devil-lips

De nieuwste lipfillertrend heeft een duivels randje

Lipfillers die punten toevoegen aan de rand van de mond, is de nieuwste must-have schoonheidsbehandeling in Rusland. Deze zogenaamde ‘Devil lips’ kregen veel likes en shares en hebben ook veel kritiek en scepsis gekregen.

 De bizarre beauty-rage, die ook wel octopus-lippen wordt genoemd, werd populair toen de vermeende maker van de techniek, de Russische plastisch chirurg Emelian Braude, op 22 november een preview op zijn Instagram-account uploadde. Sinds de post werd gedeeld heeft het ongeveer 3.000 likes gekregen en heeft het veel wind doen opwaaien op sociale media.

Braude beweerde dat hij vulstoffen injecteert op de buitenrand van de lippen van een persoon, waardoor een golf of hoornachtig uiterlijk ontstaat. Er zijn echter veel sceptici die beweren dat het effect is bereikt met behulp van make-up of photoshop.

Gevaarlijk

Sommige cosmetische tandartsen hebben de foto’s onder ogen gezien en hebben opgemerkt dat de rand van de lippen van een persoon kan worden verbeterd en gevormd, maar dat ze niet kunnen worden bewerkt tot de vorm die overal op internet te zien is.

devillips
Sommigen, zoals schoonheidsexpert en -influencer Nilam Holmes, zijn zelfs zo ver gegaan om te zeggen dat het injecteren van lippen om te proberen deze look te bereiken gevaarlijk kan zijn. Een filler op de verkeerde plaats schieten kan leiden tot langdurige schade of zelfs de dood als deze per ongeluk in een bloedvat wordt geïnjecteerd.

Devil lips in Nederland

Gelukkig heeft deze gevaarlijke trend nog niet de oversteek naar Nederland gemaakt. Uit een rondgang op sociale media blijkt dat de devil lips voornamelijk populair zijn in Rusland en Oost-Europese landen. Het blijft echter lastig om vast te stellen hoe serieus deze berichten zijn, aangezien het ook om bewerkte beelden of slim make-up werk kan gaan. Laten we hopen dat het bij een kortstondige rage blijft.

 

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Nieuw bevestiging voor verband tussen dementie en tandverlies

Nieuwe bevestiging voor verband tussen dementie en tandverlies

Verschillende eerdere studies lieten al zien dat chronische ontstekingen als parodontitis een risicofactor voor dementie zijn. Een recente studie uit India heeft opnieuw aangetoond dat parodontitis geassocieerd wordt met cognitieve stoornissen.

Parodontitis de grootste oorzaak van tandverlies bij ouderen

Des te ouder een mens is, des te vaker tandverlies wordt veroorzaakt door parodontitis. Dit in tegenstelling tot bij jongeren waar cariës de grootste oorzaak van tandverlies is. Hier maakte een Indisch onderzoeksteam gebruik van om een verband tussen tandverlies en dementie aan te tonen.

Cross-sectionele studie

Het onderzoek bestond uit een cross-sectionele studie bestaande uit 300 patiënten met dementie met een leeftijd tussen de 50 en 80 jaar. Patiënten met onder andere parodontale therapie in de afgelopen zes maanden of een voorgeschiedenis van herseninfarcten werden uitgesloten van de studie.

MMSE en tanden tellen

Er werd voornamelijk naar twee aspecten gekeken: mate van dementie en tanden. Bovendien werden sociaaleconomische factoren als opleiding of burgerlijke staat in het onderzoek meegenomen.

De cognitieve status van de deelnemers werd beoordeeld met behulp van de dementietest Mini Mental State Examination (MMSE). Hierbij werd een vragenlijst afgenomen die onder andere korte geheugentaken, motorische vaardigheden en oriëntatie omvatte. Door geregistreerde parodontologen werd het gebit van de patiënten onderzocht en hun tanden geteld. Verstandskiezen werden niet meegeteld.

De resultaten sluiten aan bij oudere onderzoeken

De resultaten van het onderzoek laten een duidelijke correlatie zien tussen het aantal tanden dat nog aanwezig is in de mond van de patiënt en de MMSE-waarde. Hoe minder tanden aanwezig waren, hoe lager de waarde was. Een lage waarde op de test betekent een grote mate van verslechtering van cognitieve prestaties. Dit komt overeen met de bevindingen uit oudere studies, die ook al een verband tussen parodontitis en dementie hadden ontdekt.

Daarnaast hebben de onderzoekers aangetoond dat verschillende sociaaleconomische factoren ook een belangrijke rol spelen. Zo hadden deelnemers die beter sociaal geïntegreerd waren minder last van dementie. Ook de mate waarin de patiënten onderwijs hadden genoten gaf een goede indicatie: mensen met een laag opleidingsniveau bleken een grotere mate van tandenloosheid te hebben. Het is mogelijk dat dit komt door minder voorlichting over het belang van een goede mondgezondheid.

 

Bron:
Indian Society of Periodontology

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Welke-afwijkingen-van-het-mondslijmvlies-zijn-er

Welke afwijkingen van het mondslijmvlies zijn er?

Regelmatig wordt u in de tandheelkundige praktijk geconfronteerd met aandoeningen in de mond, het periorale gebied en de kaak. Soms is de diagnose duidelijk maar soms ook niet. Verslag van de lezing van Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog over mogelijke afwijkingen van het mondslijmvlies.

Afwijkingen die betrekking hebben op het mondslijmvlies, zijn onder te verdelen in rode plekken, witte plekken, bruin/zwarte plekken en zweertjes.

Laesie op de tong

Bij een laesie op de tong is het nuttig om te kijken of er op gebeten kan zijn. Daarnaast dient de behandelaar altijd contralateraal te kijken, of de laesie zich daar ook bevindt. De laesie wordt gepalpeerd, wanneer deze hard (geïndureerd) en stevig aanvoelt kan er sprake zijn van een plaveiselcelcarcinoom. Indien er een bloedvat aan het oppervlakte ligt, is deze te herkennen door een blauwe doorschemering.

Een witte lijn bilateraal wordt een linea alba genoemd en is onschuldig. Deze wordt veroorzaakt door de parafunctie tongzuigen/tongbijten.

Lingua geographica

Verder komt relatief vaak (bij 1-2% van de bevolking) de onschuldige afwijking lingua geographica voor, oftewel een landkaarttong. Er is sprake van een voortdurend veranderend migrerend slijmvliesoppervlak, welke zich binnen 2 weken verplaatst. De afwijking komt tweemaal zo vaak voor bij mannen en is niet leeftijdsgebonden, er zijn casussen bekend van zeer jonge patiënten waarbij de elementen nog niet in doorbraak waren. Een lingua geographica kan een irriterende sensatie geven, met name bij gebruik van citrusvruchten en sterk gekruid voedsel. De etiologie is onbekend, en er zijn geen behandelingsmogelijkheden, behalve voorlichting en geruststelling.

Mediane rhomboide glossitis

Mediane rhomboide glossitis is een rode afwijking met afwezigheid van papillen op het midden van de tong, welke vermoedelijk wordt veroorzaakt door C. albicans en vaak gezien wordt bij rokers. Deze afwijking wordt vaak klinisch gediagnosticeerd, het behoeft geen behandeling tenzij er klachten optreden.

Foliate papillitis

Bij foliate papillitis zijn de papillae foliatae ontstoken, vaak rood en gezwollen. Deze papillae bevinden zich achterin in de mondholte op beide zijkanten van de tongrand, en zijn onderdeel van het lymphoïde weefsel. Er is geen behandeling geïndiceerd, en de patiënt dient te worden gerust gesteld. Enkel bij twijfel kan er een biopsie plaats vinden.

Orale lichen planus

Lichen planus is een rood-witte afwijking op de slijmvliezen, welke niet-afstrijkbaar is. Het kenmerkt zich door witte lijnen (reticulaire striae) en rode ulceraties, vaak redelijk symmetrisch bilateraal. Het is een auto-immuunziekte, waardoor de patiënt de afwijking vaak langdurig of zelfs levenslang met zich mee draagt. Het komt bij 0,5-1 % van de bevolking voor en geeft vaak geen klachten. Indien de patiënt wel klachten ervaart, kan er aanpassing van mogelijk gerelateerde medicatie plaats vinden, vervanging van amalgaamrestauraties (m.n. buccale restauraties in de molaarstreek kunnen een trigger zijn), en kan er medicatie voorgeschreven worden (corticosteroïden, cyclosporine).
Behalve oraal kan lichen planus ook voorkomen op de rug, polsen en enkels. De afwijking kan premaligne zijn, waardoor jaarlijkse controle met lichtfoto’s is geïndiceerd.

Leukoplakie

“Het is een overwegend witte laesie, waarvan we niet weten wat het is.” Leukoplakie kenmerkt zich vaak als een platte witte laesie, welke niet-afstrijkbaar is. De laesie kan voor komen op de wang, tong, aangehechte gingiva en/of palatum.
Leukoplakie komt tweemaal zo vaak voor bij mannen, vaak boven de 55 jaar en heeft een prevalentie van <1%. De afwijking is premaligne, en 80% van de patiënten met leukoplakie rookt. Daarnaast kan C. albicans een rol spelen. Hetzelfde geldt voor het HPV-virus, maar bij een deel van de patiënten is de oorzaak onbekend (idiopatisch).

Leukoplakie kan zich klinisch presenteren als homogeen of niet-homogeen. De niet-homogene variant is onder te verdelen in erytro-leukoplakie (=erytroplakie), verrukeuze leukoplakie, ‘speckled’ leukoplakie en nodulaire leukoplakie.

Wanneer heeft een leukoplakie een statistisch verhoogde kans om maligne te ontaarden?

  • Niet-homogene variant
  • Vrouwen
  • Afwezigheid rookgewoonten
  • Epitheeldysplasie
  • Lokalisatie (mondbodem/tongrand)
  • Langdurige aanwezigheid
  • Grootte > 200 mm2

Bij vermoeden van een leukoplakie, met name de gevaarlijke rode variant (erytroplakie), dient de patiënt altijd direct te worden ingestuurd naar de kaakchirurg voor biopsie, vanwege het pre-maligne karakter.

Overige witte afwijkingen

  • Morsicatio
    Morsicatio
    geeft een wit en matrood schilferig aspect van de mucosa, welke veroorzaakt wordt door het bijten en zuigen op de wang/tong/lip uit nervositeit. Het komt voornamelijk voor bij jonge (vrouwelijke) patiënten. Soms gaat het samen met bruxisme. De behandeling bestaat uit voorlichting en bewustwording.
  • Hyperkeratose
    Hyperkeratose is vorming van extra eelt door frictie, bijvoorbeeld door (te) stevig poetsen. Behandeling bestaat uit voorlichting (o.a. advies zachtere tandenborstel), na wegnemen van de oorzakelijke prikkel kan het 4-5 maanden duren voor de hyperkeratose volledig verdwenen is.

