Meer aandacht voor parodontale risicofactoren

De heersende opvatting is, dat parodontitis een risicofactor vormt voor systemische aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2 en ademhalingsaandoeningen, alsmede voor ongewenste zwangerschapsuitkomsten, terwijl een causaal verband tot nu toe niet kan worden aangetoond. Uit de publicatie Periodontal Disease and Other Adverse Health Outcomes Share Risk Factors, including Dietary Factors and Vitamin D Status blijkt nu dat parodontitis en systemische aandoeningen dezelfde gemeenschappelijke modificeerbare risicofactoren hebben (Grant et al. 2023). Wat betekent dit nieuwe inzicht voor de mondzorgpraktijk?

Parodontitis en systemische ziekten: gedeelde risicofactoren

Onderzoekers weten al bijna een eeuw dat mensen, die parodontitis ontwikkelen een verhoogd risico hebben voor het ontwikkelen van systemische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2 en ademhalingsaandoeningen, alsmede voor ongewenste zwangerschapsuitkomsten. Tot ongeveer 2020 werd gedacht dat dat verband tussen parodontitis en systemische ziekten veroorzaakt zouden kunnen worden door systemische ontsteking of door paropathogene bacteriën. Nu blijkt echter dat dit verband grotendeels te wijten is aan gedeelde risicofactoren, zoals roken, overgewicht en obesitas, weinig bewegen, voeding, en een tekort aan vitamine D.

Parodontitis als teken

Aangezien parodontitis over het algemeen op jongere leeftijd optreedt dan die overige systemische ziekten, per 2016 welgeteld 57 aandoeningen, die met parodontitis in verband worden gebracht, kan parodontitis worden gezien als een teken dat verandering van leefstijl het risico op die andere systemische ziekten zou kunnen voorkomen of kunnen helpen verminderen.

Vitamine D

Omdat mondzorgprofessionals parodontitis waarschijnlijk als eerste waarnemen, zouden ze patiënten met parodontitis moeten informeren dat ze hun risico op tandverlies – en op die andere systemische ziekten en op ongewenste zwangerschapsuitkomsten – kunnen verminderen door hun leefstijl te veranderen. Het verhogen van de hoeveelheid vitamine D in het bloed zou de eenvoudigste verbetering zijn, samen met een meer plantaardig eetpatroon.
Patiënten van mondzorgprofessionals zouden kunnen beginnen met het innemen van vitamine D3 2000-4000 IE/d (50-100 mcg/d) om de hoeveelheid vitamine D in het bloed te verhogen naar 75-125 nmol/L (30-50 ng/mL). Het routinematig meten van de hoeveelheid vitamine D in het bloed is niet noodzakelijk omdat de hier voorgestelde doses als veilig worden beschouwd, maar het meten ervan kan nuttig zijn om te bepalen of een adequate hoeveelheid vitamine D in het bloed wordt bereikt.

Mensen met obesitas (BMI >30 kg/m2) zouden een hogere doses moeten nemen en een gezonder voedingspatroon moeten nastreven.
In het belang van de patiënt is het voorts wenselijk om de behandelend arts te informeren dat de patiënt parodontitis heeft. Voor het identificeren van parodontale risicofactoren kunt u binnenkort gebruik maken van een nog te publiceren anamneselijst Gezond tandvlees: test uw parodontale risicofactoren.

Bronnen:
Grant WB, van Amerongen BM, Boucher BJ. Periodontal Disease and Other Adverse Health Outcomes Share Risk Factors, including Dietary Factors and Vitamin D Status. Nutrients. 2023 Jun 17;15(12):2787. doi: 10.3390/nu15122787. PMID: 37375691; PMCID: PMC10300878.

Voedingscentrum

Overgewicht en obesitas bij volwassenen en kinderen

Factsheet van richtlijn Overgewicht en obesitas bij volwassenen

Vitamine D bepalen

Bekijk hieronder het video-interview van dr. William Grant en dr. Barbara van Amerongen geplaatst op GrassroothsHealth

Door:
dr. B.M. van Amerongen.

Zij studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1985 op een klinisch onderzoek naar De diagnose ‘gesaneerd’, een onderzoek naar de betekenis van het begrip ‘een gesaneerd gebit’ en de tandheelkundige waarde van een saneringsbewijs. Na haar afstuderen voerde zij parttime een algemeen tandartspraktijk in Amsterdam en legde zij zich toe op een verwijspraktijk voor speeksel- en voedingsonderzoek. Zij werkte vervolgens parttime als wetenschappelijk medewerker bij de afdeling Sociale en Preventieve Tandheelkunde van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en deed zij internationaal onderzoek naar de relatie tussen kosten van tandheelkundige zorg en mondgezondheid. Daarna was zij verbonden aan de sectie Orale Biochemie (ACTA) en verdiepte zij zich in de toepassing van speekselonderzoek in de algemene tandartspraktijk. Ook was zij verbonden aan de vakgroep Cariologie Endodontologie Pedodontologie (ACTA) en bestudeerde de invloed van vitamine D op mondgezondheid. Zij was lid van het Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het Ivoren Kruis en schreef zij met name mee aan het Advies Droge Mond. Verder was zij verbonden aan de afdeling Moleculaire Celbiologie en Immunologie van het Amsterdam UMC locatie VU. Hier publiceerde zij over vitamine D en Multiple Sclerose en initieerde zij een klinisch onderzoek naar vitamine D en Multiple Sclerose.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Nieuwe classificatie gingivitis en parodontitis

Gingivitis kan mogelijk net zo goed worden gedetecteerd door AI als door tandarts

Kunstmatige intelligentie (AI) kan mogelijk helpen om de effectiviteit van het onder controle houden van plaque door patiënten te bewaken. In onderzoek in het International Dental Journal kon AI op intraorale foto’s specifieke plaatsen met en zonder tandvleesontsteking even goed identificeren als menselijke tandartsen.

Prominente mondziekte

Parodontitis is een van de meest prominente mondziekten ter wereld. Het wordt veroorzaakt door ophoping van plaque biofilm langs de tandvleesrand, wat kan worden teruggedraaid door het tandplak te verwijderen.

Zelfverzorging is essentieel

Studies hebben aangetoond dat frequente tandartsafspraken niet effectief zijn voor blijvende bevredigende tandplakcontroles op specifieke plaatsen. Effectieve zelfzorgmaatregelen voor tandplakbeheersing, zoals tandenpoetsen en interdentale reiniging, zijn essentieel voor de preventie en bestrijding van parodontitis.

AI als oplossing

Kunstmatige intelligentie (AI) kan een oplossing bieden voor dit hardnekkige klinische probleem. Er zijn veel klinische toepassingen van AI in de tandheelkunde, waaronder bij de detectie van gingivitis op intraorale foto’s. Om een AI-systeem klinisch te gebruiken voor het voorspellen van gingivitis, moet het een hoge gevoeligheid en specificiteit hebben. Dat wil zeggen dat het ‘ziek’ moet rapporteren voor elke plaats waar er gingivitis is, en ‘gezond’ voor elke plaats waar er geen gingivitis is. De nauwkeurigheid van elk diagnostisch systeem voor klinisch gebruik moet zo hoog mogelijk zijn en een nauwkeurigheid van 0,90 of hoger moet worden nagestreefd voor klinisch gebruik.

Leren om gingivitis te herkennen

Samenwerkende onderzoekers uit China en Maleisië hebben een kunstmatig intelligent zogenaamd neuraal netwerk ontworpen die aan de hierboven gestelde eisen voldoet. Ze gebruikten een dataset van 567 afbeeldingen van tandvlees met verschillende gradaties van ontsteking om de AI te leren om gingivitis te herkennen.

Even goed als tandartsen

De AI kon de gezonde en zieke gevallen voorspellen met een gevoeligheid van 0,92 en een specificiteit van 0,94. Dit komt overeen met de prestaties van tandartsen. Op basis van de resultaten kan AI een waardevol screeningsinstrument zijn bij het opsporen en diagnosticeren van tandvleesaandoeningen. Zo kan het leiden tot eerdere interventie en betere gezondheidsresultaten, denken onderzoekers.

Preventie en bestrijding in gemeenschappen

“Toekomstige studies zouden waarschijnlijk de weg vrijmaken voor toepassingen van dergelijke AI-systemen in parodontologie en, meer in het bijzonder, preventie en bestrijding van parodontitis in gemeenschappen”, schrijven ze.

Bron:
International Dental Journal

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Obesitas

Obesitas en de link met parodontitis: onderliggende oorzaken en effectieve aanpak

Op dit moment heeft meer dan de helft van de Nederlanders overgewicht en 15% heeft obesitas. Natuurlijk zijn voeding en lichaamsbeweging hierin hoekstenen, maar er zijn nog vele andere factoren: genetische, psychologische en gebruik van medicijnen. Verslag van de lezing van prof. dr. Liesbeth van Rossum, internist-endocrinoloog en hoogleraar op het gebied van obesitas en stressonderzoek.

Overgewicht

Vet is een actief orgaan waarin veel hormonen worden gemaakt. Vet kan ziek worden waardoor er meer ontstekingsstoffen ontstaan. Deze stoffen zorgen er voor dat je andere ziektes kan krijgen zoals diabetes mellitus type 2, cardiovasculaire ziektes, bepaalde kankervormen en mondziekte. Mensen met overgewicht hebben vaker een slecht verloop van ziektes. Adipokines (vethormonen) leiden tot verhoogde productie van cytokines en zo ontstaat inflammatie. Zo kan parodontitis dus mede veroorzaakt worden door overgewicht.

Factoren voor overgewicht

Het benoemen van het overgewicht in de behandelkamer is moeilijk maar door toestemming te vragen gaat dat meestal wel goed. Bespreek het op een niet-veroordelende manier. Onderzoek hiervoor welke factoren zorgen voor het overgewicht. Ga er niet vanuit dat het simpelweg door verkeerd eten komt. Het ligt deels in het DNA; sommige mensen krijgen nu eenmaal sneller overgewicht dan een ander. In het DNA ligt ook het verzadigingssysteem. Als je voeding ruikt of ziet dan ga je hongerhormonen aanmaken zoals insuline en dan slaat men doorgaans aan het eten. Je krijgt een verzadigd gevoel pas na 20 minuten; als de verzadigingshormonen uit de darmen omhoog gaan. Daarom is langzaam eten en vaak kauwen heel nuttig. Daarnaast komt er vanuit het vet een signaal naar het brein. Maar we kunnen er prima doorheen eten. Vooral als het heel erg lekker is. Een toetje past altijd maar die broccoli niet meer. Dat heeft te maken met het hedonisch systeem, het beloningssysteem. Helaas varen we hier steeds vaker op. De maatschappij is hier debet aan want overal staan er lekkere snacks, bijvoorbeeld langs de snelweg. We maken steeds vaker onbewust voedingskeuzes in plaats van bewuste voedingskeuzes.

Verzadigingssysteem

Het verzadigingssysteem kan op allerlei manieren verstoort raken. Zoals door een slaaptekort (hoger leptine) of op dieet gaan. Dan wil je juist extra gaan eten na het diëten. Gezond eten is de basis, diëten absoluut niet. Bewerkt voedsel kan het systeem ook verstoren. Je eet sneller, meer en je komt aan bij een eetpatroon met bewerkt voedsel. De hoeveelheid calorieën, vezels, zout en vet maakt hierbij niet uit. Ook de psyche kan het systeem in de war doen raken. Als je zoet ziet, schiet je insuline al omhoog. Dus bij het kijken naar een chocolaatje gaat je lichaam er om vragen. Dan kan je er nog een bak gezonde heerlijke salade naast zetten maar je gaat dat chocolaatje pakken. Dan is stress een grote factor. Bij chronische stress er gaat een herverdeling van vet plaatsvinden door het stresshormoon. Vet gaat dan op de buik zitten en dit is nu juist heel ongezond. Daarnaast krijg je snack-trek door stress. Dus wil je iemand gezonder laten eten dan zal je die stress moeten aanpakken.

