
  • jezelf accepteren;
  • omgaan met verandering;
  • gevoel van controle.

Zingeving:

  • zinvol leven;
  • levenslust;
  • idealen willen bereiken;
  • vertrouwen hebben;
  • accepteren;
  • dankbaarheid;
  • blijven leren.

Kwaliteit van leven:

  • genieten;
  • gelukkig zijn;
  • lekker in je vel zitten;
  • balans;
  • je veilig voelen;
  • hoe je woont;
  • rondkomen met je geld.

Sociaal-maatschappelijke participatie:

  • sociale contacten;
  • serieus genomen worden;
  • samen leuke dingen doen;
  • steun van anderen;
  • erbij horen;
  • zinvolle dingen doen;
  • interesse in de maatschappij.

Dagelijks functioneren:

  • zorgen voor jezelf;
  • je grenzen kennen;
  • kennis van gezondheid;
  • omgaan met tijd;
  • omgaan met geld;
  • kunnen werken;
  • hulp kunnen vragen.

Opvallende verschillen

De vraag was of hier op grotere schaal hetzelfde over werd gedacht. De stellingen werden voorgelegd aan andere mensen van diezelfde doelgroepen. Uit de uitkomsten bleek dat alle doelgroepen lichamelijk functioneren belangrijk vinden, maar niet iedereen vindt de andere onderdelen even belangrijk. Zo vinden beleidsmedewerkers en onderzoekers zingeving niet zo belangrijk, maar patiënten vinden bijna alle dimensies belangrijk. Verpleegkundigen bleken dichter bij de mening van de patiënt te zitten dan artsen.

Zicht op gezondheid niet statisch

Als je een ziekte doormaakt, dan wordt je zicht op gezondheid anders. Ook leeftijd blijkt je blik op gezondheid te veranderen. Mensen met chronische aandoening denken anders over gezondheid dan zonder chronische aandoening. Hetzelfde geldt voor ouderen versus jongeren. Het is dus niet statisch, je blik op gezondheid verandert in je leven.
Hoe zit het qua opleidingsniveau? Academisch geschoold zijn, bleek de grootste voorspeller te zijn om anders te denken over gezondheid. Laten dan nou net de mensen zijn die aan de knoppen zitten. Maar voor wie maak je nu eigenlijk het beleid?
Uiteindelijk bleek dat er brede denkers zijn (zoals de patiënten) en smalle denkers (zoals de beleidsmedewerkers). Uiteindelijk doen we het voor de patiënt, dus die is hierin centraal gesteld. Aan de beleidsmakers is duidelijk gemaakt dat zij ook breder zouden moeten denken. Eigenlijk zegt de patiënt: “Gezondheid is het hele leven.”

Wat is er nu positief aan?

Waarom wordt er gesproken over ‘positieve’ gezondheid? Het positieve is het denken over gezondheid over de hele dimensie heen. Als je op een dimensie minder scoort, dan hou je nog altijd andere dimensies over waar het wel goed mee gaat.

Spinnenweb als hulpmiddel

Je kunt mensen vragen wat zij, subjectief, vinden van elk van de dimensies. Om het visueel te maken is er een spinnenweb gemaakt waarin al die dimensies zijn neergezet. Er zijn assen gemaakt en je zou mensen kunnen vragen naar hun eigen beleving: “Hoe zou jij zelf scoren? Hoe ervaar je het zelf? Waar zou je een stap willen maken?” Dit kun je in het spinnenweb tot uiting laten komen. Vervolgens zou je kunnen bekijken wat je zou kunnen doen, bijvoorbeeld een sociale activiteit gaan doen. Daarna kun je monitoren of er verandering in het web is. Dit kun je laten zien en dit helpt mensen inzicht en overzicht te krijgen in hun eigen beleefde gezondheid. Het is een eerste stap om mensen te helpen om hun eigen gezondheid te verbeteren en henzelf de regie te geven. Die eigen regie is niet een kwestie van ‘zoek het maar uit’, maar de mensen de vraag stellen wat er voor hen belangrijk is. Het spinnenweb is daarbij een hulpmiddel.

De vraag achter de vraag

Enerzijds is positieve gezondheid een visie en anderzijds is het een praktisch middel om mensen stappen te laten maken. Je kunt achter de vraag achter de vraag komen. Een huisarts zette deze tool in, waardoor veel minder mensen naar het ziekenhuis hoefden. De patiënt wordt uitgenodigd om breder te denken, voorbij die klacht. Zo gingen patiënten met een heel ander beeld en andere zorgvraag de spreekkamer in. De kern van het probleem wordt zo heel snel achterhaald.

Ander netwerk

Zo kwam de huisarts er achter dat hij een heel ander netwerk nodig had, zoals het sociale domein. Professionals vanuit de gemeente, 0-lijn, 1e lijn, sport….. , daar ging hij mee samenwerken. In heel Nederland ontstaan nu dit soort positieve gezondheidsnetwerken. Daarbij is eigenlijk zorg en sociaal werk om de burger heen gaan staan.

Instituut Positieve Gezondheid

Als we vanuit dit concept nu de praktijk in willen, moet er ook een instituut zijn dat hiervoor staat. Dat werd het Instituut Positieve Gezondheid. Daar zijn ervaringen uitgewisseld en trainingen gegeven, bijvoorbeeld over hoe je professionals in je buurt vindt. Ook is er onderzoek gedaan. Uiteindelijk kwam er de volgende stip op de horizon van dit instituut. Zij willen meewerken om met elkaar de omslag te maken van ziek-gericht werken naar gezond-gericht werken. Hierin staat het leiden van een goed leven centraal. Als je mensen zo benadert, dan zal ziekte afnemen.

Visie en praktijk

Het instituut werkt zowel op het niveau van visie als van de praktijk. Op visie-niveau werken zij samen met verzekeraars. Wil je dit goed uit kunnen voeren, dan moet er ook een heel ander verzekeringsbeleid komen en een ander vergoedingssysteem. Vanuit het ministerie wordt het ook steeds meer gedragen en verandert het beleid.
Op praktisch niveau zal bij elke burger eerst het spinnenweb ingevuld moeten worden. Daarna volgt ‘het andere gesprek’ en dan vervolgens het koppelen van handelingsperspectieven.
Het spinnenweb heeft vier versies: voor een volwassene, een kind, een jongere en een eenvoudige versie. Deze zijn digitaal, maar ook op papier te krijgen.

Totale persoon

We hopen dat hiermee de professionals uitgenodigd worden om vanuit de totale persoon te denken. Waarom heeft iemand mondklachten? Is het het medische stuk en is het dan klaar of zit er wat achter? En daarbij hoort natuurlijk ook dat je achterhaalt waarom tandenpoetsen niet lukt. Daarvoor is motivational gespreksvoering nodig. Patiënten zullen echt veel tevredener met je zijn.

Overige ontwikkelingen

Er staat veel te gebeuren in de regio en er wordt daarbij veel gevraagd van de mondhygiënist en tandarts. Het interprofessioneel werken krijgt steeds meer vorm. Je zult als tandheelkundige hierbij je best moeten doen om prioriteit te krijgen. Ook gaat het de richting uit dat alleen echt effectieve zorg zal worden beloond. Zo worden de gezondheidsuitkomsten heel belangrijk (en dus ook de meetbaarheid ervan).

Marja van Vliet, PhD, van oorsprong voedings- en bewegingswetenschapper, is onderzoeksmanager aan het Instituut voor Positieve Gezondheid.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing van Marja van Vliet tijdens het NVM-congres ‘Positieve gezondheid’.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
antibiotische profylaxe

Het beste protocol voor antibiotische profylaxe bij implantaten

In een nieuwsbrief van de EFP (European Federation of Periodontology) stond een onderzoekssamenvatting over het gebruik van antibiotische profylaxe tijdens het plaatsen van tandheelkundige implantaten. Hierin worden de beste antibiotischeprofylaxeprotocollen om vroege implantaatfalen te voorkomen beschreven.

Antibiotische profylaxe tegen vroege implantaatfalen

Het gebruik van antibiotische profylaxe is een belangrijke kwestie voor clinici. Antibiotica kan worden gebruikt om vroege mislukkingen bij het plaatsen van tandheelkundige implantaten te verminderen. Door mogelijke bijwerkingen en het probleem van antibioticaresistentie wordt antibiotische profylaxe echter niet aanbevolen bij eenvoudige operaties.

