Parodontologie door de jaren heen

Tussen alle nieuwe ontwikkelingen zouden we bijna de essentie van parodontologie uit het oog verliezen. Tijdens het NVvP-congres vertelden prof.dr. Klaus Lang, prof.dr. Bruno Loos en prof.dr. Fridus van der Weijden over de kern, visie en ontwikkeling van de parodontologie door de jaren heen.

Verslag van de lezing van het NVvP-congres

Even waren we bang dat de eerste spreker roemrijk ten onder zou gaan. Op zijn leeftijd soepel het podium opstappen was toch niet zo eenvoudig na zo’n lange reis uit de VS. Klaus Lang nam ons de rijke geschiedenis van de parodontologie mee die hij ogenschijnlijk compleet zelf had meegemaakt. Hij startte in 1883 waarin de eerste gingvectomie werd gedaan en ging verder naar 1910 naar de Neumann Flap om verder te gaan naar de Widman Flap en andere flapdesigns.

Is chirurgie beter dan initiële therapie?

Wat bleek? Bij de flaps werden de pockets tot 3mm alleen maar dieper. De diepere pockets werden minder diep en dit bleef ook zo na 1 jaar. Bij ondiepe pockets ontstond er verlies van aangehechte gingiva. Alle chirurgische benaderingen kennen ongeveer dezelfde uitkomst. Zoals we allemaal weten blijft de plakscore belangrijk bij het wel/niet slagen op de lange termijn.

Verrassend genoeg benadrukte Lang dat conventionele initiële therapie net zo succesvol bleek als flappen en er meer aanhechting overbleef bij de ondiepe pockets. Hij concludeerde dan ook dat het niet de techniek is die de doorslag geeft, en ook niet welke defecten (1, 2, of 3 wandig) er precies zijn, maar hoe de plakinfectie is.

Maar maak je als mondhygiënist geen illusies dat je dan dus diep sub ook optimaal kunt scalen en planen. In de diepe pockets blijft tandsteen achter maar hier kan dan toch aanhechting ontstaan. Geïnfecteerd cement hoeft niet verwijderd te worden. Polijsten van het worteloppervlak kan al genoeg zijn. Enkel coronaal scalen helpt natuurlijk niet voldoende. Dit noemt Lang ‘esthetisch scalen’.

Soms vindt wel herinfectie plaats op 2 of 3 plaatsen en het is moeilijk voorspelbaar waar dit precies in het gebit gebeurt.

Immuunfitness

Bruno Loos die enorm elegant het podium leek te kunnen bestijgen in vergelijking met de vorige spreker, besprak met ons enkele casussen om de rol te verduidelijken van de relatieve bijdrages van de diverse factoren die een causale rol kunnen spelen binnen de etiologie van de parodontitis.

Loos haalde als eerste een casus aan over een 37-jarige patiënt met forse parodontitis die duidelijk niet alleen veroorzaakt werd door slecht poetsen. Slechts 5% van de mensen heeft dusdanige ernstige parodontitis die vergelijkbaar is met deze patiënt. Deze patiënt rookt, is obees, heeft prediabetes en verhoogde bloeddruk. Als dieet werd er twee keer per week wat salade gegeten en verder vooral koolhydraten, dus geen vis en geen fruit. De vrouw had een dominante man, was niet van Nederlandse afkomst, had een lage sociaal-economische positie en had 2 kinderen. Ze had een hoog stressniveau.

Model van causaliteit

De causale factoren in het algemeen kennen vijf clusters:

  1. Erfelijkheid (er is absoluut aanleg voor parodontitis vooral bij jongeren)
  2. Bepaalde leefstijl
  3. Biofilm
  4. Systemische aandoeningen
  5. Gebit gerelateerde factoren (voorheen dacht men dat het niks met occlusie en dergelijke te maken zou hebben, maar daar is men op teruggekomen; verder, denk aan diep geplaatste kroonranden enz)

Hieruit vloeit het model van multicausaliteit.

Relatieve bijdrage van factoren in de eerste casus

De relatieve bijdrage van deze factoren bij de patiënt uit deze casus zijn drie factoren die invloed hebben op haar immuunfitness. Bij corona hebben we ook al geleerd dat sommige mensen veel vatbaarder zijn en zo sneller in het ziekenhuis raken, zoals obesitas en suikerziekte. Parodontitis is ook gerelateerd aan de algemene conditie van een persoon. Erfelijke factoren, leefstijl en systemische aandoeningen bepalen hoe iemand reageert op een ziekte. Bij deze 37-jarige persoon is ingeschat dat de erfelijke factoren op deze leeftijd zeker wel bijdragen. Ook haar leefstijl heeft absoluut invloed, zo rookt ze ook nog eens. Ze heeft ook veel plak en tandsteen, ook dat heeft invloed maar tegelijkertijd hebben de obesitas en haar suikerspiegels wellicht een nog grotere rol in de progressie en de initiële start van de parodontitis.

Cirkeldiagram

Bij iedere patiënt zijn al deze 5 factoren aanwezig alleen is de relatieve bijdrage per patiënt wisselend en deze moeten we als professional zelf inschatten. Tegenwoordig leren aanstaande parodontologen een cirkeldiagram hiervan te maken. Op sommige factoren hebben we geen invloed en daarom is het des te belangrijk de factoren te beïnvloeden waarvan dat wel mogelijk is, zo wordt dan uitgelegd aan de patiënt. Hiermee neemt de vatbaarheid voor parodontitis af en is er meer kans op een succesvolle behandeling. Wat de professional kan doen in deze casus, is zorgen dat alle plak verdwijnt, subgingivaal reinigen, mondhygiëne instructies geven, verbetering van het dieet aanbrengen, stoppen met roken bespreken, begeleiden in stressverlaging en verwijzen / overleggen met de huisarts.

Lage bijdrage genetica

Bij de tweede casus is de causaliteit anders. Deze patiënt is 58 jaar, rookt 30 jaar, is 20 jaar niet naar de tandarts geweest en is diabeet. Hij heeft veel meer kroon- en brugwerk dan de vorige casus en heeft wel net zulke ernstige parodontitis bij dezelfde elementen maar is 20 jaar ouder. Hier is de relatieve bijdrage van genetica juist laag en heeft de leefstijl in combinatie met de ongebalanceerde biofilm veel meer invloed, naast de invloed van de suikerziekte.

Abnormale gastheerreactie

De verlaagde immuunfitness leidt er toe dat de gastheer niet goed reageert en is er een abnormale gastheerreactie. Deze is soms reversibel tot normaal. Gingivitis is geen abnormale gastheerreactie maar beschermt de gastheer op verspreiding van bacteriën in het lichaam. Gingivitis is compleet reversibel maar kan wel leiden tot parodontitis. Tijdens het hebben van parodontitis is er sprake van opvlamming en rustigere fases waarin er geen voortgang is van ziekte. Dus zo is het in zijn geheel vaak een langzaam proces in voortschrijding. Je ziet bijvoorbeeld na griep of na een scheiding een verslechtering.

Het belang van nutriënten

Bij de ene patiënt is er sprake van een hyperreactie van het lichaam en bij anderen is het juist een hyporeactie. De hyperreactie wordt vaak aangestuurd door een genetische factor. Eigen cellen reageren dan te fel op de aanval van bacteriën omdat ze zo geprogrammeerd zijn. Hyporeactiviteit komt vaak door roken, suikerziekte of vitamine C gebrek. De neutrofielen kunnen dan niet goed werken. Geen resolutie betekent dat het immuunsysteem in een actieve fase hangt en daarin blijft ronddraaien. De moleculen die resolutie bevorderen worden gemaakt van omega vetzuren en dat zit in vette vis en wordt aan bepaalde boter toegevoegd. Dus niet alleen de kiwi’s zijn belangrijk, ook vette vis of voedingssupplementen zijn belangrijk. Dit is dus behoorlijk belangrijk om met je patiënten te bespreken.

Bacteriën groeien goed op de extra bloedtoevoer

Gramnegatieve anaerobe bacteriën groeien enorm goed op bloed en eiwitten. Dus het afweersysteem, waarbij er allerlei eiwit-stoffen naar het ontstoken gebied (bloedende pockets) worden gezonden, veroorzaakt juist een ecosysteem dat gunstig is voor de paropathogenen. Daarom streven we naar pocketreductie met weinig bloeding. Anders blijft het een vicieuze cirkel als we niet ingrijpen op de bacteriën en de afweerreactie via leefstijlinterventies.

Parodontitis is een systemische ziekte

Parodontitis is geen lokale ziekte met systemische effecten maar parodontitis is ook een systemische ziekte net zoals allerlei andere chronische ziekten zoals reuma. Parodontitis kan zich ook uiten als co-morbiditeit van diabetes. Allerlei ziektes hebben uiteindelijk een bepaalde samenhang. Zo is er ook een relatie van parodontitis tot allerlei hart- en vaatziekten. Meerdere keren is er vastgesteld dat er causale genetische factoren zijn die volledig hetzelfde zijn bij parodontitis als bij hart- en vaatziekten. Dus wellicht gaat dit via eenzelfde pathologische route. Vandaar dat mogelijk bij mensen die erfelijk belast zijn waar te nemen is dat deze ziekten vaak samengaan. Mensen met ziekte zijn dus gevoeliger om ook andere ziekten te hebben. Het zou zo kunnen zijn dat mensen met parodontitis vaker andere ziekte(n) hebben en zelfs multi morbiditeit. Dat laatste komt in Europa steeds vaker voor. Dat kan wellicht doordat men ouder wordt, door toename van welvaartziektes of door verbeterde diagnostiek.

Bloeding van de gingiva

Fridus van der Weijden loste Loos af en vroeg zich af of de bloedingsindex een goede meetlat is voor parodontale gezondheid of niet. Uit histologisch onderzoek blijkt dat met een dunne gingiva het ontstekingsinfiltraat goed visueel waar te nemen is maar dat bij een dik fenotype het infiltraat het orale oppervlak niet bereikt waardoor het niet zichtbaar is. Algemeen wordt daarom aangenomen dat visuele symptomen van ontsteking onbetrouwbaar zijn (zeker als ze afwezig zijn) en dat bloeding na sonderen een betrouwbaarder symptoom is voor het vaststellen van parodontale ontsteking. Uit onderzoek blijkt dat in geval van gingivitis de bloedingsneiging beter te diagnosticeren is door langs de gingivarand te strijken in plaats van het aftasten van de bodem van de pocket. De richting van pocketsonde is hierbij van invloed, want een grotere hoek geeft een lagere bloedingsindex. Ook de kracht en diameter van de pocketsonde heeft hier invloed op en het belang van dit alles bij elkaar wordt vaak onderschat. Bloeding na sonderen geeft een beperkte maar op basis van meerdere metingen in de tijd wel een bruikbare indicatie of er sprake is van progressie. Meest voorspelbaar is dat als een pocket bij elke meting continue niet bloedt dit een goede maatstaaf is van stabiliteit. Daarmee is de afwezigheid van bloeding na sonderen een belangrijke diagnostische tool.

Percentage bloeding

Hoeveel procent bloeding maximaal nog acceptabel is, daar verschillen de meningen van wetenschappers over. Als ‘end point’ van parodontale therapie variëren de getallen van ≤10-30%. De Nederlandse (NvvP) richtlijn voor parodontologie in de algemene praktijk geeft als criterium ≤ 20%. Wel speelt de methode van sonderen hierbij een rol. Als je uitsluitend op 6 plaatsen rondom een element meet zal de bloedingsneiging lager uitvallen dan als je ‘exploratief’ al wandelend met de pocketsonde rondom het element de bloeding bepaalt. Duidelijk lijkt dat de bloedingsneiging in elk geval onder de 30% moet zijn. Studies die gekeken hebben naar het effect van behandeling laten zien dat reductie van de bloedingsneiging vaak al wordt bereikt door het verbeteren van de mondhygiëne. Bij het constateren van parodontale problemen is dit daarom de eerste stap van behandeling die meteen een indicatie geeft van hoe gemotiveerd de patiënt is. Hoewel instrumenteren een grote beïnvloedende factor zal enkel een professionele gebitsreiniging onvoldoende effect hebben als de mondhygiëne ondermaats is. Binnen het paro-preventie traject is aandacht voor het niveau van zelfzorg met passende instructie en begeleiding daarom van essentieel belang

Chirurgie versus non-chirurgie

Ook besprak van der Weijden het chirurgische versus non-chirurgische parodontale therapie. Het effect van niet-chirurgische therapie is bij pockets tot 6mm bij goede mondhygiëne niet verschillend van chirurgisch. Daarover is Van der Weijden het met Lang eens. Maar na niet-chirurgische therapie blijven er wel wat meer pockets verdiept die bij intake al boven de 6mm waren en dat vraagt dus om intensievere nazorg. Meerdere diepere pockets (vanaf 6mm) hebben namelijk een grotere kans op progressie binnen vijf jaar. Ook blijven furcaties vaak wat achter op het behandelresultaat, in 25% van gevallen zie je toch progressie van parodontale afbraak. Niet alleen voor de patiënt maar ook voor de mondzorgverlener zijn furcaties moeilijk te behandelen.

Roken

Met goede nazorg waarbij men trouw op de afspraken komt en bij goede mondhygiëne, kan er met (niet) chirurgische parodontale therapie stabiliteit worden behaald. Of iemand rookt is hierbij wel een belangrijke factor die een negatief effect heeft. Stoppen met roken is daarom aan te bevelen als onderdeel van parodontale therapie maar op welke termijn dit effect heeft op de bloedingsindex en op pocketreductie is onduidelijk. De literatuur zegt dat dit pas na 12-24 maanden zichtbaar is.

Prof. dr. Klaus Lang is al vijftig jaar hoogleraar en ereprofessor aan universiteiten over de hele wereld. Hij heeft meer dan 650 artikelen gepubliceerd in peer-reviewed wetenschappelijke tijdschriften en verschillende leerboeken, en heeft lezingen gegeven op vijf continenten. Hij richtte het tijdschrift Clinical Oral Implants Research op en was 26 jaar lang hoofdredacteur, tot 2016. Hij is erelid van 17 nationale en internationale organisaties, waaronder de American Academy of Periodontology.

Prof. dr. Bruno Loos is in 1981 afgestudeerd als tandarts. Na een periode algemene praktijk, behaalde hij een MSc in de parodontologie en een PhD in de orale biologie, beide in de VS. Loos is emeritus hoogleraar parodontologie bij ACTA.. Zijn onderzoek is gerelateerd aan systemische effecten van parodontitis en effecten van parodontitis op algemene gezondheid. Daarnaast bestudeert hij aspecten van de vatbaarheid voor parodontitis, in het bijzonder genetische en immunologische factoren .Loos is erelid van de NVvP en ontving de ‘Distinguished Scientist Award in Periodontal Disease’ van de IADR.

