Nazorg bij parodontitis: the grand finale en een nieuw begin

Nazorg bij parodontitis: the grand finale en een nieuw begin

Het doel van de parodontale nazorg is het handhaven van de bereikte resultaten. Tijdens elke nazorgzitting maak je als behandelaar een risicoanalyse, die mede de tijdsduur tot de volgende afspraak bepaalt. Als je de motivatie van de patiënt goed zou kunnen inschatten, zou je daarmee dan het succes van de behandeling kunnen voorspellen?

Als de initiële parodontale behandeling, eventueel gevolgd door chirurgie, succesvol is afgerond is de parodontale ontsteking onder controle. Het doel van de parodontale nazorg is het handhaven van de bereikte resultaten. Het succes van de nazorg hangt enerzijds af van een gestructureerde werkwijze van de behandelaar en anderzijds van de therapietrouw (compliance) van de patiënt. Tijdens elke nazorgzitting maak je als behandelaar een risicoanalyse, die mede de tijdsduur tot de volgende afspraak bepaalt. Als je de motivatie van de patiënt goed zou kunnen inschatten, zou je daarmee dan het succes van de behandeling kunnen voorspellen?

Heb je de infectie onder controle, dan is het tijd voor de nazorg!

DIAGNOSE —> INFECTIECONTROLE —> RECONSTRUCTIE

Infectiecontrole geeft groen licht voor reconstructie, onder andere orthodontische behandeling, kroon- en brugwerk, implantologie.

Wat zijn factoren die succes bij een parodontale behandeling bepalen:

  • Goede samenwerking met de patiënt
  • Grondige subgingivale gebitsreiniging
  • Goede immunologische respons

Structuur van een nazorg-afspraak

Deze cirkel geeft een overzicht van de structuur van de nazorg afspraak. Negentien jaar geleden heeft Miranda Belder deze met dr. Dick Barendregt gemaakt. In de afgelopen 19 jaar is de basis nog altijd hetzelfde maar is er wat betreft diagnostiek en risico-bepaling wel wat veranderd.

 Nazorg bij parodontitis the grand finale en een nieuw begin. Structuur van een nazorg afspraak

Diagnose

Belangrijk bij de nazorg is om altijd de medische anamnese te updaten. Met de app van Farmaceutische Kompas op je telefoon is het mogelijk om snel bijwerkingen van medicatie in de mond te checken. Als voorbeeld Amlodipine; deze medicatie heeft de zeer zeldzame bijwerking gingivahyperplasie. Na staken amlodipine was de gingivahyperplasie volledig verdwenen. Tip van Miranda Belder:‘’Maak foto’s’’. tijdens intra-oraal onderzoek van wat je ziet in de mond. Zodat je in een volgende zitting vergelijkingsmateriaal hebt.
Na het vragen naar veranderingen in de medische anamnese en het intra-oraalonderzoek meet je de meest recente parodontiumstatus na.

Risicofactor voor een succesvolle parodontale behandeling zijn furcaties

Furcaties geven een grotere kans op aanhechtingsverlies in de toekomst. En een grotere kans op het ontstaan van wortelcariës.

Wist je dat?

Roken bevordert de incidentie van furcatieslaesies. Daarnaast kan het geassocieerd worden met pulpaproblematiek. En komt het meer voor bij mannen dan bij vrouwen. De hoogste prevalentie bij de distale furcatie van eerste bovenmolaren. De laagste prevalentie bij de mesiale furcatie van de tweede bovenmolaren en molaren met glazuurprojecties hebben grote kans op furcatieproblemen.

Onderzoek van Claffey et al.(1990);

  • Diepe initiële pockets en furcaties geven de grootste kans op aanhechtingsverlies in de toekomst.
  • Toename in pocketdiepte gecombineerd met bloedingsneiging geeft grootst voorspellende waarde.

Je moet implantaten meten, bij voorkeur met een plastic sonde om de contour van de supra-structuur goed te kunnen volgen. Bijvoorbeeld met een clickprobe die ook de juiste sonderdruk van 25N geeft.

Naast de parodontiumstatus heb je ook recent röntgenmateriaal nodig om de parodontale situatie te monitoren. Voor vrijgevestigde mondhygiënisten is het soms lastig om goed aan röntgenfoto’s te komen.

Risk-level

Het risk-level wordt beïnvloed door:

  • Aanvalfactoren <> afweerfactoren
  • Microbiële aanval <> immuunrespons
    Als de aanval en de afweer in balans zijn is er sprake van infectie-controle. Als er een disbalans ontstaat is er geen infectie-controle meer. De behandelaar doet dan onderzoek naar welke factor of factoren verantwoordelijk zijn voor de verstoring van het evenwicht.

Interval

Intervalbepaling

Aan de hand van risicofactoren. Dus nooit hetzelfde! Iedereen die nazorg doet, is een riskmanager die de risicofactoren analyseert en evalueert.

Herinstructie

Er is een enorme keuze uit middelen. “Jullie als behandelaars moeten de patiënten (juist) begeleiden bij het zoeken naar het juiste mondhygiëne-middel. Probeer eens iets nieuws, wees er creatief in”, zei Belder. Gebruik van disclosing is vaak heel illustratief.

Stuur tussen twee intervallen een appje naar de patiënt. Hoe kan je het op een leuke manier doen?
App bijvoorbeeld een foto waarop je de disclosing ziet, zodat de patiënt het kan terugzien. Of app informatie over de te gebruiken materialen.

De boodschap is: (WEES)DENK CREATIEF! Gebruik nieuwe media zoals Whatsapp.

Gebitsreiniging

Onderzoeken laten niet echt zien wat het beste is, handinstrumentarium of ultrasone apparatuur. Gebruik wat jou past als behandelaar en wat bij de patiënt past. Ga er niet te star mee om. Wees je ervan bewust dat je in de nazorg niet altijd met een scherpe set aan de slag moet gaan. Als je dit jaren achtereen doet kan er slijtage ontstaan aan met name de worteloppervlakken.

Verslaglegging

Leg na elke behandeling gestructureerd vast wat je hebt gedaan en wat er is besproken.

Doel van de nazorg is handhaven van de infectiecontrole
—>
Doel kan bereikt worden door een goede en gestructureerde kwalitatieve nazorg
—>
Samen met compliance van de patiënt

Structuur van nazorg op lange termijn: individuele benadering!

Individuele benadering is erg belangrijk. Je moet een samenwerkingsverband aangaan met de patiënt. Er zijn veel factoren die compliance beïnvloeden. Over het onderwerp therapietrouw zou Belder middagen kunnen praten, helaas was daar de tijd niet voor.

Angst

Tijdens haar lezing stipte ze de factoren Angst en de Benadering van de zorgverlener aan.

Er zijn verschillende soorten angst

  • Angst die voort komt uit model-leren
  • Informatie van anderen
  • Traumatische ervaringen
  • Genetische aanleg

Waar zijn mensen bang voor?

  • Machteloosheid/controleverlies. Meeste mensen vinden het daarom prettig om informatie (van) over de behandeling te krijgen
  • Pijn/fysieke beschadiging
  • Naalden
  • Geluid van de boor
  • Het haakje
  • Ultrasoon geluid
  • Het gedrag van de behandelaar
    • Autoritair
    • Onbegrip
    • Geen of weinig informatie geven
    • Hardhandig

Wat te doen als behandelaar?

  • Toon begrip voor de angst
  • Neem de tijd
  • Straal uit dat je iemand er doorheen sleept
  • Verdoof
  • Spreek een stopteken af
  • Geef voldoende informatie
  • Afleidingstechniek bijvoorbeeld buikademhaling, radio

* bron: Dyonne Broers, tandarts en directeur zorg bij ACTA.

Patiënten met een hoge angstbeleving ervaren meer pijn.

Benadering van de zorgverlener

Hoe bewerkstellig je als behandelaar een gedragsverandering bij je patiënt. Prochaska e.a. 1992 ontwikkelden een model wat laat zien hoe je via de precomtemplatie-fase, de comtemplatie-fase en de preparatie-fase in actie kan komen. Welke rol wij als behandelaar spelen in het behoud van de gedragsverandering en wat te doen bij terugval.Compliance vs. non-compliance: De rol van mondhygiënist is om de patiënt weer te motiveren. Voel je twijfel bij je patiënt, benoem dat dan ook.

Een voorbeeld van een motivatietechniek is Motivational Interviewing (MI)
Motivational interviewing:

  • Op gelijkmatige basis communiceren
  • Empathisch luisteren
  • De informatie structureren
  • Ambivalentie benoemen
  • Door bewustwording van de ambivalentie kan er daadwerkelijk gedragsverandering plaatsvinden

Motivatie van patiënten is een dynamisch proces dat afhankelijk is van omgevingsfactoren.

Inschatting Motivatie patiënt & risicofactoren = voorspeller therapeutisch succes

“In Nederland houden we heel erg van richtlijnen en protocollen. Blijf nadenken en blijf kijken naar de situatie op dat moment. Zorg voor een individueel plan en maak gebruik van nieuwe media.”

Miranda Belder heeft haar opleiding tot mondhygiënist gevolgd van 1986-1988 aan de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Utrecht. Zij was van 1988 tot 1993 werkzaam in diverse algemene praktijken in het Gooi. Vanaf 1993 tot en met 2013 is zij werkzaam geweest in de Kliniek voor Parodontologie te Amsterdam. Tevens is zij vanaf 2004 werkzaam als vrijgevestigd mondhygiënist in de Groepspraktijk voor Mondhygiëne in Alphen a/d Rijn, nu samen met drie collega-mondhygiënisten. Na haar afstuderen heeft zij diverse cursussen gevolgd o.a. Parodontale diagnostiek en behandelingsplanning, Initiële parodontale behandeling (Paro A/B/C) maar ook Psychodiagnostiek voor tandheelkundig specialismen en mondziekten. Zij geeft regelmatig lezingen en workshops over parodontale nazorg, richtlijnen peri-implantitis,factoren die compliance beïnvloeden en wat is je succesrate?

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Miranda Belder tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Mondmicroben: steeds meer aandacht voor link parodontitis en systemische ziekten

Mondmicroben: steeds meer aandacht voor link parodontitis en systemische ziekten

De mogelijk relatie tussen parodontitis en systemische ziekten krijgt steeds meer aandacht. Zo kan bijvoorbeeld de associatie tussen reumatoïde artritis en parodontitis mogelijk worden verklaard door unieke eigenschappen van de ‘klassieke’ mond-pathogeen Porphyromonas gingivalis. Het belang van goede mondgezondheid en de rol van de tandheelkundige professional neemt steeds verder toe.

Onderzoek

Nieuwe DNA technieken

Vele factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van parodontitis. Microben spelen echter een essentiële rol in het ontstaan van parodontitis, immers: zonder bacteriën, geen parodontitis. Veel onderzoek richt zich dan ook op deze bacteriën en met de nieuwe DNA-technieken is er steeds meer mogelijk. Jørn et al. (2005) gebruikte een nieuwe DNA-techniek voor bacterieonderzoek van de mondflora, namelijk de 16S rRNA sequencing. Het doel van het onderzoek was om de samenstelling van de normale bacterieflora van de mond vast te stellen . De biofilm van vijf gezonde personen werd bestudeerd aan de hand van 16S rRNA sequencing. Plaque werd verzameld op verschillende plekken in de mond: tong, wangslijmvlies, palatum, tonsillen, supragingivale plaque en subgingivale plaque. Het bleek dat bij geen enkele proefpersoon en/of plaats in de mond de samenstelling hetzelfde was. Daarnaast waren er per persoon 20-30 verschillende bacteriën aanwezig. Een belangrijke bevinding was dat er bij geen van de proefpersonen bacteriën gevonden werden die geassocieerd worden met parodontitis of cariës.

Ook werd deze nieuwe techniek toegepast bij patiënten met parodontitis. Hiervoor werd de subgingivale plaque onderzocht. Uit de resultaten bleek dat de meeste bacteriën die door middel van deze techniek werden geassocieerd met parodontitis al wel bekend waren, behalve de Filifactor alocis en TM7. Deze nieuwe DNA-technieken laten dus zien dat de bacteriën die we jaren geleden klinisch relevant achtten, nog steeds als belangrijke pathogenen kunnen worden beschouwd.

Samenvattend hebben de nieuwe DNA technieken ons laten zien dat het microbioom complex is en dat het uit vele honderden bacteriesoorten bestaat, waarvan we een deel niet kunnen kweken. Doordat niet-kweekbare bacteriën nauwelijks onderzocht kunnen worden in het laboratorium, stagneert de praktische toepassing van de nieuwe kennis. We weten bijvoorbeeld nog te weinig over de eigenschappen van de biofilm, de interacties tussen bacteriën, virulentie factoren, pathogeniteit en antibioticumgevoeligheid.

Klinische parodontale microbiologie

Men kan zich dus afvragen of alle informatie die we hebben op basis van kweektechnieken obsoleet is, aangezien we een aantal bacteriën niet kunnen kweken. Toch geven deze studies sterke tot matige bewijzen over de rol van bacteriën voor de progressie van parodontitis (Zambom 1996).  Zo zijn er vele studies waarvan de conclusies nog steeds kloppen. Hier volgt een opsomming.

Socransky (1977)

In de postulaten van Socranski werd onder andere beschreven dat het onderdrukken of elimineren van bacteriën effect heeft op de parodontitis.

Griffen et al. (1998)

Porphyromonas gingivalis behoort niet tot de mondflora van gezonde mensen en speelt een rol bij het ontstaan van parodontitis.

Van der Weijden (2018)

Niet alle paro-pathogenen komen bij iedere parodontitis patiënt voor. Bij slechts een kwart is  Aggregatibacter actinomycetemcomitans aanwezig.

Eick et al. (2017)

Het behandelresultaat na parodontale behandeling is afhankelijk van de mate waarin Porphyromonas gingivalis onderdrukt wordt. Aanwezigheid van deze bacterie na behandeling is een negatieve voorspeller voor de toekomst.

