tanden poetsen

Bewezen relatie tussen parodontitis en algehele gezondheid

Recente wetenschappelijke onderzoeken leveren het overtuigende bewijs: er bestaat een belangrijke relatie tussen mondgezondheid en onze algehele gezondheid. Reden voor Philips Sonicare en de NVM om gezamenlijk een symposium te organiseren rondom het thema parodontologie. Dit symposium werd op zaterdag 20 november gehouden.

Vier gerenommeerde experts uit binnen- en buitenland deelden de laatste bevindingen op hun specifieke vakgebied met 350 geboeid luisterende mondhygiënisten.

Diabeten extra gevoelig
Eerste spreker Dhr. Harry Roos benadrukte dat mensen met diabetes mellitus een verlaagde weerstand hebben en daardoor extra gevoelig zijn voor infecties. Dus ook voor parodontitis. Roos is al ruim dertig jaar werkzaam bij farmaceutisch bedrijf sanofi-aventis en heeft daardoor veel kennis en praktische ervaring opgedaan over diabetes. Zijn boodschap naar de mondhygiënisten was dat je met de behandeling van parodontitis tegelijk de HbA1c (hemoglobine van het type A1c) verlaagt, waardoor diabetespatiënten zich beduidend prettiger gaan voelen.

Herkenning osteoporose
Em. Prof. Dr. Coen Netelenbos benadrukte de impact van osteoporose bij met name vrouwen in en na de overgang. Ook belichtte hij de al dan niet negatieve dan wel vermeende effecten van medicatie (biphosfonaten, prednison) en vitaminen (vitamine D en calcium) op bijvoorbeeld het kaakbot. Zijn presentatie deed veel mondhygiënisten beseffen dat zij een belangrijke rol spelen bij het vroegtijdig opsporen van osteoporose (dus nog voordat er botbreuken optreden) tijdens het beoordelen van gebits- en panoramaröntgenfoto’s. Hoe eerder osteoporose herkend wordt, hoe beter, benadrukte hij. Het is namelijk de enige chronische kwaal die in meer dan 50% van de gevallen tot stilstand kan worden gebracht met de juiste medicijnen. Verder roemde Netelenbos de werking van het (nog niet in Nederland verkrijgbare) geneesmiddel PTH, dat botvorming stimuleert en de kans op osteonecrose van de kaak (ONJ) aanzienlijk verkleint.

Systemische risicofactoren
Prof. Dr. Bruno Loos ging in op de invloed van parodontitis op de algehele gezondheid. Hij wees erop dat het van groot belang is dat de mondhygiënist de medische achtergrond kent van haar of zijn patiënt. Parodontale behandeling kan systemische risicofactoren verminderen, aldus Loos, waardoor de kans op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten of een herseninfarct door stolsels in de bloedbaan verkleint. Hij wees onder andere op het belang van spoelen met chloorhexidine voorafgaand aan grote en kleine operaties. Dat zorgt voor een drastische vermindering van het aantal bacteriën in slijmvliezen en speeksel en daarmee van de kans dat bacteriën in de bloedbaan terechtkomen.

Risico’s vroeggeboorte
Hekkensluiter van het symposium was de charismatische Amerikaanse Oraal Bioloog Betsy Reynolds, die zelf ook 20 jaar een praktijk voerde als mondhygiënist. Zij prees het positieve effect van professionele producten als de Philips Sonicare op de mondgezondheid. Reynolds wees op het feit dat vrouwen gedurende hun zwangerschap extra bevattelijk zijn voor gingivitis en parodontitis. Dat veroorzaakt een sterke stijging van prostaglandine, wat tot vroeggeboorte kan leiden, aldus Reynolds. Zij beveelt dan ook sterk aan om zwangere vrouwen tijdens hun zwangerschap twee keer een bezoek aan de mondhygiënist te laten brengen. In aansluiting op wat senior marketing director Erik Hollander al aangaf, benadrukte zij het belang van het feit dat mondhygiënisten in hun praktijk zoveel mensen in hun stoel krijgen. ”Maak eens gebruik van de mogelijkheid om met een glucometer meteen ook even je patiënt op diabetes te testen”, gaf ze haar gehoor mee.

Effectieve producten ontwikkelen
Philips Sonicare stimuleert wetenschappelijk onderzoek op het gebied van mondgezondheid en alles wat daar mee samenhangt. ‘Onze primaire verantwoordelijkheid richting consument is om – in nauwe samenwerking met mondhygiënisten, tandartsen, wetenschappers en gebruikers – effectieve en hoogwaardige producten te ontwikkelen en op de markt te brengen’, aldus Erik Hollander. ‘Door wetenschappelijk onderzoek en vakopleidingen te ondersteunen, krijgen we meer inzicht in het verband tussen gingivitis of parodontitis en de algehele gezondheid van mensen. Die kennis kunnen we toepassen bij het optimaliseren van onze producten om zo het poetsgedrag positief te kunnen beïnvloeden en mondhygiëne te verbeteren.’

Alert op gerelateerde ziekten
‘Om maximaal profijt van onze elektrische tandenborstels te hebben, moet je weten hoe je ze dagelijks het best kunt gebruiken, vervolgt Hollander. ‘In landen waar mondhygiënisten hun patiënten duidelijke poetsinstructies voor onze producten geven, leidt dat tot sterk verbeterde mondhygiëne en patienttevredenheid. Met als eindresultaat een betere algehele gezondheid van de patiënt. Daarom achten wij de hechte samenwerking met mondhygiënisten in een gezamenlijke benadering van de patiënt van groot belang. Omdat zij intensief contact hebben met patiënten met parodontitis, zijn zij bij uitstek de beroepsgroep die moet leren alert te zijn op ziekten die gerelateerd zijn aan deze aandoening, zoals diabetes, osteoporose en hart- en vaatziekten.’

Bron:
NVM najaarscongres – Philips Sonicare

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Keuzes - werkplek

Hoe zat het ook al weer met de classificaties en therapie bij parodontitis?

Plak wat langdurig niet verwijderd wordt, veroorzaakt altijd gingivitis. Bij de een gebeurt dit sneller dan bij de ander. Het optreden van kaakbotverlies kan hierop volgen, maar gebeurt niet altijd (de necrotische versie uitgezonderd).

Waarneming en röntgendiagnostiek
Parodontitis is vast te stellen door klinische waarneming aangevuld met röntgendiagnostiek . Men kan dan het volgende ontdekken:

  • Pockets eventueel gepaard met recessies
  • Eventueel furcaties
  • Eventueel verhoogde mobiliteit
  • Bovenstaande gepaard met bloeding en soms met pus

Classificaties op een rijtje
Rondom de classificatie van parodontitis bestaat nogal wat verwarring. De termen zijn in het verleden een aantal keren aangepast. Tegenwoordig kunnen we de volgende indeling maken:

Op leeftijd

  • Prepuberale parodontitis
    In het melk- en wisselgebit
    – Lokaal
    – Gegeneriliseerd
  • Juveniele parodontitis (JP)
    Oorsprong al terug te vinden bij 11-13-jarige leeftijd, term wordt gebruikt vanaf de puberleeftijd tot 20 jaar.
    – Lokaal (LJP)
    – Gegeneraliseerd (GJP), ook wel Rapidly Progressive Periodontitis genoemd (RPP)
  • Postadolescente parodontitis (PAP)
    Vroeger ook genaamd: GJP, postjuveniele parodontitis (PJP), RPP en early onset periodontitis (EOP)
    – 21 tot 35 jarigen
    – Lokaal
    – Gegeneraliseerd
  • Adulte parodontitis
    Vanaf het 35e levensjaar

Op type

  • Agressieve parodontitis ( AgP) (verdwijnende term!)
    Zich snel ontwikkelende parodontitis en EOP
  • Necrotiserende parodontitis (NP), acuut (NUP) en recidiverend
    – Botverlies
    – Gingivale pijnsensaties
    – Bloeding
    – Necrose
  • Chronische parodontitis (vaak ook adulte parodontitis genoemd)
  • Refractaire parodontitis (terugkerende parodontitis)
  • Peri-implantitis (parodontitis rondom implantaten)

Verschil behandeling chronische, refractaire en agressieve parodontitis

Chronische en refractaire parodontitis
Chronische parodontitis wordt altijd vooraf gegaan aan gingivitis. Het correleert sterk met de hoeveelheid supragingivale plak. Daarom is hier de aanbevolen therapie normaliter initiële therapie en/of chirurgie waarbij de mondhygiëne wordt geoptimaliseerd. Er is dus niet direct indicatie voor een kweek- of DNA-test. Dit kan wel gedaan worden wanneer er onvoldoende resultaat wordt geboekt met de genoemde behandeling. Of wanneer er achteruitgang merkbaar is terwijl de mondhygiëne adequaat is en het dus een refractaire parodontitis genoemd kan worden. Meestal is het aan te raden om de initiële therapie te herhalen zonder dat er antibiotica wordt voorgeschreven. Tevens moet men letten op de anatomie en stand van de tanden. Zo kan er door migratie twee apices tegen elkaar zijn komen te liggen; hier kan men niet meer tussenkomen met instrumenten of tips en zal er extractie of orthodontie overwegen moeten worden. Röntgendiagnostiek is dus van groot belang binnen de parodontologie!

