Yvonne Buunk

Yvonne Buunk-Werkhoven na negen jaar afgetreden bij FDI

Tijdens het American Dental Association (ADA)-FDI World Dental Congress in San Francisco trad dr. Yvonne Buunk-Werkhoven, zelfstandig gedragswetenschapper -International Allied Health Professional af als één van de vijf executive board leden van de Chief Dental Officers/Dental Public Health section. Chief Dental Officers, zijn tandartsen en/of gezondheid- beleidsmedewerkers, die overheden informeren over ontwikkelingen op het gebied van mondgezondheid en mondverzorging.

Participatie, posters, presentaties en publicaties

Vanaf 2010, heeft zij – op persoonlijke titel – niet enkel gedurende negen jaren geparticipeerd binnen de jaarlijkse Chief Dental Officers/Dental Public Health bijeenkomsten. Zij heeft maar liefst 18 wetenschappelijke posters gepresenteerd, tweemaal een presentatie gegeven tijdens congressen van de FDI wereld tandartsen organisatie en zich jarenlang ingezet voor de FDI-World Oral Health Day. Bovendien heeft zij inmiddels vijf publicaties in het International  Dental Journal van de FDI.

Yvonne haar laatste posterpresentatie “Optimal Tooth Brushing through a Sustainable Environmentally Friendly Bamboo Toothbrush!”, is een dubbele mondzorginterventie, dat zij vanuit SPOH ARTS samen met het dentalINFO (Anita de Klerk) en The Bamboo Brush Society (Roger Nefkens) heeft uitgewerkt. Voor het bevorderen van professionele en optimale mondverzorging voor jong en oud, wordt benadrukt dat tandenpoetsen een gewoontegedrag is én dat tandenpoetsen met een bamboe tandenborstel een milieuvriendelijke en bewuste keuze is.

Toekomst

Haar expertise en ervaringen zal ze blijven inzetten/uitdragen op het gebied van de mondzorg. Onlangs heeft ze de VU SummerSchool course “Nature and Nurture; Twin research and Human genetics met een 8 (ECTS grade A – ‘excellent/very good’) afgerond en zal ze zich in de nabije toekomst meer toeleggen op gedragsgenetica en sociaal psychologische aspecten gerelateerd aan (mond)gezondheid en gedrag.

Binnenkort participeert Yvonne als Visiting Professor in een Three in One Programme voor ruim 100 studenten en staf aan de Tandheelkunde faculteit van Universiteit Brawijaya in Malang, Indonesië. In februari 2020 gaat Yvonne, nadat ze 10 jaar vrijwillig haar onderzoeksbijdrage heeft geleverd, mee met de stichting Bocas Sanas Maímon-Holanda, om zelf voorlichtingslessen te geven aan de basisschoolkinderen.

Met meer dan 30 jaar kennis en kunde in de mondzorg, inclusief 20 jaar ervaring als praktizerend mondhygienist (algemene praktijk, parodontologie, onderwijskliniek, forensische psychiatrie en public health-voorlichting); 15 jaar ervaring binnen het Tandheelkunde/Mondzorgkunde onderwijs, 10 jaar bestuurservaring, 15 jaar inter(nationaal) ervaring met onderzoek, dat ondermeer door de Harvard School of Dental Medicine is opgepakt, en waarop een tandarts aan de Universiteit van Indonesië is gepromoveerd en vele professionele en wetenschappelijke publicaties, is Yvonne wereldwijd als een gepassioneerde autoriteit op het gebied van mondzorggedrag te beschouwen. Ook op creatieve wijze draagt Yvonne bij aan de verbinding tussen kunst en wetenschap: “People who say it cannot be done, should not interrupt those who are doing it”

 

leporello 4 luik ANT 2016 (1)

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Leger van micro-robots tegen tandplak

Leger van micro-robots tegen tandplak

Het verwijderen van tandplak is een tijdrovend proces. Onderzoekers van de University of Pennsylvania ontwikkelden een leger van micro-robots als alternatief voor het verwijderen van tandplak.

Afbreken en vernietigen van biofilms

Michel Hyun Koo en zijn team ontwierpen twee verschillende type robot systemen, waarvan een ontworpen voor de oppervlaktes en een voor de kleine, nauwe plekjes. Door middel van katalytische activiteit kunnen deze robots biofilms vernietigen, wat van belang is voor veel verschillende doeleinden – van het schoon houden van waterpijpen en katheters tot het verminderen van risico voor tandbederf, endodontische ontstekingen en implantaatvervuiling. Aangezien biofilms bekend staan als extreem lastig te verwijderen is de ontwikkeling van de robots van groot belang.

Twee robot systemen

De twee verschillende type robotsystemen werden ontwikkeld in een gemengd team met onderzoekers van het Penn Dental Medicine team en het Penn Engineering team, die beiden werkten met robotplatforms met soortgelijke ijzer-oxide nanodeeltjes als bouwblokken voor de microrobots. Samen ontwikkelden zij twee type katalytische antimicrobiële robots (CARs: catalytic antimicrobial robots) om biofilm te kunnen afbreken en vernietigen. Het eerste type robot is gemaakt uit ijzer-oxide nanodeeltjes, de tweede uit nanodeeltjes in 3D gel vormen.

Tandoppervlak

Beide kunnen bacteriën doden om zo het biofilm met hoge precisie af te breken. Waar dit in eerste instantie werd getest op gladde glazen oppervlaktes, testten de onderzoekers later of dit ook toepasbaar is voor klinisch gezien meer relevante doeleinden: het verwijderen van biofilm op moeilijk te bereiken delen op het menselijk gebit.

Koo: “Bestaande behandelmethodes voor biofilms zijn niet effectief omdat deze niet in staat zijn om zowel de beschermende matrix te verwijderen als de bijkomende bacteriën te doden, om vervolgens de biologisch afbreekbare producten te verwijderen. Deze robots kunnen alle drie tegelijkertijd en zeer effectief uitvoeren, zonder enig spoor van biofilm achter te laten.”

Steun van Penn Health-Tech

Om te zorgen dat de robots daadwerkelijk in de klinische wereld toegepast kunnen worden ontvangen de onderzoekers steun van het Penn Center for Health, Devices and Technology, een initiatief dat werd opgezet door Penn’s Perelman School of Medicine, Penn Engineering en de Office of the Vice Provost for Research.

Bron:
ScienceDaily 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
vraagteken - vragen

Vragenlijst voor onderzoek naar effecten harddrugs op mondgezondheid: doe mee

In het kader van de opleiding tot tandarts-gnatholoog van ACTA-onderzoeker Amanda van Exel is zij benieuwd naar de effecten van harddrugs op de mondgezondheid. Om dit te onderzoeken heeft zij – samen met andere onderzoekers een vragenlijst opgesteld, welke door de Medisch Ethische Commissie is goedgekeurd (niet-WMO).

Het recreatief gebruiken van harddrugs lijkt tegenwoordig steeds vaker voor te komen. De relatie van XTC/ MDMA op de mondgezondheid is wel bekend (xerostomie, bruxisme, mogelijk toename van erosie), maar hoe zit dat met andere middelen?

Wilt u ook meedoen aan dit onderzoek en de vragenlijst invullen?

Bekijk de vragenlijst 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
parodontale-therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie: Factoren die bepalend zijn voor het succes

Parodontitis wordt ook wel een complexe ziekte genoemd omdat er niet één enkele oorzaak voor is. We weten echter dat de klinische behandeling van parodontitis heel succesvol is als we de therapie richten op de bestrijding en het onder controle brengen van de mondbacteriën. Welke factoren zijn bepalend voor dit succes?

Omdat er voor parodontitis niet één enkele oorzaak is, is er ook geen enkele bacterie in de subgingivale biofilm primair of alleen de oorzaak van de parodontale afbraak. Wat we wel zeker weten is dat de parodontale ontsteking veroorzaakt wordt door de bacteriën, dat is experimenteel zeer overtuigend aan te tonen voor zowel gingivitis als peri-implantaire mucositis. Echter hoe nu precies de overgang optreedt van deze marginale parodontale ontsteking naar parodontitis waarbij verlies van het parodontale ligament en het alveolaire kaakbot optreedt, is tot op de dag van vandaag onduidelijk.

Desondanks weten we dat de klinische behandeling van parodontitis heel succesvol is als we de therapie richten op de bestrijding en het onder controle brengen van de mondbacteriën. Dat wil zeggen als een grondige professionele supra- en subgingivale gebitsreiniging wordt uitgevoerd in combinatie met het inzetten van een goede plaquebeheersing door de patiënt. Echter voor een geslaagde uitkomst van deze therapie gelden een paar cruciale randvoorwaarden, alle met een biologische grondslag. Als de behandelaar deze factoren onderkent en daarnaar handelt is iedereen in staat om parodontitispatiënten succesvol te behandelen. In de meeste gevallen volstaat mechanische therapie, maar soms is ondersteuning met systemische antibacteriële middelen noodzakelijk. Daarnaast kunnen lifestyle-veranderingen ingezet worden om de microbiële status in balans te brengen.

Voorwaarden parodontale therapie

  • Motivatie is voorwaardelijk voor het volgen van het paroprotocol
  • Patiënt ziet het belang in en heeft vertrouwen in de verandering
  • Patiënt is zelf verantwoordelijk en zelf oplossend
  • Patiënt kiest eigen weg vanuit intrinsieke motivatie
  • Behandelaar geeft deskundige begeleiding
  • Behandelaar werkt samen op basis van gelijkwaardigheid

Motiveren patiënt

De Baderstenstudies hebben laten zien dat het allereerst motiveren en instrueren van de patiënt heel goed werkt; zij voorkwamen namelijk daarmee de rekolonisatie van de (sterk) verdiepte pockets direct na afloop van de subgingivale scaling. Voor de parodontale genezing is het van cruciaal belang dat tijdens de herstelperiode voorkómen wordt dat het subgingivale milieu opnieuw bevolkt wordt met paropathogenen.

Uit studies is gebleken dat als er niks gedaan wordt aan het motiveren van patiënten voor het ontwikkelen van een goede plaquebeheersing, de behandeling veel minder aanslaat. In deze studies is aangetoond dat de rekolonisatie van sterk verdiepte pockets binnen 6 tot 8 weken optreedt na diep subgingivale scaling indien er gen supragingivale plaquecontrole plaatsvindt. De zogen. 6-weekse controle na afloop van de niet-chirurgische parodontale behandeling is van deze studies afgeleid. Hierbij wordt door het controleren en bijsturen van de mondhygiëne en het reinigen van het gebit geïnvesteerd in de verdere parodontale genezing.

Een ander voordeel van het vooraf motiveren en instrueren van patiënten voor een goede plaquebeheersing is dat er binnen een paar weken reductie van de marginale gingiva optreedt. Hierdoor is de curatieve therapie effectiever en efficiënter, omdat het aanwezige subgingivale tandsteen zichtbaar wordt voor de behandelaar. Afhankelijk van de mate van marginale ontsteking, de pocketdiepte en het type hulpmiddel dat geadviseerd wordt voor de interdentale reiniging, kan er een reductie van maar liefst 2 mm en zelfs meer optreden.
Daarom stelt Fokkema dan ook voor om voorafgaande aan de curatieve therapie en het starten van het paroprotocol, allereerst te beginnen met preventie! Deze suggestie is ook opgenomen in het nieuwe paroprotocol.

Paroprotocol of preventietraject

Bovenstaande betekent dan ook dat je niet met iedereen die (sterk) verdiepte pockets heeft het paroprotocol hoeft in te gaan; het is veel doeltreffender om eerst een patiënt te motiveren in het veranderen van zijn mondhygiënische (en life style) gedrag dan het gebit ofwel de pockets te reinigen. Daarnaast zou een patiënt met een incidenteel probleem ook het paroprotocol niet in moeten gaan om onnodige kosten en overbehandeling te voorkomen. In het nieuwe protocol is verder opgenomen dat bij lokale problemen geanalyseerd dient te worden of het wel een echt paroprobleem is en als dit niet het geval blijkt te zijn kan er volstaan worden met het volgen van het preventietraject middels M-codes.

Reinigen diep subgingivale worteloppervlakken

Uit de Baderstenstudies is verder gebleken dat de behandelaars gemiddeld 7 minuten per gebitselement bezig waren met het reinigen van sterk verdiepte pockets. Dit betekent zoals doorgaans gebruikelijk is binnen de parodontologie dat voor een initiële behandeling waarbij sprake is van gegeneraliseerd sterk verdiepte pockets per kwadrant, ėėn uur wordt gehanteerd. Het is met andere woorden heel belangrijk voldoende tijd te plannen voor het reinigen van diep subgingivale worteloppervlakken om een doeltreffend resultaat te kunnen bereiken.

Verschil tussen ultrasone- en handinstrumenten

Daarnaast is in de Baderstenstudies onderzocht of er een verschil is tussen ultrasone- en handinstrumenten bij de subgingivale reiniging van sterk verdiepte pockets. De parodontale verbeteringen blijken geheel vergelijkbaar te zijn en de reiniging van de diep subgingivale oppervlakken is hetzelfde. Echter omdat men in die tijd nog te hard sondeerde weten we niet zeker of de mate van pocketdieptereductie voor handinstrumenten en ultrasone apparatuur vergelijkbaar is. Namelijk of er een verschil is tussen de mate van epitheliale aanhechting tussen beide behandelmethodes. De Baderstenstudies hebben uiteindelijk enkel aangetoond dat het herstel van de bindweefselaanhechting op de bodem van de pocket hetzelfde is voor hand en ultrasone instrumenten. Het is uit andere studies wel gebleken dat na ultrasone reiniging relatief ruwere worteloppervlakten worden nagelaten maar het is nog onduidelijk of dit gunstig of juist ongunstig is voor de epitheliale aanhechting. Ultrasoon heeft echter wel meerdere voordelen zoals minder fysieke belasting, een beter werkveldoverzicht en dat het gemakkelijker hanteerbaar is.

