Röntgendiagnostiek in het paroprotocol

Voor een goede behandeling van parodontitis patiënten is gedurende het protocol, naast gedegen klinisch onderzoek, ook nauwkeurig röntgendiagnostiek onmisbaar. Tips voor het stellen van een betere diagnose en prognose.

Een verslag van Lieneke Steverink-Jorna over de workshop van drs. Huffels tijdens de Cursus van Quality Practice Mondhygiëne.

DPSI bepaling in relatie met röntgen

Bij het bepalen van de DPSI is het van belang onderscheid te maken tussen ‘echte’ pockets en ‘pseudo’pockets. Bij een ‘echte’ pocket is sprake van klinisch aanhechtingsverlies; waarbij de punt van de pocketsonde apicaal van de glazuurcementgrens (GC-grens) komt te liggen. Bij ‘pseudo’pockets ligt de punt van de pocketsonde op of coronair van de GC-grens. De GC-grens is bij een ‘echte’pocket met een fors gezwollen gingiva soms lastig te traceren. Een goed ontwikkeld tactiel gevoel tijdens het sonderen is noodzakelijk en kan door veelvuldig oefenen worden verkregen.

Bij voldoende subgingivale sondeer oefening kan men het onderscheid maken tussen bijvoorbeeld: 

  • Glazuurcementgrens (GC-grens)
  • Tandsteen
  • Een restauratierand
  • Cariës

Dit onderscheid kan nog beter worden gemaakt door tijdens het klinisch onderzoek gebruik te maken van röntgenfoto’s; in het bijzonder (vertikale) BW’s.

Vertikale BW’s zijn geïndiceerd bij een DPSI 3- (met aanhechtingsverlies) en hoger. Bij een DPSI 3- met aanhechtingsverlies vindt men de volgende klinische kenmerken:

  • (bloedende) pockets van 4-5 mm
  • geen recessie boven de gemeten pocket
  • punt van de pocketsonde ligt apicaal van de GC-grens

In dit beginstadium van parodontitis (verdiepte pocket van 4-5 mm. met aanhechtingsverlies) zal bij een verhoogde ontstekingsgraad in de pocket, het corticaal bot van de botcrista als eerste worden aangetast. Het verdwijnen/vervagen van het corticale bot, zal afhankelijk van de kwaliteit van de opname zichtbaar gaan worden op (vertikale) BW’s en solo-opnamen en kan alleen interdentaal en/of interradiculair worden waargenomen. De gemiddelde afstand van 2 mm. tussen de GC-grens en de botcrista (intacte situatie) ziet men toenemen.

Door de overprojectie is het interpreteren van botafbraak linguaal/palatinaal of vestibulair van een element onbetrouwbaar op BW’s en solo-opnamen. Bij het vroegtijdig diagnosticeren van parodontitis is het dus van belang dat u bij kinderen bovenstaande klinische en röntgenologische kenmerken tijdens de periodieke controles waarneemt.

Röntgenfoto’s interpreteren
Voor een optimale interpretatie van röntgenfoto’s is voldoende anatomiekennis, kennis over de kwaliteit van de röntgenopnames en 3D-inzicht onontbeerlijk.

Anatomiekennis
Bij voldoende anatomiekennis kan men bij het waarnemen van botafbraak op een röntgenopname het onderscheid maken tussen het daadwerkelijke botniveau of een anatomische lijn (bijvoorbeeld de onderbegrensing van het jukboog vaak zichtbaar op een solo-opname van de bovenmolaren).

Kwaliteit röntgenopname
Bij voldoende kennis over de röntgenopname kwaliteit (juiste verticale en horizontale inschietrichting, juiste centrering van de elementen op de röntgenopname, juist contrast) bent u beter in staat om de bruikbaarheid van de röntgenopname in te schatten voor uw diagnostiek. (bijvoorbeeld bij een duidelijk waarneembaar occlusaal vlak of een botniveau coronair afgebeeld ten opzichte van de GC-grens, maakt u duidelijk dat de röntgenopname te steil is ingeschoten; want bij een juist ingeschoten röntgenopname worden de knobbels van (pre-)molaren overlappend afgebeeld en dient het bot gemiddeld 2 mm. (intact bot) of meer (botafbraak) apicaal van de GC-grens te liggen).

Het beoordelen van solo opnamen met een verkeerd gekozen verticale en/of horizontale inschietrichting kunnen op basis van de parodontale diagnostiek de volgende interpretatieproblemen opleveren:

  • een moeilijker interpreteerbaar botniveau
  • een onjuiste inschatting van de hoogte van de wortelstam bij meer wortelige elementen
  • een onjuiste inschatting van de wortellengtes

3D-inzicht
Bij voldoende 3D-inzicht bent u in staat om van een 2D-opname (BW, solo-opname) in combinatie met de klinische waarnemingen (parodontiumstatus) een 3D-beeld te vormen over het verloop van de botafbraak (bijvoorbeeld een doorlopend angulair botdefect van vestibulair naar approximaal).

Tijdens de lezing gaf de heer Huffels enkele nuttige tips voor het interpreteren van röntgenfoto’s.

De wortelstam
Het röntgenologisch inschatten van de hoogte van de wortelstam bij meer wortelige elementen (afstand tussen GC-grens en het furkatiedak) kan handig zijn tijdens het subgingivaal pockets meten en/of reinigen. Afhankelijk van de hoogte van de wortelstam kan men beter inschatten of men een furkatieingang gaat tegenkomen of niet. De volgende regel kan men daarbij gebruiken:
hoe groter de wortelspreiding hoe korter de wortelstam.

Wortelspreiding
Het juist interpreteren van de wortelspreiding is tijdens het uitvoeren van het paro-protocol essentieel; want de mate van wortel spreiding geeft u info over:

  • de moeilijkheidsgraad van de (subgingivale) gebitsreiniging
  • het maken van een juiste keuze voor de interdentale hulpmiddelen tijdens de instructie mondhygiëne
  • de prognose van elementen (bijvoorbeeld elementen met weinig of geen wortelspreiding tonen vaak diepe wortelgroeven waar uiterst moeilijk kan worden gereinigd, dit maakt de prognose van het element vaak negatiever)

Wortellengte
Het juist interpreteren van de wortellengtes op solo-opnamen is essentieel in de parodontale diagnostiek, dit om een juiste algemene diagnose te kunnen stellen en om de mate van botafbraak (de ernst) goed te kunnen inschatten.

Wortelcontouren
Radices met (diepe) wortelgroeven hebben vaak een 8-vormige of niervormige doorsnede. In deze situatie worden er afhankelijk van de inschietrichting vaak dubbele wortelcontouren afgebeeld aan één zijde van een radix. Bij het waarnemen van een toenemende afstand tussen de wortelcontouren aan één zijde van de radix in apicale richting, heeft men vaak te maken met een diepe wortelgroeve of zelfs een wortelsplitsing. Naast het juist interpreteren van de wortelcontouren kan ook het verloop van het pulpakanaal behulpzaam zijn bij het bepalen van een (diepe)wortelgroeve of wortelsplitsing. Wanneer men bij het waarnemen van een solo-opname het pulpakanaal ziet vervagen of verdwijnen heeft men doorgaans te maken met een splitsing van het kanaal. Op dit niveau ontstaat aan de buitencontour van de radix een wortelgroeve die verder naar apicaal verdiept of soms zelfs splitst.

Het waarnemen van dubbele wortelcontouren op röntgenopnames is van belang, omdat dit de moeilijkheidsgraad van de (sub)gingivale gebitsreiniging kan verhogen en u een betere instructie kunt geven over de te gebruiken interdentale hulpmiddelen tijdens de mondhygiëne-instructie.

Röntgendiagnostiek is onlosmakelijk verbonden met het klinisch onderzoek
De basis van uw parodontaal onderzoek bestaat uit een klinisch onderzoek (parodontiumstatus) en een röntgenonderzoek. Beide onderzoeken zijn noodzakelijk om alle onderdelen van het paroprotocol (intake, initiële behandeling, herbeoordeling, chirurgie/implantologie en nazorg) optimaal te kunnen uitvoeren. Maar röntgenfoto’s geven niet alle noodzakelijke info; vooral de 2D röntgenopname heeft zijn beperkingen. Zo moet er al fors interdentaal botafbraak (30% of meer) hebben plaatsgevonden voordat wij met het blote oog iets kunnen waarnemen op een röntgenopname gemaakt in een bepaalde inschietrichting. Dit is ook het geval bij het waarnemen van peri-apicale ontstekingen (primair endoprobleem of een endo-paro probleem). Ook het niveau van over geprojecteerd bot over radices is op 2D röntgenopnamen onbetrouwbaar!

3D röntgenopnamen kunnen in de nabije toekomst uitkomst bieden en een betrouwbaarder beeld geven over de botafbraak (type en ernst).

Nascholing is belangrijk
De heer Huffels gaf gedurende de presentatie aan dat het de taak van de tandarts is om tijdens de intake de röntgenfoto’s te beoordelen en te bespreken met de patiënt. Die eindverantwoordelijkheid ligt niet bij de mondhygiënist. Toch moet de mondhygiënist de tandarts vaak uitleggen hoe de vork aan de steel zit, volgens toehoorders uit de zaal. Na afloop van de presentatie zei de heer Huffels dat in het kader van een juiste röntgeninterpretatie op parodontaal gebied, een aantal tandartsen nascholing zouden moeten volgen over dit onderwerp. Ik kan dit van harte aanbevelen, want tijdens de workshop kregen we vooral veel verhelderende dia’s met röntgenfoto’s te zien en…… die moet u gewoon gezien hebben!

Drs. R.A.M. Huffels is tandarts en werkzaam op de afdeling Conserverende en Preventieve Tandheelkunde, sectie Parodontologie en Orale Biochemie van ACTA.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de cursus van Quality Practice Mondhygiëne.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
De kracht en zwakte van het parodontium

De kracht en zwakte van het parodontium

Het is eigenlijk een wonder dat iemand zijn hele leven met een gebit kan doen. Waar zit de kracht van het gebit nu precies in? En wat is er voor nodig om, als het mis is gegaan, de gezonde toestand weer terug te krijgen?

Gezond tandvlees
Het is eigenlijk een wonder dat iemand zijn hele leven met een gebit kan doen. In principe zijn gebitselementen kleine botjes die door het tandvlees steken en die voortdurend blootgesteld worden aan onder andere bacteriën. Waar zit de kracht van het gebit nu precies in? En wat is er voor nodig om, als het mis is gegaan, de gezonde toestand weer terug te krijgen? Een update door Fridus van der Weijden.

Aanhechtingsepitheel en vloeistofstroom
Het aanhechtingsepitheel en de voortdurende vloeistofstroom zorgen er samen voor dat de mond gezond kan blijven.

  1. Aanhechtingsepitheel
    Het aanhechtingsepitheel is een soort ‘super lijm’ die ervoor zorgt dat bacteriën niet door kunnen dringen. Bij sonderen blijft er een laag cellen aan het tandoppervlakte zitten. Epitheelcellen hebben de neiging om af te schilferen.
  2. Vloeistofstroom
    Vanuit de bloedvaten is er sprake van een voortdurende bloedstroom. Hierbij speelt de neutrofiele granulocyt (eerstelijns verdediging) een enorm belangrijke rol. Wanneer een patiënt minder goede werkende neutrofiele granulocyten heeft (neutropenie), dan heeft dit vaak grote gevolgen.

Supra-alveolair bindweefsel
Het orale epitheel om een gebitselement bestaat uit:
1. De sulcus
2. Het aanhechtingsepitheel – behoort tot de biologische breedte
3. Supra-alveolair bindweefsel – behoort tot de biologische breedte

Het supra-alveolaire bindweefsel bevindt zicht tussen het aanhechtingsepitheel en het alveolaire bot en heeft een hoogte van ongeveer 1 mm. Hierdoor is niet mogelijk om met een pocketsonde tot op het bot te sonderen, er is dus geen direct contact met bot. Bij implantaten is dit anders, als je doorduwt komt de pocketsonde wel tot aan bot omdat het geen weerstand van aangehechte vezels ondervindt. Hierdoor kan bijvoorbeeld de ‘nieuwe ziekte’ cementitis ontstaan. Cementitis wordt veroorzaakt door cementresten die achter zijn gebleven na het cementeren van een kroon. Deze cementresten kunnen bij het plaatsen van de kroon worden doorgeperst tot het bot en dit zorgt voor ontsteking. Cementitis is een veelvoorkomende oorzaak van peri-implantitis.