Bij een infasie van paro-bacterien in het bindweefsel kan ondersteuning van antibiotica bij het reinigen van het gehele parodontium binnen 1 week heel nuttig zijn. Het lab kan advies uitbrengen over het eventuele gebruik van antibiotica na het afnemen van een DNA- of kweektest. Neem deze echter niet klakkeloos over en overleg altijd met een tandarts of parodontoloog die verstand heeft van microbiologie. Als men overgaat tot antibiotica gebruik en goed resultaat beoogt, zullen elementen met een slechte prognose ge-extraheerd moeten worden.

Agressieve parodontitis
Bij agressieve parodontitis geeft de medische anamnese vaak geen verklaring. Het komt familiair voor en is er vaak geen correlatie met de plak. Er is sprake van snelle aanhechtings- en botverlies. Vaak wordt hier in de kweek- of DNA-test de bacteriën A.a. en P.G gevonden. Hierbij is regelmatig antibiotica nodig naast de initiële therapie om de parodontitis onder controle te krijgen. Dus wanneer het aanhechtingsverlies niet correleert met de leeftijd en/of gewoontes en er sprake is van een progressief verloop, is het vaak verstandig om een DNA- of kweektest te doen. Ook hierbij geldt dat het advies van het lab niet klakkeloos overgenomen moet worden.

Bron:
– Handboek voor Parodontologie
– Alumni avond 20 mei 2010 (Nijmegen); voordracht Otto de Zoete
NTvT

Door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Meten - open mond

Testen en metingen bij preventie. Welke en hoe?

Er kan bij preventie onderscheid worden gemaakt tussen testen/metingen, instructies, behandelingen en nacontrole. In dit artikel leest u welke testen en metingen een beeld geven van de mondhygiëne. En ook hoe u hiervan gebruik kunt maken.

Testen / metingen

  • De plakkleurtest (pkt of pi)
    Door de plak te kleuren met disclosing vloeistof wordt er voor de patiënt duidelijk gemaakt waar de plak gelokaliseerd is en hoeveel plak er aanwezig is. Door gebruik te maken van de 2-kleuren disclosing, kunt u laten zien waar de nieuwe en oude plak zich in de mond bevindt. Het is goed om te beseffen dat enkel oude plak cariës kan veroorzaken. Nieuwe plak kan wel een ontsteking van het tandvlees veroorzaken. Een goede plakscore zou minstens onder de 20% moeten zitten, liever onder de 10%.
  • De tandsteenscore (ts of ti)
    Indien er tandsteen wordt geconstateerd, zegt dat iets over de mondhygiëne van de patiënt. De patiënt heeft langere tijd de plak niet goed verwijderd. Het duurt immers enige tijd voordat plak is omgevormd in tandsteen. Aan de hand van een tandsteenscore (tandsteen index) kunt u zien op welke plaatsen langere tijd geen goede mondhygiëne is uitgevoerd. Alle aanwezige gebitselementen worden gecontroleerd op tandsteen en de locaties met tandsteen worden genoteerd.
  • De bloedingsindex (bi of pbt of bop)
    De bloedingsindex is een betrouwbare methode (behalve bij rokers en in het melk/wisselgebit) om te zien welk percentage van het tandvlees ontstoken is. Het geeft aan waar de plakbeheersing langere tijd onvoldoende is geweest. Vooral bij mensen die voorafgaand aan de zitting ineens wel heel hard hun best hebben gedaan, is dit een goede methode om te achterhalen of  er daarvoor goed is gepoetst/geflosst etc. Bloedingen geven een goed beeld van de afgelopen 2 weken. Het bloedingspercentage zou minstens onder de 20% moeten liggen, liever onder de 10%.
  • De interdentale bloedingsindex (ibt).
    Dit is hetzelfde als een bloedingsindex, behalve dat er nu enkel interdentaal wordt gescoord. Dit is een goed middel om te beoordelen of de instructie van een interdentaal hulpmiddel juist is opgevolgd en heeft geholpen.
  • Het voedingsdagboek
    Dit is een schema dat thuis tijdens een normale week (dus zonder al te veel feestjes e.d.) wordt ingevuld. Men krijgt een indruk van wat er wordt gegeten en hoe vaak. Diegene die het invult, wordt bewust van wat hij eet. De behandelaar kan gericht voedingsadviezen geven. Aan het voedingsdagboek kan ook een vragenlijst worden toegevoegd met vragen over kennis (Bijvoorbeeld: Welk eten bevat suiker, kies uit de volgende producten etc.) en gewoontes (Bijt je nagels?). Het voedingsdagboek kan worden ingezet bij cariës, erosie en wellicht bij parodontitis.
  • De speekseltest (GC saliva check buffer)
    Bij de speekseltest kan de speekselsecretie en de kwaliteit van het speeksel worden getest . Dit kan men afnemen bij niet begrepen cariës.

Procedures van de testen/metingen

De plakkleurtest (M31)

  1. Alvorens er wordt gekleurd, kan vaseline op de lippen worden gesmeerd. Dit voorkomt dat er kleur blijft zitten aan de lippen. Informeer de patiënt wat er gaat gebeuren en wat plak is.
  2. Droog de tanden door middel van de meerfunctiespuit en/of door watjes te gebruiken. Dit laatste is bij gevoelige tandhalzen een stuk prettiger.
  3. Breng de vloeistof aan op de buccale en palatinale/linguale vlakken met een stukje wat of een kwastje.
  4. Laat de patiënt 1 keer goed spoelen en in een bekertje uitspugen. Gooi vervolgens de spuug voorzichtig door de gooisteen weg. Het is namelijk erg lastig uit het spitoon te verwijderen.
  5. Geef de patiënt een spiegel en vraag wat hem opvalt. Ga dan samen na waar de plak precies zit (posterior of juist anterior etc). Laat zien waar de plak op de tand is gelokaliseerd (vrijwel altijd cervicaal en interdentaal). Laat de patiënt zelf bedenken hoe hij dit had kunnen voorkomen.
  6. Scoor vervolgens de plak in de parodontiumstatus.De plakscore wordt berekend volgens de volgende formule:
    – Het aantal locaties met plak x 100%
    – Delen door het totale aantal locaties
  7. Leg uit wat de bevindingen zijn.

Er kan een foto worden gemaakt met een digitale camara. De kleurenfoto wordt vervolgens opgeslagen in de computer. Vooral bij jonge kinderen zijn deze foto’s een uitkomst omdat zij percentages nog niet zullen begrijpen.

De plakscore kan ook anders worden gedaan. Er wordt dan per element bekeken hoe ver de plak op de tand zat. Deze scores worden bij elkaar opgeteld en door het aantal elementen gedeeld.

0 = Geen plaque
1 = Afzonderlijke, met plak bedekte plekjes langs de cervicale rand van het element.
2 = Een dunne aaneen gesloten rand van plak (smaller dan 1,0mm) langs de cervicale rand van het element.
3 = Een rand plak breder dan 1,0 mm langs de cervicale rand van het element, die niet meer dan 1/3 van de kroon bedekt.
4 = Plak die meer dan 1/3, maar minder dan 2/3 van de kroon bedekt.
5 = Plak die meer dan 2/3 van de kroon bedekt.

Score Resultaat Beoordeling
0.0-1.0 Afzonderlijke, met plak bedekte plekjes langs de cervicale rand van het element Zeer goed
1.1-2.0 Een dunne aaneen gesloten rand van plak (smaller dan 1,0mm) langs de cervicale rand van het element Goed
2.1-3.0 Een rand plak breder dan 1,0mm langs de cervicale rand van
het element, die niet meer dan 1/3 van de kroon bedekt
Redelijk
3.1-4.0 Plak die meer dan 1/3, maar minder dan 2/3 van de kroon
bedekt
Slecht
4.1-5.0 Plak die meer dan 2/3 van de kroon bedekt Zeer slecht

De tandsteenscore (geen declareerbare code)
Met de sonde worden kleine rondjes gedraaid rondom de elementen: supra en sub. Met een goed geoefend tactilistisch vermogen kunt u het ruwe tandsteen voelen op het tandoppervlak. Tandsteen wordt op dezelfde manier gemeten als plak. Alle aanwezige gebitselementen worden gecontroleerd en de locaties met tandsteen worden genoteerd. De meting vindt plaats op dezelfde zes vlakken waar de plak- en bloedingsscore zijn bepaald. De tandsteenscore wordt volgens de volgende formule berekend:

  • Het aantal locaties met tandsteen x 100%
  • Delen door het totale aantal locaties

De tandsteenscore kan worden geregistreerd in een parodontiumstatuskaart.