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde af al tandarts, promoveerde en werd benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. Door zijn wetenschappelijke oeuvre verwierf hij meerdere (inter)nationale prijzen onder andere van de NVvP, het Ivoren Kruis, de IADR en de ORCA. Hij is erkent als tandarts-parodontoloog door de NVvP en tandarts-implantoloog door de NVOI. Het grootste deel van zijn carrière verdeelt hij zijn tijd tussen Paro Praktijk Utrecht, Implantologie Utrecht en de sectie Parodontologie van ACTA.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van prof.dr. Klaus Lang, prof.dr. Bruno Loos en prof.dr. Fridus van der Weijden tijdens het NVvP-congres Back to the Roots.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
M- en T-codes kiezen Er zit een gedachte achter

M- en T-codes kiezen: Er zit een gedachte achter

“Dat is de uitdaging in de parodontologie. Het is meer dan alleen tandsteen verwijderen en een instructie geven. Je zal letterlijk en figuurlijk dieper moeten gaan”, sprak Wijnand Teeuw tijdens het NVM congres. Gaan we het paro-preventietraject in of toch het volledige parotraject, en hoe zit dat dan met de M-codes/T-codes? Lees het congresverslag.

Wijnand Teeuw opent met het bespreken van een casus. Het ging hierbij over een vrouw die spontaan bij hem kwam, dus zonder verwijzing. Ze had weleens klachten en een familielid had geadviseerd om naar een parodontoloog te gaan. Ze ging al elke 3 maanden naar de mondhygiënist en elke 6 maanden naar de tandarts. Beiden hadden niet de intentie om te verwijzen. Er werd wel regelmatig een meting gedaan en nazorg gegeven. Normaal zou je na een status toch even achter je oren krabben, maar Teeuw miste dit totaal. Bijvoorbeeld of er in de T-codes gebleven zal worden of dat er naar de M-codes zou worden overstapt.

Steeds evalueren

Doe jij bij je patiënten wezenlijk fundamenteel iets anders als je een T-code gebruikt bij iets wat je onder een M-code zou moeten doen? Teeuw adviseert om je dit elke keer dat je iemand behandelt onder een T-code af te vragen. Er werd bij de besproken casus direct een T043 gedaan na het afnemen van de parodontiumstatus. Dit gebeurde allemaal in minder dan 40 minuten. Er stonden geen aantekeningen bij de T032, geen enkele reflectie. Waarom vond de behandelaar dat de meting nodig was, wat waren de bevindingen en wat is het vervolgplan? De tandarts had verdiepte pockets van 5 à 6 mm gezien voordat de status werd gemaakt. Twee maanden later was er een behoorlijk verschil te zien want er waren diepere pockets dan dat maar hier werd niks over gezegd. Daarna brak er een knobbel af en werd deze gerepareerd. Vervolgens werd er gepland om een kroon te plaatsen. Was dat wel verantwoord? Er lijkt hier geen sprake te zijn geweest van communicatie. Vond de mondhygiënist dat wel zo verstandig in deze mond en op dit element? In de paro-richtlijn staat dat je continue moet evalueren, moet nadenken en de patiënt daarin ook zal mee moeten nemen.

PPS2

PPS2 is altijd een punt van discussie. Het kan gingivitis zijn of juist parodontitis. Je gaat pas behandelen als de juiste diagnose is gesteld. Tegenwoordig werken we met een voorlopige werk-diagnose. Omdat we getraind zijn om eerst een diagnose te stellen, zag je dat bij de DPSI werd aangestuurd om eerst echt een diagnose te stellen. Maar feit is dat er heel vaak sprake is van gingivitis of geringe parodontitis en is dan zo’n uitgebreide parodontiumstatus wel nodig? Dus je kunt prima eerst een aanname maken. Als je veel plak ziet kan je bedenken dat dit gewoon de etiologische factor is en ga je dus eerst aan de slag met plakcontrole. Als mensen goed gaan poetsen, is vaak het hele probleem al opgelost. Je gaat dus eerst in op de etiologische factoren die hier waarschijnlijk van doen zijn en je doet gewoon een uitgebreide gebitsreiniging onder de M-code. Je wil deze patiënt niet pas over een half jaar terugzien. Je ging er vanuit dat het gingivitis was, je hebt de vermoedelijke etiologische factor weggenomen en dan is het verstandig om na 3 maanden te evalueren. Misschien is er dan sprake van een PPS1 maar zie je opnieuw een PPS2 en bovendien veel bloeding dan heb je reden om het nader te gaan bekijken. Dus je kunt de M-code ook standaard in eerste instantie voor PPS2 hanteren.

“Ik daag jullie uit om echt na te gaan denken waarom je de T-codes zou ingaan en waarom niet de M-codes.”, sprak Teeuw bemoedigend toe.

Ook m-codes

Miranda Belder, mondhygiënist, gaat hierop dieper de casuïstiek in en vertelt over patiënt die niet echt meewerkt met de behandeling. Meneer zijn motivatie blijkt ook niet bijzonder hoog. Ondanks het botverlies kiest ze hier om de M-codes te blijven hanteren. Dus ook als er wel sprake is van PPS3 kan je alsnog kiezen om de M-codes te blijven hanteren. Sla de voorwaardes van de paro-richtlijn er maar eens op na.

T-codes

Wanneer gebruik je dan wel echt T-codes? Dan is er sprake van een ander ziektebeeld dan flinke gingivitis. Je wilde een gezonde situatie? Dat kan niet meer dus beloof dit ook niet. De vraag verandert in: Hoe krijg je het stabiel? Dat is wel een realistische vraag. Op het moment dat je van M naar T gaat dan ga je van een relatief eenvoudige behandeling naar complexe situatie en dat vraagt een heel ander traject. Horen jouw patiënten in je T-codes hier nog thuis? Je moet bij je paro-patiënten gaan uitvissen wat er nu precies aan de hand is en hoe dat zo is gekomen.

Dat is de uitdaging in de parodontologie. Het is meer dan alleen tandsteen verwijderen en een instructie geven. Je zal letterlijk en figuurlijk dieper moeten gaan.

Gecontroleerde ‘afbouw’

Opnieuw neemt Belder ons mee een casus in. Een casus waarbij conditie van de gingiva maar niet verbetert en er helaas voor duurdere oplossingen geen financiën zijn. Er volgen extracties en mevrouw blijft maar door roken. Hierbij was er in eerste instantie met T-codes begonnen maar is er gekozen om af te stromen naar M-codes waarbij er af en toe een pocketregistratie plaatsvindt. Dit is een voorbeeld wat je gefaseerde en gecontroleerde ‘afbouw’ zou kunnen noemen.

In de T-code blijven

Vervolgens besprak ze een casus waarbij uiteindelijk chirurgie nodig bleek te zijn. De patiënt rookt fors en er was sprake van een ASA 2. Hierbij bleven toch nog behoorlijke restpockets over. Dit is een patiënt die in de T-codes bleef. Het is namelijk echt nogal behoorlijk wat werk, ook wegens de fluctuerende mondhygiëne. Bovendien moest er tandheelkundig gezien ook overlegd worden met de tandarts. Vooral de wens van de patiënt speelt hierin mee. Die wilde echt doorgaan en wilde het bijltje er niet bij neergooien.

Intrinsieke motivatie

Intrinsieke motivatie is vaak de doorslaggevende factor in de keuze of de T-codes gehanteerd blijven. Wil een patiënt er echt voor gaan of niet? Daarom is het belangrijk om hier meteen bij het eerste gesprek over te hebben. Je zet dus een stip op de horizon. Maar denk er ook aan om te bekijken of deze wens nog hetzelfde blijft in de tijd. Dit kan namelijk best wel eens veranderen.
Wijnand en Miranda sloten af met een take-home message:

‘We moeten als mondhygiënisten de NZA-tarieven gebruiken. Dat zijn maximumtarieven, je mag de tarieven altijd verlagen. Als de patiënt de stoel verlaat, moet je achter je declaratiegedrag kunnen staan. Vraag je eens af wat moreel declaratiegedrag is, klopt datgene wat je declareert met wat je hebt gedaan?’

Dr. Wijnand J. Teeuw, parodontoloog NVvP, behaalde in 2003 zijn doctoraaldiploma Biologie aan de Universiteit Utrecht met als afstudeerrichting Fundamentele Biomedische Wetenschappen (FBMW). In 2006 studeerde hij als tandarts af aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA).Van 2009 t/m 2012 volgde hij aldaar de MSc-opleiding tot parodontoloog, welke hij cum laude heeft afgerond. In 2017 promoveerde hij op de relatie tussen parodontitis en de algemene gezondheid, in het bijzonder diabetes mellitus en hart- en vaatziekten. Van 2015 tot 2018 was hij hoofd van de Kliniek voor Parodontologie ACTA en was hij een van de opleiders binnen de MSc-opleiding tot parodontoloog. Op dit moment is hij de drijvende kracht achter de verwijspraktijk voor parodontologie, implantologie en halitose: Vitalis Top Clinics in Alphen aan den Rijn. Daarnaast adviseert hij tandartsen en mondhygiënisten in het implementeren van parodontale zorg binnen de algemene tandartsenpraktijk.

Miranda Belder heeft haar opleiding tot mondhygiënist gevolgd van 1986-1988 aan de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Utrecht. Zij was daarna werkzaam in diverse algemene praktijken in het Gooi. Vanaf 1993 tot en met 2013 is zij werkzaam geweest in de Kliniek voor Parodontologie te Amsterdam. Tevens is zij vanaf 2004 werkzaam als vrijgevestigd mondhygiënist in de Groepspraktijk voor Mondhygiëne in Alphen a/d Rijn, nu samen met drie collega-mondhygiënisten. Na haar afstuderen heeft zij diverse cursussen gevolgd o.a. Parodontale diagnostiek en behandelingsplanning, Initiële parodontale behandeling (Paro A/B/C) maar ook Psychodiagnostiek voor tandheelkundig specialismen en mondziekten. Zij geeft regelmatig lezingen en workshops over parodontale nazorg, richtlijnen peri-implantitis factoren die compliance beïnvloeden en wat is je succesrate?

Verslag voor dental INFO door Lieneke Steverink – Jorna, mondhygiënist, van de lezing van Wijnand Teeuw en Miranda Belder tijdens NVM congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Computer algoritmen

Computer algoritmen ontwikkeld om verloop van parodontitis te volgen

Om het verloop van de ziekte parodontitis te volgen hebben onderzoekers van het Regenstrief Institute en de Indiana University School of Dentistry computeralgoritmen ontwikkeld. Daarnaast heeft het onderzoeksteam ook hulpmiddelen ontwikkeld om de diagnose van parodontitis te automatiseren.

Parodontitis

Ongeveer 47% van de volwassenen van 30 jaar en ouder en ongeveer 79% van de volwassenen van 65 jaar en ouder hebben een vorm van parodontitis. Het vroege stadium van parodontitis is gingivitis. Gingivitis is een mondziekte waarbij het tandvlees gezwollen en rood is en kan bloeden. Gingivitis kan leiden tot parodontitis. Wanneer parodontitis niet behandeld wordt kan dit leiden tot botverlies of tandverlies.

Onderzoek

Parodontitis gerelateerde informatie zoals diagnose, grafieken en datum van de diagnose zijn uit elektronische tandheelkundige dossiers (EDR) gehaald. Met deze informatie werd een geautomatiseerd algoritme gecreëerd om patiënten in 3 groepen te classificeren, namelijk ziekteprogressie, ziekte verbetering of geen verandering in de ziekte. Het onderzoek is uitgevoerd bij 28.908 patiënten.

Resultaten

Van de 28.908 patiënten had 42% van de patiënten ten minste twee diagnoses van parodontitis om de ziekteverandering vast te stellen. 72% van de patiënten vertoonde geen verandering in de ziektestatus tussen het eerste en laatste bezoek. Bij 13% van de patiënten verergerde de ziektestatus en bij 11% van de patiënten verbeterde de ziekte.

Voordeel van tandheelkundige gegevens

Het gebruik van verzamelde gegevens in tandheelkundige dossiers zorgt ervoor dat tandartsen veranderingen in tandvleesaandoeningen kunnen automatiseren en monitoren. Hierdoor kunnen tandartsen parodontitis vroegtijdig opsporen en dit zorgt voor een betere prognose. Ook kunnen tandartsen ziekte gerelateerde risicofactoren herkennen zoals tabaksgebruik, diabetes, slechte mondhygiëne en stress om het behandelplan beter te kunnen bepalen.

Conclusie

De studie heeft twee geautomatiseerde algoritmen ontwikkeld met een nauwkeurigheid van 99% om patiënten in drie groepen te classificeren, namelijk ziekteprogressie, ziekteverbetering en geen verandering in ziekte.

Bron:
MDPI

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Het effect van vergroting van zacht weefsel op onmiddellijk plaatsen implantaten

Het effect van vergroting van zacht weefsel op onmiddellijk plaatsen implantaten

Als alternatief voor uitgestelde implantaatplaatsing werd onmiddellijke implantaatplaatsing voorgesteld in de jaren zeventig. Onderzoek heeft aangetoond dat het onmiddellijk plaatsen van implantaten zorgt voor een hogere overlevingskans en een stabiel interproximaal botniveau.

Voordelen

De voordelen van het onmiddellijk plaatsen van implantaten zijn minder klinische bezoeken, minder chirurgische ingrepen, minder postoperatieve morbiditeit en in sommige gevallen de mogelijkheid van onmiddellijke belasting van de implantaten.

Doel van het onderzoek

Bij onmiddellijke implantatie kan echter ook remodellering van hard en zacht weefsel optreden wat tot problemen op esthetisch gebied kan leiden. Er kunnen bijvoorbeeld mucosale recessies optreden. Er zijn verschillende augmentatieprocedures voor zacht en hard weefsel onderzocht; het effect van een sub-epitheliaal bindweefseltransplantaat (SCTG) of een acellulaire dermale matrix (ADM) versus geen augmentatie van zacht weefsel (NSTA) op weefselveranderingen rond directe implantaten.

Onderzoek

Het onderzoek werd uitgevoerd bij systemisch gezonde patiënten die een extractie nodig hebben van snijtangen, hoektanden of premolaren in de bovenkaak, die niet veroorzaakt is door parodontitis. De tanden waren vrij van tandvleesrecessies ≥2 mm en hadden een verhoornde weefselbreedte van ten minste 3 mm. Daarnaast was onmiddellijke plaatsing van het implantaat mogelijk.

