Meer cariës bij tieners, minder cariës bij 5-jarigen

Meer cariës bij tieners, minder cariës bij 5-jarigen

Tieners hadden in de afgelopen jaren meer cariës en ze poetsen te weinig. De mondgezondheid van 5-jarigen is daarentegen verbeterd. Dat blijkt uit het Signalement Mondzorg 2018 van het Zorginstituut, uitgevoerd door TNO.

Het signalement laat de resultaten zien van onderzoek naar mondgezondheid van jongeren waarbij vergeleken is met onderzoeken uit 2011. Gebitten van kinderen en jongeren van 5, 11, 17 en 23 jaar werden onderzocht. 5-jarigen blijken minder cariës te hebben hebben dan zes jaar geleden. Dit geldt ook voor de 23-jarigen. Tieners hebben flinker meer cariës. Zie de tabel hieronder met cariëspercentage per leeftijdsgroep in 2018 versus 2011.

 

 Signalement-mondzorg

Verschillen mondgezondheid tussen groepen

De resultaten van het onderzoek zijn ingedeeld in sociaaleconomische (SES) groepen op basis van opleidingsniveau (hoog en laag). Hieruit blijkt dat er nog grote sociaaleconomische mondgezondheidsverschillen zijn tussen de SES-groepen.

  •  5-jarigen
    Bij de 5-jarigen in de hoge SES-groep hebben meer kinderen een gaaf gebit dan in de lage SES-groep.
  • 11-jarigen
    Bij 11-jarigen is zowel in de hoge als de lage SES-groep het percentage met een gaaf gebit tussen 2011 en 2017 afgenomen. In de hoge SES-groep hebben meer kinderen een gaaf gebit dan in de lage SES-groep.
  • 17-jarigen
    Bij 17-jarigen is de in 2011 vastgestelde verbetering van mondgezondheid gestagneerd en is in de hoge SES-groep zelfs verslechtering te zien. In de hoge SES-groep komt wel minder cariës voor. De mondhygiëne van 17-jarigen laat ook te wensen over, vooral in de lage SES-groep.
  • 23-jarigen
    Bij 23-jarigen heeft de hoge SES-groep minder cariës dan de lage. In de lage SES-groep is er wel een verbetering in de afgelopen 6 jaar waarneembaar, terwijl in de hoge SES-groep de gaatjes juist toenemen. Ook bij 23-jarigen laat de mondhygiëne vooral in de lage SES-groep te wensen over.

Slechtere mondgezondheid bij migratieachtergrond

Het valt de onderzoekers ook op dat jongeren met een migratieachtergrond – zowel binnen de hoge als lage SES-groep – een slechter gebit hebben dan jongeren zonder migratieachtergrond.

Toename (erosieve) gebitsslijtage

Verder is een sterke toename te zien van (erosieve) gebitsslijtage: een vijfde van de 17-jarigen en ruim de helft van de 23-jarigen vertoont slijtage tot in het tandbeen.

Het Zorginstituut zal in de komende tijd met partijen in de mondzorg – zorgverleners, patiënten en zorgverzekeraars – bespreken welke stappen zij kunnen zetten om tot verbetering te komen.

Bron:
Signalement Mondzorg 2018

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Mondhygiëne, Thema A-Z
Esthetisch-restauratieve behandelplanning: antwoorden op opkomende vragen

Esthetisch-restauratieve behandelplanning: antwoorden op opkomende vragen

Een esthetisch restauratief plan opstellen kan in de praktijk soms lastig zijn of vragen oproepen. Zoals: welke volgorde kunnen we het beste aanhouden? Of: is het goed om te infiltreren of toch juist liever bleken? Maak ik in dit geval gebruik van composiet of keramiek? Kortom: ondanks dat we (mede dankzij de digitale fotografie) goed inzicht kunnen verkrijgen in hoe te behandelen, komen in de praktijk mogelijk toch de nodige vragen op.

Behandeldoelen

Dagelijks zijn we bezig met het restaureren en herstellen van de dentitie van onze patiënten. Daarbij zouden we onszelf de volgende doelen moeten stellen als uitgangspunt voor de behandelingen in de mond.

1.Behoud van mondgezondheid en het voorkomen van ziektes en iatrogene schade

2.Morfologie van natuurlijk dentitie nastreven. Daarbij rekening houdend met:

  • Minimale schade aanbrengen aan de tanden en kiezen
  • Creëren van een langdurig esthetisch eindresultaat
  • Gebruik maken van (wetenschappelijk) onderbouwde behandelingen

3. Stabiliteit van de orale weefsels voor de lange termijn creëren door:

  • Reinigbare restauraties toe te passen en de
  • Regelmatige controle van de mondhygiëne

Minimaal invasief

Minimaal invasieve tandheelkunde past goed bij deze behandeldoelen. Door niet meer volledig te omslijpen, maar de voorkeur te geven aan partiële restauraties. Om zo gezond glazuur en dentine waar mogelijk te behouden. Bij een volledige omslijping wordt drie keer meer weefsel afgenomen. Een terechte vraag die daarbij opkomt; maakt een kroon dan uiteindelijk het element ook echt sterker? Uit onderzoek is gebleken dat een tand met een facing, waarbij de preparatie uitsluitend in het glazuur gelegen is, even sterk is als een gewone tand. Maar onderzoek heeft ook aangetoond dat een kroon met een preparatie tot in het dentine significant minder sterk is dan een gave tand. Bij voorkeur zou gekozen moeten worden voor partiële restauraties, waarbij ook minder kans is op endodontische behandelingen.

Progressief behandelconcept

Het progressief behandelconcept is een concept waarbij (gecompliceerde uitgebreide) behandelplannen opgedeeld worden in behapbare delen (stappen), waardoor uiteindelijk een voorspelbaar en overzichtelijk behandelplan kan worden uitgewerkt. Bij het concept worden alle aspecten van de tandheelkunde meegenomen en overwogen en in de juiste en meest voorspelbare volgorde uitgevoerd.
In het concept wordt eerst gekeken naar de parodontologie en mondhygiëne, endodontologie en cardiologie. Is de mondhygiëne op orde en/ of is scalen of rootplanen nodig? Zijn er apicale problemen, is herbehandeling nodig of toch een apexresectie? Is er sprake van primaire en secundaire cariës?
Pas daarna wordt eventueel overgegaan tot de orthodontie, waarbij de tanden weer op de juiste plek worden geplaatst. Vervolgens wordt, indien nodig, (eventueel tijdens orthodontische behandeling) overgegaan tot parodontale, implantologische en orthognatische chirurgische ingrepen. Na afronding van chirurgie en orthodontie komen chemische behandelingen zoals microabrasie en bleken aan de orde. Daarmee is het initiële deel van het concept afgerond. Pas dan komt het restauratieve deel aan bod door middel van composiet of keramiek. Gedurende de gehele behandeling lijkt het wel voor de hand liggend dat de (restauratieve) tandarts de regisseur van het concept is en dat hij de patiënt ook al vanaf het begin van het traject ziet.

Het progressieve behandelconcept werd ten aanzien van verschillende gebitssituaties toegelicht:

1. Verkleurde tand

Bij een verkleurde tand zou het progressief behandeltraject er als volgt uit kunnen zien:
stap 1: endodontische behandeling (her-endo, peri-apicale problemen, apexresectie)
stap 2: chemische behandeling (intern of extern bleken)
stap 3: composiet restauratie en/ of
stap 4: keramiek (partieel of volledig)

Casus verkleurde frontelementen

In de casus met twee verkleurde frontelementen die in het verleden al endodontisch waren behandeld, werd uiteindelijk gekozen voor het opnieuw bleken van de elementen. Dit terwijl de verwijzer verzocht om kleurcorrectie met behulp van facings. Het ging in deze casus om beide centrale incisieven, waarbij het buccale glazuur nog volledig intact was. De vormgeving was eigenlijk nog te fraai om deze te omslijpen en van facings te voorzien. In plaats daarvan werd besloten de elementen endodontisch te herbehandelen. Na een goede endodontische afsluiting werd nogmaals intern gebleekt. Daarbij is het van belang om na het bleken het element niet direct met composiet af te sluiten. Door het bleken zijn er nog te veel vrije zuurstofradicalen in het element aanwezig, waardoor de hechting van composiet wordt aangetast. Het is van belang hier in ieder geval twee weken mee te wachten door bijvoorbeeld in het element teflon in te sluiten en dit af te dekken met een laagje composiet. Een goede hechting van het composiet dat uiteindelijk definitief wordt aangebracht, zal de kans op verkleuring achteraf verkleinen. Bij de keuze van het composiet is het wel van belang de juiste kleur en opaciteit van het composiet toe te passen.

2. White spots

Tegenwoordig worden ‘white spots’ steeds vaker behandeld door deze te infiltreren. Het is wel verstandig om in deze situaties aan te geven dat door de behandeling de tanden ook donkerder zullen worden. Aangezien de witte vlekjes er ook voor zorgen dat de tanden lichter ogen. Het is dan ook verstandig om voorafgaand aan de infiltratie techniek eerst extern te bleken. Het komt regelmatig voor dat patiënten uiteindelijk afzien van de behandeling, omdat ze dan al tevreden zijn, doordat het kleurverschil met de tanden en de ‘white spots’ kleiner zijn geworden.

3. Crowding

Het progressief behandelconcept bij crowding kan er als volgt uit zien:
Stap 1: Orthodontie gingivale uitlijning
Stap 2: Orthognatische chirurgie
Stap 3: Orthodontie afronding
Stap 4: Chemisch bleken
Stap 5: Composiet restauraties
Stap 6: Keramiek partiele of volledige omslijping
Als de elementen niet netjes in de boog staan, dan gaat de voorkeur uit naar orthodontische behandeling. Bij voorkeur afwijkende tandstand niet gaan compenseren of maskeren met restauratieve behandeling. De zogenoemde ‘compensatie orthodontie’ zou in principe alleen dan toepast mogen worden als orthodontie echt geen optie is.