Furcatieproblemen

Als er sprake is van furcatieproblemen dan blijkt uit onderzoek dat de parodontale therapie minder goed aanslaat en chirurgie vaak noodzakelijk is. Echter chirurgie is lang niet in al dit soort gevallen nodig. Voor enkelwortelige elementen of anatomisch gladde vlakken van meerwortelige elementen geldt dat vaak de niet-chirurgische therapie afdoende is.

Als de motivatie van de patiënt daarentegen erg hoog is hoeft chirurgie niet nodig te zijn bij furcatieproblemen.

Dr. Schelte Fokkema laat dit zien aan de hand van een casus waarbij zelfs reductie van sterk toegankelijke en doorgankelijke furcatiegradaties optrad en er een stabiele situatie werd verkregen.

Effect van een antibioticumkuur bij parodontitis?

Fokkema zet verder meerdere kanttekeningen bij studies die onderzoek doen naar het effect van een antibioticumkuur bij parodontitis. Statistische analyse van klinische data is veelal dubieus en klinisch niet relevant ofwel ontoepasbaar, omdat er in het algemeen gemiddelde pocketdieptes worden gepresenteerd. Als clinicus wil je weten of persisterende sterk verdiepte pockets baat hebben bij een aanvullende antibioticumkuur en hiervoor is het zinvoller om in studies per pocketdiepte het effect te tonen. Daarnaast wisselt de kwaliteit van de niet-chirurgische parodontale behandeling sterk, waardoor onduidelijk is of de reductie van de pocketdiepte het effect is van de antibioticumkuur of de supra- en subgingivale reiniging. Verder zijn er weinig lange termijn evaluaties gepubliceerd en zijn de patiëntengroepen vaak onvoldoende vergelijkbaar, waardoor uiteindelijk appels met peren worden vergeleken.

Echter als patiënten daadwerkelijk gemotiveerd zijn in het ontwikkelen en het handhaven van een goede plaquebeheersing en er een grondige reiniging plaats vindt van de diep subgingivale worteloppervlakken waarvoor voldoende tijd is genomen, dan heeft Metronidazol als monotherapie geen additioneel effect is gebleken uit onderzoek.

Of de combikuur, de gelijktijdige toediening van Amoxicilline en Metronidazol die beide driemaal daags worden ingenomen gedurende een week, hetzelfde effect heeft is nog onvoldoende bekend. In het algemeen zorgt de combikuur gemiddeld voor 0,5 mm meer aanhechtingswinst ten opzichte van de groep zonder de kuur. Echter voor een patiënt met multipele persisterende sterk verdiepte pockets na afloop van de parodontale therapie is een dergelijke beperkte en klinisch irrelevante reductie onvoldoende doeltreffend en wordt klinisch nog steeds geen stabiele en controleerbare situatie bereikt.
Vanwege het ontbreken van voldoende bewijs voor de oorzakelijke factoren voor persisterende verdiepte pockets na de behandeling is er geen duidelijke indicatie voor een combikuur te stellen enkel dan op basis van klinische en daarmee empirische afwegingen. Echter indien het resultaat van de therapie tegenvalt, dan dient altijd eerst de bijdrage van de mondhygiëne en die van de curatie ontsloten te worden. Helaas zijn deze twee zaken klinisch moeilijk te analyseren aangezien de aanwezigheid van supragingivale plaque een momentopname is en de subgingivale worteloppervlakken met het oog niet te inspecteren zijn.

De vraag is of alternatieve vormen van parodontale therapie de oplossing zijn, zoals

  • Laser voor het verwijderen van verkalkte en onverkalkte bacteriën
  • Fototherapie voor het doden van bacteriën
  • Airflow om onverkalkte bacteriën te verwijderen
  • 24-12 uurs behandeling om de immuunrespons te verhogen
  • Lokale antibiotica of antiseptica om bacteriën te doden of in groei te remmen
  • Probiotica om invloed uit te oefenen op de biofilmsamenstelling
  • Voeding en voedingssupplementen die invloed op het immuunsysteem en celfuncties hebben.

Tot op heden blijkt er geen enkele therapie superieur te zijn boven een goede plaquebeheersing en een professionele scaling om de supra- en subgingivale biofilm te beheersen en daarmee parodontale genezing te bewerkstelligen. Daarom is het inzetten op gedragsverandering en een gezonde lifestyle de enige oplossing, omdat hiermee de minste kans op rekolonisatie aanwezig is en daarmee de terugkeer van parodontale ontsteking.

Omdat het voorkomen van rekolonisatie van mondbacteriën van essentieel belang is, is het slagen van de parodontale behandeling een kwestie van teamwork, waarbij ieder lid van het tandheelkundige team, van balieassistent, preventieassistent tot mondhygiënist en tandarts, een taak heeft en waarvoor één en dezelfde visie noodzakelijk is om succesvolle uitkomsten van de therapie te verkrijgen.

Conclusie: “supragingivale reiniging door de patiënt zelf is de belangrijkste factor voor een succesvol resultaat.”

Dr. Schelte Fokkema is tandarts-parodontoloog, maar ook mondhygiënist en is in 2002 gepromoveerd op het gebied van de immunopathogenese van parodontitis. Al ruim 20 jaar voert hij een verwijspraktijk voor parodontologie in Den Bosch en coacht hij mondzorgprofessionals op het gebied van de klinische parodontologie. Hij heeft een scholingsreeks van acht dagcursussen ontwikkeld die vallen onder NVM-educatie mondhygiënisten. Schelte heeft jarenlang gedoceerd bij de opleidingen Mondzorgkunde en is verantwoordelijk voor de in 2014 geaccrediteerde post-HBO opleiding ‘Leergang Parodontologie’. Hij is auteur van diverse wetenschappelijke publicaties in de (inter)nationale literatuur, heeft beleidsnota’s opgesteld en heeft regelmatig zitting (gehad) in commissies, adviescolleges en besturen.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Schelte Fokkema tijdens het congres Paro2019 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
ISDH-congres 2019 - over grenzen heen kijken vergroot je visie

ISDH-congres 2019: over grenzen heen kijken vergroot je visie

Het International Symposium on Dental Hygiene (ISDH) werd dit jaar in Brisbane (Australië) gehouden. Aan dit internationale congres voor mondhygiënisten namen 1200 vakgenoten uit 35 landen deel. Drie Nederlandse deelnemers vertellen over hun ervaringen.

International Symposium on Dental Hygiene

Het ISDH werd tot nu toe elke drie jaar op een andere plaats in de wereld gehouden. Vanaf 2022 is dat elke twee jaar. Tijdens het congres zijn er lezingen en posterpresentaties over allerhande onderwerpen op het gebied van mondhygiëne. Dit jaar in Brisbane waren de Nederlandse mondhygiënisten Esther Reyerse, Dagmar Else Slot en Yvonne Buunk-Werkhoven erbij. Ze beantwoordden vragen over het congres en hun visie op het vak van mondhygiënist.

Wanneer zijn jullie afgestudeerd als mondhygiënist, en wat was jullie reden of motivatie om naar het ISDH in Brisbane te gaan?

Esther Reyerse:
“In 1989 ben ik afgestudeerd als mondhygiënist (Utrecht). Direct na mijn opleiding heb ik één jaar in Zwitserland gewerkt in twee verschillende algemene praktijken (stad/platteland) en tevens schoolkinderen voorlichting gegeven en behandeld (gebitsreiniging en sealants aanbrengen). Na dat jaar ben ik teruggekeerd naar Nederland en heb ik bij de ParoPraktijk Utrecht gewerkt én als klinisch onderzoeker bij het ACTA (afdeling Parodontologie/industrial division) gewerkt. Eind 1995 besloot ik om een soort sabbatical jaar te nemen en ben ik als duikinstructeur op Curaçao en later ook als onderwatervideograaf op Bonaire gaan werken. Mijn sabbatical jaar duurde uiteindelijk 3,5 jaar.
Sinds 1999 werk ik als mondhygiënist in een algemene praktijk op Curaçao.
In samenwerking met de Universiteit van Curaçao hebben Yvonne Buunk-Werkhoven, Kirsten Kortleve en ik (kwantitatief en kwalitatief) onderzoek gedaan naar “Oral Health Determinants” onder tieners op Curaçao. Naar aanleiding van dat onderzoek hebben wij een abstract geschreven (dat geaccepteerd werd) en een poster plus “oral rapid fire”-presentatie ingediend voor het ISDH 2019. De presentatie van onze poster is mede ondersteund door het ministerie van Gezondheid Milieu en Natuur van Curaçao. Wij hopen nu voor deze doelgroep een gerichte mondzorginterventie op te zetten.”

Dagmar Else Slot:

“In 1997 ben ik afgestudeerd als mondhygiënist in Utrecht van het driejarig programma. Later in 2006 heb ik ook de bachelor mondzorgkunde gehaald. Daarnaast heb ik nog een pedagogische en een didactische opleiding gedaan, een master Evidence Based Practice en ben ik gepromoveerd. Nu ben ik bezig met een MBA gericht op healthcare. Ik ben werkzaam op ACTA bij de secties parodontologie, oral radiologie en kindertandheelkunde.
Ik ben uitgenodigd door de organisatie van de ISDH om samen met drie andere mondhygiënisten (Ron Kevel een Nederlander in Australie, Mel Hayes een Australische en Mario Rui Araujo) de openingskeynote vorm te geven. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van het congresthema LEAD: leaderschip, empowerment, advances and diversity. Dit hebben we opgehangen aan de quote van filosoof Rumi: Be a lamp, or a lifeboat, or a ladder.
Daarnaast heb ik ook nog een lezing gegeven met de associate editors van het International Journal of Dental Hygiene. Dit ging vooral over hoe je wetenschappelijke literatuur kunt lezen en welke conclusies je kan trekken. Dit onder het mom van ‘fake news’.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Met ruim 20 jaar ervaring als praktizerend mondhygiënist in de algemene praktijk, in de parodontologie, binnen de THK/MZK onderwijs- en stafteampraktijk in Groningen en in de forensische psychiatrie, promoveerde ik in 2010 als sociaal psycholoog en mondhygiënist. Zo’n 15 jaar focus ik me binnen mijn onderzoeken op Determinanten en promotie van mondzorggedrag in diverse contexten. Ik heb een index ontwikkeld, waarmee mondhygiënegedrag kan worden vastgesteld en geëvalueerd. Deze index wordt toegepast binnen de theorie van gepland gedrag, in relatie tot het gedragsverandering-fasenmodel en andere psychologische gedragstheorieën en modellen in onderzoeksprojecten. Momenteel ben ik als zelfstandig gedragswetenschapper (onderzoeker/adviseur) op internationaal en nationaal niveau betrokken bij promotie- en preventiemaatregelen, gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering.

Als voormalig bestuurslid van NVM-mondhygiënisten (portefeuille Onderwijs, Scholing & Wetenschap) was ik zes jaar als ‘House of Delegates member’ betrokken bij de IFDH. Tijdens het ISDH 2019 heb ik een poster en rapid fire-presentatie gegeven over het Gouden Boekje Wiwi Wit, het leven van een kindertand, dat op initiatief en onder inhoudelijke verantwoordelijkheid van Dagmar en mij in 2017 gepubliceerd is.”

Hoe kijken jullie terug op het internationale symposium? Wat waren jullie verwachtingen toen jullie er heen gingen en zijn die uitgekomen?

Esther Reyerse:
“Het symposium was goed georganiseerd. Ik vond de openingsceremonie met Aboriginalzang, muziek en dans indrukwekkend. De openingspresentatie door de vier keynote-speakers Dagmar Else Slot, Ron Knevel, Mario Rui Araujo en Melanie Hayes amuseerde en was inspirerend. Er was een grote verscheidenheid aan sprekers op het symposium en ook op de expositie waren verschillende fabrikanten vertegenwoordigd.
Er zijn bijna 100 posters en abstracts ingediend. Mijns inziens hadden ze deze beter op onderwerp kunnen indelen. De locatie van de ‘oral poster presentations’ was iets te rumoerig of had op een andere manier georganiseerd moeten worden. Als extra aanmoediging was een ‘posterprijs’ misschien een leuk initiatief geweest. Met veel plezier kijk ik terug op het gehele symposium, als ook de periode voor en na het symposium. Ik vond het vooral bijzonder om het samen met Yvonne en Dagmar ‘upclose and personal’ te beleven.”

Dagmar Else Slot:

“Het ISDH-congres is het internationale congres voor en door mondhygiënisten. Het is bijzonder om eens in de drie jaar bij elkaar te komen met collega’s die overal op de wereld werken. Naast de inhoudelijke lezingen zijn de vele ontmoetingen en kleine gesprekjes het leukste. Ik geniet er enorm van om te horen waar iemand anders vandaan komt en hoe deze het vak mondhygiënist vormgeeft. Het is bijzonder om te horen wat individuele drijfveren zijn, barrières en welke creatieve oplossingen er zijn gevonden.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Naast het feit dat Esther en ik als vriendinnen en jaargenoten gezamenlijk mondonderzoek onder de jeugd hebben uitgevoerd en Esther deze mocht presenteren met ondersteuning van het Ministerie van Gezondheid Milieu en Natuur van Curaçao, was het ISDH voor mij persoonlijk vooral een warm weerzien met vele HoD-members en collega-mondhygiënisten. Het ISDH-bezoek heeft me een totale update gegeven van de stand van mondzorgzaken en het niveau vanuit mondhygiënistenperspectief wereldwijd.”