Samenvatting
Samenvattend kan er gesteld worden dat de verdediging wordt bewerkstelligd door:

  1. De epitheliale aanhechting
  2. De supra-alveolaire bindweefselvezels
  3. De creviculaire vloeistofstroom
  4. De lokale afweer

Parodontaal ligament
Het is belangrijk dat het parodontaal ligament intact gehouden wordt. Indien dit intact is dan is er veel mogelijk, een voorbeeld is een autotransplantatie van een gebitselement.

Wetenschappelijk onderzoek en parodontale behandeling
1984 was een erg belangrijk jaar voor de parodontologie. In dit jaar bleek dat er veel resultaat geboekt kan worden door goede supra- en subgingivale reiniging. Waar parodontitis in het verleden hoofdzakelijk chirurgisch werd behandeld bleek het werk van de mondhygiënist zeer effectief.

Mes versus curette
Ramfjord et al. (1984) vergeleek in zijn onderzoek het mes met de curette. In dit onderzoek kwam naar voren dat conservatieve behandeling (het supra- en subgingivaal reinigen) beter is of in ieder geval net zo goed is als chirurgische reiniging. Sinds 1984 is de niet-chirurgische behandeling dus erg belangrijk geworden.

Hand versus ultrasoon
Badersten et al. (1984) onderzocht een groep patiënten met parodontitis die werd behandeld op de volgende wijze: eerst instructie, daarna instrumentatie en vervolgens het uitvoeren van een na-evaluatie. Hierbij werd ultrasone reiniging vergeleken met reiniging met scalers en curettes. De resultaten lieten zien dat in deze groep parodontitis patiënten de plaquescore afnam na het geven van instructie. De bloedingsscore nam pas af nadat er ook subgingivaal werd gereinigd. Afname van pocketdiepte ontstaat door het optreden van recessie en doordat de vezels van het parodontaal ligament als een soort ‘elastiekje’ strakker om de tand gaan liggen (winst van klinische aanhechting). Geconcludeerd kon worden dat er een vergelijkbare reductie in bloeding, pocketdiepte en klinische aanhechting optreedt bij zowel hand- als ultrasone reiniging.

In 2002 sloot Tunkel et al. (2002) zich aan bij de conclusie van Badersten. In hun systematic review over dit onderwerp concludeerden ze dat er geen verschil is in effectie op pocketdiepete en aanhechtingsniveau maar dat er wel sprake is van tijdwinst: ultrasone reiniging gaat sneller. Groot voordeel is dat ultrasone instrumenten niet geslepen hoeven te worden wat ook weer tijd en werkplezier oplevert.

Elektrische tandenborstel en ragers
In 2015 publiceert van der Weijden et al. een artikel waarin wordt geconcludeerd dat de elektrische tandborstel een grote bijdrage levert aan de mondgezondheid. Sälzer et al. (2015) concludeert dat interdentale ragers de meest effectieve manier is om plaque te verwijderen. Het gebruik van deze hulpmiddelen wordt dus aangeraden.

Roken
Zee et al. concludeert in 2009 dat 40% van de parodontitis verklaard kan worden door het feit dat mensen roken. Van der Weijden et al. deed in 2001 een onderzoek onder een groep parodontitis patiënten concludeerde dat ten opzichte van de Nederlandse bevolking er beduidend meer rokers onder hen aanwezig waren hetgeen onderschrijft dat roken een risico factor is bij het ontstaan een de progressie van parodontitis.

Antibiotica
De ‘mijlpaalstudie’ over dit onderwerp is in 1989 gepubliceerd door van Winkelhoff et al. Om Actinobacillus actinomycetemcomitans (Aa) effectief te bestrijden bleek de combinatiekuur van metrondidazol en amoxicillline zeer geschikt. Dit levert klinische verbetering van zowel de pocketdiepte als de bloedingsneiging op.

Zandbergen et al. schreef in 2013 een systematic review over de winst van klinische aanhechting. De conclusie was dat de combinatie van antibiotica een extra bijdrage in behandelresultaat levert in het behandelen van diepe pockets (≥7 mm). Wel werd er op gewezen dat antibiotica alleen moeten worden gegeven worden als er een professionele supra- en subgingivale reiniging aan vooraf is gegaan.

Chloorhexidine
Feres et al. (2009) deed onderzoek naar het klinische en microbiologische effect van chloorhexidine tijdens supra- en subgingivale reiniging bij parodontitis patiënten. De conclusie was dat er bij het spoelen met chloorhexidine een significante afname van de pocketdiepte waarneembaar is aan het einde van de behandeling. Het nadeel van het gebruik van chloorhexidine is dat het niveau van mondhygiëne minder goed beoordeeld kan worden. Daarnaast is er vaak sprake van verkleuring van de gebitselementen. In een systematic review van Van Maanen-Schakel (2012) werd chloorhexidine met waterstofperoxide gecombineerd. Bij het gebruik van deze combinatie is er sprake van minder verkleuring en is het effect van chloorhexidine zelfs groter.

Laserbehandeling
Over het gebruik van lasers wordt gezegd dat de laserstraal het tandsteen verdampt en eventueel de biofilm ook: het geïnfecteerde epitheel wordt weggehaald. Volgens de American Academy of Periodontology is er weinig bewijs dat een laser iets bijdraagt aan parodontale behandeling. Je kunt voor de investering van een laser beter een nieuwe auto kopen. Daar heb je meer plezier van.

Parodontale chirurgie
In sommige situaties moet er chirurgie ingezet worden. Echter, moet men zich beseffen dat parodontitis geen appendicitis (blindedarmontsteking) is: Wanneer er tandvlees weggesneden wordt, wil dat niet zeggen dat de ‘itis’ verdwijnt. Er kan er nog steeds sprake zijn van verdere progressie van parodontitis.

Het doel van chirurgie is:

  1. Zichtbaarheid krijgen zodat tandsteen en plaque makkelijker en met beter zicht verwijderd kunnen worden (o.a. toegang tot furcaties). Daarnaast kan het bot gecorrigeerd worden (bijv. het verwijderen van glazuurparels).
  2. Het elimineren van de verdiepte pockets doordat er een randje van de gingiva weggehaald wordt.
  3. Het creëren van een gingiva-vorm die past bij het bewerkstelligen van een goede mondhygiëne.
  4. Eventueel het herstel van het parodontaal ligament met Emdogain. Gebruik van dit eiwit is vooral voorspelbaar bij niet-rokers en in geval van drie-wandige botdefecten.

Prof.dr. Fridus van der Weijden Studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen de Paro Praktijk Utrecht en de vakgroep Parodontologie van ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Infecties’ aan ACTA. Deze leerstoel is ingesteld op instigatie van de stichting NVvP.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden tijdens het congres PARO2015 van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Cholesterolverlager zou parodontitis helpen genezen

Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van cholesterolverlagers. Maar er is een ding wat we tot nu toe niet wisten: cholesterolverlagers kunnen helpen bij de behandeling van parodontitis. Dit blijkt uit onderzoek van de Harvard Medical School. Dr Ahmed Tawakol die het onderzoek leidde, zegt dat tandvleesontsteking en atherosclerosis infectieziektes lijken te zijn met dezelfde oorzaak.

Onderzoek
Voor het onderzoek werden 83 patiënten met artherosclerose en risicopatiënten hiervoor in twee groepen verdeeld. Een groep kreeg een hoge dosis (80 mg) cholesterolverlager en 10 mg placebo de controlegroep kreeg 10 mg cholestorolverlager en 80 mg placebo. Na vier weken medicijngebruik werd er bij veel mensen een significante verbetering van de conditie van de gingiva gemeten. Zij hadden tevens minder aderverkalking. Leeftijd, geslacht, wel/niet roken en het hebben van diabetes bleken geen invloed hierop te hebben. Wat wel uitmaakte was de hoeveelheid parodontale afbraak. Bij deelnemers met een hoge mate van parodontale afbraak was het effect van de cholesterolverlager groter.

Dit suggereert dan cholesterolverlagers niet alleen bij hart- en vaatziekten als medicijn gebruikt kunnen worden, maar ook bij parodontitis. Tawakol vindt dat patienten met parodontitis hun arts hierover zouden moeten vertellen. Wat in de mond gaande is, kan het hart beïnvloeden en andersom. Maar Tawakol raadt nog niet aan om cholestorverlagers te gebruiken voor behandeling van parodontitis. Daarvoor moet nog meer onderzoek gedaan worden.

Bron:
News Medical 
Emax Health

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z
Gingivarecessies: oorzaken en behandeling

Gingivarecessies: oorzaken en behandeling

Gingivarecessies worden steeds vaker waargenomen en vastgelegd. De introductie van de microchirurgie in de parodontologie heeft geleid tot baanbrekende en vernieuwende inzichten over de chirurgische benadering en behandeling. Wat zijn de oorzaken en behandelmogelijkheden van gingivarecessies?

Tegenwoordig bestaat de mogelijkheid om gingivarecessie te herstellen. In het verleden werden deze ontsierende recessies vaak als poetstrauma weggewimpeld en moesten deze maar geaccepteerd worden want behandeling was niet mogelijk. De introductie van microchirurgie in de parodontologie heeft geleid tot baanbrekende en vernieuwende inzichten over de chirurgische benadering en behandeling.

Wat is nodig?

  • Adequate vergroting en verlichting voor netter resultaat
  • Juiste instrumentarium
  • Hechtdraad (Op monofilament minder plaque 6-0 of 7-0 )
  • Hechtnaald met snijdende kop + schacht voor minder schade mucosa
  • Scholing om operatietechnieken te leren

Chirurgische technieken

  • Rotational flap procedure
    Chirurgische techniek met translocatie van een gesteelde flap voor het bedekken van een lokale gingivarecessie.
  • Coronally advanced flap
    Chirurgische techniek met coronaal verplaatste gesteelde flap voor het bedekken van een lokale gingivarecessie.
  • Envelope techniek = Gouden standaard
    Met free connective tissue graft (bindweefseltransplantaat). Biotype van de gingiva is hierbij erg belangrijk. Het liefst wil je een stug biotype om resistentie te creëren tegen het terugtrekken van tandvlees.

Microchirurgie vs. macrochirurgie
Bij microchirurgische ingrepen ligt het succespercentage hoger. (Burkhardt et al. 2005) Met een angiografie is het mogelijk om aan te tonen hoe vascularisatievoorziening in het transplantaat verloopt. Bij macrochirurgie komt na 1 week de bloedvoorziening op gang. Bij microchirurgie gaat het sneller en is direct na de ingreep al zichtbaar dat er sprake is van vascularisatie. Na 1 week is de vascularisatie volledig hersteld. Dit is essentieel voor de genezingscapaciteit.

Miller classificatie

  1. Gingivarecessie die begrensd wordt door gekeratiniseerde gingiva
  2. Gingivarecessie voorbij mucogingivale grens (omslagplooi)
  3. Interdentale papil degenereert, er is sprake van een bepaald proces (bijv. parodontitis)
  4. Interdentale papil volledig afwezig

Miller classificatie 3 is nog wel goed te behandelen. Bij Miller classificatie 4 is het chirurgisch niet meer mogelijk een papil te creëren.

Etiologie
Belangrijkste van parodontium is parodontaal ligament (PDL). PDL bepaalt de aanhechting van de tand, daardoor kom je tijdens sonderen niet op het bot terecht. Vezels van Sharpey bepalen dat er regeneratie plaats vindt.

Feiten over gingivarecessies

  • Gingivarecessies ontwikkelen zich alleen in het bijzijn van een botdehiscentie. Er lijkt daarom een relatie te bestaan tussen de mate van recessie en de grootte van de botdehiscentie. (Bernimoulin & Curilovic, 1977)
  • Een dun biotype gingiva is vatbaarder voor gingivarecessie tijdens of na een orthodontische behandeling. Gingivitis lijkt hier een belangrijke rol te spelen. (Melsen &Allais, 2005)
  • Een dun biotype gingiva (<0.5mm) loopt een groter risico om na de orthodontische behandeling gingivarecessie te ontwikkelen. (Yared et al. 2006)
  • Een excessieve labiale of linguale positie van gebitselementen is geassocieerd met een dun type gingiva en/of gingivarecessie. (systhematic review Joss-Vassali, 2010)

De recessiebedekking
Bij de recessiebedekking met bindweefseltransplantaat moet je goed weten waar je het oogst. Goede kennis van histologie is vereist. Er lopen behoorlijk wat vaten in het oogstgebied en bindweefsel is vrij dun. Het verkrijgen van het transplantaat gebeurt ter hoogte van het palatum. Op sommige plaatsen is meer vetweefsel en dat is niet geschikt voor het transplantaat.

Hoe palatumweefsel oogsten:

  1. Lokaal verdoven
  2. Onderliggende bindweefsel wordt uitgeprepareerd
  3. Vet weefsel intact laten; probeer oppervlakkig te blijven
  4. Sluiten met behulp van hechtingen

Het wondbed creëren voor adaptatie van het transplantaat en vervolgens hechten met meerdere hechtingen, bijvoorbeeld matras en kruishechting. Dit is essentieel voor druk en dus cruciaal voor succes.