De bloedingsindex (geen declareerbare code)

  1. Vertel wat u gaat doen en waarom.
  2. Sondeer overal langs het tandvlees.
  3. Werk van molaar naar incisief en van distaal naar mesiaal en laat hierbij de punt naar de apex toe wijzen en zoek de bodem van de sulcus op.
  4. Scoor de bloedingen in het paroprogramma van de computer.
  5. Laat het programma het percentage uitrekenen. Dit percentage zou minstens onder de 20% moeten liggen, liever onder de 10%. Het percentage kan ook op de volgende manier berekend worden:
    – Het aantal bloedende locaties x 100%
    – Delen door het totale aantal locaties
  6. Leg uit wat de bevindingen zijn.

N.B.Tijdens deze bloedingsindex wordt de DPSI-score gecheckt op juistheid.

De interdentale bloedingstest (ibt, geen declareerbare code)
Dit gaat hetzelfde als een bloedingsindex, behalve dat er nu enkel interdentaal wordt gescoord.

Het voedingsdagboek (M70)

  1. Vertel wat de bedoeling is van het voedingsdagboek en hoe dit ingevuld dient te worden.
  2. Laat de patiënt bij de vervolgafspraak zijn voedingsdagboek meenemen. Vraag of hem iets is opgevallen tijdens het invullen.
  3. Zoek samen naar een geschikt en gezond voedingspatroon.
  4. Geef een nieuw voedingsdagboek mee en laat het nogmaals invullen.
  5. Bij de vervolgafspraak wordt bekeken in hoeverre de voedingsadviezen zijn opgevolgd.
  6. Zo nodig het bovenstaande herhalen.

Speekseltest
Zie bijsluiter GC Siliva test.

Bronnen:
Oraldoctor.nl – parodontale diagnostiek en behandelingsplanning ACTA
Studiemiddelen Mondhygiene HAN
Laboral
GC Europe

Door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Producten, Thema A-Z
gebit, tandvlees

Voorbeeldschema behandeling gingivitis

Behandelschema’s hebben een logische structuur die voor iedereen goed te volgen is. Door het schema te volgen, weet u zeker dat u grondig te werk gaat en niks vergeet. Als u een patiënt van een collega overneemt, weet u precies hoe u verder moet (be)handelen. Tevens heeft het als voordeel dat uw patiënt precies weet wat hij kan verwachten en waarom hij regelmatig terug moet komen.

Schema gingivitis / onvoldoende mondhygiëne zonder cariës
Hieronder ziet u een voorbeeld van een behandelschema bij behandeling van gingivitis en onvoldoende mondhygiëne zonder cariës. Dit zijn de scores 6 en 7 van het controlemodel
De schema’s voor cariës (+ gingivitis) en erosie volgen nog.

Let op

  • Zorg dat u vooraf weet of uw patiënt de begrippen ‘percentage’ en dergelijke begrijpt: bepaal eerst het ingangsniveau.
  • Het schema gaat ervan uit dat de medische anamnese al afgenomen is.

1e zitting

  1. Vraag of de patiënt weet waarvoor hij/zij komt, leg uit.
  2. Testen: Pbt en/of bi/pbt/bop
    Leg hierbij uit wat een goed respectievelijk slecht percentage is. Wat vindt de patiënt (en de ouder) van dit percentage? Weet de patiënt wat bloedend tandvlees betekent? Probeer uw patiënt door middel van dit soort vragen te motiveren. Deze techniek heet Motivational Interviewing. Vindt u het kind nog te jong voor een bloedingstest met een pocketsonde? U kunt ook met een tandenborstel bepalen of er sprake is van bloeding. Een andere optie is om meteen over te gaan op de pkt .
  3. Instructie: Poetsen met behulp van de pkt en/of interdentaal hulpmiddel. Laat bij kinderen onder de 10 ook de ouder poetsen en stuur dit zo nodig bij. Laat ouders goed poetsgedrag belonen, bijvoorbeeld met stickers.
  4. Tandsteen verwijderen n.a.v. tandsteentest, altijd polijsten.
  5. Geef een informatiepakket zoals de GebitKid (tot 12 jaar), zonder poetsdiploma.
  6. Laat een afspraak maken.
  7. Noteer zo precies mogelijk wat u hebt gedaan en gezien in de kaart.

2e zitting

  1. Vraag hoe het gegaan is. Testen; pkt/pbt/ibt (ter evaluatie); is er verbetering?
  2. Eventueel begeleiding/motiveren.
  3. Eventueel nog een instructie.
  4. Sealen op indicatie. Dit is een goede motivatie om naar deze zitting te komen!
  5. Eventueel tandsteen verwijderen na aanleiding van de tandsteentest, altijd polijsten.
  6. Poetsdiploma?
  7. Presentje.
  8. Laat een afspraak maken.
  9. Noteer zo precies mogelijk wat u hebt gedaan en gezien in de kaart.

3e zitting (voor de halfjaarlijkse controle)

  1. Vraag hoe het gegaan is.
  2. Test ter evaluatie: pkt/pbt/ibt. Leg uit.
  3. Eventueel begeleiden/motiveren.
  4. Eventueel tandsteen verwijderen zo nodig, altijd polijsten.
  5. Diploma?
  6. Presentje.
  7. Doe de controle, of laat deze doen.
  8. Noteer zo precies mogelijk wat u hebt gedaan en gezien in de kaart.

Bij kinderen

  • De aanwezigheid van de ouders is zeer wenselijk bij elke zitting!
  • Sommige kinderen redden het niet om zo lang in de stoel te zitten. Splits dan de zitting op, verschuif een taak naar de volgende zitting of laat de taak achterwege (mits dit verantwoord is).
  • Soms zijn 2 instructies in 1 zitting niet te behappen. U kunt dan de andere instructie bij de volgende zitting doen.
  • Sommige kinderen vinden zichzelf te oud voor een presentje. Kinderen vinden het soms ook moeilijk om iets uit te kiezen, dus maak de keuze in presentjes niet te groot.

Geïnspireerd door:

  • Studiemodellen HAN
  • Boek Preventieve Tandheelkunde
  • Boek Patiëntvoorlichting en mondgezondheid

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Behandeling van parodontitis I, II en III – uitleg van parorichtlijn van EFP

De esthetische behandeling van recessies

Veel patiënten vinden teruggetrokken tandvlees een lelijk gezicht. Helaas herstelt het niet vanzelf, ook niet als de poetsmethode wordt aangepast. Wat kan er dan nog gedaan worden?

Prognoses
Een goede anamnese en uitgebreid onderzoek zijn onmisbaar bij het onderscheid maken van recessies door parodontitis en recessies die door andere oorzaken zijn ontstaan. Zowel de lengte als de breedte van de recessie zijn belangrijke parameters.

De Miller-classificatie verdeelt recessies in vier groepen. Op basis hiervan kunnen uitspraken gemaakt worden over wat mag verwacht worden van recessiebehandelingen.

  1. Recessie niet voorbij mucogingivale grens
    Geen verlies van interdentaal bot of weke weefsels

    Initiële recessie < 5 mm: prognose = volledige bedekking
    Initiële recessie > 5 mm: beperkte kans volledige bedekking

  2. Recessie tot voorbij mucoginigvale grens
    Geen verlies van interdentaal bot of weke weefsels

    Initiële recessie < 5 mm: prognose = volledige bedekking
    Initiële recessie > 5 mm: beperkte kans volledige bedekking

  3. Recessie tot voorbij mucogingivale grens
    Wel verlies van interdentaal bot of weke delen

    Slechte prognose, 100% bedekking = onmogelijk

  4. Recessie tot voorbij mucogingivale grens
    Weke weefsels interdentaal op gelijke hoogte recessie

    Geen bedekking te verwachten

Er dient ook gekeken te worden naar factoren als mondhygiëne, frenula, anatomische positie van de elementen, rookgedrag, lachlijn, gingivaal biotype, traumata, poetsmethode, orthodontische geschiedenis enzovoort. Al deze factoren dragen bij tot het inschatten van risicofactoren en medewerking van de patiënt.

De esthetische oplossingen

Non-chirurgische oplossingen

Siliconepithese
Als er geen chirurgische behandeling mogelijk is, kan het vervaardigen van een siliconenepithese een bevredigende oplossing bieden. Dit kan enkel als de patiënt in staat is om er een perfecte mondhygiëne op na te houden.

Kronen en veneers
Kronen en veneers kunnen gebruikt worden om de klinische kroonlengte en breedte te vergroten in relatie tot de reduceerde gingiva rand. Hierdoor kan het vrijliggende worteloppervlak gecamoufleerd worden.

Roze vulmateriaal
Een geheel alternatieve en minder bekende methode is het gebruiken van roze vulmateriaal. Eigenlijk een heel simpel lijkende oplossing. Maar de juiste tint krijgen, is nog niet zo eenvoudig!

Chirurgische oplossingen

Bij chirurgie is een samenspel van indicatiestelling, techniekselectie, realistische verwachtingen en ervaring essentieel omdat bij mislukking de esthetiek zelfs verslechtert. Chirurgie kan enkel gedaan worden bij zeer goede mondhygiëne.