In totaal werden 15 deelnemers per groep geïncludeerd en deze werden vervolgens gerandomiseerd in de volgende drie groepen

  • Onmiddellijke plaatsing van implantaten met SCTG.
  • Onmiddellijke plaatsing van implantaten met ADM.
  • Controlegroep: onmiddellijke implantatie zonder enig zacht weefsel augmentatie (NSTA).

Er werden verschillende metingen gedaan zoals:

  • De pocketdiepte werd gemeten, bloeding bij sonderen en plaqueniveau.
  • Peri-implantaat slijmvliesniveau
  • Verhoornde weefselbreedte
  • Dikte van het zachte weefsel van de mond
  • Contour van het zachte weefsel van de mond
  • Marginaal botniveau gebaseerd op periodieke röntgenfoto’s

Resultaten

De dikte van het slijmvlies peri-implantaat was groter in de SCTG- en ADM-groepen dan in de controlegroep, zonder significante verschillen tussen SCTG en ADM. Daarnaast waren de reducties van de buccale contouren significant groter in de controlegroep dan in de SCTG- en ADM-groepen. Multivariate analyse toonde een beschermend effect van de SCTG-procedure en een beter resultaat bij premolaren aan.

Na 12 maanden was de gemiddelde buccale recessie ≤1 mm in alle drie de groepen, waarbij er statistische verschillen tussen de drie groepen waren.

De gemiddelde recessiediepte was het diepst in de ADM-groep en het ondiepste in de SCGT-groep en de prevalentie van recessie >1 mm was 7,14% in de SCTG-groep, 20% in de ADM-groep en 7,14% in de controlegroep.

Conclusies en impact

Het is mogelijk om de contouren van het zachte weefsel te behouden en de dikte van het zachte weefsel te vergroten door middel van een procedure voor het vergroten van het zachte weefsel op de directe implantatieplaatsen. Echter kan peri-implantaire mucosale recessie of interproximale botresorptie niet worden voorkomen door augmentatie van zacht weefsel. Er kon een trend naar stabielere resultaten op het gebied van zacht weefsel worden waargenomen voor de SCTG-groep vergeleken met de ADM-groep, maar dit was niet statistisch significant.

Bron:
EFP

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
reuma

Verband tussen parodontitis en reumatoïde artritis

Volgens een studie gepubliceerd in Science Translational Medicine is er een verband gemeld tussen parodontitis en reumatoïde artritis. Verder onderzoek kan leiden tot therapieën voor de twee aandoeningen. Eerder ontdekte Vicky Yao, een computerbioloog, sporen van bacteriën die een verband leggen met parodontitis in monsters die waren verzameld van mensen met reumatoïde artritis.

Reumatoïde artritis

Het opsporen van het verband tussen de twee aandoeningen kan helpen bij het ontwikkelen van therapieën voor reumatoïde artritis. Reumatoïde artritis is een auto-immuun ontstekingsziekte die de gewichten aantast en hart-, long- en oogproblemen kan veroorzaken. Yao en collega’s ontdekten dat microben die vóór de opflakkeringen van artritis veranderen een verband hebben met tandvleesaandoeningen.

Parodontitis en Reumatoïde artritis

Parodontitis komt vaker voor bij personen met reumatoïde artritis die detecteerbare anti-gecitrullineerde eiwitantistoffen (ACPA’s) hebben, wat wijst op ontsteking van het mondslijmvlies. Wanneer deze bacteriën in de circulatie vrijkomen worden inflammatoire monocytsubgroepen geactiveerd die worden waargenomen in ontstoken synovia en bloed van patiënten met reumatoïde artritis.

Verder onderzoek

De onderzoekers zijn van plan om verder te onderzoeken of er een verband bestaat tussen microbiële of virale kenmerken en andere ziekten, en merken op dat de benadering die tot het onderzoek heeft geleid ook gebruikt kan worden in andere ziektecontexten zoals kanker. Bijvoorbeeld als het hebben van een tumor specifieke microben creëert die we herkennen, kan die kennis gebruikt worden om kanker eerder of op een minder ingrijpende manier te diagnosticeren.
En als experimenten een causaal verband bevestigen tussen een specifiek virus of bacterie en een type kanker, dan kan dat ook nuttig zijn voor therapieën.

Bron:
Science Translational Medicine

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Parodontitis en stress

Parodontitis en stress: hoe vertel je je patiënt hierover?

Parodontitis en stressklachten: dat er een relatie tussen die twee is, merk je in de praktijk.. Maar hoe vertel je je patiënt met een goed onderbouwd verhaal dat jij denkt dat er een relatie is tussen deze twee? Verslag van de lezing van drs. Merel Veen-Backhuijs, voormalig huisarts en coach stress en veerkracht, tijdens het congres van NVM-mondhygiënisten.

Merel Veen-Backhuijs is zelf huisarts geweest. Ze moest hiermee helaas stoppen vanwege fysieke beperkingen. Zij vindt omgang met mensen erg leuk en is daarom een cursus tot coach gaan volgen en merkte dat dit een perfecte combinatie is.

Autonome stressreactie

En nu is de hersenpan wel rustig maar het lijf blijft doorgaan in de stressreactie. Het lijft zegt namelijk iets anders en is van alles aan het doen en dat is precies de autonome stressreactie. Dit is wat bij parodontitispatiënten ook gebeurt. Het zijn mensen die ook druk zijn, die moeten verhuizen, waarbij bekenden overlijden. Die patiënt doet zijn mond bij jou in de stoel open en je denkt: “Wat is hier gebeurd?”

Chronische stress

Als we het over stress bij de paropatiënt hebben dan hebben we het over chronische stress. Als je actief wordt gaat je lijf van alles doen om energie te krijgen. Zo stijgt je hartslag. Je brein is gefocust,  de emoties stijgen onder druk. Op het einde van de dag vlieg je wat sneller uit de bocht. Je valt terug op je eigen routines. Ook de bloedsuiker gaat omhoog. Bij pauzes gaat je hartslag weer wat omlaag.  Slaap is de belangrijkste vorm van herstel. Dan gaat je brein over op overwegen, iets van een andere kant bekijken. Het bekende nachtje slapen zodat je de volgende dag je besluit hebt genomen. Je lijf raakt afvalstoffen kwijt. Ook het immuunsysteem krijgt de kans om goed zijn werk te doen.

Burn-out

Je kunt heel veel leuke dingen doen maar uiteindelijk toch in een burn-out belanden. Terwijl we stress vaak op negatieve dingen schuiven. Maar heel hard werken, werk dat je leuk vindt, kan je cognitief toch overbelasten. Ook sporters kunnen overbelast en overtraind raken, maar dan vaak lijfelijk. Maar dus ook studenten die lekker veel feesten en veel vrienden hebben kunnen in een burn-out raken.

Hersenstam en limbisch systeem

Je reptielenbrein, je hersenstam ligt onderin je achterhoofd. Dit hersendeel is er voor levensondersteunende functies zoals honger, dorst, het bijsturen van de hartslag, bloeddruk en de ademhaling. Die zorgt ervoor dat we in leven blijven. Het limbisch systeem heeft ingewikkeldere taken zoals emoties, motivatie en genot. Daar zit ook het impulsieve in. Zoals: “Ik ruik appeltaart, ik wil nu appeltaart!” In de prefrontale cortex zitten de meest ingewikkelde taken zodat we ons werk kunnen doen, zodat we overzicht hebben en kunnen plannen. Maar hij remt ook. We noemen dit ook wel je CEO (de eigenaar van een bedrijf).

Vanuit de hersenen kan een trigger komen en het sympathisch systeem kan aangaan. Dat is één kant van het stresssysteem, het autonoom zenuwstelsel. Dus de hartslag neemt toe, je wordt actiever. De bijnier produceert adrenaline en noradrenaline waardoor je direct in actie komt. De andere poot is de HPA-as die uiteindelijk zorgt dat er energie vrij komt om iets wat je aan het doen bent vol te kunnen houden.

Rust en ontspanning

Op het einde van de dag is je CEO even van zijn plek en dat belemmert dus de remfunctie. Daarom moet er een bepaalde hoeveelheid rust en ontspanning zijn om de CEO weer op zijn plek te krijgen. Meer inspanning heeft meer ontspanning nodig. Wat als je je wel inspant maar geen extra herstel pakt? Op dat moment ga je richting de chronische stress. Dus denk eraan om extra herstel in te plannen.

Wat gebeurt er bij chronische stress?

Bij chronische stress gaat het immuunsysteem werken en de CEO werkt eigenlijk minimaal. De noradrenaline en adrenaline zorgen voor vasoconstrictie. Dat gebeurt lokaal waardoor er in de mond minder doorbloeding is en dus minder kans op genezing. Er ontstaat meer bacteriële groei waardoor een chronische ontsteking ontstaat die maar niet wil genezen.

Vaak gaat door de stress bij afwezigheid van die CEO de mondhygiëne achteruit, verslechtert de slaap, wordt er meer gerookt, meer alcohol gedronken en meer gesnoept. De CEO is niet even koffie halen maar heeft een sabbatical.

Herkennen van stress

Hoe kun je stress nou herkennen? Hoe kun je hier naar vragen? Vergeet niet te vragen naar leuke dingen. Waar komt de belasting vandaan en staat daar nog iets tegenover? Denk er ook aan om te vragen naar kinderen en naar mantelzorgen. Vraag naar het energieniveau: “Ben je vermoeider dan normaal? Heb je het idee dat je batterij op is? Heb je tegenzin? Heb je minder zin in de dingen die je normaal wel leuk vindt? Ben je gespannen, onrustig, opgefokt, gevoel dat je continue aanstaat? Heb je onrust in je? Ben je somberder dan anders? Maak je je druk? Kan je niet meer loslaten? Kan je niet meer relativeren? Zie je meer beren op de weg? Kan je je slechter concentreren? Weet je niet meer wat je als eerste moet doen en dan als tweede? Vergeet je vaak waar je sleutels liggen, de lamp uit te doen enz? Zijn deze klachten begonnen toen je overbelast raakte?”. Dit zijn allemaal vragen om er achter te komen of iemand stress ervaart maar het zelf geen stress noemt.

Aanpakken stress

Is er sprake van chronische stress dan kan je vragen of jouw patiënt behoefte heeft aan ondersteuning en verwijzen naar de huisarts. Mensen die last hebben van stress gaan echt niet beter hun best doen op tandenpoetsen, stoppen met roken of gezonder eten. Dus de eerste stap is om de stress aan te pakken.

Drs. Merel Veen-Backhuijs werkte een aantal jaren als huisarts. Vanwege fysieke beperkingen moest zij het roer omgooien en is zij zich op training en coaching gaan richten. Na het volgen van een aantal coachopleidingen startte zij haar eigen coachpraktijk en werd zij docent bij CSR Centrum, een expertisecentrum op het gebied van stress en veerkracht.

 Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Merel Veen-Backhuijs tijdens het congres van NVM-mondhygiënisten.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
gewicht - weegschaal

Overgewicht zorgt mogelijk voor hogere kosten bij behandeling tegen parodontitis

Parodontitispatiënten met obesitas hebben mogelijk significant hogere parodontale behandelingskosten dan mensen met een normaal gewicht. Volgens een artikel in het Journal of the American Dental Association was dit het geval ongeacht de ernst van de parodontitis. De onderzoeksbevindingen kunnen belangrijke implicaties hebben voor klinische richtlijnen en het beleid wat betreft tandheelkundige vergoedingen.

Economische gevolgen

Ongeveer de helft van allen volwassenen in de VS wordt getroffen door parodontitis. Naast dat de aandoening leidt tot een lagere kwaliteit van leven heeft het aanzienlijke economische gevolgen. Volgens een schatting zijn de directe behandelingskosten voor parodontitis ongeveer 3,5 miljard, waarbij nog eens 150 miljard dollar aan indirecte kosten als gevolg van productiviteitsverlies komen.

Verband tussen obesitas en parodontitis

Gedurende de afgelopen twee decennia is er onderzoek gedaan naar een verband tussen obesitas en parodontitis. Hoewel de specifieke oorzakelijke relatie tussen obesitas en parodontitis niet is vastgesteld, wordt aangenomen dat overgewicht op meerdere manieren bijdraagt aan tandvleesaandoeningen.

Reactie op parodontale behandeling

Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat patiënten met een normaal gewicht gunstiger kunnen reageren op parodontale behandelingen dan degenen met overgewicht. Daarom wilden onderzoekers van Boston University Henry M. Goldman School of Dental Medicine bepalen of patiënten met overgewicht en obesitas hogere kosten hebben voor parodontale therapie.

Retrospectieve studie

De retrospectieve cohortstudie gebruikte gegevens uit de elektronische tandheelkundige dossiers van volwassen patiënten die van 1 juli 2010 tot en met 31 juli 2019 werden onderzocht op een Amerikaanse tandheelkundige school. De steekproef omvatte 3.443 volwassenen, van wie 39% een normaal gewicht (BMI 18,5-24,9) had, 37% overgewicht (25-29,9) had en 24% obesitas (≥ 30) had. De patiënten hadden initiële parodontale onderzoeken en hadden binnen zes maanden na het verstrekken van een medische geschiedenis ten minste één follow-up parodontaal onderzoek, en hadden ten minste twee jaar follow-up.

Relatie tussen overgewicht en parodontitis

Patiënten met overgewicht en obesitas waren ouder en hadden meer kans op ernstige parodontitis en diabetes, en hadden vaker een tandartsverzekering dan patiënten met een normaal gewicht. Degenen met obesitas waren vaker vrouw en gebruikten meer tabak dan de andere groepen.

Hogere behandelingskosten

De gemiddelde totale behandelingskosten waren significant hoger voor patiënten met obesitas ($450) dan voor patiënten met overgewicht ($431) en degenen met een normaal gewicht ($289). Zelfs na correctie voor mogelijke verstorende variabelen, covariaten en de status van parodontitis, waren de totale kosten voor patiënten met obesitas 27% groter dan voor patiënten met een normaal gewicht.

Obesitas ‘duurder’ dan roken

De onderzoekers keken ook naar de extra kosten die iemand gemiddeld heeft per aandoening. Opvallend genoeg zijn de extra kosten als gevolg van obesitas consistent hoger dan die van diabetes of roken voor een bepaalde categorie parodontitis. Een denkbeeldige mannelijke patiënt met matige parodontitis zou bijvoorbeeld zijn parodontale behandelingskosten zien stijgen met $54 als hij diabetes had, $72 als hij rookte en $78 als hij zwaarlijvig was.

Opvallende uitkomst

De auteurs waren verbaasd over deze uitkomst: “We hadden dit niet verwacht. […] Misschien is dit het gevolg van obesitas die de reactie op parodontale therapie vermindert, waardoor agressievere en duurdere behandelingen nodig zijn.”