Fine et al. (2013)

Ook wordt sinds jaren de aanwezigheid van Aggregatibacter actinomycetemcomitans (Aa)gezien als de sterkste indicator voor het ontstaan van parodontitis. Nieuw onderzoek toont aan dat dit nog steeds zo is (Fine et al. 2013). Vijfentwintig procent van de jonge patiënten met Aa ontwikkelde lokale parodontitis.

Niet orale effecten van orale bacteriën

Parodontitis en andere ziektes

Parodontitis is geassocieerd met andere ziektes zoals hart- en vaatziekten, reumatoïde artritis, vroeggeboortes, diabetes mellitus, focale infecties, obesitas en chronische inflammatoire darmziekten/colitis ulcerosa. Daarnaast heeft parodontitis ook associaties met de fertiliteit van vrouw, kanker, prostatitis en sperma-problemen. Belangrijk om te beseffen is dat het om een associatie gaat en er dus geen causaal verband aangetoond is. Ook zijn er studies gepubliceerd die aantonen dat er mondbacteriën versleept kunnen worden naar andere plekken van het lichaam, zoals het oog of de hersenen.

Parodontitis en reumatoïde artritis

Zowel parodontitis als reumatoïde artritis zijn chronische multifactoriële destructieve ziektes die te maken hebben met bot. Daarnaast lijken de risicofactoren ook op elkaar, zoals geslacht, leeftijd, roken, genetische aanleg en dieet. Parodontitis komt vaker voor bij mensen met reumatoïde artritis en parodontale behandeling reduceert de ernst van reumatoïde artritis. Daarnaast is het bekend dat medicatie behorend bij de behandeling van reumatoïde artritis een (negatieve) invloed kan hebben op parodontale ontsteking. De Smit et al. (2012) liet in haar onderzoek zien dat het aandeel ernstige parodontitis twee keer zo groot is bij patiënten met reumatoïde artritis in vergelijking met de controlegroep.

Bij aanwezigheid van reumatoïde artritis zorgt het menselijke PAD- enzym (peptidylarginine deiminase) ervoor dat arginine omgezet wordt in citrulline. Dit citrulline-eiwit kan aanleiding geven voor een auto-immuunreactie (auto-antigenen zorgen voor ACPA antistoffen). Het is bekend dat er bij de mens maar één bacteriesoort voorkomt die ook een PAD-enzym aanmaakt, namelijk Porphyromonas gingivalis. De associatie tussen reumatoïde artritis en parodontitis kan dus mogelijk verklaard worden door de unieke eigenschappen van deze klassieke mondpathogeen. Daarnaast kan Aggreagtibacter actinomycetemcomitans als enige hypercitrullination in humane leukocyten induceren en er dus voor zorgen dat dit proces gestimuleerd wordt. Ook dit draagt mogelijk bij aan de etiologie van reumatoide artritis

Parodontitis en alzheimer

Ook is er onlangs een artikel verschenen over een mogelijke relatie tussen parodontitis en het ontstaan van Alzheimer. Wetenschappers troffen DNA van  Porphyromonas gingivalis aan in de hersenen van alzheimerpatiënten. Ook zagen de onderzoekers bij overleden alzheimerpatiënten meer gingipaïne in de hersenen dan bij mensen zonder deze ziekte. Gingipaïne is een enzym dat de P. gingivalis-bacterie aanmaakt en dat ontstekingen veroorzaak.

Parodontitis en hoge bloeddruk

Het is goed om te beseffen dat het behandelen van parodontitis niet alleen om het tandvlees en de tanden gaat. Bij het uitvoeren van een parodontale behandeling wordt bijgedragen aan de algemene gezondheid van de patiënt. Vidal et al. (2013) voerde onderzoek uit bij 26 patiënten met refractaire hoge bloeddruk en ernstige chronische parodontitis. Alle patiënten werden (niet-chirurgisch) parodontaal behandeld.

De gemeten ontstekingsmarkers van het plasma (C-Reactieve Proteine, interleukine 6, fibrogeen) daalden significant na parodontale behandeling. Ook lieten de resultaten zien dat de dikte van de hartspier van de linkerhartkamer significant afnam ten gevolge van een afname van de systolische bloeddruk.

 

Prof. dr. Arie Jan van Winkelhoff studeerde medische biologie aan de Rijks Universiteit te Utrecht en de University of Florida, USA. Zijn promotieonderzoek (1982-1986) voerde hij uit op de VU en betrof onderzoek naar de rol van anaërobe bacteriën bij endodontale en parodontale infecties. Na zijn promotie kreeg hij een vaste aanstelling als universitair docent bij de Vakgroep Orale Microbiologie van de VU. In 1989 volgde een aanstelling als universitair hoofddocent. In 2003 werd hij aangesteld als hoogleraar en hoofd van de sectie Orale Microbiologie bij het ACTA. Op dit moment is Van Winkelhoff verbonden aan het UMCG als hoogleraar Medische en Orale Microbiologie. Zijn huidige onderzoek richt zich op de microbiologie van parodontitis en peri-implantaire infecties, antibioticum resistentie en de relatie tussen parodontitis en reumatoïde artritis. Hij publiceerde meer dan 250 wetenschappelijke artikelen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. dr. Arie Jan van Winkelhoff tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Gamma-delta-T cellen beschermen tegen parodontitis

Gamma-delta-T cellen beschermen tegen parodontitis

Uit nieuw onderzoek naar de interactie tussen bacteriën en immuun cellen in het tandvlees van muizen is gebleken dat bepaalde immuun cellen (gamma-delta-T cellen) de bacteriën in het tandvlees op afstand van elkaar houden. Op deze manier beschermen deze cellen tegen onder andere parodontale ziektes.

Veranderende samenstelling bacteriesoort en ontstekingsniveaus

De teams van Prof. Dr. Immo Prinz van het Instituut voor Immunologie van de Hannover Medical School en Prof. Dr. Med. Avi-Hai Hovav van de Universiteit van Jeruzalem in Israël zagen dat er zeer weinig gamma-delta-T cellen aanwezig waren in het tandvlees van muizen zonder bacteriën in de mond. Bij muizen met normale kolonisatie van de mondholte door bacteriën veranderde de samenstelling van de bacteriesoort en namen de ontstekingsniveaus toe als de gamma-delta-T cellen doelbewust werden uitgeschakeld.

De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in het interdisciplinaire tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences in the United States of America. Het onderzoeksproject wordt in elk geval tot 2020 gefinancierd door de Duits-Israëlische Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling.

Gamma-delta-T cellen als behandeling menselijke parodontitis

Anneke Wilharm uit Hannover en Yaara Tabib uit Jeruzalem willen nu de functie van gamma-delta-T cellen in menselijk parodontale aandoeningen bestuderen. Zij onderstrepen dat er tot op heden zeer weinig bekend is over het bestaan van deze ziekte in het menselijk tandvlees. Mochten de resultaten positief zijn dan zouden de gamma-delta-T cellen in de toekomst mogelijk kunnen worden gebruikt voor de behandeling van menselijke parodontitis.

Bron:
PNAS

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

“Paro is multidisciplinair: we hebben elkaar allemaal nodig”


Op 17 januari 2020 wordt door de Dr. G.J. van Hoytema Stichting het congres ‘PARO: multidisciplinair’, parodontitis belicht vanuit een breder perspectief georganiseerd. Naar aanleiding hiervan sprak dental INFO met dr. Schelte Fokkema, parodontoloog en samensteller van dit congres over de nieuwste inzichten in parodontitis.

Kun je jezelf voorstellen?

“Ik ben parodontoloog en werkzaam als clinicus in een eigen verwijspraktijk voor parodontologie. Dat doe ik al ruim 20 jaar. Eerst ben ik mondhygiënist geworden en daarna tandarts. Voor mijn vakgebied de parodontologie heb ik daarmee een brede basis gelegd. Door deze achtergrond begrijp ik deze beroepsgroep goed, denk ik. Misschien is dat ook de reden dat ik met veel succes bij- en nascholingscursussen verzorg voor mondhygiënisten. Verder ben ik gepromoveerd en daarmee ook wetenschappelijk onderlegd en is mijn drijfveer vooral de ziekte zelf oftewel de etiologie van parodontitis. Met deze vraagstelling sta ik ’s ochtends op en ik ga er mee naar bed.”

Je bent gevraagd om het congres ‘PARO: multidisciplinair’ te organiseren. Waar gaat dat congres over?

“In het congres proberen we een antwoord te vinden op de vraag wat parodontitis is, hoe het ontstaat en proberen we te achterhalen wat de oorzaak is. Immers als we de oorzaak van parodontitis kennen, dan zullen we ook beter in staat zijn om de aandoening te behandelen, maar met name ook te voorkomen. De doelstelling was om een paro-congres te organiseren dat zowel interessant is voor mondhygiënisten, tandartsen als tandarts-specialisten. De snijvlakken van al deze beroepen zijn verweven in dit congres. Parodontitis is multifactorieel waarvoor een multidisciplinaire behandeling noodzakelijk is en we dus elkaar allemaal nodig hebben. Zo zijn mondhygiënisten in de behandeling van parodontitis vooral verantwoordelijk voor het onder controle brengen van de bacteriën in de mond en de bijdrage die de patiënt daar aan levert. Een tandarts daarentegen is meer gericht op de functie en het herstel van het gebit en is daardoor vooral restauratief georiënteerd. Het restaureren van het gebit heeft echter niet alleen functionele, maar ook microbiële gevolgen en daarmee een directe relatie met het parodontium. Het is allang bekend dat bacteriën zich sneller hechten op ruwe oppervlakken of onregelmatige overgangen in het gebit. De tandarts speelt hierdoor een cruciale rol in het beheersbaar maken van de bacteriën in de mond. Naast het microbiële aspect gaan we het op het congres ook over veel andere aspecten van parodontitis hebben. Parodontitis heeft namelijk verschillende gezichten en iedere verdiepte pocket hoeft niet precies dezelfde oorsprong te hebben. Het is een aandoening die meerdere oorzaken kent.”

Wanneer is er volgens de laatste inzichten sprake van parodontitis?

“Dat is nog steeds zoals het in de leerboeken beschreven staat. Over het algemeen is het een ontsteking en is er klinisch sprake van een verdiepte pocket. De aanhechting van het tandvlees heeft in elk geval losgelaten en op een röntgenfoto is botverlies te zien. Als mensen in hun gebit de bacteriën onvoldoende onder controle hebben, zal er een parodontale ontsteking ontstaan als gevolg van de verstoring van het evenwicht in de aangehechte bacteriën oftewel biofilm. De vraag is echter of de biofilm alleen of in alle gevallen verantwoordelijk is voor het verlies van de parodontale aanhechting, dat wil zeggen desintegratie van het parodontale ligament en alveolaire botafbraak. Als we de behandeling namelijk richten op de bestrijding van deze biofilm, dan verkrijgen we niet in alle gevallen parodontale wederaanhechting en daarmee reductie van de pocket. Het klinische doel van de behandeling is namelijk dat de pocket ondieper wordt, zodat het parodontium beheersbaar en controleerbaar wordt voor het onderhoud door de patiënt zelf. In een behandelsituatie kun je bijvoorbeeld aantreffen, dat de parodontale ontsteking wel minder of afwezig is, maar dat een pocket nog aanwezig of diep blijft. Er spelen met andere woorden meer zaken een rol in niet alleen het ontstaan van parodontitis, maar ook in de behandeling ervan. Deze aspecten willen we tijdens het congres ‘PARO: multidisciplinair’ voor het voetlicht brengen.”

Hoe groot is het probleem van parodontitis? Neemt het toe of af?

“De literatuur is daar niet helemaal eenduidig over. Het lijkt wel zo te zijn dat geringe tot matige aandoeningen van parodontitis afnemen, omdat de mondhygiëne in veel Westerse landen verbeterd is. In deze gevallen zijn vooral de parodontale ontsteking en daarmee de bacteriën de oorzaak van de parodontale afbraak. Van de ernstige vormen van parodontitis zeggen sommige studies dat het afneemt, maar andere spreken dat tegen. Dit zou mij ook niet verbazen, misschien nemen ernstige vormen van parodontitis zelfs wel iets toe. Deze gegevens geven opnieuw aan dat het verbeteren van de mondhygiëne alleen ernstige vormen niet kan voorkomen. Wat we uit onderzoek verder weten is dat zo’n 10 tot 15 procent van de bevolking behept is met zo’n ernstige vorm van afbraak. Dat wil dan zeggen dat meer dan de helft van de wortellengte het kaakbot is afgebroken bij twee of meerdere tanden of kiezen. Het risico is dan groot dat zo’n patiënt meerdere tanden of kiezen verliest en soms zelfs de gehele dentitie.”

Dat die ernstige vorm niet afneemt, heeft dat er ook mee te maken dat mensen ouder worden?

“Daar wordt uiteraard voor gecorrigeerd in wetenschappelijk onderzoek, maar het is wel zo dat bij het ouder worden de problemen veelal verergeren. Het is echter niet zo dat bij iedere oudere de parodontale problemen ernstig worden. Ernstig wil ook zeggen dat er in relatief korte tijd parodontale destructie heeft plaatsgevonden en het geen geleidelijk proces is. Het geleidelijke proces lijkt meer een gestage tred te houden met de aanwezigheid van de bacteriële ontsteking. Er zijn allerlei theorieën over hoe de parodontale destructie ineens verergert of ernstig kan worden, wat in principe bij ieder mens op elke leeftijd kan ontstaan. Zo weten we dat als bij mensen plotseling bepaalde plekken in hun gebit achteruitgaan, dit heel vaak geassocieerd is met major life-events. Daar bedoelen we mee dat mensen veel stress hebben ervaren, door het verlies van een dierbare, een verhuizing, een echtscheiding, maar ook door gezondheidsveranderingen.”

Parodontitis wordt ook geassocieerd met dementie?