Wanneer antibiotische profylaxe wel moet worden toegepast is het nog steeds niet duidelijk welke soort antibiotica, welke dosis en welk regime de voorkeur verdient. Een groep Italiaanse wetenschappers heeft onderzocht wat het beste protocol is om via antibiotische profylaxe vroege mislukkingen met betrekking tot tandheelkundige implantaten te voorkomen. Dit deden ze door middel van een netwerk meta-analyse van negen gerandomiseerde onderzoeken met controlegroepen.

Het meest voorkomende protocol is waarschijnlijk niet het beste

Alle onderzochte protocollen lijken inderdaad vroege implantaatfalen te verminderen. Het meest voorkomende protocol bestaat uit een enkele pre-operatieve dosis van 2g amoxicilline. Volgens de meta-analyse is dit waarschijnlijk niet het beste protocol. Dat is namelijk een enkele dosis van 3g amoxicilline die een uur voor de operatie wordt toegediend. Echter is dit protocol slechts door één RCT met een zeldzame hoge faalpercentage in de controle groep getest.

Het gebruik van post-operatieve antibioticakuren lijkt niet te zijn gerechtvaardigd omdat lange kuren lijken te leiden tot meer ongewenste bijwerkingen, zonder een daadwerkelijke extra vermindering van vroege implantaatfalen. Ook is het effect van antibiotische profylaxe niet dusdanig dat het routinematig gebruikt zou moeten worden in alle klinische situaties. Daarvoor is het risico op bijwerkingen en bacteriële resistentie te groot.

Wat het beste protocol is, is nog niet zeker

Hoewel er uit de meta-analyse een ‘beste protocol’ is gerold, is er nog niet genoeg bewijs dat dit protocol daadwerkelijk het beste is. Hiervoor moet nog meer onderzoek worden gedaan.

Bron:
European Federation of Clinical Periodontology

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Effectiviteit ragers bevestigd in literatuuronderzoek

Effectiviteit ragers bevestigd in literatuuronderzoek

Er is al veel geschreven over de effectiviteit van ragers voor interdentale reiniging. Een recent, uitgebreid literatuuronderzoek biedt een nieuw overzicht van de eerdere onderzoeksresultaten. De onderzoekers concludeerden dat ragers effectiever zijn dan flos of tandenstokers voor het verwijderen van interdentale plak.

Literatuuronderzoek

Hoe effectief zijn ragers nu echt in het voorkomen van cariës en parodontale ziektes? Het is een vraag die al vaak gesteld is door onderzoekers van over de hele wereld. Daarom besloot een groep onderzoekers 1.860 onderzoeken naar de effectiviteit van verschillende interdentale mondverzorgingsmethoden naast elkaar te leggen. Het onderzoek werd geleid door Najith Amarasena, een professor aan de Australian Research Centre for Population Oral Health aan de Australische universiteit van Adelaide. Hun resultaten werden gepubliceerd in het Australian Dental Journal.

Conclusies

Het grote aantal onderzoeken werd uiteindelijk gereduceerd tot conclusies voor zes verschillende mondverzorgingsmethoden, waaronder flos, ragers en tandenstokers. Voor elke methode stelden de onderzoekers een primaire en (waar van toepassing) secundaire conclusie op.

Ragers zijn volgens het literatuuronderzoek effectiever dan flos of tandenstokers voor het verwijderen van interdentale plak. Ook scoorden ragers hoog voor het verminderen van gingivitis, volgens de onderzoekers.

Advies van de onderzoekers

De onderzoekers geven aan dat een constante tekortkoming van de bestudeerde onderzoeken de korte looptijd was. Dit houdt in dat de individuele onderzoeken geen significante klinische veranderingen over lange perioden kunnen aantonen. Aanvullend onderzoek in de vorm van lange-termijn klinische onderzoeken is dus nodig.

Daarnaast concludeerden de onderzoekers hun literatuuronderzoek met een advies: “Het is aanbevolen dat de mondzorgprofessionals goed onderbouwde beslissingen blijven maken bij hun advies voor mondverzorgingsmethoden op basis van de individuele patiënten.”

Bron:
Australian Dental Journal

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Verhoogd risico op implantaatfalen door antidepressiva

Mislukkingen van het plaatsen van implantaten kunnen worden veroorzaakt door het gebruikt van antidepressiva. Het tijdstip waarop de patiënt dit medicijn kreeg was echter cruciaal, volgens Amerikaanse onderzoekers.

SSRI vaak gebruikt bij behandeling van stoornis

Antidepressiva worden veel gebruikt bij het behandelen van stemmings- en angststoornissen. Onderzoekers van de Mayo Clinic in de Verenigde Staten wilden daarom wisselwerkingen identificeren tussen implantaatfalen en het gebruik van medicatie met selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI).

Retrospectieve studie bij 5456 patiënten

Voor dit doel voerden ze een retrospectieve studie uit bij 5456 patiënten. Deze patiënten hadden tenminste één implantaat ontvangen in de periode van 1995 tot 2014. Tijdens het onderzoek letten de onderzoekers op een patiënts geschiedenis van SSRI-gebruik, actief SSRI-gebruik en SSRI-gebruik tijdens een follow-up na eventuele implantaatfalen.

Bij ongeveer 90 procent van de patiënten werd het implantaat succesvol geplaatst. De mediane follow-up bedroeg voor hen 5,3 jaar. Implantaatfalen gebeurde meestal na ongeveer een half jaar.

Eerder SSRI-gebruik verhoog kans op implantaatfalen met 60 procent

Uit de resultaten bleek dat het hebben van een geschiedenis van SSRI-gebruik gekoppeld is aan een 60 procent hoger risico op implantaatfalen. Er werd geen significant effect gevonden tussen implantaatverlies en SSRI-medicatie tijdens of na het plaatsen van implantaten.

Meer onderzoek nodig om koppeling SSRI’s en implantaatfalen helder te krijgen

De studie maakte gebruik van grote aantallen cohorten van individuele SSRI-toepassingen en -controles, en lange observatieperiodes. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van het onderzoek. Daarentegen hebben retrospectieve cohortstudies altijd recall biases en sample bias als zwakke punten. Om de rol van SSRI-gebruik bij de genezing van implantaten helemaal helder te krijgen is meer onderzoek nodig.

Bron:
Journal of Prosthodontics

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Kinderen verhoogd risico hartaanval

Kinderen met tandbederf hebben later een verhoogd risico op een hartaanval

Tijdens een onderzoek gedurende verschillende decennia, observeerden onderzoekers 755 kinderen voor orale infecties en diens latere risicofactoren op een hartaanval en beroerte. Hun resultaten werden gepresenteerd in de JAMA Network Open.

Studie van parameters

De studie van Finse onderzoekers startte in 1980, met in totaal 755 kinderen die gemiddeld acht jaar oud waren. Zij werden onderzocht op de vier parameters van tandvleesbloeding, bestaande cariës, vullingen en parodontitis. Van de proefpersonen hadden 33 mensen geen aanwijzingen voor een orale infectie. 17 procent had twee parameters, 38 procent had drie parameters en 34 procent had alle vier parameters.

Verband tussen infectie en hartproblemen

In de loop der jaren is steeds opnieuw een cardiovasculair risicoprofiel gecreëerd – bestaande uit bloeddruk-, BMI-, glucose- en cholesterolwaarden. Aan het einde van de studie vonden onderzoekers een verband tussen orale infectie bij kinderen en een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen bij volwassenen.

Meerdere parameters, hoger risico

Bij proefpersonen die slechts één parameter tijdens het initiële tandonderzoek hadden gedocumenteerd, was het risico om subklinische arteriosclerose te ontwikkelen al met 87 procent verhoogd. Indien alle vier parameters in het begin werden geïdentificeerd, werd het risico zelfs met 95 procent verhoogd.

Doel

Met hun onderzoeksresultaten willen de onderzoekers er dringend op wijzen hoe belangrijk niet alleen een goede mondhygiëne is, maar willen zij ook het belang van tandverzorging bij kinderen benadrukken.

Bron:
jamanetwork.com

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Bijeenkomst Journal Club team Mondzorgkunde Hogeschool Utrecht – 10 juli 2020

Het doel van de Journal Club HU is om op informele wijze en in een veilige omgeving bijdragen aan de deskundigheidsbevordering en professionalisering van mondhygiënisten in Nederland.