Klinische richtlijnen bepalen

De studie kan worden gebruikt om klinische richtlijnen te helpen bepalen, evenals het ontwerpen van tandheelkundige voordelen en het dekkingsbeleid, schreven ze. “De BMI van patiënten kan dienen als een belangrijke indicator van de verwachte parodontale behandeling en de bijbehorende kosten om de ziekte te verhelpen. Bovendien kunnen interventies gericht op een gezonde BMI secundaire voordelen hebben met lagere parodontale behandelingskosten.”

Bron:
JADA

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Nieuwe richtlijn Parodontologie beschikbaar voor commentaar

Nieuwe methode op basis van speekselcytokinen kan mogelijk mate van parodontitis beoordelen

Een groep onderzoekers heeft een methode ontwikkeld om de mate van ontsteking van paraodontaal weefsel te beoordelen op basis van niveaus van verschillende pro-inflammatoire cytokinen in speeksel. In PLOS One schrijven ze dat de scoremethode tandartsen zou kunnen helpen bepalen hoe goed patiënten reageren op behandelingen voor tandvleesaandoeningen.

Lokale ontsteking

Parodontitis is het resultaat van de interactie tussen subgingivale dysbiotische bacteriën en de immuunrespons van de gastheer. De hierop volgende lokale ontsteking wordt gekenmerkt door weefselinfiltratie met immuuncellen en pro-inflammatoire cytokinen zoals IL-8, IL-1β, IL-6 en tumornecrosefactor-alfa (TNFa).

BOP, PPD en PISA

Tandvleesontstekingen worden vaak gekwantificeerd met behulp van bijvoorbeeld bloeding bij sonderen (BOP), weefselkleur en pocketdiepte (PPD). In de PISA-index (Periodontal Inflame Surface Area) worden de BOP- en PPD-waardes gecombineerd om de mate van parodontale ontsteking op een kwantitatieve manier weer te geven. Een hogere PISA-score duidt op een ernstigere ontsteking.

Relatie tussen cytokinen en PISA

Speekselcytokinen kunnen dienen als surrogaten voor parodontale ontsteking en clinici voorzien van ziekte-informatie op een dieper cellulair niveau. Het onderzoeksteam van de New York University College of Dentistry testte daarom of er een relatie is tussen PISA en verschillende speekselcytokinen. Om de kans op false positives te verminderen werd voor de cytokinen een samengestelde index gebruikt die meerdere speekselcytokinen omvat.

Metingen bij mensen met parodontitis

In de studie verkregen de onderzoekers PISA-metingen bij 67 volwassenen van 45 jaar en ouder, die een zekere mate van parodontitis hadden maar verder gezond waren. Deelnemers werd ook gevraagd om in steriele buisjes te spugen om speekselmonsters op te vangen. Vervolgens werden die geanalyseerd om een reeks van zowel pro- als ontstekingsremmende cytokinen te meten.

Significant verband

Volgens de bevindingen was er een significant verband tussen de PISA-scores en de nieuwe cytokinescores, onafhankelijk van factoren als leeftijd, geslacht, roken en body mass index. Een hogere cytokinescore kwam overeen met een ergere parodontale ontsteking.

Meer onderzoek nodig

De onderzoekers gaven aan dat meer onderzoek is vereist om de cytokinescore te valideren in patiënten met andere gezondheidsomstandigheden. Ook moet de methode nog worden bevestigd voor patiënten met alle niveaus van parodontale ziekte, waaronder gezond tandvlees en een vroeg stadium van tandvleesaandoening.

Ziekteprogressie beter begrijpen

Niettemin, als de cytokinescore in deze patiëntpopulaties gevalideerd wordt kan het worden gebruikt om parodontale ziekteprogressie en -herhaling beter te begrijpen. “Met behandeling voor tandvleesaandoeningen, zoals scaling en planing, weten we dat de PISA-score naar beneden gaat. Het zou interessant zijn om te zien of de cytokinescore ook vermindert – of, of het blijft”, voegden de auteurs hieraan toe.

Bron:
PLOS One

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Effecten van systemische antibiotica afhankelijk van het stadium en graad parodontitis

Effecten van systemische antibiotica afhankelijk van het stadium en graad parodontitis

De klinische praktijkrichtlijn voor de behandeling van stadium I tot en met III parodontitis laat zien dat antibiotica voordelige en nadelige effecten hebben als aanvulling op subgingivale instrumentatie. Volgens de richtlijn kan systemische antibiotica worden overwogen in specifieke gevallen, zoals stadium III en IV gegeneraliseerde parodontitis bij jongvolwassenen.

Studie

De studie onderzoekt of het stadium en de graad van parodontitis de behandelresultaten kan beïnvloeden bij het voorschrijven van systemische antibiotica als aanvulling op subgingivale instrumentatie. De studie werd uitgevoerd bij patiënten tussen de 18 en 75 jaar bij wie ernstige chronische en agressieve parodontitis was vastgesteld.

Randomisatie op basis van het stadium parodontitis en rookstatus werd uitgevoerd om patiënten in te delen in de antimicrobiële behandelingsgroep of de placebogroep.
Nadat supra- en subgingivale reiniging werd uitgevoerd kreeg de ene groep amoxicilline 500 mg en metronidazol 400 mg, driemaal daags gedurende zeven dagen en de andere groep kreeg placebopillen. Na ten minste twee maanden werd een herevaluatie uitgevoerd en alle patiënten kregen onderhoudstherapie met tussenpozen van drie maanden.
Daarnaast werd herclassificatie volgende classificatie van parodontitis uit 2018 uitgevoerd en het behandelingseffect werd beoordeel aan de hand van het percentage per patiënt van locaties met nieuw klinisch aanhechtingsverlies (PSAL) ≥1,3 mm. De baselinemeting werd vergeleken met 27,5 maanden.

Resultaten

De patiënten met gegeneraliseerde parodontitis stadium III en IV vertoonden wanneer ook antibiotica werden voorgeschreven een significant lagere PSAL ≥1,3 mm, reductie van de pocketdiepte en een lager percentage plaatsen met pocketdiepte ≥ 5 mm, vergeleken met de placebogroep.
Patiënten met parodontitis graad C in de met antibiotica behandelde groep hadden een lagere PSAL ≥1,3 mm vergeleken met de placebogroep.

Bij patiënten met gegeneraliseerde parodontitis stadium III en graad C leidde het gebruik van aanvullende systemische antibiotica tot een klinisch voordeel van een lagere incidentie van nieuw bijkomend verlies van klinische hechting na 27,5 maanden. Daarnaast vertoonden patiënten met gegeneraliseerde parodontitis stadium III of IV en graad C significant hogere frequenties voor het bereiken van het eindpunt (minder dan 5 plaatsen met pocketdiepte van ≥ 5 mm).

Het gebruik van antibiotica bij patiënten met gelokaliseerde parodontitis stadium III en patiënten met parodontitis graad B resulteerde niet in een klinisch voordeel bij reductie van de pocketdiepte of PSAL ≥1,3 mm na 27,5 maanden.

Conclusie

Door systemische antibiotica amoxicilline en metronidazol toe te dienen als aanvulling op subgingivale instrumentatie kan een groter klinisch voordeel en minder extra verlies van klinische hechting optreden ondanks enkele beperkingen van de studie.
Toekomstige onderzoeken moeten alle patiënten volgens de richtlijn uit 2018 classificeren.

Bron:
European Federation of Periodontology

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Roken heeft groot effect op de slagingskans van niet-chirurgische parodontale therapie

Roken heeft groot effect op de slagingskans van niet-chirurgische parodontale therapie

Zware rokers met ernstige tandvleesontstekingen hebben mogelijk geen baat bij parodontale therapie volgens een studie die is gepubliceerd in het Journal of Dental Research. Stoppen met roken zou daarom onderdeel moeten zijn van de behandeling, zeggen de onderzoekers.

Aangepaste behandeling

Veel mensen lijden aan parodontitis, maar er is een grote variatie wat betreft de ernst van de ziekte. De behandeling is dat ook afgestemd op de individuele patiënt. Dit proces kan bestaan uit een grondige reiniging van aangetaste tanden, informatie over roken en aanmoediging om te stoppen, en chirurgie.

Afhankelijk van complexe interacties

De ernst en progressie van parodontitis zijn afhankelijk van verschillende complexe interacties, zoals immunologische, microbiële, genetische, sociologische en omgevingsfactoren. Roken is een van de meest bekende oorzaken van het ontstaan en de progressie van parodontitis. Tabaksgebruik is in verband gebracht met een 85% hoger risico op het ontwikkelen van parodontitis en beïnvloedt de resultaten van actieve parodontale therapieën op een dosisafhankelijke manier.

Het effect van roken op genezing

Wetenschappers uit Denemarken en Singapore onderzochten de invloed van blootstelling aan roken op parodontale genezing gedurende 12 maanden na niet-chirurgische parodontale therapie en ondersteunende parodontale zorg om de drie maanden. Hiervoor volgden ze tachtig rokers met parodontitis die bereid waren om te stoppen met roken. De deelnemers vulden vragenlijsten in en ondergingen parodontaal onderzoek van de volledige mond.

Zware rokers minder baat bij behandeling

Ze ontdekten dat in vergelijking met lichtere rokers, zware rokers met ernstige ontstekingen geen baat hadden bij parodontitisbehandeling. Bovendien hadden zware rokers met matige ziekte een slechts een vermindering van 50% in het aantal sites met matige parodontitis in vergelijking met lichte rokers/stoppers en matige rokers.

Zware rokers begonnen met een hogere gemiddelde klinische aanhechtingsniveaus (CAL) van 1,1 mm en 10 plaatsen meer met ernstige parodontitis dan lichte rokers/stoppers. Terwijl lichte rokers/stoppers en matige rokers een gemiddelde verbetering van respectievelijk 0,6 mm parodontale pocketdiepte (PPD) en 0,7 mm CAL bereikten, ervoeren zware rokers een aanhechtingsverlies van 0,5 mm.

Cursussen om de stoppen met roken

De bevindingen benadrukken “de noodzaak voor politici en besluitvormers om verwijzingen naar stoppen-met-rokencursussen beter op te nemen in de behandeling van parodontitis”, aldus een verklaring van het tijdschrift.

Cruciale stap

“Voor zware rokers met parodontitis is het erg belangrijk om te begrijpen dat werken aan het stoppen met roken een cruciale stap is in de effectieve behandeling van de ziekte”, zei co-auteur Julie Pajaniaye van de Universiteit van Aarhus in Denemarken in de verklaring.

Nieuwe kennis

Tandartsen en mondhygiënisten kunnen volgens Pajaniaye beter hun best doen als het gaat om het doorverwijzen van patiënten naar stoppen-met-rokenprogramma’s. “Dit is volledig nieuwe kennis voor de tandheelkundige klinieken in het land en hiermee moet rekening worden gehouden bij het plannen van de behandeling van de individuele patiënten”, zei ze.

Bron:
Journal of Dental Research  https://journals.sagepub.com/doi/10.1177/00220345221135100

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Bijzonder hoogleraar Parodontologie Mark Timmerman

Bijzonder hoogleraar Parodontologie Mark Timmerman: “Het parodontium is het fundament voor de tandheelkunde”

Mark Timmerman heeft al een lange carrière achter de rug als tandarts, parodontoloog en implantoloog en is sinds een jaar bijzonder hoogleraar Parodontologie aan het Radboudumc. Hij is ook een van de sprekers op PARO2024. Reden genoeg dus voor een gesprek met hem.

Je bent per 1 december 2022 benoemd als bijzonder hoogleraar Parodontologie bij het Radboudumc. Wat wil je in die functie bereiken?

“Ik ben benoemd op voordracht van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP). De leeropdracht is om het paro-onderwijs in Nijmegen weer meer body te geven. Het idee is om meer samen te gaan werken met Amsterdam en Groningen. Het zou mooi zijn als we het onderwijsmateriaal zouden kunnen samenvoegen en een mooi bachelorprogramma zouden kunnen samenstellen en vandaaruit ook het masterprogramma meer op elkaar zouden kunnen afstemmen. Iedereen ziet daar de voordelen van, maar het is lastig om te realiseren. Het werk, dat daarvoor nodig is, moet iedereen naast het lopende onderwijs leveren”

Is er een tekort aan parodontologen?

“Het aantal in de kliniek werkzame parodontologen ligt rond de 100 en dat is voor de zorgvraag in Nederland in principe voldoende. Wel is het zo dat er in bepaalde delen van het land, net als bij tandartsen, witte vlekken zijn, bijvoorbeeld in Zeeland, Friesland en Zuid-Limburg.
Waar zeker een tekort aan is, is parodontologen die op de universiteit de kar kunnen trekken. Er zijn meer mensen nodig om dingen te ontwikkelen en wat onderzoek te doen.”

Om wat voor onderzoek gaat het dan bijvoorbeeld?

“Als ik in Nijmegen kijk, wordt op het ogenblik het meeste onderzoek in het kader van masterscripties gedaan. Meestal komt daar dan ook wel een publicatie uit. Er zijn echter ook mogelijkheden voor promotie-onderzoek, bijvoorbeeld naar voedingsadditieven of peri-implantaire problemen of over een microbiologisch onderwerp.”

Je bent een van de sprekers op PARO2024. Wat is het thema van het congres?

“Bij het congres staat het parodontium centraal. Wij parodontologen vinden het parodontium het fundament voor alles wat er gebeurt in de tandheelkunde. We kijken op het congres vooral ook naar de complexere patiënt in allerlei facetten. Het gaat dan om problematiek die een interdisciplinaire aanpak vraagt of een patiënt waarbij de interactie tussen de algemene gezondheid en de parodontale status lastig is of om een patiënt met ernstige paro-problemen. Onder andere restauratieve tandheelkunde komt aan de orde en er is bijvoorbeeld ook een lezing over autotransplantaten.”

Kun je daar iets meer over vertellen?

“Autotransplantatie kan een oplossing zijn bij traumacases. Als je een tand voorzichtig trekt, dan zit het wortelvlies nog om de wortel heen. Waar je zo’n element dan implanteert, gaat het lichaam zelf bot om de wortel maken. Bij jonge mensen is implantologie vaak geen goede oplossing als ze bijvoorbeeld bij een val met de fiets tanden zijn kwijtgeraakt. Implantaten groeien vast en bewegen niet mee met de groei van het gezicht. Dus al je bij iemand op jonge leeftijd implanteert, dan moet je dat als degene 30 of 40 is opnieuw doen. “

Jij sluit het congres af?