4. Trauma

Het progressief behandelconcept na trauma én bij behoud van het aangedane element:
stap 1: endodontische behandeling
stap 2: chemische behandeling (veelal intern)
stap 3: composiet, na intern bleken kan de behandelaar aan de slag met composiet
stap 4: orthodontie
stap 5: keramiek, eventueel kan het element nog worden gerestaureerd met keramiek
Of een mogelijk progressief behandelconceptt na trauma met verlies element:
stap 1: implantologie is er voldoende bot, plaatsing, inclinatie implantaat (verschroefd of gecementeerd)
Stap 2: parodontologie dikte van de gingiva, bot
Stap 3: chemische behandeling bleken (veelal intern)
Stap 4: keramiek tijdelijke kroon van composiet, definitieve kroon

5. Autotransplantatie

Bij verlies van een element kan gedacht worden aan implantologie, maar ook autotransplantatie wordt steeds vaker succesvol toegepast. In de gepresenteerde casus waren de frontelementen na trauma richting de neus omhoog de kaak in geschoten. De elementen zijn destijds wel teruggeplaatst, en voorzien van een nette endodontische behandeling. Maar uiteindelijk bleek er toch sprake van externe wortelresorptie met verlies van beide centrale incisieven tot gevolg. In zo’n situatie kan gekozen worden voor autotransplantatie. Elementen met een nog open apex, in deze casus de premolaren, werden geautotransplanteerd. Al voordat de behandeling plaats vond, werd aan de hand van een CBCT scan een 3D print gemaakt van de vorm van radices. Met behulp van deze print kan voorafgaand aan de extractie het wondbed worden geprepareerd in de juiste vormgeving. Door deze werkwijze kan de autotransplantatie zo snel mogelijk worden uitgevoerd, wat de kans van slagen vergroot. De twee premolaren werden geplaatst ter vervanging van de frontelementen. Na verloop van tijd kwamen de premolaren verder door. En uiteindelijk werden beide elementen restauratief met composiet omgevormd tot centrale incisieven. Daarna werden ze orthodontisch in de rij gezet.

6. Slijtage

Stap 1: Orthodontie gingivale uitlijning
Stap 2: Chemisch bleken
Stap 3: Composiet restauraties
Stap 4: Keramiek partiele of volledige omslijping
Met betrekking tot slijtage kan onderscheid gemaakt worden tussen slijtage mét en slijtage
zonder verlies van verticale dimensie. Bij verlies van verticale dimensie is het van belang eerst orthodontisch te openen en pas daarna over te gaan tot het restauratieve deel. Ook is het bij slijtage in het front belangrijk om voorafgaand aan het opbouwen het front gingivaal uit te lijnen. Verder is het ook een optie om met composiet verticale dimensie te openen door zijdelingse delen op te bouwen.

Composiet versus keramiek

Met de huidige composieten zijn esthetisch zeer fraaie resultaten te bereiken. Maar hoe goed doet composiet het nu eigenlijk echt in het front, ook op de langere termijn? Composiet degradeert in verloop van de tijd meer dan porselein en wordt daardoor op den duur doffer van kleur. Door degradatie komen ‘fillers’ uiteindelijk aan het oppervlakte, waardoor de restauratie dof wordt.
In onderstaande tabel worden keramiek en composiet met elkaar vergeleken door aan verschillende eigenschappen van de beide materialen sterren toe te kennen, waarbij 5 sterren het hoogst haalbare is. De tabel geeft een mooi overzicht van de voor- en nadelen van keramiek en composiet en is handig te gebruiken om de patiënt te informeren

  Keramiek Composiet
Esthetiek/ kleur/ morfologie 5 3
Minimaal invasief 4 5
Biocompatibel/ degradatie 5 3
Kosten/ tijd 3 4
Herstelbaar 3 4

Dr. Marco Gresnigt is in 2005 cum laude afgestudeerd aan de Rijksuniversiteit Groningen. In januari 2012 is hij gepromoveerd op de adhesieve bevestiging van facings. Hij is werkzaam op het centrum voor bijzondere tandheelkunde in het Martini Ziekenhuis Groningen waar hij restauratieve en esthetische behandelingen uitvoert met behulp van een operatiemicroscoop. Op de universiteit van Groningen verricht Marco onderzoek op het gebied van de restauratieve/adhesieve tandheelkunde en doceert hij de esthetische en reconstructieve tandheelkunde. Hij begeleidt meerdere promovendi en publiceert in internationale tijdschriften, met name op het gebied van de adhesieve restauratieve tandheelkunde, en geeft zowel nationaal als internationaal lezingen en cursussen op het gebied van esthetische en adhesieve tandheelkunde. Marco is lid van de internationale Bio-Emulation Group.

Verslag door tandarts en praktijkeigenaar Nynke Tymstra, voor dental INFO van de lezing van dr. Marco Gresnigt tijdens het congres Restaureren2018 van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Cosmetische tandheelkunde, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Schaalvergroting mondzorg in Duitsland: beleggers ontdekken tandheelkundige markt

Schaalvergroting mondzorg in Duitsland: beleggers ontdekken tandheelkundige markt

Het hebben van een eigen praktijk is duur, wat er voor zorgt dat steeds meer tandartsen aan de slag gaan in grotere zorgcentra en ketens. Ook zijn dit de plekken waar in toenemende mate in wordt geïnvesteerd. Dit brengt echter een aantal problemen met zich mee. Ook in Duitsland worden de problemen van schaalvergroting en ketenvorming steeds meer gemerkt.

Minder mondzorg buiten steden

Een van de problemen die de KZBV, de Duitse tandartsenvereniging, voorziet is een gebrek van mondzorg buiten steden. Investeerders zullen namelijk steeds meer gaan beleggen in zorgcentra in de grotere steden, en niet in kleinere praktijken op het platteland. Wolfgang Eßer, CEO van de KZBV, noemt deze trend ‘de grootste trend die ooit in de tandheelkunde heeft bestaan’.

Nieuwe beleggers op tandheelkundige markt

Een grote groep beleggers die al op grote schaal verpleeghuizen exploiteren lijken nu ook de miljardenhandel van de plus minus 63.000 tandartsen in Duitsland te hebben ontdekt. In een nieuwe analyse van de KZBV kwamen al zeven nieuwe actieve beleggers. Een van deze is het fonds Nordic Capital, dat ook actief is op de Nederlandse markt, die een praktijkgroep uit Keulen en Frankfurt heeft opgekocht. Ook koffiemerk Jacobs, in Nederland onderdeel van Jacobs Douwe Egberts, mengt zich in de markt met de ‘Colosseum Dental Group’.

Minder ruimte voor kleinere tandartspraktijken

Sinds een wetswijziging in 2015 is investeren in medische zorgcentra met artsen van één specialiteit toegestaan. Dit zou het aanbod op het platteland moeten verbeteren. Echter hebben veel investeerders met name een winstdoel voor ogen, wat ervoor zorgt dat zij zich met name focussen op grotere zorgcentra, met als gevolg dat veel kleinere tandartsen moeten sluiten.

Steeds meer tandartsen werken in loondienst

Thilo Kaltenbach, gezondheidsexpert bij consultancy bureau Roland Berger: ‘Er is een duidelijke trend naar financiële investeerders in de tandheelkundige industrie. Beleggers profiteren van het feit dat het opzetten van eigen praktijken voor jonge tandartsen steeds meer als onaantrekkelijk wordt ervaren. Velen schrikken namelijk af door de hoge investering die moet worden gemaakt voor en het grote risico van het opzetten van een eigen praktijk. Een werknemerscontract heeft daarom steeds vaker de voorkeur.’ Het aantal tandartsen in loondienst bij zorgcentra is in 2017 alleen al met 70 procent gestegen tot 1.350.

Beleggers in de mondzorg: positief of negatief?

Daniel Wichels, CEO van een grote tandartsketen met het hoofdkantoor in Hamburg, is het echter niet eens met de KZBV over het feit dat de schaalvergroting in de mondzorg lijdt tot een gebrek een zorg in de landelijke gebieden. Hij geeft aan dat zij ook centra buiten de steden hebben, maar dat de meeste zich simpelweg wel in steden bevinden omdat hier meer mensen wonen, en dus op zoek zijn naar zorg. Daarnaast benadrukt hij dat bij elk zorgcentrum het medisch management in handen is van de tandartsen zelf.

De KZBV blijft echter bij hun punt en hoopt dat investeerders in de mondzorg in de nabije toekomst zullen worden verbannen. Dit wordt echter niet vermeld in een lopende wet in de Bondsraad. De KZBV eist daarom voor nu met name dat iedereen die een zorgcentra opzet al tandheelkundige ervaring moet hebben, en dat de centra binnen hun eigen regio blijven.

De KZBV zijn niet de enige die sterk tegen investeerders in de mondzorg zijn. De meerderheid van de afgevaardigden van het Council of European Dentists (CED) is het met hen eens. Tijdens een plenaire sessie in Brussel uitten zij scherpe kritiek en werd gewaarschuwd voor een toenemende commercialisering van tandheelkundige diensten in Europa, met nu al negatieve voorbeelden afkomstig uit Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Volgens de CED zou deze commercialisering de vertrouwelijke relatie tussen tandarts en patiënt beschadigen. Daarnaast brengt de ketenvorming een acuut leveringsrisico met zich mee, mocht een keten hun activiteiten (tijdelijk) moeten staken. Het advies van de CED is daarom duidelijk: zorg dat alle tandartspraktijken en -ketens blijvend worden beheerd door tandartsen die hier zelf ook werkzaam zijn.

Bron:
ZWP-online.info

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Draagt informatie over de mondgezondheid bij aan een betere voorspelling van kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen

Draagt informatie over de mondgezondheid bij aan een betere voorspelling van kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen?

Babette Everaars, onderzoeker aan de Hogeschool Utrecht, ACTA en het Julius Centrum (UMCU), promoveert momenteel op dit onderwerp met het project ‘PRIMa mond CARE’. Bij dit project worden mondgezondheidgegevens toegevoegd aan het OM U programma, een interventie waar kwetsbare ouderen proactief worden opgespoord en zorg op maat ontvangen.  Bij het PRIMa mond CARE project, wordt onderzocht of de voorspelling van kwetsbaarheid van ouderen nauwkeuriger wordt door de toegevoegde mondgezondheidgegevens. Het onderzoek vindt plaats in Gezondheidscentrum Maarn-Maarsbergen.

Associatie algemene gezondheid en mondgezondheid

Er is een groeiend bewijs aan associaties tussen de algemene gezondheid en mondgezondheid in de literatuur 1-3. Met name wanneer men ouder wordt en de kans op kwetsbaarheid groter wordt, lijken de associaties tussen de algemene gezondheid en mondgezondheid nog belangrijker te worden. Toch wordt de mondzorg vaak als apart zorgdomein gezien door zorgprofessionals, terwijl een interprofessionele aanpak essentieel is voor kwetsbare zorggroepen. De toenemende kwetsbaarheid bij zelfstandig wonende ouderen en verminderde zelfzorg, resulteren uiteindelijk vaak in mondgezondheid gerelateerde complicaties. Eerder onderzoek in Nederland liet zien dat 72% van de ouderen een slechte mondhygiëne had, 70% had cariës en 62% had afgebroken tanden en kiezen op het moment van verpleeghuisopname 4. Ook blijkt uit de literatuur dat ouderen minder frequent de mondzorgprofessional bezoeken 5. Dat kwetsbaarheid invloed heeft op de mondgezondheid, blijkt uit deze studies. Andersom, onderzoek naar de rol van mondgezondheid in de ontwikkeling van kwetsbaarheid is schaars.