Medicijnen

Verder kunnen bepaalde medicijnen het systeem in de war schoppen; zoals antidepressiva, antipsychotica en anti-epileptica. En juist medicatie die vaak gegeven worden bij welvaartsziekte. Maagzuurremmer is ook een bekende en deze wordt heel vaak zonder goede indicatie ingenomen. Corticosteroïden worden enorm veel gebruikt en dit is systemische medicatie. Absoluut eentje om in de gaten te houden bij inflammatie.

Leefstijlinterventie

Via de huisarts kan er ook leefstijlinterventie worden ingezet (GLI) en deze valt onder het basispakket. Hierbij wordt regelmatig cognitieve gedragstherapie ingezet. Deze methodes zijn heel effectief. Mensen worden zowel fysiek als mentaal gezonder. Wat nou als je toch niet hiermee (voldoende) afvalt? Dan is er een aanvullende behandeling met medicatie die sinds kort wordt vergoed. Deze middelen geven een sterkere verzadiging en hebben een anti-inflammatoir effect. Dus wellicht werkt dit ook tegen parodontitis.

Prof. dr. Liesbeth van Rossum is internist-endocrinoloog en hoogleraar op het gebied van obesitas en stressonderzoek in het Erasmus MC. Zij is mede-oprichter van het Centrum Gezond Gewicht en co-auteur van de internationale bestseller “VET belangrijk” (FAT, the secret organ). Als bestuursvoorzitter van het Partnerschap Overgewicht Nederland, met adviesrol aan het ministerie van VWS, was zij nauw betrokken bij de invoering van de gecombineerde leefstijlinterventies in de basiszorgverzekering en bij het Nationaal Preventie Akkoord. Daarnaast bekleedt zij diverse (inter)nationale bestuurlijke functies, waaronder leider van het focusgebied Obesitas en Diabetes van de European Society of Endocrinology en is lid van De Jonge Akademie (KNAW).

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Liesbeth van Rossum tijdens het NVvP congres April Fools, daily rules.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Kalmerende-middelen-kunnen-mogelijk-helpen-bij-het-genezen-van-wonden

Kalmerende middelen kunnen mogelijk helpen bij het genezen van wonden

Artsen gebruiken soms kalmerende middelen voor angstpatiënten in de dagelijkse praktijk maar er is weinig bekend over de relatie tussen kalmerende middelen, melatoninespiegels en palatinale wondgenezing. Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Dental Sciences concludeert nu dat de toediening van zo’n medicijn kan helpen bij het genezen van wonden na een gingivatransplantaat.

Complicaties na transplantatie

Bij vrije gingivatransplantaties (free gingival graft (FGG) procedures) kunnen voor de voltooiing van epithelialisatie complicaties voorkomen als pijn, overmatig bloedingen, botblootstellingen en morbiditeit op de donorplaats. Hierdoor aarzelen clinici en patiënten vaak om de vereiste behandelingen te krijgen.

Genezingsproces versnellen

Er zijn veel strategieën geprobeerd om het genezingsproces van palatinale wonden te versnellen. Onderzoekers uit Taiwan stelden dat kortetermijntoediening van het veelgebruikte kalmerende middel diazepam de genezing kan vergemakkelijken door de stressniveaus te verminderen en de postoperatieve melatoninespiegels op peil te houden.

Patiënten met tandartsangst

Ze analyseerden het effect van diazepam op patiënten met angst voor de tandarts die FGG-procedures ondergingen. De studie omvatte 39 patiënten met in totaal 51 tandvleestransplantatieprocedures. 26 deelnemers kreeg 5 mg diazepam vanaf de avond voor de procedure tot zeven dagen na de operatie. Om drugsverslaving, tolerantie, afhankelijkheid of ontwenningsverschijnselen te voorkomen werd diazepam slechts acht dagen aan patiënten toegediend.

Verschillende analyses

Direct onderzoek, foto’s en waterstofperoxide werden gebruikt om de genezing na de transplantatieprocedure te evalueren. Ook werden stressniveaus, slaapkwaliteit en speekselmelatonineniveaus geëvalueerd.

Betere wondgenezing bij diazepamgroep

Op dag 14 werd volledige epithelialisatie van de wonden waargenomen bij bijna de helft (48,39%) van de patiënten in de medicatiegroep maar slechts bij ongeveer een derde (35,29%) van de patiënten in de controlegroep. Uiteindelijk bleek ongeveer 90% van de patiënten die werden behandeld met diazepam goed genezende wonden te hebben, vergeleken met ongeveer 71% van de patiënten die geen medicatie kregen.

“Er wordt gespeculeerd dat het kalmerende middel, diazepam, enkele fysiologische reacties kan veroorzaken om de genezing van gehemeltewonden na FGG-chirurgie te vergemakkelijken”, schreven de auteurs van het onderzoek.

Hogere melatonineniveaus

Daarnaast had de medicatiegroep in het algemeen hogere niveaus van postoperatieve melatonine, waarvan is aangetoond dat het de wondgenezing vergemakkelijkt. Bovendien is gemeld dat het melatoninegehalte wordt verlaagd in stressvolle situaties, wat aangeeft dat het kalmerende middel mogelijk de stress verminderde bij de deelnemers die deze medicatie kregen toegediend.

Overwegen voor stressvolle behandelingen

“Het is waarschijnlijk dat het kalmerende middel [diazepam] in staat is om postoperatieve melatoninespiegels te handhaven, wat resulteert in een versnelling van de genezing van palatinale donorwonden”, concludeerden de auteurs van het onderzoek. “Daarom kunnen sedativa worden overwogen voor gebruik in de tandartspraktijk, vooral voor stressvolle chirurgische behandelingen.”

Bron:
Journal of Dental Sciences

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Nieuwe chirurgische benaderingen in de parodontologie

Nieuwe chirurgische benaderingen in de parodontologie

EDTA wordt tijdens de parodontale regeneratieve therapie gebruikt om de smeerlaag te verwijderen en het element schoon te maken. Belangrijk hierbij is dat het element niet mobiel mag zijn. Daarom wordt het element in sommige gevallen gespalkt.

Uit de literatuur blijkt dat hoe dieper de pocket die overblijft na initiële therapie, hoe groter het risico wordt op verlies van het element. Bij een pocketdiepte van vijf mm is de odd ratio 7,7. Wanneer dit zes mm wordt, verandert dit al naar 11 en bij zeven mm of meer wordt dit 64. Bij elementen met een pocketdiepte van zes mm of meer is het daarom sterk aan te raden om parodontale chirurgie uit te voeren.

Verslag van de lezing van dr. Serhat Aslan tijdens de EuroPerio Series Single Session.

Parodontale regeneratie door de tijd heen

De biomaterialen hebben een flinke vlucht genomen de afgelopen jaren. In combinatie met de micro chirurgie die we tegenwoordig uit kunnen voeren. Dit leidt dit tot een nieuw flapontwerp. Het allereerste materiaal waarmee we aanhechtingswinst konden behalen was de millipore filter, die later werd vervangen door verschillende membranen. Voor het aanbrengen van de membranen was het nodig om een grote flap te maken. Door de biologicals is dit tegenwoordig niet meer nodig. Belangrijk bij de regeneratie is dat er gestreefd moet worden naar primaire wondheling. Daarbij is het ontwerp van de flap erg belangrijk. Een verkeerd flapdesign kan ervoor zorgen dat de papillen verloren gaan na chirurgische behandeling en dit is niet wenselijk.

In de jaren 90 werd de definitie van micro-chirurgie bedacht. Het ging hierbij om een operatie die uitgevoerd werd met behulp van een microscoop. Dit kan tegenwoordig ook laagdrempeliger uitgevoerd worden met behulp van een loepbril met lamp.

Flapontwerp

In 1985 werd voor het eerst de Papilla Perservation Technique beschreven. Er zijn in de tussentijd nieuwe flapontwerpen bijgekomen, zoals de Modified en Simplified Papilla Perservation Technique. Als laatste ook nog de Minimal Invasive Surgical Technique, kortweg ook wel MIST genoemd.

Hoe kleiner de flap, hoe stabieler de wond. Dit geeft een positief effect op de wondgenezing. De overeenkomsten tussen de modified-MIST flap en de Single Flap Approach (SFA) is dat we bij beide ontwerpen de papil intact last. De flap is gelokaliseerd aan de zijde van het defect. De papil aan de andere zijde wordt niet betrokken in de flap.

Het zou voor de wondgenezing nog voordelig kunnen zijn om helemaal niet te incideren in de papil. Een flapontwerp die we hiervoor kunnen toepassen is de Tunneltechnique. Er wordt een incisie gemaakt in de sulcus, gevolgd door een verticale ontspanningsincisie. Dit zorgt ervoor dat de flap opgetild kan worden en dat er met direct zicht debridement uitgevoerd kan worden. Als het defect zich aan de distale zijde van het element bevindt, dan zal de ontspanningsincisie zich juist aan de mesiale zijde bevinden. Na debridement en eventueel aanbrengen van een biological of botsubstituten wordt alleen de ontspanningsincisie gehecht. Er komen geen hechtingen in de papil. Bij alle elementen die op deze manier behandeld werden, was pocketvermindering zichtbaar.

Dr. Serhat Aslan is a graduate of Ege University, School of Dentistry where he received his DDS degree. He attended Periodontology Program of Graduate Study offered by Institute of Health Sciences at Ege University and graduated with PhD degree at Periodontics. He maintains a private practice limited to periodontics, fixed prosthodontics and implants with focus on microsurgery, soft and hard tissue reconstruction and minimally invasive surgery. Dr. Aslan is a Visiting Professor in the Department of Biomedical, Surgical and Dental Sciences, University of Milan, Italy. He is an Invited Professor in Post-graduate Program in Periodontology and Implantology, University of Porto, Portugal.
Currently, he is the board member and treasurer of Turkish Society of Periodontology. Also, he is a member of European Federation of Periodontology, Italian Society of Periodontology and Implantology and Turkish Academy of Esthetic Dentistry. Dr. Aslan is intensely involved in mono/multi-center clinical research and development in periodontology, with special emphasis to plastic-periodontal surgery, guided bone/tissue regeneration and esthetic implant therapy.

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Serhat Aslan tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
sport

Sporten beschermt tegen parodontitis maar huishoudelijk werk volgens onderzoek niet

Lichamelijke activiteit kan ontstekingen voorkomen, wat op zijn beurt het risico op het ontwikkelen van parodontitis zou kunnen verminderen. De ene activiteit is echter de andere niet: volgens een studie in het Journal of Clinical Parodontology heeft lichaamsbeweging in de vrije tijd een beschermend effect, maar is beroepsactiviteit juist een risico-indicator voor tandvleesaandoeningen.

Sleutel tot betere gezondheid

Medische professionals hebben regelmatige lichaamsbeweging aangeprezen als de sleutel tot gewichtsbeheersing, een betere hersengezondheid en een verminderd risico op het ontwikkelen van bepaalde ziekten. Het is echter mogelijk dat niet alle soorten bewegingen gelijk zijn in hun voordelen voor de mondgezondheid.

Sporten is beschermende factor

Lichamelijke activiteit in de vrije tijd kan systemische ontstekingen en oxidatieve stress verminderen. Voorbeelden hiervan zijn sporten en wandelen. Het wordt beschouwd als een preventieve factor voor de meeste chronische niet-overdraagbare ziekten.

Fysieke activiteit op het werk heeft negatief effect

Daarentegen heeft wetenschappelijk bewijs aangetoond dat fysieke activiteit op het werk een tegengesteld effect heeft. Hieronder vallen ook huishoudelijke taken. De vaak langdurige statische belasting en repetitieve werkhoudingen hebben negatieve effecten heeft op de psycho-fysieke gezondheid en lichte systemische ontstekingen. Hoge niveaus van bewegingen die verband houden met beroepen hebben volgens de studie juist een verhoogde incidentie van verschillende niet-overdraagbare ziekten.

Fysieke activiteit en parodontitis

Een groep onderzoekers uit Italië en Spanje heeft het verband tussen fysieke activiteit in de vrije tijd en op het werk parodontitis geëvalueerd. Hiervoor analyseerden ze gegevens van ruim 10.000 volwassenen met behulp van de Amerikaanse National Health and Nutrition Examination Survey 2009-2014 database.