“Ja, mijn verhaal gaat over samenwerking. Hoe kom je vanuit een hulpvraag van de patiënt door samen te werken met verschillende disciplines tot een goed behandelresultaat? Het gaat om te beginnen om wat de patiënt zelf wil, maar je moet wel vertellen wat de mogelijkheden zijn.
Bij jonge traumapatiënten kan angst de behandeling enorm compliceren: angst voor de tandarts of angst voor anesthesie … Een autotransplantatie is als je dat zoals wij routinematig doet, niet een hele ingewikkelde ingreep, maar je moet wel even heel precies kunnen werken. Als je door de praktijk achter het kind aan moet rennen, wordt het lastig. Zo’n patiënt vraagt overleg met een angsttandarts en er komt soms narcose bij kijken. De behandeling zelf is dan niet heel moeilijk, maar de behandelroute is best complex. Dat is ook het geval als je werkt met én een parodontoloog én een restauratief tandarts, waarbij ook nog een stukje implantologie bij komt kijken. Of bij patiënten waarbij ook nog ortho en een kaakoperatie aan de orde zijn. Dan is er veel overleg nodig. Ieder specialisatie heeft zijn eigen bril waardoor hij kijkt. Als je alleen door je eigen bril kijkt, dan kom je misschien niet tot de beste oplossing.
Je begint met een hulpvraag en probeert een einddoel te definiëren. Dat doe je samen met de verschillende expertises en dan uiteindelijk draagt iedereen zijn steentje bij aan de behandeling. Natuurlijk moet je ook de patiënt meenemen in die route.”

Kun je iets zeggen over zelfzorg van de patiënt?

“In de parodontologie bestaat zelfzorg standaard uit poetsen en het gebruik van interdentale ragers, eventueel kan dat worden aangevuld met andere dingen. Het gebruik van tandenstokkers en floss is een beetje een gepasseerd station in Europa, interdentale ragers zijn veel effectiever.
Bij zelfzorg gaat het er om, hoe het kan worden ingebed in het leven van de patiënt, dat de patiënt de rust en ruimte er voor heeft om elektrisch te poetsen en ragers te gebruiken. Wij vinden als tandarts en mondhygiënist natuurlijk het manuele, het technische erg belangrijk, dat iemand de borstel goed vasthoudt. Maar technische tips helpen pas als iemand het eenmaal goed in zijn leefpatroon heeft ingebed.”

Geef je ook wel eens voedingsadvies?

“Ja, maar dat is best een complex verhaal. Suiker zorgt voor meer plak en een hogere suikerconsumptie verhoogt ook de ontstekingsreacties. Je kunt een ontsteking dus wel degelijk beïnvloeden met voeding, maar tandplak heeft zodanig de regie, dat als die niet onder controle is, andere dingen niet zo veel extra’s doen.”

Heb je nog tips voor mondzorgprofessionals?

“Praat veel met collega’s en zoek samenwerking, want samen kun je meer dan in je eentje. En als je in teamverband werkt, maakt dat het vak ook heel veel leuker. Het werken met verschillende disciplines geeft veel meer energie dan wanneer je solitair werkt.”

Het congres PARO2024 ‘Het parodontium – De basis voor restauratieve tandheelkunde’ wordt gehouden op 12 april 2024 in Amsterdam.

Lees meer over: Interview, Opinie, Parodontologie, Thema A-Z
parodontitis en insulineresistentie

Parodontitis kan efficiënter worden behandeld

Begeleide parodontale infectiecontrole is net zo effectief als conventionele, sectiegewijze niet-chirurgische therapie, volgens een artikel dat is besproken in JCP Digest. Daarnaast is het tijdsefficiënter om een patiënt voorlichting te geven voor de behandeling plaatsvindt, wat zowel patiënten als clinici ten goede komt.

Twee stappen

De workflow voor de behandeling van parodontitis is opgenomen in de klinische praktijkrichtlijn van de European Federation of Parodontology over de behandeling van parodontitis stadia I-III. De eerste stap bestaat uit patiëntvoorlichting om een adequate, zelf uitgevoerde mondhygiëne tot stand te brengen. In de tweede stap hebben tanden met pathologische parodontale pocketvorming mechanische instrumentatie nodig om de bacteriële belasting verder te verminderen.

Traditionele behandeling versus twee fasen

Onderzoekers uit Zweden hebben de effectiviteit vergeleken van ultrasoon debridement van de volledige mond, voorafgegaan door een eerste fase van voorlichting aan de patiënt (‘guided approach to periodontal infection control’, GPIC), en traditionele quadrant scaling en root planing (‘conventional section-wise non-surgical therapy’, CNST). Ze waren geïnteresseerd in klinische en patiëntgerichte uitkomsten in de algemene bevolking, onder praktijkomstandigheden.

95 mondhygiënisten werden willekeurig toegewezen om een van beide methodes uit te voeren bij in totaal 689 patiënten. GPIC bestond uit voorlichting gevolgd door een enkele sessie van ultrasoon debridement. Bij de CNST-groep waren er meerdere afspraken. De tijd die werd gebruikt voor voorlichting/motivatie van de patiënt en de tijd die werd gebruikt voor mechanische instrumentatie werd geregistreerd.

Beide methodes effectief

Uit de resultaten bleek dat beide methodes effectieve niet-chirurgische behandelingsprotocollen zijn voor parodontitis. De gemiddelde behandeling duurde echter zo’n half uur korter voor GPIC dan CNST, wat voordelen opleverde voor zowel patiënten als clinici. Verder merkten de onderzoekers op dat roken en leeftijd een significante invloed had op de behandelresultaten. Het belang van stoppen met roken moet worden benadrukt tijdens de voorlichting aan de patiënt.

Grotere tijdsefficiëntie

In de dagelijkse praktijk zou het introduceren van een fase van patiëntenvoorlichting om een voldoende niveau van mondhygiëne te bereiken voorafgaand aan een enkele sessie niet-chirurgische parodontale behandeling kunnen resulteren in een grotere tijdsefficiëntie in vergelijking met de conventionele aanpak.

Bron:
JCP digest

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Tanden

Parodontitis én bruxisme én gebitsslijtage: een lastige drie-eenheid

Bruxisme is een veel voorkomende kauwspieractiviteit die positieve en negatieve gevolgen kan hebben voor de patiënt. Eén van de negatieve aspecten is mechanische gebitsslijtage. Een ander gevolg kan zijn dat parodontaal verzwakte elementen extra kauwdruk lastiger kunnen weerstaan dan gezonde elementen. Dr. Peter Wetselaar vertelde in zijn lezing tijdens het NVvP-congres over de drie-eenheid parodontitis, bruxisme en gebitsslijtage.
Hij gaf suggesties voor wat te doen wanneer ze aanwezig zijn om zo verder verlies van gebitselementen te voorkomen of verminderen.

Bruxisme

Bruxisme is een repetitieve kauwspieractiviteit die wordt gekarakteriseerd door klemmen of knarsen met de tanden/kiezen en/of fixeren van, of duwen met, de onderkaak. Bruxisme kan optreden tijdens slapen (slaapbruxisme) en waken (waakbruxisme). Slaapbruxisme is een kauwspieractiviteit tijdens de slaap die wordt gekarakteriseerd als ritmische of niet-ritmische mix. En is geen bewegingsstoornis of slaapstoornis bij verder gezonde individuen. Waakbruxisme is hetzelfde gedefinieerd als slaapbruxisme maar vindt plaats tijdens het wakker zijn.

Prevalentie van bruxisme

Bij een onderzoek onder 2000 Canadezen zie je dat 13% van de jongvolwassenen tussen 18-29 jaar gedurende de slaap knarst of klemt. Boven de 65 jaar is dat nog slechts 3%. Slaapbruxisme neemt af met de leeftijd en er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen
De prevalentie van slaapbruxisme en waakbruxisme bij volwassenen is respectievelijk 10-20% en 5-30%. De prevalentie van slaapbruxisme en waakbruxisme bij adolescenten is respectievelijk 7-40% en 4-35%.

Twee Paradigma verschuivingen inzake bruxisme

  1. Bruxisme is centraal gereguleerd in de hersenen en niet perifeer
    Bruxisme is centraal geregeld door de hersenen. Wanneer we de articulatie en occlusie aanpassen beïnvloedt dit de activiteit van bruxisme niet.
    Bruxisme is afhankelijk van verschillende factoren:

    • Psychosociale factoren (persoonlijkheid, angst, stress)
    • Biologische factoren (gestoorde slaap, dopamine-serotonine systeem)
    • Roken, alcohol, cafeïne, drugs, anti-depressiva medicatie
  2. Bruxisme is een activiteit
    Parafunctie is een verkeerde functie met negatieve gevolgen. Activiteit heeft positieve en negatieve gevolgen.

Mogelijke negatieve gevolgen van bruxisme

  1. TMD-pijn/disfunctie
  2. Parodontale problemen
  3. Endodontische gevolgen
  4. Cracked tooth
  5. Falen van restauraties
  6. Fallen van (supra-structuren) op implantaten
  7. Gebitsslijtage

Mogelijke positieve gevolgen van bruxisme

  1. Stimulatie speekselvloed voor preventie van monddroogte
  2. Stimulatie speekselvloed voor preventie van een zuur milieu
  3. Verstevigen bovenste luchtweg voor preventie slaapapneu of opheffen obstructie
  4. Behoud botdensiteit voor preventie van osteoporose
  5. Extra kauwspieractiviteit voor preventie van cognitief verval

Behandelingen van bruxisme– 5 P’s

  1. Peptalk – geruststelling
  2. Plates – stabilisatieopbeetplaat
    Een stabilisatieopbeetplaat heeft geen blijvende invloed op bruxisme-activiteit maar wel bescherming tegen negatieve gevolgen. De compliance is over het algemeen matig bij opbeetplaten.
  3. Pills – botox door MKA chirurg
  4. Psychology – stressmanagement, biofeedback
  5. Physiotherapy – fysiotherapie  biofeedback bij waakbruxisme
    Met een biofeedback of myofeedback apparaat om bruxisme af te leren;
    ook met een stabilisatieopbeetplaat, een post-it, met een app (bijv. brux app) of met een re-mind apparaatje die je een signaal geeft, kan waakbruxisme eventueel worden afgeleerd.

Behandelingen zoals orthodontie, osteotomie, kroon- en brugwerk en inslijpen hebben geen invloed op bruxisme.

Bruxscreen

Bruxscreen is een gestandaardiseerde tool voor de beoordeling van bruxisme’ waarbij de volgende vragen worden gesteld:

  1. Hoe vaak klemt u uw tanden op elkaar tijdens het slapen
  2. Hoe vaak knarst u met uw tanden tijdens uw slaap
  3. Hoe vaak klemt u uw tanden op elkaar terwijl u wakker bent
  4. Hoe vaak knarst u met uw tanden terwijl u wakker bent?
  5. Hoe vaak drukt, raakt of houdt u uw tanden lichtjes tegen elkaar terwijl u wakker bent, behalve tijdens het eten (d.w.z. contact tussen boven- en ondertanden)?
  6. Hoe vaak houdt u uw spieren stevig vast, spant u ze aan of spant u ze aan terwijl u wakker bent zonder uw tanden op elkaar te klemmen of samen te brengen?

Klinische beoordeling van bruxisme

Verder wordt er ook een klinische beoordeling gemaakt, zowel extra- en intra-oraal.

  1. Extra-oraal
    • Hypertrofie van uw kauwspieren (waargenomen terwijl de spieren ontspannen zijn)
    • Hypertrofie van de kauwspieren (waargenomen terwijl de spieren worden samengetrokken)
  2. Intra-oraal
    • Impressies in lip
    • Impressies in wang
    • Impressies in tong
    • Traumatische laesies in wang
    • Exostose/torus
    • Gebitsslijtage (volgens TWES-screening)

Gebitsslijtage

Gebitsslijtage is een multifactoriële aandoening die leidt tot het verlies van harde tandweefsels (glazuur, dentine en wortelcement). Gebitsslijtage kan worden onderverdeeld in mechanische en chemische slijtage.

  • Mechanisch
  • Chemisch
  • Intrinsiek (attritie) Extrinsiek (abrasie)
  • Intrinsiek (erosie) Extrinsiek (erosie)

Prevalentie van gebitsslijtage

Gebitsslijtage lijkt vaker voor te komen want mensen leven langer en mensen leven langer met de eigen dentitie. We hebben cariës en parodontitis beter onder controle. De prevalentie van gebitsslijtage wereldwijd is 3% bij mensen van 20 jaar en 17% bij 70-jarigen. De prevalentie van gebitsslijtage in Nederland is 2% bij mensen van 20 jaar en 12% bij 70-jarigen. Gebitsslijtage neemt toe met de leeftijd en komt vaker voor bij manen dan vrouwen!

Twee paradigma verschuivingen inzake gebitsslijtage

  1. Multifactorieel (gebitsslijtage) dus niet aparte entiteiten (attritie, abrasie, erosie)
  2. Focus van ernst naar pathologie (shared decision making)

Pathologische gebitsslijtage is gebitsslijtage waarbij het dentine is geëxponeerd en er sprake is van één of meer van de hier onder genoemde tekenen of symptomen.
Tekenen (waargenomen door de tandarts) en symptomen (ervaren door de patiënt) van gebitsslijtage

Tekenen

  1. Slijtage snel voortschrijdend
  2. Slijtage atypisch voor de leeftijd van de patiënt
  3. Slijtage op die vlakken die een rol spelen bij occlusie/articulatie leidend tot het verlies van de verticale dimensie van occlusie
  4. Afbrokkelen tanden/kiezen en/of restauraties
  5. Verminderde conditie van het speeksel (hyposalivatie)

Symptomen

  1. Afgenomen esthetiek
  2. Gevoeligheid of pijn
  3. Ervaring met afbrokkelen tanden/kiezen en/of restauraties
  4. Moeite met kauwen
  5. Moeite met spreken
  6. Gevoel van droge mond (xerostomie)

Behandelingen van gebitsslijtage

  • Counselen/monitoren altijd voortzetten
  • Restauratieve behandeling zo lang mogelijk verantwoord vooruit schuiven (= fysiologisch vs. pathologisch)
  • Dynamisch behandelconcept

Diagnostiek van gebitsslijtage

Diagnostiek van gebitsslijtage kan gedaan worden aan de hand van het Europees consensus statement (ECS), samen met het tooth wear evaluation system (TWES). TWES-screening is kwantificatie per sextant en wordt gedaan tijdens het periodieke mondonderzoek. Er wordt alleen gekeken naar de vlakken die meedoen met occlusie en articulatie en het hoogste cijfer per sextant wordt genoemd.