Tunneltechniek
Bij de tunneltechniek wordt ruimte gecreëerd onder weke delen waarbij de papillen intact worden gelaten. Het transplantaat wordt submucosaal aangebracht.

De orthodontische draadspalk
Er bestaat een verband tussen orthodontische draadspalk en recessie. Orthodontische draadspalk is niet per se een risicofactor voor recessie. Het zijn met name externe factoren die invloed hebben op orthodontisch draad.

Externe factoren:

  1. Elastic deflection (twisted wire; draad wil zich uitdraaien).
  2. Draad kan geactiveerd worden door parafuncties
  3. Mal-positie van de draad
  4. Relaps door een te snel uitgevoerde orthodontische behandeling
  5. Skeletale groei

Secudaire risicofactoren: automutilatie

Uit een studie van Renkema et al. (2013) blijkt dat het gemiddelde aantal recessies in behandelde orthodontie patiënten significant hoger is dan bij onbehandelde patiënten, met name bij onderfront incisieven.
Soms is het beter om de draadspalk opnieuw te maken dan opnieuw vast te zetten. Dit om spanning en daarmee gingivarecessie te voorkomen.

Een endodontische behandeling is geïndiceerd wanneer recessie of defect bot tot voorbij apex reikt.

Gingivarecessie flowchart

De stappen:

  • Mondhygiëne behandeling (a-traumatische poetsinstructies) en halfjaarlijkse controle
  • Verwijderen of vernieuwen orthodontische draadspalk; eventueel uitneembare retainer
  • Orthodontische consult
  • Wel of niet een orthodontische herbehandeling? Soms is het nodig de radix weer terug te brengen in genetische bepaalde envelop
  • Vervolgen en/of jaarlijks evalueren
  • Dan eventueel recessiebedekking

Guido Rhemrev studeerde in 1998 af als tandarts aan de UvA. Na 3 jaar algemene praktijk in Nederland en Italië volgde hij vanaf 2001 de drie jarige Masteropleiding in de parodontologie aan ACTA. Hij is erkend door de NVvP en NVOI als parodontoloog en implantoloog. Sinds 2004 is hij werkzaam op de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA). Daarnaast is hij werkzaam als docent binnen de vakgroep parodontologie van ACTA waar hij parodontologen in opleiding begeleidt in de implantologie. Zijn voornaamste interesse ligt in de plastische parodontale microchirurgie bij patiënten met muco-gingivale en dento-alveolaire afwijkingen ten gevolge van parodontale aandoeningen. Op dit gebied heeft hij diverse artikelen gepubliceerd.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Guido Rhemrev tijdens het congres PARO2015 van Bureau Kalker
Jul 2015

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Effect initiële behandeling van chronisch adulte parodontitis

Welke aspecten zijn van belang bij een goede parodontale behandeling en wat kun je verwachten van een initiële behandeling van chronische adulte parodontitis?

Verslag van de lezing ‘Effect initiële behandeling van chronische adulte parodontitis: wat kun je verwachten?’ van mevrouw drs. F.K.M. ten Berge, tandarts, tijdens de cursus Parodontologie Update van Quality Practice

Goede parodontale behandeling
Als je een paropatiënt intensief hebt behandeld en begeleid, is de herbeoordeling een spannend moment. Zeker als je nog niet zo lang parodontitis behandeld, is het niet alleen een meetmoment maar geeft het de behandelaar ook feedback. Maar voordat je zover bent, is er al veel aan vooraf gegaan.

Een goede parodontale behandeling begint bij een goede praktijkorganisatie. Daarin moet duidelijk zijn wie wat doet en zal er protocollair gewerkt moeten worden. De DPSI moet goed en regelmatig worden gescoord en de parostatus moet aangevuld worden met een OPG en/of röntgenstatus. Vergeet hierbij niet een totaaloverzicht te krijgen met behulp van de medische anamnese maar ook van de leefstijl van de patiënt, de omgeving en de eventuele erfelijke factor. Pas dan kan de etiologie van de parodontitis van die specifieke patiënt echt duidelijk worden. Communicatie is hierbij heel belangrijk en ook voor het verdere parotraject. Alleen op die manier kan er echt goede zorg op maat worden gegeven. De initiële therapie behoort binnen drie tot vier weken volledig afgerond te zijn en de herbeoordeling volgt dan pas weer na twee tot drie maanden.

Eénwortelige elementen
Wanneer zijn we tevreden over het klinische effect na uitvoering van een initiële parodontale behandeling bij adulte parodontitis? In een onderzoek werden éénwortelige elementen onderzocht van 49 parodontitispatiënten met pockets van 5-12 mm die vervolgens initieel behandeld werden.

De plaquescore liep bij de verdiepte pockets van 80% terug naar net onder de 20%. Terwijl bij de ondiepe pockets (minder of gelijk aan 3,5 mm) de plaquescore van 40% naar onder de 10% liep. De bloedingsindex ging van 90% naar ongeveer 20% bij de verdiepte pockets en van 50% naar onder de 10% bij de ondiepe pockets.

Bijzonder was dat bij pockets van rond de 4 mm er na initiële therapie geen aanhechtingswinst gevonden werd. De dieptes werden wel kleiner, maar ook nam de grootte van de recessie toe. Mevrouw Ten Berge adviseert daarom bij pockets ondieper dan 4,5 mm niet te intensief te behandelen, maar deze voorzichtig te benaderen. Bij diepere pockets geldt de volgende vuistregel van prof B.G. Loos, parodontoloog:

De diepte voorafgaand aan de initiële therapie in mm: 2 + 1 = pocketdiepte na initiële behandeling. Dus als een pocket 8 mm is bij een éénwortelig element bij de intake en bij de herbeoordeling is deze pocket 5mm geworden, dan is de initiële behandeling voldoende aangeslagen.

Meerwortelige elementen
Bij meerwortelige elementen zien we plaquescores van 80% reduceren naar 20%. Gedurende 42 maanden zien we in de plaquescores soms een piek naar 40%. Het is voor de patiënt moeilijk om de goede mondhygiëne continu op peil te houden. Het eist veel discipline. Af en toe een dip in de mondhygiëne is niet erg, zolang de patiënt het maar weer op kan pakken. “Wijs niet te veel met je vinger, maar vertel dat het heel menselijk is om soms wat slordiger te worden”, adviseerde Ten Berge.

De bloedingsscore van de meerwortelige elementen lag aanvankelijk ook hoger dan bij de éénwortelige elementen. Deze score was voorafgaand aan de initiële therapie 85% en in verloop van tijd fluctueerde het van 40% tot zo’n 25%. Bij de platte molaarvlakken geldt dezelfde vuistregel als bij de éénwortelige elementen. Met platte molaarvlakken worden de vlakken zonder furcatie bedoeld. Bij vlakken met een furcatie werd er geen aanhechtingswinst gevonden! Wel nam de mate van terug getrokken gingiva (recessies) in alle gevallen toe.

Rokers versus niet-rokers
Zes jaar lang werd de mondgezondheid van 46 rokers en 28 niet-rokers gevolgd. Zij hadden een gemiddelde pocketdiepte van vijf millimeter en werden initieel behandeld. Bij de rokers werd gemiddeld 1,3 millimeter pocketreductie gevonden en bij de niet-rokers was dit een halve millimeter meer. De toename van de recessie bleef na zes jaar ongeveer gelijk ten opzichte van elkaar. Het aanhechtingsniveau was bij niet-rokers dus meer dan bij rokers. Uiteraard moeten we wel elke patiënt apart blijven zien: elke patiënt is uniek. Niet elke roker presteert slechter dan een niet-roker.

Instructie
Ten Berge sloot haar presentatie af met een boodschap voor in de praktijk: instructie is zeer belangrijk om een goed blijvend resultaat te behalen. Deze instructie moet ook vaker dan één keer gegeven worden. Geef niet meteen op bij een furcatie, want ook furcatiepockets kunnen positief reageren op de initiële behandeling maar vaak minder goed dan éénwortelige elementen en platte molaarvlakken.

Niet alleen roken heeft een nadelig effect, maar denk ook aan andere factoren zoals stress, dieet en systemische ziekten.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing ‘Effect initiële behandeling van chronische adulte parodontitis: wat kun je verwachten?’ van mevrouw drs. F.K.M. ten Berge, tandarts, tijdens de cursus Parodontologie Update van Quality Practice.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Prevalentie parodontitis hoogst onder allochtonen in VS

Onderzoek heeft aangetoond dat bijna 65 miljoen Amerikanen boven de 30 jaar een geavanceerde vorm van parodontitis hebben. Prevalentie van parodontitis blijkt het hoogst onder allochtonen. Het onderzoek is gepubliceerd in the Journal of Periodontology.

Gezondheidsvoorlichting
Uit het onderzoek blijkt dat 63,5 procent van de Spaans-Amerikanen, 59,1 procent van de niet-Spaanse (donkeren) en 50 procent van de Aziatische Amerikanen getroffen zijn door parodontitis. Volgens het onderzoek is duidelijke gezondheidsvoorlichting nodig om de algemene gezondheid van de gehele bevolking te verbeteren.

Parodontitis
Parodontitis blijkt dus een groot mondzorgprobleem in Amerika. Parodontale aandoeningen, vooral geavanceerde vormen, zijn gekoppeld aan cardiovasculaire ziektes en leiden ook tot tandverlies. Regelmatige bezoeken aan de tandarts en een goede mondhygiëne thuis zijn de beste middelen tegen parodontitis.

Bron: Pharmiweb

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z

De rol van herpesvirussen bij parodontitis

Diverse studies claimen een rol voor verschillende micro-organismen, zoals schimmels en virussen, bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Deze studies kunnen een nieuw tijdperk in het parodontaal onderzoek markeren. Wat is de mogelijke rol van humane herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis?

Tot voor kort lag de focus van het onderzoek naar het ontstaan en verloop van parodontitis bij de klassieke paropathogenen en werd de rol van andere micro-organismen, zoals schimmels, parasieten, protozoën en virussen, genegeerd of hooguit zijdelings bestudeerd. Dat dit onterecht is, blijkt uit diverse studies die een rol claimen voor verschillende micro-organismen bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Deze studies kunnen een nieuw tijdperk in het parodontaal onderzoek markeren.

In dit artikel zullen we ingaan op de mogelijke rol van humane herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis.

Verschillende herpesvirussen
Dat virussen op dit moment extra in de belangstelling staan, is op zich niet vreemd: niet alleen zijn er de afgelopen jaren een aantal bekende virusuitbraken geweest, ook hebben moderne moleculaire technieken zoals de end-point polymerase ketting reactie (PCR), real-time PCR en reverse transcriptie PCR het mogelijk gemaakt om hoogstaand virusonderzoek te doen. Door hun simpele structuur zijn virussen met moderne moleculaire technieken ook relatief eenvoudig te onderzoeken.

De herpesvirussen zijn een verzamelnaam voor een groep grote DNA virussen die ziekten bij mens en dier kunnen veroorzaken. Van de meer dan 120 verschillende herpesvirussen zijn er slechts 8 die de mens kunnen infecteren en deze zijn In onderstaande tabel weergegeven. Welke van deze humane herpessoorten een rol spelen bij parodontitis, is nog niet helemaal duidelijk. Wel blijkt dat een ontstoken parodontium in ieder geval een goede voedingsbodem is voor het Epstein-Barr virus (EBV) en het Cytomegalovirus (CMV), waarbij tot 100 miljoen virusdeeltjes aanwezig kunnen zijn (Slots, J.).

Herpesvirussen die de mensen kunnen infecteren

Mogelijk bewijs dat herpesvirussen een rol spelen bij het ontstaan en verloop van parodontitis
De aanwezigheid van EBV en CMV in een ontstoken parodontium is niet de enige aanwijzing dat herpesvirussen een rol spelen bij parodontitis. Uit verschillende studies blijkt dat herpesvirussen op meer manieren betrokken zijn. Hieronder zijn de mogelijke bewijzen samengevat:

  1. Uit verschillende gingivale celtypes kunnen herpesvirussen worden geïsoleerd (Ehrlich et al. 1983).
  2. In gingivale weefsels van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in weefsels van gezonde personen (Contreras et al. 2000).
  3. In de creviculaire vloeistof van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in de creviculaire vloeistof van gezonde personen (Parra en Slots 1996).
  4. In subgingivale plaquemonsters van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in subgingivale plaquemonsters van gezonde personen (Saygun et al. 2002, Imbronito et al. 2008).
  5. Er is een mogelijke interactie tussen herpesvirussen en paropathogenen (Kamma and Slots 2003). Vooral interacties tussen CMV en paropathogenen zoals Aggregatibacter actinomycetemcomitans (Aa), Tannerella forsythensis (Tf), Treponema denticola (Td) en Porphyromonas gingivalis (Pg) zijn bestudeerd. De ODDS ratio tussen agressieve parodontitis en aanwezigheid van CMV bedraagt 6,6. Als er ook nog Pg aanwezig is, stijgt de ODDS ratio zelfs tot 51,4. Dit laatste duidt op een sterk synergistisch effect tussen CMV en paropathogenen als Pg.