“De aandoening wordt met steeds meer ziekten geassocieerd, al veel langer ook met hart- en vaatziekten. Dat wil niet zeggen dat het één tot het ander leidt, oftewel er een oorzaak-gevolgrelatie is. Ook daar zijn vele theorieën over die met name gebaseerd zijn op de bacteriële ontsteking van het parodontium. Als mensen ernstige parodontitis hebben, dan is er sprake van een behoorlijk omvangrijke ontstekingswond. Het is wetenschappelijk aangetoond dat bacteriën en ontstekingsproducten van deze wond in de bloedbaan treden. Alleen is het moeilijk aan te tonen of het één rechtstreeks leidt tot het ander, of dat ze juist gemeenschappelijke delers hebben oftewel risicofactoren delen. Het is in elk geval belangrijk voor het vakgebied dat er aandacht is voor het feit dat het lichaam ook de mond omvat en dat de mondgezondheid effect kan hebben op de algemene gezondheid.”

Wat is in het algemeen de beste parodontale therapie?

“Dat is tot op heden het onder controle brengen van de bacteriën. Dat betekent het aanleren van een daadwerkelijk goede mondhygiëne door de patiënt en dat die daar ook consciëntieus in is. Anderzijds is het ook belangrijk dat door de behandelaar grondig gereinigd wordt. Het is aangetoond dat als je wilt dat een pocket klinisch minder diep wordt, beide partijen zich aan die voorwaarde moeten houden. Maar zoals gezegd, zullen daarmee niet in alle gevallen diepe pockets verdwijnen. Een categorie pockets of pockets bij een select groepje patiënten lijkt op de plaquegerichte therapie minder goed of onvoldoende te reageren.”

Hoe moet je die pockets dan behandelen?

“Als bij een patiënt aan voorgaande voorwaarden lijkt te zijn voldaan en diegene heeft toch nog door het hele gebit heen sterk verdiepte pockets, dan kan een antibioticumkuur een mogelijkheid bieden. Men heeft geprobeerd aan te tonen dat specifieke bacteriën verantwoordelijk zijn voor deze (rest)problemen, maar dat is niet gelukt. Daarom kunnen we dus ook niet op basis van een bacteriologisch onderzoek de indicatie stellen voor een antibioticumkuur. Het gebruik van antibioticum in de parodontale behandeling is daarmee een klinische afweging en is gebaseerd op wat je al hebt gedaan en wat je denkt dat je nog kunt doen bij een specifieke patiënt. Een antibioticumkuur is een mogelijkheid, maar het is niet per se de oplossing. De afweging is lastiger geworden en behoeft daarmee voldoende deskundigheid.”

En als dat dan niet helpt?

“Dan kun je opereren. Ik vind dat zelf niet de oplossing voor de hele mond. Dat zou je meer moeten beperken tot lokale plekken en waar het niet anders kan. Dan gaat het vooral om anatomisch moeilijk bereikbare plekken om bacteriën te bestrijden. Daar helpt een operatie vaak wel, maar is ook niet altijd de oplossing. De allerbeste oplossing voor het ontstekingsprobleem en ook het verval is eigenlijk een tand of kies trekken. Dan ben je de ontstekingsbron kwijt en daarmee de potentiële bedreiging voor het lichaam. Als je een tand of kies trekt, dan hou je een holte in de kaak over. Die kaak kan zich echter herstellen door middel van vorming van nieuw bot. Je doet dus wel degelijk iets. Je zit alleen wel met een tand of kies minder. Als dit op een plek is waar je hem niet kan of wilt missen, dan komen we opnieuw op het werkveld van de tandarts, die gericht is op het herstel van de functie en de esthetiek. Voor dit herstel is de tandarts echter wel afhankelijk van het fundament en daarmee het parodontium. De tandarts kan geen mooie constructie maken op een slecht fundament of in een gebit met een aangetast fundament oftewel een paro-patiënt.”

Kan bij parodontitis een implantaat geplaatst worden?

“In theorie is een implantaat een oplossing voor een verloren tand of kies. Bij paro-patiënten of mensen die parodontitis hebben gehad is het echter lang niet altijd de juiste oplossing of misschien zelfs niet de oplossing. Alleen als je al jarenlang de parodontale situatie onder controle hebt, dan kun je er aan beginnen. Blijkbaar heb je bij zo’n patiënt de risicofactoren voor parodontitis onder controle. Alles wat je in een mond doet, heeft niet enkel bacteriologische consequenties, maar ook functionele. Als je een gebitselement weghaalt of toevoegt, verschuift daardoor de balans in de functie ook. Dat kan soms ongewenste effecten hebben. Wellicht dat parodontitis ook een kwestie van occlusale (over)belasting is en dus een kwestie zou je kunnen zeggen van dichtbijten is. Oftewel: hoe komen de tanden en kiezen op elkaar. De vraag is, speelt dit aspect een rol bij mensen met ernstige parodontale problemen? Tijdens het congres ‘PARO: multidisciplinair’ zullen we daarom eveneens het fenomeen occlusaal trauma behandelen.”

Is ook bruxisme een risicofactor?

“Er is geen concreet onderzoek naar de relatie met bruxisme gedaan. Maar als je het hebt over de invloed van het krachtenspel op het parodontium, dan kun je bij bruxisme wel degelijk spreken van overmatige krachten en het daarvan uitgaande potentiële trauma. Het vóórkomen van bruxisme is 15 à 20 procent van de normale populatie. Dat komt erg mooi overeen met die 10 à 15 procent van ernstige vormen van parodontitis. Je kunt dan echter op zich nog niet stellen dat er een relatie is, laat staan een oorzakelijk verband. Maar als er gekeken wordt bij patiënten in een parodontologiepraktijk, dan ligt het percentage van bruxisme op 80 à 90 procent. Ik denk zelf dat niet letterlijk het krachtenspel, dus hoe de tanden en kiezen op elkaar komen, meespeelt bij parodontitis, maar dat het vooral is wat je met je gebit doet. Iemand kan een perfect gebit hebben met een ideale occlusie, maar als hij dat overmatig gebruikt of juist nauwelijks, dan kan er ook iets mis gaan.

Bruxisme is geassocieerd met gedrag zoals klemmen en knarsen en wordt sterk geïnduceerd vanuit stress. De vraag binnen de parodontologie is ook of stress vanuit pathofysiologisch opzicht iets doet met het parodontium. Kunnen immunologische veranderingen leiden tot parodontale destructie of is het juist de veranderingen in iemands mondgedrag? Als mensen zich niet goed voelen, heeft dat altijd gevolgen voor hun patronen. Vaak is dan de verzorging van de mond ook minder, waardoor in elk geval de parodontale ontsteking toeneemt. ”

Welk gedrag is met name van invloed op parodontitis?

“Het begint met het mondhygiënische gedrag, maar ook roken kan van invloed zijn. Van roken is echter niet ondubbelzinnig aangetoond dat het de directe oorzaak is, maar het wordt wel gezien als een risicofactor. Daarnaast is stressmanagement belangrijk, een verantwoord voedingspatroon, maar ook voldoende nachtrust en voldoende lichaamsbeweging. Mensen die een slechter slaappatroon hebben, maar ook zij die minder bewegen, hebben vaker meer en ernstiger vormen van parodontitis. Dit zou kunnen komen door een verlaagde weerstand door het slaaptekort. Het zou echter ook een onderdeel kunnen zijn van de onrust en de spanning in iemands leven, die daardoor bepaald gedrag vertoont in zijn mond dat ongunstig is voor de parodontale aanhechting.”

Hoe kun je gedragsverandering tot stand brengen om parodontitis te verminderen?

“Dan gaat het vooral over het motiveren van mensen. Het vraagt iets van jezelf om iemand met respect en compassie te begeleiden naar een meer verantwoorde levensstijl. Uiteindelijk is de patiënt zelf verantwoordelijk voor zijn eigen mondconditie en daarmee ook de verzorging. Het aspect van motiveren speelt in de hele gezondheidszorg. Er wordt van de medewerkers in de gezondheidszorg dan ook steeds meer van hun begeleidende rol gevraagd. Je moet dus mensen ‘aansporen tot’, maar dan moet je wel per ziektegebied weten welke gedragingen je welke kant op zou willen sturen.

Stressmanagement bijvoorbeeld is best lastig. Voordeel is wel dat als je mensen periodiek ziet, zoals het geval is in de parodontologie, je daar repeterende gesprekken over kunt voeren. Dat is vooral open vragen stellen en reflecteren, zodat mensen zicht krijgen in zichzelf en op hun situatie. Patiënten komen dan in feite bij een coach terecht, die inhoudelijke kennis bezit over de ziekte maar ook kennis moet hebben van de gedragsleer en de achterliggende psychologie om mensen bij te kunnen staan. In het congres ‘PARO: multidisciplinair’ besteden we daarom ook aandacht aan het (on)vermogen van mensen om te komen tot gedragsverandering.”

Is daarin ook een rol voor mondhygiënisten weggelegd?

“Ja zeker, ik denk dat mondhygiënisten pur sang opgeleid zijn of dienen te worden als gedragsbegeleiders, omdat het in de eerste plaats altijd zal gaan om het mondhygiënische gedrag. Dat heeft de meeste invloed op mondproblemen en dat is al een uitdaging, want het gaat verder dan mensen alleen maar aanwijzingen geven over hoe het gebit gereinigd dient te worden. Het werkveld wordt hiermee breder en interessanter. Het is meer gericht op gedragscomponenten dan enkel op het technisch handelen. Dat is eigenlijk bijzaak en dient ter ondersteuning om het gezondheidsdoel te kunnen bereiken. Ook dit geldt niet enkel voor de mondzorg maar voor de gehele gezondheidszorg.”

Zou er in de toekomst nog iets veranderen in de behandeling van parodontitis?

“Zeker. De gouden standaard (het bestrijden van de biofilm) zal blijven, omdat je anders het parodontium klinisch nooit gezond kan maken. Maar om op de lange termijn nieuwe problemen te voorkomen, is het management van andere risicofactoren ook heel belangrijk. Lifestyle-begeleiding en stressmanagement gaan steeds belangrijker worden. Ik verwacht dat als we meer inzicht krijgen in deze onderdelen, dat de behandeling breder gaat worden. Hiervoor hebben we elkaar zoals aan het begin gezegd allemaal nodig, vandaar ook de titel van het congres ‘PARO: multidisciplinair’.”

 

Interview door dental INFO met dr. Schelte Fokkema, samensteller en moderator van het congres ‘PARO: multidisciplinair’, parodontitis belicht vanuit een breder perspectief.

 

Schelte Fokkema is opgeleid als mondhygiënist, tandarts en parodontoloog en is gepromoveerd op het gebied van de immunopathogenese van parodontitis. Hij heeft een verwijspraktijk voor parodontologie in Den Bosch, geeft bij- en nascholingscursussen en is auteur van wetenschappelijke publicaties.

 

Het congres ‘PARO: multidisciplinair’, parodontitis belicht vanuit een breder perspectief, wordt op 17 januari 2020 georganiseerd door de Dr. G.J. van Hoytema Stichting in het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Op dit congres wordt het multifactoriële karakter van parodontitis belicht en worden relaties gelegd met de endodontologie, kaakchirurgie, orthodontie, occlusieleer, restauratieve tandheelkunde, implantologie en gedragsleer. Sprekers zijn deskundigen uit al deze vakgebieden.

 

 Paro-multidisciplinair

Lees meer over: Kennis, Parodontologie, Scholing, Thema A-Z
parodontale-therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie: Factoren die bepalend zijn voor het succes

Parodontitis wordt ook wel een complexe ziekte genoemd omdat er niet één enkele oorzaak voor is. We weten echter dat de klinische behandeling van parodontitis heel succesvol is als we de therapie richten op de bestrijding en het onder controle brengen van de mondbacteriën. Welke factoren zijn bepalend voor dit succes?

Omdat er voor parodontitis niet één enkele oorzaak is, is er ook geen enkele bacterie in de subgingivale biofilm primair of alleen de oorzaak van de parodontale afbraak. Wat we wel zeker weten is dat de parodontale ontsteking veroorzaakt wordt door de bacteriën, dat is experimenteel zeer overtuigend aan te tonen voor zowel gingivitis als peri-implantaire mucositis. Echter hoe nu precies de overgang optreedt van deze marginale parodontale ontsteking naar parodontitis waarbij verlies van het parodontale ligament en het alveolaire kaakbot optreedt, is tot op de dag van vandaag onduidelijk.

Desondanks weten we dat de klinische behandeling van parodontitis heel succesvol is als we de therapie richten op de bestrijding en het onder controle brengen van de mondbacteriën. Dat wil zeggen als een grondige professionele supra- en subgingivale gebitsreiniging wordt uitgevoerd in combinatie met het inzetten van een goede plaquebeheersing door de patiënt. Echter voor een geslaagde uitkomst van deze therapie gelden een paar cruciale randvoorwaarden, alle met een biologische grondslag. Als de behandelaar deze factoren onderkent en daarnaar handelt is iedereen in staat om parodontitispatiënten succesvol te behandelen. In de meeste gevallen volstaat mechanische therapie, maar soms is ondersteuning met systemische antibacteriële middelen noodzakelijk. Daarnaast kunnen lifestyle-veranderingen ingezet worden om de microbiële status in balans te brengen.

Voorwaarden parodontale therapie

  • Motivatie is voorwaardelijk voor het volgen van het paroprotocol
  • Patiënt ziet het belang in en heeft vertrouwen in de verandering
  • Patiënt is zelf verantwoordelijk en zelf oplossend
  • Patiënt kiest eigen weg vanuit intrinsieke motivatie
  • Behandelaar geeft deskundige begeleiding
  • Behandelaar werkt samen op basis van gelijkwaardigheid

Motiveren patiënt

De Baderstenstudies hebben laten zien dat het allereerst motiveren en instrueren van de patiënt heel goed werkt; zij voorkwamen namelijk daarmee de rekolonisatie van de (sterk) verdiepte pockets direct na afloop van de subgingivale scaling. Voor de parodontale genezing is het van cruciaal belang dat tijdens de herstelperiode voorkómen wordt dat het subgingivale milieu opnieuw bevolkt wordt met paropathogenen.