Pigmentaties

  • Raciale fysiologische pigmentatie van de mucosa, deze bevindt zich voornamelijk gingivaal en soms op de lip of tong.
  • Amalgaam pigmentatie, oftewel “amalgaam-tatoo”, is een stukje amalgaam dat tijdens een tandheelkundige ingreep los komt en in de mucosa of alveole achterblijft. Dit manifesteert zich als een blauw-zwarte verkleuring van de gingiva. Bij twijfel kan de tandarts een x-ray maken ter bevestiging van de diagnose.
  • Rokersmelanose zijn (donker)bruine afwijkingen, veroorzaakt door verhoogde activiteit van melanocyten, welke vaak op de buccale gingiva, onderlip, tong of palatum voorkomen. De afwijking komt bij 5-10 % van de rokers voor, en is niet Vaak is de aandoening reversibel wanneer de patiënt het roken staakt.
  • (multi)-Focale melanose (= melanotische macula) is een pigmentatie welke meestal voorkomt bij patiënten op middelbare leeftijd. De afwijking kan overal in de mond voorkomen, maar wordt voornamelijk gezien op de onderlip, palatum, gingiva of wang en kan solitair of multipel zijn. De afwijking kan klinisch niet worden onderscheiden van een voorstadium van een maligne melanoom, en dient om die reden binnen enkele dagen gezien te worden door een kaakchirurg voor excisie en p.a. Het is aan te raden dat de tandarts zelf belt naar kaakchirurgie voor het inplannen van een spoed-afspraak, omdat de 1-jaarsoverleving van orale melanomen ongeveer 5% is.
    Uitzonderingen hierop zijn pigmentaties welke samenhangen met systemische ziektes waarmee patiënt bekend is (o.a. ziekte van Allisson), roken of medicatie-gerelateerde pigmentaties (anti-malariamiddel hydroxychloroquine, welke ook voorgeschreven wordt bij reumatoïde artritis).  In deze gevallen zal er zeer waarschijnlijk worden afgezien van excisie.
  • Melasma is een (licht)bruine pigmentatie, vaak bóven de bovenlip (“snor”) bij vaak donkerharige vrouwen die orale anticonceptie gebruiken. De aandoening is goedaardig, maar kan door patiënten als esthetisch zeer storend worden ervaren.

Ulceraties

Jaarlijks krijgen gemiddeld 110.000 mensen kanker, ongeveer 1% is mondkanker (1000 nieuwe gevallen per jaar). 90% van deze orale tumoren is een plaveiselcelcarcinoom van het mondslijmvlies.

Wanneer een tandarts een ulcus op het mondslijmvlies vermoedt, zijn de volgende zaken van belang:

  • Anamnese à bestaansduur/last, eerder gehad of elders in de mond, mogelijke oorzaak, andere afwijkingen op huid of slijmvliezen, medicatie.
  • Inspectie à solitair of multipele laesies, locatie (bilateraal??), aspect, palpatie.
  • Voorlopige diagnose à lokale of systemische aandoening, medicatie.
  • Beleid
  • Ulcus na 2 weken niet verdwenen à verwijzen MKA, maligne?

Veel voorkomende ulceraties

  • Aften
    Aften (recurrent aphthous stomatitis = RAS), zijn zeer pijnlijke maar onschuldige ulceraties op de wang, lip of tong. Meestal zijn de ulceraties vrij klein (0,5 cm), maar er bestaat ook een majeure versie (>1 cm). De ulceratie kenmerkt zich als een ronde tot ovale gelige afwijking, met een erymateuze “halo” eromheen. Een afte wordt, in tegenstelling tot een herpeslaesie, niet vooraf gegaan door een stadium met blaasjes, en bevindt zich op de niet-gekeratiniseerde gingiva (wangen, lip). De patiënt voelt zich vaak ziek en slap, en het kan, afhankelijk van de grootte van de afte, 6 weken duren voordat de afte verdwijnt. De majeure versie geneest altijd met een litteken. Behandeling bestaat uit pijnbestrijding met het lokaal appliceren van analgetica, en eventueel het voorschrijven van corticosteroïden (lokaal of systemisch) bij veelvuldig recidief.
  • Herpes simplex-virus 1
    Herpes simplex-virus 1 (HSV-1) is een veel voorkomende infectie bij kinderen (< 10 jaar), welke vaak subklinisch verloopt. Het virus wordt overgebracht door speeksel. Een eerste (primaire) infectie uit zich in de mond als gingivostomatitis herpetica, voornamelijk op de gekeratiniseerde gingiva. Het lichaam beschikt dan nog niet over anti-lichamen. Deze aandoening behoeft, naast geruststelling, geen behandeling.
    Bij een secundaire (recidiverende) infectie bevindt de ulceratie zich soms op het palatum durum of gingiva, maar meestal op de mucocutane overgang van de lip, de welbekende herpes labialis of “koortslip”. De infectie is zeer besmettelijk en wordt vooraf gegaan aan een kort stadium van tintelingen en een branderig gevoel, en daarna blaasjesvorming. Medicatie (Zovirax) is alleen zinvol om te gebruiken vóórdat er blaasjesvorming heeft opgetreden. Diagnose berust meestal op klinische aspecten en het voorschrijven van anti-virale middelen is vooral zinvol bij immuun-gecompromitteerde patiënten.

 Take-home-message bij (vermoeden van) een afwijking van het mondslijmvlies

  1. Inspecteer de andere zijde, zit de afwijking bilateraal?
  2. Is het afstrijkbaar?
  3. Hoe voelt het, geïndureerd?

 

Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog

​Jan de Visscher is sinds 1982 als MKA-chirurg/hoofdhals-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) en sinds 2014 in VUmc. In het MCL is hij tevens perifeer opleider voor de opleiding tot  MKA-chirurg in het UMC Groningen. Het tandartsexamen werd in 1977 behaald, het artsexamen in 1991. Hij werd opgeleid tot MKA-chirurg in het Radboud universitair medisch centrum te Nijmegen. In 1999 promoveerde De Visscher op diverse aspecten van de diagnostiek en de behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van de lip. Jan de Visscher is een veel gevraagde spreker zowel in binnen- als buitenland.

Daarnaast organiseert en verzorgt hij regelmatig postacademisch onderwijs op het gebied van de mondpathologie en de hoofdhals-oncologie. Verder heeft hij zowel nationaal als internationaal meerdere bestuurlijke functies  bekleed. 

Van 2006 tot 2008 was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA).

 

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.

Lees meer over: Congresverslagen, Diagnostiek, Kennis, Thema A-Z
Chirurgische paro-behandeling: de puntjes op de i?

Chirurgische paro-behandeling: de puntjes op de i?

In de voorbije decennia is de rol van de chirurgie veranderd van flapoperaties bij elke parodontale behandeling tot een meer beperkte rol voor deze ingrepen in een tweede fase na de niet-chirurgische behandeling. Chirurgie heeft daarmee een specifieke plaats in de parodontale behandeling. De afweging tot inzet ervan hoort dan ook onlosmakelijk bij het bepalen van de beste behandelstrategie.

Parodontale behandeling – spelregels, uitgangspunten en risicofactoren

Bij het uitvoeren van een parodontale behandeling gelden de volgende spelregels, uitgangspunten en risicofactoren.

Spelregels

  • Behandelen van parodontitis: vroege diagnostiek en secundaire preventie.
  • In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.
  • Blijvende monitoring op regelmatige basis blijft noodzakelijk.
  • Actie ondernemen als de metingen veranderingen aangeven.

Uitgangspunten

  • Beheersing van risicofactoren.
  • Onderhouds-/nazorgbehandeling zijn basis voor parodontale stabiliteit.
  • Her-initieel biedt geen garantie voor herstel.
  • Het is lastig om de toekomst voor een parodontitispatiënt te voorspellen.
  • Soms (verantwoord) risico nemen om tot een goed resultaat te komen.
  • Compliance met betrekking tot (interdentale) mondhygiëne is essentieel.
  • Grondige supra- en subgingivale gebitsreiniging is het belangrijkste wapen.
  • Doordacht extraheren is een sterke ondersteuning bij het verkrijgen van een stabiel resultaat.
  • Flapchirurgie heeft belangrijke, maar niet doorslaggevende rol.
  • Soms kan deskundige(!), aanvullende inzet van antibiotica zeer effectief en minder ingrijpend zijn dan parodontale chirurgie.

Risicofactoren

  • Plaque.
  • Bloeden na sonderen.
  • Restpockets ≥5 mm.
  • Aantal verloren gebitselementen/ botverlies in relatie tot leeftijd.
  • Omgevingsfactoren: roken/stress.
  • Genetische factoren/systemische factoren (diabetes).
  • Dieet.
  • Overbelasting van gebitselementen.

Parodontale behandeling – de tools

Om parodontitis te behandelen kunnen de volgende ‘tools’ ingezet worden:

  •  Consequente interdentale reiniging.
  • Professionele gebitsreiniging.
  • Extracties.
  • Parodontale chirurgie.
  • Ondersteuning met systemische antibiotica.
  • Onderhoud met (regelmatige) nazorg.
  • Combinaties van het bovenstaande.

Parodontale (in-)stabiliteit

Bij het uitvoeren van parodontale behandeling wordt er gestreefd naar:

  • Geen pockets >4mm
  • Bloeding <10%
  • Plaque < 15%

Dit heeft als voordeel dat er een overzichtelijke hoeveelheid werk uitgevoerd moet worden tijdens de recall én dat er een nauwkeurigere monitoring kan plaatsvinden van de pocketdiepte aangezien deze ondiep zijn.
Soms lukt het echter niet om de pockets te reduceren tot 4 mm of minder. Uit onderzoek blijkt dat het opnieuw initieel behandelen van patiënten niet helpt om pockets te reduceren (Badersten et al. 1984) . In die gevallen is het dus goed om parodontale chirurgie te overwegen (Graziane et al. 2018). Onderzoek heeft laten zien dat het chirurgisch elimineren van restpockets gunstig is voor het uiteindelijke behandelresultaat (Serino et al. 2001; Heitz-mayfield et al. 2002).

Parodontale chirurgie

Parodontale chirurgie biedt de beste kansen op succes bij een goede indicatie, goede mondhygiëne, het spreken van dezelfde taal, goede voorbereiding, goede operateur en goede monitoring.