Gesteeldelaptechnieken
Hierbij wordt de recessie bedekt door de naburige gingiva en alveolaire mucosa te verschuiven. Deze technieken zijn alleen bruikbaar bij enkelvoudige recessies. Gemiddeld wordt 64% wortelbedekking bereikt en een volledige bedekking in 40-50% van de gevallen.

  • Enkelvoudige recessies

    1. Lateraalwaarts verplaatste lap
    Een stuk gingiva rondom de recessie wordt weggesneden. Na rootplaning wordt er een weefsellap van het buurelement verplaatst naar de recessie en wordt aan de wond (receptorbed) rondom de recessie gehecht. Men verkrijgt hierbij een febrinebinding tussen lap en receptorbed.

    2. Bipolaire lap

    Gingiva van de 2 naastliggende papillen worden naar elkaar toe getrokken. Eerst wordt er weefsel weggehaald boven (respectievelijk onder) de recessie. Na rootplaning worden er twee incisies gemaakt: een incisie bij de mesiale papil en een incisie bij de distale papil. Het weggehaalde weefsel ligt dan dus tussen de twee incisies in. De twee weefselflappen worden vervolgens met elkaar gehecht en bedekken zo de recessie.

  • Ondiepe recessies (< 3 mm)

    1. Coronaalwaarts verplaatste lap
    Men maakt hierbij gebruik van de elasticiteit van de gingiva. Hierbij worden er incisies gemaakt die uitlopen over de mucogingivale grens. Vervolgens wordt de gingiva naar coronaal getrokken over de recessie heen en weer vastgehecht.

    2. Semilunaire lap
    Er wordt apicaal van de recessie een flapje gemaakt. Deze flap wordt naar beneden verplaatst om vervolgens de recessie te bedekken.

Vrije transplantaten
Voor vrije transplantaten bestaan er diverse methodes:

  • Vrije ge-epithelialiseerde transplantaten bij matig diepe recessies (3-5 mm)
  • Vrije bindweefseltransplantaten bij diepe recessies (> 5 mm)

Bronnen:
NTvT 109, november 2002
Handboek Parodontologie F14, klinisch problemen oplossen in de tandheelkunde, hoofdstuk 3, ‘recessie van de gingiva’.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Van der Weijden benoemd tot hoogleraar parodontologie

Fridus van der Weijden, is benoemd tot bijzonder hoogleraar parodontologie, aan de Faculteit der Tandheelkunde van de Universiteit van Amsterdam (ACTA). Fridus verrichtte uitgebreid onderzoek op het gebied van mondverzorging en parodontale therapie. Aan het ACTA leidt hij de onderzoeksgroep die zich bezig houdt met contractonderzoek inzake klinische parodontologie en richt zich met deze groep vooral op preventie en behandeling. Fridus werkt sinds 1989 aan het ACTA, in eerste instantie als onderzoeker en sinds 2000 als universitair hoofddocent. Hij is tevens directeur van Paropraktijk Utrecht en lid van het adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het Ivoren Kruis. In 2009 ontving hij voor zijn werk bij het Ivoren Kruis de Carl Witthaus Medaille.

Bron:
NVOI

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
caries - tandarts

Mondhygiëne adviezen oncologiepatiënt na de therapie

Na kankertherapie is de preventie van cariës en parodontale aandoeningen belangrijk. Vooral na radiotherapie in het hoofd-halsgebied blijft de kans op het ontwikkelen van cariës en parodontale problemen sterk verhoogd voor de rest van het leven.  Optimale mondzorg is een vereiste voor deze patiëntengroep. Maar ook edentate patiënten moeten problemen, zoals een slecht passende prothese, voorkomen in verband met het ontstaan van osteoradionecrose.

Na radiotherapie
Voor patiënten die radiotherapie hebben ondergaan of een autologe stamceltransplantatie geldt een recall van 3 maanden gedurende het eerste jaar. Het gebruik van een neutrale fluoride geappliceerd in op maat gemaakte lepels blijft levenslang geïndiceerd bij dentate patiënten. De fluoride dient 3 x per week te worden gebruikt. Het is belangrijk om de patiënt een voedingsadvies te geven, dit ten aanzien van de zuren, kruiden en het suikergebruik. Bij diepe pockets gedurende het eerste jaar wordt er soms een Ab profylaxe gegeven, dit gaat in overleg met de behandelend arts/radiotherapeut. Ook is het belangrijk – indien aan de orde – de patiënt advies te geven over speekselstimulatie. Indien er een trismus is onstaan kan men de patiënt verwijzen naar een fysiotherapeut. Er zijn fysiotherapeuten die gespecialiseerd zijn in hoofd-halsgebied.

Na het eerste jaar kan men de controlefrequentie van 3 maanden verlengen naar 4 – 6 maanden. Dit is afhankelijk van individuele factoren, zoals de mate van xerostomie en het mondhygiëne niveau.

Na chemotherapie
Voor patiënten die chemotherapie hebben gehad, geldt ook het eerste jaar een controle frequentie van 3 maanden. Ook deze patiënten kunnen een verhoogd cariësrisico hebben. Men dient goed te kijken en te adviseren of er xerostomie is. Indien de patiënt wisselende bloedwaarden heeft dan heeft deze Ab profylaxe nodig tijdens bloederige ingrepen. Dit gaat in overleg met de behandelend arts. Deze patiënten krijgen een individueel fluorideadvies.

Vergoeding
Wat verder van belang is, is dat de tandheelkundige behandeling van oncologiepatiënten voor volledige vergoeding in aanmerking kan komen. Dan dient wel sprake te zijn van een causaal verband op basis van een medisch gecompromitteerde relatie: dat de medische behandeling (oorzaak) met het oogmerk tot genezing van de ziekte als nevenwerking (gevolg) nadelige effecten heeft op het gebit. De behandelaar kan hiervoor een aanvraag indienen bij de zorgverzekeraar in het kader van de bijzondere tandheelkunde. Dit geldt zowel voor tandartsen als mondhygiënisten.

Bronnen:
Focusonderzoek bij patiënten met kanker Ned tijdschr thk 115 april 2008
CBO richtlijn mondholte-/Orofarynxcarcinoom
Advies droge mond Ivoren kruis2007
Posterpresentatie It groep Voorschoten Leiden Nov 2009

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z
Herziene richtlijn Radiologie: De belangrijkste punten voor dossiervoering

Casus: wat ziet u?

Bij een gezonde man van middelbare leeftijd kwam er pus van de 32-33. Bij de 32 was er distaal een pocket van 12 mm en bij de 32 mesiaal een pocket van 10 mm. Bij de man was nooit eerder parodontitis vastgesteld. Er werd een parostatus afgenomen, waaruit bleek dat er geen verdere verdiepte pockets aanwezig waren. Er werd de onderstaande foto gemaakt. De elementen zijn vitaal. Hoe handelt men verder?

Het besluit van de behandelaar
Opvallend is de vreemde ovale radiolucentie op de foto. Dit zie je normaliter niet bij parodontitis.
Zoals gezegd zijn de elementen vitaal. Toch heeft de behandelaar ervoor gekozen om deze patiënt te verwijzen naar de endontoloog. Ook deze constateerde dat de elementen vitaal zijn, eveneens is er geen radiolucentie aan de wortelpunt te zien. Bij percussie was er geen pijn. De patiënt was er nooit op gevallen, is er niet op geslagen en heeft er ook niks tegen aan gekregen. Kortom; geen acuut traumatisch verleden. Zoals men ziet, zitten er in beide elementen geen restauraties.
De behandelaar en endodontoloog vonden: Als het niet kwaakt, niet waggelt en niet lijkt op een eend, dan is het in de meeste gevallen geen eend! Of hadden ze het toch verkeerd?

De behandelaar besloot een flap te doen met een biopsie. Zie de foto. Er werd een cyste verwijderd.

Het verlossende antwoord
Uit de biopsie bleek het te gaan om een laterale parodontale cyste. Dit is een dentogene goedaardige ontwikkelingscyste. Het is typerend dat deze voorkomt tussen twee vitale wortels.

En dat is?
Deze cyste komt zeer weinig voor. De geschatte incidentie bedraagt 1 per miljoen inwoners per jaar. Het komt voornamelijk voor in de cuspidaat- premolaarstreek van de onderkaak. Het geeft zelden klachten. Röntgenologisch ziet men een goedbegrensde radiolucentie die zelden groter is dan 1 cm. In de literatuur worden uiteenlopende suggesties gedaan over de oorsprong van het cyste-epitheel, variërend van gereduceerd glazuurepitheel, resten van de tandlijst tot epitheelresten van Malassez (Rasmussen et al, 1991; Shear, 1992). Verondersteld wordt dat de zeldzame gingivacyste bij volwassenen de extraossale evenknie is van de intraossaal gelegen laterale parodontale cyste.
De laterale parodontale cyste wordt histopathologisch gekenmerkt door enkele lagen brede epitheelbekleding waarin verdikkingen (‘plaques’) voorkomen. Tevens kunnen glycogeenrijke heldere cellen worden aangetroffen. Een bijzondere variant van de laterale parodontale cyste is de botryoïde odontogene cyste. Laatstgenoemde cyste heeft macroscopisch een multilobulair aspect, maar toont dezelfde histopathologische kenmerken (Van der Waal, 1992). De meeste van deze gediagnosticeerde cystes komen voor bij patiënten tussen de 20 en 40 jaar.