Uit studies is gebleken dat als er niks gedaan wordt aan het motiveren van patiënten voor het ontwikkelen van een goede plaquebeheersing, de behandeling veel minder aanslaat. In deze studies is aangetoond dat de rekolonisatie van sterk verdiepte pockets binnen 6 tot 8 weken optreedt na diep subgingivale scaling indien er gen supragingivale plaquecontrole plaatsvindt. De zogen. 6-weekse controle na afloop van de niet-chirurgische parodontale behandeling is van deze studies afgeleid. Hierbij wordt door het controleren en bijsturen van de mondhygiëne en het reinigen van het gebit geïnvesteerd in de verdere parodontale genezing.

Een ander voordeel van het vooraf motiveren en instrueren van patiënten voor een goede plaquebeheersing is dat er binnen een paar weken reductie van de marginale gingiva optreedt. Hierdoor is de curatieve therapie effectiever en efficiënter, omdat het aanwezige subgingivale tandsteen zichtbaar wordt voor de behandelaar. Afhankelijk van de mate van marginale ontsteking, de pocketdiepte en het type hulpmiddel dat geadviseerd wordt voor de interdentale reiniging, kan er een reductie van maar liefst 2 mm en zelfs meer optreden.
Daarom stelt Fokkema dan ook voor om voorafgaande aan de curatieve therapie en het starten van het paroprotocol, allereerst te beginnen met preventie! Deze suggestie is ook opgenomen in het nieuwe paroprotocol.

Paroprotocol of preventietraject

Bovenstaande betekent dan ook dat je niet met iedereen die (sterk) verdiepte pockets heeft het paroprotocol hoeft in te gaan; het is veel doeltreffender om eerst een patiënt te motiveren in het veranderen van zijn mondhygiënische (en life style) gedrag dan het gebit ofwel de pockets te reinigen. Daarnaast zou een patiënt met een incidenteel probleem ook het paroprotocol niet in moeten gaan om onnodige kosten en overbehandeling te voorkomen. In het nieuwe protocol is verder opgenomen dat bij lokale problemen geanalyseerd dient te worden of het wel een echt paroprobleem is en als dit niet het geval blijkt te zijn kan er volstaan worden met het volgen van het preventietraject middels M-codes.

Reinigen diep subgingivale worteloppervlakken

Uit de Baderstenstudies is verder gebleken dat de behandelaars gemiddeld 7 minuten per gebitselement bezig waren met het reinigen van sterk verdiepte pockets. Dit betekent zoals doorgaans gebruikelijk is binnen de parodontologie dat voor een initiële behandeling waarbij sprake is van gegeneraliseerd sterk verdiepte pockets per kwadrant, ėėn uur wordt gehanteerd. Het is met andere woorden heel belangrijk voldoende tijd te plannen voor het reinigen van diep subgingivale worteloppervlakken om een doeltreffend resultaat te kunnen bereiken.

Verschil tussen ultrasone- en handinstrumenten

Daarnaast is in de Baderstenstudies onderzocht of er een verschil is tussen ultrasone- en handinstrumenten bij de subgingivale reiniging van sterk verdiepte pockets. De parodontale verbeteringen blijken geheel vergelijkbaar te zijn en de reiniging van de diep subgingivale oppervlakken is hetzelfde. Echter omdat men in die tijd nog te hard sondeerde weten we niet zeker of de mate van pocketdieptereductie voor handinstrumenten en ultrasone apparatuur vergelijkbaar is. Namelijk of er een verschil is tussen de mate van epitheliale aanhechting tussen beide behandelmethodes. De Baderstenstudies hebben uiteindelijk enkel aangetoond dat het herstel van de bindweefselaanhechting op de bodem van de pocket hetzelfde is voor hand en ultrasone instrumenten. Het is uit andere studies wel gebleken dat na ultrasone reiniging relatief ruwere worteloppervlakten worden nagelaten maar het is nog onduidelijk of dit gunstig of juist ongunstig is voor de epitheliale aanhechting. Ultrasoon heeft echter wel meerdere voordelen zoals minder fysieke belasting, een beter werkveldoverzicht en dat het gemakkelijker hanteerbaar is.

Furcatieproblemen

Als er sprake is van furcatieproblemen dan blijkt uit onderzoek dat de parodontale therapie minder goed aanslaat en chirurgie vaak noodzakelijk is. Echter chirurgie is lang niet in al dit soort gevallen nodig. Voor enkelwortelige elementen of anatomisch gladde vlakken van meerwortelige elementen geldt dat vaak de niet-chirurgische therapie afdoende is.

Als de motivatie van de patiënt daarentegen erg hoog is hoeft chirurgie niet nodig te zijn bij furcatieproblemen.

Dr. Schelte Fokkema laat dit zien aan de hand van een casus waarbij zelfs reductie van sterk toegankelijke en doorgankelijke furcatiegradaties optrad en er een stabiele situatie werd verkregen.

Effect van een antibioticumkuur bij parodontitis?

Fokkema zet verder meerdere kanttekeningen bij studies die onderzoek doen naar het effect van een antibioticumkuur bij parodontitis. Statistische analyse van klinische data is veelal dubieus en klinisch niet relevant ofwel ontoepasbaar, omdat er in het algemeen gemiddelde pocketdieptes worden gepresenteerd. Als clinicus wil je weten of persisterende sterk verdiepte pockets baat hebben bij een aanvullende antibioticumkuur en hiervoor is het zinvoller om in studies per pocketdiepte het effect te tonen. Daarnaast wisselt de kwaliteit van de niet-chirurgische parodontale behandeling sterk, waardoor onduidelijk is of de reductie van de pocketdiepte het effect is van de antibioticumkuur of de supra- en subgingivale reiniging. Verder zijn er weinig lange termijn evaluaties gepubliceerd en zijn de patiëntengroepen vaak onvoldoende vergelijkbaar, waardoor uiteindelijk appels met peren worden vergeleken.

Echter als patiënten daadwerkelijk gemotiveerd zijn in het ontwikkelen en het handhaven van een goede plaquebeheersing en er een grondige reiniging plaats vindt van de diep subgingivale worteloppervlakken waarvoor voldoende tijd is genomen, dan heeft Metronidazol als monotherapie geen additioneel effect is gebleken uit onderzoek.

Of de combikuur, de gelijktijdige toediening van Amoxicilline en Metronidazol die beide driemaal daags worden ingenomen gedurende een week, hetzelfde effect heeft is nog onvoldoende bekend. In het algemeen zorgt de combikuur gemiddeld voor 0,5 mm meer aanhechtingswinst ten opzichte van de groep zonder de kuur. Echter voor een patiënt met multipele persisterende sterk verdiepte pockets na afloop van de parodontale therapie is een dergelijke beperkte en klinisch irrelevante reductie onvoldoende doeltreffend en wordt klinisch nog steeds geen stabiele en controleerbare situatie bereikt.
Vanwege het ontbreken van voldoende bewijs voor de oorzakelijke factoren voor persisterende verdiepte pockets na de behandeling is er geen duidelijke indicatie voor een combikuur te stellen enkel dan op basis van klinische en daarmee empirische afwegingen. Echter indien het resultaat van de therapie tegenvalt, dan dient altijd eerst de bijdrage van de mondhygiëne en die van de curatie ontsloten te worden. Helaas zijn deze twee zaken klinisch moeilijk te analyseren aangezien de aanwezigheid van supragingivale plaque een momentopname is en de subgingivale worteloppervlakken met het oog niet te inspecteren zijn.

De vraag is of alternatieve vormen van parodontale therapie de oplossing zijn, zoals

  • Laser voor het verwijderen van verkalkte en onverkalkte bacteriën
  • Fototherapie voor het doden van bacteriën
  • Airflow om onverkalkte bacteriën te verwijderen
  • 24-12 uurs behandeling om de immuunrespons te verhogen
  • Lokale antibiotica of antiseptica om bacteriën te doden of in groei te remmen
  • Probiotica om invloed uit te oefenen op de biofilmsamenstelling
  • Voeding en voedingssupplementen die invloed op het immuunsysteem en celfuncties hebben.

Tot op heden blijkt er geen enkele therapie superieur te zijn boven een goede plaquebeheersing en een professionele scaling om de supra- en subgingivale biofilm te beheersen en daarmee parodontale genezing te bewerkstelligen. Daarom is het inzetten op gedragsverandering en een gezonde lifestyle de enige oplossing, omdat hiermee de minste kans op rekolonisatie aanwezig is en daarmee de terugkeer van parodontale ontsteking.

Omdat het voorkomen van rekolonisatie van mondbacteriën van essentieel belang is, is het slagen van de parodontale behandeling een kwestie van teamwork, waarbij ieder lid van het tandheelkundige team, van balieassistent, preventieassistent tot mondhygiënist en tandarts, een taak heeft en waarvoor één en dezelfde visie noodzakelijk is om succesvolle uitkomsten van de therapie te verkrijgen.

Conclusie: “supragingivale reiniging door de patiënt zelf is de belangrijkste factor voor een succesvol resultaat.”

Dr. Schelte Fokkema is tandarts-parodontoloog, maar ook mondhygiënist en is in 2002 gepromoveerd op het gebied van de immunopathogenese van parodontitis. Al ruim 20 jaar voert hij een verwijspraktijk voor parodontologie in Den Bosch en coacht hij mondzorgprofessionals op het gebied van de klinische parodontologie. Hij heeft een scholingsreeks van acht dagcursussen ontwikkeld die vallen onder NVM-educatie mondhygiënisten. Schelte heeft jarenlang gedoceerd bij de opleidingen Mondzorgkunde en is verantwoordelijk voor de in 2014 geaccrediteerde post-HBO opleiding ‘Leergang Parodontologie’. Hij is auteur van diverse wetenschappelijke publicaties in de (inter)nationale literatuur, heeft beleidsnota’s opgesteld en heeft regelmatig zitting (gehad) in commissies, adviescolleges en besturen.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Schelte Fokkema tijdens het congres Paro2019 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Associatie tussen chronische parodontitis en erectiestoornissen

Een nieuwe studie heeft een associatie aangetoond tussen chronische parodontitis en erectiestoornissen. De resultaten van het onderzoek suggereren het belang voor urologen om rekening te houden met de mondgezondheid bij het onderzoeken en behandelen van mannen met een erectiestoornis.

Endotheeldisfunctie door parodontitis

De laatste jaren bleek steeds vaker dat chronische parodontitis endotheeldisfunctie kan veroorzaken. Parodontale bacteriën zorgen voor ontstekingen die het endotheel kunnen ontregelen, waardoor plak kan ontstaan aan de binnenkant van kleine en middelgrote vaten. Deze ontregeling kan een invloed hebben op erecties en penis vascularisatie. Aangezien er slechts een Turks onderzoek is dat de link tussen parodontitis en erectiestoornissen onderzocht, besloten Amada Martin en zijn team van de University of Turin in Italië hier verder onderzoek naar te doen.

Het onderzoek

Het onderzoek werd uitgevoerd op 158 patiënten aan de urologie afdeling van het San Cecilio University Hospital in Granada, Spanje, in de periode van januari 2015 tot januari 2017. 80 van hen waren recentelijk gediagnosticeerd met een erectiestoornis, 78 patiënten hadden geen erectiestoornis en werden gebruikt als controlegroep. Alle patiënten waren tussen de 18 en 70 jaar oud en hadden minstens 11 natuurlijke tanden in hun mond.

Van alle patiënten werd sociodemografische data verzameld, zoals leeftijd en alcohol- en tabaksconsumptie. Ook ondergingen alle patiënten een parodontaal onderzoek, waarbij onder andere werd gekeken naar diepte van de pockets, klinisch hechtingsverlies, bloeden bij sonderen, aanwezigheid van plak en een modificatie van de Periodontal Inflammatory Severity Index (PISIM).

Parodontale patiënten meer kans op erectiestoornis

Uit het onderzoek bleek dat in de groep met patiënten met erectiestoornis 74% kampte met parodontitis, waar dit in de controlegroep het geval was voor 58%. Hieruit kan worden geconcludeerd dat parodontale patiënten een grotere kans hebben op een erectiestoornis dan patiënten zonder parodontitis. Om dit te bevestigen is verder, langdurig onderzoek met een objectieve techniek noodzakelijk.

Bron:
European Federation of Periodontology

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
Decision tree voor classificeren van parodontitis

Decision tree voor classificeren van parodontitis

Een van de belangrijkste elementen in de European Federation of Periodontology (EFP) toolkit voor de nieuwe classificatie van parodontale en peri-implantaire aandoeningen is de ‘decision tree’ voor het beoordelen van parodontitis. De decision tree helpt tandartsen en mondhygiënisten met het nemen van beslissingen rondom en het diagnosticeren van parodontitis.

Vier stappen van de decision tree

De decision tree zoals omschreven in “Periodontitis: clinical decision tree for staging and grading” omvat vier stappen:

  1. De eerste stap maakt het mogelijk voor de mondzorgprofessional om te discrimineren tussen parodontale gezondheid, gingivitis en verdenking van parodontitis bij een nieuwe patiënt;
  2. De tweede stad is een bevestigende stap om verschillende diagnoses te kunnen geven voor parodontitis en andere condities die worden gekenmerkt door gehechtheidsverlies;
  3. De derde stap kijkt naar hoe ernstig en complex het managen van de parodontitis bij de patiënt in kwestie is;
  4. De vierde en laatste stap beoordeelt het risico profiel van de aandoening bij de patiënt.

Proces achter creatie model

Het decision tree model is ontwikkeld door Maurizio Tonetti en Mariano Sanz. De bovengenoemde stappen worden in een pdf document van acht pagina’s grondig uitgelegd. In een uitgebreider artikel in de Journal of Clinical Periodontology wordt dieper ingegaan op het proces achter de creatie van de decision tree. Hier wordt onder andere uitgelegd dat het implementeren van een nieuwe classificatie methode vereist dat de huidige manier van denken wordt aangepast om diagnoses in klinische praktijken en opleidingen te kunnen optimaliseren.