TWES-scores

0 = geen slijtage
1 = slijtage alleen in het glazuur
2 = slijtage tot in het dentine, klinische kroonhoogte <1/3e
3 = slijtage tot in het dentine, klinische kroonhoogte >1/3e, maar < 2/3e
4 = slijtage tot in dentine, klinische kroonhoogte >2/3e

TWES ernst

0 = geen
1 = mild
2 = matig
3 = ernstig
4 = extreem

Negatieve gevolgen van bruxisme

Parodontale problemen kunnen een negatief gevolg zijn van bruxisme. Volgens de literatuur is er geen bewijs dat traumatische occlusale krachten leiden tot parodontaal aanhechtingsverlies, niet-carieuze cervicale laesies of tandvleesrecessies. Verder leiden traumatische occlusale krachten tot adaptieve mobiliteit bij tanden met normale ondersteuning, terwijl ze leiden tot progressieve mobiliteit bij tanden met verminderde ondersteuning, waarvoor meestal spalken nodig is.
Een ander negatief gevolg van bruxisme is falen van (supra-structuren op) implantaten. Over het algemeen kan je veilig implanteren bij mensen met bruxisme. Als het mis gaat, gaat het meestal mis met de supra-structuur. Dus als je een kroon/brug etc. maakt, maak dan een kroon die kan slijten. Want beter slijten dan breken.

Richtlijn bij stadium IV parodontitis patiënten

  • Orthodontie
  • Spalken
  • Occlusale aanpassingen
  • Kroon/brugwerk
  • Uitneembare voorzieningen op natuurlijke elementen
  • Parodontale behandelingen

Occlusale aanpassingen kunnen nuttig zijn bij de behandeling van stadium IV parodontitis patiënten. Realiseer wel dat
de kaakgewrichten samen een zogenaamd gepaard gewricht zijn (het is het enige gewricht in het lichaam waarbij zowel het linker als het rechter tegelijkertijd bewegen. Om dat mogelijk te maken zijn te gewrichten discongruent en daarmee zeer beweeglijk. Mede daardoor bepaalt de hoofdhouding de habituele occlusie en de articulatie.

Conclusie

Bruxisme is centraal gereguleerd en bruxisme is een activiteit die positieve en negatieve gevolgen kan hebben. Bij slaapbruxisme kan een stabilisatieopbeetplaat geïndiceerd zijn en bij waakbruxisme kan myofeedback geïndiceerd zijn. Gebitsslijtage is multifactorieel en er kan onderscheid worden gemaakt tussen pathologische en fysiologische gebitsslijtage.

Dr. Peter Wetselaar studeerde af als tandarts aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hij volgde de postinitiële opleiding Orofaciale Pijn en Disfunctie aan het ACTA, onder begeleiding van dr. Jacques van der Zaag en prof. dr. Frank Lobbezoo. In 2016 promoveerde Peter op het gebied van gebitsslijtage met het proefschrift ‘The Tooth Wear Evaluation System: Development and Applications’. Sinds 2011 bekleedde hij diverse functies binnen het ACTA, waaronder Chef de Clinique van de stafkliniek Orofaciale pijn en disfunctie, waar patiënten met gebitsslijtage worden gediagnosticeerd en behandeld. Momenteel is hij sectievoorzitter Integrale Tandheelkunde en hoofd Kliniek Algemene Mondzorg op het ACTA. Hij geeft (post)academisch onderwijs in het binnen- en buitenland, waarbij zijn focus ligt bij gebitsslijtage, bruxisme en orofaciale pijn en disfunctie. Peter is erkend tandarts-gnatholoog (NVGPT) en tandarts-slaapgeneeskundige (NVTS). Hij is (co-)auteur van vele (inter)nationale publicaties en diverse boekhoofdstukken. Naast zijn werkzaamheden bij het ACTA, is hij één dag per week werkzaam als algemeen practicus en tandarts-gnatholoog in de Verwijspraktijk Heemstede, waar zijn aandacht uitgaat naar de diagnostiek en behandeling van gebitsslijtage.

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van dr. Peter Wetselaar tijdens het NVvP-congres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Omega-3-supplementen - parodontitisbehandeling

Omega-3-supplementen hebben gunstig effect op parodontitisbehandeling

Het nemen van omega-3 meervoudig onverzadigde vetzuren als voedingssupplement heeft een gunstig effect bij gebruik als aanvulling op niet-chirurgische parodontale therapie. Zowel de parodontale pocketdiepte (PPD) en klinisch aanhechtingsniveau (CAL) verbeterden gemiddeld met 0,42 mm, volgens een onderzoek dat is samengevat in JCP digest.

https://app.springcast.fm/player/episode/37029?theme=springcast

Beheersen is essentieel

Parodontitis is een ontstekingsziekte die wordt veroorzaakt door de interactie tussen pathogenen en de immuunrespons van de gastheer. Het beheersen van de ontsteking is essentieel voor het behandelen van de ziekte.

Aanvullende therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie (NSPT) concentreert zich op het wegnemen van de oorzaak van de ontsteking door mechanische verstoring van de biofilm. Naast deze traditionele benadering kan aanvullende therapie worden gebruikt bij de behandeling van parodontitis. Een van deze aanvullende maatregelen is een behandeling die ingrijpt in de ontstekingsreactie van de gastheer, de zogenaamde “hostmodulerende therapie”.

Omega-3-vetzuren mogelijk nuttig

Er zijn aanwijzingen dat meervoudig onverzadigde omega-3-vetzuren (ω-3-vetzuren) nuttig zijn bij het beheersen van ontstekingen bij verschillende soorten ziekten. Ze worden meestal verstrekt via voeding. Het is echter nog niet bekend wat het effect hiervan is op uitkomsten van parodontale behandelingen.

Toegevoegde effect

Onderzoekers van het RadboudUMC en het Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam hebben daarom een systematische review en meta-analyse uitgevoerd. Ze keken naar het additionele effect van ω-3-vetzuren bij niet-chirurgische parodontale therapie op de parodontale pocketdiepte en het klinische hechtingsniveau.

Vermindering van PPD, verbetering van CAL

In totaal werden tien artikelen met verschillende follow-upperiodes opgenomen in de studie. Uit de resultaten bleek dat ω-3-vetzuren tijdens NSPT zorgde voor een extra vermindering van de PPD met 0,42 mm. Ook was er een toegevoegde CAL-winst van 0,42 mm in de testgroep.

Niet volgens richtlijnen

Deze resultaten zijn niet in overeenstemming met de aanbevelingen in de klinische praktijkrichtlijnen van de European Federation of Periodontology. Dit kan worden verklaard door het gebruik van flexibelere inclusiecriteria in de studie dan werden gevolgd in de systematische review die werd uitgevoerd om de richtlijnen vast te stellen.

Bron:
JCP digest

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Tandvlees: de omlijsting van het front

Voor een mooi gebit is symmetrie en harmonie van stralende tanden en roze tandvlees belangrijk. Tandvlees vormt de omlijsting van een gebitselement. Om een optimale ‘roze’ esthetiek in het front te krijgen is het tandvlees daarom een kritische factor en soms kan het een beperking vormen om restauratief succes te behalen. Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden.

Schoonheid

In een tijd waar de hele dag door selfies worden gemaakt, worden we constant geconfronteerd met imperfecties. De zeven pluspunten voor schoonheid zijn;

  • Donker haar en lichte ogen
  • Licht haar en donkere ogen
  • Moedervlek op de bovenlip
  • Lange, gekrulde wimpers
  • Amandelvormige ogen
  • Sproetjes
  • Kuiltjes in de wangen

Aan dit lijstje ontbreekt vanuit tandheelkundig perspectief iets belangrijks en dat is gezond en intact tandvlees. Je kunt nog zulke mooie tanden maken, maar als de gingiva niet mooi de tandkroon omvat, wordt het geheel esthetisch gezien nooit mooi.

Wanneer we aan ChatGPT vragen om iets te zeggen over schoonheid en tandvlees krijgen we het volgende: ‘Schoonheid en tandvlees zijn nauw met elkaar verbonden omdat gezond tandvlees een belangrijk onderdeel is van een mooie glimlach. Wanneer het tandvlees gezond is, ziet het er roze en stevig uit, en omlijst het de tanden op een mooie en natuurlijke manier. Mooie tanden en een stralende glimlach zijn vaak kenmerken van aantrekkelijkheid en zelfvertrouwen. In het kort kunnen we zeggen dat gezond tandvlees bijdraagt aan de esthetiek van de mond.’

Mooi tandvlees en contactpunten

Een kenmerk van een mooie tandvleesomlijsting, is dat in het bovenfront het contactpunt tussen beide centrale incisieven op ongeveer de helft van de elementen ligt en deze ruimte geheel gevuld is met een mooie roze papil. Tussen de centrale incisief en de laterale incisief hoort het contactpunt op ongeveer 40% van de hoogte te liggen en tussen de laterale incisief en de cuspidaat op 30%. Beide eveneens gevuld met een mooie papil. (zie afbeelding hierboven).

Tevens is het belangrijk om te realiseren dat de oppervlakten van de contactpunten van centraal naar dorsaal gezien steeds kleiner worden, van een uitgesproken contactvlak naar meer contactpunten.

Tussen de beide centrale incisieven hoort een contactoppervlak van ongeveer 41% van het totale proximale vlak te zijn. Tussen de centrale en laterale incisief is dat ongeveer 32%, tussen de laterale en de cuspidaat 20% en tussen de cuspidaat en de premolaar 18%.  De contactpunten verplaatsen zich van centraal naar dorsaal gezien, relatief steeds iets meer naar apicaal te ten opzichte van de incisale rand. Een veelgemaakte fout bij het vervaardigen van restauraties in het bovenfront is dat het driehoekje dat dan ontstaat mesiaal van de cuspidaat (zie plaatje hierboven) niet gecreëerd wordt maar dichtgemaakt.

Biotype

Het biotype,van de gingiva, of volgens de nieuwe classificatie van parodontitis beter gezegd het fenotype, zegt iets over de dikte en vorm van het tandvlees. Er bestaat een dik en een dun fenotype. Criterium om dik van dun te onderscheiden is dat bij een dun fenotype de pocketsonde door het tandvlees heen schijnt als je hem subgingivaal houdt. Er wordt gesproken van een dik fenotype, waarbij de pocketsonde niet meer doorschemert, bij een dikte van ongeveer 1 mm of meer.

Bij een dik biotype is de papil tussen de centrale incisieven ongeveer 4,9 mm hoog en 6,35 mm breed. Bij een dun biotype is dat respectievelijk 4,8 mm hoog en 6 mm breed. Statisch gezien maakt het voor de papil-hoogte dus niet uit of er sprake is van een dun of een dik biotype.

Botniveau

Wat wel belangrijk is voor de papilhoogte, is het niveau van het bot ten opzichte van het contactpunt. Wanneer de afstand tussen het approximale bot en het contactpunt minder of gelijk aan 4 mm is, dan is er in alle gevallen (dus 100%) sprake van opvulling met een papil. Wanneer de afstand 5 mm bedraagt is dat in 98% van de gevallen, bij 6 mm 56% en bij 7 mm 27%.

Wanneer je een restauratie maakt, is het dus belangrijk om te weten waar het botniveau ligt om de juiste positie van het contactpunt te bepalen en zo interdentaal een goede opvulling met een tandvleespapil te krijgen.

Papillen en cervicale randen

Uit onderzoek blijkt dat 90% van de onderzochte mensen papillen laten zien bij de voortanden en bij de eerste premolaren wanneer ze lachen. Vrouwen laten iets meer papillen zien van het bovenfront als zij blij zijn en lachen dan mannen. Mannen laten dan wat meer tandvlees laten zien in de premolaar regio.

Wat esthetisch als mooi wordt ervaren is dat de topografie van de gingiva klopt. Er zijn verschillende richtlijnen hiervoor waarvan de meeste bekende is dat er een lijn getrokken kan worden van de cervicale rand van de 13 naar de 23 en daarbij de cervicale randen van de beide centrale incisieven deze lijn ook raken. De cervicale randen van de beide laterale incisieven liggen daar 1-1,5 mm onder.

De toppen van de cervicale randen, de guirlandes, liggen bij de centrale incisieven wat meer naar distaal ten opzichte van de lengte-as, bij de laterale incisieven midden opde lengte-as, en bij de cuspidaten in zij-aanzicht reltief iets naar mesiaal. In zijn boek ’Bonded Porcelain Restorations in the Anterior Dentition’geeft Pascal Magne aan dat dergelijke symmetrie niet altijd nagestreefd hoeft te worden. Harmonie is belangrijker wat voor een aantrekkelijke lach ook bereikt kan worden doordat er ook niveau verschil is in incisale randen in combinatie met een afwijkend patroon van de positie van de guirlandes. Onderzoek geeft aan dat tandartsen te veel gefocust zijn op alleen de tanden. Voor een aantrekkelijk lach zijn ook de  lippen en het tandvlees belangrijk voor de esthetiek. Het geheel is belangrijker dan de som der delen.

Selfies

Patiënten komen ook regelmatig met een selfie van hun mond en vragen of er iets aan hun lach gedaan kan worden. Belangrijk is hierbij om uit te vragen wat de patiënt precies wenst. Het is goed om daarbij de aspecten van het tandvlees door te spreken. Bijvoorbeeld het verplaatsen van de gingiva middels kroonverlenging.

Ook nemen patiënten foto’s mee van influencersof fotomodellen. Omdat er tegenwoordig altijd gebruikgemaakt wordt van Photoshop bij foto’s in magazines en reclamescreëren we een wereld van uitstraling en verwachtigingen die niet bestaat.

Ook bij fotomodellen is het natuurlijke plaatje niet altijd optimaal, maar meestal wel mooi. Zelfs de beroemde lach van Julia Roberts is niet perfect. Daarom hoeft symmetrie niet perse nagestreefd te worden, maar moet onbalans en disharmonie worden voorkomen.

Te weinig of te veel tandvlees

Als er sprake is van te veel tandvlees dan is de lengte-breedte verhouding van de zichtbare tandkroon niet optimaal. De tanden zijn bijvoorbeeld te vierkant. De meest ideale lengte-breedte verhouding bij een centrale incisief wat wij als mooi ervaren is 1:⅔ tot 1: ¾. Om dit te verbeteren kan een kroonverlengingsingreep worden gedaan. Na zo’n ingreep is geduld een schone zaak. Uit onderzoek is gebleken dat er na 6 weken en zelfs na 6 maanden nog steeds sprake kan zijn van verdere recessie na een kroonverlenging-ingreep. Omgekeerd kan er ook sprake zijn van rebound. Dus mocht er een noodzaak zijn om de betreffende gebitselementen te restaureren dan is het verstandiger eerst een noodkroon te plaatsen en de maturatie van de gingiva af te wachten zodat de restauratierand op de juiste positie komt ten opzichte van de gingiva. Tegeltjes wijsheid: ‘alles komt op tijd, voor hij die wachten kan’.