Door het toenemende bewijs naar de associaties tussen de algemene gezondheid en mondgezondheid is het van belang te onderzoeken in hoeverre een slechte mondgezondheid bijdraagt aan de ontwikkeling van kwetsbaarheid. Onderzoek naar de voorspellende rol van mondgezondheid in de ontwikkeling van kwetsbaarheid is tot nu toe niet uitgevoerd.  Als men beter in beeld heeft welke factoren bijdragen aan de voorspelling van kwetsbaarheid kunnen zorgprofessionals betere zorg op maat leveren en meer inspelen op de behoefte van de oudere patiënt.

Uitvoering van het onderzoek

Vanuit het nationaal programma ouderenzorg (NPO) is in 2013 het OM U zorgprogramma ontwikkeld om kwetsbare ouderen vroegtijdig op te kunnen sporen vanuit de huisartsenpraktijk 6. Bij het OM U programma worden potentieel kwetsbare ouderen door middel van een softwaretool, U-PRIM genaamd, binnen het Huisartsen Informatie Systeem opgespoord. Dit gebeurt aan de hand van drie risicofactoren: multimobiditeit, polyfarmacie en een consultatiegap bij de huisarts. Ouderen die als potentieel kwetsbaar uit deze eerste screening komen, komen in aanmerking voor het U-CARE programma. In de U-CARE fase ontvangt de potentieel kwetsbare oudere een vragenlijst: de Groningen Frailty Indicator (GFI)7. Op basis van de GFI score krijgen de ouderen een huisbezoek door de praktijkverpleegkundige, waarna zorg op maat geleverd kan worden.

Uit een recentelijk onderzoek naar de effectiviteit van het OM U programma, kwam naar voren dat de interventiegroep significant minder achteruit gaan in dagelijks functioneren ten op zichte van de controle groep. Echter, de verschillen waren klein en er werd wordt geconcludeerd dat optimalisering van het programma en onderzoek met een langere follow-up gewenst is 8. Het PRIMa mond CARE project sluit aan op deze behoefte.

De projectnaam PRIMa mond CARE is afgeleid van U-PRIM en U-CARE. Er worden gegevens verzameld over: tandartsconsultatiegap, extracties, cariësbehandelingen, DPSI score, gebitsstatus en spoedconsultatie (zie afbeelding 1). Deze tandartsgegevens van de patiënt worden gekoppeld aan de gegevens van U-PRIM. Daarnaast is de GFI vragenlijst uitgebreid met twee vragen over mondgezondheid.
Ouderen die op basis van een hoge score op de GFI een huisbezoek ontvangen van de praktijkverpleegkundige, worden gescreend op mondgezondheidsproblemen. Dit mondonderzoek wordt afgenomen met behulp van de Oral Health Assesment Tool (OHAT) (afbeelding 2). Met de OHAT worden acht items op een drie-punt schaal beoordeeld op ’gezond’, ‘afwijkend’ of ‘ongezond’ en deze helpen de praktijkverpleegkundige bij het signaleren van mondgezondheidsproblemen en het doorverwijzen naar een mondzorgprofessional. Het onderzoek bestaat uit verschillende fasen waarin onderlinge verificatie plaatsvindt (zie afbeelding 1). In het kader van het PRIMa mond CARE project hebben alle 1842 60-plussers bij de start van het onderzoek een GFI vragenlijst ontvangen, ook de mensen die niet als potentieel kwetsbaar uit stap 1 (U-PRIM) kwamen. Op deze manier kunnen we onderzoeken of door het toevoegen van mondgezondheidgegevens aan U-PRIM de voorspelling van kwetsbaarheid van ouderen nauwkeuriger wordt.

Draagt informatie over de mondgezondheid bij aan een betere voorspelling van kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen?

Klik op de afbeelding voor de vergrote versie 

Follow-up

Om te onderzoeken of kwetsbaarheid nauwkeuriger is te voorspellen met de toevoeging van mondgezondheid gegevens in vergelijking met het originele OM U programma, is het nodig om zogenoemde ‘eindpunten’ van kwetsbaarheid te verzamelen. Deze eindpunten zijn conform het originele OM U programma gedefinieerd als: sterfte, opname in een instelling, opname in een ziekenhuis en het consulteren van een huisarts buiten kantoortijden6. Na de follow-up van twee jaar zal in kaart worden gebracht welke ouderen een van deze eindpunten bereikt hebben.

Eerste voorlopige resultaten

Op basis van de respons en volledige data (N=1202), blijkt dat 53% van de 60-plussers kwetsbaar is op basis van het U-PRIM instrument. Op basis van de GFI vragenlijst is 19% kwetsbaar. 22% van de ouderen ervaart wel eens pijn, een droge mond of andere ongemakken in de mond. Van de ouderen is 14% niet meer bij de tandarts geweest in de laatste 1,5 jaar en 10% geeft aan geen tandarts te hebben. Van 908 ouderen zijn tandheelkundige gegevens achterhaald: hiervan bleek 53% een natuurlijke dentitie te hebben, 20% een gedeeltelijke prothese te hebben en ongeveer 2% een volledige prothese (waarvan de helft implantaat gedragen). 46% van de ouderen met een natuurlijke dentitie onderging een cariësbehandeling in de laatste 1,5 jaar en 11% onderging een spoedconsult of pijnklachtbehandeling.

Status en planning

Momenteel bevindt het onderzoek zich in de laatste fase van de follow-up. In november 2018 zullen de laatste eindpunten verzameld worden. Het eerstvolgende artikel zal de associaties tussen mondgezondheid en kwetsbaarheid beschrijven. Vervolgens zal een predictiemodel gemaakt worden met de kwetsbaarheid- en mondgezondheid gegevens. Een review met betrekking tot screeningsinstrumenten voor niet-tandheelkundige zorgprofessionals  om de mondgezondheid bij ouderen te screenen is aangeboden voor publicatie.

Het onderzoek is een samenwerking tussen Hogeschool Utrecht, ACTA en het Julius Centrum (UMCU) en Babette wordt in haar onderzoek begeleid door dr. Katarina Jerković – Ćosić, dr. N. Bleijenberg, Prof. dr. N.J. de Wit en Prof. dr. G.J.M.G. van der Heijden.
Samenwerkingspartners: NUZO, Gezondheidscentrum Maarn-Maarsbergen, Centrum voor Tandheelkunde Maarn

B.Everaars, MSc., dr. K. Jerković – Ćosić, dr. N. Bleijenberg, Prof. dr. N.J. de Wit, Prof. dr. G.J.M.G. van der Heijden

Door: Babette Everaars, onderzoeker aan de Hogeschool Utrecht, ACTA en het Julius Centrum (UMCU)

Draagt informatie over de mondgezondheid bij aan een betere voorspelling van kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen?

Bronnen:

1. Teeuw WJ, Gerdes VE, Loos BG. Effect of periodontal treatment on glycemic control of diabetic patients: A systematic review and meta-analysis. Diabetes Care. 2010;33(2):421-427. doi: 10.2337/dc09-1378 [doi].
2. Nesse W, Abbas F, Vissink A. Relatie tussen parodontale gezondheid en algemene gezondheid 1 luchtweginfecties en hart- en vaatziekten. Ned Tijdschr Tandheelkd. 2006(113):186-190.
3. Scannapieco FA, Bush RB, Paju S. Associations between periodontal disease and risk for nosocomial bacterial pneumonia and chronic obstructive pulmonary disease. A systematic review. Ann Periodontol. 2003;8(1):54-69. doi: 10.1902/annals.2003.8.1.54 [doi].
4. Hoeksema AR, Spoorenberg S, Peters LL, et al. Elderly with remaining teeth report less frailty and better quality of life than edentulous elderly: A cross-sectional study. Oral Dis. 2017;23(4):526-536. doi: 10.1111/odi.12644 [doi].
5. Niesten D, van der Sanden, W J M, Gerritsen AE. De invloed van kwetsbaarheid op mondzorggedrag en tandartsbezoek van ouderen. Ned Tijdschr Tandheelkd. 2015;122:210-216.
6. Bleijenberg N, ten Dam VH, Drubbel I, Numans ME, de Wit NJ, Schuurmans MJ. Development of a proactive care program (U-CARE) to preserve physical functioning of frail older people in primary care. J Nurs Scholarsh. 2013;45(3):230-237. doi: 10.1111/jnu.12023 [doi].
7. Schuurmans H, Steverink N, Lindenberg S, Frieswijk N, Slaets JP. Old or frail: What tells us more? J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2004;59(9):962. doi: 59/9/M962 [pii].
8. Bleijenberg N, Drubbel I, Schuurmans MJ, et al. Effectiveness of a proactive primary care program on preserving daily functioning of older people: A cluster randomized controlled trial. J Am Geriatr Soc. 2016;64(9):1779-1788. doi: 10.1111/jgs.14325 [doi].

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

Loepbril: alleen bij juiste aanmeting positief voor werkhouding

Mondzorgprofessionals maken regelmatig gebruik van vergrotingsapparatuur zoals een loepbril. Dit hulpmiddel kan ergonomisch werken bevorderen, maar het gebruik van een niet-aangemeten bril heeft juist een ongunstig effect op de werkhouding. Aan het woord is Jacqueline Bos-Huizer, bedrijfsoefentherapeut en ergonomisch adviseur.

Soorten vergrotingsapparatuur

In de tandheelkunde en mondzorgkunde wordt gewerkt met loepbrillen en microscopen. Mondhygiënisten werken doorgaans niet met microscopen; in het buitenland gebeurt dit soms wel door mondhygiënisten die in de parodontologie werken. Microscopen worden vooral gebruikt in de endodontologie en parodontologie, maar ook in de restauratieve tandheelkunde en de algemene tandheelkunde. Naar het effect van het werken met microscopen in de tandheelkunde op de fysieke belasting zijn nog onvoldoende studies gedaan. Over het werken met loepbrillen is meer bekend.

Neutrale werkhouding

Bij het werken vanuit een neutrale houding, ontstaat een bepaalde kijkafstand. Dit is de afstand van de ogen tot het werkveld in de mond. Bij de neutrale houding heeft de wervelkolom de natuurlijke S-vorm en maakt de nek een buiging van maximaal 25 graden.

Kijkafstand

De kijkafstand is verschillend per individu. Voor een kleine tandarts kan deze bijvoorbeeld 35 cm zijn en voor een lange tandarts meer dan 50 centimeter. Essentieel is dat je vanuit een neutrale houding optimaal zicht hebt om het werk goed uit te voeren bij de dan ontstane kijkafstand. Is dat niet het geval, dan kan dat een reden zijn om met vergrotingsapparatuur te gaan werken, zoals een loepbril.