Onderwerp: Onderzoek binnen het werkveld van de mondhygiënist

Spreker: Rianne Muhlenbaumer, docent Mondzorgkunde HU

Deel 1 van de presentatie

Onderzoek naar de rol van alfa-amylase in speeksel het bij het ontstaan van overgewicht

Overgewicht neemt in Nederland sterk toe en heeft gevolgen voor zowel individu als samenleving.
Het ontstaan van overgewicht hangt mede samen met specifieke biologische factoren. Mogelijk is het enzym alfa-amylase in speeksel een dergelijke factor. Er wordt verondersteld dat een hoge activiteit van dit enzym resulteert in een hogere afbraak van resistent zetmeel, een slecht verteerbaar type koolhydraat waarvan wordt aangenomen dat het grotendeels onverteerd het lichaam via de ontlasting verlaat.
Een hogere afbraak van deze koolhydraatbron impliceert een toename van de calorie-inname en kan op termijn resulteren in overgewicht, grotere vetmassa en hoger BMI. Concreet betekent dit dat bij gelijke inname van koolhydraten, mensen met een hoge alfa-amylase activiteit meer calorieën binnenkrijgen ten opzichte van mensen met een lage activiteit en daardoor een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van overgewicht.

In een pilotstudie onderzochten Rianne Muhlenbaumer en Eveline Kruse bij 50 gezonde volwassenen (18-30 jaar) de enzymactiviteit van alfa-amylase in speeksel in relatie tot de lichaamssamenstelling (gewicht, BMI en vetmassa), de leeftijd en het geslacht.

Het doel van deze studie was inzicht verkrijgen in de persoonsafhankelijke variatie in activiteit van het enzym alfa-amylase in speeksel, het identificeren van variabelen die van invloed zijn op de enzym activiteit en het onderzoeken van de correlaties tussen enzymactiviteit en de lichaamssamenstelling.

Deel 2 van de presentatie

Onderzoek door en voor mondhygiënisten

In deel 2 zal Rianne haar ervaringen met betrekking tot het opzetten, uitvoeren en beschrijven van deze studie plaatsen in een breder kader. Waar is Rianne bij dit onderzoek tegenaan gelopen? Wat zou ze met de kennis van nu anders doen? Wat is de toegevoegde waarde van het zelf opzetten en uitvoeren van onderzoek door en voor mondhygiënisten? Over welke competenties en vaardigheden moet je beschikken om zelfstandig onderzoek uit te kunnen voeren? Wat is het belang van toegepast onderzoek? Wat is de rol van hogescholen bij toegepast onderzoek?

Organisatie Journal Club
Voorzitter: Timea Parhonyi MSc
Gespreksleider: dr. Liesbeth Haverkort

Hebben we je kunnen enthousiasmeren? Wil jij meer leren over onderzoek binnen mondzorgkunde? Meld je dan aan door een mail te sturen naar: liesbeth.haverkort@hu.nl

Als vergaderen door de coronamaatregelen nog niet mogelijk is op de Hogeschool: Online via Teams. U ontvangt een link waarmee u kunt inloggen.

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Japan laat tandartsen monsters verzamelen voor coronavirustests

Het Ministerie van Volksgezondheid in Japan heeft besloten tandartsen in staat te stellen monsters te verzamelen van mensen waarvan wordt vermoed dat ze met het coronavirus zijn besmet. Hierdoor hopen ze meer tests uit te kunnen voeren.

Goedgekeurd door panel

Het plan werd zondag 26 april door een expertpanel goedgekeurd. Volgens bronnen zal het ministerie de lokale overheden informeren over de maatregel nadat de operationele details zijn uitgewerkt.

Test na buitenland en contact met virusdrager

De tests worden momenteel door middel van polymerasekettingreacties (PCR) op monsters uitgevoerd. De monsters worden uit de neusgaten en keel van patiënten verzameld. Iedereen die terugkeert uit het buitenland of die nauw contact heeft gehad met virusdragers moet volgens het Japanse beleid getest worden.

Verzamelen was medische handeling

Tot op heden werden de samples verzameld door artsen en ander medisch personeel op poliklinieken en bij speciale testfaciliteiten die zijn opgezet door regionale medische verenigingen. Tandartsen kwamen niet in aanmerking hiervoor aangezien het verzamelen door de artsenwet als een medische handeling werd beschouwd.

Momenteel te weinig tests per dag

Het aantal dagelijkse tests dat in Japan wordt uitgevoerd neemt toe tot bijna 9.000. Dit is echter nog veel minder dan de doelstelling van 20.000 die premier Shinzo Abe op 6 april beloofde. Mede hierdoor oordeelde het panel dat het absoluut noodzakelijk is om tandartsen die expertise hebben in het werken in de mond toe te staan monsters te verzamelen.

Tandartsen helpen werkdruk artsen verminderen

Zo denken ze hoofd te kunnen bieden aan de verwachte toename van de vraag naar testen te midden van de aanhoudende COVID-19-uitbraak. Daarnaast hoopt het ministerie dat de maatregel de werkdruk van de artsen zal verminderen.
Tandartsen die een relevante opleiding hebben gevolgd zullen gedurende een bepaalde periode monsters kunnen nemen van patiënten op speciale poliklinieken. De maatregelen zullen in werking blijven zolang de vraag naar testen blijft groeien, aldus bronnen.

Bron:
The japan times

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
samengaan-ANT-en-KNMT

KNMT en ANT verkennen samengaan

KNMT en ANT starten met een verkenning van mogelijkheden om de belangen van tandartsen en tandarts-specialisten als collectief te verenigen en te behartigen. “De huidige COVID-19 crisis, maar ook de dreigingen voor de toekomst van tandheelkundige zorg, vragen om sterke positionering van de beroepsgroep en één slagkrachtige vereniging”, zeggen de KNMT en ANT op hun website.

Bundeling van krachten en middelen

In de afgelopen moeilijke en hectische weken hebben de besturen van KNMT en ANT intensief samengewerkt in de alliantie van mondzorgkoepels. “Dat heeft over en weer niet alleen tot veel begrip geleid, maar ook tot het inzicht dat onze eenheid de enige uitweg biedt om de mondzorg door deze crisis te loodsen. Een bundeling van krachten en middelen van beide organisaties is cruciaal om te zorgen dat we de belangen van de leden en die van patiënten op de juiste wijze kunnen behartigen”.

“Uit de vele gesprekken met leden en de recente gesprekken tussen beide verenigingsbesturen is naar voren gekomen dat het beroep van tandarts in de kern geen onderscheid of onoverkomelijke verschillen kent tussen KNMT- en ANT leden. Het samengaan doet daarom recht aan de intenties en ambities van beide verenigingen.”

Komende periode

In de komende tijd verkennen de besturen van de beide beroepsverenigingen een voorstel tot samengaan. Hierbij wordt ook onderzoek gedaan naar een passende juridische vorm. Zodra er een bestuurlijk akkoord is bereikt, wordt het voorstel op de agenda van de AV’s van beide beroepsverenigingen geplaatst.

Bekijk hier de brief aan de ANT- en KNMT-leden over de verkenning van samengaan 

NVM-mondhygiënisten

NVM-mondhygiënisten-voorzitter Manon van Splunter-Schneider noemt de verkenning in Mondzorgforum op Facebook “een mooie ontwikkeling.” De beroepsvereniging voor mondhygënisten heeft in de afgelopen periode samen met de KNMT, ANT en ONT intensief samengewerkt in de alliantie van mondzorgkoepels.

Lees meer over: Management, Ondernemen, Samenwerken, Thema A-Z
social-distance

Dental Expo-organisator Easyfairs Nederland: events volgens 1,5 meter-samenleving

Beursorganisator Easyfairs Nederland – de organisator van Dental Expo die verschoven is naar 28, 29 en 30 oktober – gaat zijn evenementen volgens de 1,5 meter-samenleving inrichten. Er wordt onder meer gedacht aan zogeheten ‘time slots’ voor bezoekers en een verruiming van de gehele beursindeling.

“Door het coronavirus hebben wij al meer dan 30 events noodgedwongen moeten verplaatsen of annuleren. De gevolgen zijn enorm. Niet alleen voor ons, maar ook voor onze exposanten, bezoekers, partners en leveranciers. Wij verwachten dat de 1,5 meter-samenleving voorlopig de norm blijft en daarom gaan wij aan de slag om onze events op die manier in te richten”, verklaart Jeroen van Hooff, CEO van Easyfairs Nederland.

Time slots

“Op dit moment leven we noodgedwongen op afstand van elkaar. Maar wij realiseren ons dat er na deze moeilijke periode een tijd komt dat wij niets liever willen dan elkaar face-to-face ontmoeten. Wij gaan er daarbij vanuit dat de 1,5 meter-samenleving voorlopig de norm blijft. Dit heeft grote gevolgen voor de wijze waarop wij beurzen en events vormgeven. Het uitgangspunt is dat alle evenementen veilig zijn, en dat iedereen zich veilig voelt. Daarom zijn wij bezig met het opstellen van verschillende protocollen. Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van zogeheten ‘time slots’. Dat zou betekenen dat bezoekers zich gaan registeren voor een bepaald time slot, waarbij we de openingstijden eventueel gaan verruimen indien dit noodzakelijk en mogelijk is. Het voordeel van werken in time slots is dat iedereen de tijd en ruimte krijgt om op een veilige manier met elkaar in gesprek te gaan.”