Lees meer over de decision tree van Tonetti en Sanz

Bron:
EFP

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Van diagnose naar behandelplan

Parodontitis: Van diagnose naar behandelplan

Door te screenen op pocketdiepte wordt er een onderscheid gemaakt tussen pluis, mogelijk niet pluis (pluizig), niet pluis. Op basis van de literatuur is de inschatting dat de eerste twee categorieën voornamelijk overeenkomen met gezondheid en gingivitis en de laatste categorie mogelijk met (beginnende) parodontitis. Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden.

Voor de eerste twee categorieën (0-5mm) is zorg met als doel preventie van parodontale problemen de eerste aangewezen stap in professionele tandheelkundige zorg. Op de laatste situatie, niet-pluis met pockets meer dan 6 mm, is het paro-protocol van toepassing waar in de lezing verder op doorgegaan werd.

Henry Schein tabel

Voordat een patiënt het paro-protocol binnengerold wordt, is het belangrijk dat eerst de motivatie om een dergelijk behandeltraject te willen doorlopen wordt afgetast. De patiënt moet wel gemotiveerd zijn om hierin met de behandelaar mee te gaan wil het doelmatige zorg zijn. Het advies is dat hier een aparte afspraak voor wordt gemaakt en dit aspect niet in een korte afspraak van een periodiek mondonderzoek wordt gepropt. Leg daarom aan de patiënt uit dat tijdens de controle het tandvlees nauwkeurig werd onderzocht en mogelijk problemen zijn geconstateerd. Geef aan dat er een nieuwe afspraak nodig is om dit uitgebreider te onderzoeken om een passend advies te geven en met elkaar te bespreken wat er aan te doen is. Het huidige tariefsysteem biedt voldoende ruimte om daar tijd en aandacht aan te besteden. De rest van de lezing werd mede daarom opgehangen aan de omschrijving die de algemene bepalingen van de NZA aan de code T12 ‘Onderzoek het tandvlees met een parodontiumstatus’ heeft gekoppeld. In het veld heeft Van der Weijden gemerkt dat er het misverstand bestaat dat het maken van een parodontiumstatus de strekking van code T12 dekt.

T12: Het afnemen van een tandheelkundige, medische en psychosociale anamnese

Met betrekking tot dit deel van het onderzoek kan aan de hand van de volgende vragen met de patiënt in gesprek worden gegaan.

Tandheelkunde anamnese:

  • Wat is de klacht en hoe lang bestaat die al?
  • Wat is er tot nu toe aangedaan en heeft dit effect gehad?

Medische anamnese:

  • Is er sprake van systemische aandoeningen waardoor bijvoorbeeld de afweer verlaagd is?
  • Is er sprake van medicatie die van invloed is op het tandvlees? Bijvoorbeeld calciumantagonisten die als bijwerking gingivavergroting hebben.
  • Zijn er lifestyle aspecten die de conditie van het tandvlees negatief beïnvloeden? Bijvoorbeeld roken of een tekort aan vitamines.

Psycho-sociale aspecten:

  • Interfereert de psyche met een succesvolle therapie? Denk daarbij bijvoorbeeld aan een patiënt met smetvrees die een partiële prothese moet gaan dragen.
  • Ligt de psyche mogelijk ten grondslag aan het probleem (bijvoorbeeld het ontstaan van necrotiserende parodontale aandoeningen door veel stress).

T12: Exploratief sonderen van de pocketdiepte rondom alle aanwezig elementen via zespuntsmeting

De gegevens die genoteerd worden in een parodontiumstatus geven samen het beeld van een plattegrond van het tandvlees. Voor het opmeten van de pocketdiepte zijn er verschillende soorten pocketsondes beschikbaar. Veel gebruikt is de sonde met een ‘Williams markering’ waarbij over een lengte van 10 mm de millimeterstreepjes p 4 en 6 mm afwezig zijn om de sonde makkelijker te kunnen aflezen. Sommige behandelaars geven de voorkeur aan een 15 mm sonde waarbij op 5, 10 en 15 mm de markering dikker is dan bij de overige millimeters. Voor het screenen is de WHO-sonde bij uitstek geschikt omdat de markering overeenkomt met pluis, pluizig en hoogstwaarschijnlijk niet pluis. De pocketdiepte wordt afgerond op het dichtstbijzijnde millimeterstreepje.

Een ander instrument dat niet kan ontbreken bij het invullen van een parodontiumstatus is de furcatiesonde. Van der Weijden vertelde dat hij in het verleden bij het uitpakken van een nieuwe sonde deze altijd iets openboog om de curve vlakker te maken. Tegenwoordig is deze standaard te koop als PQ2NM waarbij de ‘M’ voor modified staat. Furcaties worden internationaal gescoord ‘Licht toegankelijk’ Graad I (minder dan 3 mm), ‘Toegankelijk’ Graad II (meer dan 3 mm) en ‘Doorgankelijk’ Graad III.

Wat voor informatie geeft het opmeten van de diepte van de pocket ons?

Het geeft ons niet zozeer informatie over hoe ernstig de ‘ontsteking’ van het tandvlees is. Als metafoor gebruikt Van der Weijden het voorbeeld van een patiënt die met een fikse ontsteking op zijn arm naar de dokter gaat. Het is dan niet gebruikelijk dat de dokter een meetlat pakt om de ontsteking op te meten (of nog erger: die in de tijd volgt en bekijkt of die stabiel blijft qua afmetingen). Pocketdiepte geeft informatie voor de lange termijn. Het is een risico inschatting voor de toekomst en is een voorspellende factor voor aanhechtingsverlies. Onderzoek heeft laten zien dat bijvoorbeeld pockets van 7 mm of dieper een verhoogd risico vormen op aanhechtingsverlies.

ad 1) (of nog erger de ontsteking in de tijd gaat vervolgen of deze stabiel blijft qua afmetingen).

T12: Het noteren van de locaties met bloeding na sonderen

Bij het bepalen van de bloedingsneiging is het van belang dat de pocketsonde contact houdt met het tandoppervlak. Als de pocketsonde namelijk in het tandvlees geduwd wordt in plaats van langs de tand in de pocket geschoven, treedt er bloeding op die niet gerelateerd is aan de ontsteking van het tandvlees. Wat voor informatie geeft de bloedingsneiging ons?

De klassieke symptomen van ontsteking zijn Dolor (lokale pijn), Calor (locale warmte), Tumor (lokale zwelling), Rubor (lokale roodheid), functio laesa (functieverlies). Bij een parodontale ontsteking kunnen symptomen van roodheid en zwelling gebruikt worden, echter de afwezigheid ervan sluit een ontsteking niet uit. Of roodheid en zwelling zichtbaar zijn is namelijk sterk afhankelijk van de dikte van de marginale gingiva. Gecombineerd klinisch en histologisch onderzoek heeft laten zien dat de bloedingsneiging een betrouwbaarder symptoom is van een ontstoken pocket dan roodheid en zwelling. Als we functio laesa toepassen op ontstoken tandvlees dan is het vooral de tonus van het tandvlees dat minder wordt. Vrij vertaald: het bindweefsel elastiekje dat om de tand zit, ligt minder vast.

Uit onderzoek van Klaus Lang et al. waarbij over een periode van 4 jaar gekeken werd naar de frequentie van het optreden van bloeding gerelateerd aan aanhechtingsverlies, bleek dat als de pocket 4 keer van de 4 keer dat deze onderzocht is bloeding na sonderen vertoont, de kans op aanhechtingsverlies 30% is. Bloedt de pocket van de 4 keer onderzoek nooit, dan is die kans maar 1,5%. De informatie die we halen uit bloeding van het tandvlees is dus vooral dat als het niet bloedt, de kans erg klein is dat er in de toekomst aanhechtingsverlies optreedt. Mede op basis van deze onderzoeksgegevens wordt er wel geringschattend gedaan over bloedend tandvlees en in de praktijk heeft dit in vergelijking met pocketdiepte minder aandacht van de tandheelkundige professional. Uit longitudinaal onderzoek blijkt echter dat tanden en kiezen met een gezonde of licht ontstoken gingiva 8,4 keer minder risico hebben om verloren te gaan dan die met ernstige gingivitis.

Onder zijn studenten merkt Van der Weijden op dat mobiliteit van een tand vaak als iets ernstigs wordt gezien. Echter in geval van parodontale afbraak is door het verlies van steunweefsel de hefboomwerking bij occlusale krachten groter met als gevolg toegenomen mobiliteit. Dit hoeft geen probleem te zijn en zeker niet direct een aanleiding voor extractie. Als behandelaar moeten we ons vooral zorgen maken als de mobiliteit progressief is of als het element indrukbaar is.

T12: het inschatten van de prognose per element

Om een goede inschatting te maken zijn loodrecht ingeschoten gedetailleerde röntgenfoto’s onmisbaar. Interpretatie van wat zichtbaar is op deze foto’s geeft vooral informatie over de geschiedenis wat er gebeurd is met de patiënt en niet of er op dat moment sprake is van een ontsteking. Daarvoor zijn de klinische metingen onmisbaar. Een OPT is door overprojectie en vertekening niet geschikt om de mate van botverlies vast te stellen. Maak in geval van parodontale problemen bij voorkeur een röntgenanalyse met apicale foto’s en bite-wings. In reactie op een complete röntgenstatus wordt er tegenwoordig onterecht ‘ALARA’ geroepen. Pas nadat de behandelaar besloten heeft om de röntgenfoto te maken gaat het principe in om deze te maken met zo min mogelijk stralingsbelasting. Van der Weijden verwijst voor de geïnteresseerden naar het artikel dat hij samen met Erwin Berkhout schreef: De gerechtvaardigde röntgenfoto uit Dentista.

Om de mate van botverlies goed te kunnen bepalen moet de röntgenfoto loodrecht worden ingeschoten. In geval van parodontitis worden er daarom bij voorkeur verticale bite-wings gemaakt om dit goed te kunnen beoordelen. In de gezonde situatie ligt het botniveau approximaal gemiddeld 1 mm onder de glazuurcement grens. Als er sprake is van botverlies dan kan op basis van de röntgenfoto bepaald worden of dit gelijkmatig of angulair botverlies is. In dit laatste geval is er sprake van een infrabony defect. Ook kunnen furcatieproblemen zichtbaar zijn op röntgenfoto’s hoewel de betrouwbaarheid bij bovenmolaren door overprojectie een stuk minder is dan bij ondermolaren.

Samengevat

Samengevat kunnen we op basis van de verzamelde gegevens de volgende complicerende factoren vaststellen:

  • Angulaire defecten; Pockets blijven vaak dieper en zijn lastiger te reinigen.
  • Furcatietoegankelijkheid; de nachtmerrie van de parodontoloog omdat dit als een onvoorspelbaar tijdbommetje kan opspelen.
  • Meer dan 1/3 botverlies (1/3 komt door de conische vorm van een gebitselement overeen met ongeveer 50% aanhechtingsverlies).

T12: Het stellen van de diagnose

Een diagnose geeft in het algemeen antwoord op de volgende vragen:

  • Wat is er aan de hand? – Dat lukt bij parodontale problemen meestal nog wel om te beantwoorden
  • Waar komt het vandaan? – Lastig in te schatten
  • Waar gaat het naar toe? – Moeilijk in te schatten

In de parodontologie spreken we daarom van ‘classificatie’ in plaats van ‘diagnose’. Voor de volledigheid zou in de algemene bepaling van T12 het stellen van de diagnose gewijzigd moeten worden in: Het classificeren van de parodontale aandoening.

Waar men internationaal voorheen onderscheid maakte tussen agressieve en chronische parodontitis is dit met de recente nieuwe classificatie nu vereenvoudigd tot ‘parodontitis’. Wel wordt daarbij het stadium aangegeven van; weinig, gemiddeld, veel of heel veel (Stage I t/m IV). Mochten er daarbij ook gegevens uit het verleden beschikbaar zijn, dan kan er een inschatting gemaakt worden van de progressie: langzaam, gemiddeld of snel (Grade A,B,C).

Vrijwel alle medische aandoeningen zijn multifactorieel. De causale componenten die ziekte veroorzaken hoeven niet bij elke patiënt dezelfde te zijn. Er is in het causale mechanisme dat ten grondslag ligt aan het ontstaan van de aandoening altijd één factor aanwezig die nodig is om de ziekte te veroorzaken, ook wel necessary cause genoemd (Rothman, 1976). Het verwijderen van deze factor zorgt voor genezing. Het elimineren van andere factoren kan helpen om de ziekte onder controle te krijgen. Denk daarbij in het kader van parodontitis aan het stoppen met roken. Het is de uitdaging voor iedere behandelaar om een inschatting te maken welke causale componenten een rol spelen bij de patiënt die hij/zij behandelt (denk aan lifestyle factoren, genetische aspecten, de aanwezigheid van specifieke micro-organismen, (lokale) anatomische factoren, etc.). De manier waarop Rothman met dit model tegen de wereld aan kijkt helpt om parodontitis beter te begrijpen. Als plaque de ‘necessary cause’ is voor parodontale ontstekingen, dan is ook duidelijk waarom dit zo moeilijk te behandelen is, omdat vrijwel niemand zijn mond 100% plaque-vrij weet te houden. De meesten hebben daarom de ondersteuning van een mondhygiënist nodig om de parodontale conditie stabiel te houden

T12: Het opstellen van een pardontaal behandelingsplan en het bespreken met de patiënt

Om de patiënt mee te krijgen om het behandeltraject te ondergaan is een gestructureerd informatief gesprek nodig over de consequenties van therapie, zoals onder andere zelfzorg, gevolgen van de behandeling (denk aan recessie), financiële consequenties en de (levenslange) noodzaak voor nazorg. Van der Weijden gebruikt hiervoor al jaren een collage met duidelijke plaatjes die als geplastificeerde kaart via het secretariaat van de NVvP besteld kan worden, via e-mail secretariaat@nvvp.org. Ook maakt hij gebruik van een gebitsdiagram waar hij met verschillende kleurtjes op aangeeft wat er bij de patiënt aan de hand is. Dit geeft hij na afloop van het gesprek aan de patiënt mee naar huis. Zoals het spreekwoord zegt: Een beeld zegt meer dan duizend woorden.