  1. Een goede indicatie
    Indicaties zijn:
    – Diepe pockets.
    – Angulaire botverlies/verticaal defect.
    – Toegang tot furcaties – daarbij dient er wel rekening mee gehouden te worden dat furcaties niet altijd verbeteren door het uitvoeren van chirurgie.
    – Restauratief – bijvoorbeeld ontsteking ten gevolge van putcorrosie (t.g.v. metaal).
  2. Een goede mondhygiëne
    Wanneer de mondhygiëne niet goed is, kun je slechter af zijn met chirurgie (Nyman et al. 1977).
  3. Het spreken van dezelfde taal
    Het is van belang dat er uitgebreid informatie wordt verschaft aan de patiënt. De patiënt moet snappen wat (rest-)pockets zijn en waarom deze moeten worden behandeld. Daarnaast moeten impliciete afspraken, expliciet gemaakt worden. De behandeling is een basis voor het investeren in gezondheid.
  4. Goede voorbereiding
  5. Routine van de operateur
  6. Monitoring van het resultaat
  7. Goede organisatie van de nazorg

Parodontale chirurgie – de doelen

Bij het uitvoeren van parodontale chirurgie worden de volgende doelen nagestreefd:

  • Werken met direct zicht.
  • Toegang tot aangedane gebied.
  • Correctie van botdefecten.
  • Regeneratie van parodontaal weefsel.
  • Directe pocketeliminatie.
  • Reinigbaarheid bevorderen.

Parodontale chirurgie – de spullen

De volgende stappen worden uitgevoerd:

  • Met een scalpel wordt een sulculaire of gebevelde vincisie gemaakt waarbij men zicht creëert op het worteloppervlakte en het bot.
  • Met ultrasone apparatuur wordt het tandoppervlakte gereinigd.
  • Met een perioseptboortje worden de element gepolijst.
  • Met hechtmateriaal wordt de gingiva weer gesloten (doorlopende lushechting)

Parodontale chirurgie – preoperatieve informatie

Informatie over de parodontale operatieve behandelingen (flapoperatie):

  • Voor de operatie
  • Receptuur
  • Wat gebeurt er tijdens een flapoperatie?
  • Na de operatie
  • Gevoelige tandhalzen
  • Losstaan van tanden en kiezen
  • Mondhygiëne na de operatie
  • Bereikbaarheid

Parodontale chirurgie – de prijs

Nadelige gevolgen van parodontale chirurgie zijn:

  • Aanhechtingsverlies
  • Minimale hoeveelheid bot nodig
  • Aanhechtingsverlies van de buurelementen
  • Grotere mobiliteit
  • Groter cariësrisico
  • Ongemak voor de patiënt
  • Kosten

Parodontale chirurgie – de puntjes op de i?

Het volgende kan geconcludeerd worden:

  • Een situatie zonder diepe pockets geeft de grootste kans op parodontale stabiliteit.
  • Parodontale chirurgie is een krachtige tool om het aantal restpockets te reduceren.
  • Parodontale chirurgie heeft daarmee een belangrijke, maar niet doorslaggevende rol in de parodontale behandeling.
  • Strategisch extraheren kan helpen om parodontale stabiliteit te bereiken.
  • Succesvol uitvoeren van parodontale chirurgie kent zijn vereisten.

“Residual pockets are associated with progression of periodontal disease and tooth loss.
Nonsurgical retreatment of these sites rarely proved to be effective in closing the pockets.
Thus, surgical treatment of residual pockets is a treatment option that should not be underestimated by the clinican” – Graziani et al 2018.

Dr. Mark Timmerman combineerde als tandarts ruim 20 jaar algemene praktijk en Paro Praktijk Utrecht met werk als docent en onderzoeker bij de afdeling Parodontologie van ACTA. Naast zijn promotie (2001, ‘Prevalence and Progression of Periodontal Disease in a Young Indonesian Population’) leverde hij een bijdrage aan vele onderzoeken en de inhoud van de opleiding parodontologie. In 2008 kwam hij bij de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie Nijmegen. Mark is Parodontoloog NVvP en Implantoloog NVOI. Hij is tegenwoordig ook als docent werkzaam bij de vakgroep I&P, Tandheelkunde Radboud UMC te Nijmegen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van dr. Mark Timmerman tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
sport

Topsporters poetsen goed, maar hebben toch slechte mondgezondheid

Topsporters hebben vaak last van mondaandoeningen, ondanks dat ze vaker dan gemiddeld hun tanden poetsen. Wel zijn ze bereid tot gedragsveranderingen om hun mondgezondheid te verbeteren, is de conclusie van onderzoekers aan University College London.

Onderzoek onder topsporters

In het leven van een atleet is fysieke gezondheid essentieel. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat topsporters daarentegen vaak geen uitmuntende mondgezondheid hebben. Een team van het UCL Eastman Dental Institute heeft gekeken naar door sporters gerapporteerde mondgezondheid, risico’s en mogelijke gedragsveranderingen.

344 Olympische en professionele sporters actief in elf sporten zijn ondervraagd over hoe ze hun mond, tanden en tandvlees verzorgen. Verder heeft het team de mondhygiëne van 452 atleten gescreend op tandbederf, gezondheid van tandvlees en tanderosie.

Opmerkelijke resultaten

De resultaten laten zien dat bijna de helft van de deelnemers last had van onbehandelde tandbederf . Bij het merendeel waren vroege signalen van ontstoken tandvlees aanwezig, en een derde meldde dat hun mondhygiëne negatieve invloed heeft op hun prestaties.
Deze resultaten zijn opmerkelijk aangezien de topsporters aangeven twee keer per dag hun tanden te poetsen. De helft geeft zelfs aan regelmatig te flossen, dit is twee keer zo veel als de algemene bevolking.

Suiker is de boosdoener

De reden voor de relatief slechte mondgezondheid is te vinden in suiker en zure producten die atleten regelmatig consumeren. Sportdrankjes, energierepen en energiegels zijn ingebouwd in hun dieet. Deze producten verhogen het risico op cariës en tanderosie.

Gedragsverandering voor betere mondgezondheid

Gelukkig gaven de meeste ondervraagde sporters aan dat ze hun gedrag willen veranderen om nog betere mondhygiënegewoonten aan te nemen. Veranderingen bestaan uit extra fluoridegebruik, regelmatige tandartsbezoeken en het dagelijks verwijderen van tandplak. Ook een verminderde inname van sportdrankjes om mondgezondheid te verbeteren is een optie.
De onderzoekers zijn momenteel, samen met een paar atleten, bezig met een interventiestudie op het gebied van mondgezondheid. Dit onderzoek is gebaseerd op moderne gedragsveranderingstheorie. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd.

Bron:
British Dental Journal

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Hoofdafbeelding De associatie tussen atopisch dermatitis en mond-gerelateerde afwijkingen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar

De associatie tussen atopisch dermatitis en mond-gerelateerde afwijkingen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar

In een literatuuronderzoek van studenten Mondzorgkunde werd gekeken naar de associatie tussen atopisch dermatitis en afwijkingen van de harde en zachte mondweefsels bij kinderen. Zij concluderen dat atopisch dermatitis positief geassocieerd is met enkele afwijkingen van zowel de harde als zachte mondweefsels bij kinderen van 0 tot 18 jaar.

In dit literatuuronderzoek werd gekeken naar de associatie tussen atopisch dermatitis en afwijkingen van de harde en zachte mondweefsels bij kinderen. Er is in Medline, Dentistry & Oral Sciences en Academic Search Premier systematisch gezocht naar literatuur verschenen vanaf 1987. Voorafgaand aan de beschrijvende analyse van de resultaten is de methodologische kwaliteit van de gevonden literatuur beoordeeld.

De associatie tussen atopisch dermatitis en mond-gerelateerde afwijkingen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar
Klik hier voor vergrote versie

De vijf geïncludeerde studies hadden een cross-sectioneel design en zijn in Westerse landen uitgevoerd met een populatiegrootte tussen de 217 en 79.667 deelnemers. Een positieve associatie tussen atopisch dermatitis en harde mondweefsels werd aangetroffen voor malocclusie, tandpijn, gebroken tanden, molaar-incisief hypomineralisatie (p < 0.001), afwijkende mondgewoonten, anatomische afwijkingen en cariës.

Echter niet alle studies toonden een positieve associatie tussen atopisch dermatitis en cariës. Een positieve associatie tussen atopisch dermatitis en zachte mondweefsels werd aangetroffen voor bloedend tandvlees en mondademhaling zowel overdag als ‘s nachts.

Er is geen positieve associatie gevonden tussen atopisch dermatitis en mond-ademhalen.

Conclusie

Op basis van de bevindingen van huidig literatuuronderzoek kan geconcludeerd worden dat atopisch dermatitis positief geassocieerd is met enkele afwijkingen van zowel de harde als zachte mondweefsels bij kinderen van 0 tot 18 jaar.

Poster ontwikkeld door:
Lotte de Jong en Lois Schippers, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
zorgverzekeraar

Meer dan een miljoen Nederlanders overgestapt naar andere zorgverzekeraar

Zoals elk jaar voerde Vektis ook afgelopen jaarwisseling weer een onderzoek uit naar het aantal verzekerden dat overstapte. Volgens het onderzoek stapten 1,1 miljoen mensen over: het laagste aantal sinds 2010/2011.

Tegen het einde van 2019 stapte 6,2% van alle verzekerden in Nederland over naar een andere zorgverzekeraar, wat neerkomt op een totaal van 1,1 miljoen mensen. Men heeft nog tot 1 februari om een nieuwe zorgverzekering af te sluiten. Dit zijn dan ook slechts de voorlopige cijfers. De definitieve cijfers laten nog op zich wachten tot eind april, wanneer Vektis een uitgebreide analyse van de overstapcijfers deelt. De verwachting is echter niet dat het totaal veel zal verschillen met deze voorlopige resultaten.

6,2% is een betrekkelijk laag percentage, zeker in vergelijking met de resultaten uit 2018/2019, toen het overstappercentage nog op 7% lag. De laatste keer dat er een lager percentage van de verzekerden overstapten was in 2010/2011.

Zorgverzekeringkaart onverminderd populair

Net zoals in voorgaande jaren werd de zorgverzekeringskaart weer veelvuldig geraadpleegd tijdens de overstapperiode. Deze kaart geeft betrouwbare informatie over essentiële polisvoorwaarden van elke zorgverzekering. Dit maakt het vergelijken van polissen een stuk makkelijker. De Zorgverzekeringskaart wordt door financieel adviseurs, zorgverzekeraars, vergelijkingssites en tussenpersonen aan alle mensen voorgelegd tijdens de zoektocht naar een passende zorgverzekering.