Global Physical Activity-vragenlijst

De Global Physical Activity-vragenlijst werd gebruikt om fysieke activiteit te beoordelen en deze te classificeren als hoge of lage vrijetijds- of beroepsactiviteit. De parodontale status werd beoordeeld door middel van een parodontaal onderzoek van de volledige mond en de proefpersonen werden geclassificeerd volgens de American Academy of Periodontology en de U.S. Centers for Disease Control and Prevention. Vervolgens werden regressieanalyses toegepast.

Verschil tussen werk en vrije tijd

Uit de analyse bleek dat hoge niveaus van fysieke activiteit in de vrije tijd een beschermende indicator voor parodontitis is (odds ratio [OR], 0,81; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI]: 0,72, 0,92). Hoge niveaus van fysieke activiteit waren daarentegen gerelateerd aan werk werden geïdentificeerd als een significante risico-indicator (OR, 1,16; 95% BI, 1,04, 1,30).
Bovendien toonde de combinatie van weinig fysieke activiteit in de vrije tijd en veel beroepsactiviteit een cumulatief onafhankelijk verband met parodontitis (OR, 1,47; 95% CI, 1,26, 1,72), volgens de studie. Daarnaast resulteerden extremere maten van fysieke activiteit op het werk ook in sterkere schattingen van ernstige parodontitis. Systemische ontsteking, BMI en comorbiditeiten kunnen deze relaties volgens de onderzoekers gedeeltelijk verklaren.

Klinisch onderzoek nodig

In de toekomst zouden gerandomiseerde klinische onderzoeken moeten worden uitgevoerd om het mogelijke effect van fysieke activiteitsadvisering te onderzoeken, zowel op de primaire preventie van tandvleesaandoeningen, als op een onderdeel van de eerste fase van parodontale therapie, schreven ze.

Doelwit voor interventie

“Het verduidelijken van de mogelijke preventieve rol van fysieke activiteit bij parodontitis zou relevant zijn voor mondzorgverleners, aangezien dit een doelwit zou kunnen zijn voor interventie als onderdeel van stap 1 van parodontale therapie”, aldus de auteurs

Bron:
Journal of Clinical Parodontology

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Glimlach

Parodontologie-orthodontie-synergie kan de glimlachesthetiek verbeteren

De samenwerking tussen parodontologen en orthodontisten is belangrijk om de glimlach esthetiek te verbeteren.
De synergie tussen parodontologie en orthodontie is een uitstekend voorbeeld van het succes van multidisciplinaire benaderingen in de tandheelkunde, volgens Bruno de Carvalho tijdens de presentatie van de European Federation of Periodontology (EFP).

Bij esthetische tandheelkundige behandelingen zijn een correcte orthodontische en parodontale diagnose en een grondige analyse van de harde en zachte weefsels heel erg belangrijk om langetermijnresultaten te behalen.

Multidisciplinaire aanpak

Parodontitis heeft vaak esthetische gevolgen en daarom is een multidisciplinaire aanpak vereist. Het begrijpen van zowel de biologische basis van parodontale chirurgie als de basis van orthodontische bewegingen is belangrijk om goede esthetische resultaten te krijgen.

Orthodontische extrusie

Orthodontische geforceerde extrusie (OFE) is een orthodontische tandbeweging en kan een therapeutisch doel hebben. OFE is een tandbeweging in coronale richting om de tandpositie te wijzigen en/of veranderingen teweeg te brengen in het omliggende bot en weke delen.

Indicaties voor OFE

Veel voorkomende indicaties van orthodontische geforceerde extrusie zijn onder meer tractie van geimpacteerde tanden, blootstelling van tanden die structurele schade vertonen, behandeling van parodontale bot- en papillaire defecten en ontwikkeling van de implantatieplaats.

Tijd van actieve orthodontische extrusie

De totale tijd van actieve orthodontische extrusie wordt voornamelijk beïnvloed door het toegepaste klinische protocol, de hoeveelheid gewenste tandextrusie en wortel morfologie.
In de presentatie werden drie verschillende klinische protocollen gedefinieerd, namelijk:
– OFE met circumferentiële supracrestale fiberotomie (CSF) of intermediaire tandstabilisatie (ITS)
– OFE zonder CSF of ITS
– OFE zonder CSF en met ITS

Mucogingivale chirurgie

Mucogingivale chirurgie kan helpen om de esthetiek van de glimlach te herstellen en om de ondersteuning van de tanden te verbeteren. Zowel klassieke en nieuwe technieken kunnen worden gebruikt in situaties van een vergevorderde recessie. Interdisciplinaire behandelingen kunnen worden uitgevoerd om complexe recessies te behandelen.

Nieuw interdisciplinair protocol

In de presentatie is een nieuw interdisciplinair protocol voor de behandeling van klasse 3/RT2-recessies in de voortanden van parodontale patiënten getoond. Dit innovatieve protocol bestaat uit het uitvoeren van mucogingivale chirurgie met een tunnelbindweefseltransplantaat tijdens orthodontische tandbeweging. De wortel wordt niet alleen buccaal, maar ook mesiaal en distaal bedekt.

Via deze link kan de gehele samenvatting van de presentatie van de EFP worden bekeken

Lees meer over: Orthodontie, Parodontologie, Thema A-Z
dossier - onderzoek

Afstudeeronderzoek: Kan de Simba inzicht geven in ontsteking van de gingiva?

TNO heeft een lichtapparaat ontwikkeld genaamd Simba. Het apparaat kan met behulp van fotonica techniek verandering in weefsel meten. Enes Ercan en Julia Johannink deden een pilotonderzoek naar het gebruik van de Simba en welke waarden van ontsteking in kaart kunnen worden gebracht.

Doel

Het nieuwe apparaat van TNO is nog niet eerder toegepast in de praktijk, waardoor er nog geen gegevens beschikbaar zijn over ontstekingswaarden van de gingiva en hoe het apparaat het beste gebruikt kan worden.

Doel van het onderzoek was om een werkvoorschrift te maken voor de Simba en om te kijken welke waarden bij wel / geen bloeding het apparaat meet bij de vier parameters: saturatie, bloedvolume, bilirubine en vaatdiameter.

Materiaal en methode

Dit pre-experimenteel onderzoek bestond uit 12 deelnemers met in totaal 621 sites. Er werd gebruik gemaakt van een doelgerichte selecte steekproef. Gezonde studenten (N=7), gingivitis (N=3) en parodontitis (N=2). Er werd op twee manieren materiaal verzameld. Allereerst om het werkvoorschrift te kunnen schrijven en daarna volgens het werkvoorschrift metingen te kunnen uitvoeren bij een onderzoekspopulatie. Voor het werkvoorschrift zijn er oefensessies geweest om te leren werken met het apparaat waarbij de opdrachtgever en de onderzoekers zelf proefpersonen waren. Hierbij is getest hoe de positie, plaatsing, meetvolgorde en het gebruik van het apparaat volgens de WIP-richtlijnen mogelijk was. De meetinstrumenten waren de BOMP en de Simba. De meetmomenten vonden plaats op de HU-klinieken van de Hogeschool Utrecht. De deelnemers werden eenmalig gemeten (T=0). De metingen zijn door één onderzoeker uitgevoerd en door één onderzoeker geobserveerd. Voor de data-analyse werd er gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek van gemiddelden en percentages. De analyse van het onderzoek zijn verwerkt in het programma Exel.

Resultaten

Het werkvoorschrift werd getest bij zeven proefpersonen voordat het werd ingezet tijdens de klinische onderzoek metingen. Het werkvoorschrift benadrukt het belang van kalibratie, positie, plaatsing, druk, meetvolgorde en efficiënte gebruik volgens de WIP-richtlijnen. Gemiddelde saturatie StO2 was 68,5% (SD 10,4) en 72.5% (SD 12,6) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde bloedvolume was 0,97% (SD 1.66) en 0,92% (SD 1.15) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde hoeveelheid bilirubine was 14,77µm (SD 13,18) en 16,10µm (SD 10,30) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde vaatdiameter was 0,02mm (SD 0,02) en 0,01 mm (SD 0,02) bij geen en wel bloeding.

Klik hier voor een vergrote versie van de poster

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat de Simba op een efficiënte manier gebruikt kan worden met behulp van het opgestelde meetprotocol met werkvoorschrift. Daarnaast geven de metingen goede/logische fits en kan het apparaat verschillende parameters meten die inzicht geven op de gradatie van ontsteking. De uitkomsten voor alle parameters behalve saturatie bieden een logische uitkomst. Anderzijds is er nog geen waarde vast te stellen voor een gezonde gingiva, gingivitis en parodontitis, hiervoor moet nog meer onderzoek uitgevoerd worden.

Afstudeeronderzoek | poster door:
Enes Ercan en Julia Johannink, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere afstudeerprojecten van studenten Mondzorgkunde

Deze afstudeerprojecten werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de onderzoeken die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
therapie

De applicatie van nieuwe biologicals bij regeneratieve parodontale therapie

Verslag van de lezing van prof. Anton Sculean over de toepassing van hyaluronzuur bij de regeneratieve parodontale therapie. Hyualuronzuur werd in 1934 voor het eerst beschreven. Er zijn veel artikelen over het effect op groeifactoren. Hyaluronzuur is een belangrijke stof bij het ontstaan van granulatieweefsel in de extra cellulaire matrix. Daar hoopt het zich op na beschadigingen om tot drie tot vijf dagen op een maximum hoeveelheid uit te komen.
De organen van embryo’s zijn inbed in hoge concentraties hyaluronzuur. Wanneer je bij een hele jonge patiënt of embyo een operatie uitvoert, is de genezing uitzonderlijk goed. Er wordt nagenoeg geen littekenweefsel gevormd. Hyaluronzuur lijkt hierbij een belangrijke rol te spelen.

Preklinisch onderzoek

In een preklinische studie werd onderzocht wat de effecten waren van hyaluronzuur op verschillende soorten fibroblasten. Er werd vooral gekeken of het een positief effect had op de wondheling.
Het hyaluronzuur molecuul komt in verschillende variaties voor: kort, lang, gecrosslinked of juist niet. Wanneer het hyaluronzuur gecrosslinked is, heeft het een betere stabiliteit. Er werden verschillende variaties onderzocht.
Bij het toevoegen van hyaluronzuur bleek dat de cellen meer geprolifereerd waren vergeleken met de controle groep, waarbij niets toegevoegd was. Hetzelfde werd gevonden voor de mate waarin deze cellen kunnen migreren: bij de hyaluronzuurgroep was dit significant groter. Als laatste bleek dat hyaluronzuur een stimulerende werking heeft op de expressie van genen die coderen voor groeifactoren die belangrijk zijn voor de (littekenvrije) wondgenezing. Het is een biocompatibel materiaal en heeft geen negatieve effecten op de fibroblasten. Klinisch zorgt de aanwezigheid voor hyaluronzuur ervoor dat er minder littekenweefsel gevormd wordt.

Dierstudies

Beagles werden gebruikt om te beoordelen of hyaluronzuur een effect heeft op de genezing bij intrabony defecten. Deze botdefecten zijn chirurgisch gemaakt en geïnfecteerd en op verschillende manieren beoordeeld. De controlegroep was een behandeling met behulp van een open flap debridement en de testgroepen waren met toevoeging van hyaluronzuur, een collageenmatrix en een gecombineerde behandeling met hyaluronzuur en collageen.
Er werd een klinische beoordeling gedaan en een histologische analyse. Bij de controle groep is spontane regeneratie te zien bij het apicale deel, maar als je kijkt naar het deel meer apicaal dan is er weinig regeneratie te zien van cement, parodontaal ligament (PDL) en bot. Bij de testgroepen is histologisch coronaal vorming van cement, PDL en zelfs bot te zien. Dit was het eerste bewijs dat hyaluronzuur een positief effect heeft op de parodontale regeneratie. Wanneer hyaluronzuur gecombineerd wordt met collageen is de mate van regeneratie zelfs nog groter.