Wat is de etiopathogenese bij het ontstaan en verloop van parodontitis?
Als etiopathogenese zijn een vijftal processen beschreven:

  1. Herpesvirussen als EBV en CMV zorgen voor een toename van pro-inflammotoire cytokines als IL-1beta en TNF-alpha. Toename van deze cytokines resulteert in een activatie van matrix-metalloproteinases en osteoclasten met als gevolg een toename van weefsel- en botafbraak (Slots 2009).
  2. Bestaande afweermechanismen worden afgeremd door herpesvirussen, wat een secundaire bacteriële dysbiose tot gevolg kan hebben (Morgensen et al. 2001 en Page et al. 1997).
  3. Er is een direct pathogeen effect van herpesvirussen op diverse humane cellen, zoals fibroblasten, keratinocyten en endotheelcellen, waardoor herstelmechanismen worden vertraagd of zelfs helemaal stilvallen. Ook dit kan een secundaire dysbiose tot gevolg hebben (Britt et al. 1996).
  4. Infectie van de humane gingiva kan aanhechting en kolonisatie van paropathogene bacteriën bevorderen.
  5. Door een toename in ontstekingsprocessen ziet men ook een toename van micro-organismen die leven van het ontstekingsinfiltraat met een secundaire dysbiose als mogelijk gevolg.

Uitdagingen

  1. De gebruikte methode
    Het meeste herpesvirusonderzoek is uitgevoerd met behulp van de “nested” PCR methode. Nadeel van deze methode is de gevoeligheid voor contaminatie met als gevolg fout positieve resultaten. Toepassing van nauwkeurige moleculaire technieken zoals real-time PCR zal de betrouwbaarheid van de resultaten doen toenemen.
  2. Problemen met causaliteit
    Om onderscheid te kunnen maken tussen causaliteit en correlatie zijn nieuwe studies noodzakelijk, bijvoorbeeld door herpesvirussen met behulp van specifieke antivirale middelen te verwijderen. Ook kan worden bestudeerd of er een positief effect is van zulke antivirale middelen op het parodontitisbeeld.
  3. Problemen met de monstername
    Het is erg moeilijk om betrouwbare en relevante monsters te nemen. Bloed is een belangrijke storende variabele, omdat bloedcellen virusdeeltjes kunnen bevatten.
  4. Het aantal onderzoeksgroepen dat virusstudies uitvoert is te beperkt
    Op dit moment zijn er slechts een beperkt aantal universitaire groepen bezig met onderzoek naar het verband tussen virussen en parodontitis.

Conclusies
Ondanks bovenstaande uitdagingen waar we bij virusonderzoek mee te maken hebben, komt er steeds meer kennis over de rol van herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Vooral het cytomegalovirus en Eppstein-Barr virus worden veelvuldig in verband gebracht met parodontitis.
Er zijn verschillende plausibele pathogenese mechanismen beschreven waarbij er een duidelijk verband aanwezig is tussen de aanwezigheid van het herpesvirus en het ontstaan van een secundaire bacteriële dysbiose. Meer en beter onderzoek naar deze pathogenesemechanismen zal meer inzicht moeten geven in de relatie tussen herpesvirussen, paropathogenen en parodontitis.

Door: Dr. H.E. van Beurden, Bio2Dental BV

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Zwangerschap en parodontitis

Zwangerschap en parodontitis

Zijn tandheelkundige behandelingen toegestaan tijdens zwangerschap? Welke medicatie mag een zwangere gebruiken? Waarom hebben zwangere vrouwen een grotere kans op het ontwikkelen van parodontitis en wat zijn de gevolgen? Verslag van de lezing van mevrouw A. Kunnen tijdens de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid van de Stichting PAOT-NN in samenwerking met het UMCG Wenckebach Instituut.

Zijn alle tandheelkundige behandelingen toegestaan gedurende de zwangerschap?
Bij tandheelkundige behandelingen tijdens de zwangerschap wordt vaak enige terughoudendheid in acht genomen door tandartsen. Dit is niet gebaseerd op wetenschappelijke resultaten. Vaak zijn tandartsen bang voor claims en dit is ook niet vreemd wanneer er gekeken wordt naar de kans op spontane abortussen die tussen de 10-15% ligt. Spontane abortussen zijn afhankelijk van veel factoren en de kans is zeer klein dat dit (alleen) door een tandheelkundige behandeling komt. Echter is dit nooit goed vast te stellen.

In principe mag er dus op ieder moment van de zwangerschap behandeld worden: scaling en rootplaning, extracties, restaureren en endodontische behandelingen. Echter kan er beter gekozen worden om in het tweede trimester te behandelen. De kans op spontane abortussen is dan namelijk veel kleiner en een tandheelkundige behandeling, als ‘oorzaak’ van een spontane abortus, kan op deze manier uitgesloten worden.

Welke medicatie mag een zwangere gebruiken?
Medicatie kan worden ingedeeld in de volgende categorieën:
Categorie A: medicijn geeft geen probleem/ heeft geen effect op foetus.
Categorie B: medicijn is iets riskanter.
Categorie C: medicijn kan mogelijk problemen veroorzaken, wel reversibel.
Categorie D: medicijn mag niet gegeven worden bij zwangerschap. Grote kans op complicaties zoals misvormingen.
Categorie X: medicijn mag ook al niet gegeven worden als iemand zwanger wil worden.

  1. Lokale anesthesie
    Lokale anesthesie valt onder categorie A (Articaïne, bupivacaïne, lidocaïne, mepivacaïne, prilocaïne octapressine/citanest). Hierbij is het goed om te weten dat de adrenaline-spiegel in het bloed die veroorzaakt wordt door stress, hoger is dan de hoeveelheid adrenaline die er in de anesthesie-vloeistof zit.
  2. Pijnstillers
    Paracetamol is de enige pijnstiller die in categorie A valt en dus veilig is tijdens de zwangerschap. NSAID’s en aspirine kunnen erg gevaarlijk zijn tijdens de zwangerschap.
  3. Antibiotica
    Amoxicilline valt in categorie A en kan dus zonder problemen voorgeschreven worden tijdens de zwangerschap. Opgemerkt hierbij dient te worden dat het voorschrijven van amoxicilline (augmentin) als monotherapie in de tandheelkunde ongebruikelijk is. Metronidazol valt in categorie B en mag wel vanaf het tweede trimester voorgeschreven worden. In het eerste trimester passeert dit medicijn namelijk nog de placenta. Penicilline valt ook in categorie A.

Waarom hebben zwangere vrouwen een grotere kans op het ontwikkelen van parodontitis en wat zijn de gevolgen?
Veel zwangere vrouwen hebben last van zwangerschapsgingivitis, wat vooral toeneemt tijdens het tweede en derde trimester. Ook loopt een zwangere vrouw meer kans op het ontwikkelen van parodontitis. Dit wordt veroorzaakt door verschillende veranderingen in het lichaam.

Ten eerste vindt een verandering van bacteriële samenstelling plaats ten gevolge van hormonale verandering. Daarnaast neemt het bloedvolume met 40-50% toe wat effect heeft op de bloedvaten. Ten derde vindt er een immunologische aanpassing plaats om de ‘lichaamsvreemde’ foetus niet af te stoten. Deze immunologische veranderingen zijn niet alleen in de baarmoeder merkbaar maar ook perifeer (o.a. de mond). Door al deze veranderingen, is tijdens een gewone zwangerschap het lichaam in een pro-inflammatoire staat. Dit betekent dat er een toename is van het aantal leukocyten en dat er activatie plaatsvindt van ontstekingscellen. Deze pro-inflammatoire staat kan weer leiden tot zwangerschapscomplicaties zoals vroeggeboorte (<37 weken), pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging) en een laag geboortegewicht.

Helpt parodontale behandeling deze complicaties te voorkomen?
Meta-analyses hebben uitgewezen dat parodontale behandeling tijdens de zwangerschap niet tot reductie van zwangerschapscomplicaties leidt.

Geconcludeerd kan worden dat:

  • Parodontale behandeling veilig is tijdens de zwangerschap.
  • Parodontale behandeling de parodontale conditie tijdens de zwangerschap verbetert.
  • Een parodontale behandeling het beste kan plaatsvinden rond de 20e week van de zwangerschap.
  • Acute tandheelkundige behandelingen gedurende de gehele zwangerschap uitgevoerd kunnen worden.
  • Voorkomen beter is dan genezen.

Mevrouw A. Kunnen is mondhygiënist en docent aan het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde, UMCG.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid, georganiseerd door de Stichting PAOT-NN.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z

NVM: Onjuistheden over de Leergang Parodontologie

De NVM vindt dat er feitelijke onjuistheden staan in het verslag waarin parodontoloog Jeroen Zweers aan het woord komt over de Leergang Parodontologie. “Alle opleidingen hebben de basiskennis en -vaardigheden voor parodontologie in het reguliere curriculum opgenomen. Voor verdere scholing is er een minor Parodontologie.”

De Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten vindt dat er feitelijke onjuistheden staan in het verslag waarin parodontoloog Jeroen Zweers aan het woord komt.
De Achterhoekse studieclub van mondhygiënisten nodigde onlangs Zweers uit om te praten over zijn vak, verwijzen en het geheim van parodontale stabiliteit. In het verslag , dat nog te lezen is op dentalinfo.nl, staat dat hij graag samenwerkt met mondhygiënisten, maar als het over borende mondhygiënisten gaat, hij wat bezorgd kijkt. Op sommige HBO’s Mondzorgkunde is parodontologie een minor geworden. “Naar mijn idee is parodontologie de basis van de opleiding tot mondhygiënist. Ik heb van verschillende collega’s vernomen dat de handvaardigheid en kennis over parodontologie van recentelijk afgestudeerde mondhygiënisten steeds vaker te kort schiet. Dat er nu zelfs plannen zijn om de HBO Mondzorgkunde te verlengen met een post-HBO parodontologie is de wereld op zijn kop.”

Scalen en planen
Oddy Folgerts, beleidsmedewerker Onderwijs, Scholing en Wetenschap bij de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, wil op deze uitspraken reageren. Sinds de komst van de 4-jarige opleiding leren mondhygiënisten in spé om te prepareren en te restaureren. Daarmee is er ook een minor Parodontologie gekomen. Leren dan niet alle studenten Mondzorgkunde meer te scalen en te planen? “Alle opleidingen hebben de basiskennis en -vaardigheden met betrekking tot parodontologie in het reguliere curriculum opgenomen. Voor diegene die zich verder wil scholen in de Parodontologie is binnen de reguliere opleiding een minor Parodontologie”, antwoordde Folgerts.

Leergang Parodontologie
Wat is dan de reden van het ontwikkelen van de post-HBO Parodontologie? “De NVM spreekt niet over een post-HBO-opleiding, maar over de Leergang Parodontologie (LP). De LP is een verdieping en verbreding van kennis en vaardigheden op het gebied van parodontologie en voor alle mondhygiënisten die affiniteit hebben met parodontologie. Daarnaast heeft de Leergang Parodontologie als doel om de (regionale) samenwerking tussen de mondhygiënisten, parodontologen en andere (mond)zorgprofessionals te bevorderen en het kwalitatief handelen als het gaat om de parodontologie gezamenlijk aan te pakken. De NVM heeft als missie: ‘Het bevorderen van professionele, preventieve mondzorg voor alle Nederlandse inwoners en het creëren van voorwaarden voor mondhygiënisten om deze hoogwaardige mondzorg te verlenen’. Bovendien heeft de NVM als doelen gesteld om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te stimuleren en inhoudelijk het beroep verder te ontwikkelen. De NVM wil middels de ontwikkeling van de Leergang Parodontologie niet alleen een bijdrage leveren aan de kwaliteit en de inhoudelijke ontwikkeling van het beroep, maar ook aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de mondzorg.