 

 

Bron:
ZN.nl

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen

Henry Schein start rampbestrijdingsfonds voor hulp Australische bosbranden

Als reactie op de enorme verwoesting die wordt veroorzaakt door de Australische bosbranden, kondigt Henry Schein, Inc. aan dat het een fonds opstart om de heropbouw te ondersteunen. Daarnaast zal het bedrijf ook courante gezondheidsmiddelen schenken en praktijken/klanten trachten te helpen die onder de crisis lijden.

Donatie, giften en gezondheidsproducten

Het bedrijf en de Henry Schein Cares stichting start een Rampbestrijdingsfonds 2020 met een donatie van $50.000, aangevuld met giften van de werknemers tot $25.000. Bovendien is Henry Schein van plan om tot $50.000 aan gezondheidsproducten te schenken aan Australische hulporganisaties. De vestigingen van Henry Schein in Australië geven ook nog een percentage van de verkoop in de maand januari aan lokale hulporganisaties.

“Team Schein staat klaar om onze hulporganisatiepartners en lokale zorgverleners bij te staan bij de heropbouw van de schade ten gevolge van de vreselijke branden,” zei Stanley M. Bergman, voorzitter van de Raad van Bestuur en Chief Executive Officer van Henry Schein. “Reeds lange tijd is ons bedrijf geëngageerd om hulp te bieden wanneer een ramp zich voordoet. In het kader van schadeherstel kunnen we rekenen op onze partnerleveranciers en onze eigen Team Schein-leden om lokale hulporganisaties te voorzien van middelen die ze nodig hebben om het welzijn en de gezondheid van de getroffen bevolking te bevorderen”.

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Veranderend speeksel hielp mensen tijdens evolutie

Speeksel heeft mensen in evolutionair opzicht misschien geholpen op weg naar het worden van een nieuwe soort. Veranderingen in dieet en leefstijl hebben hier waarschijnlijk voor gezorgd, aldus nieuw onderzoek gepubliceerd in Molecular Biology and Evolution.

Speeksel belangrijk om meerdere redenen

Speeksel is een waterige substantie die wordt geproduceerd door speekselklieren in de mond. Naast water bestaat het onder andere uit enzymen die een begin maken met het afbreken van eten. Ook beschermt spuug het tandglazuur, moduleert het het microbioom in de mond en is het een eerste verdedigingslinie tegen ziekteverwekkers.

Evolutionair onderzoek naar speekselproteoom

Het was al bekend wat er in je speeksel zit qua eiwitten, maar er was nog nooit evolutionair onderzoek gedaan naar het speekselproteoom. Bij een groep onderzoekers van de University of Buffalo en het Forsyth Institute rees de vraag of deze eiwitten ook functionele variatie vertonen bij mensen en niet-menselijke primaten.

Mensen en niet-menselijke primaten vergelijken

Om erachter te komen of elke soort een unieke speekselproteïnesamenstelling heeft, verzamelden de onderzoekers speeksel van mensen en chimpansees, gorilla’s, en resusapen. Deze primaten werden gekozen omdat de eerste twee de dichtstbijzijnde evolutionaire familieleden van de mens zijn. Makaken delen een verre voorouder met mensen.

Wateriger speeksel en andere eiwitten

Het speeksel van mensen bleek wateriger te zijn en andere eiwitten te bevatten dan het speeksel van de apen. De mensapen hadden twee keer zo veel eiwitten dan mensen. Voor alle belangrijke speekselproteïnes bij de mens werden tegenhangers geïdentificeerd in chimpansee- en gorillaspeeksel. Sommige dingen waren echter wel verschillend bij mensen en niet-menselijke primaten.

Goed in het afbreken van zetmeel, geen schuim

Zo bleek menselijk speeksel beter te zijn in het afbreken van zetmeel en het modificeren van vetten. Bovendien bevat menselijk speeksel geen latherin, wat speeksel schuimig maakt. Dit was blijkbaar niet meer nodig toen mensen niet langer harig waren en zich niet meer bezighielden met sociale verzorging. Verder bevatten speeksel van verschillende soorten andere componenten om ziektes af te weren.

Oorzaak is waarschijnlijk dieet en levenstijl

In de loop van de tijd zijn eigenschappen van het menselijke spuug waarschijnlijk veranderd om zich beter aan te passen aan veranderende leefomgeving. Mensen gingen ander voedsel eten en op een andere manier leven waardoor ze bloot werden gesteld aan andere ziektekiemen en uitdagingen.

Onderscheidend speekselproteoom helpt de mens

De bevindingen openen de mogelijkheid dat voedingsverschillen en blootstelling aan bepaalde pathogenen mogelijk een onderscheidend speekselproteoom in de menselijke lijn hebben gevormd, schrijven de onderzoekers. Oftewel, veranderend speeksel heeft mensen waarschijnlijk op weg geholpen om in evolutionair opzicht weg te stappen van niet-menselijke primaten.

De auteurs merkten wel op dat het mogelijk is dat ongecontroleerde omgevings- of voedingsfactoren de resultaten van het onderzoek hebben beïnvloed. Ook zijn alleen de meest voorkomende eiwitten vergeleken, en maar een paar van elke soort. Wel “biedt het onderzoek een basis om in toekomstige studies te beoordelen of de verschillen in het hier waargenomen menselijke speekselproteoom mogelijk zijn veroorzaakt door natuurlijke selectie”, aldus de onderzoekers.

Bron:
Molecular Biology and Evolution

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Meer kans op glazuur erosie door het drinken van thee

Meer kans op glazuur erosie door het drinken van thee

Het pH niveau van de meesten soorten thee is zo hoog dat het de kans op glazuur erosie kan vergroten. Dit bleek nadat onderzoekers uit de Verenigde Staten de pH en fluoride niveaus van 460 verschillende soorten thee hadden vergeleken.

Verschillende soorten en smaken thee

Constanza Fernández en haar team van onderzoekers van het Midwestern University College of Dental Medicine in Downer’s Grove, Illinois bestudeerden zeven soorten thee met elk acht verschillende smaak categorieën. Van elke thee werd een theezakje voor 5 minuten in 200 milliliter kokend gedeïoniseerd water gezet. Ook werden er thee samples gemaakt met fluoride kraanwater.

Hoge pH en fluoride waardes

Vervolgens gebruikten de onderzoekers fluoride-ion selectieve elektrodes en pH elektrodes om de pH en fluoride waardes in de thee te kunnen meten. Hieruit bleek een gemiddelde fluoride concentratie van 1.49 en een gemiddelde pH waarde van 4.88. Zwarte, groene en oolong thee bleken de hoogste waardes te bevatten, en kruidenthee de laagste. Gebruik van fluoride water verhoogde de fluoride concentraties met 0.76, onafhankelijk van het type thee.

Mogelijk risico op tanderosie

De onderzoekers concluderen dat thee het risico op tanderosie kan verhogen. Echter maakten zij hierbij wel de kanttekening dat de meeste zwarte en groene thee wel een natuurlijke bron van fluoride is.

 

Bron:
DrBicuspid, prestentatie van onderzoeksresultaten tijdens de 2019 International Association for Dental Research (IADR) meeting in Vancouver, British Columbia.

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
tandarts-materiaal

Risico op besmetting in Catharina Ziekenhuis Eindhovens wegens niet navolgen richtlijnen

649 patiënten van het Catharina Ziekenhuis Eindhoven worden teruggeroepen wegens een kans op bloedbesmetting. Tijdens het verwijderen van tandsteen met een ultrasoontip is niet volgens de laatste hygiënerichtlijnen gewerkt.

Instrumenten niet verhit

In het ziekenhuis werd bij de gedupeerde patiënten na januari 2014 het gebit gereinigd. Tijdens het weghalen van tandsteen kan het tandvlees beginnen te bloeden en kan de tip dus besmet raken. Tussen behandelingen door zou het instrument dus volgens de richtlijnen moeten worden schoongemaakt met alcohol en worden verhit. Dit laatste gebeurde echter niet.

Kleine kans op besmetting, “maar niet nul”

Alle patiënten hebben nu per brief te horen gekregen dat ze terug worden geroepen voor bloedonderzoek. Een woordvoerder van het ziekenhuis laat weten dat er maar een klein risico op besmetting is, “maar niet nul”. De virussen in kwestie, hepatitis B hepatitis C en hiv, komen namelijk niet vaak voor in Nederland. Ook bloedt het tandvlees niet altijd en wordt tijdens de behandeling veel water gebruikt wat de besmettingskans gering maakt.

Ziekenhuis stopt met gebitsreiniging

Vanaf heden worden patiënten waarbij tandsteen moet worden verwijderd doorverwezen naar de tandarts. Het ziekenhuis zal zelf geen mondhygiënebehandelingen meer uitvoeren.

Bron:
Catharina Ziekenhuis

Lees meer over: Praktijkhygiëne, Thema A-Z
Lustrumcongres-paro

Lustrumcongres Paro2020: Paro Praktijk Utrecht en Implantologie Utrecht

Succesvol soft tissue management met dr. Otto Zuhr

Op 19 juni 2020 komt topspecialist dr. Otto Zuhr naar Nederland als keynote speaker tijdens het lustrumcongres van de Paro Praktijk Utrecht en Implantologie Utrecht. Een unieke gelegenheid voor u om gedurende vier lezingen te zien dat zorgvuldig management van het zachte weefsel rondom implantaten essentieel is om aan te kunnen sluiten bij de hoge esthetische verwachtingen van onze patiënt.

Er is een aantal belangrijke aspecten waarvan is vast komen te staan dat deze essentieel zijn om een mooi behandelresultaat te verkrijgen: een zorgvuldige planning van de initiële incisie, goede vormgeving van de flap, voorzichtige mobilisatie van de flap, maar ook het secuur hechten van de flap om voldoende stabiliteit te krijgen. Begrip van het verloop van de vroege wondgenezing helpt bij het management van de zachte weefsel om een mooie, natuurlijke contour te verkrijgen. Adequate kennis van de histologische samenstelling van het palatum is belangrijk om te begrijpen hoe dit kan dienen als donorsite voor een zacht weefseltransplantaat.

Lezingen met videobeelden

De lezingen op het gebied van parodontologie en implantologie zijn doorspekt met prachtige videobeelden die illustreren hoe de theorie in de praktijk gebracht kan worden. Dr. Otto Zuhr is een begaafd clinicus en zeer goede docent, die over de gehele wereld wordt uitgenodigd als spreker. Gegarandeerd zal hij u een hele dag weten te boeien.