Verruiming van beursindeling

Verder bekijkt Easyfairs de mogelijkheden tot een verruiming van de gehele beursindeling, zoals bredere gangpaden, meer ruimte creëren op plekken waar voorheen drukkere bezoekersstromen waren en aangepaste inrichting van de kennistheaters.

Smartbadge

Van Hooff: “Daarnaast maken we al gebruik van onze smartbadge technologie. Met deze badge kan de bezoeker de informatie op de stands van exposanten scannen. Na afloop van het beursbezoek ontvangt de bezoeker een e-mail met daarin een overzicht van alle exposanten die hij of zijn gescand heeft. Hierdoor verdwijnen de fysieke visitekaartjes, folders en dergelijken. Wel zo milieuvriendelijk en ook nog eens volledig corona-proof. Kortom; we zijn nu iedere dag bezig om ervoor te zorgen dat dadelijk onze events zo veilig mogelijk zijn.”

Lees meer over: Corona, Dental Expo, Producten, Thema A-Z
EFP-infographic-covid-19-mondzorg

EFP infographic voor triage en patiëntbehandeling mondzorg in coronatijd

De European Federation of Periodontology ontwikkelde een infographic voor triage en behandeling van patiënten in de mondzorg, met voorbeeldvragen. Bekijk de infographic.

Volgens de EFP is het wetenschappelijke bewijs voor management van mondzorg in de coronacrisis beperkt. De infographic is daarom gebaseerd op een combinatie van de beschikbare wetenschappelijke literatuur  met observaties en ervaringen van mondzorgprofessionals.

De Europese federatie vindt het belangrijk dat allereerst de richtlijnen van de nationale en regionale (zorg)overheidsinstanties gevolgd worden voordat de infograpic wordt toegepast.

Lees meer over: Corona, Kennis, Richtlijnen, Thema A-Z

Oppassen voor corona-oplichters

Terwijl velen momenteel bezorgd zijn om hun gezondheid en reikhalzend uitkijken naar het einde van deze crisis, doen anderen de zaken van hun leven. De onzekerheid onder de bevolking is ideaal voor nepwinkels, phishing-e-mails en andere oplichters.

Tekort zorgt voor malafide aanbod

De sector die zich momenteel het beste voor bedriegen leent is natuurlijk die van de beschermingsmaterialen. Er is overal ter wereld een schreeuwend tekort aan mondkapjes en dergelijken. Daarom kunnen nepbedrijven veel geld verdienen door slechte kwaliteit of zelfs lucht te verkopen.

Ineffectieve ademhalingsmaskers

Onlangs nog heeft Europol aanbieders van ineffectieve ademhalingstoestellen ontmaskerd. Volgens rapporten van Spiegel online werden deze geproduceerd in Brazilië en aangeboden bij klinieken en overheidsinstanties in heel Europa. Deze maskers zijn gelukkig op veel plaatsen al in beslag genomen, maar wanneer er partijen onderdoor glippen kan dit voor levensgevaarlijke situaties zorgen.

Online nepwinkels

Verder zijn er talloze onlineadvertenties met speciale aanbiedingen en nepwinkels voor mondkapjes. Je moet dan verplicht vooruitbetalen maar ontvangt nooit de aangekochte producten. Dure aanbiedingen op twijfelachtige websites zijn dan nog de meest onschuldige varianten die je makkelijk als rip-off kan herkennen. Ook nepbloedonderzoeken die zouden moeten vaststellen of COVID-19 aanwezig is zijn een populair fraudemiddel.

Ook Europese producenten

Het zijn niet alleen producenten uit verre landen die de regels aan hun laars lappen. Een paar dagen geleden bleek een handdesinfectans van Duitse productie die werd verkocht in het Ruhrgebied niet effectief. Een apotheker ontdekte uit een laboratoriumanalyse dat het alcoholgehalte te laag was om iets te kunnen doen tegen virussen. Er zouden enkele duizenden flessen van in omloop en er is inmiddels aangifte gedaan van fraude, meldde de WDR.

Phishing

Tenslotte gaan de klassieke oplichters zich ook met corona bezighouden. Hieronder vallen bijvoorbeeld phishing-e-mails die zich voordoen als banken en de inloggegevens van gebruikers willen achterhalen. Ook oproepen van zogenaamde Microsoft-servicemedewerkers of huisbezoeken van fraudeurs die zich voordoen als gezondheidsfunctionarissen zijn dingen waar je goed voor op moet passen, helemaal in deze tijden.
Bron:
ZWP online

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
implantaten

Vitamine D: De ontbrekende schakel in de osseointegratie

Het verlies van een tandimplantaat wordt zelden in verband gebracht met onderliggende metabolische en/of systeem deficiënties van de patiënt. Recente biomedische studies hebben de aandacht getrokken op het feit dat vitamine D deficiëntie en verhoogde cholesterol serumconcentraties een beslissende rol zouden kunnen spelen in vroegtijdig verlies van tandimplantaten.

Desalniettemin is de invloed van deze factoren voor discussie vatbaar. Deze studie overloopt hoe deze twee metabolische defecten een invloed kunnen hebben op de botvorming en de immuunrespons. Verder beschrijft het enkele klinische gevallen waar het verband gelegd kan worden.

Biochemische rol van vitamine D en cholesterol in de botvorming

Vitamine D heeft een directe invloed op het botmetabolisme daar het de osteoclast activiteit stimuleert en de extracellulaire proteïnematrixproductie van de osteoblasten verhoogt. Op die manier promoot het de botremodelatie. Vitamine D is ook verantwoordelijk voor de regulering van de intestinale absorptie en renale reabsorptie van Calcium, wat hypokaliaemie voorkomt en het niveau van serum calcium op normale niveaus houdt. Om deze reden is vitamine D deficiëntie direct gerelateerd aan osteoporose en andere botaandoeningen. (Gilaberte et al., 2011 and Choukroun et al., 2014). Een andere functie van vitamine D vindt zijn oorsprong in het vermogen ervan de immuunrespons te moduleren door T-cel proliferatie, cytokine afscheiding en cel cyclus voortschrijding te inhiberen.

Aan de andere kant hebben verschillende studies aangetoond dat hoge cholesterolniveaus een invloed hebben op het botmetabolisme door de osteoblastactiviteit te inhiberen, de osteoclast differentiatie en activiteit te verhogen en op die manier het botremodelleringsproces beïnvloeden en de botmassa doen afnemen. (Luegmayr et al., 2004). In het bijzonder vermindert slecht cholesterol (low-density lipoproteïne, LDL), in zijn geoxideerde vorm, alkaline fosfatase activiteit en zo het mineralisatie proces. Het induceert ook osteoblast apoptose (Hirasawa et al, 2007 and Klein et al, 2003). Dit effect kan gecompenseerd worden door high-density lipoprotein (HDL) cholesterol daar het de oxidatie van LDL verhindert en LDL-gemedieerde apoptose belemmert (Navab et al, 2004 and Jiang et al, 2006).

Mogelijke oorzaken van vitamine D deficiëntie en hoge cholesterol niveaus

Vitamine D is gekend als de zonneschijn vitamine. Het wordt nog altijd een vitamine genoemd (een organische substantie die buiten het lichaam vergaard wordt, essentieel voor de vitale functies van het lichaam) uit traditie, maar is eigenlijk een hormonaal complex hetwelke voornamelijk op endogene basis gesynthetiseerd wordt. (Gilaberte et al. 2011 Rodriguez García et al., 2009.).

De biosynthese van Vitamine D begint in de lever waar cholesterolmoleculen omgevormd worden tot 7 dehydrocholesterol, ook bekend als provitamine D3 want wanneer dit de cellen van de huid bereikt, wordt het omgezet in previtamine D3 in een reactie gekatalyseerd door UVB bestraling van de zon. Previtamine D3 ondergaat dan een spontane thermische isomerisatiereactie en wordt omgezet in vitamine D3. Deze substantie vertoont geen enkele metabolische activiteit op zichzelf. Het moet, gebonden aan de vitamine D transport proteïne cofactor (vitamin D-binding protein, DBP) door de bloedstroom reizen tot het terugkeert naar de lever. In de lever wordt vitamine D3 gehydroxyleerd volgens een serie van enzymatische reacties tot 25hydroxyvitamine D3, Ook bekend als 25(OH)D3 of calcidiol. Op zijn beurt wordt dit dan in de nieren gehydroxyleerd in zijn meest actieve vorm, 1,25dihydroxyvitamin D3 of 1,25(OH)2D3 (calcitriol). De enzymen betrokken in deze bio synthetische reacties worden gereguleerd door het metabolisme van Fosfor, Calcium, parathyreoïd hormoon (PTH) en magnesium. (Rodriguez García et al., 2009 and Gilaberte et al., 2011) (Fig. 1).