Hoe zien jullie de rol van de mondhygiënist in internationale context? Ook in relatie tot de huidige ontwikkelingen in Nederland (het experiment van de taakherschikking)?

Esther Reyerse:

“Internationaal zie je verschillen hoe invulling aan het beroep mondhygiënist wordt gegeven. Het lijkt soms zo dat in landen waar de middelen beperkt zijn, men wel creatiever is in het vinden van oplossingen voor ‘problemen’ en men beter samenwerkt. In Australië heb je de ‘Dental Therapist, Dental Hygienist and Oral Health Therapist’, ieder met eigen bevoegdheden. Dat lijkt mij vooral erg verwarrend voor de patiënt.
De World Health Organisation zegt: “Despite great achievements in oral health of populations globally, problems still remain in many communities all over the world”. ‘Public health’ en ‘Social responsibility’ zijn denk ik internationaal gezien verbindende werkvelden en werkgebieden.
Zelf vind ik dat de mondhygiënist zich vooral bezig zou moeten houden met voorlichting (aan individuele patiënten, maar ook aan een groter publiek of groepen), verschillende aspecten van preventie en behandeling van parodontitis.
De tandarts waar ik mee samenwerk vindt het prima als ik eenvoudige curatieve taken zou overnemen, maar in de praktijk komt het erop neer dat ik als mondhygiënist het te druk heb met bovengenoemde taken. Het is fijn hoe hij ons werk als mondhygiënist waardeert en ondersteunt waardoor ik mijzelf beroepsmatig en persoonlijk verder kan ontwikkelen.”

Dagmar Else Slot:

“Nederland heeft als positionering van de mondhygiënist een zeer vooruitstrevende rol. Dat is mooi, de keerzijde is echter dat wij als beroepsgroep met elkaar wel de verantwoordelijkheid hebben het ook goed te doen. Alleen op die manier kun je deze rol succesvol vormgeven, ik vind dat we ons dat niet altijd voldoende bewust zijn. Enige vorm van zelfreflectie kan helpen om de samenwerking binnen de mondzorg op alle niveaus vorm te geven. Het overschreeuwen van jezelf als beroepsgroep is voor niemand goed, niet voor de individuele mondzorgverlener, noch voor de context op landelijk of internationaal niveau.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Thema’s waarmee alle (mond)zorgprofessionals, en dus ook de mondhygiënist, hedendaags en in de toekomst te dealen heeft, zijn: bewustwording en het belang van mondgezondheid en mondzorggedrag als onderdeel van de algemene gezondheid, de patiënt centraal, shared decision, gedrag en gedragsverandering, evidence based practice, practise based evidence, public health, sociaal-maatschappelijke en culturele context. Ook interprofessional education and collaborative practice zijn nog steeds hot topics. Ik ben van mening dat er meer naar de zorgsituatie en de inhoudelijke kanten van de (mond)gezondheidszorg en leefstijlfactoren gekeken moet worden, dan naar de posities van wie doet wat. Pas dan kan er optimale onderlinge afstemming worden bewerkstelligd. Ik maak me (internationaal beschouwend) zorgen over het ingezette model in Nederland.”

In 2022 is het ISDH in Dublin; hebben jullie suggesties om collega-mondhygiënisten te stimuleren en motiveren om over grenzen te kijken?

 Esther Reyerse:

“Ik zou iedereen willen aanmoedigen om deel te nemen aan ISDH 2022 in Dublin. (Het is om de hoek van Nederland.) Gediplomeerde mondhygiënisten, maar vooral ook docenten én studenten (de Hogeschool Arnhem-Nijmegen was goed vertegenwoordigd in Brisbane!). Om nieuwe ideeën en inspiratie op te doen, ervaringen uit te wisselen óf misschien wel je (afstudeer)onderzoek in de vorm van een posterbijdrage te presenteren. Wie weet ontmoeten we elkaar daar!?”

Dagmar Else Slot:

“Het bezoeken van congressen en het doen van cursussen vind ik altijd inspirerend. De internationale context geeft daar echt nog een surplus op. Het is nu nog drie jaar, zet het in de agenda, bespreek hoe het financieel haalbaar is. De verrijking is deze planning meer dan waard!”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Ik ben selectief in het bezoeken van internationale congressen; pas als ik aansluiting vind in de doelgroep en het onderwerp gerelateerd aan mijn activiteiten overweeg ik te participeren. Over grenzen –durven- kijken vergroot daadwerkelijk je visie en daarbij ontmoet je saillante andere professionals en wetenschappers, die je helpen je horizon te verbreden. Voor ISDH 2022 in Dublin zou ik zeggen: Ga, ervaar en geniet!“

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Opinie
Handtandenborstel vs. elektrische tandenborstel: verschil in schoonheid gebit

Handtandenborstel vs. elektrische tandenborstel: verschil in schoonheid gebit

In een nieuw onderzoek is gekeken naar het verschil in de schoonheid van gebit tussen poetsen met een handtandenborstel en een elektrische tandenborstel. Hieruit bleek dat het resultaat misschien niet altijd alleen afhangt van het type tandenborstel.

Algehele schoonheid gebit

Waldemar Petker en zijn team van onderzoekers van het Institute of Medical Psychology aan de Justus Liebig University Giessen in Giessen (Duitsland) zagen dat veel volwassenen last hebben van tandplak, desondanks de moeite die zij stoppen in het poetsen van hun gebit. Daarnaast merkten zij dat veel studies die handtandenborstels vergelijken met elektrische tandenborstels hierbij met name kijken naar het effect op tandplak. Petker en zijn team besloten daarom om ook de twee borstels te vergelijken, maar daarbij te kijken naar de algehele schoonheid van het gebit.

Het onderzoek

Voor het onderzoek werden 115 universiteitsstudenten, tussen de 18 en 30 jaar oud, gefilmd terwijl zij hun tanden poetsten. 60 van hun gebruikten een handtandenborstel, 55 een elektrische tandenborstel. Elk van hun werd gevraagd om zes maanden lang zo goed mogelijk te poetsen.

Gebitsanalyse

Een tandarts keek zowel voor als direct na het poetsen naar het tandplakgehalte bij de deelnemers. Hierbij werd ook gekeken naar eventuele bloedingen in het tandvlees, recessies, parodontale pocket dieptes en de algehele status van het gebit. Vervolgens werd de video geanalyseerd waarbij de focus met name werd gelegd op de duur van het poetsen, de kanten waar wordt gepoetst, en het gebruik van interproximale reinigingsmiddelen.

Geen duidelijk verschil

De onderzoekers vonden geen verschillen in tandplak voor en na het poetsen, klinische parameters en duur van het poetsen tussen de groepen. Na het poetsen was bij beide groepen tandplak te vinden bij ongeveer 40% van het gebit. De conclusie van deze studie luidt daarmee dat het voor de algehele schoonheid van het gebit niet per se uitmaakt of er met de hand of elektrisch wordt gepoetst.

Bron:
BMC Oral Health 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Alertheid op voorschrijven verslavende pijnstillers blijft nodig

Alertheid op voorschrijven verslavende pijnstillers blijft nodig

Hoewel ook in Nederland het gebruik van opioïde-pijnstillers de afgelopen tien jaar is gestegen, is er geen sprake van Amerikaanse toestanden schrijven Arnt Schellekens en collega’s in The Lancet Public Health.

In de Verenigde Staten regent het rechtszaken. Volgens de aanklagers hebben farmaceuten sterke pijnstillers (opioïden) zoals oxycodon jarenlang veel te agressief in de markt gezet. Artsen werden gestimuleerd meer voor te schrijven en de marketing ging onverminderd door terwijl de verslavingsrisico’s al bekend waren. Het leidde in de VS tot een ongekende ‘verslavingscrisis’ bij patiënten en burgers.  Volgens STAT News – een Amerikaanse medische nieuwswebsite – overleden 48.000 Amerikanen in 2017 aan opioïden, voor een belangrijk deel te wijten aan de pijnstillers. Sinds 2009 zouden meer burgers in Oklahoma zijn gestorven door opioïden dan door verkeersongelukken.

Bijna miljard dollar aan boetes

Dit jaar zijn er al diverse schikkingen en boetes uitgedeeld. Purdue Pharma, de producent van oxycodon, heeft begin dit jaar een schikking getroffen met de staat Oklahoma van 270 miljoen dollar. Niet veel later volgde Teva met 85 miljoen en recentelijk sloot farmaceut Endo aan in het rijtje schikkingen met 10 miljoen dollar. Laatste wapenfeiten: farmaceut Johnson & Johnson, die geen schikking wilde maar een rechtzaak, is veroordeeld tot een boete van 572 miljoen dollar. En Purdue Pharma lijkt inmiddels een schikking te treffen van ongeveer 12 miljard (!) dollar, zo meldt de NOS.

Ontwikkelingen in de VS duiken vaak met enige vertraging op in Europa en dus ook in Nederland. “Door een samenloop van omstandigheden loopt het voorschrijven van opiaten uit de hand. Grootschalige verslavingsproblematiek ligt op de loer.”, schreef huisarts Jos van Bemmel bijna twee jaar geleden in Medisch Contact. Vorig jaar kopte de Volkskrant: ‘Gebruik verslavende pijnstillers loopt volgens artsen uit de hand’.

Nederlandse situatie

In die context is het artikel van Arnt Schellekens en enkele Nederlandse collega’s, onlangs gepubliceerd in The Lancet  Public Health, erg informatief. Schellekens, psychiater in het Radboudumc verzamelde gegevens over hoeveel mensen in Nederland opioïden/opiaten kregen voorgeschreven en hoeveel er door het gebruik in ziekenhuizen werden opgenomen. Verder keek hij naar het aantal mensen dat werd behandeld voor een opioïdenverslaving en hoeveel eraan overleden. Daarvoor werden data gebruikt van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Genees- en hulpmiddelen Informatie Project (GIP), het Zorginstituut Nederland (ZN), de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ) en het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS). Met die gegevens kon een accuraat overzicht worden opgesteld van de ontwikkelingen in de jaren 2008 tot 2017.

De getallen laten spreken

Stijgt het opiatengebruik? “Zeker”, zegt Schellekens. “Per honderdduizend inwoners gaat dat in die periode van ruim 4000 naar bijna 7500, dus bijna een verdubbeling. De voornaamste factor in die stijging zijn de oxycodongebruikers, die toenemen van 574 naar 2568 per honderdduizend inwoners. Ziekenhuisopnames door opiaatgebruik stijgen van gemiddeld 2,5 naar 7,8 personen per 100.000. Als je de verslaving aan heroïne niet meeneemt om de verslaving aan pijnstillers zo zuiver mogelijk in beeld te krijgen, dan zien we het aantal in die periode oplopen van ruim 3 naar bijna 6 op de 100.000 mensen. Het aantal mensen dat overlijdt door opioïden-gebruik bleef gelijk in de jaren 2008 tot 2014. Maar na 2014 neemt dat toe van gemiddeld 0,21 tot 0,65 op de 100.000 mensen in 2017.”

Verschillen in gezondheidszorg

Om de situatie zo betrouwbaar mogelijk in beeld te brengen hebben Schellekens en collega’s consequent de scheiding gemaakt tussen de klassieke opioïden (heroïne, methadon, etc) en de medicinale opioïden (oxycodon, fentanyl, etc). Schellekens: “We zien inderdaad een relatief grote toename in opioïden-gebruik. Maar dat staat niet in verhouding tot de vrij beperkte toename in problemen die samenhangen met dat opioïdengebruik, zoals sterfte, ziekenhuisopnames en hulp om van de verslaving af te komen. Dat is een duidelijk verschil met de Amerikaanse situatie en voor een belangrijk deel te wijten aan het gezondheidssysteem in Nederland. Het bijna automatisch verhogen van doseringen ligt hier door het werk van huisartsen en apothekers bijvoorbeeld veel minder voor de hand.”

Goed gebruik

De conclusie op basis van de gegevens moet zijn, dat de problemen hier niet zo uit de hand (zijn ge)lopen als elders in de wereld. “Die conclusie wordt ondersteund doordat we zien dat de toename in opioïdengebruik, die start in 2010, pas in 2017 gevolgd wordt door een lichte toename in sterfte door medicinale opioïden. In andere landen, bijvoorbeeld de VS, lopen die twee trends volledig parallel en is de stijging in sterfte echt een trend, die zelfs doorloopt ondanks de afname van het aantal opioïden voorschriften.”

Dat Nederland niet kampt met een opioïden-epidemie, wil overigens niet zeggen dat het onderwerp geen aandacht behoeft. Integendeel. Schellekens: “Goede richtlijnen voor het voorschrijven van opioïde-pijnstillers om verdere stijging van het gebruik te beteugelen zijn noodzakelijk. Ook al, omdat deze medicijnen dan beschikbaar blijven voor degenen die ze echt nodig hebben.”

 

Bron:
Radboudumc

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Willem in het zwembad

Make Sense Campagne: Kankerpatiënten over hun eerste keer na behandeling

Kanker in het hoofd-halsgebied is bij het grote publiek nog altijd vrij onbekend. Om hoofd-halskanker bekender te maken startte de Europese Vereniging Hoofd-Halstumoren (EHNS) in samenwerking met Patiëntenvereniging HOOFD-HALS (PVHH) en de Nederlandse Werkgroep voor Hoofd-Hals Tumoren (NWHHT) de Make Sense-bewustwordingscampagne. In de campagne staan waargebeurde verhalen over ‘De eerste keer’ na behandeling van de ziekte centraal.