Hyaluronzuur en herstel van recessies

Ook werd onderzocht of hyaluronzuur een bijdrage kan leveren aan het herstellen van recessies. Ook hierbij werd bij honden een botdefect gecreëerd. De controle groep werd alleen behandeld met een flap. Bij de testgroepen werd of alleen hyaluronzuur toegevoegd of gecombineerd met collageen. Bij hyaluronzuurgroep was de pocketdiepte veel minder diep ten opzichte van de controle groep. Bij de histologische analyse was veel meer vorming van cement te zien en PDL, waarbij duidelijk parodontale regeneratie zichtbaar is.

Regeneratie van klasse III furcatiedefecten

Vervolgens is onderzoek gedaan naar de regeneratie van klasse III furcatiedefecten bij honden. Deze studie is nog niet gepubliceerd. De open flap debridement is wederom de controlegroep. Bij de controle groep was geen volledige sluiting van de furcatie te verkrijgen. Ook bij de groep die behandeld werd met de collageenmatrix was weinig genezing te zien in de furcatie. Bij de hyalurongroep was duidelijk botingroei en vorming van cement te zien, maar nog steeds was de furcatie niet volledig gesloten. Bij de gecombineerde groep was een vergelijkbaar beeld te zien. Het volledig sluiten van de furcatie was niet mogelijk. Wel is duidelijk een toename aan nieuw gevormd cement te zien.

Klinische studies

Hierbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de behandeling met hyaluronzuur en de behandeling met amelogenins. Bij beide groepen was een vergelijkbare behandeluitkomst te zien en lieten beide een goede uitkomst zien die stabiel was na twee jaar.
Anton Sculean is professor and chairman of the Department of Periodontology and currently the Head of the Dental Research Center (DRC) of the School of Dental Medicine, University of Bern, Switzerland. Prof. Sculean has authored more than 460 articles in peer-reviewed journals, 30 chapters in periodontal textbooks and has delivered more than 500 lectures at national and international meetings. He is Editor in Chief of Periodontology 2000, one of the top 2 ranked journals in Dentistry. Prof. Sculean has been a recipient of many research awards, among others the Distinguished Scientist Award of the International Association for Dental Research (IADR), the Anthony Rizzo Young Investigator Award of the Periodontal Research Group (PRG) of the IADR, the IADR/PRG Award in Regenerative Periodontal Medicine, and the Distinguished Teacher Award of the European Orthodontic Society. Professor Sculean is currently listed as the top-rated expert in Periodontics in the world. He is board member of the Osteology Foundation and of the Continental European Division (CED) of the IADR.

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van prof. Anton Sculean tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
gebit, tandvlees

Onderzoekers ontwikkelen nieuw apparaat voor vroege opsporing van tandvleesaandoeningen

Onderzoekers van de University of Birmingham zijn bezig met het ontwikkelen van een sonde die uit slechts een speekselmonster een snelle en nauwkeurige beoordeling kan geven van zowel de aanwezigheid als de omvang van tandvleesaandoeningen. Volgens een persbericht van de universiteit zal de technologie een cruciale rol zal spelen bij de vroege detectie van hart- of longaandoeningen, diabetes type 2 en reumatoïde artritis.

Ernstige gevolgen van parodontitis

Parodontitis wordt veroorzaakt door een infectie in het tandvlees en is de belangrijkste oorzaak van tandverlies. Onbehandelde tandvleesaandoeningen hebben daarnaast ook verstrekkende en ernstige gevolgen voor de rest van het lichaam, waar het correleert met een ontstekingsreactie die het ziekteverloop bij andere aandoeningen kan verergeren. Voorbeelden hiervan zijn een verhoogd risico op een hartfalen bij diabetes type 2, en een verhoogd risico op een beroerte of hartfalen bij hart- en vaatziekten.

Vroege detectie is essentieel

Voor mensen met deze aandoeningen is vroege detectie en behandeling van tandvleesaandoeningen een prioriteit. Tandvleesaandoeningen worden meestal vastgesteld in de tandartsstoel, wanneer mondhygiënisten of tandartsen op zoek zijn naar indicatoren als tandbeweging, gevoeligheid, bloedend tandvlees of zwelling. Twee onderzoekers van Birmingham University’s School of Chemistry en School of Dentistry hebben nu een techniek ontworpen die parodontitis kan vaststellen in welke zorgomgeving dan ook.

Meting van biomarkers in speeksel

Om parodontitis uit speeksel te detecteren, zou een gespecialiseerde sonde en een detector worden gebruikt. Een kwantitatieve meting van specifieke biomarkers zou dan zowel de aanwezigheid van tandvleesaandoeningen als de ernst ervan aangeven.

Vier eiwitten

Eerder dit jaar identificeerde en valideerde een team van onderzoekers van de Parodontale Onderzoeksgroep van de universiteit een biomarkerpanel in gingivale creviculaire vloeistof- en speekselmonsters. Het panel bevatte vier eiwitten die onderscheid zouden kunnen maken tussen parodontale gezondheid en ziektetoestanden. Het onderzoek werd gepubliceerd in het Journal of Clinical Periodontology.

Goed voor de gezondheid en kostenverlagend

“De mogelijkheid om biomarkers voor ziekten in realtime te detecteren en te profileren, maakt het mogelijk om de ernst van de ziekte te controleren, en met name de overgang tussen mildere en ernstigere vormen van tandvleesaandoeningen. Dit zal niet alleen de tandheelkundige gezondheid ten goede komen, maar ook de kosten verlagen en patiënten aantrekken voor wie parodontale behandeling op de lange termijn levensreddend kan zijn”, aldus een van de onderzoekers in het persbericht.

Binnen een jaar beschikbaar

Op basis van de bevindingen kregen de onderzoekers financiering van de Engineering and Physical Sciences Research Council, de primaire financieringsentiteit voor dit soort onderzoek in het VK, om een prototype van het nieuwe apparaat te ontwikkelen. Volgens het persbericht is het toestel naar verwachting binnen een jaar beschikbaar.

Langetermijnvisie

Op de lange termijn verwachten de onderzoekers een sonde te ontwikkelen die klein genoeg is om in de ruimte tussen tandvlees en tanden te worden ingebracht. Hierdoor kunnen tandartsen vloeistof uit specifieke gebieden in de mond verzamelen en de plaats van infectie nauwkeurig identificeren.

Bronnen:

University of Birmingham
Journal of Clinical Periodontology 

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Wat kan het microbioom ons vertellen bij parodontitis

Wat kan het microbioom ons vertellen bij parodontitis?

Voor microbiologie heb je altijd de microscoop nodig. Het microbioom is niet zichtbaar met het blote oog. In 1998 werd Socransky bekend met zijn onderzoek naar parodontale clusters. Deze clusters zijn bacteriën die vaak samen voorkomen in subgingivale plaque. Wat weten we nu over het microbioom? Verslag van de online lezing van prof. dr. Egija Zaura tijdens de EuroPerio Series Single Session.

Voor microbiologie heb je altijd de microscoop nodig. De microbioom is niet zichtbaar met het blote oog. In 1998 werd Socransky bekend met zijn onderzoek naar parodontale clusters. Deze clusters zijn bacteriën die vaak samen voorkomen in subgingivale tandplaque. Ze werden gevonden door de DNA checkerboard methode. Een gemakkelijke en snelle methode, zeker voor die tijd. De bacteriën moesten eerst individueel gekweekt worden en daarna ingevroren. De meeste bacteriën die in de pocket voorkomen, groeien niet zo goed in het laboratorium. Dit is een groot struikelblok voor deze methode. Vervolgens moest er DNA vrijgemaakt worden uit de bacterie. De dubbele helix van de DNA uit de gekweekte bacteriën wordt gesplitst door het te verwarmen. Zo ontstaan er probes. Ook de samples worden verwarmd, om een enkelstrengs DNA te creëren. Vervolgens worden de twee type enkelstrengs DNA – die van de probes en van de samples gekruist met elkaar. Als er twee strengen complementair blijken te zijn, dan plakken ze aan elkaar vast. Het heet de checkerboard methode omdat de resultaten eruit zien als een schaakbord met afwisselend lichte en donkere vakjes.
De verschillende clusters komen vaak samen voor in subgingivale plaque. Socransky koppelde de status van de parodontale gezondheid waarmee desbetrefende groep van de bacteriën geassocieerd was aan kleur: paarse en rode – meest gerelateerd met parodontitis, oranje – gemiddeld, gele en groene – het minst. Aan de hand van deze clusters werd het parodontale risico ingeschat.
Helaas is het zo dat weinig bacteriën uit de mond gekweekt kunnen worden in het lab. Van alle bacteriën op de wereld, kunnen we maar 2% kweken in een petri-schaaltje. Van de bacteriën in de mondholte kunnen we ongeveer 50% kweken, maar de rest blijft onbekend.

Moleculaire biologie

In de cel van de bacterie is DNA aanwezig. Dit DNA codeert voor verschillende genen. Het ribosomale RNA gen codeert voor ribosoom – de plek waar eiwitten worden geproduceerd. Er vinden weinig mutaties plaats in dit stukje DNA, daardoor is het goed te gebruiken voor microbiële taxonomie (naamgeving).
Wanneer je de cel kapot hebt gemaakt, het DNA geëxtraheerd hebt, zie je dat het ribosomale RNA gen uit verschillende onderdelen bestaat. Een aantal stukjes van dit gen is aanwezig in alle bacteriën en is heel constant. We noemen dit daarom ook het ‘constante gebied’. Andere delen zijn specifiek per bacteriële soort en hiermee kunnen we onderscheid maken tussen verschillende bacteriën. Dit DNA wordt eigenlijk gebruikt als een soort barcode om verschillende microben te onderscheiden. Er is een grote database waar we met deze informatie op kunnen zoeken om welke bacterie het gaat. Hierbij is het voordeel dat we de bacterie niet hoeven te kweken om de naam te vinden.

Verschillende technieken

Toch wordt de kennis uit de methode van Socransky nog veel toegepast. Een voorbeeld hiervan in de Quantitative Polymerase Chain Reactie (qPCR) die moleculaire biologie combineert met de clusters van Socransky. Hierbij worden de bacteriën nog steeds opgedeeld in clusters en aangegeven in welke mate deze bacteriën aanwezig waren. Het qPCR is een hele sensitieve methode: je weet precies hoeveel bacteriën er aanwezig zijn. Nadeel is dat er alleen naar bepaalde bacteriën gezocht wordt: namelijk de bacteriën die gekweekt konden worden in de tijd van Socransky.
Er moet verder gekeken worden dan alleen de kweekbare bacteriën. Dit kan met behulp van 16SrRNA gen amplicon library sequencing. Hierbij worden stukjes van 16S rRNA gen van alle bacteriën in een sample afgelezen. Deze ‘big data’ wordt ingevoerd in de computer en een algoritme kan ons vertellen wat er in het sample aanwezig is. Hierbij gaat het dus om de aanwezigheid van bacteriën en weet je nog niets over de activiteit of virulentie van de bacteriën. Je weet niet of de bacterie alleen aanwezig is of dat deze ook actief is.
Met behulp van de 16SrRNA gen kun je nagaan welke bacteriën aanwezig zijn, maar je kunt ook nagaan welke genen actief zijn binnen het sample: dan wordt gekeken naar het meta-transcriptoom. Ook kan er beoordeeld worden wat het metabolisme is.

Klinische voorbeelden

Een patiënt van 52 jaar werd verwezen naar de parodontoloog. De mondhygiëne was goed en de plak score was laag. Toch was er een hoge bloedingsscore. De diepte van de pockets viel mee. Na het maken van een kweek volgens Socransky, kwamen er weinig bacteriën naar voren en al helemaal geen specifieke paropathogenen. Ook uit de qPCR kwam weinig resultaat naar boven. Met behulp van de 16SrRNA gen amplicon sequencing techniek hebben ze naar het hele microbioom gekeken en hieruit kwam naar voren dat er heel veel van een specifieke bacteriesoort aanwezig was. Deze bacteriesoort was bekend vanuit ziekenhuizen en resistent tegen de meeste antibiotica. Het was een aerobe bacterie die je in eerste instantie niet in een pocket zou verwachten. De naam is Pseudomonadaceae.
Wat er bij deze patiënt gebeurd is, is dat hij hoogstwaarschijnlijk overbehandeld is met antibiotica. Daarna hebben andere bacteriesoorten de plek ingenomen in de pocket en deze reageren niet op onze behandeling. Hiervoor moet een nieuwe behandeling gezocht worden die specifiek deze bacteriën kan aanpakken.