Fig. 1: Synthetic route of vitamin D production and its metabolites
Met dank aan Stichting orthokennis

Gilaberte et al. (2011) suggereerde dat er vijf factoren bestaan die de endogene synthese van het vitamine D hormoon beïnvloeden:

  • cyclus van dagelijkse blootstelling aan de zon
  • jaarlijkse schommelingen van de incidentie van zonnestraling
  • latitude
  • huid fototype
  • omgevingsfactoren, ozonlaag

Verschillende studies hebben een globale vitamine D deficiëntie aangetoond (Valverde and Gómez, 2014) omwille van de slechte voedingsgewoonten van bijna heel de wereldbevolking, een gebrek van exogene vitamine D en leefgewoonten die maken dat we meer tijd binnenshuis doorbrengen, op die manier mindere blootstelling aan zonlicht met zich meebrengende. In het verleden ging een vitamine D deficiëntie gepaard met botaandoeningen zoals Rickets, osteomalacie en osteoporose. Heden ten dage blijkt vitamine D een rol te spelen in verschillende aandoeningen in praktisch elke medische discipline: oncologische processen, metabolische syndromen, infecties, auto immuun aandoeningen, metabolische en neurologische processen en zelfs veralgemeende pijn. (Gilaberte et al., 2011).

Cholesterol wordt vervoerd in het bloed plasma, voornamelijk als cholesteryl esters gecombineerd met twee types van lipoproteïnes, gekend als:

  • goed cholesterol, HDL (high-density lipoprotein); en
  • slecht cholesterol, LDL (low-density lipoprotein).

Indien de concentratie van beide lipoproteïnes niet meer in balans is, leidt dit tot een aandoening genaamd dyslipidaemia wat gepaard gaat met ziektes zoals diabetes, hypothyroïdie, pathologische obesitas enz. (Goldberg, Botet et al, 2012). Verder hebben verscheidene studies aangetoond dat er een verband bestaat tussen dyslipidaemia en botmetabolisme (Yezerska et al, 2011, Choukroun et al, 2014). Zulke veranderingen in cholesterol concentraties kunnen het gevolg zijn van genetische factoren.
Desalniettemin is de oorzaak van dyslipidaemia in de ontwikkelde landen het gevolg van een sedentaire levensstijl en een overconsumptie van verzadigde vetten, cholesterol en transvetten (voornamelijk in bereide gerechten) (Goldberg, —-).

Oplossingen, waar halen we onze vitamine D, bronnen, metabolisme

Ondanks een zekere controverse omtrent ideale vitamine D plasma niveaus, aanvaarden de meeste experten een deficiëntie een niveau onder 20 ng/mL (50 nmol/L), een tekort indien 20–29 ng/ml (50–74 nmol/L) en voldoende indien meer dan 30 ng/ml (75 nmol/L) (IOM, 2011).

Onvoldoende voeding betekent dat het lichaam niet genoeg vitamine D uit exogene bron inneemt. De aangeraden minimum inname van vitamine D om een deficiëntie te vermijden in de gehele bevolking is 600 IU per dag voor personen over de 70 jaar en 800 IU voor diegenen onder de 70 jaar oud. Personen gevoelig voor vitamine D deficiëntie dienen deze dosis te verhogen tot minstens 50%, terwijl zwangere vrouwen of moeders die borstvoeding geven 150% meer dan normaal zouden moeten nemen. (Pascual en Torrejón, 2012).

Aan de ene kant is de hoeveelheid vitamine D in elk ingrediënt belangrijk, aan de andere kant vermindert bijvoorbeeld door het bakken ervan de hoeveelheid tot 50%. terwijl een ingrediënt grillen geen invloed blijkt te hebben. (Misra et al.,2008).

Ondanks het bovenvermelde, is de hoofdbron van vitamine D voor het lichaam nog altijd biosynthese van endogeen gesynthetiseerd materiaal. Vele studies geven de schuld van de deficiëntie nog altijd aan het gebrek aan het blootstellen aan zonlicht en een systematisch gebruik van beschermende zonnecrèmes. (Pascual and Torrejón, 2012; Misra et al., 2008 and Rodriguez-Dehli et al., 2015). De breedtegraad waar men zich blootstelt aan de zon en de tijd van het jaar kunnen ook een rol spelen in de hoeveelheid opgenomen UVB straling. Dit moet dus ook in aanmerking genomen worden bij een berekening hoeveel zonnebelichting er dagelijks nodig is.

Wanneer de zon op zijn hoogste punt staat, is de verhouding UVB/UV maximaal. Het is tussen 10 a.m. en 3 p.m. dat er genoeg UVB fotonen de aarde bereiken om genoeg cutane vitamine D productie te verzekeren, dit zowel tijdens de lente, zomer en herfst. (Misra et al, 2008).

Het huidtype is ook heel belangrijk. Mensen met een donker huidtype blokkeren meer de inkomende UVB stralen en kunnen dus minder snel met de zelfde stralingsdosis dezelfde hoeveelheid vitamine D aanmaken dan mensen met een bleker huidtype.

Vitamine D deficiëntie in Spanje, Europa en de rest van de wereld

Volgens een overzicht gepubliceerd door Valverde en Gómez (2014), kunnen we stellen dat er wereldwijd een epidemie van milde tot erge vitamine D deficiëntie is en dit bij de helft van de wereldbevolking gespreid over kinderen, adolescenten, volwassenen, postmenopauzale vrouwen en ouderen. Globale bevolkingscijfers geven serumniveaus van 88% onder de 30 ng/ml (tekort), 37% had gemiddelde waarden onder 20 ng/ml (zwaar tekort) en 7% had gemiddelde waarden minder dan 10 ng/ml (heel zwaar tekort).

De situatie in Spanje is niet verschillend. Ondanks het zonnige klimaat en het vermoeden dat er daardoor geen tekort aan vitamine d bij de lokale bevolking zou zijn, vindt men gelijkaardige serumniveaus als hierboven vermeld, erger nog, men vindt gemiddelde waarden lager dan in centraal Europa en Scandinavië.
Een mogelijke verklaring voor deze paradox geobserveerd door Valverde en Gómez (2014), die Spanje deelt met andere landen rond de middellandse zee vindt zijn verklaring in het vitamine D-arme dieet van de lokale bevolking. Het gebrek aan vitamine D intake wordt niet gecompenseerd door de cutane aanmaak ervan. Het Spaanse vasteland ligt boven de 36e noordelijke breedtegraad, waar het moeilijk is tijdens de lente en winter cutaan vitamine D aan te maken, vooral daar het merendeel van de Spaanse bevolking een donkere huiskleur heeft, wat de vitamine D synthese extra bemoeilijkt. De studie uitgevoerd merkt op dat bij deze bevolking de vitamine D deficiëntie zich uit bij het kind, en levenslang voortduurt door hogervermelde factoren.

Klinische gevallen

Ik heb jaren gewerkt in Asturië, noorden van Spanje en ook in België. Ik plaats dentale implantaten waarbij er altijd gewerkt wordt volgens met steriliteit protocol. Er worden altijd hetzelfde merk implantaten gebruikt. (Tri, Zürich, Zwitserland).

In beide landen had ik altijd gelijkaardige succespercentages (ongeveer 97% het eerste jaar na ingreep).
De laatste 5 jaren ondervonden we een stijging van vroegtijdig verlies van implantaten na ingreep, dit zonder een mogelijke verklaring op het eerste zicht. De standaardprocedure bestond erin deze met nieuwe implantaten opnieuw te plaatsen, dit werd in garantie gedaan. In de meeste gevallen was er daarna een goede integratie, maar soms herhaalde zich het probleem.

Om zeker te zijn werd onze sterilisatieprocedure nagekeken en pasten we onze implantprotocollen aan (o.a. antibioticum inname vóór de ingreep) om het risico op vroegtijdig verlies o.a. door infectie zoveel mogelijk te beperken. Desondanks vond er bij een klein percentage geen integratie plaats en werd het tandimplantaat zonder pijn of zwelling uitgestoten. In een enkel geval kwam er zelfs een botsekwester mee met het implantaat geïntegreerd in het bot (Fig. 2 en 3).