Door meer bekendheid over de ziekte en de symptomen kan eerdere herkenning en verwijzing naar de specialist plaatsvinden. Hierdoor kan de kans op genezing verhoogd worden. In 2018 werden in Nederland ruim 3000 mensen gediagnosticeerd met hoofd-halskanker. Deze vorm van kanker komt het meest bij mannen vanaf vijftig jaar voor, maar het aantal jongeren met deze ziekte neemt wereldwijd toe. Hoofd-halskanker omvat tumoren in het hoofd-halsgebied, met uitzondering van de hersenen of de ogen. Er zijn meer dan dertig gebieden binnen het hoofd en de hals waar zich kanker kan ontwikkelen.

De eerste keer

Dit jaar laat de campagne zien hoe het is om na de -dikwijls zeer ingrijpende- behandeling weer een hobby op te pakken of een nieuwe uitdaging aan te gaan. In een fotografische documentaire reeks zijn (ex-)patiënten gevolgd tijdens de eerste keer kamperen, zwemmen met een speciale snorkel en bij de kapper. De confronterende, maar tegelijk hoopvolle verhalen laten zien hoe patiënten hun leven weer oppakken of verrijken na de behandeling en gaan in op de symptomen van de ziekte en hoe deze symptomen te herkennen.

Dr. Simone Eerenstein, KNO-arts en Hoofd-halschirurg namens de Nederlandse Vereniging Hoofd-hals Tumoren: “Wij hopen dat de foto’s en verhalen mensen alerter maken op de ziekte en de gevolgen en gevaren hiervan. De campagne is namelijk hard nodig. Een groot deel van de Nederlanders checkt het gebied rondom hun keel, mond en neus niet genoeg op verdachte plekjes. Dat is zorgwekkend, want door de onbekendheid wordt de diagnose nog te vaak laat gesteld. Zestig procent van de patiënten heeft bij diagnose reeds een vergevorderd stadium. Meer dan de helft van deze patiënten overlijdt binnen vijf jaar. Bij de patiënten die in een vroeg stadium worden gediagnosticeerd is er echter sprake van een overlevingskans van tachtig tot negentig procent.”

Alertheid op symptomen

Het is volgens voorzitter van Patiëntenvereniging HOOFD-HALS Rob Burdorf belangrijk dat mensen alert zijn op symptomen. Hiervoor wordt het zogenaamde door de EHNS opgestelde ‘1-voor-3 schema’ gehanteerd. Burdorf: “Wij stimuleren iedereen om een afspraak met een huisarts te maken wanneer er sprake is van één van de volgende symptomen voor langer dan drie weken: een pijnlijke tong, niet genezende zweertjes, rode of witte vlekjes in mond, keelpijn, aanhoudende heesheid, pijn en/of problemen met slikken, een zwelling in de hals of bloederige afscheiding uit de neus.

Doorverwezen door tandarts en huisarts

Ervaringsdeskundige en geportretteerde Tjeerd Meulenbelt kan hierover meepraten: “Ik heb het geluk gehad dat mijn huisarts en tandarts zeer alert waren nadat ik aan de bel trok met een knobbeltje in mijn hals. Zij verwezen direct door naar het ziekenhuis. Ik ben inmiddels succesvol behandeld voor mondbodemkanker, maar heb nog dagelijks te maken met de effecten van de behandeling. Zo kan ik alleen vloeibare maaltijden eten. Nogal een uitdaging voor een kampeer- en vakantieliefhebber als ik. Mijn boodschap aan iedereen is: wees alert op verandering en schroom niet naar de huisarts of tandarts te gaan. Beter een keer te veel, dan te weinig.”

 

Tjeerd Meulenbelt

Tjeerd Meulenbelt (49) gaat weer met zijn vrouw kamperen nadat hij in 2018 behandeld is voor mondbodemkanker. Tjeerd eet zo vloeibaar

 

Yvonne Kreft (54) ziet zichzelf voor het eerst in de spiegel van de kapper. Ze is in afwachting van een neusprothese nadat haar neus in juni 2019 is geamputeerd.

Foto bovenin: Willem van Gelder (63) heeft ondanks dat hij ademt met een halsstoma zijn hobby zwemmen weer opgepakt.

Foto’s door: Bart Maat

Hoofd-halskanker in Nederland

Hoofd-halskanker staat in de top 10 van de meest voorkomende vormen van kanker in Nederland. Elk jaar krijgen ongeveer drieduizend Nederlanders de diagnose hoofd-halskanker te horen. Hoofd-halskanker komt de helft zo vaak voor als longkanker, maar twee keer zo vaak als baarmoederhalskanker. Ondanks de ernst van deze ziekte en de toename van het aantal patiënten is deze ziekte nog relatief onbekend. De diagnose wordt door de relatieve onbekendheid vaak laat gesteld. Als de diagnose in een vroeg stadium van de ziekte wordt gesteld dan is de kans op overleving 80 – 90%. Grootste risicofactoren zijn roken, alcohol en HPV (humaan papillomavirus).

Lees meer over hoofd- en halskanker op de website van de Patiëntenvereniging HOOFD-HALS

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Microbioom van de tong: indicator van alvleesklierkanker

Microbioom van de tong: indicator van alvleesklierkanker

Alvleesklierkanker is een van de meest agressieve vormen van kanker, die meestal ook te laat wordt herkend. Nieuwe hoop op eerdere detectie wordt nu geleverd door Chinees onderzoek. Zij hebben het microbioom van de tong als een bio-marker geïdentificeerd.

Moeilijke diagnose

Van alle vormen van kanker is het overlevingspercentage voor alvleesklierkanker het laagst. In Duitsland worden jaarlijks ongeveer 17.000 nieuwe patiënten geregistreerd. De niet-specifieke en late symptomen maken de diagnose moeilijk.

Nieuwe marker

Wetenschappers van de Zhejiang University in China zijn erin geslaagd om een nieuwe marker te detecteren. Bij patiënten met alvleesklier-carcinomen is een significante verschuiving in bacteriële samenstelling van het tongmembraan-microbioom te zien.

Microdiversiteit

Verdere analyse toonde aan dat de microdiversiteit van de tongmantel van kankerpatiënten significant hoger was. Bepaalde bacteriën waren daarin oververtegenwoordigd, andere juist ondervertegenwoordigd. Dit geldt met name voor Haemophilus, Porphyromonas, Leptotrichia en Fusobacterium.

Toekomst

De onderzoekers hopen dat hun bevindingen in de toekomst snellere diagnoses mogelijk maken, waardoor het overlevingspercentage stijgt.

 

Bron:
Journal of Oral Microbiology

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Mondhygiëne onder blinde kinderen aanpakken: zo moet het

Mondhygiëne onder blinde kinderen aanpakken: zo moet het

Schone, gezonde tanden kunnen doorgaans worden gezien. Voor kinderen met een visuele beperking is dit niet het geval. Hierdoor is het nog belangrijker om hen tot het onderhouden van hun mondhygiëne aan te zetten. Onderzoekers weten nu hoe dit het beste kan worden gedaan.

Test

Onderzoekers van de KLE Academy of Higher Education and Research in Belagavi, India, hebben meerdere benaderingen getest en vergeleken. In deze studie werden 90 blinde kinderen tussen de 12-15 jaar willekeurig verdeeld over drie groepen.

Verschillende methoden

De eerste groep werd via braille getraind. De tweede groep via verbale en speelse methoden. De laatste groep via een combinatie van de methoden gebruikt in de andere groepen. De kinderen moesten allen zowel voor als na de training een enquête invullen over mondhygiëne. De studie werd gepubliceerd in de Journal Special Care in Dentistry.

Combinatie halveert tandplak

De studie vond dat een combinatie van beide methoden tijdens de training het beste werkt. Het aantal kinderen met tandplak halveerde hier. Daarnaast namen ook hun kennis en praktische vaardigheden rondom het onderwerp toe.

Bron:
Special Care in Dentistry

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Glansje - het logo

Glansje helpt om de preventieboodschap beter over te brengen

JTV Mondzorg voor kids levert mondzorg aan kinderen. Er wordt geprobeerd om spelenderwijs verantwoord mondzorggedrag aan te leren. Raoul Trentelman, algemeen directeur, medebedenker van het Glansje-preventieconcept en schrijver van de Glansje-sprookjes, vertelt hoe het is om bij JTV te werken en hoe sprookjes kinderen kunnen helpen om minder gaatjes te krijgen.

Kun je je voorstellen?

“Ik ben vijf jaar geleden begonnen bij JTV Mondzorg voor kids. Voor die tijd was ik niet bekend met de mondzorg, maar vervulde ik verschillende functies op het gebied van HR, organisatieontwikkeling, innovatie en marktpositionering. Daarbij was gezondheidszorg wel altijd de rode draad.”

Wat is JTV Mondzorg voor kids?

“JTV Mondzorg voor kids is een stichting. We werken uitdrukkelijk zonder winstoogmerk, met bijzondere aandacht voor kinderen uit kwetsbare groepen. Van deze kinderen is bekend dat ze vaak niet of niet frequent de tandarts bezoeken. We weten dat landelijk gezien nog steeds een op de vijf kinderen niet naar een mondzorgpraktijk gaat. Zeker in bepaalde regio’s is dat percentage nog veel hoger. Kinderen uit kwetsbare groepen hebben tot vijf keer meer gaatjes, weten we uit onderzoek door Erasmus MC in Rotterdam.
We maken deel uit van de jeugdtandverzorging in Nederland. Daarin zijn nog een aantal organisaties actief. Voor een deel zijn deze inmiddels opgenomen in meer commerciële ketens en voor een deel zijn ze net als wij werkzaam als zelfstandige stichting.”

Draak_Bek_Open

Hoeveel vestigingen heeft JTV Mondzorg voor kids?

“In Rotterdam hebben we twee grote praktijken, in Noordoost-Brabant een zevental praktijken en een in Nijmegen, in Arnhem en in Leeuwarden. Ook hebben we twee dentalcars. We hebben op zich geen groeiambitie, maar als we van zorgverzekeraars het verzoek krijgen om in een bepaalde regio actief te worden, dan onderzoeken we of dit mogelijk is. Dat speelt op het ogenblik in Heerlen, Kerkrade en omgeving (Parkstad), omdat daar zo’n 28% van de kinderen geen tandarts bezoekt. De problematiek is dus groot en dan voelen we ons verantwoordelijk om te kijken of we daar redelijkerwijs van start kunnen gaan.”

Doen jullie extra moeite om die kinderen bij jullie te krijgen?

“Wij investeren veel in tijd en middelen om die kinderen te ontsluiten. Dat betekent actief een samenwerking zoeken met de gemeente, die bijvoorbeeld al naar gelang het beleid bereid is om oproepkaartjes te sturen naar ouders als het kind 1 jaar wordt.
Wij investeren ook in samenwerking met GGD’s en consultatiebureaus. We zorgen voor kennisoverdracht naar jeugdartsen op basisscholen, maar zetten bijvoorbeeld ook mondzorgcoaches in op consultatiebureaus. Die hebben we nu in een aantal gemeenten in Noordoost-Brabant en in Arnhem. Deze gaan in gesprek met jonge ouders en vragen of zij al een mondzorgpraktijk bezoeken. We proberen natuurlijk ze daartoe uit te nodigen. En we beantwoorden allerhande vragen over de ontwikkeling van het gebit. De doelstelling daarbij is om goed mondzorggedrag en ook een gezonde voeding zo vroeg als mogelijk op het netvlies te krijgen.
We werken ook heel veel samen met basisscholen. Dat doen we dan bijvoorbeeld via de haal- en brengfunctie. In Noordoost-Brabant rijden we met twee dentalcars bij een aantal scholen voor. In Rotterdam en Friesland halen we kinderen in groepjes van acht met een personenbusje van school op. Die krijgen in de praktijk een controle en eventueel een behandeling. Zodoende bereiken we een hele groep kinderen waarvan de ouders om verschillende redenen zelf niet het initiatief nemen om met hun kind een mondzorgpraktijk te bezoeken.”

Glansje torenkamer_V6

Jullie werken met QLF. Wat is dat?

“QLF is een vorm van mondfotografie waarmee je door fluorescerend licht jonge en oude plaque in kaart kan brengen. Wij gebruiken deze techniek in nagenoeg al onze praktijken om aan kinderen en ouders te laten zien wat die plaque in je mond nou precies doet. Je ziet dus wat er gebeurt bij tanden en kiezen bij niet goed poetsen. Dat helpt bij het bespreekbaar maken van het poetsgedrag. Je ziet in feite de aantasting van het glazuur in een vroeg stadium. Voordeel hiervan is ook dat we minder vaak een röntgenfoto hoeven te maken.
We maken sowieso zo min mogelijk röntgenfoto’s. Om de röntgenbelasting nog minder te maken werken we met sensoren in plaats van met fosforplaatjes. Daarin zijn we een uitzondering, nagenoeg alle praktijken in Nederland werken met fosforplaatjes.”

Is het werken bij JTV anders dan bij een reguliere praktijk?