Namens Fridus van der Weijden bent u van harte uitgenodigd voor deze feestelijke én vakinhoudelijke dag ter gelegenheid van 30 jaar Paro Praktijk Utrecht en 12,5 jaar Implantologie Utrecht.

Sprekers

Otto Zuhr

Otto Zuhr studeerdeTandheelkunde aan de Universiteit van Aken in Duitsland gedurende de periode 1986-1992. Hij is erkend als specialist op het gebied van de parodontologie door de Duitse Vereniging voor Parodontologie (DGParo). Samen met Marc Hürzeler heeft hij een praktijk in München waarin zij zijn gespecialiseerd in Parodontologie en Implantologie. Met meer dan 25 jaar klinische ervaring en ongeveer net zoveel jaar onderwijservaring wordt Otto Zuhr tot ver buiten de Europese grenzen gezien en gewaardeerd als een expert in zijn vakgebied. Van 2007 tot 2014 was hij bestuurslid van de Duitse Vereniging voor Parodontologie. Momenteel is hij als associate-professor verbonden aan de afdeling parodontologie van de Johann-Wolfgang-Goethe Universiteit in Frankfurt am Main. In zijn onderzoek richt hij zich op orale wondgenezing en reconstructie van de orale zachte weefsels. Otto Zuhr is auteur van diverse artikelen op het gebied van de parodontologie en implantologie. Zijn prachtig geïllustreerde boek Plastic Esthetic Periodontal and Implant Surgery werd gepubliceerd door Quintessence in 2012.

Fridus van der Weijden, gastheer

Dr. Fridus van der Weijden is tandarts, parodontoloog en implantoloog. Sinds 1989 verdeelt Fridus zijn tijd tussen de Paro Praktijk Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Verder is hij werkzaam in de praktijk voor Implantologie Drachten.

Fridus heeft veel onderzoek verricht op het gebied van mondverzorging en parodontale therapie. Ook is hij auteur en co-auteur van meer dan 50 Nederlandstalige en 150 Internationale publicaties en spreekt hij regelmatig op congressen. Gedurende zijn carrière is Fridus lid geweest van diverse commissies en adviescolleges, waaronder het adviescollege Preventie Mond-en Tandziekte. Hiervoor ontving hij begin 2009 de een onderscheiding van het bestuur van het Ivoren Kruis. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Infecties’ aan de Universiteit van Amsterdam.

Voor wie?

Het congres is interessant voor zowel tandartsen, kaakchirurgen, parodontologen, implantologen als mondhygiënisten.

Programma

8:30 Ontvangst & registratie
9:00 Welkom en opening – Fridus van der Weijden
9:15 Hitting hurdles in soft tissue reconstructions: Why do things go wrong? – Otto Zuhr
10:45 Koffiepauze
11:30 The peri-implant mucosa and its impact on peri-implant disease prevention – Otto Zuhr
12:45 Lunch
13:45 Soft tissue management around implants: What we learnt in plastic periodontal surgery – Otto Zuhr
15:00 Koffiepauze
15:30 Interfaces, clinical scenarios and further indications – Otto Zuhr
16:45 Vrolijke afsluiting van de dag
17:15 Borrel

 

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie
endodontische

Endodontische radiologie 2D vs 3D, regelgeving en indicaties

Onmisbaar voor het stellen van een diagnose voorafgaand aan het plannen van de endo-start is röntgenologische informatie. Vaak kan men, na klinisch onderzoek, met behulp van de beginsolo al veel vertellen over de anatomie van het element, de diagnose en eventueel te verwachten complicaties. Wat is de meerwaarde en wat zijn de beperkingen van de Cone Beam CT (CBCT) in de endodontologie? Wanneer zet je CBCT niet of juist wel in? Wat zeggen de richtlijnen hierover?

Verslag van de lezing van Frédérique San Giorgi en Reinier Hogeveen tijdens het NVvE-congres.

Aan de zaal wordt de vraag gesteld of de lengtefoto bij een endodontische behandeling nog nodig is. Dan blijkt dat de meeste tandartsen toch vertrouwen op de elektronische lengtebepaler.

Indien je ervoor kiest om foto’s te maken, is het belangrijk om gebruik te maken van een rechthoekige en geen ronde collimator/diafragma. De straling met een rechthoekige collimator/diafragma is een factor vier kleiner dan bij een ronde buis. Dit betekent dat je drie foute foto’s zou kunnen maken met een rechthoekige conus, voordat je aan de hoeveelheid straling zit die een ronde geeft.

2D-foto’s

Belangrijk bij het maken van 2D-foto’s is het gebruikt van richtmiddelen. Dit zorgt ervoor dat de foto’s een betere kwaliteit hebben en een grotere diagnostische waarde. Daarnaast zijn de foto’s in de tijd veel beter te vergelijken.

Röntgenfoto’s kunnen gemaakt worden met fosforplaatjes of met een sensor. Technisch gezien geeft de sensor een iets hogere beeldkwaliteit voor endodontische doeleinden dan de fosforplaatjes. Daarnaast is de belichtingstijd belangrijk voor de stralingsdosis die de patiënt krijgt . Deze tijd verschilt per element. Je merkt er weinig van als je de verkeerde belichtingstijd gebruikt, omdat de digitale systemen tegenwoordig de foto’s softwarematig aanpassen waardoor een goed beeld ontstaat. Maar bij het kiezen van steeds dezelfde belichtingstijd, overbelicht je bepaalde elementen (bijvoorbeeld onderincisieven). Dit is in strijd met het ALARA -principe. Het is daarom van belang om altijd een belichtingstabel te gebruiken.

Om de foto’s zo goed mogelijk te kunnen beoordelen kunnen nog een aantal maatregelen getroffen worden. Zo is het beter om de foto’s te bekijken in een donkere ruimte en kunnen de kwaliteit en de instellingen van de monitor van de PC ook nog van belang zijn.

CBCT

Voordat men na gaat denken over het maken van een 3D-foto is allereerst gedegen klinisch onderzoek van belang. Daarnaast een goede solo en eventueel nog een extra solo -opname gemaakt onder een hoek. Geeft dit alles bij elkaar nog niet voldoende diagnostische informatie om een gedegen behandelbesluit te nemen dan kan een CBCT soms een goede uitkomst bieden.

Ook CBCT’s zijn niet zaligmakend en hierbij kunnen we te maken krijgen met bepaalde artefacten. Ze ontstaan door nabijgelegen (metalen) restauraties of endodontische vulmaterialen. Deze kunnen zich uiten als de witte strepen en donkere gebieden die rondom het (metalen) materiaal ontstaan. Daarnaast duurt het maken van een CBCT-scan langer dan een 2D opname, waardoor de kans op bewegingsonscherpte groter is.

Er moet altijd nagedacht worden over de rechtvaardiging van het maken van een CBCT scan. Hierbij worden de diagnostische/therapeutisch voordelen voor de patiënt afgewogen tegen de potentiële risico’s of schade. Bij schade kun je denken aan de straling, maar ook aan eventuele vals positieve of vals negatieve diagnoses of de kosten voor de patiënt.

Wanneer is er een indicatie voor een CBCT scan?

Er is een indicatie voor een CBCT-scan wanneer wordt voldaan aan alle onderstaande criteria:

  • Als anamnese, klinisch onderzoek en een 2D-röntgenfoto niet voldoende zijn om tot een diagnose en/of behandelingsplanning te komen
  • Als het maken van een CBCT-scan in dit geval bewezen effectief is om wel de juiste diagnose te stellen
  • Als het potentiële voordeel voor de patiënt opweegt tegen de risico’s en mogelijke schade

Het risico bij het maken van een CBCT hangt deels als van de grootte van het veld en de resolutie. Hoe groter het veld en de resolutie, hoe groter ook de stralingsdosis.

Er zijn grofweg ongeveer acht redenen waarvoor een CBCT gebruikt zou kunnen worden binnen de endodontische diagnostiek.

  1. De diagnose van peri-apicale pathologie als er niet specifieke of tegenstrijdige symptomen en tekenen zijn
    Een element geeft klachten, maar op de solo is geen duidelijke afwijking zichtbaar. De CBCT kan dan zorgen voor betere peri-apicale diagnostiek.
  2. Bevestiging van non-dentogene oorzaken of pathologie
    Hierbij is het wederom belangrijk dat eerst een conventionele opname gemaakt wordt onder een hoek. Geeft deze nog geen uitsluiting, dan is een CBCT geïndiceerd.
  3. Beoordeling en/of management van dento-alveolair trauma
  4. Beoordeling van extreem complexe wortelkanaalsystemen zoals bijvoorbeeld een dens invaginatus
    Dit kan ervoor zorgen dat het behandelresultaat voorspelbaarder wordt.
  5. Beoordeling van extreme wortelkanaalanatomie voorafgaande aan een niet chirurgische behandeling
  6. Beoordeling van complicaties van de endodontische behandeling (bijvoorbeeld perforaties) voor behandelplanning als bestaande conventionele opnamen niet voldoende informatie geven
  7. Beoordeling en management van resorptiedefecten die klinisch gezien mogelijk nog behandelbaar zijn
    Zo kan beoordeeld worden wat de uitgebreidheid van het defect is en of de pulpa betrokken is.
  8. Pre-chirurgische beoordeling voorafgaande aan complexe peri-apicale chirurgie (bijvoorbeeld bij de achterste molaren
    Zo kan de ligging van onder andere de canalis mandibularis en sinus maxillaris bepaald worden.

Het moet duidelijk zijn dan een CBCT niet geïndiceerd is als standaard beeldvorming voor de endodontische behandeling.

Voor het maken van de CBCT zijn meerdere opties

Bij de verschillende opties horen verschillende verantwoordelijkheden.

1. De tandarts heeft zelf een CBCT en maakt hem zelf

Bij deze optie moet de tandarts de juiste scholing hebben in de vorm van een certificaat en er ook zorg voor dragen dat hij voldoende radiologie nascholing volgt (namelijk acht uur in vijf jaar). Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. De tandarts draagt er zorg voor dat de rechtvaardiging in het patiëntendossier wordt vastgelegd. De kosten worden met de patiënt besproken. Het kleinste mogelijke veld wordt gekozen met een adequate resolutie. Daarna beoordeelt de tandarts de hele scan en noteert ook eventuele toevalsbevindingen. De uitkomsten worden met de patiënt besproken en het beleid wordt hierop aangepast. Belangrijk voor het goed kunnen beoordelen van een CBCT is het hebben van voldoende kennis over de anatomie.