Fig. 2 en 3. Implantaat en botsekwester positie 46.

Uiteindelijk beslisten we bij deze patiënten een bloedonderzoek te laten uitvoeren. 100% had vitamine D serumniveaus lager dan 30 ng/ml (in totaal 8 patiënten met vitamine D serumniveau gaande van 9,7 tot 28,7 ng/ml) en cholesterol niveau hoger dan 220 mg/dL (tussen 228 en 284 mg/dL).

Vooropgesteld protocol

Momenteel zitten we in een situatie waarin we niet kunnen verklaren waarom een implantaat na plaatsing niet geïntegreerd is. Tegenover onze patiënten kunnen we geen één duidende verklaring geven.
Aan de andere kant worden we als chirurg geacht een garantie op ons werk te geven, de verdelers van de tandimplantaten geven ook garantie op hun implantaten maar eenieder van ons, practici, beseft dat we deze niet-integraties moeten trachten te minimaliseren, dit uit economische overwegingen maar vooral om de geloofwaardigheid van onze behandelingen in stand te houden.

De meest zekere manier om ons te verzekeren van een correcte botactiviteit zou als protocol inhouden eerst een bloedonderzoek te laten uitvoeren vooraleer een implantatie of botreconstructie uit te voeren om het vitamine D en cholesterolniveau te bepalen. Indien dit niet binnen de waarde zou vallen, de nodige supplementen of dieetaanpassingen aan te raden en na 4 maanden ongeveer een nieuwe bloedanalyse uit te laten voeren. Indien beide waarden binnen de normen zouden vallen, pas dan de ingreep uit te voeren, zoniet uit te stellen, verder te gaan met de supplementen en eventueel andere cholesterolverlagende medicatie tot we deze parameters onder controle hebben.

De realiteit is voorlopig anders. Omdat er nog geen één duidend verband bestaat en er geen consensus is op dit vlak, bestaat er nog geen verplichting tot dergelijk bloedonderzoek. Ik raad aan al mijn patiënten aan preventief vitamine D supplementen te nemen en op hun dieet te letten. Indien er na ingreep toch geen primaire integratie van het implantaat is, schakel ik over naar het eerste protocol en laat de bloedanalyse uitvoeren om zo uitsluitsel te krijgen. Conclusie
Aangezien het nog niet duidelijk is waarom er in sommige gevallen een tandheelkundig implantaat niet integreert en spontaan zijn aanhechting verliest, is het moeilijk een duidelijk protocol op te stellen hoe dit te vermijden. Wat wel duidelijk is dat al de patiënten bij wie er geen osseointegratie optrad een tekort aan vitamine D en een teveel aan cholesterol hadden. Of dit de hoofdoorzaak is valt nog uit te wijzen. Het is wel aan te raden een Multi center onderzoek op te starten gecombineerd met een breedschalig statistisch onderzoek om uit te wijzen welke de oorzakelijke factoren zijn bij prematuur verlies van tandimplantaten. De drempelwaarde van serum vitamine D om een correcte botvorming te bekomen zal ook nog moeten bepaald worden. In tussentijd duiden al de studies op het belang van vitamine D als regulerend hormoon in het proces van botmetabolisme. Het is zeker geen overbodige luxe de desbetreffende parameters binnen de normen te houden voor een goede osseointegratie.

Door:
Dirk Neefs, MSD | tandarts, Vrije Universiteit Brussels, 1987 | D.E.S. oral rehabilitation using dental implants, Luik, 1995 | TEDx speaker | praktijk in Antwerpen, Belgium.
Contact email: info@dirkneefs.com

Pablo García González, Licenciaat in biologische wetenschappen, Universidad Nacional de Mar del Plata (Argentina) | Bioloog.

References
Misra M., D. Pacaud, A. Petryk, P. F. Collett-Solberg and M. Kappy. 2008. Deficiencia de vitamina D en los niños y su tratamiento: revisión del conocimiento y las recomendaciones actuales. Rev. Pediatrics (Ed Esp) 2008;66:86-106

Pero a fin de todo esto siempre depende de los criterios de la revista en que se desea publicarlo.
Valverde, C. N. and J. M. Q. Gomez. 2014. Deficiencia de vitamina D en España ¿mito o realidad?. Rev Osteoporos Metab Miner 2014 6; (Supl 1): S5-10.

Institute of Medicine (IOM). Dietary Reference Intakes for Calcium and Vitamin D. Washington, DC: National Academies Press, 2011 en Rodríguez-Dehli A. C., I. R. Galán, A. Fernández-Somoano, E. M. Navarrete-Muñoz, M. Espada, J. Vioque and A. Tardón. 2015. Prevalencia de deficiencia e insuficiencia de vitamina D y factores asociados en mujeres embarazadas del norte de España. Rev. Nutr. Hosp. 2015; 31:1633-1640.

Hirasawa H, Tanaka S, Sakai A, et al. ApoE gene deficiency enhances the reduction of bone formation induced by a high-fat diet through the stimulation of p53-mediated apoptosis in osteoblastic cells. Bone Miner Res. 2007; 22:1020–1030

Klein BY, Rojansky N, Ben-Yehuda A, Abou-Atta I, Abedat S, Friedman G. Cell death in cultured human Saos2 osteoblasts exposed to low-density lipoprotein. Cell Biochem. 2003;90:42–58.
Navab M, Ananthramaiah GM, Reddy ST, et al. The oxidation hypothesis of atherogenesis: the role of oxidized phospholipids and HDL. Lipid Res. 2004;45:993–1007

Jiang P, Yan PK, Chen JX, et al. High density lipoprotein 3 inhibits oxidized low density lipoprotein-induced apoptosis via promoting cholesterol efflux in RAW264.7 cells. Acta Pharmacol Sin. 2006;27:151–157
Luegmayr E, Glantschnig H, Wesolowski GA, et al. Osteoclast formation, survival and morphology are highly dependent on exogenous cholesterol/lipoproteins. Cell Death Differ. 2004; 11(suppl 1):S108–S118.

Nelson, D. L., A. L. Lehninger, M. M.Cox and C. M. Cuchillo Foix. 2001. Lehninger principios de bioquímica (3a ed.). Barcelona: Omega.

Gilaberte Y., J. Aguilera, J.M. Carrascosa, F.L. Figueroa, J. Romaní de Gabriel and E. Nagore. 2011. La vitamina D: evidencias y controversias. Actas Dermosifiliogr 2011; 102:572-88 – Vol. 102 Núm.8

Rodríguez García, M., C. Gómez Alonso, J. B. Cannata Andía, E. Martínez Morillo and E. Gómez Huertas. 2009. Suficiencia e insuficiencia de vitamina D: efecto de la administración de cacidiol sobre la PTH en pacientes con trasplante renal. NefroPlus. Vol.2: 18-24.

Yezerska I., J.L. Hernández Hernández, J.M. Olmos Martínez and J. González Macías. 2011. Dislipemia y metabolismo óseo. ¿Un vínculo común de la osteoporosis y la aterosclerosis? Rev Osteoporos Metab Miner 2011 3;1:41-50

Choukroun J., G. Khoury, F. Khoury, P. Russe, T. Testori, Y. Komiyama, G. Sammartino, P. Palacci, M. Tunali y E. Choukroun. Two Neglected Biologic Risk Factors in Bone Grafting and Implantology: High Low-Density Lipoprotein Cholesterol and Low Serum Vitamin D. Journal of Oral Implantology. 2014;40(1):110-114.

Botet, J. P., D. Benaiges and A. Pedragosa. 2012. Dislipidemia diabética, macro y microangiopatía. 2012. Rev. Clínica e Investigación en Arteriosclerosis. Vol. 24, Pp.: 299-305.

Calle Pascual, A. L., and Torrejón, M. J. 2012. La vitamina D y sus efectos “no clásicos”. Revista Española de Salud Pública, 86(5), 453-459.

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z

Coronacrisis in de mondzorg: twee tandartsen aan het woord

Ineens was daar de lockdown in verband met het coronavirus. Behalve voor spoedgevallen werden alle mondzorgpraktijken gesloten. Hoe hebben tandartsen dit ervaren? Wat vinden zij ervan dat praktijken nu weer open zijn? dental INFO vroeg het aan twee tandartsen: zzp’er Marieke en praktijkeigenaar Amée Swart.

Waar werken jullie?