“Uniek bij ons is dat wij werken volgens het teamconcept. Dat betekent dat de eindverantwoordelijkheid ligt bij de seniortandarts of de chef de clinique, maar dat we maximaal gebruikmaken van de bekwaamheden van de andere professionals: mondhygiënisten, preventieassistenten en assistenten. Dus de tandarts heeft de regie en is eindverantwoordelijk, maar waar mogelijk wordt gedelegeerd. In de jeugdtandzorg komt dit wel vaker voor, maar het is anders dan bij de gemiddelde tandarts. Wij zijn dan ook erg verheugd over de zelfstandige bevoegdheid van de mondhygiënisten, de pilot taakherschikking. Dat mondhygiënisten straks ook bepaalde verrichtingen zonder tandarts mogen doen, is voor ons van belang omdat vooral in regio Noordoost-Brabant het lastig is om tandartsen te vinden. Het doet ook recht aan de rol van de mondhygiënist in de preventie.
Wat bij ons ook anders is, is dat wij uitsluitend met kinderen werken. Je hebt bij ons minder curatie, want kinderen hebben nu eenmaal minder curatie; het accent ligt hier veel meer op preventie. We gaan in gesprek met de ouders op basis van motivational interviewing om het mondzorggedrag en de voeding bespreekbaar te maken. Waar mogelijk is er voor gezond eet- en drinkgedrag ook een diëtist in de praktijk aanwezig.
Wij willen tandartsen ook het liefst bij ons in dienst hebben; bij ons kan een tandarts niet op basis van omzet uit verrichtingen werken. We hebben overigens uitstekende arbeidsvoorwaarden, in alle opzichten: basissalaris, pensioen, secundaire arbeidsvoorwaarden, een heel actief jaarprogramma gericht op scholing en bijscholing, vrije dagen….. Als instelling zonder winstoogmerk gaan we voor het beleid en de investeringen in middelen en materialen uit van wat de professional nodig heeft. We investeren veel in vitaliteit, opleiding en werkplezier.
Sommige tandartsen werken parttime bij ons en daarnaast bij een algemene praktijk. Als je bij ons werkt, kies je voor je maatschappelijke verantwoordelijkheid om bij te dragen aan een schitterend kindergebit, ook bij kinderen uit kwetsbare groepen!”

JTV_Oss-4827 - De poetshoek bij JTV Oss

Hebben jullie veel vacatures?

“Ja, we hebben continu vacatures voor tandartsen, met name in Noordoost-Brabant. Aan mondhygiënisten is geen tekort. Juist doordat we voor kinderen werken en met het teamconcept, vinden mondhygiënisten het erg leuk om voor ons te werken. We krijgen heel vaak open sollicitaties van mondhygiënisten.
Ik ben nu bezig met het inrichten van een nieuw merk: De Zorgzame Tandarts, waarmee we ons gaan richten op volwassenen. Veel kinderen die achttien worden, willen graag bij ons blijven. Als we dus de leeftijdsgrens verhogen, dan kunnen we én die kinderen blijven helpen én kunnen we tegelijkertijd ook tandartsen die bij JTV willen werken een mogelijkheid bieden om op basis van omzet ook voor volwassenen te werken. Je kunt dan bijdragen aan de mondzorg van kinderen én tegelijkertijd je professionele vaardigheden ontwikkelen of onderhouden gericht op volwassenen.
We richten ons in principe met De Zorgzame Tandarts op kinderen die achttien worden, maar ook op de ouders van die kinderen. Ook bij dat nieuwe label hebben we geen winstoogmerk.”

JTV heeft een heel concept neergezet op basis van een sprookje dat moet helpen bij preventie bij jonge kinderen. Wat houdt dit Glansje-concept in?

“Het leek ons leuk om voor onze communicatie een verhaal te schrijven dat gericht is op kinderen. Dat heb ik toen gedaan en daar kwam een sprookje uit over prinses Glansje en haar vriendje Tom, een mondzorgsprookje. De taarten van Glansrijk was de eerste titel. Dat werd zo hoog gewaardeerd, dat we verder zijn gegaan. Inmiddels zijn we drie jaar verder en hebben we werkelijk een uniek kinderconcept ontwikkeld, bestaande uit een hele serie sprookjes en allerlei ondersteunend preventie- en communicatiemateriaal zoals een preventiekit, een brochure met voedingtips met een bijbehorend voedingsregistratieboekje en zelfs een Glansje Kwartet. Daarnaast is er een poets-app met een daaraan gekoppeld cariës-dashboard voor de professional, waarmee je ook pushberichten naar ouder en kind kunt sturen. Hiermee vinden ook professionals het leuk om in gesprek te gaan met het kind. Je neemt met die sprookjes kinderen spelenderwijs mee in het leren van verantwoord mondzorggedrag en poetsen. Voor mij persoonlijk is het een ontzettend leuk creatief project geworden, dat we steeds verder ontwikkelen.”

iPhone-Vragen

Schrijf jij al die verhalen zelf?

Ja, ik heb vroeger Vrije School gedaan in Zeist, daar is wellicht de basis gelegd voor het creatieve.
Ik zit dagelijks 3,5 uur in de auto en dan bedenk ik de verhalen. Toen bijvoorbeeld het thema voeding was, dacht ik al snel aan het snoephuisje van Hans en Grietje en dan komt daar natuurlijk een heks bij. Zo ontstond het verhaal over Glansje en de zoetheks. En toen ik op een beurs de opmerking kreeg dat Glansje en Tom wel erg wit zijn, heb ik een verhaal gemaakt met een link naar Aladin en de wonderlamp en de Arabische cultuur.
Er zijn nu negen verhalen, maar er komen er vast nog bij. Ik heb onlangs een verhaal geschreven over de eerste dag in de kinderopvang, omdat we ook met de kinderopvang samenwerken. Dat verhaal zit niet in de Glansje-serie, maar gaat over een vlinder. Maar het is ook weer een sprookje waarmee we de preventieboodschap op het netvlies krijgen.
We zijn ook nadrukkelijk bezig met het verder ontwikkelen van het Glansje-concept, de app en de preventiekit. Dit is een soort surprisebox waarmee we kinderen en ouders op een leuke manier nog iets mee kunnen geven als ze bij ons in de praktijk komen. Daar zit ook een mondzorgsprookje in en tips en dergelijke.

iPhone-Tandenfee

Gebruiken jullie die Glansje-producten alleen in jullie eigen praktijken of kunnen andere praktijken ze ook bestellen?

Het hele Glansje-concept is primair voor de eigen praktijk ontwikkeld, maar het is ook beschikbaar voor andere praktijken. Steeds meer mondzorgpraktijken gebruiken het ook, bijvoorbeeld ondersteunend aan Gewoon gaaf of NOCTP. Hoe een praktijk het wil gebruiken, is aan die praktijk zelf. Wij geven een welkomstpakket weg en geven bijvoorbeeld als een kind een huilbui heeft in de stoel, een sprookje mee voor thuis. De app is kosteloos. We geven ouders het advies om thuis die poetsanimatie nog een keer te doen. Er staat op de app ook een quiz met allerlei vragen over voeding en mondzorg. Daar kunnen ze punten voor krijgen en daar kunnen ze bij ons weer kleine cadeautjes voor krijgen. Het concept wordt dus in de praktijk gebruikt, maar kan ook naar huis worden meegenomen door de app te gebruiken, door het Glansje-kwartet thuis te spelen, door het sprookje voor te lezen. We brengen die hele preventieboodschap dus ook buiten de praktijk.
Als meer praktijken het gaan gebruiken helpt dat bij de preventie. Het heeft voor ons als extra voordeel dat het drukwerk en de ontwikkelkosten over grotere aantallen gespreid kunnen worden. Zo krijgen wij weer de ruimte om nieuwe dingen te ontwikkelen. We zouden graag ook vertalingen maken, maar daar hebben we nu het geld niet voor.

iPhone-Poetsen

Weet je al of Glansje ook echt werkt?

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de resultaten van preventie. Er is landelijk zeker behoefte om te weten of die focus op preventie op langere termijn nu ook echt leidt tot afname van cariës en dus verlaging van kosten. We zijn nu ook bezig om het dashboard van de Glansje-app op te laten nemen in een patiëntenprogramma. Dat zou gemakkelijk zijn voor de zorgprofessional, maar het zou dan ook gebruikt kunnen worden om onderzoek te doen. Ook zoeken we samenwerking met anderen, bijvoorbeeld het Ivoren Kruis
We weten wel van kinderen dat ze Glansje leuk vinden en we horen van ouders dat ze ’s avonds vragen of ze de poetsanimatie mogen zien. Op het ogenblik doet een stagiaire mondzorgkunde onderzoek naar de app. We zijn nog aan het kijken of we via stagiaires nog ander onderzoek kunnen doen. Wel is al bekend dat het vertellen van een beeldverhaal bij kinderen meer beklijft dan het zuiver instrueren van preventie. Maar het is altijd ondersteunend en faciliterend aan wat de professional doet. Het helpt om de boodschap leuker en beter over te brengen.

Interview door Yvette in ’t Velt met Raoul Trentelman, algemeen directeur bij JTV Mondzorg voor kids.

Meer informatie over werken bij JTV Mondzorg voor kids en het Glansje-concept is te verkrijgen bij Raoul Trentelman, e-mail r.trentelman@mondzorgvoorkids.nl.
Zie ook mondzorgvoorkids.nl en glansje.nl.

Covers_Sprookje_Glansje_Alles

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Opinie, Partnernieuws, Partnernieuws, Thema A-Z

NVM-mondhygiënisten en KNMT geen voorstander van ABC-model voor tandartsassistenten

De beroepsorganisatie ANT heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met opleider Edin om tandartsassistenten te gaan opleiden volgens het ABC-model. Niet iedereen in de vakwereld is hier blij mee. dental INFO sprak met de betrokkenen en vroeg hun mening over de ABC-structuur.

ABC-model voor tandartsassistenten

De Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) heeft in 2016 het ‘Standpunt Opleidingen Assisterend Personeel in de Tandartspraktijk’ opgesteld. Hierin geeft zij haar visie over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden binnen de tandartspraktijk en dan met name van tandartsassistenten. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in drie soorten tandartsassistenten: de A-assistent (stoel-assistent), de B-assistent (preventieassistent) en de C-assistent (paro-assistent).
Recent heeft de ANT een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Edin (commercieel opleider in de tandheelkunde) om het opleidingsaanbod voor tandartsassistenten te structuren volgens dit ABC-model. De ANT en Edin gaan gezamenlijk de stichting ABC-assistent oprichten, die zich gaat buigen over de structuur, kwalificatie-eisen, leerdoelen en onderwerpen van de verschillende opleidingen.

Vakwereld

Binnen de vakwereld is niet iedereen blij met deze nieuwe ABC-indeling voor tandartsassistenten. Er zijn vragen over het niveau en de duur van de opleidingen en de werkzaamheden die de tandartsassistenten zouden mogen doen. Zo lijkt het de bedoeling te zijn dat de paro-assistent een deel van het werk van een mondhygiënist gaat overnemen. Mondhygiënisten vragen zich af of de paro-assistenten daarvoor voldoende toegerust zijn en wat voor werk er dan nog voor hen overblijft. dental INFO vroeg de mening van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) en sprak met Manon van Splunter-Schneider (voorzitter NVM-mondhygiënisten) en Anne-Peter van Riet (directeur Edin) over de ABC-structuur en de gevolgen hiervan voor mondhygiënisten.

Reactie KNMT

De KNMT geeft de volgende reactie: “Om de beste mondzorg voor de patiënt te kunnen realiseren, zet de KNMT vol in op een sterk mondzorgteam. Goede samenwerking binnen het team is een essentiële randvoorwaarde voor optimale patiëntenzorg. Binnen dat team speelt de tandartsassistent een belangrijke rol. Omdat de complexiteit binnen de mondzorg toeneemt, hecht de KNMT aan gekwalificeerde teamleden, op alle niveaus. Dat is de reden waarom we op dit moment samen met de ANT, het veld en de mbo-opleidingen werken aan een herziening van het beroepscompetentieprofiel van de tandartsassistent. Zodat de assistent is geëquipeerd om te voldoen aan de kwalificaties die werkgevers in de zorg vragen. Kwalificaties die worden vastgelegd in opdracht van het ministerie van OCW en waarop de onderwijsinspectie toezicht houdt. Op die manier realiseren we een uniform en transparant opleidingsniveau. En dat is in het belang van alle partijen. De KNMT vindt het bijzonder jammer dat juist tijdens de afrondende fase van de herziening van het genoemde beroepscompetentieprofiel de ANT, in samenwerking met Edin, het ABC-model uit 2016 weer van stal haalt. En daarmee voor een ieder, ook voor de patiënten, eerder vertroebeling dan helderheid van de beroepskolom veroorzaakt. Door de taakherschikking wordt de mondzorg al nodeloos gecompliceerd met vier soorten mondhygiënisten en daar komen nu nog eens drie soorten assistenten bij.”

Reactie van NVM-mondhygiënisten

Manon van Splunter-Schneider, voorzitter NVM-mondhygiënisten, vindt deze ABC-indeling geen goede zaak. “De vergelijking van de C-assistent met de klassieke mondhygiënist vind ik een schoffering van de professionaliteit en de kunde van de mondhygiënist. Het is vreemd dat er geen samenwerking is met de bestaande mbo-opleiding. Dit soort zaken moeten landelijk geregeld worden met een goed beroepsprofiel voor assistenten en preventieassistenten. De uitkomst zal dan mondzorgbreed gedragen moeten worden, dus ook door KNMT, NVM-mondhygiënisten en opleiders. Ik ben wel benieuwd hoe het er inhoudelijk uit gaat zien. Als ik naar het concept kijk, dan maak ik me zorgen. Ik zie dat de basis-assistent ook al taken in de mond zou kunnen gaan verrichten, zoals infiltratie-anesthesie toepassen en een lengtefoto maken. Bovendien zou de preventieassistent (B) al paro-nazorg gaan doen en de paro-assistent pockets dieper dan 5 mm behandelen.”