Loepbril

Uit ergonomisch oogpunt is het van groot belang dat een loepbril op maat aangemeten wordt. Elke loepbril die standaard is, dwingt de gebruiker om de kijkafstand aan te nemen waarop de loep standaard is ingesteld. Ergonomie is altijd maatwerk; de werkplek of een hulpmiddel wordt aangepast aan de persoon. Een goed aangemeten loepbril gaat onder andere uit van de individuele kijkafstand en de individuele inclinatiehoek van de loep in het montuur. Deze worden gemeten vanuit een neutrale houding, bij voorkeur op de eigen werkplek.

Vergroting

Er moet gekozen worden voor niet meer vergroting dan nodig is. Een vergroting van 2 tot 2,5 is ruim voldoende om de kijkafstand te overbruggen. Bij een dermate ‘kleine’ vergroting is de scherpte-diepte (de kijkafstand waarover je scherp zicht in de mond hebt) groter dan bij meer vergroting. Dit laatste maakt het werk meer statisch. Sommige loepbrillen hebben een scherpte-diepte van bijvoorbeeld 3 centimeter, wat volstrekt onvoldoende is om nog dynamisch te kunnen werken. Dit is geen ergonomische oplossing.

Zichtveld

Om prettig met een loepbril te kunnen werken moet gekozen worden voor een loepbril met een groot en breed zichtveld. Dit geeft zoveel mogelijk overzicht. Door een goede oogmeting te laten doen door de opticien of optometrist die de loepbril aanmeet, kan rekening gehouden worden met de benodigde oogcorrectie. Dit zijn essentiële aspecten die bij het aanmeten van loepbrillen in acht genomen moeten worden. Helaas is de praktijk weerbarstig; volgens recent nog niet gepubliceerd onderzoek door een gerenommeerde universiteit wordt 83% van de loepbrillen niet goed aangemeten. Ongunstige houdingen bij het gebruik van de bril zijn het gevolg.

Loepbril: alleen bij juiste aanmeting positief voor werkhouding

Ongunstige werkhouding bij werken met loepbril

Loepbril: alleen bij juiste aanmeting positief voor werkhouding

Jacqueline Bos-Huizer, bedrijfsoefentherapeut en ergonomisch adviseur, richtte in 2005 BBO-ergo op. BBO-ergo verzorgt ergonomisch onderzoek, participeert in wetenschappelijk onderzoek, verzorgt ergonomische training op de werkplek en begeleidt bij het inrichten of aanpassen van werkplekken voor tandartsen, medisch specialisten en dierenartsen. Jacqueline spreekt (inter)nationaal over tandheelkundige ergonomie en de specifieke aspecten voor de diverse specialisaties zoals endodontologie, orthodontie, parodontologie, implantologie, kindertandheelkunde, microchirurgie en mondhygiëne. Jacquelines missie is mensen een gezonde werkwijze aan te leren. Vanuit haar achtergrond als oefentherapeut is ze in staat om een comfortabele, gezonde en efficiënte manier van werken aan den lijve te laten ervaren.

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z
3D-geprinte prothese met medicijnen kan mogelijk infectie bestrijden

3D-geprinte prothese met medicijnen kan mogelijk infectie bestrijden

Bijna twee-derde van de Amerikaanse kunstgebit-dragende populatie lijdt aan frequente schimmelinfecties die ontsteking, roodheid en zwelling in de mond veroorzaken. Voor een betere behandeling van deze infecties, zijn onderzoekers aan de Universiteit van Buffalo overgestapt op 3D-printers.

Antischimmelmedicijn

Zij gebruiken de machines om kunstgebitten te maken die gevuld zijn met microscopisch kleine capsules. De capsules geven periodiek amfotericine B, een antischimmelmedicijn, af.

Verminderen en voorkomen

Een recente studie ontdekte dat dit gevulde kunstgebit de schimmelgroei kan verminderen. In tegenstelling tot de huidige behandelopties, kan dit nieuwe gebit ook helpen bij het voorkomen van de infecties. Met name onder ouderen, gehospitaliseerde of gehandicapte patiënten is dit van onschatbare waarde.

Tijd- en kostenbesparend

‘De grote impact van dit innovatieve 3D-afdruksysteem is de potentiële impact op het besparen van kosten en tijd,’ zegt Praveen Arany, de senior auteur van de studie. Artsen kunnen met deze technologie binnen een mum van tijd aangepaste prothesen maken. Voorheen kon de productie variëren van enkele dagen tot weken.

Meerdere toepassingen

Volgens Arany kan dit onderzoek ook toegepast worden op verschillende andere klinische therapieën, waaronder spalken, stents, afgietsels en prothesen.

Even sterk

Voor het kunstgebit werd, net zoals bij de medicijnloze versie, acrylamide gebruikt als materiaal.

Medicatie

Om de afgifte van medicatie in de geprinte prothesen te onderzoeken, vulde het team het antischimmelmiddel in biologisch afbreekbare microsferen. De microsferen beschermen het medicijn tijdens het warmteprintproces en laten de afgifte van medicatie toe wanneer deze geleidelijk afneemt.

Toekomstig onderzoek

Toekomstig onderzoek heeft tot doel de mechanische sterkte van driedimensionale geprinte protheses te versterken met glasvezels en koolstof nano-buisjes. Ook willen de onderzoekers zich concentreren op het opnieuw instellen van kunstgebitten om de juiste pasvorm te behouden.

Video

 

Bron: buffalo.edu

Lees meer over: Tandprothese | techniek, Thema A-Z
Nationale Suiker Challenge: doe jij mee?

Nationale Suiker Challenge: 19 t/m 25 november 2018

Nederlanders krijgen iedere dag gemiddeld 1,5 tot 2 keer meer suiker binnen dan goed voor ons lichaam is. Het Diabetes Fonds organiseert daarom van 19 t/m 25 november de Nationale Suiker Challenge: een week lang eten en drinken zonder toegevoegde suikers.

Teveel suiker

Te hoge suikerinname is een belangrijke oorzaak van overgewicht. Momenteel heeft bijna de helft van alle volwassenen in Nederland overgewicht, wat de kans op diabetes type 2 vergroot.

Gratis meedoen

Suiker zit vaak verstopt in producten onder een schuilnaam. Inschrijven voor de Nationale Suiker Challenge kan gratis. Tijdens deze week ontvang je iedere dag een e-mail met handige tips en gezonde recepten. Meedoen is lekker, leerzaam en gezond.

Inschrijven voor Nationale Suiker Challenge

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid

Het mondzorggedrag, de mondgezondheid en life-style van eerstejaars studenten Mondgezondheid

Retroperspectief cohortonderzoek naar het mondhygiëne gedrag, lifestyle en mondgezondheid bij eerstejaarsstudenten Mondzorgkunde van de Hogeschool Utrecht. Uit de resultaten blijkt dat het over het algemeen goed gesteld is met het mondzorggedrag en de lifestyle van de studenten. Een goed voorbeeld doet goed volgen.

Het databestand dat geanalyseerd werd bevatte gegevens van 98 eerstejaarsstudenten Mondzorgkunde uit Utrecht over het mondzorggedrag (soort tandenborstel, poetsfrequentie en poetstijd) en de lifestyle (rookgedrag, alcohol consumptie en eetmomenten) en de mondgezondheid (hoeveelheid plaque, marginale bloeding, cariësactiviteit en het aantal restauraties).

 


Klik hier voor de vergrote versie: Het mondzorggedrag, de mondgezondheid en life-style van eerstejaars studenten Mondgezondheid

Conclusie

Het onderzoek laat zien dat het over het algemeen goed gesteld is met het mondzorggedrag en de lifestyle van de studenten. Studenten die een poetstijd van 3 minuten aanhielden vertoonden significant minder marginale bloeding (p = 0,036) dan studenten die korter dan 3 minuten poetsen. Deelnemers met als vooropleiding havo of vwo hadden een betere mondgezondheid dan studenten met een MBO vooropleiding. Verder zijn er geen significante verschillen gevonden wanneer er gekeken wordt naar variatie in mondzorggedrag en lifestyle ten aanzien van de mondgezondheid van studenten Mondzorgkunde.
Poster ontwikkeld door:
Deidre Paans en Amy Maassen van den Brink

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
Gebit

Detecteren van cariës in melkgebit met bitewing beelden

Eerder bleek dat bitewing radiografische beelden kunnen helpen bij het vinden van cariës in blijvende tanden in het gebit. Of dit echter ook geldt voor het melkgebit was voorheen onbekend. Daarom besloot L. A. Foster Page om samen met haar collega’s van de tandheelkundige faculteit van de University of Otago in Nieuw-Zeeland te bestuderen hoe goed cariës in het melkgebit gedetecteerd kunnen worden, door bitewing radiografie te vergelijken met een klinisch gebitsonderzoek.

Klinisch onderzoek vs. radiografische afbeeldingen

Voor het onderzoek werden meer dan 500 Nieuw-Zeelandse kinderen tussen de drie en acht jaar oud bestudeerd. 75 procent van deze kinderen was jonger dan zes. Elk kind onderging eerst een klinisch onderzoek, uitgevoerd door een van de dertien deelnemende tandartsen. Daarna maakte elke tandarts een bitewing radiografische afbeelding van het melkgebit, waarop een Belmont Belray 096-C systeem werd toegepast. De tandartsen legden hun bevindingen over de staat van de melktanden, inclusief het aantal gevonden gaatjes, van elk kind vast. Aan de hand van het aantal beschadigde, missende of gevulde melktanden (dmfs) werden de kinderen verdeeld in drie groepen: 0 dmfs, 1 tot 8 dmfs en 9+ dmfs.

Meer gaatjes gedetecteerd met bitewing beelden

Op basis van het klinische onderzoek werden bij 63,1% van de kinderen cariës gevonden, met een gemiddelde dmfs van 4,6. Naar aanleiding van de radiografische afbeeldingen bleken echter 74,7% van de kinderen gaatjes te hebben, met een gemiddelde dmfs van 5,8. Van de 185 kinderen waarbij in eerste instantie geen cariës werden gevonden, bleek dit bij 124 van hen toch wel zo te zijn in de radiografische beelden.

Al met al duidt deze studie aan dat waar het een uitdaging kan zijn om bij kinderen bitewing radiografische beelden te maken, de resultaten weldegelijk nuttig zijn om gaatjes in het melkgebit beter te kunnen detecteren. Foster Page: ‘De resultaten van deze studie tonen aan dat het heel nuttig is om gebruik van bitewing radiografie te overwegen bij kinderen, om gaatjes beter te kunnen vinden en behandelen.’

Bron:
BMC Oral Health

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z, Uncategorized
Malocclusie in verband met slechtere levenskwaliteit

Malocclusie in verband met slechtere levenskwaliteit

Jonge volwassenen met malocclusie kunnen een groter psychologisch ongemak en invaliditeit ervaren dan leeftijdsgenoten zonder malocclusie. Dit blijkt uit bevindingen van nieuw onderzoek naar factoren die de kwaliteit van het leven van Chinese middelbare scholieren ten aanzien van hun mondgezondheid beïnvloeden.