Marieke: “Ik ben zzp’er. Momenteel werk ik per week 3,5 dag in de algemene praktijk en een halve dag in het ziekenhuis. In het ziekenhuis behandel ik OSAS-patiënten met MRA’s.”
Amée: “Ik ben praktijkeigenaar van een groepspraktijk in Alkmaar. Ik werk daar samen met een andere tandarts, een endodontoloog en drie mondhygiënisten. Een van de mondhygiënisten, de andere tandarts en de endodontoloog zijn zzp’ers. Daarnaast is er nog een mondhygiënist die haar eigen praktijk binnen ons pand heeft. Daarnaast heb ik een mondhygiënist, twee assistenten en een praktijkmanager in dienst.”

Hoe zag jullie week er voor de coronacrisis uit?

Marieke: “Voor de coronacrisis werkte ik vier dagen in de week. Op mijn vrije dag volgde ik daarnaast een cursus kunstgeschiedenis.”
Amée: “Ik had een goedlopende praktijk, alles ging op rolletjes. Er waren veel nieuwe patiënten die zich aanmeldden. Het ging hartstikke lekker. Ik spendeer mijn tijd in principe alleen aan de stoel en heb af en toe wat tijd vrij gepland voor administratie, maar het meeste wordt door mijn praktijkmanager opgepakt.”

En hoe ging het toen de praktijk gesloten was?

Marieke: “In het ziekenhuis werkte ik niet meer en in de algemene praktijk hadden we de spoeddienst verdeeld met vier andere praktijken. Omdat we met meerdere tandartsen in de praktijk werken, heb ik in vijf weken tijd maar twee dagen gewerkt. Ik ben dus veel thuis geweest. Aan het begin kon ik mezelf nog wel goed vermaken, maar daarna ging ik me toch wat vervelen. Ik wilde me vooral weer ‘nuttig’ voelen. Toen mijn collega mij een keer belde om te vragen of ik wilde komen werken (haar spreekuur stond erg vol), sprong ik bijna een gat in de lucht.”
Amée: “Toen ben ik praktijkmanager geworden. Er waren een heleboel zaken die ik als praktijkhouder zelf in de hand wilde houden. Ik volgde alle ontwikkelingen, al het nieuws, alle wetenschappelijke artikelen…. Ik ben al bezig gegaan met allerlei protocollen en richtlijnen, zodat er al een hoop op papier stond en ik gelijk aan het werk zou kunnen als het weer mocht. De assistenten zijn ook ontzettend druk geweest, vooral ook in de eerste week, met mensen benaderen en afspraken verzetten.”

Heb je aan spoedzorg gedaan? Hoe ging dat?

Marieke: “Ja. We hadden de spoedzorg vanaf het begin af aan goed geregeld in de praktijk. Dat is erg prettig en dat gaan we de komende periode ook zo voortzetten. Zo zijn we altijd maar met een beperkt aantal collega’s in de praktijk, zodat we (onbeschermd) genoeg afstand kunnen houden van elkaar. Daarnaast plannen we voor elke patiënt veel tijd, zodat de patiënten gelijk door kunnen lopen naar de behandelkamer en niet in de wachtkamer hoeven te gaan zitten. We hebben allemaal een extra spatbril over onze gewone (loep)bril en mondkap. Dit is best benauwend, maar geeft ook een veilig gevoel. Ik vind het erg fijn dat we meer tijd per patiënt plannen, dit geeft rust. Daarnaast merk ik dat patiënten veel begrip hebben voor de nieuwe maatregelen die we hebben getroffen.”
Amée: “Tussen de bedrijven door heb ik nog redelijk wat aan spoed gehad. Dan merk je helaas toch wel dat mensen de zorg te lang uitstellen. Dat heeft wat verstrekkender gevolgen dan wanneer ze zich op tijd hadden gemeld. Ik heb denk ik tien patiënten per week gezien. Dat varieerde van kronen die er af waren gevallen tot heftige wortelkanaalbehandelingen. Ik heb om financiële redenen besloten als tandarts zelf de spoed op te pakken. Ik heb er natuurlijk wel assistentie bij gehad.”

Zijn er andere dingen die je toen in de praktijk hebt gedaan?

Marieke: “Op de praktijk kon ik naast de spoedbehandelingen weinig doen. Thuis ben ik bezig geweest met het uitwerken van een nieuw protocol en volgde ik webinars en podcasts.”
Amée: “Ik was drukker dan wanneer ik gewoon aan de stoel werk, om alles vorm te geven en naar de patiënten te communiceren… Het was best lastig om te laveren tussen je bedrijfsvoering en het welzijn van je patiënten en de communicatie naar hen toe”.

Wat betekent de crisis op financieel gebied voor je? Heb je gebruik gemaakt van de steunmaatregelen?

Marieke: “Ik had nauwelijks inkomsten en heb daarom een aanvraag bij de gemeente gedaan.”
Amée: “De steunmaatregelen zijn natuurlijk heel lang onzeker geweest, waardoor het emotioneel een achtbaan is geweest. Eerst dachten we dat we ook aanspraak konden maken op de compensatiemaatregelen. Toen bleek van niet, stortte wel een klein beetje mijn wereld in, want ik heb natuurlijk de verantwoordelijkheid van vier mensen op de loonlijst. En de zzp’ers krijgen niets binnen als ze niet werken. We hebben een heel hecht team, dus daar ben je wel mee bezig.
Het was een enorme opluchting toen bleek dat er vanuit Zorgverzekeraars Nederland iets gaat komen. Voor het deel dat daardoor niet vergoed wordt, kunnen we aanspraak maken op de NOW, via het UWV. Dat heb ik ook meteen gedaan en dat kwam wonderbaarlijk snel binnen. Ik ga er vanuit dat ik minstens de helft weer moet terugstorten, maar voor nu heeft het me in ieder geval enorm geholpen om de loonkosten door te betalen, want dat is toch een hele grote hap van de kosten die er lopen binnen een praktijk.”

Wat vind je ervan dat per 22 april de praktijken weer open zijn voor de reguliere mondzorg?

Marieke: “Ik keek er erg naar uit om weer te mogen werken. Het is wel een beetje dubbel. Je kunt jezelf niet 100% tegen corona beschermen, maar met alle maatregelen en richtlijnen is de kans wel klein om besmet te raken… En in de supermarkt ben je ook niet 100% veilig.
Amée: “Ik ben er van overtuigd dat wij binnen de tandheelkunde sowieso infectiepreventie hoog in het vaandel hebben staan met onze huidige WIP-richtlijnen. En we weten als geen ander hoe we met aerosolen moeten omgaan, want we doen al niet anders. We gaan er altijd al vanuit dat iemand iets besmettelijks met zich mee draagt en dat we niet willen dat hij dat naar een andere patiënt overdraagt. Natuurlijk speelt bij corona mee dat we er nog niet alles over weten. Dat wil niet zeggen dat we niet verantwoord aan het werk kunnen gaan met de kennis die er nu is.
Ik denk dat de beschermingsmiddelen die door de commissie worden geadviseerd ruimschoots voldoende zijn. Je kunt nooit voor 100% risicoloos werken in de zorg. Maar ik denk dat je meer risico loopt om op weg naar je werk te worden aangereden, dan dat je hier binnen de praktijk een besmetting oploopt. Volgens mij hebben we de kennis, de kunde en de middelen in huis om verantwoord mondzorg te verlenen.”

Interviews door Yvette in ‘t Velt

Lees meer over: Corona, Opinie, Thema A-Z

RDA-waarde van tandpasta: waarom staat dit niet op de verpakking?

Tegenwoordig is de keuze in tandpasta enorm groot maar wordt de RDA-waarde vaak vergeten. De patiënt ziet hierover ook niets op de verpakking. “Het zou goed zijn als de RDA-waarde op de tandpastaverpakking wordt vermeld”, zegt Cor van Loveren, hoogleraar (em.) preventieve tandheelkunde.

Kun je je nog herinnering dat tandpasta gewoon tandpasta was? In die tijd was tandpasta goed zolang het fluoride bevatte. Tegenwoordig is de keuze in tandpasta groot: er is nu een tandpastasoort voor elk probleem:

– Tandpasta tegen cariës

– Tandpasta tegen tandvleesontsteking

– Tandpasta tegen erosieve gebitsslijtage

– Tandpasta tegen tandsteen

– Whitening tandpasta

– Tandpasta voor gevoelige tanden

Wanneer tandpasta’s gekozen worden om aanslag extra goed te verwijderen, is er een risico dat vaak wordt vergeten: relative dentin abrasivity (RDA). Dit speelt vooral als er sprake is van blootliggende tandhalzen

Wat is RDA?