Niet wachten op landelijk beroepsprofiel

Anne-Peter van Riet, directeur Edin, zegt dat hij niet wil wachten op een landelijk beroepsprofiel. “Wij bieden nu een structuur aan die buiten het reguliere mbo-kwalificatiedossier valt, zoals de opleiding preventieassistent en paro-assistent. We zijn gewoon een praktische indeling gaan maken. We passen het aan als er van buitenaf kaders komen. Het zou mooi zijn als we dat in één keer hadden kunnen regelen, maar dat is een ingewikkelde route die te lang gaat duren. Met het gevolg dat er voorlopig niets gebeurt. Er bestaan nu veel opleidingen met dezelfde naam, maar met een verschillende inhoud: een gevolg van de ontbrekende structuur. De onderwerpen, leerdoelen en kwaliteitseisen van het onderwijs moeten binnen de ABC-structuur hetzelfde zijn. Hoe het lesprogramma vervolgens precies wordt ingevuld, is aan de opleiders. En ook die opleiders moeten aan bepaalde eisen voldoen. Dat heb je bij de officiële mbo-opleidingen ook. We trekken daarmee over de hele breedte het kwaliteitsniveau omhoog. We gooien nu als commerciële opleider een steen in de vijver. De rimpeling en de actie die daarop volgt, is juist wenselijk. De lat mag echt hoog komen te liggen voor de paro-assistent, maar wat de kwaliteitsstructuur precies wordt, is nog niet bekend. Hiervoor zitten we primair aan tafel met onze eigen mensen, zoals de mondhygiënisten waarmee we werken. En tegelijkertijd met onze collega-opleiders die we hebben uitgenodigd om ook mee te doen. Wat precies de grenzen worden, is nog niet bekend. We gaan bijvoorbeeld echt niet zomaar een streep trekken qua pocketdiepte of complexiteit. Onze uitgangspunten zijn het ABC-model van de ANT en qua onderwijsvisie altijd beroeps- en competentiegerichtheid. Dan hebben we het over kennis, vaardigheid en houding op uitvoeringsniveau. Dus niet over analyses, diagnoses en het creëren van nieuwe oplossingen.”

Niveau van de ABC-opleidingen

Het niveau van de ABC-opleidingen baart Manon van Splunter-Schneider zorgen. Zij heeft duidelijke ideeën over het niveau dat nodig is. “Bij de basisopleiding tot tandartsassistent zou alles aan bod moeten komen. Je moet weten waar alle instrumenten voor zijn, je moet snappen wat er aan de stoel gebeurt, ook als je aan de balie zit. Het zou een opleiding van minimaal drie jaar op mbo-niveau 4 moeten zijn. Bepaalde onderdelen kunnen intern aangeleerd worden, maar als je echt met patiëntenbehandeling te maken krijgt, dan is een externe opleiding noodzakelijk. De leerweg tot preventieassistent zou in het verlengde moeten liggen van een mbo-erkende opleiding en aan een mbo-erkende opleiding. En dan graag met een wettelijk beroepsprofiel en een bijpassend curriculum.
De opleidingen zouden niet alleen door Edin moeten worden aangeboden. Ik juich het toe als het landelijk helemaal goed geregeld zou zijn. Ik zie plek voor de preventieassistent, maar de randvoorwaarden die NVM-mondhygiënisten daaraan verbindt, haal ik niet uit de plannen van Edin en ANT. Ook zou ik niet voorbijgaan aan de functieprofielen van de KNMT, die reeds bestaan, want wat er nu staat matcht daar niet mee. Ik denk dat het niet haalbaar is om de C-assistent zoals hij nu in het concept staat onder een mbo te kunnen parkeren.”

Geen actieve vraag naar mbo-status

Volgens Anne-Peter van Riet is een mbo-status voor het ABC-model nog niet het plan. “Bij de tandartsassistent is er inhoudelijk wel degelijk een groot verschil tussen opleidingen met wel en geen wettelijke mbo-status, maar op de markt is er geen actieve vraag naar de mbo-status. Dan zou er een wet moeten komen die de mbo-status verplicht stelt of de markt zou dit zelf moeten aangeven. Het zou wellicht een volgende stap kunnen zijn, we bouwen nu eerst aan een beginnende structuur. Over een eventuele verplichting gaan wij niet, alhoewel het wel een persoonlijke wens is. We hebben niet voor niets een mbo-tandartsassistent opgezet en dat heeft ons veel moeite, tijd en geld gekost. Er spelen echter krachten in de markt, die je als opleider niet kunt beïnvloeden, maar waar je wel mee om moet gaan. Zo is er onder de werkgevers momenteel geen draagvlak of urgentiegevoel voor een verplichte mbo-opleiding, zeker niet bij de ANT.  NVM-mondhygiënisten is voorstander van een verplichte MBO-opleiding voor tandartsassistenten. Het plan ABC vanuit de ANT ligt er al een tijdje. Ons besluit om met hen in zee te gaan is ontstaan doordat de mbo-eis er niet is gekomen. De ANT is bovendien een club met daadkracht en dat werkt prettig samen.”

Invloed uitoefenen als mondhygiënist

Het gevoeligste punt in het ABC-model is de rol van de paro-assistent. De opleiding tot paro-assistent duurt volgens het model twee jaar en bestaat uit 80 lesdagen. In die periode moet de student minimaal vier dagen per week werken. Deze C-assistent wordt vergeleken met de klassieke hbo-geschoolde mondhygiënist. Is het de bedoeling dat de paro-assistent het werk van de mondhygiënist overneemt?
Anne-Peter van Riet: “Ik schat in dat sommige mondhygiënisten de C als aanval op hun domein zien. Ik zou zeggen, probeer invloed uit te oefenen als mondhygiënist. Accepteer dat dit zo gestructureerd wordt, maar laat wel je mening horen over wat een C-assistent wel of niet zou moeten doen. Eerst moeten we nog verder komen met alle commerciële aanbieders, maar daarna kun je je als mondhygiënist altijd bij mij of de ANT aanmelden als je iets positiefs hebt bij te dragen. Het is een dynamisch systeem dus dit blijft in beweging.”

Risicovolle handelingen

Manon van Splunter-Schneider vindt het te vroeg om het over een paro-assistent te hebben: “Eerst moet de fundering voor het beroep van tandartsassistent en preventie-assistent vastliggen en moet duidelijk worden wat risicovolle handelingen precies zijn. Het is een lastige situatie, want paro-assistenten zijn er inmiddels wel, maar eerst moeten we door de discussie over de preventieassistent heen voordat we de discussie over de paro-assistent goed kunnen voeren . Laten we dat dus eerst goed regelen. Op dit moment zijn wij in het kader van risicovolle handelingen en voorbehouden handelingen nog fel tegen. Zo kun je je afvragen of je pockets meten als een risicovolle handeling kan zien. Er kan schade ontstaan. Bij alles waar bloed bij komt kijken zou je een vraagteken kunnen plaatsen.”
Een opleiding van 80 lesdagen tot paro-assistent vindt ze te kort. “Complexe patiënten zouden zeker niet door een paro-assistent behandeld mogen worden. Dat is minimaal iets voor een hbo-opgeleide mondzorgverlener. Als mondhygiënist moet je je hierbij al flink verdiept hebben in de parodontologie en optrekken met de parodontoloog. Om complexe paro te behandelen moet je weten waar je mee bezig bent.

Zorgverlener op het gebied van tandvleesziekte

Wat ook gevoelig ligt bij de mondhygiënisten is dat in het ABC-model de mondhygiënist slechts wordt omschreven als ‘een zorgverlener op het gebied van het voorkomen van tandvleesziekte’. Wordt hiermee het einde van het beroep van mondhygiënist ingeluid? Volgens Anne-Peter van Riet blijft er altijd ruimte voor de mondhygiënist en heeft dit beroep een uitstekend toekomstperspectief: “In de praktijk zijn er meerdere wegen die naar Rome leiden, een tandarts kan kiezen welke professional hij inzet. De mondhygiënist heeft een eigen positie, titelbescherming en zelfstandige bevoegdheden en kan bovendien een eigen praktijk beginnen of zichzelf verhuren aan tandartsen. En daar komen nog alle mogelijkheden na invoering van de AMvB-taakherschikking bij. Dat kan een assistent allemaal niet. De paro-assistent zal daarom nooit de mondhygiënist worden, er blijft altijd een verschil bestaan. Ten eerste in basisniveau; een mondhygiënist heeft een veel scherper analytisch vermogen dan een mbo’er, maar een mbo’er kan prima taken uitvoeren. Als een tandarts alles wil aanbieden en alles wil afdekken, dan denk ik persoonlijk dat hij altijd een mondhygiënist nodig blijft hebben. Maar als een tandarts er voor kiest om tot een bepaald niveau diensten aan te bieden, dan zou hij het zonder mondhygiënist kunnen doen en eventueel extern moeten verwijzen. Niets nieuws toch? Juist door de bedachte ABC-structuur kan je duiden waarom het goed is voor een patiënt om een bezoek aan jou als mondhygiënist te brengen. Niet door je af te zetten tegen preventie- of paro-assistenten, maar wel door je ‘unique selling points’ te benoemen, bijvoorbeeld dat je specialist bent in gedragsverandering. Een deel van de taken die je als mondhygiënist hebt geleerd kan evengoed door praktisch geschoold personeel worden uitgevoerd. Zonder onderbouwing zeggen dat een hbo’er altijd beter is dan een mbo’er, snijdt geen hout. Profileren op onderscheidend vermogen werkt wel. Ik zou me daarom als mondhygiënist totaal geen zorgen maken over de ABC-structurering en de taken en opleidingen van tandartsassistenten. Volgens mij is the sky the limit voor de ondernemende mondhygiënist anno 2020.”

Kwaliteiten van de mondhygiënist

Ook Manon van Splunter-Schneider legt de nadruk op de kwaliteiten van de mondhygiënist: “Je kan natuurlijk nooit een mbo’er met een minimale cursus vergelijken met een zelfstandig werkende hbo-professional. We zijn beter inzetbaar, zullen betere resultaten bereiken en zetten meer in op coaching en gedragsverandering. Als je als praktijk pretendeert aan preventie te doen, moet je gewoon een mondhygiënist hebben. Plus dat we echt wel meer dan enkel tandvleesproblemen voorkomen. Ook bij cariëspreventie en erosie spelen we een grote rol.”
Tot slot geeft ze nog een tip mee voor de mondhygiënisten: “Mondhygiënisten moeten er gewoon op vertrouwen dat ze kwaliteit leveren, in hun kracht gaan staan en zich continu onderscheiden. Ze moeten de leiding pakken, delegeren en de preventie naar zich toe trekken. Wees collegiaal en voel je niet bedreigd. Er is meer dan genoeg werk. en Laat dus als mondhygiënist het verschil zien.”

Door: Yvette in ’t Velt en Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

 

Lees meer over: Assisteren, Kennis, Scholing, Thema A-Z

Dentaal trauma: de initiële behandeling en de problemen op de langere termijn

Een acuut tandentrauma vereist snel EHBO-ingrijpen. Onder tijdsdruk moeten bij de initiële traumabehandeling beslissingen genomen worden die van invloed kunnen zijn op het esthetisch eindresultaat direct en op de lange termijn. Wat te doen bij het eerste consult?

Struikelen, vallen met de fiets maar helaas ook een boxbeugel kan de reden zijn dat iemand naar de tandarts moet voor spoedbehandeling. De beslissingen die worden genomen bij behandeling van dentaal trauma zijn van invloed op het esthetische resultaat op korte, maar ook op de lange termijn. Bij een trauma is snel handelen vereist, Voor jonge kinderen is dit in de middag, voor jongeren is het
s’ avonds dat de tandarts naar de praktijk moet komen voor het trauma. Zelden is de initiële behandeling ook de definitieve behandeling en betekent een traumatand vaak levenslang onderhoud.
Endodontologe, Els Duijst, en restauratief tandarts, Rian Buursen, laten in de lezing meerdere casussen die zij samen behandeld hebben de revue passeren waarbij het belang van de multidisciplinaire behandeling centraal staat.

Wat te doen bij tandentrauma tijdens het eerste consult?

  • Hoe is het trauma ontstaan?
  • Welk trauma? Avulsie, luxatie, intrusie, (on)gecompliceerde kroonfractuur
  • Tijdstip van het trauma
  • Zijn er losse tanden of fragmenten? En hoe zijn deze bewaard?
  • Röntgenfoto’s; ook van de weke delen als niet alle losse fragmenten van de tand zijn teruggevonden
  • Zo snel mogelijk terugplaatsen van de elementen in de alveole
  • Occlusie beoordelen; obstructies uit occlusie halen, eventueel beetverhogen
  • Dentine wonden bedekken
  • Loszittende tanden (indien nodig) spalken
  • Andere medische omstandigheden; bv. Hersenschudding / fragment in lip / tetanus
  • Direct selfie van het trauma
  • Ook een foto sturen/vragen van voor het trauma met een lach waarop tanden goed zichtbaar zijn.

Contusie

Tik tegen de tand. Is deze niet mobiel? Monitoren

Infractie

Barst of scheur in het glazuur; afdekken met bonding en composiet. Meestal is er geen endodontische behandeling nodig.

Glazuur chipping komt vaak voor bij jonge mensen. Ook in het geval van een kleine chipping liever niet afslijpen maar bijplakken.

Ongecompliceerde kroonfractuur

Altijd breukvlak provisorisch afdekken, zeker bij jonge kinderen. Indien het fragment nog aanwezig is, dit terugplakken. Anders een composietopbouw of een porseleinen facing met incisale overkapping maken.