Verschillende onderzoek naar het microbioom

Uit onderzoek van Bizarro uit 2016 bleek dat je patiënten in twee groepen kunt opdelen: de eerste groep reageerde goed op de huidige behandelmethode, waardoor het aanhechtingsverlies stabiliseerde. De tweede groep reageerde niet op de huidige behandelmethode en het aanhechtingsverlies nam toe. Er was daarbij geen verschil tussen het wel of niet toedienen van antibiotica.
Wanneer het microbioom van de twee groepen werd vergeleken, bleek dat voor behandeling al verschillen aanwezig waren. Degenen die niet goed op de therapie reageerden, hadden een complexer microbioom met meer samenhang tussen de verschillende bacteriën. Uit deze kleine studie komt naar voren dat het wellicht in de toekomst mogelijk zal zijn om van te voren een inschatting te maken hoe succesvol je behandeling zal worden aan de hand van het microbioom.
In een grotere studie werden speekselsamples verzameld van gezonde jongvolwassen vrijwilligers zonder parodontale problemen. Het microbioom werd onderzocht en het bleek dat deze groep grofweg in te delen was in vijf subgroepen. Er was een specifiek microbioom dat puur proteolytisch was en een die meer saccharolytisch was. Een ander microbioom kon makkelijker switchen tussen verschillende groepen. Met name in de proteolytische groep vonden ze al tekenen van dysbiose. Dit is een disbalans tussen je microbioom en jezelf. Om echt duidelijke uitspraken te kunnen doen of deze patiënten een hoger risico hebben, zul je ze met de tijd moeten vervolgen. Dat is niet gedaan in dit onderzoek.
Een ander onderzoek heeft een kleine groep patiënten iedere twee maanden gevolgd. Aan de hand van klinische symptomen hebben de onderzoekers beoordeeld of er op een specifieke plek in de mond een stabiele parodontale situatie was of dat er sprake was van toename van het aanhechtingsverlies. Op deze verschillende plekken hebben ze naar het microbioom gekeken en specifiek naar de genen die op dat moment actief waren (het meta-transciptoom). Ze vonden dat er veel meer genen actief waren op de plekken met toename van aanhechtingsverlies. Daarnaast vonden ze dat het niet alleen specifieke bacteriën waren die actief waren, maar het hele microbioom.
Helaas is het afnemen van een sample van het microbioom nog erg techniekgevoelig. Er is hier nog geen duidelijke gestandaardiseerde methode voor, waardoor er vaak fouten insluipen.

Bacterioom

We gebruiken vaak de term microbioom, maar eigenlijk kijken we bij de bovengenoemde technieken alleen naar bacteriën: het bacterioom. Je gaat hierbij voorbij aan bijvoorbeeld schimmels, virussen en andere micro-organismen.

Het microbioom heeft veel potentie, maar we kijken of dit moment nog naar de top van de ijsberg. We hebben nog te weinig informatie over de rest van de micro-organismen in de mond.
Prof. dr. Egija Zaura behaalde haar opleiding Tandheelkunde in 1995 in Zweden. Zij combineerde vanaf 1997 haar werk in een tandartspraktijk met haar masteropleiding Algemene Tandheelkunde aan de Riga Stradins Universiteit in Letland. In 2002 behaalde zij cum laude haar PhD in Preventieve tandheelkunde aan ACTA. Sinds 2003 werkt zij als onderzoeker en docent bij ACTA, afdeling Preventieve tandheelkunde.

Verslag van de lezing van prof. dr. Egija Zaura door Paulien Buijs, tandarts, tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Hart - gezondheid

Parodontitis gekoppeld aan de resultaten van een hartaanval

Mensen met parodontitis lopen een verhoogd risico op ziekenhuisopname als gevolg van een hartaanval. Dat blijkt uit onderzoek dat is gepubliceerd in de Journal of the American Dental Association.

Onderzoekers evalueerden hoe hartaanvalgerelateerde ziekenhuisopnames en nazorgbezoeken varieerden op basis van de eerdere tandheelkundige en medische zorg van de patiënten. Patiënten met actieve parodontale zorg vóór hun hartaanval hadden meer evaluatie- en managementbezoeken na hun ziekenhuisverblijf. Dat suggereert dat het een voordeel is om mondgezondheid op te nemen om de resultaten te verbeteren.

“Tandheelkunde kan beschermende effecten hebben met betrekking tot ziekenhuisopname voor hartaanvallen binnen bepaalde patiëntengroepen”, schreven de auteurs. Het onderzoek werd geleid door Dr. Romesh P. Nalliah, MHCM, van de University of Michigan School of Tandheelkunde.

Het onderzoek werd uitgevoerd in de VS. Daar vinden elk jaar 800.000 hartaanvallen plaats. Eerder onderzoek suggereert dat patiënten met parodontitis een verhoogd risico lopen op ziekenhuisopnames die verband houden met een hartaanval. En dat preventieve mondzorg kan helpen beschermen tegen ziekenhuisopname voor sommige patiënten.

Opzet van het onderzoek

Om het verband tussen parodontale zorg en hartaanvalgerelateerde ziekenhuisopnames en nazorg te bestuderen, gebruikten de onderzoekers gegevens over verzekeringsclaims uit MarketScan Research Databases. Die bevatten informatie van meer dan 265 miljoen particulier verzekerde patiënten.

Ze omvatten patiënten die in 2017 in het ziekenhuis waren opgenomen voor een hartaanval en die ook claimgegevens hadden in 2016 en in 2018. Patiënten werden uitgesloten als ze in 2016 in het ziekenhuis waren opgenomen voor een hartaanval. De auteurs hebben ook patiënten uitgesloten die gedurende alle drie de studiejaren geen medische en tandheelkundige dekking hadden.

Meer en langere zorgbezoeken

Van de 2.370 patiënten in het onderzoek ontving 47% reguliere mondzorg voor hun ziekenhuisopname, 7% ontving actieve parodontale zorg en 10% ontving gecontroleerde parodontale zorg. Meer dan een derde van de patiënten had geen mondzorg voordat ze in het ziekenhuis werden opgenomen voor een hartaanval.

Degenen in de gecontroleerde parodontale zorggroep hadden meer postacute zorgbezoeken in de 30 dagen na ziekenhuisopname voor een hartaanval. Ze hadden ook een kortere ziekenhuisopname dan patiënten in de groep zonder tandheelkundige zorg (4,39 dagen versus 5,11 dagen).

Toen de onderzoekers de gecontroleerde en actieve parodontale zorggroepen in één groep combineerden, hadden degenen die parodontale zorg kregen vóór een hartaanval nog steeds meer kans op postacute zorgbezoeken dan degenen in de groep zonder tandheelkundige zorg.

“De resultaten van onze cohortstudie suggereren fundamentele gezondheidsverschillen tussen de parodontale zorggroep en de andere groepen”, schreven de auteurs.

De onderzoekers zagen het toegenomen aantal posthospitaalbezoeken voor patiënten met parodontitis als een goed teken en merkten op dat ze de zorg beter konden opvolgen na een ziekenhuisopname. Ze wezen op begeleiding van een gezondheidsinstantie die postacute zorgbezoeken gebruikt als een kwaliteitsmaatstaf om de resultaten en ervaringen van patiënten te verbeteren.

Beperkingen van het onderzoek

De studie was echter niet zonder beperkingen. Om te beginnen heeft de MarketScan-database geen gegevens van alle staten en ook niet alle particuliere verzekeringsmarkten. Informatie over overlijden was ook niet beschikbaar. Uiteraard zijn deze resultaten ook niet generaliseerbaar buiten de VS.

Zelfs met de beperkingen zeggen de onderzoekers dat hun bevindingen een duidelijk beeld geven: dat parodontale zorg gekoppeld is aan gunstigere resultaten met betrekking tot ziekenhuisopnames voor hartaanvallen.

“We presenteerden enkele belangrijke implicaties voor de klinische zorgverlening”, schreven de auteurs. “Meer samenwerking tussen tandartsen en eerstelijnsartsen en cardiologen en een betere uitwisseling van zorginformatie tussen zorgverleners zou kunnen helpen bij vroege interventie en preventie van AMI en de complicaties ervan.”

Bron:
The Journal of the American Dental Association

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
caries - tandarts

Vijf factoren die het risico op peri-implantitis beïnvloeden

Om peri-implantitislast te verminderen en de levensduur van tandheelkundige implantaten te verlengen is de zoektocht naar optimale implantaatoppervlakken in volle gang. Een review die is gepubliceerd in Dentistry Review beschrijft de antimicrobiële impact van implantaatoppervlakken op het complexe orale microbioom, en vonden vijf factoren die het risico op peri-implantitis beïnvloeden.

Levensduur is cruciaal

Implantaten komen steeds vaker voor: prognoses geven aan dat tot 23% van de gedeeltelijk edentate bevolking in de VS kan kiezen voor tandheelkundige implantaten om de orale esthetiek, het kauwen en de kwaliteit van leven te verbeteren. Het waarborgen van de levensduur van implantaten is van cruciaal belang voor positieve uitkomsten. Het falen van een implantaat kan optreden als het gevolg van een gebrek aan osseointegratie of peri-implantaire infectie. Dit resulteert in een immuunrespons van de gastheer die leidt tot botresorptie en destabilisatie van het implantaat.
Microbiologische respons op implantaatmaterialen

Onderzoekers van de VK hebben een uitgebreide studie uitgevoerd naar de beschikbare literatuur over de microbiologische respons op de reeks beschikbare implantaatmaterialen en oppervlaktekenmerken. Ze hadden in het bijzonder aandacht voor orale biofilms en het complexe netwerk van interacties van het microbioom.

Vijf factoren

Aangezien men zich bewust is van het probleem is er veel onderzoek gedaan naar vergroting van implantaatoppervlakken om microbiële kolonisatie tegen te gaan. Hoewel het implantaatmateriaal zelf een directe invloed heeft op de hechting en levensvatbaarheid van bacteriën, zijn de oppervlakteafwerking en vermoedelijke antimicrobiële coatings van cruciaal belang om vroege biofilmvorming tegen te gaan. In grote lijnen zijn er vijf factoren van invloed kunnen zijn op het risico op peri-implantitis, volgens de auteurs.

1. Implantaatmaterialen

De belangrijkste verschillen tussen implantaatmaterialen en inheemse tanden zijn hun samenstelling en structurele invloed op de topografie van het uitwendige oppervlak. Het selecteren van het primaire implantaatmateriaal zoals titaniumlegering of zirkonium kan cruciaal zijn voor het voorkomen van biofilmaccumulatie, volgens de auteurs.
Titanium is biologisch inert, en kan baat hebben bij de afwezigheid van een cytotoxisch effect op gastheercellen. Dit soort materialen zal ook geen invloed hebben op exogene cellen, zoals bacteriën. Het toevoegen van extra metalen aan implantaten van titaniumlegering kan een blijvend antimicrobieel potentieel toevoegen aan het implantaatmateriaal. Er is echter ook verband gerapporteerd tussen peri-implantitis en opgelost titanium in het orale milieu. Deze ontdekking geeft aanleiding tot bezorgdheid over de ongewenste afgifte van deeltjes tijdens titaniumcorrosie, meldden de auteurs.
Zirkonium wordt veel gebruikt in tandheelkundige implantaten vanwege de niet-cytotoxiciteit, sterke biocompatibiliteit en esthetiek. Implantaten worden vaak gemaakt van aluminiumoxide-gehard of yttriumoxide-gestabiliseerd zirkoniumoxide. Dit zorgt voor een combinatie van de temperatuurbestendige eigenschappen van keramiek en breukvastheid van metaal.