En dan?
Na onvolledige verwijdering kan een laterale parodontale cyste recidiveren. Maar ook dit komt zelden voor. Maligne ontaarding van het cyste-epitheel is nooit beschreven. Het is dus zaak dat het goed gevolgd wordt. In eerste instantie door de kaakchirurg en later door de tandarts.

Bronnen:
DentalTown.com
www.MondhygienistenForum.nl
Pathologie van de Mondholte 2002
NTVT

Mrt 2010

Lees meer over: Casus, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Sterkere relatie tussen parodontitis en diabetes bij mannen

Het verband tussen diabetes en parodontitis

U heeft vast al een spotje op televisie gezien, iets op de radio gehoord of wat gelezen in een (vak) tijdschrift: ‘Het toenemende aantal diabetespatiënten type II moet multidisciplinair worden aangepakt”.

Helaas zien we tot op heden dat zowel binnen onze beroepsgroep,als bij andere professionals , de relatie tussen diabetes en parodontitis vaak onderbelicht is.

Diabetes risicofactor voor parodontitis
Inmiddels zijn er verschillende onderzoeken waarin diabetes type II beschreven wordt als een risicofactor voor parodontitis. Mensen met diabetes type II hebben vaker parodontitis. Type II is essentieel anders dan type I. Waar men bij type I de bloedsuikerspiegel op peil houdt door het toedienen van insuline, wordt er bij behandeling van type II voornamelijk gebruik gemaakt van aangepaste voeding, behandelen van neveneffecten van de aandoening en medicatie slikken.

Onderzoek ACTA
Beide aandoeningen, diabetes type II en parodontitis, worden veel gezien bij mensen die overgewicht hebben, ongezond eten, roken en weinig bewegen. Ook de leeftijd speelt een rol. Naarmate men ouder wordt, zie je dat parodontitis meer voorkomt. In de Diabetes nieuwsbrief van enkele maanden geleden wordt aangegeven dat er een onderzoek op de ACTA en in het Slotervaartziekenhuis start waarin de relatie tussen diabetes, parodontitis en hart- en vaatziekten onderzocht wordt. In dit onderzoek wil men bekijken of bij het ontstaan van diabetes en parodontitis dezelfde risicofactoren een rol spelen. Verder wil men onderzoeken of het hebben van diabetes type II ook een risicofactor is voor het krijgen van parodontitis. De onderzoekers Teeuw en Gerdes verwachten dat het lijstje met diabetes complicaties in de toekomst zal worden aangevuld met parodontitis.

Meer parodontale afbraak
Uit een aantal andere wetenschappelijke studies komt naar voren dat er ook meer parodontale afbraak is bij diabetespatiënten, dan bij niet diabetespatiënten. Er zijn echter ook studies die geen verschil aantonen. Dit verschil kan gevolg zijn van de tijd dat iemand al diabetespatiënt is, de mate waarop de diabetes onder controle is en ook de mix van type I en II patiënten.

Zelfde pathogenesis
Onderzoeken laten zien dat zowel bij diabetes mellitus type II als bij parodontitis dezelfde pathogenesis een rol speelt. De ontstekingsreactie wordt voornamelijk veroorzaakt door het chronisch effect van hyperglycemie.

Glucosewaarden moeilijker stabiel te krijgen
Bij mensen met diabetes die ook parodontitis hebben zie je dat de glucosewaarden moeilijker stabiel te krijgen en te houden zijn. Zo blijkt dat diabeten met ernstige parodontitis een 6 maal zo grote kans hebben op problemen met het instellen van de bloedsuikerspiegel dan bij patiënten met geringe parodontitis (Taylor et al, 1996). Bij een patiënt die niet goed ingesteld is, zie je dat de parodontitis moeilijk of niet stabiel te krijgen is. Patiënten die ergens een sluimerende ontsteking hebben zijn sowieso moeilijker te reguleren, dus een goede reden om parodontitis ook niet jaren te laten sluimeren!

Rol dental professional
Hier ligt een belangrijke rol voor ons als professional. Wees alert op patiënten die diabetes melden in de anamnese. Bij het voorkomen en behandelen van parodontitis is een goede mondhygiëne van groot belang. Ook is het van belang dat bij de halfjaarlijkse controle niet alleen de dentitie bekeken wordt, maar ook het parodontium. Bij een ASA-score, die geen O scoort, meteen gaan handelen.
Patiënten die slecht reageren op de behandeling en regelmatig parodontale abcessen vertonen zouden mogelijk een ongediagnosticeerde diabetes kunnen hebben. Vraag de huisarts om deze patiënt te testen op diabetes. Vaak gebruikt men om de mate van diabetes te meten een bepaling van het geglycosyleerde hemoglobinegehalte(HbA1c) en een glucosetolerantietest.

Bronnen:
Diabetes nieuwsbriefuitgave 02-2009, jaargang 24
The relationship between Oral health and diabetus mellitus I Am Dent Assoc 2008 : 139:19s-24S
Parodontitis en algemene gezondheid, Ned. tijschrift voor tandheelkunde mei 2006

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
onderzoek, microscoop

Odontogeen onderzoek. Wanneer en wat daarna?

Wat is een odontogeen onderzoek?
Bij het odontogeen focusonderzoek worden ontstekingshaarden opgespeurd in de dentitie. Een ontsteking kan namelijk onder sommige omstandigheden tot zowel lokale als algemene lichamelijke aandoeningen leiden (Jansma en Vissink, 1998). Het wordt veelvuldig uitgevoerd als preventieve maatregel voorafgaand aan bepaalde medische behandelingen.

Indicatie
Er bestaat nogal wat onenigheid over wanneer een endontogeen focusonderzoek nuttig zou zijn. Bij de volgende patiënten is het in elk geval heel belangrijk om dit onderzoek af te laten nemen bij de kaakchirurg of ziekenhuistandarts en eventueel in samenwerking met de mondhygiënist:

  • Patiënten die radiotherapie moeten ondergaan in het hoofd- halsgebied
  • Patiënten die een orgaantransplantatie ondergaan
  • Patiënten die een openhartoperatie moeten ondergaan
  • Patiënten die chemotherapie krijgen
  • Patiënten die zijn opgenomen met onbegrepen koorts

Dit is geen officieel protocol; het wordt niet door onomstotelijk wetenschappelijk bewijs ondersteund. (bron; oncoline.nl)

Voor een patiënt die curatieve radiotherapie in het hoofdhalsgebied moet ondergaan, betekent dit niet alleen dat hij gedurende de behandeling focusvrij moet zijn, maar ook nog jaren na deze behandeling. Feitelijk zou een dergelijke patiënt levenslang focusvrij moeten zijn vanwege het ook op de lange termijn bestaande risico van osteoradionecrose van het bot in de kaken. Bij een patiënt die wordt behandeld met een hoge dosis chemotherapie kan worden volstaan met het focusvrij zijn tijdens de oncologische behandeling. Immers, na het herstel van de bloedwaarden is het risico van complicaties door orale foci weer genormaliseerd tot het niveau van gezonde individuen.

Intake

  • Huisarts, tandarts en specialist(en) van de patiënt
  • Medische en dentale historie
  • Kanker- en kankertherapie gerelateerde factoren: locatie, stadium, therapie type, dosis, veld van radiatie, wanneer wordt er behandeld etc etc
  • Patiënt gerelateerde factoren (leeftijd, wensen etc)

Essentiële onderzoeken

  • Het mondonderzoek
  • Parodontiumstatus
  • Röntgenonderzoek
  • Vitalititeitstest

Naar aanleiding hiervan kan nader onderzoek geïndiceerd zijn.

En dan?
Bij chemotherapie en bestraling van het hoofd-halsbebied wordt er gebruik gemaakt van de Dental Risk factors en Malignancy Related Risk Factors:

  • Dental Risk Factors (DRF):

    Parodontale ontstekingen
    Pocketdiepte > 6 mm
    Gingiva recessie > 6 mm
    Spontane gingiva bloeding
    Furcaties
    Mobiliteit > 2 mm
    Diepe cariës
    Wortelcariës ≥ 0,5 van de wortelomtrek
    Periapicale granulomen
    Interne en externe wortelresorptie
    A-functionele elementen
    Gedeeltelijk geïmpacteerde elementen
    Wortelresten
    Volledig geïmpacteerde elementen met folliculaire cyste
    Slechte mondhygiëne
    Slechte motivatie
    Patiënt niet coöperatief
  • Malignancy Related Risk Factors (MRRF):

    Bestralingsdosis > 55 Gy
    Molaren in het bestralingsveld
    Gebitselementen dicht bij de tumor
    Tijd tot de radiotherapie < 14 dagen

Op basis van de DRF en de MRRF, de aanwezigheid van strategische gebitselementen en de algehele indruk, wordt besloten welke foci verwijderd worden.