Interesse bij mondhygiënisten
De NVM onderzocht of er een vraag is onder haar leden om de LP uiteindelijk echt van start te laten gaan, ook bleek de interesse uit congresbezoek. Het congres over parodontologie in 2010 was één van de drukbezochtste NVM-congressen ooit. Uit onderzoek van twee studenten Mondzorgkunde van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) in 2011 over bij- en nascholing bleek dat 70.2% van de 490 mondhygiënisten interesse heeft in bij- en nascholing op het gebied van parodontologie. Ook heeft de NVM tijdens het NVM Voorjaarscongres 2013 na toelichting van de heer dr. Schelte Fokkema, MSc, op de ontwikkeling van de LP een peiling uitgevoerd onder congresbezoekers naar de belangstelling voor een LP. Ruim 70% van de aanwezige mondhygiënisten (226 stemmen in totaal) gaven aan dat zij geïnteresseerd zijn in de LP, bovendien bleek dat de ruime meerderheid (82%) zijn klinische tijd primair besteedt aan parodontologie. Ook de DCM-cursussen over de parodontologie worden altijd goed bezocht door mondhygiënisten. Folgerts: “De afgelopen jaren is veel variëteit ontstaan als het gaat om scholing op het gebied van parodontologie en de kwaliteit en het niveau van dergelijke scholing verschilt. Vanuit het werkveld is behoefte aan een eenduidige en gecertificeerde scholing voor mondhygiënisten op het gebied van de parodontologie.”

Verdieping en verbreding

Hoe zal de LP eruit komen te zien en wanneer kunnen mondhygiënisten zich gaan aanmelden?
“Kort gezegd is de LP een verdieping en verbreding van kennis en vaardigheden op het gebied van de parodontologie. Op dit moment is de LP volop in ontwikkeling. De Leergang Parodontologie zal bestaan uit een theoretisch deel in de vorm van wetenschappelijke seminars en een praktijkgedeelte in de vorm van een klinische stage. Begin 2015 zal de LP aangeboden worden via DentalCourses Mondhygienisten (DCM). Meer informatie over de precieze invulling van de LP zal later dit jaar bekend worden gemaakt.

Is de LP enkel voor de mondhygiënisten die de 4-jarige opleiding zonder minor parodontogie hebben gevolgd?
“De LP is voor alle mondhygiënisten die affiniteit hebben met parodontologie.” De LP is dus niet alleen voor die categorie mondhygiënisten, maar ook voor de mondhygiënisten die de 2- of 3-jarige opleiding hebben gedaan of diegene die de minor parodontologie hebben gedaan.

Bij elkaar kan het dus een behoorlijk lange opleiding zijn. Is vijf jaar leren niet erg lang voor mondhygiënisten? Is dat niet een beetje te veel van het goede en erg duur?
“De LP is geen voltijds jaar (1640 uur), dus deze aanname klopt niet. Aangezien de LP in deeltijd te volgen is, varieert de duur van de LP van 12 tot 18 maanden, afhankelijk van de door de mondhygiënist zelf gekozen tijdspanne. Het is juist een investering: Door het volgen van de LP wordt de rol van de mondhygiënist en de samenwerking met ander mondzorgprofessionals binnen het mondzorgteam versterkt, waardoor ze nog doelgerichter en doelmatiger patiënten kunnen behandelen. Kortom, een win-winsituatie voor alle partijen. Bovendien wordt met de LP door mondhygiënisten gewerkt aan verdere kwaliteitsbevordering m.b.t de beroepsuitoefening en wordt inhoudelijk het beroep verder ontwikkeld.”

Al met al is geen sprake van een comeback. De paro-mondhygiënist is immers nooit weggeweest! De mondhygiënist krijgt enkel de kans om zich nog verder te ontwikkelen in de parodontologie middels de Leergang Parodontologie.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Parodontoloog Jeroen Zweers: Waarom bellen mondhygiënisten mij nooit?

De Achterhoekse studieclub van mondhygiënisten nodigde parodontoloog Jeroen Zweers uit om te praten over parodontologie, verwijzen en het geheim van parodontale stabiliteit. Met enige schroom, maar dat bleek niet nodig. ‘Waarom bellen mondhygiënisten mij nooit voor advies?’

Onze studieclub van vijf mondhygiënisten uit de Achterhoek wilden heel graag eens een parodontoloog uitnodigen. Maar wie durfde zomaar te vragen of een parodontoloog, zo’n hooggeleerd persoon, naar ons toe zou willen komen? Ik stuurde een mail naar de paropraktijk in Laren en kreeg al snel een enthousiaste reactie terug. Parodontoloog Jeroen Zweers schoof bij ons aan tafel. “Jullie hadden zeker een veel ouder iemand verwacht he?, vraagt hij. We knikten instemmend. Vervolgens vroeg hij: “Waarom bellen mondhygiënisten mij nooit?” Dat was een goede vraag. We willen zoveel weten maar om een parodontoloog te bellen voor advies is voor ons een hoge drempel. Een drempel die we onszelf oplegden, bleek. “Dat is nergens voor nodig, tandartsen bellen ons ook zo vaak. We staan jullie juist graag ter woord. We willen samenwerken. Nou, kom maar op met die vragen!”

Jeroen studeerde in Groningen tandheelkunde en rondde deze studie af in 2008.
Vervolgens werkte hij twee jaar als algemeen practicus in Friesland en Groningen. Daarna deed hij de 3-jarige opleiding parodontologie aan het ACTA en studeerde daar in 2013 af. Hij is sinds kort erkend als NVvP parodontoloog en werkt drie dagen per week in de Parodontologie Praktijk Twente in Enschede en 1 dag in de parodontologie praktijk Wolsink in Laren.

Verwijzen
Jeroen ervaart dat patiënten vaak pas door de tandarts worden ingestuurd wanneer ze zelf klachten aangeven. “Ik denk dan aan klachten als een vieze smaak in de mond,halitose of dat de tanden mobiel zijn.” Maar Jeroen ziet patiënten veel liever een stuk vroeger. “ In aanvulling op de initiële therapie kan de patiënt baat hebben bij parodontale chirurgie. Dit betekent dat dan enkel initiële therapie niet toereikend is voor het verkrijgen van een parodontaal stabiele situatie. Ik denk dan aan elementen met zeer diepe pockets, lokale anatomisch factoren of een onregelmatig botverloop.

Tandartsen zouden de parodontale diagnose niet alleen moeten bepalen op basis van röntgendiagnostiek. Dat is zelfs niet mogelijk. Het is een aanvullend middel om een goede diagnose te kunnen stellen, maar de klinische situatie laat zien of er sprake is van een actieve ontsteking. Maar andersom geldt ook: parodontale afbraak laat zich lang niet altijd vangen op een foto. Zeker niet in het beginstadium van parodontitis. Toch zijn röntgenfoto’s essentieel: je kunt hierbij uitsluiten of er misschien sprake is van een gecombineerde endodontische component of dat er sprake is van furcatieproblematiek.”

Gespitster
Gelukkig ziet Jeroen ook dat tandartsen steeds gespitster worden in het verwijzen van patiënten: “Ik zie bijvoorbeeld dat we nu meer juveniele parodontitis behandelen doordat tandartsen het beter in de gaten houden.”

Wij twijfelden of het verstandig is om rokers door te verwijzen. Zou chirurgie dan wel een goede uitkomst geven of is de prognose bij rokers sowieso slecht? Dat bleek niet altijd het geval. Rokers hebben vaak een dikke gingiva en door de binnenbekleding, het epitheel, te manipuleren kan er een impuls ontstaan waardoor de genezing wordt bevorderd.

Geheim van de kok
Ik was nieuwsgierig over wat Jeroen vond van tandartsen die zelf flappen. “Deze ervaringen zijn wisselend. De parodontale behandeling, al dan niet chirurgisch, kan na enige training door een algemeen practicus worden uitgevoerd. Echter een tandarts moeten goed voor ogen houden welk doel hij/zij heeft bij lokale parodontale chirurgie. De hierop volgende nazorg is daarbij van cruciaal belang. Een patiënt parodontaal gezond krijgen is niet de grootste uitdaging. De patiënt voor de lange termijn parodontaal stabiel houden is vele malen moeilijker en vergt kennis en kunde.”

Motivatie
Jeroen vertelt wat het belangrijkste is voor parodontale stabiliteit: “Het geheim van de smid ligt het in de motivatie van de patiënt. Wanneer de patiënt betrokken en gemotiveerd is in het uitvoeren van een goede mondhygiëne is de parodontale behandeling bij voorbaat al een succes. Daarom besteed ik bij het eerste onderzoek en de daaropvolgende initiële behandelingen veel aandacht aan bewustwording van de ernst van de parodontale problematiek. De bijdrage die de patiënt kan leveren in het verbeteren van de parodontale conditie is essentieel. Hierbij worden verschillende motivatietechnieken gebruikt. Af en toe voel ik mijn meer psycholoog dan parodontoloog.” Jeroen vindt de intake daarom ook erg belangrijk. Hij stelt hierbij erg veel vragen aan de patiënt. Hij vraagt goed door om de onderste steen boven te krijgen. “Verlies van tanden is tegenwoordig een keuze en niet meer vanzelfsprekend wanneer je ouder wordt. 30 tot 40 jaar geleden werd dit nog wel als vanzelfsprekend gezien. Parodontitis is een multifactoriale ziekte waarvoor we een therapie hebben gevonden. De genetische vatbaarheid is een factor waarop we geen controle kunnen uitoefenen. Op alle andere factoren zoals roken, mondhygiëne en levensstijl wel. De vraag is enkel in hoeverre de patiënt bereid is hiervoor te gaan en zijn of haar gedrag wil aanpassen.”

Endontologisch behandelde elementen
Ik merkte zelf dat mijn parodontale behandeling van elementen die reeds endodontologisch zijn behandeld regelmatig niet goed aanslaat. De pocket persisteert dan. Jeroen, legt uit: “Wanneer er een gecombineerde laesie bestaat tussen de parodontale pocket en de endodontische problematiek dient allereerst de endodontische component te worden opgelost. De infectiebron ligt dan veelal primair bij de endodontische situatie en houdt de pocket in stand. Scaling en rootplaning heeft in deze situatie geen zin en kan potentieel de situatie verergeren. Daarnaast speelt de eventuele (stift)opbouw soms een rol in de parodontale problematiek. Onderzoek laat duidelijk zien dat men dieper meet rondom endodontische behandelde elementen. Vooral wanneer hier een metalen stiftopbouw wordt gebruikt. Micro-scheurtjes in de dentinewand zorgen bij zijdelingse belasting voor een vloeistofstroom met metaal ionen die de pocket in stand kunnen houden.”

Opleiding mondhygiënist
Jeroen werkt graag samen met mondhygiënisten, maar als het over borende mondhygiënisten gaat, kijkt hij wat bezorgd. “Op sommige HBO’s Mondzorgkunde is parodontologie een minor geworden. ”Naar mijn idee is de parodontologie de basis van de opleiding tot mondhygiënist. Ik heb van verschillende collega’’s vernomen dat de handvaardigheid en kennis over de parodontologie van recentelijk afgestudeerde mondhygiënisten steeds vaker te kort schiet. Dat er nu zelfs plannen zijn om de HBO Mondzorgkunde te verlengen met een post-HBO parodontologie is de wereld op zijn kop.””

Nog lang bleven we met Jeroen praten over de parodontologie en werd het later en later. Maar hij moest toch echt weer terug naar het Hoge Noorden. Voor ons was het fenomeen Parodontoloog een stuk laagdrempeliger geworden. We gaan zeker bellen!
Interview door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Opinie, Parodontologie, Thema A-Z

Vitamine C en parodontitis

Dat vitamine C belangrijk is voor de mondgezondheid weten we al vanaf de tijd van de VOC. Wanneer de zeelui voor een lange tijd geen fruit gegeten hadden, ontwikkelden ze scheurbeuk. En ook van necrotiserende parodontitis weten we dat het geretaleerd is aan een tekort van vitamine C.

Verslag van de lezing van parodontoloog in opleiding drs. T.M.H. de Jong tijdens de cursus Paro Update van Quality Practice.

Voeding krijgt de laatste tijd steeds meer aandacht als etiologische factor voor parodontitis en vele onderzoeken hebben een relatie aangetoond tussen vitamine C en parodontitis. Vitamine C is betrokken bij de vorming van collageen en als antioxidant belangrijk voor onze afweer. Het is een essentieel nutriënt omdat mensen het niet zelf kunnen synthetiseren.

Het blijkt dat de plasmawaarde van vitamine C in het bloed lager is bij parodontitis patiënten. Dit fenomeen kan deels worden verklaard door een verminderde inname via de voeding van vitamine C bij parodontitis patiënten. Andere mogelijke verklaringen zouden kunnen zijn: een gereduceerde opname van vitamine C het bloed in vanuit de darmen, een gereduceerde heropname in de nieren of een verhoogd verbruik.