De laatste jaren wordt er vanuit diverse organisaties op aangedrongen voor iedere patiënt duidelijk te hebben wat het zorgdoel is en wat het behandelplan en zorgplan zijn om dat doel te bereiken en te behouden. Dit wordt mooi beschreven in de KNMT-richtlijn voor het behandeljournaal: “Het zorgplan geeft voor de individuele patiënt een overzicht van de diagnostische en ondersteunende, preventieve en/of curatieve behandelingen die moeten leiden tot het behalen van het zorgdoel. Het geeft bij voorkeur de achtergronden van deze handelingen: de uitgangssituatie, risicoanalyse en prognose. Het zorgplan wordt opgesteld door de hoofdbehandelaar, die daarbij aanspreekpunt is voor het gehele behandeltraject. Het zorgplan omvat het behandelplan, de nazorgfase en vermeldt de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken behandelaars. In het zorgplan worden ook de plichten van de patiënt genoemd.”

Aan de ACTA-student wordt onderwezen dat in samenspraak met de patiënt de wensen en de mogelijkheden worden afgestemd om te komen tot een gezamenlijk doel. Het hieronder bijgevoegde schema geeft het model weer dat in het onderwijs gehanteerd wordt. Belangrijk is dat gezamenlijk (informed consent) tot een behandeltraject wordt besloten om problemen te herstellen en daarna een traject wordt ingezet om problemen te voorkomen met als insteek: eerst genezen, dan verzorgen (cure en care).

Om dit makkelijker te begrijpen kan het als volgt voorgesteld worden. Er meldt zich bijvoorbeeld een patiënt met 10 caviteiten. Dit kunnen we restaureren en de patiënt zonder verdere actie na een jaar terug laten komen voor een periodiek mondonderzoek. Het risico is dan groot dat er opnieuw 10 caviteiten aanwezig zijn. Het behandelplan zou moeten zijn: herstel van de caviteiten, maar daaraan gekoppeld zou een zorgplan moeten zitten van bezoek aan preventieassistent of mondhygiënist om de zelfzorg te verbeteren en voedingsgewoontes aan te passen. Belangrijk in het onderstaande schema is ook dat er regelmatig een herbeoordeling plaatsvindt om te kijken of het zorgdoel nog haalbaar is of dat dit bijgesteld moet worden. Bijvoorbeeld zoals eerder genoemd, dat als er bij een patiënt ondanks alle behandelingen nog steeds pockets van 7 mm of dieper aanwezig zijn, de prognose van deze elementen niet past bij een zorgdoel waarin maximaal behoud wordt nagestreefd. Aanpassing van het zorgdoel in gezamenlijk overleg met de patiënt is dan de volgende stap.

Als tandheelkundig zorgprofessional is een risicoschatting en regelmatig evalueren essentieel om samen met de patiënt een prettige tandheelkundige toekomst tegemoet te gaan waarbij verwachtingen en mogelijkheden op elkaar zijn afgestemd.

t12

Klik hier voor de vergrote afbeelding

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. In september 2016 werd dit door ACTA omgezet in een reguliere leerstoel met dezelfde leeropdracht.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

Bekijk ook het interview met prof. dr. Fridus van der Weijden

Wij interviewden prof. dr. Fridus van der Weijden kort na zijn lezing Van diagnose naar behandelplan. Hij spreekt over de stappen voor vervolgonderzoek bij parodontitis, over wanneer je kunt spreken van succes van een paro-behandeling en de nieuwe richtlijn parodontologie. Ook geeft hij zijn advies voor de taakverdeling tussen tandarts en mondhygiënist voor parodontologie en preventie en de rol van de preventie-assistent hierin.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Oudere vrouwen met tandverlies grotere kans op hoge bloeddruk

Oudere vrouwen met tandverlies grotere kans op hoge bloeddruk

Postmenopauzale vrouwen die last hebben van het verlies van tanden hebben een groter risico op het ontwikkelen van een hoge bloeddruk. Dit bleek uit een nieuwe studie van onderzoekers aan de Amerikaanse University of Buffalo.

Gezondheid van postmenopauzale vrouwen

Joshua H. Gordon en zijn team bestudeerden 36.692 Amerikaanse postmenopauzale vrouwen die deelnamen aan een observationele studie naar de gezondheid van vrouwen. De deelnemers werden in 1998 voor het eerst onderzocht op parodontitis, waarna tot aan 2015 werd gekeken naar nieuwe hypertensie (hoge bloeddruk).

Hoger risico op hypertensie

Uit de studie bleek een positieve associatie tussen het verliezen van alle tanden en het risico op hypertensie bij postmenopauzale vrouwen. De vrouwen die hun tanden verloren hadden 20 procent meer kans op het ontwikkelen van hypertensie dan vrouwen die gedurende de periode hun natuurlijke tanden behielden. Deze associatie was sterker bij jongere vrouwen en bij vrouwen met een hoge body mass index (bmi).

Toename risico door ander eetproon

Er zijn meerdere theorieën waarmee de geobserveerde associatie kan worden verklaard. Een hiervan is dat het verlies van tanden leidt tot een verandering in het eetpatroon, waardoor de bloeddruk zou kunnen verhogen. Er werd geen correlatie gevonden tussen parodontitis en hypertensie.

Postmenopauzale vrouwen risicogroep voor hypertensie

De studie suggereert dat oudere vrouwen met tandverlies een risicogroep zijn voor hypertensie. Om die reden is een goede mondhygiëne voor deze groep extra belangrijk. Hiernaast kan het raadzaam zijn om preventieve maatregelen te ondernemen, zoals het aanpassen van het eetpatroon, meer sporten, verliezen van gewicht en het regelmatig controleren van de bloeddruk.

Jean Wactawski-Wende, een van de auteurs van de studie: ‘Deze resultaten suggereren daarnaast dat tandverlies een belangrijke factor kan zijn bij het ontwikkelen van hypertensie. Bij oudere vrouwen met tandverlies moet hier daarom extra goed op worden gelet’.

In verder onderzoek zou kunnen worden gekeken naar de onderliggende redenen van de correlatie tussen tandverlies en hypertensie.

Bron:
American Journal of Hypertension

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Succes van niet-chirurgische parodontale behandelmethode

Een tandartspraktijk die gecertificeerd is moet monitoren op zijn primaire processen om te kijken of vooraf gestelde doelen behaald worden. In de Paro Praktijk Utrecht werd als gewenst einddoel van de actieve niet-chirurgische parodontale therapie gesteld dat na behandeling de pocketdiepte ≤ 5 mm moest zijn om van succes te spreken. Er is in een periode van 3 jaar bijgehouden of dit eindresultaat ook werd behaald. In dit retrospectieve onderzoek werden 1182 patiënten geïncludeerd wat het de grootste studie in zijn soort maakt. De onderzoeksresultaten zijn onlangs gepubliceerd in de International Journal of Dental Hygiene.

Parodontale therapie

Het doel van parodontale therapie is om het gebit te behouden, te verbeteren en onderhouden. Professionele supra- en subgingivale gebitsreiniging in combinatie met instructie en begeleiding in het verbeteren van zelfzorg is een effectieve manier om mensen met parodontitis te behandelen. De gebitsreiniging werd met ultrasone scalers uitgevoerd en in sommige gevallen ondersteund met handinstrumenten. Antibiotica werd voorgeschreven op aangeven van de behandelend parodontoloog.

Onderzoek

Het gebit van elke patiënt werd eerst uitgebreid onderzocht, waarna de niet-chirurgische parodontale therapie werd gestart. Elke patiënt kreeg twee tot vijf behandelsessies van een uur, waarin supra- en subgingivale gebitsreiniging van alle tanden en kiezen werd uitgevoerd. Na 6 weken werd een tussentijdse beoordeling gedaan. De evaluatie werd drie maanden hierna gepland om de uiteindelijke metingen te nemen. Patiënt gerelateerde factoren werden meegenomen zoals rookgewoontes, ernst van de aandoening op baseline, gebitselement type, furcatie-aandoeningen en endodontische behandelingen.

Succes bij ongeveer een derde van de patiënten

Als de definitie voor een succesvolle behandeling is dat de diepte van de pockets ≤5 mm is na de behandeling werd in 39% van de patiënten succes behaald. De resultaten bleken afhankelijk van welk type gebitselement werden behandeld. Bij voortanden was het succes 85%, bij premolaren 78% en bij molaren 47%. Voor molaren was de aanwezigheid van een furcatie-probleem een belangrijke factor om niet succesvol te zijn. Ook de ernst van de aandoening bij intake (pockets ≥9mm of ≥50% botafbraak) hadden een negatief effect op succes. Rokers reageerden ook minder goed op behandeling.

Nieuwe classificatie

In de nieuwe classificatie van de Europese Federatie voor Parodontologie (EFP) wordt als succes criterium een pocketdiepte van ≤4mm en ≤10% bloeding voorgesteld. Als het criterium van ≤10% bloeding bovenop het criterium uit deze studie (≤5mm) wordt gelegd dan zou slechts in 19% van de gevallen succes zijn verkregen. De auteurs waarschuwen er dan ook voor dat de criteria die worden voorgesteld door de EFP kunnen leiden tot overbehandeling.

Praktische implicatie

Het succes van actieve niet-chirurgische parodontale therapie is vooral bij molaren beperkt waarbij furcatie problemen een negatieve rol spelen. De behandelaar dient hier rekening mee te houden als hij een inschatting maakt van de prognose. Patiënten moeten verder gestimuleerd worden om te stoppen met roken.

Bron:
International Journal of Dental Hygiene
Onderzoekers: Van der Weijden GA, Dekkers GJ, Slot DE.

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Aftermovie NVvP voorjaarsconferentie Inside Out-congres over perio-endo relatie

De Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) wijdde 5 april haar voorjaarsconferentie aan de relatie tussen parodontologie en endodontologie. Sprekers Michiel de Cleen, Paul Lambrechts, Bettina Dannewitz en Nicola West vertelling in deze aftermovie over het onderwerp van hun lezing.

 

 

Ruim 300 tandartsen, parodontologen, endodontologen en mondhygiënisten waren hier aanwezig. Het programma die dag was zowel praktisch als wetenschappelijk, waardoor deelnemers de conferentie met een 7,8 op 10 beoordeelden.

De maatschappij bereidt nu haar herfstconferentie, “ParoNextGen”, voor. Deze zal op 22 november plaatsvinden in Bussum.

Bron:
efp.org

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Parodontale screening en behandelplanning in de algemene praktijk

Pluis of niet-pluis? – Parodontale screening en behandelplanning in de algemene praktijk

Je zou graag al je patiënten tijdens hun periodiek mondonderzoek op een efficiënte manier willen controleren op de aanwezigheid van parodontitis. Maar is dat niet te veel gevraagd? Verslag van de lezing van dr. Wijnand Teeuw, tandarts-parodontoloog.

Screening

‘Screening’ wordt gedefinieerd als het opsporen van ziekte in een preklinisch stadium door middel van een relatief eenvoudige test. Daarbij is de term ‘preklinische fase’ erg breed en kan er over de exacte definitie van een ‘relatief eenvoudige test’ gediscussieerd worden.

Screening: Wie, wat, waar en hoe?

Waar?

Het liefst zouden we iedereen willen screenen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door middel van een (eenvoudige) doe-het-zelf test die men thuis kan afnemen. Het voordeel van deze methode is dat er een bepaalde bewustwording wordt gecreëerd bij de bevolking.
Een veel zuiverdere manier van screenen is ‘screenen op locatie’, dus in de tandheelkundige of geneeskundige setting. Daarbij heeft de tandheelkundige setting (tandartspraktijk) een groot voordeel in vergelijking met een geneeskundige setting. Voor een ziekenhuis of huisartsenpraktijk geldt namelijk dat mensen hier zelden tot nooit binnen stappen in de preklinische fase terwijl in de tandartspraktijk grofweg de hele populatie periodiek langskomt. Familieverbanden kunnen op deze manier ook mee worden genomen bij het screenen. Daarnaast heeft de tandarts allerlei tools (o.a. röntgenfoto’s) tot zijn/haar beschikking om een zuivere diagnose te kunnen stellen. Ook bij verdenking op een bepaalde diagnose kan de tandarts de patiënt sneller terug laten komen waardoor de daadwerkelijke diagnose niet gelijk gesteld hoeft te worden.

Wat?

Grofweg betekent dit dat de tandarts het onderscheid moet kunnen maken tussen gezonde gingiva en parodontitis. Maar daar tussenin zit nog een grijs gebied. De vraag is dus: Wanneer wilt u dat u het niet-pluis gevoel krijgt? Wat wilt u zien bij de patiënt?

Wie?

Wie kunnen de ziekte allemaal ontwikkelen? In principe kan parodontitis op elke leeftijd ontstaan maar verschilt de prevalentie per leeftijdscategorie. Dus moeten we alle mensen screenen terwijl parodontitis bij kinderen heel zelden voorkomt? Aan de andere kan heeft parodontitis bij kinderen vaak een onderliggende oorzaak (afweer- of stofwisselingsziekte) en is de ernst vaker groter dan bij volwassenen. De tandarts kan de eerste zijn die de onderliggende ziekte screent.

Hoe?

De gouden standaard is om bij iedere patiënt een zuivere diagnose te stellen door middel van screening in de tandartspraktijk. Dit is echter een zeer tijdrovende manier van screenen (klinisch onderzoek, parodontiumstatus en röntgendiagnostiek). Aangezien ongeveer 15% van de bevolking parodontitis heeft, betekent dit automatisch dat er sprake is van overdiagnostiek. De vraag is dus of er altijd zuivere diagnostiek nodig is. Een andere methode is het invoeren van een werkdiagnose. Aan de hand van de werkdiagnose wordt er een inschatting gemaakt van de diagnose en gaat men daar eerst mee aan de slag, dus voordat er een zuivere diagnose wordt gesteld.

Screening: de gouden standaard

Een zuivere diagnose wordt gesteld aan de hand van het klinisch beeld, de parodontiumstatus en het röntgenonderzoek. Er moet gescreend worden op ontsteking en aanhechtingsverlies.