Het verwijderen van de foci
Over het algemeen zal dit gebeuren bij:

  • gemiddelde tot vergevorderde parodontitis
  • extensieve peri-apicale laesies
  • extensieve cariës
  • partieel geïmpacteerde of half doorgebroken elementen
  • wortelresten waarbij translucenties waarneembaar zijn op de röntgenfoto

Dental Conditions to assign Dental Risk Factor (DRF) Score
Wat is nu de beste oplossing? Extraheren of een tandheelkundige behandeling? Het volgende schema helpt bij maken van de uiteindelijke beslissing per element.

Clinical and Radiographic Findings (CFR) Afwegingszwaarte voor extractie
Parodontitis
Pocketdiepte Medium
Pocketdiepte: > 6 mm Hoog
Recessie: 3 t/m 6 mm Medium
Recessie > 6 mm Hoog
Bloeding bij sonderen Medium
Spontane bloeding Hoog
Furcatie Hoog
Horizontale mobiliteit < 2 mm Medium
Horizontale mobiliteit > 2 mm of/en 1 mm verticaal Hoog
Endodontisch
Abnormale responsie op testen, geen endodontische
behandelingen gehad, geen osteitis
Medium
Abnormale responsie op testen, geen endodontische
behandelingen gehad, osteitis
Hoog
Zwelling en/of sinus tract Hoog
Osteitis, < 3mm, met adequate wortelkanaalvulling,
zonder pijn
Laag/Medium
Osteitis, < 3mm, met inadequate wortelkanaalvulling,
met pijn
Hoog
Osteitis > 3 mm Hoog
Condenserende osteitis f/hypercementosis
met normale reacties op testen
Laag
Condenserende osteitis
met abnormale reacties op testen
Medium
Interne en/of externe wortelresorptie Hoog
Extensieve caries
Primair < 2/3 van de klinische kroon Medium
Primair> 2/3 van de klinische kroon
/pulpa betrokken
Hoog
Defecte restauratie met secundaire caries,
geen pulpa betrokken
Medium
Wortelcaries< 1/2 van de wortelomtrek,
pulpa niet betrokken
Medium
Wortelcaries> 1/2 van de wortelomtrek Hoog
Niet-functionele elementen
Partieel geimpacteerde elementen
of permucusale wortelresten
Hoog
Wortelresten met botverlies Hoog
Volledig geimpacteerde elementen zonder botverlies
zonder folliculaire cyste
Laag
Volledig geimpacteerde elementen met botverlies
Met follliculaire cyste
Hoog
Mondhygiëne, ingangsniveau en co-operatie Hoog

Bron:
NTVT
Oncoline.nl
Pretherapy dental decisions in patients with head and neck cancer:
a proposed model for dental decision support
Hubert H. Bruins, Ron Koole, and Daniel E. Jolly,
Utrecht, the Netherlands, and Columbus, Ohio
UNIVERSITY OF UTRECHT AND THE OHIO STATE UNIVERSITY

Voor u gelezen en vertaald door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Persoonlijke hygiëne en beschermingsmiddelen (Word bestand)

Probiotica. Het nieuwe wondermiddel voor mond en darmen?

Probiotoca zou tegen candida, xerostomie, gingivitis, halitose en cariës kunnen werken en de darmklachten kunnen reduceren tijden antibioticagebruik.

Wat zijn probiotica?
Probiotica zijn levende micro-organismen, die na consumptie de darmflora van de gebruiker gunstig beïnvloeden en daarmee een gezondheidsbevorderend effect hebben. Probiotische bacteriën overleven grotendeels de inwerking van het maagzuur en de galzuren. Hierdoor komen ze levend in de darmen en kunnen daar hun werk doen. De ontwikkelingen op het gebied van probiotica gaan razendsnel. Steeds meer onderzoeken onderbouwen positieve gezondheidseffecten van probiotische bacteriën.

Antibioticagebruik
In de tandheelkunde wordt veelvuldig gebruik gemaakt van antibiotica. Helaas kan dat voor nare bijwerkingen zorgen. Antibiotica hebben niet alleen invloed op de ziekmakende bacteriën (pathogenen) maar kunnen ook effect hebben op de bacteriën die van nature in de darm voorkomen. Aantasting van deze darmflora kan diarree tot gevolg hebben. Wanneer dit zich voordoet spreken we van een Antibioticum -Geassocieerde Diarree (AGD). In zeldzame gevallen kan ook één bepaalde darmbacterie als gevolg van antibioticumgebruik uitgroeien (Clostridium difficile) en een darminfectie veroorzaken. Ook dan treedt er (ernstige) diarree op.
Het innemen van probiotica, zoals in Yakult en Plusbiotics zit, kan bijdragen aan het onderhouden van een gezonde darmflora. Geadviseerd wordt om dit tijdens en na (tot 1 week) het gebruik van antibiotica voor het slapen gaan in te nemen.

Candida en xerostomie
Probiotica kunnen mogelijk worden gebruikt als preventie of behandeling van schimmelinfecties in de mond. Daarnaast hebben ze een gunstige invloed op de speekselproductie en het gevoel van een droge mond. Sommige probiotica zijn bijvoorbeeld lactobacillen die waterstofperoxide of fungicide stoffen produceren, waardoor de groei van schimmels
wordt geremd.

In het volgende onderzoek is nagegaan of kaas verrijkt met speciale lactobacillen (probiotica) bij ouderen een werking heeft tegen de groei van Candida in de mond. Een eerste constatering was dat het percentage patiënten met grote aantallen gisten in de mond (voornamelijk Candida albicans) na 16 weken in de probioticagroep was gedaald, terwijl dit in de controlegroep was toegenomen. Deze toename is waarschijnlijk het gevolg van het gedurende het onderzoek niet gebruiken van melkzuurhoudende producten, die ook een anti-Candidawerking hebben. Een tweede constatering was dat de ongestimuleerde speekselvloed in de probioticagroep toenam. Het percentage mensen met hyposalivatie nam af in de probioticagroep, terwijl dit percentage in de controlegroep juist toenam. Er was in de probioticagroep echter geen
significante afname in het aantal klachten over een droge mond. De buffercapaciteit, de aanwezige laesies in de mond en de klachten over een pijnlijke mucosa vertoonden een tendens tot verbetering, maar deze kon niet statistisch worden onderbouwd.

Gingivitis
Op PubMed zijn slechts 2 onderzoeken te vinden waarbij het effect werd bekeken van probiotica op gingivitis. Zo werd bij een gerandomiseerd, placebo-gecontroleerd, dubbelblind onderzoek tijdens 2 weken onderzocht of Lactobacillus Reuteri invloed had op de mate van bloeding van de gingiva. Lactobacillus Reuteri was significant effectief in het reduceren van gingivitis en plak.

Verder werden de Russische probiotica Acilact en Bifidumbacterin bij behandeling van gingivitis en verschillende niveau’s van parodontitis getest. Het effect van Acilact en Bifidumbacterin om de microflora te normaliseren waren hoger in vergelijking met de Tantum-Verde (dit is voor symptomatische behandeling van pijn en irritaties in de mond en keel, werkzame stof: Benzydamine), vooral bij oppervlakkige gingivitis and parodontitis.

Halitose
Bij mensen die geen halitose hebben, blijkt vooral Streptococcus salivarius op de tong voor te komen. Deze bacteriestam is nu onderwerp van de eerste onderzoeken naar een verdringend effect van halitose-veroorzakende bacteriën. Uit een placebogecontroleerd onderzoek onder 23 mensen met halitose komen bemoedigende resultaten. Een zuigtablet met deze bacteriestam blijkt de hoeveelheid vluchtige zwavelverbindingen in de adem te kunnen verminderen (Burton, 2006).

Cariës
Volgens een review op PubMed: 6 van de 7 onderzoeken bevestigen dat probiotica een verlaging gaf op de mutans streptococcen. Of dit daadwerkelijk een reductie betekent op de ontwikkeling van cariësleasies, is niet duidelijk. Consumptie van probiotica bleek de kans op cariës significant te verlagen met bijna 50% (Näse, 2001). Het effect was vooral duidelijk bij 3 en 4 jarige kinderen.

Als u dit leest zal u het onderstaande bevreemden: De Bifidobacterie zit regelmatig in probiotica. Maar niet alle soorten van de Bifidobacterie verbeteren de gezondheid. Sterker nog, de Bifidobacterie Dentium is een opportunistische pathogeen en kan juist cariës veroorzaken. Deze bacterie is zuurbestandig en heeft een verdedigingssysteem tegen antibacteriële substanties en is erg sterk.

Conclusie
Probiotica kunnen helpen de mondflora in balans te houden. Het idee is dat grote aantallen van deze goede bacteriën de schadelijke bacteriën in de mond verdringen. Het onderzoek naar de rol van probiotica bij mondgezondheid staat, zeker in vergelijking met darmgezondheid, nog in de kinderschoenen. Toch zijn de eerste resultaten erg bemoedigend (Meurman, 2007). Het kan in ieder geval als ondersteuning worden gebruikt voor de darmen tijdens antibioticagebruik. In Amerika wordt er zelfs al een ‘wonderpil’ op de markt gebracht om gingivitis en cariës te lijf te gaan.