Waarden
Is de hoeveelheid vitamine C in het bloedplasma meer dan 4 mg/L, dan spreekt men van normaal, ligt deze tussen de 2 – 3,9 mg/L, dan is er sprake van een vitamine C tekort en bij een minder dan 2 mg/L is er sprake van deficiëntie. Maar hoeveel vitamine C moet er geconsumeerd worden voor een optimale bloedwaarde?

Verschil in opname vitamine C
Het is aangetoond dat er verschillen bestaan tussen mensen in het opnemen van vitamine C in het bloed, vooral wanneer de inname via voeding laag is. Onderzoeker Levine liet proefpersonen eerst deficiënt worden voor vitamine C en wanneer dit was bereikt gaf hij hun per dag 30 mg vitamine C waardoor de plasmawaarde steeg. Op het moment dat de plasma waarde van vitamine C niet verder steeg, was de ‘plateauwaarde’ bereikt. Daarna verhoogde hij de dosis door 60 mg per dag te geven, totdat een nieuwe plateauwaarde was bereikt. Vervolgens werd dit herhaald met 100, 200 tot zelfs 2500 mg per dag vitamine C, maar boven de 200 mg nam de hoeveelheid vitamine C in het bloed niet veel meer toe. Nu bleek voor sommige mensen 60 mg een bloedwaarde van 10,4 mg/L te geven maar bij anderen kwam de bloedwaarde niet verder dan 2,6 mg/L. Te weinig dus. Pas bij 100 mg steeg iedereen boven de 4mg/L uit, wat betekend dat niemand meer een tekort had aan vitamine C en bij 200 mg per dag hadden alle proefpersonen een plasma waarde van boven de 10 mg/L, de hoeveelheid die nodig is voor optimale functie.

Transport eiwitten
Niet iedereen neemt dus vitamine C even goed op. Mogelijk ligt dat aan een genetische variatie in de transport eiwitten voor Vitamine C, momenteel doet De Jong daar zelf onderzoek naar. De mens heeft twee Natrium-afhankelijke Vitamine C Transport eiwitten, SVCT1 en SVCT2, en die zorgen voor de opname van vitamine C in de cellen. Een variatie in de genen die voor deze eiwitten corresponderen, zou van invloed kunnen zijn op de functie van deze transporteiwitten. Maar omdat men niet weet wie er wel en wie er niet voldoende kan opnemen, kan men het beste van 200 mg vitamine C per dag uitgaan.

Hoeveelheid
Hoe komt men aan 200 mg vitamine C per dag? Dat kan worden bereikt door voldoende groente en fruit te eten, maar de hoeveelheid vitamine C per soort is nogal verschillend. Eet je per dag 2 kiwi’s dan heb je gemiddeld al zo’n 150 mg binnen, maar kiwi’s bevatten dan ook veel vitamine C. Wilt u weten hoeveel vitamine C er in andere soorten fruit en groenten zit en of uzelf wel voldoende binnen krijgt? Kijk dan eens op de site van Nevo Online, en klik op ‘zoek’.


Drs. T.M.H. de Jong studeerde in 2009 af aan het ACTA als tandarts en volgde in het laatste jaar van zijn studie keuzeonderwijs ‘parodontale chirurgie’. Sindsdien is hij werkzaam in de algemene praktijk en daarnaast is hij verbonden aan de sectie parodontologie als docent. Hij geeft onderwijs aan tandheelkunde studenten in zowel het bachelor- als masteronderwijs. Anderhalf jaar geleden is hij begonnen met de opleiding tot parodontoloog en momenteel houdt hij zich vooral bezig met zijn onderzoek naar de relatie tussen vitamine C en parodontitis.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO i.s.m. T.M.H. de Jong van zijn lezing tijdens de cursus Paro Update van Quality Practice.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z

Periodontal Inflamed Surface Area (PISA), parodontitis als ontstekingslast

Wat is ‘Periodontal Inflamed Surface Area’ (PISA)? De relatie parodontitis – diabetes en parodontitis – reumatoïde artritis aangetoond. Verslag van klinische avond. Verslag van de lezing van dr. W. Nesse tijdens de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid van de Stichting PAOT-NN in samenwerking met het UMCG Wenckebach Instituut.

Wat is ‘Periodontal Inflamed Surface Area’ (PISA)?
Wanneer er naar onderzoeken over parodontitis wordt gekeken, dan blijkt dat er 13 verschillende definities van parodontitis worden gebruikt. Hiervan hanteert geen een van de onderzoeken de hoeveelheid ontstoken weefsel.
PISA staat voor de grootte van de wond in de mond veroorzaakt door parodontitis. Het weerspiegelt de ontstekingslast: hoe groter het wondoppervlak, hoe groter de ontstekingslast. PISA is relatief eenvoudig te berekenen en geeft een beeld van de systemische belasting van parodontitis.

Diabetes
Het hemoglobine A1c gehalte (HbA1c) reflecteert de bloedglucose spiegel over langere tijd. Er is onderzocht of er een relatie is tussen parodontitis en het HbA1c-gehalte in het bloed. Uit een onderzoek, dat is uitgevoerd op Curaçao, is gebleken dat naarmate de PISA-waarde toeneemt, het HbA1c-gehalte hoger is. Er kan dus gesteld worden dat ernstiger parodontitis samenhangt met slechtere bloedsuikerspiegel regulatie bij type 2 diabetes patiënten. De PISA is in een gezonde populatie (dwz mensen zonder diabetes) de enige definitie van parodontitis die het HbA1c-gehalte voorspelt.

Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis (RA) is een auto-immuun aandoening waarvan de oorzaak nog onbekend is. 1-3% van de bevolking heeft RA. De gewrichten zijn bij deze aandoening ontstoken. Het is een systeemziekte: er is sprake van extra-articulaire manifestaties, verminderde levensverwachting en het is invaliderend. Mensen met parodontitis hebben vaker RA en mensen met RA hebben vaker last van parodontitis. Het lijkt zo te zijn dat parodontale behandeling reductie geeft van RA ziekteactiviteit en ernst, maar om hier zeker van te zijn is meer onderzoek nodig.
ACPA (anti-citrullinated protein antibody) is een type auto-antilichaam dat typerend is voor RA. Jaren voordat RA manifesteert, blijkt er al ACPA aanwezig te zijn in het lichaam. Uit onderzoek met muizen is gebleken dat ACPA-transfusies de artritis verergeren. Citrulline is aanwezig in tandvlees bij parodontitis patiënten. Deze eiwitten kunnen dus mogelijk zorgen voor de een auto-antilichamen reactie specifiek voor RA.

Dr. W. Nesse is kaakchirurg in opleiding en werkzaam bij het UMCG, afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid, georganiseerd door de Stichting PAOT-NN in samenwerking met het UMCG Wenckebach Instituut.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Mondgezondheid gaat verder dan de gezondheid van de mond

Wat is het effect van parodontitis op de rest van het lichaam en waarom is kennis hierover belangrijk voor de tandarts en mondhygiënist? Verslag van de lezing van prof. dr. A.J. van Winkelhoff tijdens de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid van de Stichting PAOT-NN in samenwerking met het UMCG Wenckebach Instituut.

Relatie mondgezondheid en algehele gezondheid
Bij een persoon met parodontitis is sprake van een ontstekingsoppervlakte die vergelijkbaar is met een zweer van 10-20 cm2. Vaak wordt de ernst van parodontitis onderschat omdat de ontsteking niet zichtbaar en meestal ook niet pijnlijk is. Het is te begrijpen dat een dergelijke zweer effect heeft op de rest van het lichaam. Uit onderzoek blijkt dan ook dat er relaties zijn gevonden tussen parodontitis en systemische aandoeningen zoals cardiovasculaire aandoeningen, reumatische artritis, focale infecties, diabetes en obesitas.

Wat is precies het effect van een infectie op de rest van het lichaam?
Als er sprake is van parodontitis dan neemt het aantal bacteriën en endotoxinen in de mond toe. Deze kunnen in de bloedbaan terecht komen en worden op deze manier verspreid in het lichaam. Er is dus niet alleen sprake van een lokale respons: de ontstekingsmediatoren (interleukines), opgewekt in de mond, verhogen deze waardes in het bloed en kunnen zich zo verspreiden door het lichaam. De effecten hiervan op de lever zijn onder andere een verhoging van het CRP (C-reactive protein). Het is bewezen dat CRP een verhoogd risico geeft op het ontwikkelen van cardiovasculaire aandoeningen. Ook is het aantal ontstekingscellen (leukocyten) verhoogd in het bloed wanneer er sprake is van parodontitis.
Bacteriën kunnen zich vanuit de mond verplaatsen naar elders in het lichaam, er is dan sprake van een focale infectie. Een recent onderzoek heeft uitgewezen dat paro-bacteriën zich zelfs in de hersenen kunnen nestelen.

Waarom is dit belangrijk voor de tandarts en mondhygiënist?
Uit een onderzoek van Vidal et al. (2013) ‘Non surgical periodontal treatment reduces cardiovascular risk in refractory hypertensive patient: a pilot study’ blijkt dat bij initieel behandelde parodontitis patiënten de CRP en interleukine-6 waarden significant dalen. Er is dus een meetbaar effect van de parodontale behandeling.

Prof. dr. A.J. van Winkelhoff is hoogleraar aan de UMCG en heeft als vakgebieden Medische Microbiologie, Tandheelkunde & Mondzorgkunde en Infectieziekten. Hij is mede-eigenaar van Laboral Diagnostics en Laboral International, een service op het gebied van klinische microbiologie voor Tandheelkundige professionals.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Parodontitis en de algemene gezondheid, georganiseerd door de Stichting PAOT-NN in samenwerking met het UMCG Wenckebach Instituut.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
parodontitis

Bindweefselziekte leidt niet tot meer kans op parodontitis

Patiënten met de bindweefselziekte Marfansyndroom hebben geen verhoogde kans op parodontitis. Dat blijkt uit een studie, schrijft ZWP online

Bindweefsel

Bij Marfansyndroom zorgt een genmutatie voor slecht opgebouwd bindweefsel. Het syndroom komt vaak voor bij meerdere familieleden. Onderzoekers veronderstelden dat deze ziekte de mondgezondheid zou kunnen beïnvloeden, doordat het bindweefsel in de mond is aangetast.

Studie

In vergelijking met een controlegroep hadden Marfanpatiënten geen grotere kans op parodontitis. Mogelijk is er wel een verhoogd risico voor tandvleesontsteking. Volgens de onderzoekers is regelmatig bezoek aan de mondhygiënist daarom belangrijk.

Bron:
ZWP online

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z

Cariëspreventie effectiever volgens NOTCP-methode

Ouders leren om bij hun kinderen goed de tanden te poetsen. De NOTCP-methode – is effectiever en op de lange termijn waarschijnlijk goedkoper dan cariëspreventie door professioneel ingrijpen.
Lezing van dr. Vermaire over zijn onderzoek.

In 2005 ging de mondgezondheid bij kinderen erg achteruit. Het was bekend dat aan het einde van de jeugd de DMFS score 5,2 was. Dit staat voor het aantal door cariës aangetaste vlakken. Er moest dus verbetering optreden van de mondgezondheid bij kinderen. Een oplossing voor dit probleem moest praktisch uitvoerbaar zijn in de praktijk, geen grote investering zijn, kosteneffectief zijn en Evidence Based.

Verslag van de lezing van dr. J.H. Vermaire, dental reseacher, TNO.

Cariëspreventie onderzoek
Aan de hand van een onderzoek (randomised controlled trial) met de volgende onderzoeksgroepen is gekeken naar de meeste effectieve methode om de DMFS score te verlagen.

  • Controle groep ‘standaard preventief’
    Zorg volgens het standaard preventief protocol. Dit houdt in: halfjaarlijkse controle, instructie, fluoride applicatie en sealen van doorgebroken elementen.
  • Onderzoeksgroep 1: Non-Operative Caries Treatment and Prevention (NOCTP).
    In deze groep werd geen standaard interval gehanteerd maar werd deze bepaald aan de hand van het risico door middel van risico-criteria. Risico-criteria waren: cariësontwikkeling, coöperatie ouder en kind en doorbraakfase M1. Er werd dus niet routinematige fluoride geappliceerd en ook niet routinematig geseald; alleen nog lokaal op indicatie (bij geconstateerde cariësactiviteit). Wel werd er extra accent gelegd op effectieve plaqueverwijdering door de ouder. Er moest twee keer per dag gepoetst worden met fluoride tandpasta.
  • Onderzoeksgroep 2: Intensified Professional Fluoride Application (IPFA)
    In deze groep werd naast de standaard preventieve zorg vier keer in plaats van twee keer per jaar fluoride geappliceerd door de mondzorg-professional (preventie-assistent of mondhygiënist)

NOTCP meest effectief
De resultaten laten zien dat NOCTP-groep beter naar voren kwam dan de controle groepen. Preventie volgens NOTCP is het meest effectief: er waren minder plaque gerelateerde vlakken, minder sealants en de DMFS in blijvende elementen was lager.