Gecompliceerde kroonfractuur

Afhankelijk van de leeftijd, bij kinderen liefst een pulpotomie met MTA. Bij ouderen afhankelijk van de situatie een pulpotomie of en endodontische behandeling

Tandfragment bewaard

Is het tandfragment bewaard? Plaats dit dan terug.
Zeg ook bij het telefonisch consult: ‘’Bewaar het afgebroken stukje tand vochtig’’, in een vochtige omgeving met water of fysiologisch zout of een afgesloten plastic zakje

Procedure hoe het fragment terug te plaatsen?

  •  Preparatie breuk vlakken
  •  Alleen adhesief bevestigen met composiet sterkte 37% bij weinig weefselverlies: bonding (gevuld/ongevuld) niet uitharden, geeft vormverandering
    Bij veel weefselverlies: bonding (gevuld/ongevuld) wel uitharden
  •  Geen onderlagen m.u.v. directe pulpa-overkapping/ pulpotomie
  • Aanvullende preparaties zijn noodzakelijk:
    1. glazuur bevels vooraf aan terugplaatsen als de pasvorm slecht is
    2. externe chamfer na terugplaatsen: 62% van oorspronkelijke sterkte
    3. v-vormige bevel na terugplaatsen
    4. interne dentine groef: 90% van oorspronkelijke sterkte
    5. overcontour (facing buccaal en palatinaal): 97% van oorspronkelijke sterkte
  • Probeer de pulpa, eventueel partiëel, vitaal te houden bij een open apex zodat de radix zich af kan vormen en zo streven naar botbehoud. Laat mensen regelmatig terugkomen voor controle.

Verkleuring na traumabehandeling

Soms ontstaat er verkleuring door gebruik van MTA na een traumabehandeling. Als een orthodontische behandeling nog nodig is, kan aan de orthodontist gevraagd worden om het trauma element meer naar palatinaal te plaatsen om zo ruimte te creëren voor een facing zonder beslijping. Een andere mogelijkheid die endodontoloog Els van Duijst gaf, is het MTA verwijderen, daarna intern bleken en weer opvullen met een opaak composiet.

Na trauma zie je regelmatig een geel verkleurde voortand ontstaan. Dit is geen pathologie, maar een neurologische ontregeling van odontoblasten. Er ontstaat dan veel tertiair dentine, deze dentine afzetting beïnvloedt de licht-transmissie waardoor een andere opaciteit ontstaat. De sensibiliteit vermindert, maar zonder een ontsteking is er geen indicatie om een endodontische behandeling te starten.

Veel minder vaak ontstaat een grijs verkleurde tand. Grijsverkleuring kan ontstaat als gelijktijdig een hematoom en een bacteriële infectie ontstaat; door de vorming van ijzersulfide door de interactie tussen het ijzer in het heem en bacteriële afvalproducten. Grijs verkleurde elementen ontwikkelen eerder een periapicale laesie dan geel verkleurde elementen.

Element diep afgebroken

Soms kan het zijn dat bij een gecompliceerde kroonfractuur het element diep is afgebroken. Om het element te kunnen restaureren kan het element geëxtraheerd worden, 180 graden draaien om de lengte as en weer terugplaatsen en fixeren. Eventueel kan gebruikt gemaakt worden van een Benex extractieapparaat voor een a-traumatische extractie. Daarna kan het opgebouwd worden.

180° draaien van element

Röntgen opname vooraf en drie maanden later

Eindresultaat 180 graden draaien van een palatinaal diep afgebroken element

Een andere behandelmogelijkheid bij een diepe fractuur is orthodontische extrusie en daarna opbouwen.

Soms is het element niet meer te redden, dan kan bij volgroeide patiënten gekozen worden voor immediate implantation. Als het implantaat delayed geplaatst moet worden kan als tijdelijke voorziening een etsbrug worden gemaakt.

Een andere oplossing bij diepe fractuur: ‘’buy time voor botbehoud’’ door radix submerge (inkorten tot 1 mm onder bot en dan overhechten), dus de wortel in situ te laten. En voor opvulling van het diasteem kan dan bijvoorbeeld een etsbrug gemaakt worden.

Horizontale wortelfractuur

Bij verplaatsing van het coronale deel is eerst repositie nodig. Behandeling: vier weken spalken met een flexibele splint en daarbij monitoren volgens traumaprotocol.

Bij een ontsteking is het nodig om een endodontische behandeling uit te voeren in het coronale deel van de rad.

Bij een hoge fractuur, net onder het botniveau, kiezen voor submerge radix om kaakbot te behouden. Een behandeloptie kan dan autotransplantatie zijn. Bij het opbouwen van een autotransplantaat, pak je de restauratieve behandeling aan alsof het een hoekopbouw betreft. Let op, niet slijpen aan het autotransplantaat.

Intrusie

Wat te doen bij intrusie?

< 3mm

Bij volgroeide elementen spontaan laten erupteren. Chirurgische of orthodontische repositie als er na 3 weken geen eruptie is.

3-7 mm

Chirurgische of orthodontische repositie.

> 7 mm

Chirurgische repositie.

Een flexibele splint gedurende vier weken

De pulpa zal waarschijnlijk necrotisch worden. Els Duijst gaf aan dat de endodontische opening eventueel ook vanaf incisaal kan om het dentine in het cervikale kroongedeelte te behouden. Markeer dan de contour van de wortel op gingiva niveau met een rubberdam klem bucco-linguaal en wigjes mesiaal en distaal en richt de boor op het midden van de vierhoek. De incisale rand is goed te restaureren.

Aangeven contour van de wortel op cervikaal niveau voorkomt een fausse route.

Wees bedacht op ankylose, waarschuw ouders en grijp op tijd in als ankylose plaats vindt om het kaakbot op niveau te behouden, bij negeren van ankylose kan de groei van het kaakbot achterblijven. Decoronisatie kan verlies aankaak hoogte voorkomen.

Decoronatie bij zichtbaar hoogteverlies voor behoud van bothoogte, het diasteem invullen met een etsbrug.

Intrusie bij open apex

Wat te doen? Spontaan laten erupteren. Als dit niet gebeurt na enkele weken orthodontische repositie of extrusie. Er is kans op necrose van de pulpa, ankylose en obliteratie van het kanaal.
Als er ankylose is en het element is 2 mm korter dan het buurelement dan ingrijpen, of door een autotransplantaat of door decoronatie Bij een decoronatie wordt de kroon verwijderd, de radix ingekort tot 1 mm onder botniveau, het kanaal wordt open gelaten/gemaakt en overhecht.

Luxatie met extrusie

Wat te doen? Reponeer het element behoedzaam, daarna 2 weken flexibel spalken. Bij symptomen van pulpa necrose is het advies een kanaalbehandeling starten. Er bestaat een kans dat obliteratie ontstaat.

Avulsie

Wat te doen? De beste eerste hulp is de tand direct terugplaatsen in de kaak door ouders of omstanders, vasthouden en naar de tandarts gaan. Indien dit niet mogelijk is, dan de tand laten bewaren in melk of lenzenvloeistof en alsnog de patiënt direct, zo snel mogelijk naar de tandarts verwijzen.
Flexibel spalken voor 2 tot 4 weken, afhankelijk van de conditie van het PDL. Het beste is om dan binnen 2 week de wortelkanaalbehandeling te starten. Bij een ver open apex monitoren, ingroei van bloedvaten is dan nog mogelijk. Eventueel antibioticum toedienen en eventueel naar de huisarts verwijzen voor een tetanus injectie.

Factoren voor succesvol resultaat

Werken in een teamverband is belangrijk voor het resultaat. De samenwerking van Rian en Els is daar een goed voorbeeld van. Verder zijn er ook nog andere factoren van invloed voor een succesvol resultaat, zoals: compliance van patiënt en ouders, terugkomen op controleafspraken, de mondhygiëne op peil houden, het tijdig betrekken van een endodontoloog en besef dat botbehoud prioriteit heeft.

Vertel patiënten dat een traumatand een levenslang onderhoud nodig heeft omdat er secundaire pathologie kan optreden op een later tijdstip, denk aan recidiverende verkleuringen, cervikale resorptie en fracturen, naast het normale tandheelkundige onderhoud.

Take home message

  • Geef advies om uitgevallen tanden direct terug te plaatsen
  • Als dit niet mogelijk is, dan de tanden laten bewaren in melk of in de mond
  • Direct laten komen en gerust stellen
  • Maak lichtfoto’s, röntgenfoto’s en vraag oude foto’s van vóór het ongeluk
  • Diagnose bepaalt de behandeling
  • Afdekken van breukvlakken bij vitale elementen
  • Getraumatiseerde tanden behoeven een leven lang monitoren
  • Als verwezen wordt, beschrijf het hele verhaal in de verwijsbrief
  • Patiënten uitleggen dat ze een leven lang bezig zijn met dit trauma

Aangeraden website: dentaltraumaguide.org

Aangeraden app bij trauma: ToothSOS

De International Association of Dental Traumatology (IADT) heeft de app ToothSOS geïntroduceerd. Deze app geeft in stappen aan hoe te handelen bij een tandheelkundig ongeval.

Els Duijst-van Cruchten behaalde haar tandartsdiploma in 1986 aan ACTA en was daar vervolgens werkzaam op de afdeling Orale Functieleer tot 1989. In 1990 startte Els haar eigen praktijk, waarin ze full-time werkte. Van 2000 tot 2003 volgde ze de Master of Science opleiding in de endontologie aan ACTA en na het behalen van dit diploma verbond ze zich aan de Verwijspraktijk voor Tandheelkunde Amsterdam.

Rian Buursen behaalde haar tandarts diploma in 1998 aan ACTA en ging aansluitend werken in de algemene praktijk. Sinds 2001 is Rian verbonden aan de Verwijspraktijk voor Tandheelkunde in Amsterdam. Door Hein de Kloet en Abe ten Have werd Rian opgeleid in de restauratief esthetische tandheelkunde en sinds 2003 is Rian docent en verzorgt ze cursussen en hands-on trainingen voor onder andere Quality Practice ( ACTA Dental Education) en DCM.

Al geruime tijd behandelen Els Duijst en Rian Buursen in het kader van een multidisciplinaire behandeling, gezamenlijk dentale trauma patiënten.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Els Duijst & Rian Buursen tijdens het NVvE-congres Trauma… Oh nee! Wat nu?

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Media aandacht brief ANT aan minister Bruins over kinderen die nooit naar de tandarts gaan

Ongeveer 600.000 kinderen gaan nooit naar de tandarts. Het is daarom hoog tijd dat zorgverzekeraars hun klanten wijzen op de vergoeding voor tandartsbezoek van kinderen, stelt de ANT in een brandbrief aan minister Bruins. Dit bericht kreeg zeer veel aandacht in zowel landelijke als regionale media.

Onder andere de NOS, Trouw, het Algemeen Dagblad, Hart van Nederland, het Jeugdjournaal, RTL Nieuws en veel regionale kranten besteedden hier aandacht aan.

Ouders informeren over gratis mondzorg kinderen

Veel ouders denken dat mondzorg voor de jeugd tot 18 jaar geen verzekerde zorg is. Mede hierdoor gaat een groep van zo’n 600.000 kinderen in Nederland niet naar de tandarts. De ANT vroeg zorgverzekeraars om hun klanten hierop te wijzen. Volgens de beroepsorganisatie nam, op DSW na, geen enkele verzekeraar het initiatief om ouders te benaderen serieus.
ANT-vice-voorzitter, tandarts Ravin Raktoe zegt: “De excuses om niet mee te werken kwamen er vrij vertaald bijna altijd op neer dat de eigen financiële positie belangrijker was, dan het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wij willen de minister daarom dringend verzoeken om de overige verzekeraars te sommeren het goede voorbeeld van DSW te volgen.”

DSW

De ANT is vorig jaar het gesprek met de zorgverzekeraars aangegaan en heeft het verzoek bij hen neergelegd. Uiteindelijk heeft verzekeraar DSW de handschoen opgepakt en concreet werk gemaakt van het laagdrempelige verzoek: schrijf ouders van kinderen die de tandarts niet bezoeken aan en wijs ze op het recht op vergoeding vanuit de basisverzekering. Uit de resultaten van het initiatief van DSW blijkt dat het simpelweg schrijven van een brief enorm effectief is. In samenwerking met lokale partijen heeft DSW 296 ouders met kinderen in Schiedam benaderd met een brief. Gevolg hiervan is dat er van hen al 127 in het eerste halfjaar de tandarts hebben bezocht. Dit is 43% van de jeugd die de tandarts nooit of zelden bezocht.

Brandbrief aan minister Bruins

Volgens de ANT blijkt in de praktijk dat zo’n 20 procent van de kinderen en jongeren nooit een tandarts bezoekt. Dat betekent dat bijna 600.000 jeugdigen verstoken blijven van de goede preventieve en curatieve mondzorg waar zij wel recht op hebben. De ANT heeft daarom aan minister Bruins gevraagd om in te grijpen en zorgverzekeraars aan te sporen het goede voorbeeld van DSW te volgen. Raktoe: “DSW verdient een groot compliment en is een lichtend voorbeeld voor alle zorgverzekeraars van Nederland. Ze hebben aangetoond dat het werkt en er is geen reden voor de rest om achter te blijven. De minister heeft de taak om ervoor te zorgen dat de jeugd de mondzorg krijgt waar het recht op heeft.”