Significante invloed

De studie bevatte verschillende mondgezondheidsproblemen, socio-economische en demografische factoren. Onderzoekers ontdekten dat malocclusie de mondgezondheid-gerelateerde kwaliteit van leven significant beïnvloedde, met name onder 18-jarige studenten in Hong Kong.

Leeftijd van belang

‘Jongvolwassenheid is een tijd waarin de rol van een afhankelijk kind wordt getransformeerd naar een onafhankelijke sociale identiteit,’ schreven de auteurs onder leiding van Ling Sun van de tandheelkundige faculteit van de Universiteit van Hong Kong.

Onderscheidend onderzoek

Mondgezondheid-gerelateerde onderzoeken naar levenskwaliteit trachten het effect van mondgezondheid op het algehele welzijn van proefpersonen te meten. Er zijn echter weinig studies die dit effect van malocclusie voor jonge volwassenen specifiek hebben onderzocht.

De studie

Voor het onderzoek werden op willekeurige wijze 18-jarige studenten van 45 middelbare scholen in Hong Kong geselecteerd. Deze studenten vulden een mondeling gezondheidseffectprofiel in. Hier werd gemeten hoe hun mondgezondheid verschillende aspecten in hun leven beïnvloedt.

Resultaat

De uiteindelijke analyse omvatte 300 studenten. Van alle onderzochte factoren werden alleen het gezinsinkomen en de malocclusie significant geassocieerd met de mondgezondheid-gerelateerde levenskwaliteit van de studenten. Hieruit bleek dat studenten afkomstig uit een huishouden met hoog inkomen hier beduidend minder kans op hebben, in tegenstelling tot de lagere inkomens.

Geen diep effect

‘De invloedfactoren zoals huishoudinkomen en malocclusie kunnen van invloed zijn op de fysieke en psychologische status van proefpersonen,’ schreven de auteurs. ‘Deze effecten waren echter niet diep genoeg om hun dagelijkse leven te bedreigen.’

Onderdeel groter onderzoek

De studie is onderdeel van longitudinaal onderzoek onder studenten van 12 tot 18 jaar. De invloedrijke factoren op de leeftijd van 18 jaar verschillen aanzienlijk van die van 15 en 12 jaar. Tevens beïnvloedt geslacht de mondgezondheid-gerelateerde levenskwaliteit voor studenten van 12 en 15 jaar oud, maar speelt dit geen rol onder 18-jarigen.

Dynamisch construct

Volgens de auteurs suggereren deze resultaten dat proefpersonen van verschillende leeftijden, verschillende ervaringen kunnen hebben met dezelfde aandoening. Dit ondersteunt de hypothese dat de kwaliteit van leven een dynamisch construct is dat in de loop van tijd verandert.

Vervolgonderzoek nodig

Wel merkten de auteurs op dat er verder onderzoek nodig is om dit soort resultaten te kunnen generaliseren. Dit was een transversale analyse en het onderzoeken van verschillende geografische gebieden kunnen tot verschillende resultaten leiden.

 

Bron:
angle.org

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z
Millennials poetsen hun tanden niet goed

Millennials poetsen hun tanden niet goed

Een universiteit in Duitsland heeft onderzoek gedaan naar het poetsgedrag van jongvolwassenen. Uitkomst was dat deze millennials hun tanden wel lang, maar niet goed poetsen. Aan interdentale reiniging werd helemaal nauwelijks gedaan.

Deelnemers onderzoek

De universiteit van Giessen heeft alle inwoners die geboren zijn in 1995 uitgenodigd om mee te doen aan een onderzoek naar tandenpoetsen. Uiteindelijk namen 98 jongvolwassenen hieraan deel. Uitgesloten werden mensen met een mondzorgopleiding, mensen met een beugel, mensen met een beperking die van invloed is op het tandenpoetsen en mensen die gewoonlijk met een elektrische tandenborstel poetsen.

Zo goed mogelijk poetsen

Aan de deelnemers werd gevraagd om zo goed mogelijk hun tanden te poetsen. Ze kregen een normale tandenborstel en tandpasta, flossdraad met en zonder wax en interdentale borsteltjes. Hun poetsbeurt werd gefilmd met een tablet.

Dat deze millennials echt hun best deden tijdens het poetsen bleek wel uit de poetstijd: ze poetsten gemiddeld 3 minuten en 20 seconden. Dat is veel langer dan dat aanbevolen wordt. De manier waarop ze poetsten bleek echter niet goed te zijn.

Occlusale versus palatinale vlakken

Uit de filmbeelden bleek dat de occlusale vlakken drie keer zo lang werden gepoetst als de palatinale vlakken. Het overgrote deel van de deelnemers (80%) sloeg minstens één sextant over bij het poetsen van de palatinale vlakken. Slechts 5% poetste alle palatinale sextanten gedurende meer dan 7,5 seconden. Bij bijna 70% was na het poetsen nog hardnekkige plaque aanwezig.

De onderzoekers hadden gehoopt na afloop ook iets te kunnen zeggen over interdentale reiniging. Het aantal deelnemers dat iets aan interdentale reiniging deed was daarvoor echter te beperkt.

Resultaten representatief?

Aan het onderzoek werd slechts deelgenomen door jongvolwassenen uit één kleine stad in Duitsland, dus het is de vraag in hoeverre de resultaten representatief zijn voor alle millennials. De onderzoekers vinden de uitkomsten echter zorgelijk. Ze hopen dat er vergelijkbare onderzoeken in andere landen zullen komen.

Bron:
BMC Oral Health

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Dekking aanvullende mondzorgverzekering 2019 verder ingeperkt

De aanvullende pakketten voor verzekering van tandarts en orthodontist worden vanaf 2019 versoberd. De trend van de laatste jaren, dat de pakketten steeds verder versoberen, zet dus door.

Aanvullende verzekering tandarts en orthodontist

Mondzorg wordt in 2019 fors ingeperkt op polisvoorwaarden. Zo stelt Avéro Achmea een wachttijd in voor orthodontie kinderen (waar voorheen geen sprake was van wachttijd). Ditzelfde geldt voor Zilveren Kruis en Menzis (die ook de tandartsvergoeding heeft versoberd). Stad Holland voert op haar beurt een plafond in bij de maximale vergoedingen. Bij Ohra en Nationale-Nederlanden gaat de vergoeding van 100% tot €1000 en 100% tot €2000 naar 75% tot €1000 en 75% tot €2000.

Independer maakte een overzicht van de wijzigingen in aanvullende dekkingen voor de tandarts en orthodontist, zie de datamonitor zorgverzekering 2019.

Ook aanvullende dekkingen voor fysiotherapie en alternatieve geneeswijzen gaan omlaag.

 

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Brug of implantaat: werk in uitvoering

Brug of implantaat: werk in uitvoering

De keuze welke oplossing het meest geschikt is voor de opvulling van een diasteem ter grootte van één enkel element, komt regelmatig voor in de dagelijkse praktijk. Indien de voorkeur uitgaat naar een vaste voorziening dan zijn er drie mogelijkheden: etsbrug, conventionele brug of een implantaat gedragen kroon. Hoe ziet de klinische procedure van deze drie opties eruit?

Etsbrug

Het voordeel van een etsbrug is dat er niet of nauwelijks aan de buurelementen geslepen hoeft te worden. Het nadeel, daarentegen, is de levensduur: er moet rekening mee gehouden worden dat een etsbrug ongeveer 8 jaar mee gaat. Het vormen van de weke delen is een van de grootste uitdagingen bij het vervaardigen van een etsbrug. Hierbij is het goed om te beseffen dat een papil geen ‘puntje’ is maar bestaat uit een buccale papil, een col en een palatinale papil.

Pontic ontwerp en vormgeving van de weke delen

De pontic moet de weke delen zodanig steunen dat dit tot een esthetisch fraai resultaat leidt. Wanneer er te weinig volume aan weke delen is dan kan er eerst een soft tissue graft uitgevoerd worden. Hiervoor kan autoloog weefsel uit het palatum gebruikt worden. De genezings- en de maturatiefase na het uitvoeren van een soft tissue graft neemt ongeveer 3 maand is beslag. Daarna kan er een definitieve afdruk gemaakt worden en tot die tijd wordt er dus een tijdelijke voorziening geplaatst. Voor een mooi esthetisch resultaat heeft de pontic een ovale vorm nodig (ovate pontic design). Daarnaast heeft de overgang van de pontic naar de vleugel een minimale dikte nodig van 1 millimeter. Als de occlusie of articulatie deze ruimte niet toelaat, moet er ruimte gecreëerd worden door iets aan het element te slijpen.

Materiaalkeuze en hechting

Het voordeel van zirconia is dat dit materiaal erg sterk is. Het nadeel is dat zirconia niet adhesief gecementeerd kan worden. Het laten aanbrengen van een klein laagje veldspaatporselein aan de binnenzijde van de vleugel kan dit probleem oplossen. Als hiervoor gekozen wordt dan gaat de hechtprocedure als volgt:

  • Etsen keramiek (60 seconden met 9,5% HF)
  • Silaan aanbrengen
  • Adhesief cementeren met composiet

Conventionele brug

Bij het vervaardigen van een conventionele brug moet er rekening mee gehouden worden dat de pasvorm betrouwbaarder is dan de hechtsterkte van het cement. Daarnaast is een nauwkeurige preparatie van belang voor een goede pasvorm.

Materiaalkeuze

Ook voor een conventionele brug is zirconia een goede keuze. De tandarts is zich er echter niet altijd van bewust dat er veel verschillende producten van zirkonia op de markt zijn. Zowel ZirkonZahn, Noritake, 3M Espe als Amann Girrbach hebben verschillende soorten zirkonia die variëren qua sterkte. Het is daarom van belang om met de tandtechnieker te overleggen voor welk soort er gekozen moet worden.

Afdrukken

Na de preparatie worden er bij voorkeur twee retractiedraadjes per element aangebracht voordat de afdruk of de scan gemaakt wordt. Voor de dikte van de gingiva ter plaatste van de pontic is 2-3 millimeter genoeg. De dikte kan eenvoudig opgemeten worden met een endo-vijl. Wanneer er genoeg weefsel aanwezig is, kan de gingiva eventueel gecorrigeerd worden zodat de zenit goed komt te liggen.

Plaatsen

Nadat de conventionele brug gepast is, moet deze gereinigd worden met een etsgel vanwege de contaminatie met speeksel. Voor het cementeren kan worden gekozen uit een licht uithardende glasionomeercement (kunsthars gemodificeerd glasionomeercement, Ketac cem plus) of een composiet cement (Panavia).