2. Afgifte van antimicrobiële middelen

Een oppervlak met afbreekbare antimicrobiële stoffen met snelle afgifte beschermt tegen infectie en helpt bij langdurig implantaatsucces. Het toedieningssysteem van deze antimicrobiële verbinding is cruciaal voor de levensduur van het effect.
Hoewel er meerdere soorten antimicrobiële systemen voor implantaten zijn, zeiden de auteurs dat het beste is om een burst-release-systeem te combineren met andere antimicrobiële coatingmethoden. Echter is dit “een onderzoeksgebied dat verdere aandacht vereist om de werkzaamheid van deze coatings tegen complexe biofilms te rapporteren”, schrijven de auteurs.

3. Ophoping van tandplak

Verschillende klinische onderzoeken hebben de ophoping van tandplak op verschillende implantaatoppervlakken onderzocht. Er bestaat volgens de onderzoekers echter geen consensus over de invloed van de biomassa op botresorptie en implantaatfalen.
Ook bestaat het idee dat een ruw implantaatoppervlak kan leiden tot meer opgehoopte tandplak. De auteurs meldden daarentegen dat de “ultragladheid van oppervlakken misschien geen noodzakelijk kenmerk is voor anti-biofilmeigenschappen”.

4. Epigenetische factoren

Een recente trend richt zich op het identificeren van de rol van epigenetische mechanismen. Voorbeelden hiervan zijn methylering en de invloed van microRNA, een genetische component, op osseointegratie. Hoe een implantaat in het omliggende bot integreert beïnvloedt de overleving van het implantaat, benadrukken de auteurs.

5. Ontstekingsreactie

Tot slot is bekend dat ontstekingen een negatieve invloed hebben op de levensduur van implantaten. Daarom is het beheersen van ontstekingen de sleutel tot het voorkomen van peri-implantitis. “De potentiële pro-inflammatoire reacties geassocieerd met het eigenlijke implantaatoppervlak kunnen van vitaal belang zijn voor de overleving van het implantaat”, aldus de auteurs.

Noodzakelijke zoektocht

“De zoektocht naar optimale implantaatoppervlakken is noodzakelijk voor het verminderen van de peri-implantitislast en de levensduur van tandheelkundige implantaten. Tot op heden worden in dit onderzoeksgebied onderbenutte sequentiemethodologieën van de volgende generatie, die een dieper inzicht in de complexe interacties tussen orale micro-organismen, gastheerrespons en implantaatoppervlakcoatings mogelijk maken”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
Dentisry Review

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Podcast

Podcast: hoe voorspelbaar is parodontale regeneratie?

Tanden verwijderen en vervangen of toch proberen om de tanden te redden? Wat is de beste optie en hoe voorspelbaar is parodontale regeneratie eigenlijk? Dit wordt besproken door Mariano Sanz en Anton Sculean in de tweede (Engelstalige) Perio Talks-podcast van de European Federation of Periodontology.

Recente vorderingen

De afgelopen jaren zijn vorderingen gemaakt op het gebied van regeneratie. Ook houden Sanz en Scuelan bij hun overweging rekening met de huidige biologische kennis en chirurgische vaardigheden die clinici nodig hebben om botregeneratie met succes uit te voeren, in plaats van tanden te verwijderen en te vervangen.

Redden is beter op de lange termijn

“Op korte termijn is het een goede optie om de tanden te trekken, het is heel gemakkelijk, maar op lange termijn is het redden van tanden door gebruik te maken van regeneratieve technieken veel voorspelbaarder en kan de levensduur van de behandeling verbeteren,” legt Prof. Sculean uit in de podcast.

Patiëntenselectie bepaalt mede de voorspelbaarheid

Wat betreft voorspelbaarheid is patiëntenselectie belangrijk, zegt prof. Sanz. Om succes te bereiken heeft “een patiënt [namelijk] een uitstekende mondhygiëne en biofilmcontrole nodig, omdat de belangrijkste factor bij wondgenezing is dat deze genezing plaatsvindt in een schone omgeving die ontstekingsvrij is”.

Het hele gesprek is hier te beluisteren:

Bron:
EFP

Lees meer over: Parodontologie, Podcast, Thema A-Z
Is het tijd voor een nieuwe parodontitisaanpak

Is het tijd voor een nieuwe parodontitisaanpak?

Het is mogelijk tijd voor een nieuwe aanpak voor het identificeren van patiënten met een groter risico op actieve en verergerende parodontitis, volgens een bericht in het Journal of the American Dental Association. Nieuwe hulpmiddelen die zich bijvoorbeeld richten op specifieke biomarkers zouden kunnen leiden tot eerdere en verbeterde beslissingen.

Voorspellen is lastig

Parodontitisactiviteit wordt klinisch gedefinieerd als progressief verlies van sondehechting en alveolaire botresorptie. Het is geen uitdaging voor clinici om parodontitis te identificeren, maar wel om de patiënten met een verhoogd risico op het ervaren van actieve en voortschrijdende ziekte te vinden. Momenteel zijn clinici afhankelijk van klinische en radiografische metingen die bestaande parodontitis identificeren. Zo weten clinici de ziektestatus van een patiënt pas als de schade onomkeerbaar is.

Speekselmarkers

In de afgelopen decennia zijn speekselmarkers, waaronder matrixmetalloproteïnasen-8 (MMP-8), onderzocht als manieren om onderscheid te maken tussen gezonde patiënten en mensen met tandvleesaandoeningen. Eerdere studies hebben aangetoond dat MMP-8 overvloedig aanwezig is in speeksel en een rol kan spelen bij de destructieve gebeurtenissen die kenmerkend zijn voor parodontitis, schreven de auteurs.

Aanpakken voor het te laat is

De ontwikkeling van een snelle test die MMP-8-niveaus kan detecteren kan dus een manier zijn om tandvleesaandoeningen aan te pakken voordat het te laat is. Dit zou moeten worden gecombineerd met een analyseplatform dat de dossiers van een patiënt integreert met ziekteactiviteit. Deze tools moeten gebruiksvriendelijk zijn en worden ontworpen om gemakkelijk in de huidige klinische workflows te kunnen worden geïntegreerd.

Testen aan de stoel

Dit type diagnostiek zou kunnen worden geïmplementeerd in een teststrategie aan de stoel binnen een tandartspraktijk. De hoop van de auteurs van het artikel is dat dit zou kunnen leiden tot eerdere en verbeterde beslissingen met betrekking tot behandeling, prognose en recallplanning. Patiënten die een groter risico op ziekteprogressie zouden hebben, zouden dan bijvoorbeeld tijdig (preventief) behandeld kunnen worden door tandartsen.

Verschuiving in het denken

Om een dergelijke innovatie impact te laten hebben, is adoptie op grote schaal vereist. Dit vereist volgens de auteurs een verschuiving in het denken “die facetten van onze huidige en al lang bestaande reactieve benaderingen van diagnose en behandeling op de proef stelt”. Hoewel clinici de beperkingen van het vermogen om ziekte te voorspellen moeten erkennen, betekent dat niet dat de status-quo de oplossing is. Het is tijd om over te stappen van de huidige reactieve benaderingen voor het diagnosticeren en behandelen van parodontitis en op zoek te gaan naar nieuwe innovaties, schreven ze.

Discussie stimuleren

“Het doel van ons commentaar is om de discussie op zowel algemeen tandheelkundig als gespecialiseerd niveau te stimuleren over de behoefte aan nieuwe hulpmiddelen, waaronder POC [point-of-care]-technologieën met een verhoogde focus op biomarkers van ziekteactiviteit.” Uiteindelijk zou een verbeterde patiëntgerichte benadering “zowel generalistische als gespecialiseerde clinici in staat om het ziekteproces voor te lopen en de behandelingsplanning beter te personaliseren”, concluderen de auteurs.

Bron:
Journal of the American Dental Association

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
vraagteken - vragen

Het paro-endo-probleem: de kip of het ei?

Het paro-endo-probleem is een op zichzelf staande aandoening, wordt vaak gedacht. Met meer kennis over de verschillen en overeenkomsten tussen parodontale en endodontische problemen zien we dat het iets weg heeft van het ‘kip of het ei’ verhaal: wat was er nu eigenlijk eerst? Maakt dat wat uit voor de behandeling en wat kan je eraan doen?

Daniëlle Boonzaaier vertelde hierover tijdens haar lezing op het lustrumcongres van NVM-Mondhygiënisten.

Weggetjes

In 1964 werd er voor het eerst geschreven over paro-endo. Bij een paro-endo bestaat er communicatie via een pocket met het apicale gebied.
Het apicale gebied met het foramen apicale is bij iedereen wel bekend maar de laterale kanaaltjes als weggetjes zijn minder bekend. Ook deze kanaaltjes gaan richting het parodontium. Daarnaast zijn er nog de tubuli die kunnen communiceren met het parodontium. Meestal is dit allemaal geen probleem, maar wanneer is het wel een probleem? Op welk moment gaat het fout? In de loop van tijd zijn de ideeën hierover verschoven.

Incidentie

Bij 5% van de patiënten komen paro-endo-problemen voor terwijl 30% een endo-probleem heeft dat zichtbaar is op de foto. Dus dan valt de incidentie van 5% nog wel mee. Bij een paro-endo probleem is er wel meer botafbraak. Als het eenmaal zo ver is, gaat het heel hard achteruit.

Wanneer begint het elkaar te versterken?

Een paro-patiënt heeft niet meteen na een paar jaar een endo-probleem. Vaak zie je dat als er communicatie is dat de bacteriën proberen binnen te dringen en dat de pulpa prima in staat is om dit proces te stoppen. Dat kan bijvoorbeeld door reparatief of tertiaire dentine. Dit zie je ook binnen het cariësproces gebeuren en dit kan dus ook bij parodontale problematiek. Als de pulpa gewoon gezond is, komen er geen problemen doordat de pulpa goed kan reageren.

Een endodontisch probleem daarentegen geeft bijna altijd tekenen bij het parodontium. Dit beeld zich uit bij de laterale kanaaltjes en ook in de furcaties als lucenties op het röntgenbeeld. Als er apicaal een abces ontstaat, dan zoekt zich dat een weg met de minste weerstand. Er kan dan een pocket of een fistel ontstaan. Hier hebben we dus redelijk vaak mee te maken bij endodontische problemen. Net als bij de pulpa is ook hier sprake van een lokale afweer, dus vaak zijn dit geen blijvende parodontale defecten dankzij het cement. Het cement zorgt ervoor dat de infectie niet zomaar de tand in en uit kan gaan. Als het cement is verwijderd door intensief scalen/planen, bleken, trauma, perforatie, wortelresorptie, fractuur of orthodontie dan kan er wel een opening ontstaan en kan een probleem zich snel verder ontwikkelen.

Diagnostische testen voor het vinden van de oorsprong

Om er achter te komen of je met een paro-endo of met een endo-paro te maken hebt, bekijk je eerst of een pocket een solitaire pocket is of niet. De koudetest is bij een primair endodontisch probleem in principe negatief en een percussietest kan dan wel gevoelig zijn. Een primair endo-probleem met een paro-complicatie is onwaarschijnlijk als er meer pockets in de buurt zijn en de koudetest negatief is. Bij een primair parodontaal probleem zijn er meer elementen met pockets en dan is het element vitaal en reageert normaal op de koudetest. Een primair parodontaal probleem met endodontale complicatie reageert negatief op een koudetest of geeft pulpitisklachten en er zijn bij meerdere elementen pockets.

Verschil tussen reversibele en irreversibele pulpitis en parodontitis apicalis

Als de pulpa geïrriteerd raakt door bijvoorbeeld cariës dan ontstaat er ontsteking. Het element probeert eerst nog een barrière op te werpen. Er ontstaat reversibele pulpitis. De pulpa is dan nog in staat om te genezen als de cariës wordt weggenomen. Bij irreversibele pulpitis is de pulpa niet meer in staat om te genezen. De pulpa is dan nog vitaal. Vervolgens kan er een necrotische pulpa ontstaan. Dan hebben bacteriën vrij spel en er ontstaat lucentie bij het apicale deel en dat noemen we parodontitis apicalis. De pulpa is avitaal.