1. Ontsteking

– Aanwezigheid van bloeding na sonderen (>10%)
– Pocketdiepte ≥ 4 mm

2. Aanhechtingsverlies

– Direct: pocketdiepte + recessie
– Indirect: botverlies gemeten op röntgenfoto

De prevalentie van gingivitis wordt geschat op 46% en van parodontitis op 11%. Er vindt dus veel overdiagnostiek plaats bij het uitvoeren van deze methode. We moeten dus af van de gouden standaard, de consequentie is wel dat we minden zuiver worden in de diagnostiek.

Dutch Periodontal Screening Index (DPSI)

Door de jaren heen zijn er verschillende screeningsmethoden geweest. Het begon met de CPITN (1982), waarbij er gekeken wordt naar de eerste tekenen van ontsteking. In 1998 werd de DPSI geïntroduceerd waarbij zowel ontsteking als aanhechtingsverlies werd gekeken (de definitie van parodontitis). Aan de hand van de DPSI-score kan de patiënt ingedeeld worden in de volgende categorieën:
– Categorie A: DPSI 1,2
– Categorie B : DPSI 3-
– Categorie C: DPSI 3+,4

Aan de hand van de DPSI kan er een behandelplan opgesteld worden. Uit onderzoek blijkt dat met deze methode de ernstige groep er altijd wel uit gehaald wordt, maar de minder ernstige vormen niet (van der Velden, 2009). Baelum et al. (1995) koppelde de CPITN aan leeftijd en liet zien dat de prevalentie van een hoge CPITN-score toenam met het toenemen van de leeftijd. Teeuw et al. (2019, in progress) heeft met zijn resultaten laten zien dat van de patiënten in categorie A uiteindelijk een klein deel matige parodontitis heeft. Voor categorie B geldt dat het percentage matige parodontitis toenam en dat er een klein percentage ernstige parodontitis had. In categorie C werden nagenoeg geen gezonde mensen gezien.

Planning – Na de DPSI

Categorie A: Pockets ≤ 3 mm

– Mogelijke diagnoses (o.a. afhankelijk van leeftijd): gezond; gezond gereduceerd parodontium; gingivitis; gereduceerd parodontium met gingivale ontsteking.
– Behandeling is gericht op preventie

Categorie B: Pockets 4-5 mm, zonder zichtbare recessies

– Mogelijke diagnoses zijn (o.a. afhankelijk van leeftijd): gingivitis tot matige parodontitis; bij kinderen: gingivitis/zelden parodontitis; van 12-21 jaar voornamelijk gingivitis/ geringe parodontitis; Van 21-35: gingivitis/parodontitis; Bij >35 jaar: voornamelijk parodontitis.

– Behandeling kan eerst bestaan uit:
o Gebitsreiniging: lifestylefactoren en omgevingsfactoren
o Na de gebitsreiniging wordt altijd een afspraak voor evaluatie ingepland met eventueel ook nog een tussentijdse controle

Het is goed om bij kinderen op bloeding te letten. Bloeding na sonderen, ondanks een slechte mondhygiëne, is voor kinderen uitzonderlijk. Daarnaast zijn verdiepte pockets ook uitzonderlijk. Bij kinderen hoeft de DPSI alleen uitgevoerd worden bij de permanente elementen van de wisseldentitie.

Categorie C: Pockets 4-5 mm met recessies en/of pockets ≥ 6mm

– Mogelijke diagnoses zijn (o.a. afhankelijk van leeftijd): Gingivitis tot ernstige parodontitis (bijna altijd parodontitis!); gereduceerd parodontium na behandeling.
– Voor deze groep wordt altijd een parodontaal onderzoek uitgevoerd.

Ongeveer 75% van totale tandartspraktijkpopulatie valt in categorie B (+/- 50%) of C (+/- 25%) en dit betekent dus dat veel mensen het paro-protocol in moeten. Om die reden is het goed om voor de patiënten die in categorie B vallen, dus de patiënten met gingivitis tot matige parodontitis, een voorlopige werkdiagnose te stellen. Daarbij is de geschatte etiologie en behandeling erg van belang. Vaak kan er door het aanpassen levensstijl (Vnl. poetsgedrag en roken) en omgevingsfactoren (uitgebreide gebitsreiniging) al veel verbetering behaald worden. Voor categorie B geldt dat evaluatie ook enorm belangrijk is. Het advies is om bij elke patiënt de regie bij de tandarts te leggen. Dit betekent dat de tandarts bij elke PMO een DPSI uitvoert, ook al zit de patiënt in het paro-protocol.

Dr. Wijnand Teeuw, parodontoloog NVvP, behaalde in 2003 zijn doctoraaldiploma Biologie aan de Universiteit Utrecht met als afstudeerrichting Fundamentele Biomedische Wetenschappen. In 2006 studeerde hij als tandarts af aan ACTA waaraan hij sinds die tijd verbonden is aan de sectie Parodondologie. Van 2009 t/m 2012 volgde hij aldaar de MSc-opleiding tot parodontoloog, welke hij cum laude heeft afgerond. Sinds 2015 is hij hoofd van de Kliniek voor Parodontologie ACTA. In 2017 promoveerde hij op de relatie tussen parodontitis en de algemene gezondheid, in het bijzonder diabetes mellitus en hart- en vaatziekten. Daarnaast adviseert hij tandartsen en mondhygiënisten over het plannen en uitvoeren van parodontale behandelingen binnen de algemene tandartsenpraktijk.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van dr. Wijnand Teeuw tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

Bekijk ook het interview met dr. Wijnand Teeuw over screenen op parodontitis

Wij interviewden dr. Wijnand Teeuw kort na zijn lezing Screenen op parodontitis. Hij praat over de uitkomst van screenen: is het pluis of niet-pluis? Hoe ga je om met de uitkomsten van de DPSI-score, de nieuwe paro-richtlijn en zijn advies voor taakverdeling en regie over paro en preventie.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Mensen met psoriasis meer kans op parodontitis

Mensen met psoriasis meer kans op parodontitis

Een nieuwe studie is erachter gekomen dat mensen met psoriasis een hoger risico hebben op parodontitis. Sirka Woeste en haar team van de Kiel University Clinic of Conservative Dentistry and Periodontology in Duitsland vonden een link tussen de jeukende, rode huidaandoening en de gezondheid van het gebit.

Auto-immuunziekte psoriasis

Psoriasis is een chronische auto-immuunziekte die dikke, rode en soms schilferende huid op verschillende plekken op het lichaam met zich meebrengt. Volgens Duitse onderzoekers zouden zowel psoriasis als parodontitis mede kunnen worden veroorzaakt door bepaalde genen die ontstekingen met zich mee kunnen brengen. Aangezien er nog maar weinig onderzoek is gedaan naar de mogelijke link tussen psoriasis en parodontitis besloten de onderzoekers uit Kiel om dit wel te doen.

Het onderzoek

Voor het onderzoek werden 100 patiënten met en 101 patiënten zonder psoriasis bestudeerd. Een tandarts evalueerde hun mondgezondheid, door onder andere te kijken naar bloedingen, de community periodontal index (CPI) en naar vervallen of missende tanden. Hiernaast werden de patiënten gevraagd om een vragenlijst in te vullen met vragen over onder andere hun leeftijd, rookstatus, opleidingsniveau en gebitsverzorging.

Statistische analyses

De onderzoekers voerden vervolgens twee statistische analyses uit. In de eerste werden patiënten met psoriasis gekoppeld aan deelnemers zonder psoriasis, met gelijke demografische en gezondheidsfactoren. Dit leidde tot 53 paren van soortgelijke deelnemers, met ongeveer de gelijke leeftijd, gebitsverzorgingsgewoontes, voedselpatronen, body mass index en opleidingsniveaus. De tweede analyse was een logistieke regressie met alle 201 deelnemers. Hieruit kon worden afgeleid of psoriasis wel of geen risico voor parodontitis met zich meebrengt.

Significant meer kans op parodontitis

Het bleek dat patiënten met psoriasis een significant slechtere mondgezondheid hebben dan de patiënten zonder psoriasis. De mensen met psoriasis scoorden zowel slechtere CPI scores en hadden meer last van bloeden. Dit toont aan dat het goed omgaan met psoriasis ook belangrijk is voor de gezondheid van het gebit, en dat bij deze groep mensen het gebit vaker moet worden gecheckt.

Bron:
Journal of Investigative Dermatology

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Antibiotica en mogelijke alternatieven nu en in de toekomst

Antibiotica en mogelijke alternatieven nu en in de toekomst

Al decennia wordt antibiotica ingezet ter ondersteuning van een parodontale behandeling.
Gebruik van antibiotica staat echter onder druk, onder andere vanwege toenemende resistentie. Er zijn een aantal potentiële alternatieven in ontwikkeling, maar het kan nog wel even duren alvorens we weten of deze even effectief zijn. Tot die tijd heeft verstandig inzetten van antibiotica een toegevoegde waarde.

Nieuwe biofilm

Een belangrijk onderdeel van de parodontale behandeling is het weghalen van zo veel mogelijk micro‐organismen uit de pocket van de patiënt. Eigen onderzoek laat zien dat een behandelaar ongeveer 99% van de bacteriën elimineert. Dat is een gigantisch aantal. Dankzij het wegvallen van deze bacteriën krijgt de afweer van de patiënt de kans om de subepitheliale ontstekingshaarden op te ruimen. Daarnaast zal zich een nieuwe biofilm in de pocket vormen, die hopelijk stabiliteit brengt.

Homeostase

Bij de herbeoordeling zal de behandelaar kunnen inschatten of de dysbiose is omgezet in een homeostase. Als er geen homeostase bereikt is, kan bovenop de subgingivale reiniging, behandeling met bijvoorbeeld antibiotica effectief zijn. Zeker bij aanwezigheid van pathogenen als Enterococcus facecalis (E.f.), Aggregatibacter actinomycetemcomitans (A.a.) en de keystone pathogeen Porphyromonas gingivalis (P.g.) kan inzetten van antibiotica tot een significante verbetering leiden. Deze pathogenen zijn in staat om de epitheliale barrière te passeren en zich “schuil” te houden in de (sub) epitheliale weefsels. Van hier uit kunnen ze de schoongemaakte pocket weer opnieuw koloniseren, waardoor het resultaat bij de
herbeoordeling tegen zal vallen.

Welk antibioticum?

Over welk antibioticum het beste kan worden ingezet, bestaat veel discussie. Dit varieert van de combikuur tot het gericht gebruik van een (smaller‐spectrum) antibioticum. Bij de studies naar het verschil in effectiviteit tussen de combikuur en een monotherapie met bijvoorbeeld metronidazol is er één belangrijke valkuil. Bij de meeste studies wordt vooraf geen microbiologisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat ook A.a. positieve patiënten bij de studies zitten. We weten dat metronidazol nauwelijks effect heeft op de facultatief anaerobe A.a. bacteriën. Hierdoor lijkt het effect van een monotherapie met metronidazol kleiner te zijn. Echter, als er vooraf wel microbiologisch gescreend wordt, zien we een duidelijk significant effect van metronidazol bij pockets > 5mm (Preus et al. 2012).

Niet standaard

Maar waarom dan toch niet standaard de combikuur? Standaard de combikuur kan tot overbehandeling van de patiënt leiden. Bij bijvoorbeeld aanwezigheid van alleen P.g. is de combikuur niet noodzakelijk. Ook kan het standaard inzetten van de combikuur helemaal nutteloos zijn. Dit geldt bijvoorbeeld als er sprake is van aanwezigheid van andere micro-organismen zoals virussen en/of schimmels/gisten, maar ook bij aanwezigheid van de resistente E.f. bacterie is de combikuur niet de juiste keuze. Daarnaast zorgt gebruik van de combikuur er voor dat ook de bacteriën die de eerste laag van de biofilm vormen, geremd worden. Dit vertraagt de vorming van een nieuwe stabiele biofilm.

Voordelen gebruik van alleen metronidazol

Gebruik van alleen metronidazol heeft een aantal voordelen. Metronidazol is in de jaren ‘50 ontwikkeld als een anti‐protozoa middel. Het werd voornamelijk ingezet tegen Trichomonas vaginalis, Giardia lambliae en Entamoeba histolytica. In 1962 werd bij toeval ontdekt dat metronidazol ook effectief is bij parodontitis patiënten (Shinn 1962). Sindsdien wordt metronidazol een prodrug genoemd, omdat het zo efficiënt werkt tegen anaeroben. Daarnaast komt resistentie tegen metronidazol niet frequent voor (Soares et al 2012). Dit in tegenstelling tot de hoge resistentiegraad die we bij antibiotica, zoals penicillines (amoxicilline) en macroliden, zien. Bij aanwezigheid van A.a. of andere bacteriën uit het groene complex van Socransky is gebruik van metronidazol alleen niet toereikend en is de combikuur de juiste keus.

Alternatief voor antibiotica

Op dit moment wordt er hard gezocht naar een alternatief voor antibiotica. Alternatieven zijn onder te verdelen in anti‐inflammatoire middelen, antibacteriële middelen en middelen die de afweer versterken.

Anti‐inflammatoire middelen

Voorbeelden van mogelijk effectieve anti‐inflammatoire middelen zijn polyfenolen, resolvines (Chun‐Teh Lee et al. 2016), curcuma (Nagasri et al. 2015) en aspirine in lage dosering gecombineerd met omega‐3 derivaten (Elwakeel et al. 2015).

Antibacterieel middel

Een voorbeeld van een antibacterieel middel is de bacteriofaag. Bacteriofagen zijn virussen en natuurlijke vijanden van bacteriën. Een bacteriofaag werkt slechts tegen 1 soort bacterie, waardoor men heel gericht bacteriën kan uitschakelen. De eerste successen met bacteriofagen zijn recent gepubliceerd (Szafranski et al. 2017). Er is echter nog te weinig klinisch onderzoek beschikbaar om fagen nu al in de kliniek in te zetten tegen parodontitis. Op dit moment zijn fagen dus nog geen alternatief voor antibiotica.