2. De tandarts verwijst naar een collega om de CBCT te maken

De verwijzend tandarts moet voldoende scholing hebben gehad om de patiënt te kunnen verwijzen naar een collega. Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. De verwijzer levert de in de verwijsbrief de benodigde informatie aan: zowel klinische symptomen, historie en reeds gemaakte opnames en de diagnostische vraag. De collega die de CBCT maakt is uiteindelijk verantwoordelijk voor de rechtvaardiging en heeft daarvoor al deze gegevens nodig. Vervolgens wordt de terugkoppeling door de verwijzer in het patiëntendossier genoteerd en bespreekt deze de uitkomsten met de patiënt.

3. De tandarts maakt op verwijzing van een collega de CBCT

De tandarts die de CBCT maakt moet de juiste scholing en nascholing hebben bijgehouden. Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. Hij/zij is ook verantwoordelijk voor de rechtvaardiging en voor het maken van het verslag en terugkoppeling naar de verwijzer.

Richtlijn tandheelkundige radiologie

Deze regels zijn allemaal opgenomen in de richtlijn tandheelkundige radiologie van de KNMT. Hierin staat exact gespecificeerd wie precies waarvoor verantwoordelijk is. Zo is de ondernemer verantwoordelijk voor het scheppen van omstandigheden waarbij stralingsbehandelingen veilig uitgevoerd kunnen worden op advies van de stralingsbeschermingsdeskundige (SBD). De SBD oefent toezicht uit op de stralingsbescherming in de praktijk bijvoorbeeld door het beoordelen van de stralingsrisicoanalyse.
Daarnaast moet er in iedere praktijk ook een Toezichthoudend Medewerker Stralingsbescherming (TMS) zijn. Deze persoon geeft instructies om stralingshandeling veilig uit te kunnen voeren en houdt hierbij toezicht of voert de handelingen zelf uit.
Als laatste is er nog de (blootgestelde) werknemer. Deze voert de daadwerkelijk opname uit volgens de instructie van de TMS. Deze werknemer moet hiervoor wel de juiste scholing gehad hebben.

De TMS moet tenminste vier uur in de vijf jaar besteden aan radiologienascholing. De blootgestelde werknemer één uur in vijf jaar.mits de TMS ook een certificaat heeft voor het beoordelen en maken van CBCT’s dan geldt de regel acht uur radiologienascholing in vijf jaar.

In de richtlijnen staan daarnaast de voorwaarden waaraan de apparatuur moet voldoen. Zo moeten de normale röntgenopname apparatuur en de OPT geregistreerd worden. Voor de CBCT is een vergunning nodig. De apparatuur moet jaarlijks gekeurd worden. Hierbij wordt het apparaat gekalibreerd en wordt er een service rapport toegevoegd in het KEW. De vergunning voor de CBCT moet voor februari 2020 rond zijn.

Bij het maken van de CBCT moet een keuze gemaakt worden voor de veldgrootte. Over het algemeen geldt dat de CBCT-apparaten met een grote veldgrootte beter geschikt zijn voor implantologie. Een kleine veldgrootte is beter geschikt voor endodontische diagnose. Bij de CBCT’s met een klein veld is de sensor vaak beter.

De kernboodschap

  • De CBCT is een waardevol aanvullend diagnostisch hulpmiddel in specifieke gevallen. Belangrijk hierbij is de dossiervorming.
  • Er is op dit moment nog maar een magere ‘evidence base’. Er moet beter gerandomiseerd onderzoek gedaan worden. Zo zou het een optie kunnen zijn om de ene patiënt die een endo nodig heeft te behandelen met een CBCT en de andere zonder. Na tien jaar worden de resultaten geëvalueerd.
  • Kies het juiste apparaat met de juiste instellingen voor het diagnostische doel rekening houdend met het ALARA (as low as reasonably practicable) principe.
  • Lees de KNMT richtlijn radiologie 2018 goed door.

Frédérique San Giorgi is tandarts en docent bij de sectie Orale Radiologie van ACTA. Daar zijn haar kerntaken CBCT-diagnostiek en verslaglegging en het geven van onderwijs. Frederique geeft radiologiecursussen voor assisterenden en mondhygiënisten door het hele land. Ze is werkzaam als tandarts-algemeen practicus in Voorhout. Daarnaast is ze actief als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van DentoMaxilloFaciale Radiologie (NVDMFR).

Dr. Reinier Hoogeveen is tandarts en universitair docent bij de sectie Orale Radiologie van ACTA. Reinier is stralingsdeskundige Niveau 3. Hij is betrokken bij het onderwijs en bij cursussen (onder andere de CBCT-cursus), de patiëntenzorg (CBCT-diagnostiek en verslaglegging voor verwijzers) en het onderzoek van de afdeling (dosisreductie). Daarnaast is hij werkzaam in zijn eigen praktijk, waar hij zich toegelegd heeft op radiologie en orthodontie.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Frédérique San Giorgi en Reinier Hogeveen tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Hoe help je ouders het poetsgedrag van hun kinderen te verbeteren?

Hoe kun je als mondzorgprofessional ouders helpen gezond gedrag vol te houden bij kinderen waarmee gaatjes worden voorkomen? Dr. Maddelon de Jong, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker, vertelden tijdens Quality Practice hoe zij met de Uitblinkers-methodiek ouders motiveren om het poetsgedrag bij hun kinderen te verbeteren.

Cariës voorkomen

Wanneer zijn we tevreden over onze inzet rondom preventie bij kinderen? Is dat als we een van de vijf gaatjes voorkomen of als we vrijwel alle gaatjes kunnen tegenhouden? De verwachting is wel dat we 100% scoren. Dus dan hebben we nog een hoop te doen…
Hoe kunnen we cariës voorkomen? Sealen? Fluoride? Dat is effectief, maar alles begint natuurlijk bij goede zelfzorg. Enkel adviezen geven, werkt hierbij niet. Het is niet zo dat als je zegt ‘je moet beter poetsen’, dat het dan direct gebeurt. Je zal teleurgesteld zijn, dat je voorlichting niet resulteert in gedragsverandering en daar zal je patiënt ook niet vrolijk van worden. Wij weten zelf ook allemaal wel dat dagelijks twee stuks fruit en twee ons groente goed voor ons is, maar wie doet dit ook werkelijk? Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken. Dit blijkt ook uit systematic reviews: de kennis is vaak wel aanwezig, maar er speelt vaak meer. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon zelf die invloed hebben op wel/niet gezond gedrag vertonen. Tot aan de Haagse politiek aan toe.

Tegensputterende kinderen

In een getoonde video weet een cabaretier fijntjes uit te beelden hoe ingewikkeld iets simpels kan zijn als je kinderen hebt. Zo kan poetsen ook een enorme klus zijn om uit te voeren bij je kinderen, zeker als ze tegensputteren. Een ouder kan na een heel gevecht het uiteindelijk gered hebben om toch nog twee seconden te poetsen. De volgende dag ligt dit kindje bij jou in de stoel. En jij zegt tegen de ouder: “Dat ziet er niet zo goed uit, hè?”. Alle moed zakt dan bij de ouder in de schoenen. Ouders zeggen vaak dat tandenpoetsen best lukt, maar als je doorvraagt zal je merken dat zij tegen dingen aanlopen. Ouders vinden het lastig als er met een belerende toon tegen ze wordt gesproken: als het nooit goed is, werkt dat niet motiverend en dus averechts. Dat is goed om in je achterhoofd te houden.

Ouder- en gezinsfactoren

De ouder- en gezinsfactoren werden onderzocht door interviews af te nemen bij diverse gezinnen. Het bleek dat iedereen wist dat er twee maal daags gepoetst moet worden. Er liggen echter vele hobbels in de gezinsomgeving waardoor er niet twee keer daags gepoetst wordt.
Er zijn drie hoofdfactoren die meespelen: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeienis, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezinsfunctioneren (structuur, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er hobbels zijn waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.

Uitblinkers-gespreksmethodiek

Hoe geef je dan jouw adviezen vorm? Je zal meer in gesprek moeten gaan, op zoek moeten gaan naar waar het wringt. Je moet als het ware een kijkje achter de voordeur kunnen krijgen. De passende adviezen kunnen heel eenvoudig zijn, als je ze maar bespreekbaar maakt. Hiervoor is de Uitblinkers-gespreksmethodiek ontwikkeld. Deze is geschikt voor 2- tot 10-jarige kinderen en kan in de dagelijkse praktijk gebruikt worden om poetsgedrag te verbeteren. Het is een semigestructureerde gespreksmethodiek bestaande uit tools en een script om het gesprek te leiden. Hierbij wordt achterhaald waar de ouder tegenaan loopt, waarna de aansluitende oplossingen worden besproken. Hierbij worden opvoedkundige principes toegepast.

Motivational interviewing

Motivational interviewing is een van de gesprekstechnieken die in deze methode verweven zit, naast alle andere technieken om een gelijkwaardig gesprek te krijgen. De sprekers geven het advies om niet alleen te zenden, want dat is eenrichtingsverkeer. “Hou het positief en stel veel vragen. Geef de ouder veel complimenten. Toon begrip en betrek de ouder bij de aanpak. Het belangrijkste is, dat je je focust op het positieve. Wat gaat er al goed? Zet de ouder eerst in zijn kracht en vraag daarna pas naar moeilijke momenten.”

Hobbels

Bij de Uitblinkers-methodiek horen negen kaarten met hobbels. Deze hobbels zijn tijdens het onderzoek geïdentificeerd. Daar komen de drie factoren ook aan bod. Op de kaarten is een tekening te zien van een hobbel. Een van de hobbels is de vermoeide of gestreste ouder. Tandenpoetsen heeft dan niet de prioriteit, doordat er al zo veel speelt. Een niet-meewerkend kind kan ook een hobbel zijn of de ouder die het kind niet wil dwingen. Of het kind dat te vermoeid is of dat het poetsen pijn doet. Ook drukte in de ochtend of juist in de avond kan een hobbel vormen.

Uitblinkers-gesprek

De sprekers doen voor hoe zo’n Uitblinkers-gesprek zou kunnen lopen. De tandarts of mondhygiënist: “Wat gaat er goed bij het tandenpoetsen?” De ouder: “Er wordt twee keer daags gepoetst. Ik doe het in de ochtend en mijn man in de avond.” “De taken zijn goed verdeeld in elk geval. Dat klinkt goed georganiseerd. Zijn er momenten waar je van denkt, dit is toch wat moeilijker?” “Wel eens, als hij in de avond niet goed wil meewerken. Dan is het wel een strijd.” “Maar dan lukt het wel?” “Meestal wel, maar als hij dan moe is, dan sla ik het even over en dan denk ik, dat komt morgen wel.” “Wil je eens kijken in de kaarten of je iets herkent?” Uiteindelijk moet er één kaart gekozen worden met de hoofdreden waarom het niet altijd soepel loopt. Ouders vinden de kaarten heel herkenbaar en fijn.
Daarna ga je samen kijken naar de mogelijke aanpak. Er bestaan hierbij twee theorieën: stimuluscontrole en operante conditionering.