Bron
Public Library of Science
PubMed
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17251510
Laboral
Gut Flora Foundation
Twetman, 2008

Door Lieneke Steverink-Jorna

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z
Antibiotica en mogelijke alternatieven nu en in de toekomst

Antibiotica. Wanneer en waarom?

Indicaties
In de tandheelkundige praktijk worden antimicrobiële middelen toegepast bij de:

– Bestrijding van acute bacteriële ontstekingen en eventuele complicaties
– Profylaxe en bestrijding van bacteriemie en de eventuele gevolgen bij risicopatiënten
– Ondersteuning van de behandeling van ernstige parodontale problemen

Pas op voor overbodige en overmatige toepassing
Met nadruk wordt gewaarschuwd tegen gebruik van deze middelen zonder dwingende noodzaak. Overbodige en overmatige toepassing ervan leiden tot resistentie-ontwikkeling, waardoor bepaalde pathogene micro-organismen niet meer adequaat kunnen worden bestreden. Ook moet rekening worden gehouden met de kans op sensibilisatie en toxiciteit.
Bij verergering van ontstekingen in de mond dient men er rekening mee te houden dat deze een (eerste) symptoom van een ernstig onderliggende ziekte (HIV-infectie) of een bloedbeeldafwijking kan zijn.

Ontstekingen in het tandkaakstelsel
De toediening van antibiotica ter voorkoming van uitbreiding van een acute infectie is alleen geïndiceerd als een causale behandeling niet mogelijk is of bij een beginnend infiltraat dat nog niet heeft geleid tot abces.
Het is van groot belang dat er eerst een gedegen diagnose wordt gesteld, waarna de therapie op de oorzaak gericht moet zijn. Als men toch antibiotica voorschrijft, dan loopt met risico dat het eigen vermogen van het lichaam om zich te herstellen wordt verstoord. Maar bij ernstige of recidiverende abcessen kan een kuur nut hebben om – in afwachting van de definitieve behandeling het acute karakter van de ontsteking te bestrijden. Als de patiënt koorts krijgt na adequate drainage, dreigt er een sepsis. Ook dan mag er overgegaan worden op antibioticatoediening.

Ernstige parodontale problemen
Bij ernstige parodontale problemen, is het verantwoord in sommige gevallen de mechanische tandheelkundige behandeling te ondersteunen met het systemisch toedienen van antibiotica. Na het nemen van een kweek- of DNA-test kan er indicatie zijn om een recept uit te schrijven. Het laboratorium onderzoekt hierbij welke bacteriën er aanwezig zijn in de subgingivale microbiële flora.

Indicaties voor kweken

  • Refractaire parodontitis
  • De Juveniele parodontitis
  • Rapidly progressing adult periodontitis

Het behandelen met ondersteuning van antibiotica is enkel geïndiceerd wanneer de mondhygiëne nagenoeg perfect is.

Starten van de kuur
De kuur mag enkel vlak voor (2 uur van te voren) of net na scalen en rootplanen worden gestart. Anders loopt men gevaar op abcessen doordat er onder andere tandsteen wordt ingesloten. Het laboratorium geeft een advies uit wanneer het antibioticum zal moeten worden ingenomen.

Bij welke bacteriën is er antibiotica geïndiceerd bij parodontitis?
Een Amerikaans tandheelkundig tijdschrijft (Perio Reports dec 2009) schrijft het volgende:
Bij gebruik van antibiotica trad er duidelijke pocketreductie op in het geval van meetbare P gingivalis. Bij geen aanwijsbare P gingivalis werd geen verschil in de pocketdiepte gemeten. Daarom zal systemische antibiotica niet mogen worden voorgeschreven voor diegene die geen meetbare G gingivalis met zich meedragen.

Een nuancering:
Wanneer een patiënt enkel verhoogde aantallen Treponema denticola, F. nucleatum en P. micros heeft, zou scalen en rootplanen en het optimaliseren van de mondhygiëne voldoende resultaat moeten boeken. Is deze patiënt reeds initieel behandeld, is de mondhygiëne adequaat te noemen en er zijn geen hopeloze elementen aanwezig, dan kan men toch het gebruik van een metronidazol-ondersteuning kunnen overwegen. De patiënt zou dan alle verschijnselen moeten vertonen van een infectie, geen roker moeten zijn en adulte parodontitis moeten hebben. Bij patiënten met pijnklachten, ANUG en jeugdige leeftijd kan dit ook overwogen worden. Maar standaard metronidazol voorschrijven bij deze bacteriën is dus absoluut niet aan de orde.

Richtlijnen antibioticumgebruik  bij parodontale infecties.

Weinig goede bacteriën
Tegenwoordig wordt er bij de kweek ook gekeken naar het level van goede bacteriën. Wat nu als er volgens het laboratorium weinig goede bacteriën zijn? Kan er dan geen goed resultaat verwacht worden van het behandelen met antibiotica?

Contra-indicaties
Van metronidazol, amoxicilline, Cefuroximaxetil en Ciprofloxacin

Wanneer er een antimicrobiële ondersteuning is geïndiceerd en er een contra-indicatie is voor metronidazol kan clindamycine worden overwogen. Klinisch onderzoek heeft aangetoond dat de werking van metronidazol en clindamycine in patiënten met ernstige parodontitis vergelijkbaar is (Sigush et al. 2001, J.Periodontol 2001: 72: 275-283).

Clindamycine is een vertegenwoordiger van de lincomycinegroep. Clindamycine is een antibioticum dat wordt ingezet bij anaërobe infecties. De dagdosis voor clindamycine is 1200-1800 mg, verdeelt in 3-4 gelijke doses. Een goed regime is 450 mg 3x daags. In de regel wordt 7 dagen aangehouden en 10 dagen in patiënten met parodontitis die roken.
De periode van toediening is afhankelijk van het klinisch verloop van de aandoening en het wel/niet roken van de patiënt.

Profylaxe
Gebleken is dat na bloedige tandheelkundige ingrepen een kortdurende bacteriëmie ontstaat. Soms bestaat het gevaar dat strepto- of stafylokokken vanuit het operatiegebied via het bloed onder andere op het endocard belanden, zich daar gaan nestelen en zo aanleiding kunnen geven tot endocarditis lenta (i.c. sepsis lenta).

Bron
NTVT nieuwsbrief 31 oktober 2007
Laboral
Nederlandse Hartstichting
Farmacotherapeutisch Kompas
Abraham-Inpijn, Voorkoming van medische accidenten
Loesche & Giordano, 1994

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
Meten - open mond

Weten wat we meten

De vorm van de sondetip en de sondeerdruk zijn de belangrijkste parameters bij het sonderen van parodontale pockets. Dit blijkt uit het onderzoek”Probing around teeth”, waarop parodontoloog Dick Barendregt begin november promoveerde aan ACTA.

Weten wat we meten
Met zijn onderzoek wilde Barendregt inzicht krijgen in de verschillende aspecten van het gebruik van een parodontale sonde bij gingivitis, onbehandelde en behandelde parodontitis. Gebleken is dat voor de dagelijkse praktijk de handsonde met een taps toelopende tip het meest geschikte instrument is.

Te veel druk
Volgens Barendregt zullen behandelaars veelal te hard drukken tijdens het meten en het parodontale probleem mogelijk overschatten. Een lichte sondeerdruk van circa 1270 kPa (bij een tipdiameter van 0,5 mm en sondeerkracht van 0,25 N) is volgens Barendregt voldoende om in onbehandelde parodontitis het niveau van de meest coronale bindweefselaanhechting vast te stellen.

Meten in behandelde pockets
Het meten van behandelde pockets met dezelfde sonde en dezelfde druk zorgt ervoor dat de sondetip zich coronaal van het niveau van de bindweefselaanhechting zal bevinden. In sommige gevallen ondervindt de gebruikte sondetip (met een diameter van 0,5 mm) in behandelde pockets zo veel weerstand door de toegenomen weefseltonus dat het binnendringen wordt bemoeilijkt.

Nader onderzoek

Nader onderzoek moet de hypothese gaan onderbouwen dat de meest coronale epitheelaanhechting als relevant aanhechtingsniveau moet worden gezien. Barendregt pleit in zijn dissertatie voor het ontwikkelen van een sonde die dat punt ook na behandeling reproduceerbaar kan vaststellen.

Bronnen: Nederlands Tandartsenblad, november 2009
Nederlands Tijdschrift voor Mondhygiëne, november 2009

.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Personeelshandboek

Parodontologie: handboek voor in de praktijk

Veel voorkomende gebitsproblemen vinden hun oorsprong in ziekten van de tandomgevende weefsels, het kaakbot en de orale mucosa. In Parodontologie is de meest actuele wetenschappelijke informatie op dit gebied samengebracht, met focus op de etiologie, de pathogenese en de behandeling van parodontale ontstekingen en de betekenis van deze aandoeningen voor mond- en algemene gezondheid.