Zorgverzekeraars mogen ouders wél informeren

Zorgverzekeraars mogen ouders wél informeren over het tandartsbezoek van hun kind. Dat stelt de Autoriteit Persoonsgegevens. Het nieuws werd landelijk opgepakt door veel media. De zorgverzekeraars verscholen zich in hun reactie achter de strenge privacywetgeving van de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens liet echter weten dat dit onzin is. “Volgens de privacywet mag je alles doen wat nodig is om een contract tussen een verzekerde en een verzekeraar netjes uit te voeren”, zegt een woordvoerder.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Oudere kinderen banger voor tandarts dan jongere kinderen

Oudere kinderen banger voor tandarts dan jongere kinderen

Oudere kinderen hebben meer last van tandartsangst dan jongere kinderen, zo blijkt uit nieuw onderzoek. De onderzoekers vonden daarnaast dat met name factoren als tandpijn, angst voor boren en ouders die bang zijn voor de tandarts hieraan bijdragen.

Tandartsangst bij kinderen

Voor dit onderzoek volgden Zweedse onderzoekers 160 7-jaar oude kinderen twee jaar lang bij een Zweedse tandartspraktijk. Het gebit van de kinderen werd elk half jaar gecontroleerd en geëvalueerd. De ‘Children’s Fear Survey Schedule-Dentale Subscale’ werd gebruikt om de tandartsangst te meten. De ouders van de kinderen vulden de vragenlijst in.

Groei in tandartsangst over tijd

Uit de angst enquête bleek dat 7% van de 7-jarige kinderen last heeft van tandartsangst (mean = 22.9), waar dit het geval is bij 8% van de 8-jarige kinderen (mean = 25.4). Factoren die bij zouden kunnen dragen aan de ontwikkeling van tandartsangst zijn ouders met tandartsangst, het ervaren van pijn aan het gebit en het krijgen van pijnlijke tandartsbehandelingen of gaatjes. Ook de angst voor naalden, boren en stikken scoorde hoog in de enquête.

Gebreken van het onderzoek waren dat het onderzoek werd afgenomen bij een specifieke groep kinderen, dat kinderen met écht erge tandartsangst niet langskomen bij de tandarts en dat de enquête niet door kinderen, maar door ouders werd ingevuld.

Bron:
Dentistry Journal  

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
microfoon - podcast

Podcast: Ontdek je talent

Iedereen wordt geboren met talent. Het gaat niet om het hebben van talent, maar om wat je ermee doet. Weet je eigenlijk wel wat jouw talent is en hoe je dit optimaal kan benutten? Beluister de podcast van Anna Berends.

Wat is talent eigenlijk? Iedereen weet dat talent iets is waar je aanleg voor hebt. Maar volgens Anna is het meer. “Talent is ook iets wat je leuk vindt om te toen.”

Gebruik maken van je talenten geeft je energie. Zo voorkom je dat je opgebrand raakt. Dit geldt niet alleen in je werk, maar ook in je privéleven. Als je in je vrije tijd meer tijd besteedt aan je talenten, dan ben je meer uitgerust bent voor de rest van je drukke werkweek.

“In de meeste praktijken ligt de nadruk teveel op het verbeteren van je minder goede kanten om wat er verwacht wordt van jou in je functie”, zegt Anna. “Waarschijnlijk betrap je jezelf er op dat jij dat soms ook doet bij de mensen die werken in jouw praktijk. Echter als je dat doet zal je nooit het meeste uit jouw medewerkers halen en dus ook niet het meeste uit jouw praktijk.”

Beluister de podcast van Anna Berends,

Podcast door: Anna Berends van Loenen.

Tips voor boeken over dit onderwerp:

Teammanagement talent

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z, Video
Nieuwe gelvulling voor wortelkanaalbehandeling

Nieuwe gelvulling voor wortelkanaalbehandeling

In een nieuw onderzoek is een speciale gelvulling voor wortelkanaalbehandelingen ontwikkeld, waarmee de effecten van de antibiotica beter verspreid kunnen worden.

Op dit moment wordt er veel onderzoek gedaan naar regeneratieve endodontie, waarbij met name wordt gekeken naar alternatieve behandelmethodes die een succesvolle weefselregeneratie van het wortelkanaal mogelijk maken. De studie van wetenschappers van de Kyung Hee University in Korea en de University of Alabama in de Verenigde Staten speelt hierbij een belangrijke rol.

Ze ontwikkelden een biologisch afbreekbare gelvulling die de regeneratie van pulpaweefsel  stimuleert. De gel bestaat uit verschillende peptiden die samen een gelachtige structuur vormen. Ook zijn er stikstofoxiden en de antibiotica ciprofloxacine en metronidazol in de gel verwerkt.

Bij een teststudie met honden kwamen de onderzoekers erachter dat de gel inderdaad bijdraagt aan de regeneratie  van tanden. De antibiotica die loskomt vecht lokaal tegen bepaalde bacteriën. Dit laatste is van groot belang met het oog op het toenemende aantal antibiotica-resistenties.

Bron:
Plos One

Lees meer over: Endodontie, Thema A-Z
Tandvleesaandoeningen verhogen kans op vroege bevalling

Tandvleesaandoeningen verhogen kans op vroege bevalling

Uit een nieuwe studie is gebleken dat tandvleesaandoeningen de kans op een vroege bevalling verhogen. Van de onderzochte vrouwen met een vroege bevalling had 45 procent last van tandvleesaandoeningen, tegenover 29 procent bij vrouwen met een ‘normale’ zwangerschap.

Tandplak door zwangerschapshormonen

‘De gezondheid van onze mond kan een directe invloed hebben op meerdere aspecten van onze algemene gezondheid, inclusief zwangerschap. Veel vrouwen vinden het lastig om tijdens hun zwangerschap goed op hun mondhygiëne te blijven letten. Dit komt onder andere doordat zwangerschapshormonen de vorming van tandplak bevorderen. Zo kunnen er zelfs sneller bloedingen ontstaan,’ aldus Nigel Carter, CEO van de Oral Health Foundation in Engeland.

Slechtere mondgezondheid bij vroege bevalling

In de resultaten van het onderzoek was te zien dat vrouwen met een vroege bevalling tot vier keer lagere gebitsgezondheidsscores behaalden dan de vrouwen met een normaal verloop van de zwangerschap. De vrouwen met een vroege zwangerschap hadden daarnaast gemiddeld acht keer meer tandplak dan de vrouwen met een normale zwangerschap.

Bron:
Journal of clinical periodontology

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Thema A-Z
Vervaardig een opmaatgemaakte matrix ring

Video: Vervaardig een op maat gemaakte matrix ring

In de video wordt een handige manier getoond om een optimale contour en optimaal interproximaal contact te verkrijgen bij het vervaardigen van een klasse II composiet restauratie.

Het contactpunt wat aanwezig was voor de restauratie wordt gereproduceerd met behulp van een gestandaardiseerde matrix ring en partieel matrix systeem. Er wordt in dit filmpje gebruik gemaakt van ‘my Custom Resin’, een licht uithardende flowable met materiaaleigenschappen vergelijkbaar met die van ‘liquid dam’’.

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z, Video
Chirurgische kroonverlenging voor betere functie en esthetiek

Chirurgische kroonverlenging voor betere functie en esthetiek

Wat zijn de belangrijkste indicaties voor een chirurgische kroonverlenging? Met uitleg over de functionele en esthetische kroonverlenging. Verslag van de lezing van Giles de Quincey.

Indicaties voor een chirurgische kroonverlenging

  • Het verkrijgen van voldoende retentie en resistentie (ferrule) voor een kroon of brug
  • Het elimineren van pseudopockets
  • Esthetische verbetering van voortanden

Functionele kroonverlenging

Een klinische kroonverlenging kan bijdragen aan de levensduur van een restauratie. Voor een kroon of brug heb je voldoende ferrule nodig. Ferrule is erg belangrijk voor een duurzame restauratie. Vaak werd gezegd dat het niet wenselijk was dat de outline van de preparatie in de ‘’Biological width’’ ligt. Tegenwoordig wordt de benaming ‘’biological with’’ vervangen door de benaming ‘’supracrestale bindweefselaanhechting’’.

Uit de literatuur blijkt dat je minimaal 2 mm ferrule nodig hebt boven de supercrestale bindweefselaanhechting. Soms kun je niet dieper prepareren, bijvoorbeeld bij diepe cariës of wanneer een fractuur van het element tot het bot reikt. Om te voorkomen dat de outline van de preparatie niet in de supracrestale connective tissue ligt of voor herstel van adequate connective tissue attachment, kun je een klinische kroonverlenging uitvoeren.

Opbouw van de supracrestale bindweefselaanhechting

  • 07 mm bindweefselaanhechting
  • 97 epitheliale aanhechting
  • 69 mm sulcus

De supracrestale bindweefselaanhechting is gemiddeld 2-3 mm van preparatie outline tot bot. Deze supracrestale bindweefselaanhechting blijkt in de praktijk variabel te zijn.

Esthetische kroonverlenging

Een chirurgische kroonverlenging kan de esthetiek verbeteren.

Wanneer bepaal je of je wel of geen botcorrectie moet doen?

Door transgingivaal sonderen kun je voelen waar de botrand ligt. Hiermee kun je bepalen of je wel of geen botcorrectie moet doen. Indien de afstand van de marginale gingiva tot het bot minder dan 3 mm bedraagt, is een botcorrectie nodig voor een kroonverlenging. Bedraagt de afstand van marginale gingiva tot het bot meer dan 3 mm dan is een kroonverlenging mogelijk zonder botcorrectie. Let hierbij dan wel op de de afstand van de marginale gingiva tot de botrand na de kroonverlenging circa 3mm is.

Gingivahyperplasie

Wanneer treedt gingivahyperplasie op? Er zijn verschillende groepen van hyperplasie; plaque-gerelateerd versus anatomische bepaald. Vaak zijn het jongere mensen die hyperplasie van de gingiva hebben.

  • Passieve eruptie. Vaak bij jonge mensen waarbij de element eruptie nog niet is afgerond. Er wordt een onderscheid gemaakt van verschilde stadia bij passieve eruptie. Het kan zijn dat daar afwijkingen optreden, hierin wordt een onderscheid gemaakt in vier verschillende types gewijzigde passieve eruptie. Het is per type gewijzigde passieve eruptie welke behandeling uitgevoerd wordt.

Gingivahyperplasie

  • Reactie op ortho apperatuur kan ook zorgen voor gingivahyperplasie. Ook plaqueretentieve restauraties.

Een laserkroonverlenging wordt vaak gecombineerd met een frenectomie. Bij gepigmenteerde gingiva, is het belangrijk om rekening te houden met de soort therapie. Of flap of laser.

Een kroonverlenging blijkt vaak zinvol, ook bij behandeling van jonge patiënten. Er zijn verschillende manieren om een chirurgische kroonverlenging uit te voeren.

  • Kroonverlenging met scalpel (flap) versus laser (diode)
  • Met/zonder botcorrectie
  • Boor versus piezochirurgie

Multidisciplinaire samenwerking is hierbij belangrijk om het doel te kunnen bereiken.

Smile analyse

Een smile analyse gaat bij de Quincey vooraf aan elke behandeling in het zichtbare deel van de dentitie, de esthetische zone. Iets om rekening mee te houden volgens de Quincey is dat bij een spontane lach vaak veel hoger is dan als je vraagt te lachen. Daarnaast is het belangrijk om de esthetische hulpvraag serieus te nemen anders gaan ze ergens anders naartoe waar ze het verprutsen. Als het complexer wordt geef dan uitleg over wat de risico’s zijn. Werk bovendien met een mock-up. Dit een een zeer efficiënt middel om met de patiënt, de tandtechnicus en medebehandelaars te communiceren. Bovendien is dit heel handig voor de behandelaar zelf.

Voor de mock-up kan gekozen worden voor de direct of indirecte methode. Direct kan met wit of roze composiet in de praktijk. Bij de indirecte techniek kan dit aan de hand van een smile analyse en opwas door het laboratorium.

Uit het proefschrift van Meijering blijkt dat patiënten die cosmetische behandeling ondergaan daarna ook beter gaan poetsen.

Gummy smiles classsificatie

  • Vertraagde passieve eruptie= negatieve recessie
  • Verticale uitgroei in combinatie met slijtage
  • Verticale uitgroei ten gunste van maloccusie
  • Maxillair exces
  • Hypermobiele bovenlip
  • Combinaties

Bij de chirurgische behandeling ga je vanuit zenith ene kant op en andere kant op. Belangrijk is: je komt niet aan de papil.

Giles de Quincey is in 1987 afgestudeerd als tandarts aan de KU Nijmegen. Na een korte tijd als algemeen-practicus in Eindhoven gewerkt te hebben, is hij in 1988 een 2-jarige Post-graduate opleiding Parodontologie begonnen aan de University of Southern California in Los Angeles. Na succesvolle afronding hiervan is Giles in 1990 een verwijspraktijk voor Parodontologie en Implantologie in ‘s-Hertogenbosch gestart. Sinds 2009 is de praktijk ook uitgebreid met endodontie op verwijzing. In 1994 is Giles erkend als Diplomate of the American Academy of Periodontology, verder heeft hij ook zitting gehad in het Consilium Parodontologicum van de NVvP. Sinds 1992 is Giles verbonden als docent aan de destijds EFP-erkende Post-graduate opleiding voor Parodontologie in Nijmegen.  Na terminatie van het Post-graduate onderwijs is hij kort betrokken geweest bij het chirurgisch profiel in de master fase van tandheelkunde. Sinds begin 2017 is hij Assistant Clinical Professor in de EFP-erkende Post-graduate opleiding Parodontologie aan de Universiteit van Bern, Zwitserland. Giles is actief lid van de Dutch Academy of Esthetic Dentistry en heeft in binnen- en buitenland nascholing gegeven, waarbij zijn voorliefde uitgaat naar parodontale plastische regeneratieve chirurgie en multidisciplinaire casuïstiek.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Giles de Quincey tijdens het congres Chirurgie van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Cosmetische tandheelkunde, Kennis, Thema A-Z