Hoe voer je de testen uit?

Een koudetest doe je eerst op een ander element. Anders schrikt je patiënt of je ziet het verschil niet goed. Dus loop alle elementen van het kwadrant af en doe dit ook op verschillende elementen.
Bij een percussietest zorg je ook dat je eerst andere elementen beklopt. Doe dit zachtjes bij verschillende elementen op verschillende vlakken. Bekijk of het gevoeliger reageert of niet.
Bij een palpatietest voel je naar eventuele verdikkingen in de weefsels en voel of je een element kunt bewegen.
Met behulp van een Toothslooth kan je een crack of fractuur vinden. Je laat de patiënt erop bijten en daarna rustig open doen.
Bij het maken van een röntgenfoto gebruik je instelapparatuur. Je kunt dan het element ook goed monitoren doordat de instelling hetzelfde blijft.

Hoe herken je ontstekingen?

Een reversibele pulpitis is te herkennen aan een heftige pijnscheut bij het koudetesten maar trekt snel weer weg. Bij reversibele pulpitis kan het ook matig positief zijn en de percussietest negatief. Op de röntgenfoto zijn geen afwijkingen te zien. Bij een irreversibele pulpitis schiet ook iemand uit de stoel van de pijn bij het koudetesten maar de pijn blijft dan ook heel lang hangen. Dit is moeizaam te verdoven met pijnstillers. De percussietest is meestal negatief en ook op een röntgenfoto niet zichtbaar. Bij parodontitis apicalis is de sensitiviteit helemaal weg, maar de percussietest is wel positief. Vaak willen mensen dit koelen. Er kan een lucentie zichtbaar zijn op de foto.

Noteer in het dossier

Zorg ervoor dat je noteert waardoor de parodontitis apicalis is veroorzaakt. Bijvoorbeeld door cariës, trauma of een lekkende restauratie. Hierdoor word je gedwongen om langer stil te staan bij je diagnose en het geheel.

Solitaire pocket

Het kan moeilijk worden bij een solitaire pocket. Dat kan door een parodontitis apicalis komen, maar ook door een verticale radixfractuur. Zo’n element is avitaal en vaak al endodontisch behandeld. Op de foto is er coronaal dan soms ook een fractuur te zien en een L-vormige lucentie. Dit heeft een hele slechte prognose. Een geperforeerd element kan op de foto herkend worden, net als ontwikkelingsafwijkingen zoals een glazuurparel, groeve, gefuseerde wortels en dens in dente.

Daniëlle Boonzaaijer (afgestudeerd in 2001 aan ACTA) werd in 2003 mede-eigenaar van een groepspraktijk in Almere. Na de postdoctorale opleiding endodontologie (ACTA, 2007-2010), werkte ze als tandarts-endodontoloog bij EndoClinics Almere. Sinds 2017 is ze werkzaam als directeur Tandheelkundige Kwaliteit en Veiligheid bij Topmondzorg. In 2011 werd Daniëlle lid van het bestuur van de NVvE, waar zij van 2014 tot 2018 voorzitter was. Sinds 2016 is Daniëlle bestuurslid van het KiMo. Zij werkt tevens aan een promotie-traject over werkplezier bij endodontische behandelingen aan de RUG.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Daniëlle Boonzaaijer tijdens het lustrumcongres van NVM-mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Airpolishing: nazorg uit voorzorg

Airpolishing: nazorg uit voorzorg

Met airpolishing kunnen afzettingen op het tandoppervlakte worden weggespoten, wat bijzonder effectief is in de nazorg-fase. Welke hardheid, korrelgrootte en vorm kunt u het beste gebruiken? Wat zijn indicaties voor gebruik van de airpolisher en hoe gaat u om met de airpolisher bij implantaten? Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van de Weijden, hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA.

Wat is airpolishing?

Bij airpolishing wordt in een apparaat lucht onder druk vermengd met een specifiek poeder, waar tot slot water aan wordt toegevoegd. Met dit mengsel kunnen afzettingen op het tandoppervlakte worden weggespoten, wat bijzonder effectief is in de nazorg-fase.

Het bedrijf dat zich het meest heeft gespecialiseerd in airpolishing, heet EMS en hun merknaam voor airpolishing is het bekende Airflow. Maar ook fabrikanten zoals Dürr en Satelec hebben een air-polishing handstuk.

Verschillende poeders

Door diverse fabrikanten wordt er met het poeder geëxperimenteerd op gebied van hardheid, korrelgrootte en vorm.

POEDERMATERIAAL Moh (hardheid mineraal) µm (grootte van de korrel)
Natrium bicarbonaat

(supragingivaal, “Classic”)

2.5 ≈ 65 µm
Glycine Soft (supra-gingivaal) < 2 ≈ 65 µm
Glycine Perio (sub-gingivaal) < 2 ≈ 25µm
Erytrytol Plus (“All-in-one”) ≈ 2.5 ≈ 14 µm
TANDMATERIAAL
Glazuur 4 – 5
Dentine 2 – 4 !!
Cement 2 – 3 !!
Glazuur melkelement 4.3 – 4.5
RESTAURATIEMATERIAAL
Amalgaam 4 – 5
Composiet 5 – 7
Porselein 6 – 7
Titanium 6
Goud 2.5 – 4 !!

Deze tabel geeft aan dat Natrium bicarbonaat zo hard is dat het dentine kan beschadigen maar veilig is voor galzuur. Glycine poeders zijn zachter en daarmee veiliger voor het tandweefsel. Hoewel Erythritol poeder ongeveer net zo hard is als Natrium bicarbonaat zal dit poeder door de kleine korrelgrootte minder abrasief zijn.

Glycine ‘perio’ poeder en Erythritol poeder, beide met een kleine korrel, kunnen veilig richting het tandvlees of zelfs onder het tandvlees gebruikt worden. Omdat de hardheid van gouden restauraties/kronen nagenoeg gelijk is aan dat van het poeder natrium bicarbonaat, kan dit de gouden restauratie dof maken. GIC-restauraties kunnen zelfs bij gebruik van glycine poeder abrasie vertonen.

In een onderzoek naar subgingivale reiniging bij verdiepte pockets rondom natuurlijk elementen met een handstuk met een normale spuittip, bleek dat het mogelijk was om tot 2 – 3 mm subgingivaal de biofilm volledig te verwijderen. Bij een pocketdiepte van 4 mm bleek 60% van de biofilm na airpolishing verwijderd te zijn. Wanneer de pockets > 4 mm zijn, zal het gebruik van curettes en ultrasonische scalers noodzakelijk zijn om de pocket voldoende te reinigen.

Veiligheid

Naast de veiligheid van de airflowpoeders op dentine en cement, is het belangrijk dat de poeders veilig zijn voor de gingiva. Dit is onderzocht door na de behandeling met airflow een biopt van de marginale gingiva te nemen. Hieruit bleek dat bij gebruik van glycine de structuur van het epitheel vrijwel onveranderd was. Bij gebruik van natrium bicarbonaat (en bij gebruik van handinstrumenten) was wel een tijdelijke verandering in opbouw van het epitheel zichtbaar. Echter het mooie van de genezing in de mond was dat dit na 14 dagen weer volledig hersteld was.

Wel een ernstige, maar gelukkig zeer zelden voorkomende, complicatie is het ontstaan van emfyseem. Dit ontstaat wanneer door de hoge druk het poeder in de zachte weefsels wordt geblazen. Wanneer dit onverhoopt gebeurt, is het belangrijk de patiënt gerust te stellen en uitleg te geven, en te vertellen dat de pijn de eerste 3 dagen kan toenemen. Ook kan er door druk op de zenuw sprake zijn van tijdelijke visus- en audiostoornissen. Na 3 tot 10 dagen treedt volledig herstel op. Bij pijn op de borst, last met slikken en benauwdheid is verwijzing naar de kaakchirurg geïndiceerd. Indien er koorts optreedt, is ondersteuning met een antibioticakuur gewenst.

Implantaten en airpolisher

Peri-implantitis, botafbraak rondom een implantaat door infectie, is een aandoening welke slecht voorspelbaar reageert op behandeling. Het adagium hierbij is dan ook; beter voorkomen dan genezen. Het werken met handinstrumenten rondom implantaten is complex doordat de pocket moeilijk toegankelijk is en carbon fiber instrumenten minder effectief zijn dan metalen curettes; Op basis van een analyse van de beschikbare literatuur lijkt airpolishing hier een uitkomst te bieden. Uit onderzoek blijkt dat bij het gebruik van airpolisher het implantaat-oppervlakte niet aantast en dat de bio-compatibiliteit van het implantaat wordt hersteld.

Het beste resultaat hierbij wordt verkregen, wanneer er gewerkt kan worden onder een hoek van 90° en het implantaatoppervlak dus goed bereikbaar moet zijn. Uit in vitro onderzoek bleek dat als de hoek waaronder gewerkt kan worden veel kleiner is (door bijvoorbeeld een nauw infra-bony defect rondom het implantaat) ongeveer de helft van het implantaat-oppervlakte ongereinigd bleef, dit bleek dan vooral de onderzijde van de windingen te betreffen. Wat logisch is als de toegankelijkheid met een kleine hoek is bepaald dat je alleen de windingen van boven kunt reinigen.

Uit een ander in vitro onderzoek bleek dat gemiddeld na het gebruik van de airpolisher 20 – 40 % van het oppervlak onvoldoende gereinigd te zijn terwijl dit na ultrasonische reiniging 60% was en met handinstrumenten zelfs 80%.

Het kan, in selecte gevallen, een oplossing zijn om alle blootliggende windingen glad te slijpen, mits er om dit te kunnen doen, niet teveel bot verwijderd moet worden bij de buurelementen. .

Het is voor de effectiviteit van de airpolisher rondom implantaten belangrijk om het poeder op de juiste plek te krijgen. De ervaring leert dat zeker in een ontstoken situatie, met enigszins verdiepte pockets, het kan helpen om in de pocket een minuut etsgel te appliceren. Nadat dit goed is weggespoeld met water gaat de pocket wat open staan en is het subgingivale implantaatoppervlak beter toegankelijker voor de spray van de airpolisher. Een andere truc is om de gingiva met een carbon fiber instrument voorzichtig iets van het implantaat af te trekken en dan de spray langs het instrument naar apicaal te richten.

Indicatie & techniek airpolishing

Primaire indicaties voor gebruik van airpolishing:

  1. Verwijderen biofilm (supra- en subgingivaal)
  2. Verwijdering aanslag en verkleuring
  3. Nazorg rondom implantaten

Secundaire indicaties voor gebruik van airpolishing:

  1. Reinigen vóór sealen
  2. Reinigen vóór fluoride-applicatie
  3. Reinigen vóór afdrukken kroon- en brugwerk
  4. Reinigen vóór cementeren kroon- en brugwerk
  5. Reinigen vóoór aanbrengen orthodontische brackets
  6. Reinigen vóór bleken

De effectiviteit van de behandeling met airpolisher hangt af van de volgende factoren:

Behandelaar-afhankelijke factoren

  • Afstand tussen de spuittip en het te behandelen oppervlakte
  • Hoek tussen de spuittip en het te behandelen oppervlakte
  • Tijdsduur van de behandeling

Hydropneumatische factoren

  • Hoeveelheid water
  • Luchtdruk

Soort poeder

  • Grootte van de korrels
  • Hardheid van de korrels
  • Vorm van de korrels
  • Massa van de korrels

Wanneer er met de airpolisher supra-gingivaal wordt gereinigd, moet er tussen de spuittip en het glazuur 3 tot 5 mm afstand zitten. De hoek tussen de tip en het element mag variëren tussen de 30° tot 60°, waarbij er continu kleine ronddraaiende en borstelende bewegingen gemaakt worden, altijd van de gingiva áf.

Laat in het belang van een schone werkomgeving vóóraf de patiënt een minuutje spoelen met chloorhexidine. Dat vermindert de bacteriële druk in de aerosolen die ontstaan tijdens de behandeling. Ter bescherming moet de patiënt ook een spatbril op. De lippen van de patiënt worden vooraf ingevet (vaseline, kokosolie). Voor degene die zonder assistentie werken kan het handig zijn om de behandeling met behulp van een optragate mondspreider uit te voeren.