Wanneer er sprake is van te weinig tandvlees is, een recessie, dan kan er tandvlees uit bijvoorbeeld het palatum worden geoogst om tandvlees aan te vullen. Onderzoek laat zien dat voor zowel het bedekken van een wortel als de toename in breedte van het gekeratiniseerde weefsel het gebruik van een subepitheliaal transplantaat de mooiste en voorspelbare resultaten geeft. Naast het uitvoeren van een dergelijke ingreep helpt het om de patiënt te leren om zo atraumatisch mogelijk te poetsen, zodat het resultaat van de ingreep ook op lange termijn goed blijft.

Niet elke recessie hoeft echter bedekt te worden. Om verdere progressie tegen te gaan moet wel de marginale gingiva gezond zijn. Omdat een recessie ten opzicht van de overige cervicale randen wat meer naar apicaal ligt en daardoor gemakkelijk kan worden overgeslagen is het instrueren met een single-tufted borstel vaak een succes.

Recessies onderfront

Recessie in het onderfront komt vaak voor. De hoofdoorzaken hiervan zijn:

  • langdurige low-level trauma
  • parodontale aandoeningen of parodontale behandelingen
  • occlusale krachten/ actieve of losgekomen draadspalkjes

Predisponerende factoren zijn:

  • dunne gingiva, dun bot of een dehiscentie van het bot
  • trekkrachten van een frenulumn
  • lip- en of tongpiercing

Van der Weijden liet een casus zien waarbij er een recessie bij de 31 aanwezig was. Nader onderzoek liet zien dat de asrichting van het element niet goed was. Het element stond met zijn apex te veel naar buiten toe. Het element stond buccaal bijna tot aan de apex buiten het bot. Met behulp van orthodontie is het element eerst goed gepositioneerd. Omdat daarmee de apex weer in het bot komt te staan, wordt ook de gingiva weer ondersteund. Onderzoek van jan Wennstrom heeft laten ziet dat hierdoor ook de recessie zal afnemen doordat de gingiva samen met het bot omhoog komt.

Wanneer bij de recessie ook sprake is van tractie van het frenulum zal het doorhalen van het frenulum de kans op verdere progressie verkleinen. Hierdoor blijkt de recessie soms ook af te nemen.

In het geval van een lippiercing is de incidentie van een gingivarecessie 50% en bij een tongpiercing 44%. Bij een tongpiercing kan de recessie zowel linguaal als buccaal zijn. Een buccale recessie ontstaat dan niet door direct contact met de piercing maar doordat de piercing druk op de tand uitoefent. Het gevolg is dat de tand naar proaal wordt verplaatst en de gingiva niet meer ondersteund wordt door buccaal bot.

Voor mensen die ondanks deze risico’s toch voor een tongpiercing kiezen heeft het Ivoren Kruis heeft een folder ‘mondpiercings en mondgezondheid’ uitgebracht. In de folder staan tips hoe de piercing het beste geplaatst kan worden en hoe je deze schoon moet houden. Bij de tong is plaatsing midden op de tong het beste. Zeker niet teveel op de punt zetten – wat vaak juist wel gebeurt omdat mensen door de pijn hun tong terugtrekken. Na genezing, moet als de zwelling is afgenomen, ook het staafje vervangen worden door een korter exemplaar en dan het liefst van kunststof.

Bij het constateren van een recessie is het altijd verstandig om de patiënt te vragen of hij/zij een lip- en/of tongpiercing heeft. Mensen doen die namelijk ook wel uit als ze naar de tandarts gaan. Verder navragen of de orthodontische draadspalk ooit is losgekomen en opnieuw is vastgezet. Door verbuiging van de losgekomen draad zorgt opnieuw vastzetten voor een actieve kracht wat de positie van onder incisieven ongunstig kan beïnvloeden.

Classificatie recessies

De Europese Federatie voor Parodontologie (EFP) heeft een nieuwe classificatie geïntroduceerd om recessies te beoordelen waarbij de hoogte van het approximale bot een bepalende factor is voor de verwachten kans op een succesvolle behandeling.

RT1

Recessie buccaal maar approximaal geen klinisch aanhechtingsverlies. Dit type recessie kan je met hoge voorspelbaarheid worden bedekt.

RT2

Recessie buccaal maar ook met approximaal aanhechtingsverlies. Het approximale aanhechtingsverlies is echter minder of gelijk aan het buccale klinische aanhechtingsverlies. Bij deze recessie kan een gedeeltelijke recessiebedekking verwacht worden.

RT3

Recessie buccaal maar met fors verlies van approximale aanhechting. Het approximale aanhechtingsverlies is groter dan het verlies aan buccaal aanhechtingsverlies. In zo’n een geval lukt het niet om bedekking te krijgen. De kans is groter dat je het alleen maar erger maakt als je het toch probeert.

Verdikken gingiva

Van der Weijden besprak naast het bedekken van recessies ook het dikker maken van de gingiva op bijvoorbeeld een plek van een extractie. Na een extractie van een tand volgt er een reductie in breedte van de alveole-randen van bijna 4 mm richting palatinaal. Hierdoor zal er een deuk in de processus ontstaan. Dit kan voorkomen worden door een ridge preservation te doen direct na extractie. Dit is een ingreep waar bij naast het aanbrengen van botkorrels in de extractie alveole deze wordt afgedekt met een membraan (Cytoplast®, een membraan van teflon gemaakt blijkt hier voor heel goed geschikt). Het membraan wordt na een paar weken weggehaald, waarbij op dat moment de botkorrels meestal goed doorbloed zijn en mooi opgenomen zijn in het weefsel.

Van der Weijden liet ook een casus zien waarbij twee implantaten op de plek van de 12 en 22 zijn gezet. De implantaten schemeren buccaal door omdat het buccale bot is verdwenen. Er is geen sprake van per-implantitis. Het verdwijnen van het bot is waarschijnlijk ontstaan doordat er nog groei heeft plaatsgevonden na plaatsing van de implantaten op een te jonge leeftijd. In deze casus zijn de oude kronen van de implantaten gehaald, zijn de implantaten na een opklap schoongemaakt met een airpolisher en natriumbicarbonaat poeder, zijn er botkorrels en een membraan met daaroverheen een bindweefseltransplantaat aangebracht om zo veel mogelijk dikte te krijgen en is na het mobiliseren van de lap door het klieven van het periost de wond primair gesloten. Na 4 maanden zijn de implantaten opgezocht en zijn de oude kronen teruggeplaatst. In een latere fase zijn er nieuwe kronen gemaakt.

In de diepte

Om begrip te hebben wat je als behandelaar kunt verwachten van het tandvlees is kennis van de normale anatomie van de gingiva en de reactie op een behandeling belangrijk. Om daar wat in te duiken werden in de lezing een aantal  handvatten hiervoor gepresenteerd

De marginale gingiva bestaat uit het orale epitheel, het orale sulcus epitheel en het aanhechtingsepitheel.

Je kunt je een voorstelling maken van het aanhechtingsepitheel als een soort plakbandje die het tandvlees aan de tand vastplakt zodat er een afsluiting is van het mondmilieu naar het onderliggende weefsel. Zo voorkomen dat bacteriën er tussen kunnen komen. De supra-alveolaire bindweefsel vezels bevinden zich in een gezonde situatie ongeveer 1 mm boven de alveolaire botrand tot aan de glazuur-cement grens.

Wanneer je de gingiva uitvergroot zie je collageenvezels in verschillende richtingen lopen in een 3D model. Dit is om de gingiva als een soort elastiekje strak om de tand te laten liggen.

De ’biologic width’ (NL: fysiologische hoogte) wordt gevormd door het aanhechtingsepitheel en het supra-alveolaire bindweefsel; bij elkaar ongeveer 2 mm hoog. Wanneer een restauratierand in de ’biologic width’ wordt gelegd zal het tandvlees ontstoken raken. Bij het prepareren moet daarom zorgvuldige parallel aan de contour van de glazuur-cementgrens worden geboord om de fysiologische hoogte overal te respecteren. Vaak gaat het mis in het front waar de glazuur-cementgrens approximaal vrij stijl omhoog gaat en de preparatie te vlak vanaf buccaal naar linguaal wordt gelegd. ‘Violoation of the biologic width’ met als gevolg ontstoken tandvlees na het plaatsen van een restauratie heeft daarom vaak zijn oorsprong aan de approximale zijde.

Papilhoogte

Het lichaam heeft een soort geheugen voor de anatamie van de gingiva. Als je tandvlees tot aan het bot verwijdert dan zal het teruggroeien met aan de buccale en linguale zijde zo’n 3 mm hoogte en approximaal 4,5 mm. Zoals eerder hierboven beschreven dicteert de approximale bothoogte de voorspelbaarheid voor herstel van een interdentale papil. De hoogte blijkt ook afhankelijk van de uitgangssituatie. Waar tussen twee natuurlijke gebitselementen de papil 4,5mm hoog is zal dat tussen twee implantaten 3-3,5mm zijn. Ervan uitgaande dat een implantaat ongeveer op de hoogte van het buccale bot van de buurelementen wordt geplaatst, zal een papil tussen twee implantaten altijd veel meer naar apicaal liggen dan bij een natuurlijk element. Ook heeft een papil tussen twee implantaten voldoende voeding vanuit het bot nodig zodat als minimale afstand ongeveer 3 mm aangehouden moet worden. Tussen een natuurlijk element en een implantaat is dat 1,5 mm. Deze getallen kunnen helpen bij het bepalen van de juiste positie van een implantaat en de minimale interdentale afstand die noodzakelijk is voor het plaatsen van een of meerdere implantaten.

In een mooi overzichtsartikel van Maurice Salama worden de volgende handvatten gegeven wat er qua papilhoogte verwacht kan worden afhankelijk van de uitgangssituatie.

  • Tand-tand
  • Tand-pontic
  • Pontic-pontic
  • Tand-implantaat
  • Implantaat-pontic
  • Implantaat-implantaat
  • 4,5- 5,0 mm
  • 6,5 mm
  • 6,0 mm
  • 4,5 mm
  • 5,5 mm
  • 3-3,5 mm

Dit in ogenschouw nemend kan het verstandiger zijn om in een esthetisch kritische situatie juist te kiezen voor een implantaatgedragen kroon met een dummy in plaats van twee implantaten naast elkaar te zetten. Dan is de kans groter dat er een mooie papil ontstaat. Bij twee implantaten naast elkaar houd je approximaal vaak een zwart driehoekje over of dit moet restauratie gecorrigeerd worden.

Kortom, het is belangrijk om voorafgaand aan het implanteren goed op de röntgenfoto te checken of het approximale bot op de goede hoogte is en dit ook te communiceren met de tandtechnieker zodat het contactpunt op de juiste hoogte wordt gelegd.

Gingivectomie

Tot slot besprak Fridus van der Weijden nog een aantal technieken om de klinische kroon te verlengen. Bij een gingivectomie is het belangrijk dat er buccaal meer dan 3 mm gingivahoogte is ten opzichte van de botrand. Want met het geheugen van het lichaam zou het anders gewoon terug groeien. Dus vooraf de bothoogte bepalen door met een pocketsonde onder anaesthesie te sonderen waar de botrand zich bevindt. Een gingivectomie kan noodzakelijk zijn wanneer er sprake is van onvoldoende passieve eruptie. Wanneer er onvoldoende ferrule is om een kroon te maken (een ferrule moet minimaal 1,5-2 mm zijn) is een chrirugische kroonverlenging geïndiceerd waarbij er ook bot verwijderd wordt. Omdat er soms toch behoorlijk wat bot (ook bij de buurelementen) weggehaald moet worden wanneer een element diep is afgebroken, is het wijs om vooraf wel te bepalen of restauratie zinvol is met een grote kans op succes. Het verwijderen van het approximale bot zal zonder restauratie van de buurlementen ook leiden tot ‘black triangles’. Daarom moet bij een kroonverlengingsingreep in het esthetisch gebied ook de buurelementen betrokken worden in het restauratieproces.

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Begin 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’.

Verslag door tandarts Ilse Bouma voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden tijdens het congres Front2023 van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Parodontale zorg met op algoritmen gebaseerde herinneringsintervallen

Hoe stem je nazorg zorgvuldig af op de paropatiënt met stadium IV? De Zwitserse parodontoloog Christoph Ramseier vertelde hierover tijdens zijn lezing bij het NVvP-congres. Hij legde uit hoe regelmatig meten van de pocketdiepte ingezet kan worden in een mathematisch algoritme om optimale tijdintervallen te berekenen.

Het doel van ondersteunende parodontale therapie is het bereiken en behouden van klinische stabiliteit op lange termijn bij elke parodontale patiënt. Recent klinisch onderzoek heeft een algoritme geïdentificeerd dat mondzorgprofessionals zal helpen om de herinneringsintervallen efficiënter te bepalen voor alle patiënten die deelnemen aan het terugroepprogramma.

Elke patiënt kan er baat bij hebben om bij elk bezoek te worden beoordeeld op resterende parodontale sondedieptes (PPD’s). Dergelijke individuele kwantitatieve gegevens kunnen worden gebruikt in wiskundige formules (algoritmes) die kunnen helpen bij het bepalen van de optimale tijd tussen opeenvolgende terugroepbezoeken voor elke patiënt. Bovendien zal het gebruik van dit algoritme in combinatie met evaluatie van individuele risicofactoren parodontale patiënten een meer gepersonaliseerde en effectievere ondersteunende parodontale zorg bieden. Deze wetenschappelijke benadering is van bijzonder belang voor een succesvolle lange termijnbehandeling van verschillende parodontale patiënten in stadium IV.

Conclusie lezing

Geschat wordt dat precisiegeneeskunde zich in de toekomst verder zal ontwikkelen met behulp van machine learning. Er is een roep om actie om onze patiënten te ondersteunen bij het maken van gezonde keuzes. Verder moeten we de risicofactoren beheersen en we moeten alle risicofactoren op alle niveaus aanpakken. Aanvullende eHealth/mHealth kan ondersteunend zijn, zelfs met kleinere effectgroottes, en de effecten kunnen groter worden als we apps gebruiken die gericht zijn op onderwijs.

Dr. Christoph Ramseier is parodontoloog en wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Bern in Zwitserland. Hij heeft veel publicaties op zijn naam staan en is een veelgevraagde internationale spreker.

Door Fabienne de Vries van de lezing van dr. Christoph Ramseier tijdens het NVvP-congres.