Stimuluscontrole

Bij stimuluscontrole staat het creëren van een stabiele omgeving centraal, het structuren van tijd bijvoorbeeld. Structureer niet alleen de tijd, maar ook de ruimte. Je moet er even achter komen hoe het nu bij hen werkt thuis. Het is bij stimuluscontrole belangrijk dat dingen op een vaste tijd en in een bepaalde volgorde gebeuren. Het mooie is dat kinderen er dan op een gegeven moment zelf om gaan vragen: “Mama, je vergeet te tandenpoetsen.” Grenzen stellen is ook belangrijk. Echt consequent zijn: zo gaan we het doen en niet anders. Maak een afspraak en hou je eraan. Dat is stimuluscontrole . Dit kan je toepassen bij de kaart ‘poetsen is moeilijk in de ochtend’. Wat is voor de ouder nu het beste moment om het tandenpoetsen te doen? Denk mee! Stel bijvoorbeeld voor dat de tandenborstel in de keuken komt, zodat niet iedereen na het ontbijt weer helemaal naar boven moet. Ouders kunnen dit soms echt niet goed zelf verzinnen. Of bedenk dat je in de avond bepaalde dingen al klaar zet (de ontbijttafel), zodat het in de ochtend minder druk is. Als de ouder aangeeft dat het kind vaak te moe is om te poetsen, stel dan voor om het tandenpoetsen te doen voordat het moe is. Bijvoorbeeld door meteen na het eten te poetsen en daarna pas tv te kijken. Leg hierbij ook uit dat kinderen als ze moe zijn niet moe en sloom worden, maar vaak juist hyperactief en vervelend.

Operante conditionering

Bij operante conditionering hoort de vraag: hoe reageer je op negatief gedrag? Zorg dat tandenpoetsen met regelmaat en standaard gebeurt door met kleine stapjes en complimenten te werken. Positief gedrag moet beloond worden in plaats van negatief gedrag. Door af en toe te belonen blijft positief gedrag in stand. Maar dit geldt ook bij negatief gedrag! Dus wees consequent, maak geen uitzonderingen. Beloon een kind dus niet met het overslaan van tandenpoetsen als het tegensputtert, want dan beloon je slecht gedrag. Bij een kind dat weerstand biedt, dus toch altijd tandenpoetsen. Probeer tijdens het poetsen positieve aandacht te geven. Beloon bijvoorbeeld als het kind het toelaat om twee tanden te poetsen. Een sticker als beloning kan heel goed werken.

Samenvattend kun je het als volgt aanpakken:
• Ga positief in gesprek met ouders.
• Identificeer waar hobbels liggen – stel open vragen.
• Laat ouders meedenken in de oplossing – sta niet alleen op zenden.
• Probeer passende oplossingen aan te reiken.
• Complimenteer en toon begrip.

Bij de toolkit met kaarten van Uitblinkers hoort een training. Deze wordt gegeven vanuit de stichting die Denise en Maddelon hebben opgericht: stichting Blinkers. Tijdens het volgen van deze training worden de kaarten uitgegeven. Komende trainingsdagen zijn 14 mei en 19 juni 2020. Kijk voor meer informatie op www.stichtingblinkers.nl/nascholing

Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Noordwijk en Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk.

Denise Duijster is universitair docent op de sectie Sociale Tandheelkunde van het ACTA. Ze heeft de Masteropleiding ‘Dental Public Health’ gevolgd aan University College London. Begin 2015 is zij gepromoveerd op de rol van het gezin bij de preventie van cariës bij kinderen. Ze doet onderzoek naar sociaaleconomische gezondheidsverschillen, kwaliteit van mondzorg en de preventie van mondziekten in zowel hoge als lage inkomenslanden.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna van een lezing door dr. Maddelon de Jong-Lenters, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker aan ACTA , tijdens Quality Practice.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling

Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling

Via systematisch literatuuronderzoek brachten twee mondzorgkundestudenten de barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling in kaart. Zij keken hierbij naar de perspectieven van tandartsen, verpleegkundigen en zorgafhankelijke ouderen zelf.

Onderzoek

Aan de hand van de opgestelde zoekstringen is er gezocht naar wetenschappelijke literatuur in de databanken Medline en Cinahl. Uit de 374 hits in de databanken zijn na het screenen, selecteren en beoordelen acht studies geïncludeerd.

Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling
Klik hier voor vergrote versie

Barrières voor mondzorg

De barrières die tandartsen noemen voor consumptie en verlenen van mondzorg bij zorgafhankelijke ouderen in een zorginstelling zijn het gebrek aan training van de tandartsen, desinteresse om ouderen te behandelen, de voorkeur om ouderen in eigen praktijk te behandelen, gebrek aan draagbare apparatuur, gebrek aan geschikte ruimte en de complexe medische condities.

Voor verpleegkundigen zijn barrières voornamelijk het zorgafwijzend gedrag van de ouderen, gebrek aan voorraad en de angst om de ouderen pijn te doen en/of letsel te veroorzaken.

Barrières vanuit het perspectief van de ouderen zijn de kosten, de moeilijkheid om een tandarts te vinden, moeilijkheid om een tandarts te bezoeken, gebrek aan sociale support en andere medische problemen.

Conclusie

Dit systematisch literatuuronderzoek geeft aanwijzingen dat er vanuit verschillende perspectieven barrières worden ervaren waardoor het verlenen of ontvangen van mondzorg aan zorgafhankelijke ouderen wordt belemmerd.

Naar de rol van faciliterende factoren moet meer onderzoek worden gedaan.

 

Poster ontwikkeld door: Eline Suijkerbuijk en Daphne Velzeboer

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
Studie - tandcorrecties staan niet altijd gelijk aan zelfrespect

Studie: tandcorrecties staan niet altijd gelijk aan zelfrespect

Als je gezegend bent met een stralende witte glimlach, loop je automatisch optimistischer en zelfverzekerder door het leven. Scheve tanden daarentegen verminderen vaak het gevoel van eigenwaarde. Een logische vraag is dan ook of het hebben van een beugel invloed heeft op ons welzijn en het daaropvolgende succes in het leven? Een Australische studie probeert de veronderstelling dat het corrigeren van scheve tanden gelijk staat aan het herwinnen van zelfvertrouwen te weerleggen.

Een studie van 30 jaar

De studie is uitgevoerd door Dr. Med. Esma Dogramaci en prof. David Brennan van de Adelaide Dental School en het Australian Research Centre for Population Oral Health. Zij hebben eind jaren tachtig 448 tieners met verschillende mate van malocclusie onderzocht. Op 30-jarige leeftijd had ten minste een derde van de deelnemers ooit orthodontische therapie ontvangen.

Psychosociaal welzijn

De focus van de eenmalige studie was het onderzoeken of een beugel inderdaad kan bijdragen aan een psychosociaal welzijn of groter geluk. Hierbij werden vier psychosociale aspecten benadrukt: hoe goed gaan mensen om met nieuwe of moeilijke situaties en de bijbehorende tegenvallers; hun eigen welzijn wanneer zij hun eigen gezondheid in eigen handen nemen; de steun die de persoon dacht te ontvangen van zijn sociale omgeving; en tot slot je eigen niveau aan optimisme.

Conclusie

Al met al was de conclusie van de studie erg sober: degenen die geen beugel droegen of hadden gehad, waren zelfverzekerder of optimistischer dan degenen die er wel een hadden of hadden gehad. De bevindingen zijn onlangs gepubliceerd in het tijdschrift Orthodontics and Craniofacial Research.

Bron:
University of Adelaide 

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
medici

Vier tips om medicatiefouten te voorkomen

Het toedienen en voorschrijven van medicatie is een integraal onderdeel van de hedendaagse tandheelkunde. Hierdoor is het risico op medicatiefouten en bijwerkingen van geneesmiddelen reëel. In het Journal of the California Dental Association geven experts tips om schade te voorkomen.

Het gevaar van medicatie wordt steeds groter

Pijnstillers, anesthetica, ontstekingsremmende middelen en antimicrobiële middelen zijn tegenwoordig onderdeel van de dagelijkse gang van zaken in een tandartspraktijk. Tegelijkertijd krijgen patiënten ook voor andere ziektes en kwaaltjes allerlei medicijnen.

Ook senioren die zonder medicijngebruik niet meer zouden leven zoeken tandheelkundige zorg. Deze patiënten hebben een complexe medische geschiedenis waar rekening mee moet worden gehouden. Daarnaast komen er steeds meer nieuwe medicijnen op de markt waardoor het risico op het onjuist voorschrijven van medicijnen blijft toenemen.

Onderzoek naar medicatiefouten en bijwerkingen in de tandheelkunde

In de medische gemeenschap is al veel onderzoek gedaan medicatiefouten en bijwerkingen van medicijnen. Dit is echter niet het geval binnen de tandheelkunde, waar men zich vooral baseert op resultaten uit de geneeskunde. Volgens de auteurs van het artikel, algemeen tandarts Roy Stevens en kaakchirurg Daniel Sarasin, suggereert onderzoek dat veel tandheelkundige bijwerkingen gerelateerd zijn aan eerdergenoemde problemen.

Volgens hen heeft een tandarts vaak geen grondige kennis van de medische geschiedenis van de patiënt en de medicijnen zelf. Daarnaast is er vaak een gebrek aan inzicht in de farmacodynamische principes van de medicijnen die een patiënt al gebruikt en hun interactie met nieuwe medicijnen.

Hoe het beter kan? Dr. Sarasin en Stevens geven vier tips.

  1. Schrijf niet iedere patiënt hetzelfde voor

Tandartsen zouden niet iedere patiënt hetzelfde type en dezelfde hoeveelheid medicijn moeten voorschrijven. Hiermee kunnen ze voorkomen dat ze overtollige medicijnen voorschrijven, of medicijnen die niet samen kunnen in combinatie met andere medicijnen die een patiënt gebruikt.

  1. Neem de gezondheids- en medicijnengeschiedenis van elke patiënt goed door

Dit is misschien wel de beste manier om bijwerkingen te voorkomen. Door bij patiënten een vragenlijst af te nemen over hun medische geschiedenis kan schade door foute medicijntoediening worden voorkomen.

  1. Maak een spiekbriefje

Tandartsen zouden moeten weten hoe medicatie en mogelijke interacties met andere medicijnen werken, voornamelijk met geneesmiddelen die regelmatig tijdens tandheelkundige procedures worden gebruikt. Een handige manier om dit te doen is door een lijst te maken met informatie over interacties tussen medicijnen. Databases als Epocrates en Lexicomp kunnen hierbij helpen.