Afzuiging is tijdens het gebruik van de airpolisher belangrijk, zorg er ook voor dat na het loslaten van het bedieningspaneel met de voet de afzuiger nog even in de mond blijft, omdat bij de meest units er automatisch wordt nageblazen en het poeder gedurende een aantal seconden blijft stromen.

Check voorafgaand aan de behandeling of alle onderdelen goed en stevig zitten aangesloten, voordat er hoge druk op komt te staan. Na afloop moet het handstuk voorzichtig maar grondig worden schoon gemaakt, zodat de spuitmond niet verstopt kan raken. Tegenwoordig zitten er handige hulpmiddelen bij het handstuk om dat op eenvoudige wijze te kunnen doen.

Guided biofilm therapy

Bij de nieuwe guided biofilm therapy, zoals die gepropageerd wordt door de firma EMS, is er sprake van een paradigma shift. Het is een andere manier van denken over hoe een nazorgbehandeling ingedeeld kan worden. Op dit moment ontbreekt er nog hard wetenschappelijk bewijs, maar er is zeker iets voor te zeggen.

In het kort: Er wordt gestart met een plaquekleuring, daarna wordt het gebit eerst supra-gingivaal behandeld met de airpolisher. Mocht er daarna nog tandsteen aanwezig zijn, dan wordt dit eerst met Ultrasone scaler verwijderd. Ook pockets dieper dan 4 mm worden nagelopen met ultrasoon. Tot slot wordt de recall-termijn met de patiënt bepaald. De fabrikant adviseert in dit concept ook het gebruik van het handstuk met een subgingivale tip. In de literatuur zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat het hierdoor beter subgingivaal gereinigd wordt. Sowieso moeten de pockets van 5 mm altijd met ultrasoon of een handinstrument nagelopen worden omdat de spray uit het spuitstuk van de airpolisher dit gebied onvoldoende kan bereiken om het worteloppervlak voldoende te reinigen.

Samengevat: De airpolisher is een heerlijke aanvulling op het instrumentarium in de preventieve en parodontale zorg. Het lijkt zelfs onmisbaar in adequate peri-implantaire zorg

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 af als tandarts en ontving zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift `The use of models and indices in plaque and gingivitis trials´. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. In september 2016 werd dit door ACTA omgezet in een reguliere leerstoel met dezelfde leeropdracht. Na bovengenoemde lezing werd hij voor zijn inzet en verdienste benoemd als ‘erelid’ van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor Dental INFO van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden, tijdens het congres Dentech, innovatie in de parodontologie van de NVVP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie
Podcast

Podcast: uitleg over behandeling parodontitis stage IV

Eind 2022 kwam de European Federation of Periodontology (EFP) met nieuwe richtlijnen voor de behandeling van periodontitis in stage IV, de meest ver gevorderde stage. In een nieuwe aflevering van ‘Perio Talks’, de maandelijkse podcast van EFP wordt er meer uitleg gegeven over deze richtlijnen.

Aan het woord zijn Davids Herrera, professor aan de Complutense Universiteit van Madrid, en Moritz Kebschull, professor en ‘chair of restorative dentistry’ aan de Universiteit van Birmingham. Beide professoren stonden aan de wieg van de nieuwe richtlijnen van de EFP.

In de podcast gaat het onder andere over de methodologie die ze toepasten bij het ontwerpen van de richtlijnen, de reden waarom de complexiteit van stage IV parodontitis vroeg om nieuwe richtlijnen, de noodzaak voor een multidisciplinaire aanpak, en de ingrediënten voor een succesvolle aanpak van parodontitis in stage IV.

Clinical practice guideline for the treatment of stage IV periodontitis

EFP Perio Talks Podcast

In de EFP Perio Talks Podcast gaan EFP experts maandelijks in discussie over wetenschappelijk onderwerpen rondom parodontologie en implantaten. Eerdere afleveringen gingen bijvoorbeeld over de mondgezondheid van topatleten en social media voor tandartsen. Alle afleveringen zijn terug te luisteren via de website van EFP. De podcast is alleen in het Engels te beluisteren.

Bron:
EFP

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Podcast, Thema A-Z
eten - groenten

Plantaardig dieet vermindert mogelijk kans op parodontitis

Patiënten die een dieet volgen dat rijk is aan plantaardig voedsel maar geraffineerde granen en toegevoegde suikers beperkt hebben mogelijk minder kans op parodontitis. Dit blijkt uit een publicatie in Nutrients die de relatie tussen specifieke bekende voedingspatronen en de prevalentie van parodontitis onderzocht.

Plantaardig dieet met weinig suiker

Het is aangetoond dat de vermindering van oxidatieve stress in combinatie met een verhoogde inname van antioxidanten via de voeding gunstige effecten heeft op gingivale en parodontale ontstekingen. Twee diëten die hier rekening mee houden en gericht zijn op het verminderen van ontstekingen zijn de Dietary Approach to Stop Hypertension (DASH) en het mediterrane dieet. Deze diëten bevatten veel fruit, groente en volkoren granen en beperken de consumptie van suiker.

Voedingspatronen en orale ontstekingen

Het effect van verschillende voedingspatronen op orale ontstekingen is niet vaak in grote epidemiologische settings onderzocht. Daarom voerden wetenschappers van het Universitaire Medisch Centrum Hamburg-Eppendorg een prospectieve cohortstudie uit om de relatie tussen parodontitis en de naleving van DASH- en mediterrane diëten te onderzoeken.

Ontwikkeling van chronische ziekten

Hiervoor gebruikten ze gegevens uit de Hamburg City Health Study, die tot doel heeft inzicht te krijgen in het ontstaan en de ontwikkeling van ernstige chronische ziekten. In totaal zijn de gegevens van 6.209 deelnemers geanalyseerd. De voedingsinname werd gemeten met de voedselfrequentievragenlijst. Parodontaal onderzoek omvatte sondeerdiepte, gingivarecessie, plaque-index en bloeding bij sonderen.

Lager risico op parodontitis

De resultaten suggereren dat het volgen van DASH- of mediterrane diëten het risico op het ontwikkelen van parodontitis verlaagt. Ongeveer 21% van de personen die het DASH-dieet niet goed volgden, had last van ernstige parodontitis versus ongeveer 13% van degenen die het eetplan strikt volgden. Ongeveer 20% van degenen die zich losjes aan het mediterrane dieet hielden, ervoer ernstiger tandvleesaandoeningen vergeleken met ongeveer 19% die het dieet nauwkeuriger volgden.
Ook vertoonden patiënten die zicht niet strikt aan een van de diëten hielde hogere bloedingen bij sonderen en plaque-indices. De waardes van het bloeden bij sonderen waren 7,1 en 8,93 bij degenen die zich wel aan het DASH- respectievelijk mediterrane dieet hielden vergeleken met 8,70 en 9,99 voor degenen die dat niet deden. Plaque-indexen waren 6,25 en 3,57 bij een strikt DASH en mediterrane dieet tegenover 10,71 en 10,42 bij de rest.

Significant verband

“De huidige cross-sectionele studie identificeerde een significant verband tussen hogere naleving van de DASH- en mediterrane diëten en een lagere kans om last te krijgen van parodontale aandoeningen”, concluderen de auteurs. Ze schrijven dat dit de tweede studie is die de relatie tussen het volgen van een dergelijk dieet en het voorkomen van parodontitis onderzocht heeft.

Klinisch onderzoek nodig

Studiebeperkingen omvatten dat de studiedeelnemers blank en van middelbare leeftijd waren. Daarom kunnen de bevindingen niet worden gegeneraliseerd naar jongere mensen of andere etniciteiten, merkten de auteurs op. In de toekomst zijn meer klinische onderzoeken nodig om beter te begrijpen in hoeverre macro- en micronutriënten de initiatie en progressie van tandvleesaandoeningen kunnen beïnvloeden, schreven ze.

Bron:
Nutrients

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
De toekomst: Autologe mesenchymale cellen en synthetische grafts voor botvervanging bij mensen

De toekomst: Autologe mesenchymale cellen en synthetische grafts voor botvervanging bij mensen

Naast eigen weefsel kunnen we middels tissue-engineering verschillende soorten weefsel creëren. Wat is hiervoor nodig en welke conclusies volgen uit klinisch onderzoek over botregeneratie? Verslag van de lezing van Dr. Cecilie Gjerde

Problemen met autoloog bot

  • Chirurgie is nodig.

Wat tot gevolg heeft >>

  • Langere operatietijd.

Wat tot gevolg heeft >>

  • Hogere patiënt morbiditeit.
  • Beperkte hoeveelheden zijn beschikbaar.
  • Onvoorspelbare resorptie: tot 50 % van het getransplanteerde bot kan resorberen tijdens de heling.

Naast eigen weefsel kunnen we middels tissue-engineering verschillende soorten weefsel creëren. Hiervoor hebben we drie bronnen nodig namelijk:

  1. Stamcellen (SC)
  2. ‘Scaffolds’ om de cellen aan te laten hechten en groeien.
  3. GF (groei factor): hormonen en signalen vanuit het lichaam om de stamcellen te kunnen aansturen.

Soorten Stamcellen

  1. Embryonale SC; Deze zijn ethisch gelimiteerd. Deze cellen zijn zeer potent en kunnen zich tot elke cel in het lichaam ontwikkelen. Vaak is het lastig om de groei te controleren, waardoor er teratoma’s kunnen ontstaan (oncontroleerbare weefselgroei).
  2. IPS (induced pluripotent SC): Kan tot oncontroleerbare weefselgroei leiden. Deze SC worden gebruikt voor medische trials en om medicijnen te testen.
  3. Adult SC (multipotent)

Verschillende soorten stamcellen

Embryonale SC ontwikkelen zich tot adulte stamcellen in 6 weken. Adulte SC ontwikkelen zich tot verschillende cellen. Ze zijn multipotent en afhankelijk van de signalen die het lichaam geeft.

Adulte mesenchymale SC:

  1. Hematopoëtisch SC: zijn de actieve cellen van het immuunsysteem en bloedvorming en deze cellen circuleren.
  2. Mesenchymale SC: zijn passieve cellen die wachten tot ze een signaal krijgen en gaan dan naar de plek waar ze nodig zijn voor actie.

De klinische uitdaging ligt vooral bij behandeling van de mandibula. Er is minimaal een diameter van 4 mm nodig en bij voorkeur 1,5 mm bot rondom het implantaat. Samen komt dit uit op minimaal 7 mm bot wat nodig is en dit kan soms uitdagend kan zijn. De andere uitdaging is de vaak gelimiteerde hoeveelheid gekeratiniseerde gingiva.

In verschillende preklinische onderzoeken is gebleken dat stamcellen graag aan biomateriaal hechten.

Stamcellen en biomateriaal moeten minimaal een uur van tevoren samenkomen, zodat alle stamcellen zich kunnen hechten aan het biomateriaal. Sterk gevasculariseerd bot wordt zo gevormd. Het implantaat heeft twee maanden nodig om te genezen voordat het abutment geplaatst kan worden.

Het ultieme doel in de toekomst is het 3D printen van een botdefect en dit te kunnen vervangen met biomateriaal en mesenchymale stamcellen.

Conclusies uit verschillende publicaties:

Transplantatie van cellen in combinatie met biomateriële scaffolds is superieur ten opzichte van alleen biomaterialen (de scaffolds) bij sinus augmentatie en horizontale augmentatie en is vergelijkbaar met autogeen bot bij een alveolaire cleft reparatie.

De beperkingen van deze studies zijn vooral de hoge kosten. Hopelijk kan er in de toekomst gebruik gemaakt worden van allogene stamcellen.

Dr. Cecilie Gjerde works at the Department of Clinical Dentistry, University of Bergen. Cecilie does research Tissue Engineering and Bone Regeneration using MSC. Their current project is ‘Reborne and Maxibone’.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van Dr. Cecilie Gjerde tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie, Thema A-Z