Bruikbaar in de praktijk
Dit leerboek onderscheidt zich van andere uitgaven over parodontologie doordat de auteurs de wetenschappelijke informatie zo vertalen dat nieuw verworven kennis direct in de klinische praktijk kan worden toegepast. Daarbij laten de internationaal erkende auteurs ruimte voor discussie, indien over bepaalde zaken consensus ontbreekt. Het boek geeft een compleet overzicht van parodontologische aandoeningen door niet alleen plaque-gerelateerde maar ook de niet-plaquegerelateerde problemen te bespreken. Daarnaast wordt aandacht besteed aan orale implantaten en hun omgevende weefsels.

Voor wie?
Parodontologie is een onmisbare uitgave voor alle professionals in de mondzorg en in het bijzonder ook voor studenten tandheelkunde en mondzorgkunde.

Parodontologie
Auteurs: W. Beertsen; M. Quirynen; D. van Steenberghe; U. van der VeldenISBN978903136886 Uitgever: BSL

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Obesitas risicofactor parodontitis?

Is obesitas een risicofactor voor parodontitis?
Obesitas is wereldwijd in toenemende mate een gezondheidsprobleem. In 2006 was in de Verenigde Staten 34% van de volwassenen ouder dan 20 jaar obees. Obesitas wordt geassocieerd met levensbedreigende aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, kanker en diabetes. Verschillende recente publicaties laten zien dat obesitas ook geassocieerd wordt met een verhoogd risico voor parodontale aandoeningen.

Onderzoek
Wetenschappers van de afdeling Parodontologie van het Forsyth Institute in Boston onderzochten in totaal 745 personen die deelnamen aan 15 verschillende studies. Doelstelling was vast te stellen of overgewicht of obesitas geassocieerd kon worden met een verhoogd risico voor parodontitis. Ook werd de samenstelling van de subgingivale biofilm vergeleken van personen met obesitas met die van personen met een gezond gewicht.

Meer parodontitis
Tweederde van de groep als gezond/gingivitis geclassificeerde personen had een normale BMI. Van de groep personen met parodontitis had daarentegen slechts eenderde een normale BMI. Personen met overgewicht of met obesitas hadden drie tot vijf maal vaker parodontitis. Bij personen jonger dan 45 jaar met obesitas werd meer parodontitis vastgesteld dan bij dezelfde leeftijdsgroep zonder obesitas. Bij personen jonger dan 47 jaar met overgewicht en obesitas werd bijna vier keer meer parodontitis vastgesteld dan bij personen met een normale BMI.

Tannerella forsythia
Tannerella forsythia is een bacterie die doorgaans geassocieerd wordt met de aanwezigheid van verdiepte pockets. In de groep als gezond/gingivitis geclassificeerde personen werden grotere aantallen Tannerella forsythia aangetroffen bij personen met obesitas dan bij personen met een gezond gewicht.

Bron:  Hygienetown.com Perioreports vol. 21 no. 4
Haffajee, A., Socransky, S.: Relation of Body Mass Index, Periodontitis and Tannerella Forsythia. J Clin Perio 36: 89-99, 2009

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
infectiepreventie

Nieuwe namen paropathogenen

Bacteriologie parodontitis
De bacteriologie van parodontitis wordt steeds complexer; het aantal bacteriesoorten in de verdiepte parodontale pocket op op basis van moleculaire technieken wordt geschat op enkele duizenden soorten.

Nieuwe namen
Enkele van de de bekende paropathogene bacteriën hebben een andere naam gekregen. Dit gebeurt op basis van nieuw inzicht van de taxonomische status van deze bacteriën.

Oude naam Nieuwe naam
Actinobacillus actinomycetemcomitans Aggregatibacter actinomycetemcomitans
Bacteroides forsythus Tannerella forsythia
Peptostreptococcus micros Parvimonas micra

Indicatorbacteriën
Bacteriën zoals Aggregatibacter actinomycetemcomitans (Aa), Porphyromonas gingivalis (Pg), Tannerella forsythia (Tf) zijn belangrijke indicatorbacteriën die bepalend zijn voor het soort behandeling dat de patiënt dient te krijgen.

Bron: Van Winkelhoff, A.J., Nederlands Tijdschrift voor Mondhygiëne 2009, nr. 6, 22-25

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
roken

Blowen onschuldig?

Gevolgen blowen in de mond?
Roken is een risicofactor voor het ontstaan en de progressie van parodontitis. Is blowen dat ook? Tijdens het NVM congres “Evidence Based Mondhygiëne” op 17 april 2009 besprak Paula Versteeg (mondhygiënist) de uitkomst van een systematic review op ACTA (Versteeg et al. 2008) waarbij onderzocht werd of het gebruik van cannabis een risicofactor is voor het ontstaan van aandoeningen en afwijkingen in de mond.

Blowen en parodontitis
Cannabisgebruik lijkt een risicofactor voor het ontstaan van parodontitis. Onderzoek uit Nieuw-Zeeland suggereert dat het werkingsmechanisme net als bij roken systemisch is (Thomson et al. 2008). Het is mogelijk dat mensen die vaak blowen andere leef- en voedingsgewoonten hebben die een rol spelen bij het ontstaan van parodontitis.

Slechtere mondgezondheid
Uit onderzoek blijkt dat langdurig gebruikers van cannabis een slechtere mondgezondheid hebben (hogere DMF-S score, plaque- en gingivitisscore).  Mogelijk is dit een weerspiegeling van de verwaarlozing van de algemene gezondheid (Silverstein et al. 1978).

Xerostomie, leukoedeem en Candida albicans
Het belangrijkste effect dat in de literatuur werd beschreven was een afname van de speekselvloed als systemisch effect. Dit kan de beschermende rol die speeksel heeft binnen de mondholte negatief beïnvloeden.
Xerostomie (droge mond) en leukoedeem (melkachtige grijswitte verkleuring op de mucosa) komt vaker voor bij het roken van cannabis dan bij het roken van sigaretten (Darling & Arendorf 1993). Candida albicans (schimmelinfectie) komt bij cannabisgebruikers vaker voor dan bij tabakrokers (Darling et al. 1990). Dit laatste zou ook kunnen komen door de aanwezigheid van hydrocarbonaten in de rook van cannabis, een verzwakte afweer door het chronisch gebruik, een slechtere mondhygiëne of slechtere voeding.
Bij toename van het cannabisgebruik (Cohen & Sas 1997) moet de tandheelkundige professional zich ervan bewust zijn dat er mondafwijkingen (xerostomie, leukoedeem en een toename in de prevalentie van Candida albicans) kunnen optreden.

Blowen en mondkanker
Carcinogene stoffen komen voor 50% meer voor in de rook van cannabis dan in die van gewone tabak (Tashkin et al. 2002). Er is echter geen verband gevonden tussen het ontwikkelen van mondkanker (plaveiselcelcarcinoom) en het ooit gebruikt hebben van cannabis (Llewellyn et al. 2004, Rosenblatt et al. 2004).

Blowen in het kort:
Wat is het?
Hasj en weed zijn afkomstig van de plant Cannabis Sativa, kortweg cannabis. In het Nederlands: hennep. Als je de vrouwelijke bloemtoppen ervan droogt en verkruimelt, krijg je marihuana. Marihuana is groen-bruin van kleur en wordt meestal weed of wiet genoemd. Als je de hars van de plant tot blokken of plakjes perst, krijg je hasj. De kleur daarvan varieert van lichtbruin tot zwart. Via een speciale bewerking kan een sterk geconcentreerde stof uit de plant worden gemaakt: hasjolie. Weed, hasj en hasjolie verspreiden een heel karakteristieke geur. Wie die eens heeft geroken, herkent hem in het vervolg onmiddellijk.

Wat zit er in?
Het bestanddeel waar het om gaat, wordt kortweg THC genoemd (voluit: delta-9-tetrahydrocannabinol). Hoe warmer het klimaat waarin de hennep groeit, hoe meer THC er in zit. Ook Nederlandse wiet die onder vrijwel ideale omstandigheden in kassen is gekweekt, bevat vaak veel THC. Hasjolie kan zelfs voor meer dan de helft uit THC bestaan.

Wie gebruiken het?
Hasj en weed zijn in Nederland vrij gemakkelijk te krijgen. De prijs die ervoor betaald wordt, varieert van 2 tot 7 euro per gram. Mensen gebruiken het om zich er lekker en ontspannen door te voelen of om de werkelijkheid te ontvluchten.
De interesse is vooral groot in de puberteit omdat dan de behoefte om te experimenteren het grootst is. Verder komt het gebruik van hasj en weed voor onder alle leeftijdsgroepen, rangen en standen. Geschat wordt dat het aantal actuele gebruikers in Nederland 363.000 is.

Bronnen en meer informatie:
Ivoren Kruis
folder: Hasj en Weed, de antwoorden. Uitgave: Drugs Infolijn 
Trimbos-instituut

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z