  • Een glasionomeercement is licht uithardend tot de gelfase en er is geen aparte conditioner nodig. Daarnaast vindt er de fluoride afgifte plaats en leidt het niet tot postoperatieve gevoeligheid. De hechtsterkte is 8-12 MPa.
  • Een composietcement is chemisch en licht uithardend. Hiervoor moet wel een primer gebruikt worden en in sommige gevallen moet ook het glazuur geëtst worden. Zirkonia moet bij gebruik van composiet cement voorbehandeld worden. Voor dit cement geldt dat er alleen de eerste maanden sprake is van fluorideafgifte. Daarnaast is het onbekend of dit cement invloed heeft op postoperatieve gevoeligheid. De hechtsterkte na 1 jaar is 15 MPa. Wanneer er een composietcement gebruikt wordt, kan er gebruik gemaakt worden van een mechanische (zandstralen met aluminiumoxide) of chemische (Tribochemical silica coating) oppervlakte voorbehandeling. Dit zou moeten bijdragen aan de duurzaamheid van de hechting van composietcement aan zirkonia.

Voordat de brug geplaatst wordt, moet er retractiedraad aangebracht worden om de preparatie. De preparatie wordt gezandstraald en het (metaal-)keramiek wordt voorbehandeld  (ontvetten, desinfecteren, silaniseren).

Implantaat

Voordat het implantaat geplaatst wordt, kan de positie van het implantaat virtueel gepland worden. Dit wordt gedaan door de intra-orale scan te koppelen aan de beelden van de CBCT scan. De positie van het implantaat kan zo nauwkeurig bepaald worden aan de hand van het botvolume en de omliggende anatomische structuren. Vervolgens kan er een boorsjabloon gemaakt worden die de positie van het implantaat waarborgt.

Implantaat plaatsen

Het is sterk aan te raden om (wanneer mogelijk) het verloren element te laten extraheren door degene die het implantaat plaatst. Het implantaat wordt met behulp van het boorsjabloon geplaatst. Wanneer er een tijdelijke voorziening geplaatst wordt dan is het van belang dat de pontic de volledige ruimte voor de definitieve kroon ondersteunt. Drie maanden na plaatsen, kan er een afdruk gemaakt worden voor de definitieve kroon.

Materiaalkeuzes

  1. Zirconia of titanium interface abutment

De voorkeur gaat uit naar een titanium-titanium abutment interface omdat uit onderzoek is gebleken dat er sprake is van meer slijtage bij zirconia-titanium interface abutment.

  1. Materiaal en peri-implantair weefsel

De tweede keuze die gemaakt moet worden is het materiaal van het gedeelte van de kroon die in contact staat met het peri-implantaire weefsel. Omdat lithium disilicaat het meest biocompatibel is, gaat hier de voorkeur naar uit.

  1. Gecementeerd versus verschroefd

Beide opties hebben hun nadelen. Bij cementatie worden vooral biologische problemen gezien en bij verschroefde kronen worden vaker technische problemen gezien. Omdat technische problemen makkelijker op te lossen zijn, gaat hier de voorkeur naar uit.

Martijn Moolenaar is tandarts/implantoloog, prosthodontist en eigenaar van het Dental Design Center in Blaricum. Hij studeerde tandheelkunde op ACTA waarna hij zich specialiseerde in de esthetische restauratieve tandheelkunde en implantologie. Ook is hij sinds 2005 als specialist geregistreerd bij de NVOI. Hij is actief lid van de AES (Am. Equilibration Society), de AAFP (Am. Ac. for Fixed Prosthodontics), de EAED en van een internationale studiegroep op het gebied van esthetische tandheelkunde en implantologie. Tevens is hij bestuurslid van de NVVRT. Martijn Moolenaar geeft veel lezingen en workshops in zowel binnen- als buitenland op het gebied van de esthetische tandheelkunde en implantologie.

Verslag door Marieke Filius, tandarts, voor dental INFO van de lezing Martijn Moolenaar tijdens het congres Restauren2018 van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
IGJ streng bij controles hepatitis B: juridische zaken om rekening mee te houden

IGJ streng bij controles hepatitis B: juridische zaken om rekening mee te houden

De Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ) heeft eind oktober 2018 aangekondigd toezichtsbezoeken af te zullen leggen bij minimaal 30 mondzorgpraktijken om te controleren of behandelend personeel is ingeënt tegen hepatitis B. IGJ heeft inmiddels een toezichtskader gepubliceerd en de eerste toezichtsbezoeken zijn inmiddels uitgevoerd.

Bij dergelijke toezichtsbezoeken rijst veelal de vraag welke maatregelen IGJ kan opleggen. Kan IGJ bovendien een eventueel door haar genomen besluit openbaren? Enkele juridische zaken waar u als mondzorgpraktijk rekening mee kunt houden.

Toetsingskader

IGJ ziet toe op de naleving door zorgaanbieders van wettelijke normen en veldnormen. Om inzichtelijk te maken waarop IGJ bij deze betreffende controle toetst, heeft zij een toetsingskader gepubliceerd. Uit het toetsingskader blijkt dat de veldnormen waar IGJ aan toetst, in dit geval voortvloeien uit de KNMT-richtlijn infectiepreventie in mondzorgpraktijken en uit de Landelijke RIVM-richtlijn Preventie transmissie van Hepatitis B van medisch personeel naar patiënten. De wettelijke normen waaraan getoetst wordt komen onder meer voort uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz).

Maatregelen

IGJ heeft aangekondigd dat medewerkers die niet beschermd blijken te zijn tegen hepatitis B, geen behandelingen meer mogen uitvoeren tot het moment waarop ‘dit geregeld is’. Dat klinkt logisch: niet beschermde zorgverleners kunnen immers een gevaar zijn voor collegae en patiënten. Tussen ‘beschermd’ en ‘niet beschermd’ tegen hepatitis B, ligt echter een grijs gebied dat wordt ingevuld door de veldnormen. Vragen die daarbij rijzen zijn: ‘wanneer is iemand afdoende beschermd tegen hepatitis B?’ en ‘welke personeelsleden vormen een risico of lopen een risico?’ en ‘kan van medewerkers die 20 jaar in dienst zijn nog wel verwacht worden dat zij hun vaccinatieboekje direct kunnen tonen?’. Vragen waarover behoorlijk gedebatteerd kan worden.

De maatregel dat medewerkers geen behandelingen meer mogen uitvoeren, gaat daarnaast behoorlijk ver. Wat indien opeens de helft van de mondzorgpraktijk daardoor wordt ‘lamgelegd’? Het is de vraag of IGJ een dergelijke beslissing juridisch wel kan nemen.

Openbaarmaking

Een ander element om rekening mee te houden, is het ‘actieve openbaarmakingsbeleid’ van IGJ. Toezichtsrapporten, met daarin informatie over de specifieke mondzorgpraktijk, worden nadat zij door IGJ definitief zijn vastgesteld in beginsel actief geopenbaard via haar website. Nieuwswebsites pikken deze informatie veelal op, waardoor dit nieuws snel breed wordt verspreid. In beginsel is met het openbaren van toezichtsinformatie – in het kader van voorlichting van het publiek – niet zoveel mis, maar het belang bij openbaarmaking moet wel in verhouding staan tot het nadeel dat de mondzorgpraktijk hierdoor leidt. Veelal blijkt dat mondzorgaanbieders openbaarmaking ervaren als een zwaardere ‘sanctie’, dan de maatregel door IGJ zelf. Indien een mondzorgpraktijk openbaarmaking wenst tegen te houden, dient de praktijk daar snel juridisch tegen te ageren: IGJ maakt dergelijke informatie openbaar na 3 weken na de vaststelling van het rapport en soms nog eerder. Ben daar dus waakzaam op.

Voorbereiding op een toezichtsbezoek

Tot slot dient u een toezichtsbezoek goed voor te bereiden. Dat geldt voor toezichtsbezoeken door IGJ, maar ook voor controles door bijvoorbeeld de NZa of de Autoriteit Persoonsgegevens. Onderstaande regels kunnen u bij uw voorbereiding helpen.

  1. Ontvang de toezichthouder(s) bij voorkeur in een besloten ruimte waar geen dossiers of documenten aanwezig zijn. Vraag de toezichthouders naar hun legitimatiebewijzen en maak daarvan (desnoods met een telefoon) een kopie.
  2. Toezichthouders mogen in beginsel documenten inzien en daar kopieën van maken. Ook digitale documenten. Correspondentie tussen een zorgaanbieder en een advocaat is evenwel geprivilegieerd en vertrouwelijk en valt hierbuiten.
  3. Ook toezichthouders moeten de privacywetgeving in acht nemen. Zij mogen alleen van haar bevoegdheden gebruik maken als dat noodzakelijk is en in verhouding staat tot het te onderzoeken controledoel.
  4. Beantwoord vragen kort en bondig. Vertel niet uit uzelf meer dan dat er wordt gevraagd. Geef geen antwoord op vragen die u niet goed begrijpt, met een complex karakter of ten aanzien van zaken die u niet zeker weet. Vraag de toezichthouders in dat geval de vragen op schrift te stellen zodat u daar later schriftelijk op kan reageren of, als dat niet kan, antwoord dan dat u het niet zeker weet en daar nu geen concreet antwoord op kan geven.
  5. Vraag na afloop om een overzicht van hetgeen de toezichthouders hebben gekopieerd (indien u de kopieën niet zelf heeft gemaakt), van de personen die zij hebben gesproken en vraag om een kopie van de verslagen van die gesprekken. Let ook op de formulering van een verslag, het maakt bijvoorbeeld uit of daarin staat dat u heeft verklaard dat een bepaald document er niet is of dat dit document tijdens het toezichtbezoek niet kon worden getoond.
  6. Indien u twijfelt over welke (medische) informatie u mag of moet verstrekken, welke vragen u moet beantwoorden of op welke wijze u een grondig verslag maakt van het toezichtbezoek, heeft u het recht u te laten bijstaan door een advocaat, bij voorkeur één die gespecialiseerd is in de zorg. Dat geldt ook in het geval de toezichthouders naar aanleiding van het toezichtbezoek besluiten sancties te treffen jegens u of uw praktijk.

Door:
Ralph Tak en Daniël Post – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs bij Eldermans|Geerts

Lees meer over: Inspectie, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Eric-van-der-Winden

‘De tandtechniek heeft ingeboet aan kwaliteit’

Eric van der Winden is bijna veertig jaar tandtechnicus, leidt jongeren op in het vak en geeft lezingen in binnen- en buitenland. dental INFO sprak met hem over zijn jarenlange ervaring en de ontwikkelingen in het vakgebied. De huidige stand van zaken baart hem zorgen.

Kun je je voorstellen?