  1. Krijg een opfriscursus over anesthetica

Ten slotte is het volgens Dr. Stevens en Sarasin erg belangrijk dat tandartsen begrijpen hoe lokale anesthetica werken. Dit houdt in dat ze weten welke anesthetica geschikt zijn voor een bepaalde procedure en wat de maximale dosis voor een patiënt is. Er zijn veel onlinebronnen die geraadpleegd kunnen worden om deze kennis op te frissen.

Door zorgvuldige voorbereiding en toediening van medicijnen kunnen veel problemen worden voorkomen.

 

Bron:
Journal of the California Dental Association

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Gezonde tanden voor de allerarmsten in Afrika

Mondzorg in Afrika

Het werk van Mercy Ships bestaat uit verschillende medische programma’s, training en voorlichting. Eén van de medische programma’s is tandheelkunde. Goede mondzorg is ontzettend belangrijk, maar in ontwikkelingslanden is tandheelkundige zorg vaak niet beschikbaar of onbetaalbaar. Tandenborstels en tandpasta wordt gezien als luxeartikelen en veel mensen in Afrika hebben nog nooit een tandarts gezien. Mercy Ships voert gratis tandheelkundige behandelingen uit en geeft hen ook gratis tandenborstels en tandpasta.

Een gezonde lach dankzij Mercy Ships

Het dental team van Mercy Ships voert de behandelingen uit in een kliniek aan wal. Daarnaast geeft het team ook voorlichting over goede mondzorg en hygiëne. Met behulp van deze behandelingen worden jaarlijks duizenden mensen geholpen. Dit zorgt ervoor dat ze met een stralende en vooral gezonde lach door het leven kunnen.

 

Nikolaos Angelakopoulos, Dentist, working and mentoring a local student at the Dental Clinic.

 

The main room of the Dental Clinic.

 

Meer informatie

Wil je meer weten over Mercy Ships of over vrijwilligerswerk binnen het dental team? Kom dan naar één van onze introductieavonden. Op deze avonden kun je kennismaken met de organisatie en meer te weten komen over werken op een ziekenhuisschip.

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Is een wortelkanaalbehandeling enger dan een spin

Is een wortelkanaalbehandeling enger dan een spin?

Veel mensen zien op tegen een tandartsbezoek, zeker als er een wortelkanaalbehandeling op de agenda staat. Sterker nog, de meerderheid van Amerikaanse volwassenen is banger voor een wortelkanaalbehandeling dan voor spinnen.

Wortelkanaalbehandelingen worden meer gevreesd dan spinnen, dat blijkt uit onderzoek van de American Association of Endodontists (AAE). Gedurende oktober 2019 vroegen ze meer dan duizend Amerikaanse volwassenen naar hun angsten. Daar bleek de gevreesde behandeling enger te worden ervaren dan onder meer slangen of haaien. Een greep uit de resultaten:

  • 57% van de respondenten zou liever een uur in een kamer met tien spinnen doorbrengen, dan een wortelkanaalbehandeling ondergaan.
  • 54% zou liever het volkslied publiekelijk voordragen voorafgaand aan een sportwedstrijd, dan een wortelkanaalbehandeling ondergaan.
  • 53% zou liever vijftien minuten doorbrengen met een slang in hun schoot, dan een wortelkanaalbehandeling ondergaan.
  • 41% zou liever met haaien zwemmen, dan… je snapt het.

Onder jongeren is de angst voor een wortelkanaal het grootst. 73% van de respondenten tussen de 18 en 24 gaf aan bang te zijn voor de behandeling, 71% procent zou zelfs liever een marathon lopen. Daarnaast blijkt dat vrouwen banger zijn voor een wortelkanaalbehandeling dan mannen. Respectievelijk leeft de angst onder 65% en 53% van hen.

“Niets om bang voor te zijn”

“In werkelijk is er niets om bang voor te zijn”, deelt AAE kopstuk Keith Krell, in een statement. “Pijnmanagementexperts die zich specialiseren in geavanceerde tandheelkundige technologie en verdovingen kunnen tegenwoordig van een wortelkanaalbehandeling een bijna pijnloze procedure maken.”

Bron: AAE

Lees meer over: Endodontie, Pijn | Angst, Thema A-Z
Behandeling parodontitis helpt controleren van bloedglucose bij patiënten met diabetes type 2

Nieuwe KIMO-richtlijn voor invasieve ingrepen in de mond bij patiënten die bloedverdunners gebruiken

Eind december 2019 is de nieuwe KIMO-richtlijn ‘Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken’ gepubliceerd. dental INFO sprak met prof. dr. Fred Rozema, MKA-chirurg en voorzitter van de ontwikkelcommissie over het wat en hoe van deze richtlijn voor tandartsen, tandarts-specialisten en mondhygiënisten.

Dit is een richtlijn voor invasieve ingrepen in de mond bij patiënten die bloedverdunners gebruiken. Er bestond al een ACTA-richtlijn over antistolling in de mondzorg. Waarom was deze nieuwe richtlijn dan nodig?

“De oude richtlijn dateert uit 2012 en voldeed niet helemaal meer, omdat er inmiddels een aantal nieuwe antitrombotica (‘bloedverdunners’) uitgebracht zijn, zoals de DOAC’s (directe orale anticoagulantia). Niemand wist wat die daar dan mee moest doen, omdat die nog niet in de richtlijn stonden. Moet je die stoppen of mogen patiënten daar mee doorgaan als je bijvoorbeeld een kies trekt? Er waren ook heel veel verrichtingen waarvoor in de oude richtlijn niet helemaal duidelijk was of ze er nu onder vielen of niet.
Daarnaast hebben we gelijk van de gelegenheid gebruik gemaakt om te synchroniseren met de nieuwe multidisciplinaire landelijke richtlijn antitrombotisch beleid voor huisartsen en medisch specialisten en de nieuwe Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling. Deze richtlijnen hadden hun eigen terminologie en dan kun je verwarring krijgen. De een bedoelt met een laag bloedingsrisico misschien iets anders dan een ander. Dus hebben we dat gesynchroniseerd; we gebruiken nu allemaal dezelfde termen.“

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Het is een officiële KIMO-richtlijn en is dus helemaal volgens het boekje gedaan. Je begint dan met een ‘Invitational Conference’, waarvoor je zoveel mogelijk mensen uitnodigt uit de professie en aangrenzende professies. Doel daarvan is dat je de knelpunten inventariseert en samen prioriteert waarover je iets zou moeten zeggen. De resultaten daarvan worden besproken in de Richtlijn Advies Commissie, die dan een Richtlijn Ontwikkel Commissie instelt. Deze formuleert de uitgangsvragen en doet literatuuronderzoek volgens de ‘evidence based’ methodiek. Zo komt een conceptrichtlijn tot stand en die wordt dan voor commentaar voorgelegd aan de wetenschappelijke verenigingen die met deze problematiek te maken hebben. De definitieve richtlijn die je dan krijgt, gaat naar de Richtlijn Autorisatie Raad en vervolgens naar Algemene Ledenvergadering, waar de richtlijn definitief wordt vastgesteld. De richtlijnontwikkeling zelf kost ongeveer 1,5 jaar. Met alle reactietermijnen erbij kom je op een traject van zo’n twee jaar.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn? Wat is er veranderd ten opzichte van de oude richtlijn?

“De richtlijn is bedoeld voor tandartsen, tandarts-specialisten (kaakchirurg en orthodontist) en mondhygiënisten. In grote lijnen komt het er op neer dat de antitrombotica die patiënten gebruiken meestal niet gestaakt hoeven te worden bij invasieve ingrepen in de mond zoals een tandvleesoperatie, het plaatsen van een implantaat of het trekken van een kies. Het hangt er een beetje van af welk middel je gebruikt en wat je precies moet doen. Vroeger overwogen we vaker om de bloedverdunners tijdelijk te staken. In de nieuwe richtlijn wordt aangegeven dat dat minder nodig is. Gebaseerd op de literatuur hebben we een andere afweging gemaakt. Het bloedingsrisico is in een heleboel gevallen zodanig laag, dat het risico om te stoppen groter is dan om door te gaan.
Stoppen is gevaarlijk, want mensen krijgen bloedverdunners om trombose en bloedvatverstoppingen te voorkomen. Dit moet je wegen tegen de gevolgen van een ernstige nabloeding. Het risico dat je een nabloeding krijgt, blijkt gelukkig veel kleiner te zijn dan waar in de vorige richtlijn vanuit is gegaan.
Daarnaast zeggen we nog iets over pijnstillers. Heel vaak worden NSAID’s voorgeschreven als pijnstiller. Dat raden wij af bij mensen die bloedverdunners gebruiken. Van NSAID’s is bekend dat ze het bloedingsrisico verhogen. Daar is vroeger nooit iets over gezegd en dat hebben we in deze richtlijn wel opgenomen.”

Wat betekent dit alles voor mondzorgverleners?

“Dit betekent dat je als mondzorgverlener meer moet nadenken over je eigen handelen. Het is minder kookboekgeneeskunde. Je moet dus klinisch een inschatting maken of er factoren zijn die het bloedingsrisico verhogen, bijvoorbeeld dat de patiënt kwetsbaar is en al erg veel ontstoken tandvlees heeft. In dat geval moet je je afvragen of je de behandeling niet beter kan faseren of dat je iets kunt uitstellen. Als iemand bijvoorbeeld implantaten in boven- en onderkaak nodig heeft, kun je er voor kiezen eerst alleen de onderkaak te doen, omdat je bang bent dat het nabloedrisico te groot wordt. Of bijvoorbeeld iemand die een kunstgebit moet krijgen heeft nog een heleboel wortelrestjes en alles is erg ontstoken. Als die patiënt dan erg kwetsbaar is, kun je het in drie keer doen in plaats van alles in een keer. Sommige dingen kun je natuurlijk niet faseren; als je twijfelt moet je overleggen met de kaakchirurg of de medisch specialist die de bloedverdunners voorschrijft.
Daarnaast moet je ook de normale dingen doen bij mensen die bloedverdunners gebruiken, zoals de wondjes hechten en mondspoeling gebruiken die ervoor zorgt dat de stolsels goed op hun plek blijven.“

Bekijk de richtlijn, samenvatting en patiënteninformatie van de KIMO-richtlijn antitrombotica

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met prof. dr. Fred Rozema, MKA-chirurg en voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie van de KIMO-richtlijn ‘Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken’.

 

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Richtlijnen, Thema A-Z