“RDA is een in vitro methode waarin gekeken wordt naar de hoeveelheid dentine die de tandpasta afslijt onder standaardtestmethoden. Men doet dit met radioactief gemaakt dentine omdat methoden zoals profilometrie of gewichtsbepaling lastig zijn voor dentinemetingen omdat dentine makkelijk vocht opneemt of afstaat waardoor vorm en gewicht kan veranderen tijdens het experiment. Men doet de metingen niet op glazuur omdat de in tandpasta gebruikte slijpmiddelen niet of nauweliiks glazuur afnemen. Ook in geval van erosieve gebitsslijtage van het glazuur lijkt de abrasiviteit van de tandpasta geen grote rol te spelen. De RDA-waarde is een indicator en geen exacte voorspeller van de mate van slijtage die de tandpasta in de mond veroorzaakt. Dit komt omdat in vivo meer factoren een bepalend rol spelen zoals de invloed van het speeksel (bijvoorbeeld neutralisatie van de pH van de pasta en de verdunning van de pasta), de aanwezigheid van de pellicle, maar ook de wijze van poetsen (frequentie, kracht en ook de lengte van de poetsbeweging) en het type tandenborstel (bijvoorbeeld: dikte van de haartjes). Tijdens de RDA-test slijt het polijstmiddel ook. Daardoor kan de RDAwaarde hetzelfde zijn terwijl de ene tandpasta geleidelijk een klein beetje afslijt en de andere tandpasta aanvankelijk veel afslijt en daarna minder. De laatste tandpasta zal in korte poetsbeurten meer slijtage geven dan de eerste”, legt Cor van Loveren uit.

RDA-waarden

De website van Dental Integral, een Mexicaanse tandartspraktijk, geeft een overzicht van de RDA-waarden van tandpastamerken die in Mexico verkrijgbaar zijn. Veel van deze merken zijn ook in Nederland te koop. Op de lijst zie je in het geel de merken met een RDA-waarde tot 70 (laag abrasief), in het groen van 71 t/m 99 (gematigd abrasief), in het geel van 101 t/m 150 (abrasief) en in het roze van 151 of meer (hoog).

Dien Gambon, tandarts-pedodontoloog en docent bij UMCG Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde, gaf in 2016 in haar artikel Preventie, tandpasta’s en spoelmiddelen de volgende tabel met RDA-waarden van tandpasta.

  • Tandpasta
  • Poetsen met alleen water
  • Elmex Sensitive Plus
  • Elmex Sensitive Professional
  • Sensodyne Proglasur
  • Parodontax
  • Rembrandt
  • Oral-B Pro Expert
  • Meridol
  • Prodent kindertandpasta
  • Sesodyne
  • Sensodyne Rapid
  • Elmex Cariës Protectie
  • Colgate Total
  • Zendium
  • Prodent
  • Macleans Whitening
  • Colgate Total Original
  • Colgate Sensitive
  • Sensodyne Whitening
  • Aquafresh Sensitive
  • Prodent Antitandsteen
  • Prodent Whitener
  • Rembrandt Plus
  • Crest Regular
  • Sensodyne Whitening
  • Pearl Drops toothpolish
  • Aquafresh Whitening
  • Colgate Whitening
  • Ultra Brite
  • RDA-waarde
  • 4
  • 28
  • 28
  • 30
  • 44
  • 53
  • 53
  • 65
  • 65
  • 65
  • 65
  • 65
  • 68
  • 80
  • 80
  • 80
  • 80
  • 83
  • 85
  • 91
  • 94
  • 94
  • 94
  • 95
  • 104
  • 113/227
  • 113
  • 126
  • 133

In 2019 is de samenstelling van Colgate tandpasta gewijzigd waardoor de bovenstaande RDA-waarden waarschijnlijk ook gewijzigd zijn.

RDA: hoge – lage abrasie

Volgens Gambon wordt een RDA van 70 als grenswaarde aangegeven voor hoge en lage abrasie. Gambon zegt: “In het algemeen kan men stellen dat tandpasta’s voor gevoelige tanden laagabrasief zijn en tandpasta’s tegen tandsteen of verkleuringen abrasiever”.

“Als een patiënt last heeft van blootliggend dentine kan het verstandig zijn om een tandpastamerk met een lage of gemiddelde RDA-waarde te kiezen, dus een tandpasta met maximaal een RDA-waarde die niet ver boven de 100 ligt”, zegt Cor van Loveren. “Heel globaal kunnen we nu stellen dat tandpasta’s die gericht zijn op aanslag- en tandsteenverwijdering mogelijk in het hogere segment zitten van abrasiviteit en tandpasta’s gericht op de behandeling van tandhalsgevoeligheid in het lagere segment. Als er al duidelijke overmatige slijtage waarneembaar is dan is het tezamen met het oplossen van alle overige etiologische problemen ook verstandig om voor een minder abrasieve tandpasta te kiezen”.

Preventief?

Moeten altijd preventief laag-abrasieve abrasieve tandpasta’s worden aangeraden? Van Loveren antwoordt hierop ontkennend: “De abrasiviteit van de tandpasta heeft geen invloed op het feit of dentine bloot komt te liggen. Dat is afhankelijk van te hard poetsen (poetstrauma) of te weinig poetsen (gingivitis). Dus pas als het dentine blootligt dient de vraag zich aan of een minder abrasieve tandpasta gebruikt moet worden.

“Vermeld RDA-waarde op tandpastaverpakking”

“Het zou voor mondzorgprofessionals en patiënten goed zijn als de RDA-waarde op de tandpastaverpakking wordt vermeld. Dat gebeurt nu niet en daardoor weet je niet of je tandpasta abrasief is”, zeg Van Loveren. Hij doet daarom een oproep aan tandpastamerken om hun RDA-waarde op de verpakking te vermelden.

Prof. dr. Cor van Loveren is hoogleraar (em.) preventieve tandheelkunde.

Dien Gambon is tandarts-pedodontoloog en docent bij UMCG Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

(Tand-)artsen strijden naakt voor beschermingsmiddelen

Voldoende beschermende kleding in tand- en huisartspraktijken? Niet dus. De Europese regeringen lijken blind voor deze naakte waarheid. Om overheden met hun neus op de feiten te drukken geven artsen en tandartsen zich letterlijk bloot.

Werk zonder beschermingsmiddelen

Zij verbloemen de zaken niet en laten online zien dat ze er terecht genoeg van hebben om door de politiek genegeerd te worden terwijl ze elke dag aan het front strijden. De artsen plaatsen foto’s online hoe ze er tijdens hun werk uit zouden zien als de beschermingsmiddelen op zijn – naakt dus.

#blankebedenken

De protestactie loopt al in verschillende landen. In Duitsland is het door huisartsen in het leven geroepen onder de titel #blankebedenken, oftewel blote geest. Op de website blankebedenken.org worden de afbeeldingen begeleid met teksten als ‘Ik heb geleerd om wonden dicht te naaien. Waarom moet ik nu maskers kunnen naaien?’.

FFP2-maskers en betrokkenheid

In eerste plaats eisen de artsen beschermende kleding van de politiek, in het bijzonder FFP2-maskers. Op de lange termijn willen ze echter ook meer betrokken worden bij besluitvormingsprocessen, bijvoorbeeld via adviesorganen.

Naakte tandartsen in Frankrijk

In Frankrijk hebben vooral de tandartsen zich laten zien. Ook zij wilden gehoord worden en wijzen met naakte feiten op de vele gevaren van hun beroep. Talloze tandartsen hebben al deelgenomen op Facebook en plaatsten hun onthullende foto’s met #dentisteapoil (naakte tandartsen).

Tandartsen grootste risico

De tandarts Thierry Meyer zegt op Facebook: “Weer aan het werk!?! Geconfronteerd met COVID-19 hebben tandartsen over de hele wereld dezelfde zorgen. […] Tandartsen zijn de zorgverleners met het hoogste risico […] vanwege microdruppels en aerosolen.”
“[…] Elke tandarts zou zich naakt kunnen voelen tegenover alle COVID-19-zorgen om onze patiënten, ons team, onszelf te beschermen. We kunnen bijvoorbeeld nog niet genoeg PBM kopen, om over het stijgen van de prijzen van persoonlijke beschermingsmiddelen en stoeltijd nog maar te zwijgen.
“Alleen al denken aan “de dag erna” onthult voor ons al veel opkomende en toekomstige uitdagingen voor tandheelkundige en orale geneeskunde.”

Veel aandacht

De huis- en tandartsen hebben hoe dan ook zeker aandacht gekregen. We kunnen alleen maar hopen dat hun klachten serieus worden genomen door de politiek en dat er actie zal volgen.

Bron:
Blanke Bedenken
Facebook Thierry Meyer

Lees meer over: Corona, Thema A-Z