“Ik doe dit werk al sinds mijn zeventiende. Een buurman was tandtechnicus en heeft me enthousiast gemaakt voor dit beroep. Ik ben samen met zo’n twintig andere schoolverlaters begonnen aan een interne opleiding bij ATL in Amsterdam. Na een aantal weken kreeg je een examen en daarna kreeg je te horen of je wel of niet verder mocht met de opleiding. Ik heb dat examen nog heel lang bewaard en eerlijk gezegd had ik mij zelf op basis van die resultaten niet aangenomen. Maar ze hadden het wellicht toch goed gezien, uiteindelijk bleek het vak heel goed bij me te passen.

Na ruim 2,5 jaar ben ik gaan werken bij tandarts Mees Burgers in Heemstede en daar heb ik ontzettend veel geleerd. Ik was de enige werknemer in het lab, dus ik moest alles zelf leren.”

Je maakte voor die tandarts kronen en dergelijke?

“Ja, ik maakte al het keramiekwerk: kronen en bruggen. In die tijd was het nog allemaal goud en porselein. Later deelde zijn praktijk een ruimte met de praktijk van Jan Pameijer en hun nascholingscentrum. Dat was voor mij een geweldige leerschool. Ik zag daar heel veel tandartsen en heb veel met patiënten gewerkt. Ik heb dat elf jaar gedaan. Daarna heb ik acht jaar een eigen bedrijf gehad, een laboratorium. In 2001 heb ik het bedrijf verkocht aan Wiboud van Limburgh, maar ben er wel blijven werken. Het is in de loop der jaren uitgebreid tot zeven werknemers. Inmiddels is dat overgenomen door Excent tandtechniek, dus we maken nu deel uit van een groter geheel. Ik begeleid nu anderen, niet alleen in de eigen praktijk, maar ook in de andere filialen.”

Dus je leidt nu alleen nog anderen op?

“Nee, ik doe dat er allemaal naast. Ook ben ik vestigingsmanager, dus ik heb een druk bestaan. Het mensen opleiden gebeurt allemaal tijdens het werk. Ik controleer en bespreek dingen, maar ik behandel ook de hele dag door patiënten. Ze komen een halve dag bij me en dan maak ik mijn product. Dat kan een enkele voortand zijn, maar ook een heel groot werkstuk. Ik maak alleen constructies die vast in de mond gezet worden en implantaatwerk, geen protheses die je uit kunt nemen. Geen kunststofonderdelen, alleen keramiek en onderstructuren.

Daarnaast geef ik nog allerhande lezingen. Dat doe ik eigenlijk al vanaf 1986.”

Heb je een bepaald specialisme?

“Vorm, functie en esthetiek. Maar misschien is mijn specialisme wel, dat mensen denken dat ik het kan overbrengen. Ik heb er ook een prijs mee gewonnen, we zijn ooit het beste leerbedrijf geweest. Ik ben ook nog gastdocent op Tufts University in Boston. Als je dan een keer in de buurt bent, kun je een gastcollege geven. Ik vind die internationale contacten erg leuk. Sinds 1996 ben ik ook lid van Oral Design. Dit is een nonprofit-organisatie van internationale tandtechnici, geleid door de Zwitser Willi Geller. We komen bij elkaar om kennis en vriendschap te delen en organiseren eigen congressen.”

Wat speelt er op het ogenblik in je vakgebied?

“Wat mij echt opvalt, is dat er steeds minder tandartsen zijn met een solopraktijk. Je ziet steeds meer grote groepen tandartsen ontstaan. De jonge tandartsen, waaronder veel vrouwen, willen vaak niet fulltime werken en een eigen bedrijf hebben. Ze sluiten zich aan bij zo’n grote groep. In die groepen zijn erg veel wisselingen, de continuïteit is dus niet groot. Voor patiënten is dat onrustig en het gaat niet altijd om kwaliteit in die groep. Het is een wereldwijde ontwikkeling, maar ik ben er geen groot voorstander van.

Ik zie sowieso het algehele niveau tandheelkunde en tandtechniek langzaam naar beneden gaan. Ook dat is een wereldwijd ding, mede ook door CAD. Met CAM heb ik minder moeite.”

Biedt CAD/CAM juist geen voordelen?

“Absoluut, maar het moet een toegevoegde waarde hebben. Voor sommige mensen is het een soort van ideaal. Digitalisering is zeker niet de oplossing van alle problemen. Ik zie dat mensen steeds minder handvaardig worden. De handigheid ontbreekt om dingen nog op te lossen. Ze verwachten dat de computer en de muis de oplossingen gaan bieden. Zover zijn we niet.

Er is een periode geweest waarin gedacht werd dat alles digitaal kon. Jonge mensen werd niet meer geleerd te modelleren. Nu we allemaal weten dat we het modelleren nog niet los kunnen laten, zijn de mensen die dat kunnen niet meer te vinden. Ook dat is een wereldwijd probleem.”

Jij vindt dat het niveau van de opleiding omlaag aan het gaan is?

“Ja, dat kan niet anders. Het hele vak heeft ingeboet aan kwaliteit. Het is gewoon een trend over de hele linie. We gaan steeds minder bakken, steeds meer monolitisch werken, waardoor het werk gewoon minder fraai wordt. De ouderen kunnen nog wel modelleren, maar als je het een paar jaar niet doet, dan daalt het niveau. Op termijn zal het waarschijnlijk helemaal niet meer nodig zijn, als computers echt 3D-mogelijkheden krijgen. Nu werken we nog op een plat scherm en is het lastiger.

Ik heb hier in 2012 al voor gewaarschuwd. Ik heb niets tegen goedkope Chinese kronen. Mensen moeten iets te kiezen hebben. Maar als we massaal de kiezen naar lageloonlanden sturen, dan zal de markt krimpen en dat gebeurt ook. We gaan dan misschien terug van 3.500 tandtechnici naar 2000, ik noem maar wat. Als we dan op een dag bedenken dat we ze toch liever uit Nederland halen, dan zijn er geen mensen meer die dit kunnen. Dan gaan we klagen dat de kwaliteit niet goed is.”

Zijn er daarnaast nog technische ontwikkelingen waardoor het vak anders is geworden?

“Ja, de materialen zijn anders geworden. En we zijn de materialen anders gaan gebruiken. Dat vind ik een groot voordeel van ervaren zijn. Ik kan de nieuwe materialen met oude technieken combineren. En ook omgekeerd, de oude materialen met nieuwe technieken. De ontwikkelingen gaan steeds door. Ik hoop dat we bepaalde materialen van nu over tien jaar niet meer zullen gebruiken. Dan doel ik met name op zirkonia. Zirkonia is een basismateriaal ter vervanging van metaal. Het is op zich een heel mooi materiaal, maar heeft wat nadelen die pas na een aantal jaren duidelijk werden. Als je het op de traditionele manier gebruikt, loop je een groot risico op breuk. Daarom heb ik nieuwe technieken bedacht en daar hebben we goede resultaten mee.

Materialen zijn continu in beweging. Twintig jaar geleden hoorde ik al dat je met lichaamseigen materialen weer tanden zou kunnen maken. Dat wil zeggen met DNA tanden laten groeien en deze dan implanteren. Toen dacht ik, dat er over een aantal jaar misschien geen kronen meer gemaakt zouden worden. Er zitten echter zo veel haken en ogen aan, bijvoorbeeld of je wel je eigen materialen mag kweken en dat dan weer mag implanteren in het lichaam. Daar hoor je op het ogenblik niets meer over.”

Heb je tips voor andere tandtechnici?

“De wil om echt veel beter te worden, zie ik minder terug dan vroeger. Ik heb vroeger ongelooflijk veel geoefend om beter te worden. Nu willen mensen wel naar een cursus, maar niet ’s avonds of in het weekend. Dus er is wel wat veranderd. Ik coach veel mensen en probeer ze te motiveren om een stap te zetten. Je zou willen zien, dat mensen heel goed willen worden, simpelweg omdat het heel fijn is om mooie dingen te maken. Daarnaast geven smartphones heel veel afleiding. Het past niet bij goed bakken, want je hebt heel veel concentratie nodig om dit goed te kunnen doen.”

Hoe zie jij je toekomst?

“Als ik gezond blijf, dan wil ik dit nog heel lang volhouden. Ik heb het naar m’n zin met wat ik doe. Ik vind het leuk om mensen op te leiden, maar vind het ook fijn om iemand gelukkig te maken met mooie nieuwe kronen. En om dat uit te dragen. Maar lezingen heb ik inmiddels wel al heel veel gegeven, ik denk dat het tijd wordt dat jongeren dat overnemen. Het gaat altijd om tanden en het maken ervan en dan kun je andere voorbeelden aandragen, maar per saldo blijft het steeds hetzelfde.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Eric van der Winden, tandtechnicus en vestigingsmanager bij Oral Design Center Holland te Blaricum. Tijdens het congres Dynamisch Keramisch op 17 januari 2019 draagt hij zijn brede ervaring uit tijdens een lezing samen met Eric-Jan Royakkers.

Lees meer over: Opinie, Tandprothese | techniek, Thema A-Z
Vroege detectie van parodontitis door sensor in de mond

Vroege detectie van parodontitis door sensor in de mond

Speekselmarkers en gingivale creviculaire vloeistoffen spelen een belangrijke rol in de moderne parodontale diagnostiek. Om hier nog beter gebruik van te kunnen maken werken Amerikaanse onderzoekers momenteel aan een sensor die de bijbehorende waarden automatisch kan verzenden.

Detectie tandvleesontsteking door biomarkers

Nog voordat een tandvleesontsteking kan worden vastgesteld met behulp van bijvoorbeeld röntgenfoto’s kan deze al worden gedetecteerd door biomarkers. Met name speeksel en gingivale creviculaire vloeistoffen lijken hiervoor goede indicatoren.

Elektronische chip in mond

Onderzoekers van de Washington University School of Medicine in St. Louis en de School of Engineering & Applied Science besloten daarom om deze aanpak verder te ontwikkelen en een manier te zoeken om de testen te automatiseren. Ze deden dit door een elektronische chip van slechts een aantal millimeters groot te ontwikkelen, die bijvoorbeeld kan worden bevestigd aan een beugel of kan worden gebruikt in de ruimte bij het tandvlees.

Toegang tot informatie op elk moment

De sensor bevat biodetectie-elementen die peptideniveaus kunnen opvangen, om deze vervolgens uit te lezen via een radioverbinding en beschikbaar te maken in de cloud. Op deze manier zou de behandelende tandarts op elk moment toegang kunnen hebben naar de peptidenwaarde in de mond op dat moment zelf, zonder dat de patiënt hiervoor langs de arts hoeft te gaan.

Het project is nog te onontwikkeld om te kunnen zeggen of de sensor daadwerkelijk toegevoegde waarde kan bieden aan de patiënt en tandarts. Hier wordt momenteel hard aan gewerkt.