Kosteneffectiviteit
Naast een studie naar effectiviteit is ook onderzoek gedaan naar kosteneffectiviteit. Er werd gevonden dat de meerkosten van het uitvoeren van NOCTP rond de 30 euro per extra voorkomen carieus vlak lagen als alleen gekeken werd naar de kosten in de gezondheidszorg. Als ook de reis- en begeleidingskosten van de ouders werden meegenomen lagen die kosten op 100 euro in de drie jaar dat dit onderzoek liep. Voor de IPFA groep lagen deze meerkosten op respectievelijk 269 euro en 1369 euro.

NOCTP in de toekomst
Het is de bedoeling dat in de toekomst het consultatiebureau en de verloskundige een grotere rol spelen gaan spelen voor cariëspreventie bij kinderen. Tijdens een bezoek aan het consultatiebureau zal er advies en eventuele verwijzing plaatsvinden naar de tandarts. De tandarts moet op de hoogte zijn van NOCTP.

Bekijk het gehele onderzoek link hierachter

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van dr. J.H. Vermaire, dental reseacher, TNO, tijdens het afscheidssymposium ‘Kaaskiezen? Geen Keuze!’ in het UMCG.

 

Lees meer over: Cariës, Kennis, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z

Nieuwe experimentele behandeling voor parodontitis

Parodontitis veroorzaakt vaak ontstekingen die moeilijk te behandelen zijn. Een nieuwe behandeling met een enzym biedt mogelijk uitkomst, meldt ZWP online.

Ontstekingen bij parodontitis ontstaan doordat het immuunsysteem te sterk reageert op een toename van bacteriën in de mond. Momenteel wordt parodontitis daarom vooral behandeld door goede mondhygiëne te bevorderen.

Afweercellen
Bij de nieuwe behandeling worden immuuncellen gestimuleerd met het signaaleiwit CCL22. Dit eiwit wordt aangebracht op ontstoken plekken in de mond. Uit onderzoek blijkt dat een bepaalde immuuncel, de T-cel, vervolgens veel meer voorkomt. Ook worden pockets minder diep en verminderen ontstekingen.

Evenwicht
De verhoogde concentratie T-cellen houdt de afweerreactie van het immuunsysteem onder controle. Daardoor verbetert de mondgezondheid.

Bron:
ZWP online

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z
Oorzaken van refractaire parodontitis

Oorzaken van refractaire parodontitis

Refractaire parodontitis is de frustratie van iedere behandelaar, want ondanks de goed uitgevoerde behandeling blijft herstel vaak uit. Er zijn veel mogelijke oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis, waaronder omgevingsfactoren en therapietrouw. Hieronder volgt een overzicht van de mogelijke oorzaken inclusief tips voor het helpen voorkomen en de behandeling ervan.

Wat is refractaire parodontitis?
Refractaire parodontitis is de verzamelnaam voor parodontitis die niet of nauwelijks gereduceerd kan worden door conventionele initiële en chirurgische therapie. Refractaire parodontitis wordt gediagnosticeerd op basis van de volgende kenmerken:

  1. Gedocumenteerde afwezigheid van pocketreductie na een goed uitgevoerde initiële behandeling en bij een goede mondhygiëne.
  2. Voortzetting van de parodontale afbraak ondanks een goed uitgevoerde initiële behandeling en bij een goede mondhygiëne.

Er is dus geen klinische verbetering, ondanks een goede initiële behandeling en een optimale mondhygiëne. Refractaire parodontitis kan worden verward met recidiverende parodontitis en met persisterende parodontitis. Recidiverende parodontitis is het opnieuw optreden van parodontitis na een succesvol verlopen behandeling. Persisterende parodontitis is parodontitis waarbij niet aan bovenstaande voorwaarden voldaan is, bijvoorbeeld als de initiële behandeling en/of de mondhygiëne onvoldoende zijn.

Studies
Refractaire parodontitis is gecompliceerd. Er zijn wel internationale studies (1, 2, 3) verschenen over de oorzaken van refractaire parodontitis, maar eenduidige conclusies zijn moeilijk te trekken:

  • De conventionele behandelmethodes in deze studies verschillen van elkaar. Ook is het onduidelijk of het mondhygiëneniveau van de patiëntpopulaties met elkaar te vergelijken is. Verschil in mondhygiëneniveau zal een zeer grote invloed op het resultaat hebben en dus tot andere conclusies leiden.
  • Het land waarin de studie uitgevoerd is, speelt een zeer belangrijke rol. In studies uitgevoerd in de VS of Azië zal antibiotica‐resistentie een belangrijke parameter zijn voor refractaire parodontitis, terwijl dit in Noord‐Europa veel minder een issue is. Ook een verschil in rookgedrag en bacteriepopulaties kan tot andere conclusies leiden.

Mogelijke oorzaken van refractaire parodontitis
Studies zijn dus onderling moeilijk met elkaar te vergelijken en conclusies zijn niet altijd vertaalbaar naar de situatie in Nederland. Ondanks het gebrek aan eenduidige conclusies zijn er wel een aantal algemene oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis aan te wijzen. Dit zijn:

  • Omgevingsfactoren
  • Therapietrouw
  • Bacteriële populatie
  • Gastheerfactoren
  • Systemische oorzaken
  • Herbesmetting vanuit omliggende weefsels
  • Antibioticaresistentie

Hieronder worden deze oorzaken kort toegelicht.

Omgevingsfactoren
Uit diverse studies blijkt dat de kans op refractaire parodontitis onder invloed van omgevingsfactoren significant hoger ligt (4, 5, 6). Waarschijnlijk komt dit door het effect op de immuunrespons en de afweer van de patiënt. Omgevingsfactoren zoals roken en stress spelen een belangrijke rol bij refractaire parodontitis. Andere belangrijke omgevingsfactoren zijn voeding en de blootstelling aan micro‐organismen.

Therapietrouw
Therapietrouw heeft vooral betrekking op problemen met inname van systemische antibiotica. Gebrek aan compliance (opvolgen van de adviezen) en persistence (volhouden van de kuur) zijn een bekend probleem binnen de medische wereld. Helaas is het niet altijd duidelijk of een patiënt zich aan de voorgeschreven kuur heeft gehouden.

Uit een internationale studie (7) van de GRACE Project Group blijkt dat bijna 40 procent van de Nederlandse patiënten die een antibioticumkuur krijgt voorgeschreven, niet start met de medicatie. Van de patiënten die wel start met de voorgeschreven kuur, maakt 20% deze kuur niet af. De therapietrouw onder Nederlanders is dus niet heel hoog en dit werkt refractaire parodontitis in de hand.

Bacteriële populatie
Onduidelijk is nog of de bacteriële populatie van patiënten met refractaire parodontitis afwijkt van patiënten met andere vormen van parodontitis. Soms wordt bij refractaire parodontitis een toegenomen aantal paropathogenen gevonden (8), maar in andere studies worden geen verschillen in de aanwezigheid van paropathogenen gevonden. Deze verschillen worden waarschijnlijk veroorzaakt door de patiëntselectie en het land waar de studie is uitgevoerd.

Recent is wel gepubliceerd (9, 10, 11) dat opvallend vaak exogene bacteriën zoals de Enterococcus faecalis aangetroffen wordt bij patiënten met refractaire parodontitis. Deze bacterie is resistent tegen de in de tandheelkunde gangbare antibiotica en dat zou een reden kunnen zijn van het ontstaan van refractaire parodontitis.

Gastheerfactoren
Er zijn zeer veel gastheerfactoren die een invloed hebben op het parodontale herstel. Een afwijking of verandering in een van de vele gastheerfactoren kan tot refractaire parodontitis leiden. Een zogenaamd chemotactisch defect is een voorbeeld van een verstoring van een gastheerfactor. Hierbij kunnen bepaalde witte bloedcellen niet meer naar de ontstekingshaard migreren met als gevolg dat de ontsteking blijft bestaan (12). Een ander voorbeeld betreft een tekort aan interleukine‐8 in de creviculaire vloeistof waardoor minder witte bloedcellen worden geactiveerd (13).

Systemische oorzaken
Een aantal systemische aandoeningen, waarvan diabetes de belangrijkste is, zijn in verband gebracht met refractaire parodontitis (14). Diabetes heeft onder andere een invloed op de collageensynthese en op de immuunrespons van de gastheer. Dit kan leiden tot refractaire parodontitis.

Herbesmetting vanuit andere locaties zoals het gastheer‐epitheel
Aangetoond is dat verschillende paropathogenen omliggende (epitheel) weefsels kunnen penetreren. Vanuit deze weefsels kan een pas schoongemaakte pocket binnen afzienbare tijd opnieuw besmet raken. De kans dat een herbesmetting plaatsvindt, is het grootst bij een initiële behandeling zonder ondersteuning met systemische antibiotica.

Antibioticaresistentie
Als een paropathogeen resistent is voor een antibioticum, zal de kans op refractaire parodontitis toenemen. Wereldwijd zijn er enorme verschillen in de mate van resistentie voor een antibioticum. Dit heeft vooral te maken met het verschil in antibiotica-inname. Resistentie speelt in Nederland een relatief kleine rol, omdat men hier altijd terughoudend is geweest in het voorschrijven van antibiotica. Nederlandse studies naar resistentie onder paropathogenen zijn erg schaars. Wel is bekend dat bijvoorbeeld resistentie van maagbacteriën tegen metronidazol zeer weinig voorkomt. Het is aannemelijk dat dit ook geldt voor paropathogenen.

Conclusie
Er zijn zeer veel oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis en helaas is meestal niet te achterhalen wat de exacte oorzaak is. Wel is duidelijk dat omgevingsfactoren en therapietrouw belangrijke veroorzakers van deze aandoening zijn. Onderstaande tips zullen de kans op het krijgen van refractaire parodontitis verkleinen en, als uw patiënt parodontitis heeft, de kans op een succesvolle therapie vergroten.

Tips
Tips om de kans op het ontstaan van refractaire parodontitis te verkleinen:

  • Start te behandeling pas als de patiënt er (100%) klaar voor is.
  • Start de behandeling pas als systemische aandoeningen zoals diabetes onder controle/stabiel zijn.
  • Verminder/vermijdt negatieve omgevingsfactoren rondom de behandeling.
  • Stimuleer de patiënt om te stoppen met roken.
  • Verbeter de therapietrouw door de patiënt goed te informeren over de noodzaak van de behandeling. Geef bijvoorbeeld een protocol mee, waarin de behandeling stap voor stap wordt uitgelegd.
  • Ondersteun de behandeling met een passend antibioticum.
  • Stuur de patiënt in het geval van een antibioticakuur een reminder in de vorm van een e‐mail of SMS‐bericht.

Tips als uw patiënt refractaire parodontitis heeft:

  • Bekijk of er een (verborgen) systemische aandoening aanwezig is. Verwijs de patiënt zo nodig door.
  • Ondersteun de initiële behandeling met een passend antibioticum.
  • Achterhaal of exogene (meer resistentere) pathogenen de oorzaak zijn.
  • Probeer te achterhalen of de patiënt zich aan de voorgeschreven therapie heeft gehouden.
  • In geval behandeling met een bepaald antibioticum onvoldoende effectief is, kan een antibioticum uit een andere groep wel effectief zijn.
  • Stimuleer de patiënt om te stoppen met roken.