Lees ook:
Parodontale regeneratie bij stadium IV parodontitis en de esthetische vraag van de patiënt

De onderschatte rol van trauma door occlusie bij ernstige paro-patiënten

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Mondmicroben: steeds meer aandacht voor link parodontitis en systemische ziekten

Parodontitispatiënten lopen groter risico op de auto-immuunziekte alopecia areata

Patiënten met parodontitis kunnen een veel groter risico lopen op het ontwikkelen van de auto-immuunziekte alopecia areata (AA), volgens een brief die is gepubliceerd in het Journal of the European Academy of Dermatology and Venerology. Mogelijk is dit te wijten aan de gemeenschappelijke auto-immuun-inflammatoire aard van beide ziekten.

Inflammatoir haarverlies

Alopecia areata (AA) is T-cel-gemedieerd auto-immuun inflammatoir haarverlies. Het is de op één na meest voorkomende vorm van alopecia, na mannelijke en vrouwelijke kaalheid. De oorsprong van AA blijft onbekend, hoewel het mogelijk te wijten is aan omgevingstriggers of ontregeling van het immuunsysteem.

Systemische ontstekingsaandoeningen

Recent bewijs suggereert dat parodontitis verband houdt met immuungemedieerde huid- en systemische ontstekingsaandoeningen, waaronder psoriasis en systemische lupus. Daarom probeerden onderzoekers van Jeonbuk National University vast te stellen of er een verband was tussen tandvleesaandoeningen en alopecia door gebruik te maken van de claimsdatabase van de National Health Insurance Service.

Incidentie per 10.000 persoonsjaren

Mensen ouder dan 60 jaar en degenen die de diagnose alopecia al hadden voordat bij hen de tandvleesontsteking werd vastgesteld werden uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Het Cox-model voor proportionele risico’s werd gebruikt om de incidentie (per 10.000 persoonsjaren) en niet-aangepaste en aangepaste risicoratio’s van AA te berekenen. Na matching omvatte de parodontitisgroep 68.703 mensen en de andere groep 68.703 mensen, volgens de brief.

Vaker alopecia areata bij parodontitispatiënten

De incidentie van alopecia areata in de parodontitisgroep was 24,19, wat significant hoger was dan die in de controlegroep (17,64). Een gevoeligheidsanalyse bevestigde het significante effect. Bovendien had de parodontitisgroep een hoger risico op AA-comorbiditeiten als systemische lupus en reumatoïde artritis.

Exacte mechanisme is onbekend

Het exacte mechanisme waardoor parodontitis als een risicofactor voor AA fungeert is niet bekend. Mogelijk kan de relatie worden verklaard door de algemene auto-immuun-inflammatoire aard van de twee aandoeningen. “Orale microbiële dysbiose kan werken als een immuunversterker die het T-cel-aangedreven auto-immuunproces van AA in gevoelige individuen initieert”, schrijven de auteurs.

Meer onderzoek nodig

Er is nog geen bewijs gevonden voor orale pathogenen bij alopecia areata. Recente darmmicrobioomstudies ondersteunen volgens de onderzoekers echter de impact van dysbiose van verre orgaanlocaties op de ontwikkeling van AA. Verder prospectief onderzoek is nodig om het verband te bevestigen en het mechanisme op te helderen.

Mogelijkheid tot nieuwe therapeutische strategieën

“Deze resultaten suggereren een mogelijk verband tussen de twee immuun-inflammatoire aandoeningen van verre orgaanlocaties (orale-haarfollikel-as), die nieuwe therapeutische strategieën voor AA kunnen openen”, concluderen de auteurs.

Bron:
Journal of the European Academy of Dermatology and Venereology

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Zwangerschap

Parodontitis is een epidemische trend bij zwangere mensen

Parodontitis is een epidemische trend, volgens de auteurs van een systematische review die in het Journal of Dentistry is gepubliceerd. 40% van de zwangere mensen ervaart parodontitis, wat resulteert in een verminderde kwaliteit van leven, frequente systemische pathologieën en nadelige zwangerschapsuitkomsten.

Hoge prevalentie van parodontitis

Parodontitis tijdens de zwangerschap komt wereldwijd met hoge prevalentie voor. Eerder epidemiologisch bewijs suggereert dat mensen tijdens de zwangerschap meer kans hebben op parodontitis door een verscheidenheid aan factoren. Vanwege hogere niveaus van de geslachtshormonen oestrogeen en progesteron kunnen zwangere mensen last hebben van gingivitis. De niveaus van geslachtssteroïde hormonen in speeksel nemen toe tijdens de zwangerschap, wat leidt tot meer ontstekingen en tandvleesbloedingen. Deze symptomen worden in het begin van de zwangerschap waargenomen en nemen geleidelijk toe naarmate de zwangerschap vordert.

Epidemiologisch onderzoek is lastig

De afgelopen decennia is een groot aantal epidemiologische onderzoeken naar parodontitis bij zwangere personen uitgevoerd. Het is echter moeilijk om consistente diagnostische criteria voor parodontitis te bereiken in het epidemiologische onderzoek, wat de resultaten aanzienlijk kan beïnvloeden.

Systematische review

Desondanks hebben onderzoekers van de Zhejiang University in China de epidemische trend van parodontitis tijdens de zwangerschap systematisch beoordeeld. De review van twintig studies evalueerde de prevalentie van parodontitis bij een over het algemeen representatieve steekproef van zwangere personen over de hele wereld.

Parodontitiscriteria van de CDC en AAP

Omdat de diagnostische criteria tussen onderzoeken kunnen verschillen, maakten de onderzoekers gebruik van criteria voor parodontitis die zijn opgesteld door de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) en de American Academy of Periodontology (AAP). De criteria en klinische indicatoren omvatten verlies van klinisch gehechtheidsniveau, bloeding bij sonderen en sonderen van diepte.

40% lijdt aan parodontitis

In totaal bleek 40% van de zwangere mensen aan parodontitis te lijden, volgens de review. Daarnaast had 42% een sonderingsdiepte (probing depth, PD) van meer dan 4 mm, ervoer 67% bloedingen bij sonderen (bleeding on probing, BOP), en had 24% een klinisch gehechtheidsniveau (clinical attachment level, CAL) van meer dan 4 mm. De BOP en PD ≥4 mm namen toe tijdens de zwangerschap. De hoogste prevalentie van CAL ≥4 mm deed zich voor in het tweede trimester.

Nadelige zwangerschapsuitkomsten

De meest voorkomende nadelige zwangerschapsuitkomsten als gevolg van parodontitis zijn vroeggeboorte en een laag geboortegewicht. Elk jaar worden ongeveer 15 miljoen baby’s te vroeg geboren, en deze te vroeg geboren baby’s hebben meestal een laag geboortegewicht, merkten de auteurs op. Als primaire oorzaak van neonatale morbiditeit is vroeggeboorte een cruciale oorzaak van langdurige invaliditeit bij overlevenden.

Meer onderzoek is nodig

Zelfs met de gebruikte criteria hadden de opgenomen studies een hoge heterogeniteit en een risico op publicatiebias, erkenden de auteurs. Meer kwalitatief hoogstaand epidemiologisch onderzoek naar parodontitis tijdens de zwangerschap is nog steeds nodig.

“Gezien de ongezonde gevolgen, de impact op de volksgezondheid en de uitgebreide ziektelast, is het de moeite waard om meer aspecten van parodontitis tijdens de zwangerschap te onderzoeken,” concludeerden de onderzoekers.

Bron:
Journal of Dentistry 

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
tandarts - stoel

Parodontale regeneratie bij stadium IV parodontitis en de esthetische vraag van de patiënt

In de hedendaagse parodontologie is de esthetische vraag van patiënten de belangrijkste uitdaging. Vooral in de anterieure gebieden, waar de verwachtingen van de patiënten hoger zijn is het nu belangrijk om esthetisch succes te behalen.

De nieuwe classificatie van parodontitis is gericht op het interdentale klinische hechtingsniveau. Het doel van klassieke parodontale reconstructieve chirurgische technieken is de regeneratie van de botdefecten of de wortelbedekking in geval van gingivarecessies. Sinds kort maakt de evolutie van de regeneratieve plastische chirurgie het mogelijk om beide tegelijkertijd te behandelen. Tijdens de presentatie van prof. Giuliano Rasperini tijdens het NVvP-congres werden veel verschillende casussen met bijbehorende lichtfoto’s en röntgenfoto’s getoond van patiënten die parodontaal zijn behandeld.

Succes in de parodontologie

De ontwikkelingen in de afgelopen jaren maakt dat we patiënten met parodontitis anders behandelen dan ongeveer 20 jaar geleden. Succes in de parodontologie wordt omschreven als een inspanning voor het behoud van het natuurlijke gebit in verband met het welzijn van de patiënt. Tot op heden behoren tot de criteria die zorgen voor succes bij parodontale therapie:

  • een behandeling en herevaluatie van ernstig zieke tanden voordat extractie wordt overwogen
  • een zo laag mogelijk aantal tanden als belangrijkste eindpunt
  • langdurige documentatie van parodontale stabiliteit
  • patiënttevredenheid inclusief verbeteringen in hun kwaliteit van leven

Op dit moment zijn er veel verschillende chirurgische technieken mogelijk voor de regerenatie van botdefecten of wortelbedekking in het geval van gingivarecessies.

Casussen

Het is belangrijk om geen behandelplan te maken op basis van röntgenfoto’s, maar op basis van de aanhechting van de gingiva.
De behandeling moet gepersonaliseerd worden voor elke patiënt om ook aan de esthetische wensen van de patiënt te voldoen. Verder is het belangrijk dat de patiënt en de tandarts op één lijn liggen om een optimale behandeling uit te voeren.
Belangrijk voor deze patiënten is om goede instructie te geven over hoe zij hun mondgezondheid thuis optimaal kunnen behouden.
In de kliniek zijn er twee scenario’s namelijk, een diepe pocket met een mooie papil of een diepe pocket en recessie. Deze verschillende scenario’s ga je niet op dezelfde manier behandelen.

Twee scenario’s in de kliniek

In de kliniek zijn er 2 mogelijke scenario’s die werden beschreven en allebei op een andere manier behandeld moeten worden. Er kan sprake zijn van een diepe pocket waarbij de papil onveranderd is of een diepe pocket en een recessie.

In het geval van een goede papil en aanhechtingsverlies zijn er 2 behandelopties:
1. Niet-chirurgische behandeling bij de mondhygiënist met als doel het verwijderen van de biofilm van het worteloppervlak
2. Vereenvoudigde chirurgische regeneratieve benadering met behulp van de SFA-EPPT techniek

In het geval van aanhechtingsverlies en een recessie zijn er verschillende technieken mogelijk zoals, SFA + CT, STW + CT, CTW, EPPT + CT, AlCAST en biomateriaal: scaffold+. Bij mucogingivale chirurgie is het belangrijk dat de flap minimaal 1 mm dik is, een dunnere flap maken heeft geen zin. Verder moet de flap vrij zijn van spanning.

Take home messages

  • Respecteer het zachte weefsel vanaf het allereerste begin
  • Respecteer de genezingstijd
  • Behandeling van een botdefect met vereenvoudigde aanpak indien mogelijk
  • Indien nodig gelijktijdige behandeling van infrabony en zacht weefsel
  • Het is mogelijk, zelfs als er een gebrek aan bewijs is, om de papillen te recreëren

Rasperini Giulio is Associate Professor bij de afdeling Biomedical, Surgical and Dental Sciences aan de Universiteit van Milaan.

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van prof. Giulio Rasperini tijdens het NVvP-congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Tanden

Parodontitis kan mogelijk beter behandeld worden door anti-infectieuze therapie

Conventionele scaling om parodontitis te behandelen kan onbetaalbaar zijn en kan ernstige ziekten niet altijd genezen omdat pathogenen diep in pockets niet worden aangepakt. Volgens een commentaar gepubliceerd in Parodontology 2000 zou een combinatie met een relatief goedkope anti-infectieuze behandeling dit wel doen en leiden tot betere resultaten.

Belangrijke onderzoeksonderwerpen

De diagnose, preventie en behandeling van parodontitis blijven belangrijke onderzoeksonderwerpen. Hoewel de huidige therapieën voldoende zijn om gingivitis en stabiele soorten tandvleesaandoeningen te behandelen, ervaren patiënten met actieve parodontitis vaak ziekteprogressie. Dit geldt ook voor degenen die een goede mondhygiëne onderhouden en regelmatig ondersteunende therapie benutten.

Combinatie van scaling en antivirale middelen

Dr. Jørgen Slots van de University of Southern California in Los Angeles pleit in een commentaar voor een mogelijk betere behandeling voor mensen met ernstige parodontitis door middel van een pathogeen-specifieke anti-infectieuze therapie. Een combinatie van antibiotica en antivirale middelen – met name valaciclovir – en gebruikelijke ultrasone scaling zou mogelijk ziekten bij parodontische en endodontische gevallen kunnen terugdraaien.

Onbereikbare pathogenen

Traditionele scaling- en flapchirurgie kunnen miljarden herpesvirussen en pathogenen die in diepe parodontale pockets en het ontstoken tandvlees van ernstige parodontitislaesies kunnen leven niet bereiken. Zelfs een behandeling inclusief chirurgische en niet-chirurgische interventies met nauwgezette follow-up en aanvullend gebruik van enkelvoudige antibiotica, kan er nog steeds toe leiden dat meer dan een derde van de patiënten binnen enkele jaren een progressieve ziekte ervaart.

Studies tonen positief effect

Systemische anti-infectieuze medicamenteuze behandeling kan echter mogelijk pathogenen in het gehele parodontium onderdrukken. Slots beschrijft meerdere studies die het positieve effect van valaciclovir aantonen. In een studie resulteerde behandeling van met het Epstein-Barr-virus geassocieerde refractaire parodontitis met het antivirale middel tot een afwezigheid van het virus. Na 12 maanden was de parodontale gezondheid flink verbeterd.

Een ander onderzoek bekeek twintig patiënten met symptomatische apicale abcessen. De helft kreeg drie dagen valaciclovir toegediend, de overige patiënten kregen amoxilline. Over het algemeen hadden patiënten in de eerste groep veel minder pijn dan de rest. “Deze bevindingen geven geloof aan een belangrijke pathogene rol van actieve herpesvirussen bij parodontale pathose”, schreef de auteur.

Goedkope optie

De geschetste therapeutische benadering biedt volgens de auteur het potentieel van een goedkope optie die patiënten kan helpen tanden te behouden die anders zouden kunnen worden getrokken vanwege zorgen over focale infectie.
“Gerichte therapie tegen herpesvirussen en belangrijke bacteriële pathogenen in plaats van tegen louter bacteriële biofilms verbetert de behandeling van ernstige parodontitis”, concludeerde Slots.

Bron:
Periodontology 2000

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z