Bron:
Dentistrytoday.com

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z, Uncategorized
IGJ verlangt geen vaccinatiebewijzen bij adequate titer

IGJ verlangt geen vaccinatiebewijzen bij adequate titer

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voert op het ogenblik controles uit of zorgverleners zijn ingeënt tegen hepatitis B. Na overleg met het RIVM is besloten dat in een mondzorgpraktijk geen vaccinatiebewijzen aanwezig hoeven te zijn als de zorgverlener over een adequate titer beschikt.

Hepatitis B

Hepatitis B is een virus dat onder andere door bloedcontact of bloedproducten kan worden overgedragen. Volgens het advies van de Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten moeten alle mondzorgverleners tegen hepatitis B gevaccineerd zijn. Omdat volgens de IGJ hieraan in mondzorgpraktijken te weinig aandacht wordt besteed, gaat zij hier de komende tijd op controleren.

Richtlijn

De verplichtingen voor de mondzorgpraktijken staan beschreven in de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken. Volgens deze richtlijn moet van elke zorgverlener in de praktijk een kopie van het vaccinatiebewijs en de titer-uitslagen aanwezig zijn. De IGJ heeft nu in samenspraak met het RIVM besloten dat aanwezigheid van een adequate titer van HBsAg>100 IE/L voldoende is.
HBsAg staat voor hepatitis B surface Antigen. Dit is een antigeen dat bij het bij het hepatitis B-virus voorkomt.
Een vaccinatiebewijs moet wél in de praktijk aanwezig zijn als de titer lager is dan 100.

Respons vaccinatie

De respons van de vaccinatie moet altijd vier tot zes weken na de vaccinatie gecontroleerd worden. Verdere actie is afhankelijk van de waarde van de titer:
• titer < 10IE/l
• titer 10-90 IE/l
• titer >100 IE/l

Titer < 10IE/l

Bij een titer <10 IE/l is de zorgverlener een non-responder. Aanvullende vaccinatie kan plaatsvinden als de zorgverlener HBsAg en anti-HBc negatief (geen antistoffen tegen het core-antigen van het virus) is. Deze vaccinatie moet dan gevolgd worden door een titercontrole. Als ondanks de aanvullende vaccinatie de titer <10 IE/I blijft, mag de zorgverlener risicohandelingen blijven verrichten, maar dan moet er wel elke drie maanden een HBsAg-bepaling plaatsvinden.

Titer 10-90 IE/l

Bij een titer 10-90 IE/l is de zorgverlener een hypo-responder, dat wil zeggen dat hij/zij beschermd is tegen het doormaken van klinische hepatitis B. Door verder onderzoek kan een infectie uitgesloten worden. Met aanvullende vaccinaties kan een titer boven de 100 IE/L bereikt worden. Als daarna de titer 10-100 IE/I blijft, moet vijf jaar later nogmaals gevaccineerd worden met een aanvullende titercontrole.

Titer >100 IE/l

Bij een titer >100 IE/I is de zorgverlener langdurig beschermd tegen hepatitis B, waarschijnlijk zelfs levenslang.

Bron:
ANT
RIVM

Lees meer over: Inspectie, Thema A-Z
Accurate meting parodontale pockets met CBCT

Accurate meting parodontale pockets met CBCT

Normaal gesproken wordt de diepte van een parodontale pocket gemeten met een parodontale sonde. Door verschillende factoren is deze meting echter vaak niet precies. Om die reden werd onderzocht of het mogelijk is om deze pockets in beeld te brengen met een cone-beam CT (CBCT).

Huidige methode
De parodontale sondes waarmee de pockets normaal gesproken mee gemeten worden verschillen vaak erg per behandelaar. Dit doordat niet elke sonde dezelfde vorm en hoek heeft en de mate van ontsteking varieert. Daarnaast kan met een sonde ook geen 3D informatie over een pocket worden verschaft.

CBCT scan als alternatief
Daarom waren onderzoekers van de Dental College of Georgia aan de Augusta Universiteit benieuwd of een conventionele CBCT scan een alternatief zou kunnen bieden om deze pockets grondig te analyseren. Om dit te doen gebruikten ze een varkenskaak als model, met botverlies en chirurgisch gemaakte parodontale pockets, en een menselijk schedel met kunstmatige gingivitis, botverlies en pockets. De pockets werden ook gemeten met een sonde.

De pockets werden geïnjecteerd met een radiopaque microparticle filler, gemaakt van calcium tungstate in een glycerol-water oplossing. Vervolgens werden beelden gemaakt van de 12 pockets in de varkenskaak, en de 62 pockets in die van de mens. Aangezien de pockets kunstmatig waren gemaakt werden de pocket afmetingen niet gegeven. Wel werden de handgemeten pocket dieptes vergeleken met de dieptes die de scan weergaf, om te kijken of deze met elkaar overeenkwamen.

Accurate weergave
De gegeven afmetingen volgens de CBCT scan bleken significant overeen te komen met de handgemeten afmetingen. Dit betekent dat de scan dus in staat is om een accurate weergave van de pockets te maken. Wel waarschuwen de auteurs dat dit slechtst een eerste stap in dit onderzoek is, en dat er nog meer studies moeten plaatsvinden om deze resultaten te valideren. Daarnaast bevatte de modellen geen speeksel, wat de resultaten zou kunnen beïnvloeden.

Bron:
Dental Materials
DrBicuspid

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Gezond dieet zorgt voor significante vermindering gingivitis

Volgens een nieuwe studie, gepresenteerd tijdens Europerio9, kan slechts vier weken gezond eten gingivitis al significant verminderen. Uit eerder onderzoek bleek al dat voeding een groot effect kan hebben op tandvleesontsteking, zelfs zonder correlatie tussen tandplak en de ontsteking. Hoe dit precies in zijn werk gaat is echter onbekend. Dr Johan Wölber, van de afdeling operatieve tandheelkunde en parodontologie aan de universiteit van Freiburg, Duitsland, en zijn team wilden daarom verder onderzoeken hoe een voor de mondgezondheid optimaal dieet van invloed kan zijn op parodontale en systemische ontstekingen.

Onderzoeksopzet

Om dit te onderzoeken werd een willekeurig klinische proces gebruikt, waarbij een groep patiënten werd gevraagd om een speciaal dieet te volgen, arm in koolhydraten en proteïnen en rijk in omega 3, vitamine c en d, antioxidanten, plantaardige nitraten en vezels. De controlegroep veranderde het eetpatroon niet, en at een typisch westers dieet, rijk in koolhydraten en verzadigd vet, met weinig micronutriënten. Beide groepen werd gevraagd om gedurende de studie niet tussen hun tanden schoon te maken. Na vier weken werd er gekeken naar klinische parodontale parameters en tekenen van ontsteking bij de gebitten van beide groepen.

Significant minder ontsteking

Dr Wölber: “We waren positief verrast toen we zagen dat al na vier weken, een gezond dieet substantiële positieve effecten heeft wat betreft het verminderen van de tandvleesontsteking. Bij 40 procent van de testgroep werd een significant verminderde ontsteking gevonden, wat niet het geval was bij de controle groep, ondanks het feit dat er niet tussen de tanden werd schoongemaakt. Het kan daarom worden geconcludeerd dat een optimaal dieet een positieve invloed heeft op vroege gingivitis.”

Dr Wölber heeft aangegeven te hopen om deze resultaten te kunnen valideren in een toekomstige grotere studie, over een langere periode. Ook hoopt hij dan een microbiome analyse uit te kunnen vieren om beter naar het tandplak te kijken.

Bronnen:

1) EuroPerio9 abstract PD019: The effect of an oral health optimised diet on periodontal and serological parameters. A randomized controlled trial. Johan Wölber. Session on Adjunctive Periodontal Therapies, 20 June 2018, at 15:45 CEST.

2) Woelber, J. et al. (2016). An oral health optimized diet can reduce gingival and periodontal inflammation in humans – a randomized controlled pilot study. BMC Oral Health. 17. 28. 10.1186/s12903-016-0257-1.

Een recordaantal van 10,232 parodontologen zijn 20 tot 23 juni samengekomen in Amsterdam voor EuroPerio9: het grootste congres ter wereld omtrent parodontale aandoeningen en dentale implantaten.
Deelnemers van 111 verschillende landen namen deel aan EuroPerio9. Vanuit Europa kwamen met name veel mensen uit Nederland, Duitsland en Frankrijk. Van buiten Europa namen met name veel Japanners, Brazilianen en Mexicanen deel aan het congres. 25 procent van de deelnemers kwam van buiten Europa en 40 procent was 35 jaar oud of jonger.
Het wetenschappelijke programma bevatte 1,720 abstracts die werden gepresenteerd tijdens onderzoek sessies. Hiernaast presenteerden 134 sprekers hun bevindingen tijdens 42 colleges en workshops. Hiernaast vonden er 308 poster presentaties plaats.

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z
Famed en Infomedics gaan samenwerken

Famed en Infomedics gaan samenwerken

HAL Investments neemt de aandelen van Gilde Equity Management in Famed over. HAL zet daarmee in op krachtenbundeling van Famed en haar deelneming Infomedics. Beide organisaties zijn toonaangevende spelers in de wereld van declaratieafhandeling in de gezondheidszorg.

Ambitie van de nieuwe combinatie is om vanuit de noodzakelijke schaalgrootte verder door te groeien in deze markt, die gekenmerkt wordt door regulering, consolidatie en digitalisering.

HAL ondersteunt deze strategie en daardoor zal de nieuwe combinatie nog meer in staat zijn om te investeren in de kennis van medewerkers, de technologische ontwikkeling en het efficiënter maken van de bedrijfsprocessen. Het doel is om nieuwe producten te ontwikkelen en de administratieve en organisatorische lasten voor zorgaanbieders nog verder terug te dringen.

Organisatie Famed en Infomedics

Dirk Jan Emmens, de huidige bestuursvoorzitter van Infomedics, zal de directie voeren over beide bedrijven. Bart Hogendoorn, CEO van Famed, vertrekt na een overgangsperiode eind 2018 bij de organisatie. Verder ontstaan er voorlopig niet direct veranderingen in beide organisaties. Famed blijft vanuit Amersfoort opereren en Infomedics vanuit Almere. Beide organisaties zullen op natuurlijke wijze gaan samenwerken, waarbij elkaars best practices worden benut om direct voordeel te genereren. Infomedics en Famed zullen uiteindelijk samengaan tot een nieuwe solide organisatie, van waaruit de groeistrategie binnen de gezondheidszorg krachtig wordt voortgezet.

Samen vertegenwoordigen Infomedics en Famed een omzet van 53 miljoen euro. Zij verzorgen de declaratie-afhandeling voor onder meer de mondzorg, paramedische zorg, medische specialistische zorg, langdurige zorg, ggz-instellingen, huisartsen, farmacie, audiciens, opticiens en dierenartsen.

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z