Door:
Dr. H.E. van Beurden  Bio2Dental BV

Referenties
(1) McLeod DE, Lainson PA, Spivey JD. The effectiveness of periodontal treatment as measured by tooth loss. J Am Dent Assoc. 1997 Mar;128(3):316-24.
(2) Meador HL, Lane JJ, Suddick RP. The long-term effectiveness of periodontal therapy in a clinical practice. J Periodontol. 1984 Sep;55(9):505-9.
(3) Becker W, Becker BE, Berg LE. Periodontal treatment without maintenance. A retrospective study in 44 patients. J Periodontol. 1992 Nov;63(11):908-13.
(4) MacFarlane GD, Herzberg MC, Wolff LF, Hardie NA. Refractory periodontitis associated with abnormal polymorphonuclear leukocyte phagocytosis and cigarette smoking. J Periodontol. 1992 Nov;63(11):908-13.
(5) Johnson GK, Slach NA. Impact of tobacco use on periodontal status. J Dent Educ. 2001 Apr;65(4):313-21.
(6) Genco RJ, Ho AW, Kopman J, Grossi SG, Dunford RG, Tedesco LA. Models to evaluate the role of stress in periodontal disease. Ann Periodontol. 1998 Jul;3(1):288-302.
(7) Francis NA, Gillespie D, Nuttall J, Hood K, Little P, Verheij T, Coenen S, Cals, JW, Goossens H, Butler CC. GRACE Project Group. Therapietrouw bij antibioticagebruik voor hoestklachten in 13 Europese landen. Huisarts Wet 2013;56(8):384-7.
(8) Colombo AP, Bennet S, Cotton SL, Goodson JM, Kent R, Haffajee AD, Socransky SS, Hasturk H, Van Dyke TE, Dewhirst FE, Paster BJ. Impact of periodontal therapy on the subgingival microbiota of severe periodontitis: comparison between good responders and individuals with refractory periodontitis using the human oral microbe identification microarray. J Periodontol. 2012 Oct;83(10):1279-87.
(9) Balaei-Gajan E, Shirmohammadi A, Abashov R, Agazadeh M, Faramarzie M. Detection of enterococcus faecalis in subgingival biofilm of patients with chronic refractory periodontitis.
Med Oral Patol Oral Cir Bucal. 2010 Jul 1;15(4).
(10) Colombo AP, Haffajee AD, Dewhirst FE, et al. Clinical and microbiological features of refractory periodontitis subjects. J Clin Periodontol 1998;25:169-180.
(11) Rams TE, Feik D, Mortensen JE, Degener JE, van Winkelhoff AJ. Antibiotic Susceptibility of Periodontal Enterococcus faecalis. J Periodontol. 2013;84:1026-1033.
(12) Oshrain HI, Telsey B, Mandel ID. Neutrophil chemotaxis in refractory cases of periodontitis.J Clin Periodontol. 1987;14(1):52-5.
(13) Kurdowska AK, Noble JM, Adcock JE. Interleukin-8 and anti-interleukin-8 autoantibodies in gingival crevicular fluid from patients with
periodontitis. J Periodontal Res. 2003;38(1):73-8.
(14) Arrieta-Blanco JJ, Bartolomé-Villar B, Jiménez-Martinez E, Saavedra-Vallejo P, Arrieta-Blanco FJ. Dental problems in patients with diabetes mellitus (II): gingival index and periodontal disease. Med Oral. 2003;8(4):233-47.

Dec 2013

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z

Aderverkalking versnelt bij parodontale aandoeningen

Een slechte mondgezondheid hangt samen met een sneller verloop van atherosclerose. Het verband kan al worden aangetoond voordat parodontale aandoeningen zichtbaar worden. Dat blijkt uit recent onderzoek, schrijft Dentistry. Vernauwing en verharding van de slagaders ofwel atherosclerose kan leiden tot hartproblemen en heeft soms fatale gevolgen.

Onderzoek
Bij 420 Amerikaanse volwassenen werd onderzocht of zij last hadden van ontstekingen in de mond. Ook werd onder het tandvlees plak verwijdert om te testen op bacteriën die parodontale ziekten veroorzaken. Met een echo werd de mate van aderverkalking vastgesteld.

Na drie jaar onderzoek bleek dat een afname van bepaalde bacteriën samenhing met een langzamer verloop van atherosclerose. Ook verbeterde mondgezondheid speelde een rol. Het BMI, wel of niet roken, diabetus en cholesterolwaarden hadden geen invloed op het resultaat.

Verklaring
Onderzoekers vermoeden dat het immuunsysteem een rol speelt bij het verband tussen mondgezondheid en atherosclerose. Mogelijk lokt een immuunrespons op parodontale ziekten ook ontsteking bij atherosclerose uit.

Bron:
Dentistry

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z

Wie krijgt parodontitis op zijn bord?

Het antwoord is simpel: alle zorgverleners in de tandheelkunde. Verslag van de lezing van parodontoloog Leo Kroon over het ontstaan en verloop van parodontitis en het onderzoek ervan.

Voor iedere mondzorgprofessional is een taak weggelegd op dit gebied. Toch zijn er nog steeds praktijken waarbij de diagnostiek van parodontale problemen niet goed wordt uitgevoerd. Maar de patiënt accepteert dat niet langer als hij weet dat problemen voorkomen hadden kunnen worden bij tijdige ontdekking. Verslag van de lezing van parodontoloog Leo Kroon tijdens het congres Paro Keukengeheimen.

Diagnostiek
Het is belangrijk om de diagnostiek van parodontale problemen simpel te houden en die uit te voeren tijdens een normale gebitscontrole. Een DPSI-score voldoet: het werkt snel en goed. Per sextant wordt steeds het grootste probleem gescoord waardoor een grote tijdwinst ontstaat. Een nadeel is wel dat de DPSI slechts een globale indruk geeft van de ernst en omvang van de eventuele problemen.

De DPSI sonde is hét instrument bij uitstek voor de DPSI score: de indeling van deze sonde geeft namelijk precies de DPSI-score aan. De kern van de DPSI-score is het scoren van bloeding na sonderen en het beoordelen van de pocketdiepte. Op basis van de hoogste DPSI-score voor alle sextantenten wordt de patiёnt ingedeeld in de categorieёn A, B of C.

Wie doet wat?
Het volgen van het paroprotocol is het belangrijkste:

Score

 

Score A betekent preventie: instructie mondhygiёne geven en tandplaque en tandsteen verwijderen. Dit zou ieder hiervoor opgeleid teamlid kunnen doen.
Score B en C betekenen dat er een uitgebreid parodontaal onderzoek geïndiceerd is. Voor beide groepen is het behandeltraject gelijk. Bij uitgebreid parodontaal onderzoek moeten in ieder geval de volgende gegevens genoteerd worden:

  • Recessies
  • Mobiliteit
  • Pocketdieptes
  • Bloeding
  • Furcaties

Röntgenfoto’s
Aanvullend kunnen er röntgenfoto’s worden gemaakt om het botverlies, furcaties en andere tandheelkundige problemen te beoordelen. Zonder die informatie is het meestal niet mogelijk om een adequaat behandelplan te maken. Aanvullend kan een bacteriologisch onderzoek bij jongere patiënten met parodontitis of bij patiёnten met ernstige parodontitis worden gedaan.

Behandelplan
Als de ernst van de situatie is vastgesteld kan er een behandelplan opgesteld worden. Belangrijk hierbij is dat de kennis voor het maken van een behandelplan goed en adequaat is. Verlies nooit uit het oog dat er diverse vormen van parodontitis en gingivitis zijn.

Bepaal wie bij u in de praktijk het parodontologische onderzoek en de behandeling doet. Hij of zij zal het echt goed moeten kunnen. Dit voorkomt dat patiënten ontevreden raken en zo krijgt en behoudt u tevreden patiënten.

Genetische oorzaken
Genetische risicofactoren kunnen, naast de typen bacteriën in de mond, een belangrijke rol spelen bij parodontitis. U kunt er als behandelaar niets mee in de behandeling maar het vaststellen van deze risicofactoren kan wel een verklaring opleveren voor een teleurstellend behandelresultaat. Dat kan de patiёnt soms verzoenen met een beperkt behandelresultaat.

Samenstelling van de plaqueflora
Sterk paropathogene bacteriën kunnen de aanleiding vormen voor ernstige parodontitis doordat het afweersysteem ze niet aankan. Hier kunt u wel wat aan doen. Een bacteriologisch onderzoek om vast te stellen welke bacteriёn in de tandplaque aanwezig zijn en op basis daarvan eventueel een antibioticakuur om de behandeling te ondersteunen, kunnen een oplossing bieden. Ook ziektes – bijvoorbeeld diabetes – kunnen parodontitis veroorzaken.

Lifestyle factoren
Veel lifestyle factoren kunnen effect hebben op de ernst van parodontitis. Daarbij kun je denken aan diabetes, roken en stress. Daarbij gaan roken en stress vaak samen! Daarnaast kunnen ook bruxisme, obesitas of vitaminetekorten een rol spelen. Vertel de patiёnt daarom dat de leefwijze invloed heeft op de mond.

Wees u dus bewust van deze risicofactoren als u een behandelplan opstelt. ‘En zorg altijd aan een goede dossiervorming’, sloot Kroon af.


Leo Kroon studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1977 tot en met 1988 was hij werkzaam als tandarts algemeen practicus in een groepspraktijk in Amsterdam waar hij de algemene tandheelkunde en parodontologie uitvoerde. Hij volgde van 1978 tot en met 1982 de opleiding tot parodontoloog aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 1982 was Leo betrokken bij de oprichting van de afdeling parodontologie van de Militair Tandheelkundige Dienst in Utrecht waarvan hij vervolgens vele jaren hoofd was. In 1986 startte hij de Parodontologie Praktijk Alphen aan den Rijn die in 1992 fuseerde met de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA). In 1988 werd hij door het consilium parodontologicum van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) erkend als parodontoloog (NVvP). In de periode van 1990 tot 1997 werkte Leo als parodontoloog in de Kliniek voor Parodontologie Alkmaar en sinds 1992 is hij werkzaam in de KvPA als parodontoloog en als begeleider van parodontologen en mondhygiёnisten in opleiding. Sinds 1981 geeft hij lezingen op nationale en internationale congressen, symposia, workshops en cursussen.

Door:
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna en Bertine van Roy voor dental INFO van het congres Paro Keukengeheimen van Dental Best Practice

Lees meer over: Parodontologie

Een verbeterde lichamelijke conditie door behandeling van parodontitis

Parodontitis is zowel complicatie als risicofactor. Hoogleraar parodontologie Bruno Loos over zin en onzin van de relatie tussen parodontium en algemene gezondheid.

Parodontitis kan worden gezien als complicatie: bij ziekten, syndromen en medicatie. Denk aan bijvoorbeeld diabetes. Maar parodontitis kan ook worden gezien als risicofactor bij bijvoorbeeld longinfecties, premature/dysmature geboortes, reuma en hart- en vaatziekten (HVZ).

Parodontitis en HVZ
Onder HVZ wordt verstaan: atherosclerose, beroerte en overlijden. Parodontitis is aantoonbaar geassocieerd met HVZ; een causaal verband is echter niet bewezen. Onderzoek naar het causale verband suggereert een mogelijke rol voor regelmatig optredende bacteriëmieënbij parodontitis, een verhoogde hoeveelheid ontstekingseiwit (CRP) in het serum en een verhoogde kans op mini-bloedstolseltjes. Daarnaast is de relatie mogelijk te verklaren door een gemeenschappelijke gen-variant op chromosoom 9.
Wanneer parodontitis wordt behandeld zien we enige verbetering in de conditie van de slagaderen; het lijkt dat ze iets beter verwijden of soepeler worden na parodontale behandeling. Het CRP verlaagt significant bij patiënten die naast parodontitis ook andere ziekten (zoals HVZ of diabetes) onder de leden hebben in vergelijking met gezonde patiënten.
De paropathogenen Aa en Pg zorgen voor activering (klonteren) van de bloedplaatjes, wat een grotere kans op bloedstolsels geeft.
Ook een slechte mondhygiëne is geassocieerd met een toegenomen risico voor HVZ. Een onderzoek geeft aan dat slechte mondhygiëne ook met HVZ geassocieerd is: 11% van mensen die zelden of nooit poetsen, kreeg een vorm van HVZ, terwijl dit slechts 3% was bij mensen die twee maal daags poetsen.

Parodontitis en diabetes
Ook deze associatie is tweeledig:

  • Parodontitis als complicatie van diabetes 2:
  • parodontitis komt 2-3 keer vaker voor.
  • parodontitis is ernstiger bij patiënten met slecht ingestelde bloedsuikerwaarden. Bij deze patiënten slaat de behandeling veel minder goed aan.
  • gevoeliger voor infecties
  • microvasculaire problemen
  • wondgenezing is vertraagd
  •  immuunsysteem is gecompromitteerd
  • Parodontitis als risicofactor voor diabetes 2

De behandeling van parodontitis draagt bij aan behoud van het gebit, een gezonde mond en verbetering van de lichamelijke conditie.

Door: Maja Faasen
Bron: Verslag door dental INFO van het congres Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk bureau Kalker 

Prof. dr. Bruno Loos is in 1981 afgestudeerd als tandarts. Na een periode algemene praktijk, behaalde hij een MSc in de parodontologie en een PhD in de orale biologie, beide in de VS. Loos is hoogleraar parodontologie en werkt full time bij ACTA. Hij stuurt het MSc programma parodontologie bij ACTA. Sinds 2008 is hij voorzitter van de afdeling Conserverende en Preventieve Tandheelkunde en hoofd van de sectie parodontologie/biochemie. Zijn onderzoek is gerelateerd aan systemische effecten van parodontitis en effecten van parodontitis op algemene gezondheid. Daarnaast bestudeert hij aspecten van de vatbaarheid voor parodontitis, in het bijzonder genetische en immunologische factoren.


Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z