Middelen die afweer versterken

Veelbelovend zijn de studies die worden uitgevoerd met host modulatoren zoals CP40 (AMY101). CP40 is een klein eiwitje en een analoog van compstatine. Het blokkeert een onderdeel van het complement afweersysteem, waardoor de parodontale ontsteking geremd wordt (Hajishengallis et al. 2019). Op dit moment worden er fase II studies uitgevoerd en is het wachten op de resultaten.

Het ziet er naar uit dat we in de nabije toekomst antibiotica kunnen gaan vervangen voor even effectieve of zelfs effectievere alternatieven. Tot het zover is, blijft antibiotica een goede keuze bij bijvoorbeeld refractaire parodontitis, agressieve parodontitis en als er sprake is van diepe pockets. Afhankelijk van de soorten bacteriën die in de pocket aanwezig zijn, zal de keus vallen op een monotherapie of een combinatie therapie. Hierbij is het devies om de aanwezige bacteriën zo gericht mogelijk aan te vallen.

Door:
Dr. Hugo E. van Beurden, Bio2Dental BV

Lees ook eerdere artikelen van Hugo van Beurden:

De rol van herpesvirussen bij parodontitis

Oorzaken van refractaire parodontitis

Real-time PCR. Diagnostiek van de toekomst

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
Diagnose van parodontitis moet vaker bij huisartsen

Diagnose van parodontitis moet vaker bij huisartsen

Mensen die niet regelmatig naar een tandarts gaan moeten door hun huisarts worden getest op parodontitis, aldus de European Federation of Periodontology (EFP). Parodontitis is een aandoening die grote risico’s op onder andere diabetes, hartaanvallen en beroertes met zich meebrengt, en komt voor bij 50% van de mensen boven de 30. Controle is daarom van groot belang.

Diagnose van parodontitis

Dr. Eduardo Montero, van de Complutense University in Madrid en hoofd auteur van deze studie: “Parodontitis is een van de meest voorkomende aandoeningen, met een directe impact op de mond- en algemene gezondheid. Uit dit onderzoek is gebleken dat 40% van de volwassenen in het afgelopen jaar niet naar een tandarts is geweest, wat maakt dat parodontitis niet gediagnosticeerd kan worden. In veel landen komt het vaker voor dat mensen een huisarts bezoeken. Daarom hebben we een screening tool ontwikkeld met vijf routine onderdelen zodat huisartsen mensen met (risico op) parodontitis kunnen herkennen, om hen vervolgens door te kunnen verwijzen naar een tandarts voor definitieve diagnose en behandeling indien nodig.”

Screening tool

De screening tool kijkt naar leeftijd, geslacht, etniciteit, rookgedrag en bloedsuiker. De grootste risico groep bestaat uit rokende mannen tussen de 70 en 80 jaar uit met een hoog bloedsuikergehalte. Niet-rokende vrouwen tussen de 30 en 40 jaar uit met een normaal bloedsuikergehalte lopen het minste risico.

Integratie mondzorg en algehele zorg

Het onderzoek onderstreept het belang van een betere integratie tussen mondzorg en algehele medische zorg wereldwijd, om een betere levenskwaliteit en lagere zorgkosten te kunnen faciliteren. De ontwikkelde parodontitis screening tool is een goed voorbeeld van betere integratie. Dr. Montero: “Mochten huisartsen gaan screenen voor parodontitis dan zou dit van grote invloed kunnen zijn op de volksgezondheid. Het behandelen van parodontitis verbetert de mondgezondheid, helpt mensen met diabetes om hun bloedsuiker te controleren en vermindert ontstekingen en andere factoren die te maken hebben met atherosclerose.

Bron:
EFP

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Sterkere relatie tussen parodontitis en diabetes bij mannen

Sterkere relatie tussen parodontitis en diabetes bij mannen

Uit nieuw onderzoek is gebleken dat er bij mannen een sterkere relatie bestaat tussen parodontitis en diabetes type 2 dan bij vrouwen. Waar bij mannen wel een significant verband werd gevonden, was dit bij vrouwen niet het geval.

Verband tussen parodontitis en diabetes type 2

Het is bekend dat mensen met diabetes een drie keer hogere kans hebben op parodontitis dan mensen zonder diabetes. Daarnaast helpen parodontale behandelingen vaak ook met het verbeteren van het metabolisme en bloedsuiker bij mensen met diabetes type 2.

Onderzoek naar relatie per geslacht

Parodontitis komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Eerdere studies keken echter niet naar het verschil per geslacht wat betreft de relatie tussen parodontitis en diabetes. Om die reden besloten Ying Liu en haar team van de East Tennessee State University in Johnson City om dit wel te onderzoeken. Hiervoor werd gebruik gemaakt van data van verschillende NHANES (National Health and Nutrition Examination Survey) datasets van tussen 2009 en 2014, van individuen van 30 jaar of ouder die zowel zijn getest op parodontitis als op diabetes.

In het onderzoek werd onder andere onder andere de volgende data meegenomen

  • Schoonmaken van ruimtes tussen tanden (bijv. door te flossen)
  • Gebruik van mondwater
  • BMI
  • Wel of geen dekking door zorgverzekering
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Etniciteit
  • Socio-economische status, als weergegeven door educatie en inkomen

Verschil tussen mannen en vrouwen

Er werd gevonden dat 36 procent van de deelnemers met diabetes type 2 ook gemiddelde tot ernstige parodontitis had, terwijl dit slechts het geval was bij 23 procent van de deelnemers zonder diabetes. Hiernaast werd duidelijk dat parodontitis het vaakst voorkomt bij mensen boven de 60 (34%), mannen (31%), van een niet blanke afkomst, een lager inkomen (36%), zonder een middelbare school diploma (40%) en zonder zorgverzekering (36%).

De auteurs benadrukken wel dat deze resultaten geen bewijs zijn van een causale relatie tussen diabetes type 2 bij mannen of andersom, maar dat er wel een duidelijk verband zichtbaar is dat veel vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen. Ook noemden ze dat het slim zou zijn om gender specifieke preventie strategieën door te voeren.

Bron:
Wiley Online Library 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
sigaretten - roken

Roken vermindert het succes van implantaten bij parodontitis patiënten

Uit een grootschalige studie – gepresenteerd tijdens Europerio9 – is gebleken dat roken een negatief effect heeft op het succes van implantaten op de lange termijn.

Met deze studie wilde Professor Bernhard Pommer, van de Academy for Oral Implantology in Wenen, Oostenrijk, het individuele risico op falen van een implantaat relateren aan de leeftijd en rookgewoonten van een patiënt, en zijn of haar geschiedenis met parodontitis. Hiervoor werd data verzameld en een app gecreëerd, om het risico op falen simpel te kunnen berekenen. Vervolgens werden de drie belangrijkste factoren voor het slagen of falen van implantaten bepaald: leeftijd, roken en parodontale gezondheid.

Onderzoeksopzet

Tussen 2004 en 2016 werden er 20,000 implantaten geplaatst in de Academy for Oral Implantology. Voor deze studie werd de data van patiënten van 40 jaar of ouder geanalyseerd, waarbij met name naar roken en geschiedenis qua tandvleesaandoeningen gekeken. Over het algemeen lieten de resultaten een zeer goede 10-jaar oude implantaat overlevingsratio zien van meer dan 90 procent voor alle groepen. Bij jonge rokers met parodontitis was echter een verhoogd risico van 6 procent te zien op het falen van een implantaat, vergeleken met jonge gezonde patiënten.

Patiënten informeren

Prof. Pommer: “Aan de hand van deze resultaten kunnen mondgezondheidsteams hun patiënten informeren over individuele risico’s op het falen van implantaten. Daarnaast kunnen zij deze resultaten gebruiken om te wijzen op de consequenties van roken, en aan te geven dat dit het enige is wat ze zelf in de hand hebben waarmee ze het risico op falen kunnen verminderen.”

Bron:
1. EuroPerio9 abstract O081. Pommer B, Mailath-Pokorny G, Busenlechner D, Millesi W, Fürhauser R & Haas R. Implant Failure Risk Estimation related to Age, Smoking and Periodontitis: 10-year Analysis of 20,000 implants.

Een recordaantal van 10,232 parodontologen zijn 20 tot 23 juni samengekomen in Amsterdam voor EuroPerio9: het grootste congres ter wereld omtrent parodontale aandoeningen en dentale implantaten.
Deelnemers van 111 verschillende landen namen deel aan EuroPerio9. Vanuit Europa kwamen met name veel mensen uit Nederland, Duitsland en Frankrijk. Van buiten Europa namen met name veel Japanners, Brazilianen en Mexicanen deel aan het congres. 25 procent van de deelnemers kwam van buiten Europa en 40 procent was 35 jaar oud of jonger.
Het wetenschappelijke programma bevatte 1,720 abstracts die werden gepresenteerd tijdens onderzoek sessies. Hiernaast presenteerden 134 sprekers hun bevindingen tijdens 42 colleges en workshops. Hiernaast vonden er 308 poster presentaties plaats.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Relatie aangetoond tussen chronische parodontitis en ziekte van Alzheimer

Relatie aangetoond tussen chronische parodontitis en ziekte van Alzheimer

Wetenschappers in de Verenigde Staten hebben een relatie aangetoond tussen tandvleesaandoeningen en neurodegeneratieve ziekten, waaronder de ziekte van Alzheimer. Onderzoek bij muizen wees uit dat er een verband is tussen chronische tandvleesontsteking en hersenontsteking en neurodegeneratie.

Onderzoek

Onderzoekers van University of Illinois in Chicago wilden achterhalen waarom de ziekteverwekker Porphyromonas gingivalis voorkomt in de hersens van mensen en muizen met alzheimer. Voor het onderzoek werden twintig muizen gebruikt. De ene helft van de muizen kreeg drie dagen per week een oplossing met Porphyromonas gingivalis toegediend, terwijl de andere helft een zoutoplossing kreeg. Na 22 weken werden de hersens van de muizen verwijderd voor onderzoek.

Resultaten

De hersens van de muizen die de zoutoplossing hadden gekregen leken normaal. De hersens van de andere muizen vertoonden echter tekenen van degeneratie, ontsteking en plaques, die kenmerkend zijn voor alzheimer bij mensen.

Dat de muizen die de ziekteverwekker kregen toegediend zulke duidelijke verschijnselen vertoonden, zou komen doordat ze er chronisch aan werden blootgesteld. Parodontitis is een chronische aandoening en de ontwikkeling duurt een lange tijd. Onderzoekleider Keiko Watanabe had niet verwacht zulke grote veranderingen in de hersens te vinden. Ook de ontdekking van amyloïde plaques was een verrassing, omdat men dacht dat deze muizen die niet konden ontwikkelen.

Vervolgonderzoek

De resultaten van het onderzoek wijzen er op dat een chronische infectie door P. gingivalis een rol kan spelen bij de ontwikkeling van neurodegeneratieve ziekten zoals alzheimer. Deze uitkomsten zijn opmerkelijk, maar aan het experiment namen slechts twintig mannelijke muizen deel. Daarnaast zijn de resultaten misschien niet direct van toepassing op mensen. Inmiddels is er een vervolgonderzoek gestart. Hierbij wordt gekeken of de waarnemingen direct het gevolg zijn van de parodontale ziekteverwekker of door andere factoren die veroorzaakt zijn door de toediening van de ziekteverwekker.

Bron:
Plos One

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Hart- en mondgezondheidsprofessionals bundelen krachten voor advies

Experts op het gebied van hart- en mondgezondheid zullen gezamenlijke aanbevelingen geven voor medische professionals en patiënten. Dit advies werd tijdens de Perio & Cardio Workshop op 18 en 19 februari 2019 gepresenteerd door de European Federation of Periodontology (EFP) en de World Heart Federation (WHF). Aangezien de mensen met ernstige parodontitis meer risico lopen op het krijgen van een hartaanval of beroerte is dit van groot belang.

Impact hart- en vaatziekten en parodontitis

Wereldwijd zijn hart- en vaatziekten de nummer één oorzaak van overlijden. Tegelijkertijd staat ernstige parodontitis op nummer zes in de lijst van chronische aandoeningen. Professor Mariano Sanz, EFP voorzitter van de workshop: “Beide aandoeningen raken vele mensen, verspreid over de hele wereld. Tijdens dit evenement hopen wij uit te lichten hoe parodontale gezondheid kan helpen met het verminderen van risico op hart- en vaatziekten.”

Hoger risico op hartaanval

Vele studies hebben de relatie tussen parodontitis en hart- en vaatziekten onderzocht, en bewezen. Parodontitis patiënten lopen meer risico op een hartaanval of beroerte. Dit is met name het geval op het moment dat deze patiënten eerder hartproblemen hebben ervaren. Bacteriën in de mond ontwikkelen atherosclerotische tandplak, waarnaast parodontitis ook zorgt voor ontstekingen verspreid over het hele lichaam, die de ernst van de plak ook weer verhogen.

Perio & Cardio Workshop 2019

Tijdens de workshop werden met name de volgende vier onderwerpen besproken:

  • Het bewijs van de link tussen parodontitis en hart- en vaatziekten;
  • Biologische mechanismes voor het verhoogde risico van atherosclerose bij patiënten met parodontitis;
  • Het effect van parodontale behandelingen op het risico van atherosclerose;
  • De potentiële risico’s voor hart- en vaatziekten van orale interventies.

De conclusies van de workshop zal ook door de EFP en WHF worden gepubliceerd in een artikel in het Journal of Clinical Periodontology. Hiernaast zullen aanbevelingen worden ontwikkeld voor mondzorgprofessionals, cardiologen, apothekers, onderzoekers, media, patiënten en het bredere publiek.

Bron:
EFP

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Op 1 februari vond het congres PARO2019 plaats in de RAI in Amsterdam. Meer dan 1.100 tandartsen, mondhygiënisten, tandarts(preventie-assistenten) en studenten namen deel aan het congres dat als thema had: “Succesvol behandelen van parodontitis in de algemene praktijk”.

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Congres PARO2019 – een foto-impressie

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z